De Beleidsnotie bijzondere bijstand van de gemeente Montferland
23-2-2005
Aanleiding......................................................................................................................................................... 3 Het juridisch kader...................................................................................................................................... 3 Workshop Raad ............................................................................................................................................. 3 Visie Gemeente Montferland ................................................................................................................. 3 Financiële verantwoordelijkheid gemeente ................................................................................. 3 Het financiële kader.................................................................................................................................... 4 Hoofdstuk 1 Uitgangspunten bijzondere bijstands notitie.................................................. 5 1.1 Eigen verantwoordelijkheid cliënt............................................................................................. 5 1.1.1 Huishoudelijk apparatuur........................................................................................................... 6 1.1.2 Bijzondere bijstand “om niet” voor wasmachine, koelkast, kookapparatuur en televisie....................................................................................................................................................... 6 1.2 Individualisering .................................................................................................................................. 7 1.3 Maatwerk afdeling............................................................................................................................... 7 1.4 Focus op medische kosten ............................................................................................................. 8 1.5 Bureaucratisering ................................................................................................................................ 8 Hoofdstuk 2 het begrip bijstand (artikel 5 WWB) .................................................................... 9 2.0 Inleiding.................................................................................................................................................... 9 2.1 Voorliggende voorziening............................................................................................................... 9 2.2 Zeer dringende redenen ................................................................................................................ 10 2.3.1 bijzondere bijstand “om niet”................................................................................................ 10 2.3.2 bijzondere bijstand in vorm van een lening .................................................................. 11 2.4 Manier van verstrekken van bijzondere bijstand........................................................... 11 2.5 Hoogte van de bijzondere bijstand ......................................................................................... 11 2.6 Toepassing administratief drempelbedrag......................................................................... 12 2.7 Moment aanvraag bijzondere bijstand ................................................................................. 12 2.8 Vorm aanvraag .................................................................................................................................... 13 2.9 Verstrekkingswijze ........................................................................................................................... 13 Hoofdstuk 3: Gevolgen WWB ............................................................................................................. 14 3.1 De draagkrachtvaststelling.......................................................................................................... 14 3.1.1 Inkomen.............................................................................................................................................. 14 3.1.2 Vermogen........................................................................................................................................... 15 3.3 De draagkrachtperiode................................................................................................................... 17 Hoofdstuk 4: Kostensoorten ................................................................................................................ 18
2
Aanleiding De aanleiding voor een “nieuwe” beleidsnotitie bijzondere bijstand is tweeledig. Enerzijds dient er vanwege het ontstaan van de gemeente Montferland per 1 januari 2005 één uniforme bijzondere bijstandsbeleidsnotitie vastgesteld te worden. Anderzijds is met ingang van 1 januari 2004 de Algemene bijstandswet (Abw) vervangen door de Wet werk en bijstand (WWB). Deze wet biedt de gemeente de mogelijkheid het bijzondere bijstandsbeleid op punten anders vorm te geven. In deze beleidsnotie zullen beide aspecten nader uitgewerkt worden. De projectgroep bijzondere bijstand Montferland legt in deze beleidsnotitie haar visie neer voor het bijzondere bijstandsbeleid van de gemeente Montferland, rekeninghoudend met de mogelijkheden die de WWB de gemeente biedt. Indien er keuzemogelijkheden zijn, zal de projectgroep bijzondere bijstand Montferland een voorstel doen. Het juridisch kader Het juridische kader van bijzondere bijstand is vastgelegd in artikel 35 lid 1. Bijzondere Bijstand wordt omschreven als de bijstand die wordt verstrekt indien bijzondere omstandigheden in het individuele geval leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan waarin de algemene bijstand (+langdurigheidstoeslag) niet voorziet en die de aanwezige draagkracht (inkomen/vermogen) te boven gaan. Workshop Raad Op 26 februari 2004 heeft een deel van de raadsleden van de gemeenten Bergh en Didam zich in een workshop gebogen over de kaders voor het gemeentelijke WWB beleid. Aan de hand van een aantal stellingen en opdrachten is gediscussieerd over de keuzemogelijkheden van de gemeente. In deze workshop is ook gesproken over het bijzondere bijstandsbeleid van de gemeente Montferland. Bij de aanwezige raadsleden leefde de behoefte om het bestaande bijzondere bijstandsbeleid (Didam/Bergh) te bezien en eventueel te herijken. Ook werd de uitspraak gedaan om niet op voorhand bezuinigingen van het Rijk te compenseren met bijzondere bijstand. In deze beleidsnotitie zal aansluiting gezocht worden bij deze wensen. Visie Gemeente Montferland De doelstelling van het bijzondere bijstandsbeleid van de gemeente Montferland is om diegenen te bereiken die dit gezien hun financiële situatie het hardst nodig hebben, d.w.z. de “echte” minima. Hierbij zal bij het voorgestelde beleid telkens rekening gehouden worden met; - de wettelijke regelgeving waarin aan cliënten een grotere mate van eigen verantwoordelijkheid wordt toegewezen, - het belang van de burger dat zich uit in individueel “maatwerk”, - de financiële mogelijkheden van de gemeente Montferland, - en de kosten van interne bedrijfsvoering. Financiële verantwoordelijkheid gemeente Bijzondere bijstand wordt gefinancierd uit de “algemene middelen” en staat financieel los van het door het Rijk toegekende inkomens- en werkbudget WWB. Toch kan er een financiële link gelegd worden. In de Wet werk en bijstand is de gemeente voor 100% financieel verantwoordelijk voor de uitgaven aan bijstand. De gemeente krijgt een inkomens- en werkbudget van het Rijk toegekend dat toereikend wordt geacht voor de uitvoering van de bijstandswet. De gemeente is
3
door het Rijk financieel verantwoordelijk gesteld voor uitgaven tot 110% van het van Rijkswege toegekende budget. Indien de gemeentelijke uitgaven aan bijstand hoger zijn dan 110% van het toegekende budget heeft de gemeente de mogelijkheid om een verzoek in te dienen voor een aanvullend Rijksbudget. Hierbij dient wel vermeld te worden dat zelfs indien de gemeente een aanvullend Rijksbudget krijgt, zij de eerste 10 % budgetoverschrijding uit eigen middelen dient te voldoen. De gemeente loopt dus een financieel risico van 10% (op basis van indicatief budget Montferland 2005 zo’n 600.000,-- euro). Bij een verzoek om een aanvullende Rijksbudget zal een toetsingscommissie beoordelen in hoeverre het tekort te wijten is aan het door de gemeente gevoerde beleid. Door de toetsingscommissie zou geredeneerd kunnen worden dat de gemeente als gevolg van een “te ruimhartig” bijzonder bijstand beleid onvoldoende “prikkels” tot uitstroom aan uitkeringsgerechtigden heeft gegeven. Geconcludeerd kan worden dat hoe “ruimhartiger” het bijzondere bijstandsbeleid, hoe hoger de (directe) kosten en het gemeentelijke risico bij een eventueel verzoek om een aanvullend budget. Het financiële kader Het financiële kader van het bijzondere bijstandsbeleid van de gemeente Montferland bedraagt zo’n 420.000,-- euro (2005). Gezien de trend van een (met bezuinigingen gepaard gaande) terugtredende Rijksoverheid, de vergrijzing van de bevolking (met naar alle waarschijnlijkheid toenemende zorgbehoefte) is het aannemelijk dat het beroep op bijzondere bijstand de komende jaren zal toenemen. Indien de gemeente Montferland een bijzonder bijstandsbeleid binnen het huidige financiële kader wenst te voeren zal een “pas op de plaats” gemaakt moeten worden op zowel het gebied van de verstrekkingsoorten als op het gebied van eigen bijdragen in de bijzondere kosten door de wat “kapitaalkrachtigere” minima. De gemeente zal de uitdaging moeten aangaan om een sober maar doelmatig bijzonder bijstandsbeleid te voeren.
4
Hoofdstuk 1 Uitgangspunten bijzondere bijstands notitie In -
deze beleidsnotitie is uitgegaan van een aantal uitgangspunten; eigen verantwoordelijkheid cliënt individualisering maatwerk afdeling focus op medische kosten voorkomen bureaucratisering
Deze uitgangspunten zullen nader worden belicht alvorens inhoudelijk op de materie van bijzondere bijstand wordt ingegaan. 1.1 Eigen verantwoordelijkheid cliënt In de Wet werk en bijstand worden cliënten voor een nog groter deel dan in de Algemene bijstandswet verantwoordelijk gesteld voor hun eigen levenssituatie. De Wet werk en bijstand is erop gericht dat personen een zo kort mogelijke tijd afhankelijk zijn van een bijstandsuitkering. Deze gewijzigde visie heeft gevolgen voor de wijze waarop de bijzondere bijstand ingericht dient te worden. Bijzondere bijstand is één van de aspecten die verantwoordelijk zijn voor de zogenaamde “armoedeval”; Personen die vanuit een uitkeringssituatie gaan werken met een salaris net boven het sociaal minimum (niveau bijstandsuitkering) gaan er per saldo op achteruit. Het bijzondere bijstandsbeleid dient op zo’n wijze ingericht te worden dat zij zo min mogelijk bijdraagt aan de armoedeval. Met andere woorden het bijzondere bijstandsbeleid mag de “financiële prikkel” om zo snel mogelijk weer in het eigen levensonderhoud te voorzien niet hinderen. Omdat niet iedere cliënt de mogelijkheid heeft om binnen een korte tijd weer in zijn eigen levensonderhoud te voorzien heeft de wetgever de langdurigheidstoeslag (artikel 36 WWB) in het leven geroepen. Personen die als gevolg van individuele omstandigheden, ondanks intensieve uitstroombegeleiding van de afdeling, langdurig niet in staat zijn om in hun eigen levensonderhoud te voorzien kunnen aanspraak maken op de langdurigheidstoeslag. De wetgever trekt met de langdurigheidstoeslag de financiële positie van personen die langdurig van een bijstandsuitkering afhankelijk zijn (of een Anw/ Wao inkomen op gelijk niveau hebben) gelijk met diegenen die 65 jaar of ouder zijn (AOW). In principe dient een uitkering op sociaal minimum niveau toereikend te zijn om in het levensonderhoud te kunnen voorzien. Personen, ook met een uitkering op sociaal minimum, worden geacht een deel van dit inkomen (12%) te reserveren voor de vervanging van duurzame gebruiksgoederen (o.a. koelkast, tv, meubelen, vloer- bedekking). Dit reserveren kan op twee manieren, vooraf aan de aanschaf van een duurzaam gebruiksgoed (sparen) of hierna doormiddel van een lening. Voor laatstgenoemde vorm, lening, wordt de Stadsbank als “voorliggende voorziening” gezien. De Stadsbank kan conform de wet FIDO een krediet verstrekken aan o.a. personen met een inkomen tot 130% van het sociaal minimum, 65-plusser en personen met een tijdelijke verblijfsvergunning. Het rentepercentage is lager dan dat van reguliere banken1. Indien een persoon 1
Het rentetarief van de Stadsbank Oost Nederland wordt bepaald op basis van het rentetarief van de Postbank minus ½%. Op dit moment bedraagt de rente op jaarbasis 13,2% (eff.).
5
met een inkomen rond het sociaal minimum zijn “kredietruimte” bij de Stadsbank heeft opgesoupeerd resteert nog de vorm van bijzondere bijstand in vorm van een lening gevolgd door eventueel bijzondere bijstand “om niet”. Dit laatste wil zeggen dat de bijstand in beginsel niet terugbetaald hoeft te worden. 1.1.1 Huishoudelijk apparatuur Zoals vermeld in paragraaf 1.1 dienen ook personen met een inkomen op sociaal minimum geld te reserveren voor duurzame gebruiksgoederen. Voor vervanging van veel duurzame gebruiksgoederen is het moment van vervanging “flexibel”. Personen kunnen bij onvoldoende middelen bijvoorbeeld besluiten langer met hun vloerbedekking, kast, bankstel, bed etc. te doen. Sommige duurzame gebruiksgoederen “dulden” echter geen uitstel. Gedacht kan worden aan de vervanging van: een koelkast, wasmachine, kookapparatuur en een televisie. Voorgesteld wordt om genoemde kostensoorten “los te koppelen” van het beleid om in principe geen bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen te verstrekken. Een voorwaarde voor het verstrekken van bijzondere bijstand voor een koelkast, wasmachine, kookapparatuur en een televisie is wel dat het gaat om “vervanging”. Een “eerste” aanschaf of reparatie wordt dus niet vergoed uit de bijzondere bijstand. Voorstel: Voorgesteld wordt om voor de vervanging (niet voor de “eerste” aanschaf of reparatie) van huishoudelijke apparatuur (wasmachine, koelkast, kookapparatuur en televisie) bijzondere bijstand “om niet” mogelijk te maken. 1.1.2 Bijzondere bijstand “om niet” voor wasmachine, koelkast, kookapparatuur en televisie In deze paragraaf wordt uitgewerkt onder welke condities bijzondere bijstand voor huishoudelijke apparatuur kan worden verstrekt. Net zoals bij andere kostensoorten van bijzondere bijstand moet het recht altijd individueel worden beoordeeld en vastgesteld. Bij bijzondere bijstand voor huishoudelijke apparatuur is het verstandig om ook naar de woonsituatie te kijken. Voorgesteld wordt om alleen aan diegenen die eventueel met een partner en/of kinderen zelfstandig wonen bijzondere bijstand voor huishoudelijke apparatuur te verstrekken. Dit betekent dat diegenen die met meerdere zelfstandige “huishoudens” in één woning wonen (“studenten”pand) en hun huishoudelijke apparatuur delen uitgesloten worden van bijzondere bijstand voor huishoudelijke apparatuur.
6
Onder de volgende voorwaarden kan bijzondere bijstand “om niet” voor wasmachine, koelkast, kookapparatuur en televisie worden verstrekt; -
Personen moeten een “echte” zelfstandige huishouding voeren. Personen dienen 3 jaar of langer een inkomen tot en met 115% van het sociaal minimum te hebben. Per kostensoort (wasmachine, koelkast, kookapparatuur en televisie) kan 1 keer per 10 jaar bijzondere bijstand “om niet“ worden verstrekt. Verder gelden de gebruikelijke bijzondere bijstandsvoorwaarden (draagkracht inkomen en vermogen etc.) Per kostensoort gelden maximale bedragen: - voor een wasmachine maximaal 450,-- EURO - voor een koelkast maximaal 350,-- EURO - voor kookapparatuur maximaal 300,-- EURO - voor een televisie maximaal 300,-- EURO
Voorstel: Onder de volgende condities bijzondere bijstand “om niet” voor een wasmachine, koelkast, kookapparatuur of televisie verstrekken: -
Personen moeten een “echte” zelfstandig huishouding voeren. Personen dienen 3 jaar of langer een inkomen tot en met 115% van het sociaal minimum te hebben. Per kostensoort (wasmachine, koelkast, kookapparatuur en televisie) kan 1 keer per 10 jaar bijzondere bijstand “om niet“ worden verstrekt. Verder gelden de gebruikelijke bijzondere bijstandsvoorwaarden (draagkracht inkomen en vermogen, etc.) Per kostensoort gelden maximale bedragen: - voor een wasmachine maximaal 450,-- EURO - voor een koelkast maximaal 350,-- EURO - voor kookapparatuur maximaal 300,-- EURO - voor een televisie maximaal 300,-- EURO
1.2 Individualisering Individualisering is een van de grondbeginselen van de WWB. De (bijzondere) bijstand moet als regel worden afgestemd op de feitelijke behoeften en omstandigheden van het individuele geval (artikel 18 lid 1). De in de richtlijn2 genoemde kostensoorten zijn een indicatie van de verstrekkingsmogelijkheden. Op basis van individualisering zijn, mits goed onderbouwd, verstrekkingen buiten de in de gemeentelijke richtlijn genoemde kostensoorten mogelijk. 1.3 Maatwerk afdeling De gemeente heeft de mogelijkheid om naast het individueel bijzonder bijstandsbeleid ook categoriaal bijzonder bijstandsbeleid te voeren. Bij categoriaal beleid is het uitgangspunt dat bepaalde groepen personen in bepaalde omstandigheden verkeren waarvan het aannemelijk is dat zij bepaalde 2
De richtlijn van de gemeente Enschede wordt als basisrichtlijn gebruikt. Onderwerpen waarop de gemeente Montferland “eigen” beleid heeft ontwikkeld zullen opgenomen worden in de basisrichtlijn van de gemeente Enschede.
7
kosten hebben waarin de bijzondere bijstand niet voorziet. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan het lidmaatschap van patiëntenverenigingen of aan een bloemetje voor de mantelverzorger. In de Wet werk en bijstand is het alleen mogelijk om aan de groep chronisch zieken, ouderen en gehandicapten categoriale bijzondere bijstand te verstrekken. De gemeente heeft de mogelijkheid om aan deze groep jaarlijks een forfaitair bedrag te verstrekken. Dit bedrag is door de ontvangers vrij besteedbaar. De gemeente hoeft dus niet te controleren of de verstrekte gelden daadwerkelijk aangewend zijn voor de “bedoelde” kosten. In zowel de gemeente Didam als Bergh is in het verleden geen categoriaal bijzonder bijstandsbeleid gevoerd. De reden hiervoor was dat door een individuele behandeling van de aanvrager een grotere mate van maatwerk geleverd kan worden. De beschikbare middelen komen terecht bij diegenen die deze het hardst nodig hebben. In deze beleidsnotitie zal de “maatwerk” gedachte verder uitgewerkt worden o.a. bij verstrekkingen in natura en bij de draagkrachtberekening. 1.4 Focus op medische kosten Medische kosten zijn kosten die gemaakt worden vanwege een individuele bijzondere omstandigheid, namelijk een functionele beperking. Personen hebben weinig invloed op het moment waarop een gebrek of kwaal zich openbaart. Van (Para)medische kosten staat de noodzaak normaliter vast. Indien de noodzaak voor de afdeling niet vast staat, het ziekenfonds vindt de gemaakte medische kosten niet noodzakelijk, wordt door de afdeling bij een externe instantie een medisch advies aangevraagd. Gezien de hoogte en de periodiciteit, vaak structureel, van (para)medische kosten doen deze kosten vaak een groot beroep op het beschikbare inkomen. In het bijzondere bijstandsbeleid van de gemeente Montferland wordt om de volgende redenen het zwaartepunt bij deze kostensoort gelegd. Ten eerste omdat een (vaak minimum) inkomen niet toereikend is om in deze, vaak structurele, relatief hoge kosten te voorzien. Ten tweede omdat personen weinig tot geen invloed hebben op het moment dat deze kosten zich openbaren. 1.5 Bureaucratisering Bij het opstellen van deze beleidsnotitie is nadrukkelijk aandacht besteed aan de ambtelijke uitvoeringsorganisatie. Getracht is, om daar waar mogelijk (bijvoorbeeld bij het drempelbedrag), de uitvoering op een zo efficiënt mogelijke wijze vorm te geven zonder hierbij het belang van de burger uit het oog te verliezen.
8
Hoofdstuk 2 het begrip bijstand (artikel 5 WWB) 2.0 Inleiding Aan bijstandverstrekking zijn voorwaarden verbonden. Dat wil zeggen dat niet iedereen die zich bij de gemeente meldt zijn recht op bijstand kan doen gelden. Om voor bijstand in aanmerking te komen dient aan drie voorwaarden voldaan te worden(artikel 1 WWB); 1) alleen Nederlanders en aan Nederlanders gelijkgestelde vreemdelingen hebben recht op bijstand. 2) alleen Nederlanders en aan Nederlanders gelijkgestelde vreemdelingen die in Nederland verblijven hebben recht op bijstand. 3) Er bestaat alleen recht indien men in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat men niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien. Geen recht op bijstand Geen recht op bijstand hebben Vreemdelingen die niet aan Nederlanders zijn gelijkgesteld of diegenen die opgenoemd zijn in artikel 13 van de WWB (o.a. diegenen aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen (detentie)). Het begrip Bijstand bestaat uit twee onderdelen: 1) Algemene bijstand Deze vorm is gericht op bijstand ter voorziening in de algemene kosten van bestaan. Dat wil zeggen gericht op de reguliere kosten van levensonderhoud. 2) Bijzondere bijstand Deze vorm van bijstand (artikel 35 lid 1 WWB) is gericht op bijzondere individuele noodzakelijke kosten van bestaan. Personen die geconfronteerd worden met kosten die voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden en in dit concrete geval als noodzakelijk worden aangemerkt, kunnen, indien hun middelen onvoldoende zijn, een beroep doen op bijzondere bijstand. In deze beleidsnotitie zal louter ingegaan worden op bijzondere bijstand 2.1 Voorliggende voorziening Bij bijzondere bijstandsverstrekking voor bijzondere individuele noodzakelijke kosten dient rekening gehouden te worden met voorliggende voorzieningen (artikel 15 WWB) zoals bijvoorbeeld het ziekenfonds. Indien deze voorliggende voorziening gezien aard en doel voor belanghebbende toereikend en passend wordt geacht, dient bij de bijzondere bijstandsaanvraag hiermee rekening te worden gehouden. Dat wil zeggen, indien een vergoeding voor deze bijzondere kosten door een andere instantie (bijvoorbeeld ziekenfonds) verstrekt had kunnen worden, de bijzondere bijstandsaanvrager te kort schiet in zijn of haar besef van verantwoordelijkheid. Bijzondere bijstand is in deze gevallen alleen mogelijk voor het deel dat hij of zij gekregen zou hebben indien hij of zij voldoende besef van verantwoordelijkheid had getoond (bijvoorbeeld door een aanvullende ziektekostenverzekering af te sluiten).
9
Van bijzondere bijstandsaanvragers wordt verwacht dat zij: 1) eigen verantwoordelijkheid nemen door zich bijvoorbeeld aanvullend te verzekeren voor ziektekosten. 2) en dat zij bij bijzondere kosten voor de goedkoopste doch afdoende oplossing kiezen. Het kiezen voor een duurdere oplossing, bijvoorbeeld een duur bril montuur, is mogelijk maar de “meerkosten” boven “standaard” zijn voor eigen rekening. 2.2 Zeer dringende redenen Het is mogelijk om van de algemene regels inzake voorliggende voorziening af te wijken door toch bijstand te verlenen indien en zolang, gelet op alle omstandigheden, daartoe zeer dringende redenen aanwezig zijn (artikel 16 lid 1 WWB). Hiervan dient vast te staan dat er sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn (bijvoorbeeld situaties van levensbedreigende aard). Vormen bijzondere bijstand Er zijn twee vormen van bijzondere bijstand; 1) individuele bijzondere bijstand (artikel 35 lid 1 WWB). a) bijzondere bijstand om niet (artikel 48 lid 1 WWB) b) bijzondere bijstand in vorm van een lening (artikel 48 lid 2b) 2) Categoriale bijzondere bijstand (artikel 35 lid 3 WWB) Aangezien de gemeenten Bergh en Didam tot op heden niet hebben besloten categoriaal bijzonder bijstandsbeleid te gaan voeren in de gemeente Montferland, zal in deze beleidsnotitie alleen de individuele bijzondere bijstand aan de orde komen. 2.3.1 bijzondere bijstand “om niet” Alleen wanneer iemand niet over voldoende middelen beschikt kan (bijzondere) bijstand verstrekt worden. Bijstand wordt daarom volgens artikel 48 lid 1 WWB in principe “om niet” verstrekt. Dat wil zeggen dat de bijstand in beginsel niet terugbetaald hoeft te worden. In de volgende gevallen dient de (bijzondere) bijstand wel terug betaald te worden; - Ingeval ten onrechte bijstand is verstrekt als gevolg van de door de belanghebbende verstrekte onjuiste inlichtingen. - Ingeval ten onrechte bijstand is versterkt omdat de belanghebbende naderhand middelen ontvangt die betrekking hebben op een periode waarin bijstand is verstrekt. - Ingeval de belanghebbende niet heeft voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de bijstandsverstrekking en de bijstand om die reden moet worden verlaagd met toepassing van de afstemmingsverordening.
10
2.3.2 bijzondere bijstand in vorm van een lening Het verlenen van bijstand in de vorm van een geldlening en borgtocht3 is alleen mogelijk in de gevallen waarin de wet dit toelaat. In de volgende situaties is bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht mogelijk: - Wanneer bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen; - Wanneer bijstand wordt verstrekt in een situatie waarin redelijkerwijs kan worden aangenomen dat belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de periode (zelf) in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien; - Wanneer de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening van bestaan; - Wanneer de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft; - Wanneer het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schulden last betreft. Indien bijzondere bijstand in de vorm van een lening wordt verstrekt dient zowel de consulent/ klantmanager als de bijzondere bijstandsaanvrager de leenovereenkomst te ondertekenen waarin de aflossingsverplichting is opgenomen. 2.4 Manier van verstrekken van bijzondere bijstand. In de Algemene bijstandswet was er één manier om bijstand te verstrekken en dat was in de vorm van geld. De Wet werk en bijstand biedt de gemeente de mogelijkheid om bijstand tijdelijk4 in natura te verstrekken (artikel 57 WWB). Dit kan indien er zich situaties voordoen waarin belanghebbende niet in staat is tot een verantwoorde besteding van zijn geld. Bijvoorbeeld bij problematische schulden, verslavingen en psychosociale problematiek. Het college heeft dan de mogelijkheid om de uitkering tijdelijk geheel of gedeeltelijk in de vorm van goederen en/ of diensten te verstrekken. Voorstel: Het college de mogelijkheid bieden om tijdelijk (bijzondere) bijstand in natura (artikel 57 WWB) te bieden indien: - belanghebbende zich in een problematische schulden situatie bevindt, of daarin dreigt te raken - belanghebbende beschermd moet worden tegen het afglijden in de maatschappij en tekort schiet in zijn zelfredzaamheid (bijvoorbeeld; psychosociale problematiek, verslaving) 2.5 Hoogte van de bijzondere bijstand Bij de bepaling van de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand dient uitgegaan te worden van de bedragen die in de richtlijnen van Enschede genoemd worden. Het betreft hier maximum bedragen. 3
Bij borgtocht verplicht de gemeente zich om een lening aan de kredietverlenende instantie terug te betalen wanneer de bijstandscliënt/ schuldenaar in gebreke blijft. 4 De doelstelling is dat betrokkene zo spoedig mogelijk zijn zelfstandigheid hervindt.
11
2.6 Toepassing administratief drempelbedrag Het college heeft wettelijk de mogelijkheid om bijzondere bijstand te weigeren indien de kosten het drempelbedrag van 111,-- euro (januari 2004) niet te boven gaat (artikel 35 lid 2 WWB). Aangezien dit voor personen met een inkomen op sociaal minimum een hoog bedrag is wordt voorgesteld geen gebruik van deze wettelijke mogelijkheid te maken. Om als afdeling efficiënt te kunnen werken is het als gemeente raadzaam om een “administratieve” drempel in te voeren. Dit voorkomt bijzondere bijstandsaanvragen voor relatief kleine bedragen waarbij de uitvoeringskosten van de afdeling veel hoger zijn dan de aan de cliënt te verstrekken vergoeding. Personen die bijzondere kosten hebben dienen deze op te sparen tot over de administratieve drempel voordat zij een aanvraag kunnen indienen. Voorgesteld wordt om een “administratieve” drempel van 55,-- euro te hanteren. Om diegenen die deze “administratieve” drempel op jaarbasis niet halen tegemoet te komen wordt in de laatste twee maanden van het jaar de mogelijkheid geboden om alsnog bijzondere bijstand aan te vragen voor (opgespaarde) bijzondere kosten onder het drempelbedrag. Voorstel; Voorgesteld wordt geen gebruik te maken van de wettelijke mogelijkheid (artikel 35 lid 2 WWB) om een drempelbedrag in te hanteren.
Voorstel; Voorgesteld wordt om een “administratieve” drempel van 55,-- euro in te voeren. Burgers worden verzocht hun bijzondere kosten op te sparen tot 55,-- euro voordat een aanvraag wordt ingediend. Diegenen die op jaarbasis minder bijzondere kosten hebben dan 55,-- euro kunnen hiervoor in de twee laatste maanden van het jaar alsnog bijzondere bijstand aanvragen.
2.7 Moment aanvraag bijzondere bijstand Bijzondere bijstand dient in principe bij de gemeente aangevraagd te worden voordat de bijzondere kosten worden gemaakt. Als gevolg van het drempelbedrag is dit bij kosten lager dan dit drempelbedrag niet wenselijk. Personen zouden elke uitgave aan bijzondere noodzakelijke kosten tot dit drempelbedrag moeten melden. De afdeling zou elke melding moeten registreren en de cliënt hiervan moeten berichten. Om cliëntvriendelijk te werken en (onnodige) bureaucratisering te voorkomen verdient een andere werkwijze de aanbeveling. Voorstel; - Indien de gemaakte bijzondere noodzakelijke kosten het drempelbedrag overschrijden dienen deze van in principe van te voren, of uiterlijk 1 maand nadat de rekening ontvangen is, aangevraagd te worden. Indien de gemaakte bijzondere noodzakelijke kosten het drempelbedrag niet overschrijden kunnen deze tot 1 jaar (draagkrachtjaar) terug worden aangevraagd.
12
2.8 Vorm aanvraag Aanvragen dienen in principe schriftelijk ingediend te worden. Ambtshalve het recht vaststellen is alleen toegestaan bij wijze van hoge uitzondering. Het college stelt het recht ambtshalve vast indien: één van de echtgenoten niet met de aanvraag instemt, doch bijstandsverlening gezien de belangen van de overige gezinsleden niettemin geboden is (artikel 43 lid 3 WWB). Een andere mogelijkheid is indien een schriftelijke aanvraag niet mogelijk is (artikel 43 lid 1 WWB). Hierbij kan gedacht worden aan een belanghebbende die zijn wil niet kenbaar kan maken en spoed vereist is. Voorstel: Het college de mogelijkheid bieden om het recht op bijstand in twee gevallen ambtshalve vast te stellen; 1) indien één van echtgenoten niet met de aanvraag instemt, doch bijstandsverlening gezien de belangen van de overige gezinsleden niettemin geboden is. 2) Indien een schriftelijk aanvraag niet mogelijk is (belanghebbende kan zijn wil niet kenbaar maken) en spoed vereist is. 2.9 Verstrekkingswijze In principe kan bijzondere bijstand alleen verstrekt worden na overhandiging van de daadwerkelijke (door de klant betaalde) nota. Indien belanghebbende financieel niet in staat de kosten voor te schieten kan hij een aanvraag doen op basis van een proforma nota. Betrokkene dient dan binnen 1 maand na versturen van de beschikking de daadwerkelijke nota te overleggen.
13
Hoofdstuk 3: Gevolgen WWB Net zoals in de Algemene Bijstandswet (Abw) heeft de gemeente in de Wet werk en bijstand (WWB) de mogelijkheid om bijzondere bijstand te verstrekken aan personen die geconfronteerd worden met uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan. De wijzigingen met betrekking tot bijzondere bijstand in de WWB zijn; 1. De mogelijkheid om draagkracht op een andere wijze vast te stellen 2. De mogelijkheid om categoriale bijzondere bijstand te verstrekken voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen. Aangezien de gemeente Montferland, tot op heden, geen categoriaal beleid voert, wordt hier niet nader op ingegaan. 3.1 De draagkrachtvaststelling Draagkracht is in het kort geformuleerd: middelen die personen tot hun beschikking hebben of waarover zij in redelijkheid kunnen beschikken om in de bijzondere kosten te voorzien. De draagkracht wordt vastgesteld per jaar. De draagkracht bestaat uit twee componenten: 1) inkomen 2) vermogen 3.1.1 Inkomen In het huidige beleid is vastgelegd dat personen met een bijstandsuitkering geen draagkracht uit inkomen hebben. Met andere woorden de hoogte van de bijstandsuitkering is niet toereikend om in bijzondere kosten te kunnen voorzien. Indien personen een inkomen hebben hoger dan het sociaal minimum geldt een draagkrachtberekening. Er zal door de gemeente een draagkrachtberekening gemaakt dienen te worden die zowel vanuit de aanvrager van bijzonder bijstand als vanuit de gemeente (afweging directe bijzondere bijstandskosten alsmede uitvoeringskosten (berekensystematiek)) beredeneerd acceptabel is. Uitgangspunten voor de draagkrachtberekening zijn; - goed toegankelijk voor cliënten met een inkomen rond sociaal minimum - uitvoeringstechnisch een relatief eenvoudige berekeningssystematiek Veel personen die een beroep doen op de bijzondere bijstand hebben een inkomen rond sociaal minimum (WWB, laag inkomen uit werk, WAO uitkering of AOW met een klein pensioen). Door de bovengrens bij de draagkrachtberekening boven het sociaal minimum te leggen valt deze groep binnen het regiem waarvoor geen draagkrachtberekening gemaakt hoeft te worden. Hierdoor wordt ten eerste de doelgroep van personen met een inkomen rond sociaal minimum goed “bediend” en ten tweede hoeft de ambtelijke uitvoeringsorganisatie geen draagkrachtberekening te maken (efficiency winst). Voor personen die een hoger inkomen hebben mag er vanuit gegaan worden dat zij uit hun inkomen een eigen bijdrage kunnen leveren in de bijzondere kosten. Gedacht wordt om 100 % van het meerdere (boven 115 % sociaal minimum) per jaar aan te laten wenden voor de bijzondere kosten. Voor woonkostentoeslag geldt een andere draagkrachtberekening. Al het inkomen boven het sociaal minimum dient meegenomen worden bij de woonkostentoeslagberekening.
14
Voorstel: Vanaf 115% van het geldend sociaal minimum heeft een persoon draagkracht uit inkomen. De draagkracht bedraagt 100% van het meerdere inkomen per jaar. Vaststelling inkomen Ten behoeve van de draagkracht uit inkomen kan de gemeente in de WWB het inkomen bij bijzondere bijstand op een andere wijze vaststellen dan bij algemene bijstand. De gemeente kan er voor kiezen om inkomsten die in beginsel, bij algemene bijstand, buiten beschouwing moeten worden gelaten (artikel 31 lid 2 WWB) zoals bijvoorbeeld; (aanvullende) kinderkorting, de aanvullende ouderkorting, de combinatiekorting en kinderbijslag meenemen bij de inkomensvaststelling bij een bijzondere bijstandsaanvraag. Eveneens heeft de gemeente bij bijzondere bijstandsaanvragen de mogelijkheid rekening te houden met de langdurigheidstoeslag welke in principe bedoeld is voor de vervanging van duurzame gebruiksgoederen. Omdat het verstrekkingen betreft welke gerelateerd zijn aan een bepaald doel, bijvoorbeeld kinderbijslag als tegemoetkoming in de kosten van kinderen, wordt voorgesteld hiermee geen rekening te houden bij aanvragen van bijzondere bijstand. Het inkomen bij bijzondere bijstandsaanvragen wordt op deze manier op zelfde wijze berekend als bij een aanvraag van algemene bijstand. Uitvoeringstechnisch levert deze werkwijze eenduidigheid voor de uitvoering op wat “onnodige” bureaucratisering voorkomt. Voorstel: Voorgesteld wordt om bij bijzondere bijstand de in artikel 31 lid 2 WWB (o.a. kinderbijslag) genoemde inkomsten en de langdurigheidstoeslag buiten beschouwing te laten bij de berekeningswijze van de draagkracht uit inkomen. De berekeningswijze van inkomen bij bijzondere bijstand wordt op deze wijze gelijkgesteld met de berekeningswijze bij algemene bijstand.
3.1.2 Vermogen Bij de vaststelling van het vermogen wordt in principe aangesloten bij de vermogensnotitie. In die notitie wordt uiteengezet hoe vermogen bij algemene bijstand vastgesteld dient te worden. In de WWB is vastgelegd (artikel 34 lid 3) dat een vermogen van maximaal 5.065,-- euro (voor een alleenstaande) of 10.130,-- euro (alleenstaande ouder/ (echt)paar (normen 1-2004) geen beletsel voor bijstandverlening vormt. Bij bijzondere bijstand heeft het college de mogelijkheid afwijkend beleid vast te stellen m.b.t. genoemde bedragen. Indien het college van mening is dat bijzondere bijstandsaanvrager de beschikking heeft, of redelijkerwijs kan beschikken, over middelen waarmee hij/ zij in deze kosten kan voorzien kan de aanvraag afgewezen worden. Het is bijvoorbeeld mogelijk een bijzondere bijstandsaanvraag van 200,- euro af te wijzen als de aanvrager 250,- euro op zijn bankrekening heeft staan. Het is echter om twee redenen raadzaam een “vermogensbuffer” te accepteren. Ten eerste om het moment van de maandelijkse uitkering/ salarisstorting te corrigeren. En ten tweede omdat betrokkene(n), ook bij een uitkering op sociaal minimum, geacht wordt te reserveren voor vervanging van duurzame gebruiksgoederen (bijvoorbeeld meubelen, vloerbedekking). Vanuit de Bijstandswet worden
15
cliënten geacht 12 % van hun uitkering te reserveren (sparen) voor deze kosten. Indien het college niet de mogelijkheid tot een “buffer” biedt, bestaat de mogelijkheid dat cliënten m.b.t. hun maandelijkse lasten/ reservering voor vervanging duurzame gebruiksgoederen in de financiële problemen komen. Hierbij zou opgemerkt kunnen worden dat schuldenproblematiek vaak een grote belemmeringen richting werkaanvaarding vormt. Het is raadzaam een vermogensbuffer te accepteren. Op basis van de twee eerder genoemde redenen is een volgende berekening te maken: - hoogte sociaal minimum gezin is 1.156,54 euro (norm 1-2004) - uitgaande van een continue vervanging van duurzame gebruiksgoederen gedurende de jaren is een reservering van 1.156,54 euro keer 12% keer 12 maanden= 1.665,42 euro wenselijk. In totaal is een vermogen op de (lopende) rekening van 1.156,54 euro+ 1.665,42 euro= 2821,96 euro minimaal wenselijk. Voorgesteld wordt om dit bedrag af te ronden op 3000,- euro. Indien het vermogen hoger is dan 3.000,euro dient het meerdere (volledig) als draagkracht in mindering gebracht te worden op de bijzondere bijstandsverstrekking. Vermogen in woning, woonwagen of woonschip Personen die de eigenaar zijn van een door henzelf bewoonde woning, woonwagen of woonschip hebben vaak vermogen (overwaarde) in dit goed dat de “buffer” van 3000,-- euro te boven gaat. De bijstandwet (artikel 31 lid 1 WWB) rekent vermogens bestandsdelen waarover de alleenstaande of gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken tot de middelen waarmee in kosten van levensonderhoud kan worden voorzien. Bij bijzondere bijstandsaanvragen van personen die eigenaar zijn van een woning, woonwagen of woonschip met een “overwaarde op hun eigendom” hoger dan 3000,- euro zouden in principe afgewezen kunnen worden. Dit zou betekenen dat indien deze personen met bijzondere kosten worden geconfronteerd zij hun woning, woonwagen of woonschip ten gelde dienen te maken. Dit wil bijvoorbeeld zeggen dat de hypotheek verhoogd dient te worden of in het uiterste geval het bezit (woning, woonschip of woonboot) verkocht dient te worden. Het financiële nadeel (bijvoorbeeld bij hypotheek ophoging; taxatie, notaris etc.) voor de bijzondere bijstandsaanvrager staat meestal in geen enkele verhouding tot het bedrag waarvoor bijzondere bijstand wordt aan gevraagd. Redelijkerwijs kan daarom niet verwacht worden dat zij het vermogen in hun woning, woonwagen of woonschip ten gelde maken wanneer zij met relatief lage bijzondere kosten worden geconfronteerd. Voorgesteld wordt om bij aanvragen van bijzondere bijstand door eigenaren van een door hen zelf bewoonde woning, woonwagen of woonboot (waar zij hun hoofdverblijf hebben) geen rekening te houden met vermogen (overwaarde) in hun bezit zolang de hoogte van het bedrag waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd het bedrag van 1000,-- euro (gedurende het draagkrachtjaar) niet overschrijdt. Indien gedurende het draagkrachtjaar het bedrag van 1000,-- euro overschreden wordt dient het vermogen op de gebruikelijke wijze vastgesteld te worden rekeninghoudend met de in artikel 34 lid 2 onder d WWB genoemde extra vermogensvrijlating voor eigendom van door hen zelf bewoonde woning, woonwagen of woonboot.
16
Voorstel; Voorgesteld wordt om gebruik te maken van de wettelijke mogelijkheid om bij de draagkrachtberekening inzake vermogen een bufferbedrag van 3.000,-- euro te hanteren. Bij een vermogen gelijk of hoger dan 3000,-- euro is er draagkracht uit vermogen. Het meerdere dient volledig in mindering gebracht te worden op de verstrekking.
Voorstel; Voorgesteld wordt om bij aanvragen van bijzondere bijstand bij vermogen in woning, woonwagen of woonschip geen rekening te houden met dit eigendom zolang de hoogte van het bedrag waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd het bedrag van 1000,-- euro (gedurende het draagkrachtjaar) niet overschrijdt.
Voorstel; Voorgesteld wordt om bij aanvragen van bijzondere bijstand bij vermogen in woning, woonwagen of woonschip wel rekening te houden met dit eigendom als de hoogte van het bedrag waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd het bedrag van 1000,-- euro (gedurende het draagkrachtjaar) overschrijdt. Indien dit het geval is dient het vermogen vastgesteld worden op de wijze zoals gebruikelijk bij een aanvraag van algemene bijstand (zie vermogensnotitie) rekening houdend met de extra vermogenvrijlating zoals genoemd in artikel 34 lid 2 onder d (WWB). Het toegestane vermogen blijft 3000,-- euro (exclusief het in artikel 34 lid 2 onder d (WWB) genoemde bedrag. Bij een vermogen gelijk of hoger dan 3000,-- euro is er draagkracht uit vermogen. Het meerdere dient volledig in mindering gebracht te worden op de verstrekking. 3.3 De draagkrachtperiode De gemeente heeft twee opties om een jaardraagkracht vast te stellen. De keuzen zijn; 1) De draagkrachtperiode vaststellen per kalenderjaar. 2) Het draagkrachtjaar vaststellen vanaf moment (eerste van de maand) van indiening van de bijzondere bijstandsaanvraag. Om uitvoeringstechnische redenen heeft de tweede optie de voorkeur. Bij de eerste optie dienen in december/ januari alle periodieke bijzondere bijstanden opnieuw aangevraagd of heronderzocht te worden. De tweede optie verspreidt deze werkzaamheden gedurende het jaar waardoor de werkzaamheden beter wordt gespreid en de uitvoeringsorganisatie dus gelijkmatiger (efficiënte bedrijfsvoering) wordt belast. Bij elke volgende aanvraag binnen het draagkrachtjaar wordt rekening gehouden met het vastgestelde draagkrachtjaar. Afwijkingen zijn in individuele gevallen mogelijk bij grote wijzigen in inkomsten en/ of vermogen. Voorstel; Voorgesteld wordt als draagkrachtperiode de periode van 1 jaar na indiening moment aanvraag (eerste van de maand) te hanteren. Ingeval gedurende het draagkrachtjaar forse wijzigingen in inkomsten en/ of vermogen optreedt dient de draagkracht opnieuw berekend te worden.
17
Hoofdstuk 4: Kostensoorten In deze beleidsnotitie wordt geen opsomming van de verschillende verstrekkingsmogelijkheden gegeven. De verstrekkingsmogelijkheden zijn nader uitgewerkt in de “digitale” gemeentelijke richtlijnenmap. De basis van deze richtlijnen bestaat uit de richtlijnen van de gemeente Enschede. Indien de gemeente Montferland gekozen heeft voor een afwijkend beleid wordt dit hierin vermeld.
18
19