1-001
10.01.2005 ___________________________ 1-002
VOORZITTER: DE HEER BORRELL FONTELLES Voorzitter (De vergadering wordt om 17.05 uur geopend) 1-003
Hervatting van de zitting 1-004
De Voorzitter. − Ik verklaar de vergadering van het Europees Parlement, die op donderdag 16 december 2004 werd onderbroken, te zijn hervat. 1-005
Verklaring van de Voorzitter 1-006
De Voorzitter. − Dames en heren, zoals u maar al te goed weet heeft er sinds wij voor de laatste keer bijeen waren een afschuwelijke tragedie plaatsgevonden. Ik verzoek u om gezamenlijk eer te betonen aan de slachtoffers en aan de nabestaanden van de slachtoffers van de zeebeving in de Indische Oceaan. Ik verzoek om een minuut stilte. (Het Parlement neemt staande een minuut stilte in acht) Dames en heren, voordat wij beginnen met de agenda wil ik uw aandacht vestigen op een zaak waarvan wij ons allen vermoedelijk terdege bewust zijn: uit de manier waarop wij reageren op deze vreselijke ramp kan wellicht ook iets positiefs voortkomen. Naast de actie die op persoonlijke titel is ondernomen kunnen wij ook in onze hoedanigheid en vanuit onze positie van Europees Parlement veel doen. Ik wil u meedelen dat de voorzitter van de Commissie, de heer Barroso, mij vorige week heeft gebeld om mij op de hoogte te brengen van de ontwikkelingen en van zijn plan om op de top van Jakarta voor te stellen om de middelen in onze begroting die bedoeld zijn voor dergelijke catastrofes te mobiliseren. De heer Barroso legde in Jakarta de nadruk op de noodzaak dat de voorstellen van de Commissie door het Europees Parlement, als een van de twee takken van de begrotingsautoriteit, worden goedgekeurd. Ik heb namens het Parlement een boodschap naar de top van Jakarta gestuurd, waarin ik garandeer dat onze instelling alles zal doen om ervoor te zorgen dat de bijdrage van de Europese Unie aan de rechtstreekse verlichting van de gevolgen van deze catastrofe geen vertraging zal oplopen als gevolg van de procedures die zijn vastgelegd in ons Reglement.
De Begrotingscommissie zal zich morgen uitspreken over de overdracht van honderd miljoen euro uit de reserve voor noodhulp. Het Parlement zal ook de voorstellen van de Commissie voor hulp bij de wederopbouw bestuderen zodra deze zijn ontvangen. Maar ik denk dat het Parlement er geen twijfel over mag laten bestaan dat het hier om een nieuw probleem gaat waarvoor nieuwe middelen nodig zijn. Dat wil zeggen dat we niet het ene gat met het andere mogen vullen. Wij kunnen de middelen die wij eerder al hebben toegezegd voor andere doelen niet gebruiken om de gevolgen van deze catastrofe te lenigen. Verder heb ik de heer Barroso vorige week gevraagd of het mogelijk was twee leden van onze instelling op te nemen in de delegatie van de Commissie die deel zal nemen aan de conferentie van donoren in Genève. De voorzitter van de Commissie heeft ons verzoek ingewilligd en derhalve zullen twee van onze afgevaardigden van deze delegatie deel uitmaken; zo kunnen wij van dichtbij volgen wat aldaar wordt besloten en besproken, ter voorbereiding op het debat dat vervolgens hier zal moeten worden gehouden. Dames en heren, zoals ik al in mijn boodschap aan Jakarta heb verklaard, is het noodzakelijk dat wij onze toezeggingen nu formuleren, zowel voor de wederopbouw als voor de bijdragen aan de totstandkoming van een preventief waarschuwingssysteem, nu de aandacht van de hele wereld op deze ramp is gevestigd. 1-007
Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen 1-008
Ingekomen stukken: zie notulen 1-009
Verzoekschriften: zie notulen 1-010
Kredietoverschrijvingen: zie notulen 1-011
Schriftelijke verklaringen (artikel 116): zie notulen 1-012
Besluiten inzake bepaalde documenten: zie notulen 1-013
Goedkeuring door de Raad van door het Parlement geformuleerde standpunten: zie notulen 1-014
Regeling van de werkzaamheden 1-015
De Voorzitter. − Wij gaan over tot de regeling van de werkzaamheden.
6
10/01/2005 1-018
De definitieve agenda voor de huidige vergaderperiode en voor de vergaderingen van 26 en 27 januari, zoals opgesteld door de Conferentie van voorzitters tijdens haar laatste vergadering van 6 januari conform de artikelen 130 en 131 van het Reglement, is rondgedeeld. Met betrekking tot de dinsdag:
(Het Parlement verwerpt het verzoek) (Het Parlement neemt de agenda aan) 1-019
Opmerkingen van één minuut over kwesties van politiek belang 1-020
Voor de vergadering van morgen, dinsdag, heb ik een verzoek ontvangen van de Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten om de stemming over de verkiezing van de Ombudsman in te schrijven op de agenda van een latere vergadering. 1-016
Tatarella (UEN). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, morgen kiest het Parlement de nieuwe Europese Ombudsman. Wij weten dat de Commissie verzoekschriften lovenswaardig werk heeft verricht en het Parlement een lijst met slechts twee namen heeft voorgelegd. De vorige week hebben wij echter allemaal een zeer gedetailleerde en intense briefwisseling kunnen volgen waarin ernstige feiten zijn bekendgemaakt. Die waren aan het licht gekomen na de hoorzittingen van de commissies en zouden ernstige twijfels doen rijzen bij de verkiesbaarheid van een van de twee kandidaten. Waarschijnlijk is er sprake van schending van artikel 195, lid 3 van het Verdrag, waarmee het de Europese Ombudsman verboden wordt naast zijn Europese ambt een andere bezoldigde of onbezoldigde functie uit te oefenen. De correspondentie geeft ook aanleiding tot twijfels over een van de diploma’s van de betrokken kandidaat. Voorts lijkt het er ook naar uit te zien dat in ieder geval het principe van volledige onafhankelijkheid van de kandidaat is geschonden door zijn deelname aan een lobby. Mijnheer de Voorzitter, collega’s, ons verzoek zou de commissie de mogelijkheid bieden nader onderzoek te doen zodat het Parlement in alle rust kan stemmen. Op geen enkele kandidaat mag een smet rusten, jegens geen van de kandidaten mogen er bedenkingen bestaan. 1-017
Hammerstein Mintz (Verts/ALE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijns inziens mag het Parlement niet dulden dat het proces op deze manier belemmerd wordt. De Commissie verzoekschriften heeft een transparante procedure gevolgd. De juridische diensten van dit Parlement hebben meegedeeld dat er geen enkel wettelijk probleem is. Alle informatie over de kandidaten is gepubliceerd op de website, in hun curriculum. Het proces is in de Commissie verzoekschriften vrijwel met algemene stemmen goedgekeurd. Ik ben dan ook van oordeel dat het moet worden voortgezet en in stemming moet worden gebracht. (Applaus)
Batzeli (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, volgens het recente verslag van de FAO over de voedselvoorziening in de wereld zullen de tot nu toe ondernomen inspanningen voor de bestrijding van de honger in de wereld niet voldoende zijn om de doelstellingen voor 2005 te halen. Voor 30 landen en 2,5 miljard ondervoede mensen zijn deze doelstellingen slechts voor 25 procent bereikt. De gevolgen daarvan laten zich niet alleen op middellange maar ook lange termijn gelden, omdat ontwikkeling in deze landen gedoemd is te mislukken en er geen waardige levenstandaard kan worden bereikt. Armoede komt niet zomaar uit de lucht vallen, en aids verspreidt zich ook niet vanzelf. Kennelijk zijn wij er tot nu toe nog niet in geslaagd om onze verplichtingen jegens kinderen na te komen en armoede afdoende te bestrijden. De Europese Unie moet maatregelen treffen voor al de landen waar de voedselzekerheid in gevaar is. Zij moet onder meer het zojuist gedane voorstel overnemen en zorgen voor coördinatie van het optreden van de Commissie en het Europees Parlement. 1-021
Piotrowski (IND/DEM). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het Europees Parlement is de meest democratische van alle instellingen van de Europese Unie. De Voorzitter wordt verkozen na onderhandelingen tussen de fracties. De Voorzitter heeft echter de plicht om alle leden van het Europees Parlement uit de 25 lidstaten tegenover de buitenwereld te vertegenwoordigen. Het is dan ook met verbijstering dat wij kennis hebben genomen van de uitlatingen van de heer Borrell, de Voorzitter van het Parlement, in verschillende internationale fora. De Poolse publieke opinie is geschokt door deze ongelukkige en laakbare uitlatingen. Het is een schandaal dat de Voorzitter van het Parlement extreme en bevooroordeelde uitspraken doet die bovendien beledigend en belasterend zijn voor Polen, een soeverein land en lidstaat van de Europese Unie. Poolse overheidsinstanties hebben ons erop gewezen dat de heer Borrell in het verleden vaker dergelijke uitspraken heeft gedaan. Ik ga ervan uit dat deze uitlatingen uitsluitend de persoonlijke mening van de heer Borrell weergeven en niet van het Europees Parlement als geheel. Ik eis daarom zijn aftreden als Voorzitter. 1-022
10/01/2005 De Voorzitter. − Als ik de vertaling goed heb begrepen, roept u mij op mijn functie neer te leggen. Ik neem aan dat u doelt op de berichten die vorige week in de Poolse pers zijn verschenen over de inhoud van mijn bijdrage aan een debat over Europa dat op 10 december plaatsvond in Madrid. Mijnheer Piotrowski, samen met alle andere Poolse afgevaardigden moet u een schrijven hebben ontvangen dat ik afgelopen vrijdag verzonden heb, en waarin ik tot in het kleinste detail uitleg wat er werkelijk is gebeurd en wat ik heb gezegd. Wat ik nu laat zien is een videoband met een rechtstreekse opname van alles wat ik daar gezegd heb. Morgen zult u beslist een Poolse vertaling van mijn woorden kunnen ontvangen, zodat u zelf kunt zien dat het bericht van de Poolse ambassade in Madrid simpelweg voor 80 procent uit pure verzinsels bestaat. Ik heb mij tot de Poolse minister van Buitenlandse Zaken gewend en hem verzocht een openbare rectificatie te publiceren, want ik heb niets gezegd van hetgeen mij is toegedicht, en het bewijs daarvan heb ik hier in handen. Soms kunnen we de schuld geven aan problemen in de vertaling of vertolking, maar in mijn geval hoef ik dat niet eens te doen, omdat ik de uitspraken die mij zijn toegedicht eenvoudigweg nooit heb gedaan, noch enige uitspraak die erop lijkt. Maar u hoeft mij niet te geloven: u zult zien wat er werkelijk is gebeurd aan de hand van dit videoverslag en de Poolse vertaling ervan. Dus als er al iemand is die ontslag zou moeten nemen, mijnheer Piotrowski, ben ik dat zeker niet, maar eerder iemand van de Poolse ambassade in Madrid. (Applaus) En laat u mij het volgende zeggen: wij hebben te veel echte problemen om het ons te veroorloven tegen windmolens te vechten; er zijn te veel belangrijke zaken die we moeten aanpakken om in te gaan op denkbeeldige problemen die niets anders dan tweedracht onder ons zaaien. Ik hoop dat dit videoverslag uw bezorgdheid zal wegnemen. Hartelijk dank. 1-023
NLTzampazi (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, tijdens mijn laatste reis van Straatsburg naar Athene wilde de politie op de luchthaven van Straatsburg mijn rolstoel apart controleren, zonder mij erin, alsof het om een accessoire ging. Na de controle weigerden ze mij de rolstoel terug te geven, terwijl ik die nodig heb tijdens het wachten. Zonder een rolstoel kan ik mij tijdens het wachten niet vrij bewegen en kan ik zelfs niet naar het toilet, tenzij ik door iemand begeleid word. Ik zie dit als belemmering van de kant van de politie en als een aantasting van mijn waardigheid. Zoiets gebeurt op geen enkele luchthaven ter wereld, en ook in geen enkele andere Franse stad. Ik heb de hele wereld afgereisd, als lid van gezamenlijke delegaties van gehandicapten, maar nergens ben ik op zo’n manier behandeld. Toen ik eenmaal had aanvaard dat de rolstoel mij niet zou worden teruggegeven en als gewone bagage in het vliegtuig zou worden geladen, wilde ik gebruik makend van mijn handen door het metaaldetectiepoortje gaan, zodat ik in plaats van mijn eigen, persoonlijk aangepaste rolstoel geen vreemd exemplaar hoefde te gebruiken.
7 Toen verzamelden zich vijftien politieagenten om mij heen en dreigden mij te arresteren. Zij vroegen mijn paspoort, en gaven opdracht mijn bagage te laten terughalen zodat ik niet zou kunnen reizen, waar tien collega’s en journalisten een stokje voor probeerden te steken. Dit gedrag kan voor mij absoluut niet door de beugel. Ik heb het onvervreemdbare recht mij vrij en veilig te verplaatsen met de aan mijn behoeften aangepaste rolstoel, zolang ik daarbij uiteraard de veiligheidscontrole niet belemmer. Daarom verzoek ik u contact op te nemen met de autoriteiten en ervoor te zorgen dat de noodzakelijke maatregelen worden genomen om herhaling van dergelijke incidenten te voorkomen, want wat er gebeurd is op de luchthaven van deze ene stad grenst aan racisme. 1-024
De Voorzitter. − Ik betreur hetgeen er gebeurd is. Het Parlement zal volgens de urgentieprocedure direct contact opnemen met de luchthavenautoriteiten. 1-025
Deva (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben onlangs teruggekeerd uit Sri Lanka en wil mijn dankbaarheid laten optekenen aan de bevolking van Europa en de inwoners van mijn eigen land, GrootBrittannië, voor de enorme vrijgevigheid en inzet waarvan zij de afgelopen paar weken blijk hebben gegeven. Bijgevolg wil ik u vragen of u een voorstel in overweging zou willen nemen dat geen deel uitmaakt van de te bespreken tekst van de resolutie die wij hebben ingediend, maar dat ook door de heer Tajani wordt gesteund: wij zouden, als afgevaardigden, een donatie moeten geven aan de slachtoffers van de tsunami. We zouden een deel van onze eigen inkomens kunnen afdragen – misschien een dag salaris – en de bevolking van Europa kunnen vragen misschien vijf uur loon, of één uur loon of een dagloon te doneren om te helpen met de wederopbouw van de verwoeste gebieden. Dit is de ergste ramp die de mensheid sinds de Tweede Wereldoorlog heeft getroffen. Vijf miljoen mensen zijn dakloos en we moeten gehoor geven aan de stemming die heerst onder de bevolking van Europa, die zo overweldigend vrijgevend is geweest. 1-026
Tajani (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, collega Deva heeft mijn voorstel al toegelicht. Op 3 januari heb ik alle leden schriftelijk verzocht één dagvergoeding af te dragen ten bate van de slachtoffers van de aardbeving en de tsunami. Wij weten allemaal dat 250 euro voor ons zeker geen groot bedrag is. De mensen daar - die misschien gewend zijn met een euro per maand rond te komen - kunnen met een bedrag van 250 euro vermenigvuldigd met het aantal afgevaardigden, weer enige tijd vooruit. In uw vriendelijke antwoord, mijnheer de Voorzitter, zei u dat u mijn idee aan de Conferentie van voorzitters had voorgelegd. Daar was men het er natuurlijk over eens
8
10/01/2005
dat de leden niet gedwongen kunnen worden hun dagvergoeding af te staan. Toch veroorloof ik het mij, mijnheer de Voorzitter, alle leden van het Europees Parlement, ongeacht de fractie waartoe zij behoren, op te roepen hun vergoeding voor vandaag af te staan zodat ze op persoonlijke titel concrete hulp kunnen bieden, aangezien de Begrotingscommissie zal zorgen voor de hulp op politiek niveau. Met dit gebaar kunnen wij duidelijk maken dat ieder van ons - die talloze Europese burgers vertegenwoordigt - bereid is een klein offer te brengen om deze mensen te helpen in hun eerste levensbehoeften te voorzien. Op die manier kunnen wij misschien mensenlevens redden. Ik roep dus op, mijnheer de Voorzitter, onze vergoeding voor vandaag af te staan – volgens een door u bepaalde procedure - en dat geld te schenken aan de slachtoffers van de tsunami in Zuidoost-Azië. 1-027
De Voorzitter. − Uw voorstel verdient een reactie. Ik zal collectief op de verschillende voorstellen ingaan. Mijnheer Deva, uzelf en andere afgevaardigden hebben mij een aantal voorstellen doen toekomen die ik heb voorgelegd aan de Conferentie van voorzitters en die bedoeld zijn om de vrijgevigheid van de afgevaardigden in de hulp voor de slachtoffers van deze tragedie te stimuleren. Het zal iedereen duidelijk zijn dat wij vrijwillige bijdragen kunnen aanmoedigen, maar dat wij niemand kunnen dwingen tot een verplichte bijdrage. Dat is nu eenmaal onmogelijk: de begrotingslijnen staan waarvoor ze staan, en wij zijn allen volwassenen en beschikken over voldoende kennis van de gebeurtenissen om zelf blijk te geven van onze solidariteit. Wanneer het Bureau vergadert zal ik de Begrotingscommissie een verzoek doen dat wel eens doeltreffender zou kunnen blijken: namelijk om de begroting van het Parlement voor het jaar 2005 opnieuw onder de loep te nemen om te beoordelen hoeveel manoeuvreerruimte er bestaat en welke verplichtingen nog niet definitief zijn vastgelegd, zodat ons Parlement, dat in zijn rol van instelling zijn besluiten niet mag laten afhangen van individuele acties, zijn begroting kan herzien en we eventuele vrije fondsen die worden aangetroffen ter beschikking kunnen stellen. Het Bureau zal hieraan Begrotingscommissie ook.
gaan
werken
en
de
letterlijk honderdduizenden EU-ingezetenen zijn van Srilankaanse, Indiase, Indonesische en Thaise afkomst die wachten op een besluit over hun burgerschap van de Unie en daarom te bang zijn om terug te reizen naar hun land van herkomst. Veel van deze mensen, waarvan ik er ook een aantal ontmoet heb, hebben familieleden verloren en veel van hun bezittingen zijn verwoest. Zij beseffen echter niet dat ze de lidstaten waar zij verblijven mogen verlaten terwijl zij in afwachting zijn van het besluit over hun immigratiestatus. Tal van andere afgevaardigden hebben ook dit soort mensen gesproken. Ik zou derhalve willen vragen of het Parlement een boodschap kan doen uitgaan waarin we de Raad verzoeken ervoor te zorgen dat de ministeries van Binnenlandse Zaken van de EU-lidstaten deze mensen met grote welwillendheid behandelen en garanderen dat zij naar de Europese Unie kunnen terugkeren en hun leven weer kunnen opbouwen. Laten we hun ellende niet vergroten door hun benarde situatie te negeren. 1-029
E. Gentvilas (ALDE). − (LT) Mijnheer de Voorzitter, ik zou u dezelfde vraag willen stellen als mijn Poolse collega heeft gedaan. In de Poolse pers zijn berichten verschenen over uw toespraak waarin u melding heeft gemaakt van de rol van Litouwen ten aanzien van de oranje revolutie in Oekraïne. Ik ben zeer geïnteresseerd in het antwoord dat u aan mijn Poolse collega gaf. Ik wil vragen ook aan de Litouwse leden van het Europees Parlement een videoband beschikbaar te stellen die uw toespraak in Madrid bevat. Aangezien ik vertrouwen in u heb, eis ik niet dat u ontslag neemt, en ook ik zou het liever willen hebben over de ernstigere problemen waarnaar u verwees. Er heeft een revolutie plaatsgevonden in Oekraïne, er hebben veranderingen plaatsgevonden. U en wij, als leiders van het Parlement, moeten nu beginnen de betrekkingen tussen de Europese Unie en Oekraïne te bespreken. Wij moeten beginnen een realistisch programma op te stellen over de manier waarop Europa naar het nieuwe Oekraïne moet kijken en wat wij de bevolking van Oekraïne kunnen bieden, want de verwachtingen zijn hoog. Wij mogen blij zijn dat de Oekraïners volgens hetzelfde stramien hebben gehandeld als indertijd in Polen en Litouwen is gebeurd, door op vreedzame wijze veranderingen te bewerkstelligen, zonder wapens of dwangmiddelen. Nu moeten wij – de gehele Europese Unie, alle naties – zeggen: wij hebben de Oekraïners nodig, wij bieden jullie de volgende maatregelen en jullie moeten de volgende taken verrichten. Het lijkt mij dat u dit in gedachten had toen u zei dat er veel belangrijkere problemen aan de orde waren dan het verzoek om ontslag te nemen.
1-028
1-030
Moraes (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, net als de heer Deva, heb ik naaste familie in het getroffen gebied in Zuid-India, en momenteel helpen familieleden van mij mensen de ramp te boven te komen. Zij hebben mij gevraagd de boodschap aan dit Parlement over te brengen dat er zaken van zeer praktische aard zijn die we kunnen doen om het lijden van mensen te verlichten. Als eerste zou men zich moeten realiseren dat er
De Voorzitter. − Ik heb niets meer toe te voegen aan hetgeen ik reeds gezegd heb. Alle voorzitters van de fracties hebben dezelfde brief ontvangen die ik de Poolse afgevaardigden heb doen toekomen. Ik heb er geen enkel bezwaar tegen om deze ook in het Litouws te laten vertalen zodat u volledig kennis kunt nemen van de strekking van mijn woorden.
10/01/2005 Er komen gevallen voor waarbij men zich moet beroepen op de slechte vertaling om zich te verantwoorden. Maar in dit geval is hier geen enkele noodzaak toe, want de absurde uitspraak die mij is toegedicht, die erop neerkomt dat Polen en Litouwen niet eensgezind zouden zijn met de rest van de Unie over de kwestie-Oekraïne omdat ze onder de invloed van de Verenigde Staten verkeren, deze uitspraak, die zonder meer bekritiseerd zou moeten worden als hij inderdaad was gedaan door de voorzitter van het Parlement, komt eenvoudigweg niet voor in de transcriptie van mijn woorden, net zomin als iets wat erop lijkt. Daarom zeg ik u dat er niets is waarover ik mij hoef te verontschuldigen, en dat ik in plaats daarvan de excuses van de minister van Buitenlandse Zaken van Polen afwacht. U zult de Litouwse vertaling van mijn woorden krijgen, en iedere andere afgevaardigde die hierom vraagt zal ook een vertaling ontvangen in zijn of haar eigen taal. Ik ben het helemaal eens met uw standpunt over de belangrijke rol die Polen en Litouwen hebben gespeeld en over de vanzelfsprekende bezorgdheid die deze landen koesteren ten aanzien van de gebeurtenissen in Oekraïne. 1-031
Nicholson (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen sta ik volledig achter de heer Deva, die het met u eens was dat we als instelling met een reactie moeten komen, maar die tevens zei dat we als afgevaardigden graag onze eigen bijdrage willen leveren. Zelfs als dit op vrijwillige basis gebeurt, is dit misschien een idee dat we later in het Bureau kunnen bespreken. Kerstmis kwam dit jaar wel erg vroeg voor een zekere groep mensen in Noord-Ierland die bij een overval op de Northern Bank 26,5 miljoen pond heeft buitgemaakt, wat, als ik het wel heb, overeenkomt met 36,5 miljoen euro, waarmee dit de grootste bankoverval is die ooit op de Britse eilanden heeft plaatsgevonden.
9 democraat zijn en ’s nachts een crimineel en een misdadiger. Daar maak ik bezwaar tegen. Waarom hebben ze het gedaan? Ze hebben het gedaan omdat ze wisten dat niemand ze iets zou doen – dat noch de Britse regering noch de regering van de Republiek Ierland het lef zou hebben ze te vertellen dat hun tijd voorbij is en dat zij democraten moeten worden als zij deel willen uitmaken van de regering. 1-032
de Brún (GUE/NGL). – (Spreekster spreekt in het Iers) (EN) In de week dat de heer Nicholson zijn verslag over de verlenging van het Peace-programma tot en met 2006 zal presenteren, wil ik mijn collega-afgevaardigden dringend verzoeken dit verslag te steunen. Ik wil u, mijnheer de Voorzitter, vragen de Raad en de Commissie op de hoogte te stellen van onze wens dat deze zaak snel wordt afgehandeld, wanneer de instemming van het Parlement is verkregen. Dit zal immers een onmiddellijk en positief effect hebben op de mensen die zich ter plekke inzetten voor de totstandbrenging van vrede in Ierland en op hun projecten. Het spreekt vanzelf dat financiering uit hoofde van het Peace-programma niet kan worden toegewezen op basis van religieuze of politieke overtuiging, maar uitsluitend op basis van behoefte. (Spreekster vervolgt in het Iers) Ik wil de Europese Unie bedanken voor haar steun. Ik ben enigszins teleurgesteld over de opmerkingen van de heer Nicholson van vandaag. Ik denk namelijk niet dat die zullen bijdragen aan het vredesproces. 1-033
De Voorzitter. − Geachte afgevaardigde, de woorden die u hebt gesproken in een niet-officiële taal zijn niet door de tolkendienst behandeld en zullen daarom ook niet worden opgenomen in het verslag van de vergadering. 1-034
De hoofdcommissaris van de Noord-Ierse politie heeft Sinn Féin/de IRA in korte maar niet mis te verstane bewoordingen beschuldigd van het plegen van deze overval. Dat is buitengewoon interessant, want dit betekent namelijk dat terwijl Sinn Féin/de IRA onderhandelden over vrede in Noord-Ierland en het vrijmaken van de weg voor een nieuwe regering, zij tegelijkertijd bezig waren met het plannen van de grootste bankroof in de geschiedenis van de Britse eilanden. Ik veroordeel deze daad categorisch, net als het feit dat zij twee gezinnen meer dan 24 uur lang gegijzeld hebben. Zij hebben het vooruitzicht op het bereiken van een vreedzame oplossing op korte termijn in NoordIerland de grond in geboord. Zij zijn niet geschikt om met welke partij dan ook een regering te vormen. Zij hebben dit met hun antidemocratische acties – in Colombia en in vele andere gebieden – bij talloze gelegenheden laten blijken. Men kan niet overdag
Golik (PSE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, als lid van de SAARC-delegatie wil ook ik ingaan op de ongekende tragedie die Azië onlangs heeft getroffen. Ik ben het volledig eens met de collega’s die voor mij hebben gezegd dat wij vandaag als Europees Parlement, nu wij voor het eerst sinds de tragedie vergaderen, een aanzienlijk bedrag moeten inzamelen voor de meest behoeftigen. Maar hoe weten wij wie het dringendst hulp nodig heeft, welke instelling en welke organisatie het hardst steun nodig hebben? Vorige week ben ik benaderd door Poolse journalisten van regionale kranten. Zij wisten dat ik lid ben van de SAARCdelegatie en derhalve wellicht beter op de hoogte zou zijn van waar de nood het hoogst is en aan wie de hulp het beste kan worden geboden. Daarom wil ik nu vragen aan wie de hulp het beste wordt gezonden. Met instemming heb ik kennis genomen van het idee dat is gelanceerd in de Duitse pers om netwerken vast te stellen van de steden, regio’s en scholen waarvan wij
10 weten dat zij het meest hulpbehoevend zijn. Die informatie kunnen wij vervolgens doorgeven aan onze kiezers en de instellingen in onze regio’s. Zo kunnen wij de onderlinge toenadering bevorderen en ons medeleven betuigen met diegenen die het hardst hulp nodig hebben. Tevens kunnen wij zo in de meest letterlijke zin alle hulpbehoevenden identificeren. 1-035
Doyle (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil een kwestie aan de orde stellen die tegen de bredere achtergrond van actuele wereldproblemen misschien van gering belang is, maar die voor de betrokkenen toch zeer belangrijk is. Ik wil de aandacht vestigen op het politieke akkoord over de bescherming van dieren tijdens het vervoer, dat tijdens de bijeenkomst van de Raad van 22 en 23 november is bereikt, en de gevolgen daarvan voor geregistreerde paardachtigen die voor fokof wedstrijddoeleinden worden vervoerd. Hoewel ik de algemene bepalingen van de verordening in grote lijnen toejuich, vind ik het teleurstellend dat de Raad niet heeft gekozen voor het toepassen van wetenschappelijk bewezen beste praktijken op de gedetailleerde eisen die in de verordening worden gesteld aan het vervoer van deze specifieke klasse paardachtigen. In de huidige vorm bevat de verordening een aantal inconsistenties en gevaarlijke voorschriften, die gewijzigd zullen moeten worden om te bereiken dat de verordening kan worden gehandhaafd en kan voldoen aan de beoogde doelstelling, namelijk het beschermen, en dus niet het in gevaar brengen, van deze paarden. Bijvoorbeeld: vloeren en strooisel dienen voldoende beheersing van urine en feces te waarborgen, niet noodzakelijkerwijze absorptie. Rubberen antislipmatten genieten daarom vandaag de dag vanuit hygiënisch oogpunt de voorkeur. Het bieden van vrije toegang tot water is onnodig, onpraktisch en mogelijk zelfs gevaarlijk voor deze paarden. De hoeveelheid ruimte die een paard krijgt dient afgestemd te worden op de grootte en het temperament van het specifieke paard dat wordt vervoerd en moet niet worden vastgelegd in een tabel met rigide, onduidelijke of niet te realiseren afmetingen. De maximale duur van een korte reis is binnen de tekst niet consequent en is in ieder geval veel te kort. Aangezien de verordening niet voor een tweede lezing aan het Parlement zal worden voorgelegd, verzoek ik de Raad met klem zijn akkoord te herzien en deze onregelmatigheden glad te strijken voordat de verordening wordt gepubliceerd in het Publicatieblad. 1-036
Czarnecki, Ryszard (NI). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het doet mij plezier te vernemen dat ik iets gemeen heb met onze Voorzitter, namelijk dat wij allebei graag video's bekijken. Ik heb echter het woord gevraagd voor een andere kwestie. In Polen wijzen burgers en milieuorganisaties op de ernstige problemen als gevolg van de expansie van grootschalige varkensfokkerijen. Inmiddels heeft een
10/01/2005 kwart van de Poolse provincies met dit probleem te kampen, en bij de genoemde expansie worden sanitaire, veterinaire en ecologische normen vaak aan de laars gelapt. Tijdens de vorige zittingsperiode van het Europees Parlement hebben de vier leden van de Poolse partij Samoobrona (Zelfverdediging) deze problemen reeds onder de aandacht gebracht. Tot op de dag van vandaag hebben wij echter geen antwoord ontvangen van de bevoegde commissie van het Europees Parlement. Dit verschijnsel betreft niet alleen Polen, maar ook een aantal andere nieuwe lidstaten. Het is betreurenswaardig dat de groei van deze bedrijven plaatsvindt met de steun van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling. Mijnheer de Voorzitter, ik verzoek u deze kwestie nogmaals aan te kaarten bij de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, die vooralsnog doof en blind lijkt te zijn. Zwijgen over deze kwestie speelt enkele grote ondernemingen, waaronder sommige van buiten Europa, in de kaart, maar zal de evenwichtige economische en ecologische ontwikkeling van ons continent geenszins ten goede komen. 1-037
Hudacký (PPE-DE). − (SL) Dames en heren, het zal lang duren voordat de wereld is hersteld van de vernietigende aardbeving die twee weken geleden grote delen van Zuidoost-Azië heeft getroffen. De verschrikkelijke tsunami heeft een enorme verwoesting aangericht. Tienduizenden doden, miljoenen gewonden, tal van familietragedies en een onbeschrijflijk lijden. Vandaag moeten wij ons, misschien wel meer dan ooit, bewust zijn van de waarde van het menselijk leven. In dit verband is het voor mij onmogelijk geen reactie te geven op het verlies van mensenlevens in naam van de zogenaamde "mensenrechten". Het gaat om miljoenen ongeboren kinderen die niet eens één dag leven wordt gegund en om duizenden oude en zieke mensen die we helpen zelfmoord te plegen door middel van euthanasie. De meest recente initiatieven in Nederland zijn in één woord verbijsterend: euthanasie – de moord op levende, gehandicapte kinderen. Dit zijn de gevolgen van een Europese tsunami – een cultuur van de dood. Zijn onze woorden van medeleven met de slachtoffers in ZuidoostAzië niet heel erg schijnheilig? Laat ieder van ons deze vraag zelf beantwoorden. Dank u. 1-038
Rutowicz (NI). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, u bent de belangrijkste vertegenwoordiger van het Europees Parlement, een instelling waarvan de leden afkomstig zijn uit de hele Gemeenschap en er allerlei politieke standpunten op na houden. Wij hechten allemaal aan de ontwikkeling van een Europa zonder conflicten dat dicht bij de burger staat. De toestand in Oekraïne had een politieke crisis en destabilisatie van het land kunnen veroorzaken. Deze destabilisatie had een bedreiging kunnen worden voor Polen, een lidstaat van de Europese Unie, en voor de Europese Unie. Onder diegenen die ertoe hebben bijgedragen dat de crisis kon worden afgewend, waren onder meer de huidige en een oudpresident van Polen, Europese diplomaten, leden van nationale parlementen en leden van het Europees
10/01/2005 Parlement, waaronder een aanzienlijk aantal Polen. Zij hebben allemaal bijgedragen tot het succes van de democratie in Oekraïne. Helaas zijn er opmerkingen gemaakt die hun acties in een voor Polen en het Poolse volk ongunstig daglicht hebben geplaatst. Volgens ons gaat het om een poging om de Europese samenhang te ondermijnen. Daarom wil ik met het oog op de toekomst de volgende vraag stellen: mijnheer de Voorzitter van het Europees Parlement, heeft iemand die het Europees Parlement vertegenwoordigt het recht om zijn afkeer tegenover enig land of enige gemeenschap in het openbaar kenbaar te maken? 1-039
De Voorzitter. − Als u doelt op het inmiddels uitvoerig besproken onderwerp waarover al diverse vragen zijn gesteld, kan ik niets anders doen dan verwijzen naar wat ik al gezegd heb, mijnheer Rutowicz. 1-040
Allister (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het Parlement heeft ongetwijfeld gemerkt dat de vertegenwoordiger van de IRA in dit Parlement, mevrouw de Brún, het woord heeft gevoerd zonder de door haar kameraden gepleegde roof van 26 miljoen pond in Belfast te veroordelen. In het licht van de betrokkenheid van haar partij bij die roofoverval, maakte zij zich schuldig aan schaamteloze hypocrisie door ook nog eens een beroep te doen op de Europese Unie voor de financiering van een programma. Als mevrouw de Brún wil praten over financiering, laat haar dan eens beginnen met het geld dat haar partij gestolen heeft uit de Northern Bank. Verder vind ik het bijzonder teleurstellend dat, in een tijd dat gewone mensen over de gehele wereld bezig zijn diep in de buidel te tasten, de EU deze week van plan is miljoenen euro’s te verspillen aan het vieren van de nieuwe Grondwet. Dat getuigt op dit moment in deze wereld wel van een schandalig slechte smaak. Ik vind het bijzonder teleurstellend dat in de aankondiging die u ons heeft gestuurd over de festiviteiten wordt verwezen naar “debatten” over de Europese Grondwet morgen en woensdag in aanwezigheid van de televisie en de pers. Een debat betekent voor mij namelijk dat zowel voor- als tegenstanders de mogelijkheid krijgen hun argumenten te presenteren. 1-041
De Voorzitter. − Mijnheer Allister, ik geef u hetzelfde antwoord als dat ik eerder gegeven heb op soortgelijke opmerkingen. 1-042
Wynn (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, aan het begin van deze plenaire vergadering hebben we terecht een minuut stilte in acht genomen voor de vreselijke verliezen van mensenlevens in Azië. In tijden van dusdanig grote verwoestingen, dreigen kleinere tragedies over het hoofd te worden gezien. Het afgelopen weekend zijn de Britse stad Carlisle en het graafschap
11 Cumberland het toneel geweest van verschrikkelijke overstromingen als gevolg van zware stormen, waarbij ook enkele bejaarde mensen zijn overleden. Ik wil u verzoeken in uw hoedanigheid van Voorzitter een brief te sturen aan de burgemeester van Carlisle om uw medeleven met de inwoners van de stad en het graafschap te betuigen, en daarnaast de Commissie te vragen of zij zich in deze tijden van crisis enige hulp aan deze mensen kan veroorloven. 1-043
De Voorzitter. − Mijnheer Wynn, wij zullen ons uiteraard op de door u aanbevolen manier richten tot de autoriteiten van de stad die door dit probleem getroffen is. 1-044
Manders (ALDE). – Voorzitter, ik wil mij graag aansluiten bij de woorden van de heren Deva en Tajani. Ik heb u een brief gestuurd met een soortgelijke strekking, waarin ik heb gevraagd om van de nood een deugd te maken en te proberen om, gezien de ramp die er nu is, efficiënter te werken. We zijn in 2004 namelijk met de plenaire vergadering hier in Straatsburg geëindigd, en we beginnen nu weer met een plenaire vergadering zonder dat we tussenliggende vergaderingen hebben gehad. Ik denk dat dit niet efficiënt is, dat het een gemiste kans is en dat we naar de efficiëntie van dit Huis en naar de plenaire vergaderingen moeten kijken. Wij hadden heel gemakkelijk een stukje kunnen comprimeren. Ik heb nog geen antwoord van u ontvangen, maar ik neem aan dat, gezien de agenda, het antwoord negatief is, omdat u wellicht bang bent voor precedentvorming. U moet volgens mij evenwel elke gelegenheid aangrijpen om efficiënt te vergaderen, daar waar het nodig is, en niet vergaderen om te vergaderen, omdat dat toevallig in het Verdrag staat. 1-045
De Voorzitter. − U zegt geen antwoord van mij te hebben ontvangen. Ik heb getracht alle schriftelijke voorstellen die zijn ontvangen en die zijn voorgelegd aan de Conferentie van voorzitters van een schriftelijk antwoord te voorzien, en de Conferentie heeft het toepasselijk geacht het besluit te nemen dat ik heb genoemd. 1-046
Kaderovereenkomst van de Verenigde Naties over klimaatverandering (UNESCO) 1-047
De Voorzitter. − Aan de orde is de verklaring van de Commissie over de kaderovereenkomst van de Verenigde Naties over klimaatverandering (UNESCO). 1-048
Dimas, Commissie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, allereerst moet ik zeggen dat ik het roerend eens ben met hetgeen de Voorzitter zojuist zei over de verschrikkelijke ramp in Zuidoost-Azië. Ook wil ik het Europees Parlement van harte complimenteren met zijn prompte reactie op het vraagstuk van de steun die de Europese Unie ter beschikking zal stellen.
12 Ik moet zeggen dat de Europese Unie niet alleen gul is geweest maar ook snel en efficiënt heeft gereageerd op deze ongekende tragedie. Zij is onmiddellijk in actie gekomen. De dag na de ramp waren reeds deskundigen van het bureau voor humanitaire hulpverlening ECHO, en van het comité voor civiele bescherming, aanwezig in Sri Lanka en Thailand om daar te helpen bij de coördinatie, de identificatie van de problemen, de inschatting en evaluatie van de schade en van de behoeften aan specifieke goederen, en de verbetering van levering van die goederen. Zij zullen ongetwijfeld nog lange tijd in dat gebied blijven, aangezien voor het herstel van de schade en de wederopbouw van het gebied nog grotere inspanningen zullen worden gedaan. De hulp van de Europese Unie moet derhalve ononderbroken worden voortgezet. Ik wil u, mijnheer de Voorzitter, allereerst bedanken voor het feit dat u mij de gelegenheid biedt om vanavond samen met u de resultaten van de tiende Conferentie van de Partijen bij de Kaderovereenkomst van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering te bespreken. Deze Conferentie vond afgelopen maand in Buenos Aires plaats. Ik wil van meet af aan zeggen dat de voorzitter van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, de heer Florenz, en zeven andere afgevaardigden aanwezig waren, en dat hun bijdrage heel erg belangrijk was. Zij hebben ons tot gedurende deze onderhandelingen tot het laatste moment met raad en daad bijgestaan. Vooral de laatste dag, toen er bijzonder hard werd onderhandeld, hebben wij voortdurend contact met elkaar gehad. De resultaten zijn niet opzienbarend, maar wel beter dan wij hadden verwacht, vooral vergeleken met de resultaten die wij konden verwachten voordat Rusland het Protocol van Kyoto had geratificeerd, toen wij dus nog niet zeker wisten of het Protocol wel in werking zou treden. Al met al kunnen wij zeggen dat de resultaten positief waren, en ik kan u dat aantonen aan de hand van een aantal punten. Het eerste en belangrijkste punt was misschien wel de discussie over wat er na Kyoto moet gebeuren. Volgens het Protocol van Kyoto zou dit debat in 2005 moeten beginnen. Daarbij stuitten wij echter op groot verzet. De Verenigde Staten en bepaalde ontwikkelingslanden wilden het er zelfs bijna niet over hebben. Sterker nog, zij wilden zelfs niet spreken over de mogelijkheid om in 2005 besprekingen te beginnen. Na keiharde onderhandelingen - zoals ik zojuist al zei - zijn wij tot een akkoord gekomen op grond van een voorstel van de Argentijnse ambassadeur, de heer Estrada. Er werd afgesproken dat er in mei een seminar gehouden zal worden over twee essentiële vraagstukken: ten eerste de huidige stand van zaken en ten tweede de toekomstige ontwikkelingen. Op dat laatste hebben wij sterk aangedrongen. Daarmee kunnen wij een eerste - zij het aarzelende - stap zetten in de richting van onderhandelingen, van een debat over hetgeen na 2012 moet gebeuren in verband met de gevolgen van de klimaatveranderingen. Ik moet hierbij vermelden dat wij tijdens deze onderhandelingen een bondgenoot vonden in een groot aantal ontwikkelingslanden - Brazilië, Zuid-
10/01/2005 Afrika en tal van andere Afrikaanse landen - en dat is een belangrijke ontwikkeling. Deze hadden zich in het verleden nogal aarzelend opgesteld, maar dit keer schaarden zij zich achter onze inspanningen voor het op gang brengen van de besprekingen. Een ander belangrijk punt betreft het akkoord over een vijfjarenprogramma voor de aanpassing van de ontwikkelingslanden aan de uit de klimaatverandering voortvloeiende behoeften. Ik kan zeggen dat wij veel steun hebben gekregen van deze landen. Zij hebben trouwens zelf ook baat bij dit programma. Het derde punt heeft betrekking op bepaalde verduidelijkingen in het mechanisme voor schone ontwikkeling, een van de mechanismen waarin het Protocol van Kyoto voorziet. Ook dat is een belangrijke kwestie. Dit mechanisme zal namelijk zeer belangrijk zijn als eenmaal een begin is gemaakt met de toepassing van het Protocol en het systeem voor de emissiehandel in de Europese Unie in werking treedt. Het Uitvoerend Comité in Bonn zal een groot aantal aanvragen te verwerken krijgen, en daarom moet dit orgaan versterkt worden. Het moet transparanter worden en het heeft meer geld nodig, opdat het efficiënt kan functioneren en bijdragen aan de goede werking van de Kyotomechanismen. Een ander belangrijk vraagstuk in verband met het mechanisme voor schone ontwikkeling is het inschrijvingsstelsel. Er is behoefte aan een dergelijk stelsel omdat anders het handelssysteem niet goed kan werken. Er zijn ook andere belangrijke technische vraagstukken, maar die traden niet altijd op de voorgrond. Ze zijn evenwel allemaal besproken, en er zijn oplossingen gevonden en akkoorden gesloten. Zeer belangrijk was mijns inziens ook de presentatie van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie. Dit systeem is inmiddels op 1 januari 2005 officieel in werking getreden. Deze presentatie heeft aangetoond dat de Europese Unie een voortrekkersrol vervult bij het vraagstuk van de klimaatverandering. Die rol wordt ook alom erkend en wekt grote belangstelling. Ministers uit bijna alle landen hebben het debat over de emissiehandel gevolgd. Ook daarna hebben wij talrijke bilaterale ontmoetingen gehad met de landen die belangstelling hebben voor samenwerking. Ik noem bijvoorbeeld Noorwegen - dat eveneens een handelsstelsel heeft per 1 januari - Japan en Canada. Ook vanuit de Verenigde Staten was er belangstelling, maar de Verenigde Staten kunnen niet deelnemen omdat zij het Protocol van Kyoto niet hebben ondertekend. Dit systeem beperkt zich namelijk tot de landen die het Protocol van Kyoto wel hebben ondertekend. Tot slot wil ik er nog op wijzen dat wij en de leden van het Europees Parlement via bilaterale ontmoetingen betrekkingen hebben kunnen ontwikkelen met ofwel afgevaardigden van nationale parlementen of andere delegaties. Dat was het belangrijkste. Daardoor krijgen wij namelijk de mogelijkheid om de landen te overtuigen die met ons moeten samenwerken, als wij
10/01/2005 onze doelstellingen voor de periode na 2012 willen verwezenlijken. Ik denk dan met name aan de Verenigde Staten, China en India. Wij moeten hoe dan ook een communicatiekanaal met deze landen zien te vinden. Tot slot geeft het debat in Buenos Aires en de resultaten daarvan - die door de bank genomen positief waren – ons de kans om ook de besprekingen binnen de Europese Unie over hetgeen na 2012 moet gebeuren, aan te zwengelen. Daartoe hebben wij twee gelegenheden. De eerste is in feite al achter de rug. Dat was namelijk de Raad van 20 december jongstleden, toen de verplichting van de Europese Unie ten aanzien van de temperatuurstijging van de planeet opnieuw werd geformuleerd. Deze luidt nu dat de temperatuur van de aarde de komende jaren niet meer dan 2 graden mag stijgen en kwantitatieve doelstellingen moeten worden opgelegd aan de verhoging van de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen. De tweede gelegenheid is de Europese Voorjaarsraad. De bijdrage van de Commissie daaraan zal bestaan uit twee documenten: een werkdocument over de kosten en baten van optreden en niet-optreden ten aanzien van de klimaatverandering en een mededeling van de Commissie over de strategieën voor de periode na 2012 en over de vraag wat er tot 2012 moet gebeuren. Natuurlijk wachten wij ook met spanning op de bijdrage van het Europees Parlement hieraan. De resultaten van Buenos Aires waren beter dan de pers en de media deden voorkomen, die er eigenlijk ook maar weinig aandacht aan hebben besteed. Nogmaals, de resultaten zijn minder dan wij hadden gewenst maar beter dan wij hadden verwacht voordat wij naar de conferentie gingen. Wij kunnen dus zeggen dat de resultaten over de hele linie positief waren. 1-049
Florenz (PPE-DE), namens de fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, graag wil ik uw verklaring ondersteunen. Al met al mogen we stellen dat de conferentie geslaagd is, ook al zijn de cijfers en de doelstelling waarnaar we streefden misschien niet volledig behaald. Op deze plaats wil ik tevens de Nederlandse voorzitter van de Raad nogmaals nadrukkelijk danken. Hij heeft deze drie verschillende instellingen in Europa, met behulp van uw inspanningen, mijnheer de commissaris, daadwerkelijk tot een team samengesmeed, zodat Europa in de toekomst niet alleen met de euro maar ook wat betreft het milieu- en klimaatbeleid op wereldniveau een belangrijke rol kan spelen. Mijns inziens geven wij op dit terrein niet alleen de toon aan, maar vervullen wij ook een sturende rol. Het is onze doelstelling om in Europa – en in de wereld – mee te beslissen over de wijzen waarop doelen bereikt worden.
13 gebeurt. Dan zijn de eerste tien jaar van Kyoto immers ten einde, en onze industrie heeft gegevens nodig waarmee zij kan berekenen of zij in staat zal zijn om de investeringen van na 2012 van een rechtsgrondslag te voorzien. Het is derhalve van belang dat wij, ook hier in dit Parlement, verdere stappen ondernemen teneinde de doelen te kunnen bereiken die wij ons gesteld hebben. Dit is uiteraard niet alleen een taak van de Europese en de wereldwijde industrie. Wij dienen het lef te hebben eveneens de reis-, vervoer- en huisbrandsector hierin te betrekken. Ik ben mij ervan bewust dat deze kwestie in de politiek zeer moeilijk ligt, maar als in de toekomst alleen de Europese en wereldwijde industrie ervoor moet zorgen dat de doelstellingen van Kyoto behaald worden, gaat dit de industrie veel geld kosten. Deze last moet door meerdere schouders worden gedragen. Hieruit volgt, mijnheer de commissaris, dat het terecht is dat u de energiebesparingsmaatregelen in Europa ter sprake brengt. Het is juist dat u een betere energieefficiëntie wilt bereiken en uiteraard moeten wij daarbij ook de toepassing van hernieuwbare energie naar goed inzicht stimuleren. Ik sta hier volledig achter en hoop dat er op dit gebied vooruitgang wordt geboekt. Natuurlijk waren er in Buenos Aires ook donkere momenten. Ik kom er openlijk voor uit dat ik een vriend van Amerika ben en het heeft mij pijn gedaan dat de Amerikanen met betrekking tot dit vraagstuk een dergelijke, werkelijk destructieve houding hebben aangenomen. Daarover was ik zeer teleurgesteld. Maar er is ook hoop. Weliswaar niet zo zeer van de kant van de Amerikaanse regering, maar wel van tien staten in de Verenigde Staten die nu proberen om buiten het beleid van Washington om een broeikasgasinitiatief te ontplooien. Daarnaast tekenen zich bijvoorbeeld aan de grens met Canada uitgesproken hoopvolle ontwikkelingen af. Ik wil zelfs nog verder gaan: Europa kan met betrekking tot het vervoerbeleid leren van deze staten, zoals Californië. Ik ben van mening dat de democratie van onderaf begint en er ook in de Verenigde Staten toe zal leiden dat er schot in deze zaak komt. En dat kan ik alleen maar ondersteunen. Ik wil de heer Dimas en de fungerend voorzitter van de Raad, de heer Van Geel, hartelijk danken. U heeft het Europese gewicht in de weegschaal geworpen. Dat de wijzer van de weegschaal niet is uitgeslagen zoals wij dat wilden lag niet aan ons. Wij zetten onze strijd evenwel voort, omdat wij ervan overtuigd zijn dat wij het juiste veld beploegen. Ik gebruik graag dit voorbeeld, omdat ik nu eenmaal landbouwer ben. Mijnheer de Voorzitter, hartelijk dank voor uw geduld. 1-050
Het Milieuagentschap in Kopenhagen heeft een aantal weken geleden duidelijk verklaard dat wij met onze instrumenten op de juiste weg zijn en u heeft zojuist gesproken over de tenuitvoerlegging. Het was derhalve logisch dat onze drie instellingen in Buenos Aires invloed hebben uitgeoefend op de vraag wat er na 2012
VOORZITTER: DE HEER ONESTA Ondervoorzitter 1-051
Corbey (PSE), namens de fractie. – Voorzitter, ik begin ook graag met een woord van dank aan de heer Florenz voor zijn voorzitterschap van de delegatie, aan de heer
14 Dimas en aan het Nederlands voorzitterschap voor de prettige samenwerking. Collega's, ik begin bij de noordpool. De opwarming verloopt daar sneller dan verwacht: gletsjers smelten, permafrost ontdooit, de boomgrens schuift op,... De bevolking van de noordpoolgebieden is nu gedwongen haar leefwijze aan te passen aan de opwarming. De samenlevingen in de noordpoolgebieden beleven op kleine schaal wat de wereld als geheel te zien zal krijgen. Wij staan voor de tweeledige taak om ons aan te passen aan de klimaatverandering en tegelijkertijd de klimaatverandering zo beperkt mogelijk te houden. Tegenover deze enorme uitdaging is de uitkomst van de klimaatconferentie in Buenos Aires bijzonder teleurstellend. Natuurlijk is het goed dat het Kyotoproces door een seminar nog net op de rails kon worden gehouden. Natuurlijk is het goed dat de Europese Unie haar zin heeft gekregen, en dat op dit seminar ook naar de toekomst kan worden gekeken, maar het is allemaal wel beschamend mager. Wij moeten ook vaststellen dat de EU steeds meer geïsoleerd is geraakt. Natuurlijk, een aantal Amerikaanse staten is bereid werk te maken van het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen en er is inderdaad belangstelling voor ons systeem van verhandelbare emissierechten. En inderdaad, wetenschappers die de invloed van de mens op het klimaat ontkennen, zijn nauwelijks nog te vinden. Wij moeten onze zegeningen tellen, maar de kern van Buenos Aires is dat de urgentie die in Europa wordt gevoeld, niet in andere delen van de wereld wordt gedeeld. Hoe komt dat? Is het een gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef bij de Amerikaanse regering? Is het een gebrek aan inzicht bij de rest van de wereld of is het een gebrek aan diplomatieke vaardigheden bij ons? Hebben wij een gebrek aan overtuigingskracht? Wij moeten helaas vaststellen dat de EU niet de uitstraling had die nodig was. Bindende doelstellingen na 2012 zijn nastrevenswaardig, maar ze zijn helaas een Europees stokpaardje geworden. De EU zal zich zeer goed op het seminar in het voorjaar moeten voorbereiden. Er zijn praktische voorstellen nodig en dat vraagt leiderschap en overtuigingskracht, maar vooral ook moed. Het is zaak om snel met goede, productieve en onderbouwde voorstellen op tafel te komen. De EU zal ook open moeten staan voor de benadering in andere landen. Ik zie tenminste drie uitwegen die wij allemaal moeten verkennen. Ten eerste, meer werk maken van aanpassing en hulp voor aanpassing, zeker voor ontwikkelingslanden. De bijdragen van Afrikaanse en Midden-Amerikaanse delegaties in Buenos Aires begonnen allemaal met vermeldingen van onaangename klimaatveranderingen. Aanpassing is niet eenvoudig, maar mag zeker niet worden beperkt tot hulp bij grote rampen. Aanpassing van de leefwijze is ingrijpend en daarvoor moeten geloofwaardige programma's worden opgezet.
10/01/2005 Ten tweede, de technologieoverdracht. Wij moeten onze ideologische reserves tegenover het clean developmentmechanisme laten varen en juist voluit investeren in de overdracht van technologie. Ten derde, we zullen veel minder moeten focussen op een nationale aanpak, de doelstellingen per land. Wij moeten juist veel meer de nadruk leggen op sectorale doelstellingen. In de gesprekken die wij als parlementaire delegatie hebben gevoerd, kwam de sectorale aanpak als een begaanbare weg naar voren. Wij zullen met de staal-, de cement- en de papierindustrie aan tafel moeten. De concurrentie in deze sectoren is wereldwijd en wereldwijde doelstellingen die uitgaan van de best toepasbare techniek liggen dan voor de hand. De WTO kan hierin een rol spelen. 1-052
Davies (ALDE), namens de fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als de resultaten van de conferentie van de partijen in Buenos Aires beter zijn dan verwacht, moeten de verwachtingen van de Commissie bij aanvang wel bijzonder laag zijn geweest. De commissaris is nu ingewijd in de harde wereld van de klimaatonderhandelingen. Ik hoop dat hij de smaak te pakken heeft gekregen van het oplossen van de problemen en het verenigen van de wereld voor een gemeenschappelijk doel. De inwoners van Carlisle kampen op dit moment met de ergste overstromingen uit de geschiedenis van de stad; er is de afgelopen dagen een ongekende stortvloed aan regen gevallen. Ik hoop dat het Parlement zich aansluit bij mijn eerbetoon aan de hulpdiensten, de vrijwilligersorganisaties en de vele individuele burgers voor het werk dat zij hebben verricht om de ernst van de situatie te verzachten en, in het bijzonder, voor hun inspanningen om ouderen en anderen die in zeer ernstige nood verkeerden te helpen. Het is onmogelijk om met zekerheid te beweren dat deze overstromingen een aanwijzing zijn voor de opwarming van de aarde, maar men heeft er wel op gewezen dat extreme weersomstandigheden een van de gevolgen van klimaatverandering kunnen zijn. De gebeurtenissen in Carlisle zijn een van de redenen waarom het zo belangrijk is dat de EU wereldwijd het voortouw blijft nemen bij het ontwikkelen van beleid om de gevolgen van de opwarming van de aarde tegen te gaan. De Britse regering heeft de afgelopen weken verklaard dat zij vastbesloten is het onderwerp klimaatverandering hoog op haar agenda te plaatsen als zij het voorzitterschap overneemt. Het is dan ook ronduit onthutsend dat dezelfde regering de succesvolle inwerkingtreding van de regeling voor de handel in emissierechten in gevaar brengt, aangezien het hier gaat om een van de belangrijkste Europese maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Het nationaal toewijzingsplan van het Verenigd Koninkrijk werd in juli jongstleden ingediend door zijn
10/01/2005 regering en goedgekeurd door de Commissie. Drie maanden later kwam Groot-Brittannië terug met een herzien plan waarin gevraagd werd om grotere en royalere rechten, veel groter dan de rechten waar de andere regeringen om hadden verzocht. De regering dreigt met juridische stappen als de plannen niet worden goedgekeurd. Dat lijkt een buitengewoon vertoon van ofwel incompetentie ofwel gebrek aan vertrouwen. In ieder geval klinken de mooie woorden van de Britse regering hierdoor wel buitengewoon hol. Voordat de commissaris dit debat afrondt, zou ik hem het Parlement graag willen horen vertellen hoe de actuele stand van zaken precies is. Doet het Verenigd Koninkrijk, zoals de zaken er nu voor staan, mee aan de regeling voor de handel in emissierechten of niet? Heeft het Verenigd Koninkrijk, mijnheer de commissaris, volgens uw juridische afdeling hier nu echt een zaak, of berust de definitieve goedkeuring van de toewijzing van rechten voor de regeling voor de handel in emissierechten bij de Commissie, zoals ook in de richtlijn staat? Leveren het huidige standpunt en de vertraging die is opgelopen daadwerkelijk problemen op voor het succes van de regeling voor de handel in emissierechten op de lange termijn? Ik hoop dat de commissaris opheldering kan verschaffen over deze punten. Ik hoop dat hij begrijpt dat niet alle Britse afgevaardigden hem zullen veroordelen als hij met betrekking tot dit onderwerp een bijzonder vastberaden standpunt inneemt. 1-053
Frassoni (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Tiende Conferentie van de Partijen (COP-10) markeerde het tienjarig jubileum van de inwerkingtreding van de Kaderovereenkomst van de Verenigde Naties over klimaatverandering en was de eerste COP die werd gehouden in de zekerheid dat het Protocol van Kyoto van kracht zal worden. Deze bijeenkomst werd door een waarnemer omschreven als “praten over praten over de toekomst”. We kunnen niet om de overduidelijke problemen heen die gepaard gaan met het aanzwengelen van een discussie over de periode na 2012. Dit verbaast ons niet, aangezien ook de Raad er niet in geslaagd is overeenstemming te bereiken over de cijfers, en het altijd moeilijk is om over de toekomst te praten als de huidige situatie nog zo onbevredigend is als thans het geval is. De COP-10 bood ook een forum voor honderden nevenevenementen, persconferenties, vergaderingen, NGO’s en belanghebbenden. Wij vinden dit belangrijk omdat, als we willen dat het Protocol van Kyoto werkelijkheid wordt, we veel meer partijen dan alleen regeringen nodig zullen hebben om het daadwerkelijk ten uitvoer te leggen. Ik wil twee resultaten van de COP-10 benadrukken. Het eerste is de overduidelijke en openlijke tegenwerking door de VS. Commissaris, u heeft het hierover niet
15 gehad, maar ik denk dat u dat wel zou moeten doen. U zou ons vervolgens ook moeten vertellen wat u eraan gaat doen. Dit was immers niet alleen een grote teleurstelling, het was ook een groot obstakel, een verandering van strategie. De VS zeggen niet meer dat zij het Protocol niet zullen tekenen maar ook niet zullen hinderen. Hun standpunt is nu geheel tegengesteld: zij zullen het Protocol juist wel hinderen. Zij hinderen het feitelijk al en zullen dat in de toekomst ook blijven doen. Mijnheer de commissaris, we willen graag weten hoe u staat tegenover het idee dat de EU bereid moet zijn de onderhandelingen in het kader van het Protocol van Kyoto verder te voeren zonder dat de VS vraagt om de uitsluiting van die landen die het Protocol niet hebben ondertekend. Dit is een zaak waarover we moeten praten. De tweede kwestie, die reeds genoemd is, is het besluit een seminar van regeringsdeskundigen bijeen te roepen. Het mandaat is buitengewoon zwak, zoals veel mensen reeds hebben opgemerkt, maar als de politieke wil er is, moet het mogelijk zijn een serieuze discussie aan te gaan – met degenen die dat willen – over de verplichtingen voor na 2012. Wat verwachten we van de Commissie en de Raad? Wij zijn van mening dat zij de bijeenkomst die in mei zal plaatsvinden te Bonn moeten voorbereiden door een uitgebreid voorstel over het toekomstige klimaatbeleid uiteen te zetten dat strookt met de EU-doelstelling om de gemiddelde mondiale temperatuurstijging te beperken tot maxima van minder dan 2°C boven het peil van voor de industrialisering, waarbij de mondiale broeikasgasemissies in de komende twee decennia hun piek bereiken. Ten tweede moet de EU-trojka een serieuze diplomatieke inspanning verrichten om de ontwikkelingslanden aan boord te krijgen en rekening te houden met hun legitieme zorgen. We moeten op dit punt geen illusies koesteren. Als er geen serieuze financiële ondersteuning komt voor aanpassingsmaatregelen, zullen we de ontwikkelingslanden nooit aan boord krijgen, en we willen juist dat zij aan onze zijde meestrijden. Ten derde moet de EU haar inspanningen verdubbelen om Kyoto en toekomstige toezeggingen na te leven. Het staat immers als een paal boven water dat, als onze eigen lidstaten nu niet in staat zijn het Protocol van Kyoto te eerbiedigen, zij in de toekomst niet geloofwaardig zullen overkomen. 1-054
(IT) Mijnheer de commissaris, in uw betoog heeft u nog iets anders weggelaten dat echter volgens mij belangrijk is te benadrukken in dit debat: de houding van de Italiaanse minister Matteoli die zich van de andere leden van de Europese delegatie heeft gedistantieerd. Ik meen dat u in dat opzicht niet diplomatiek hoeft te zijn, want wij zijn allemaal gebonden aan het Europese standpunt. Minister Matteoli heeft er op een onjuiste en volledig
16 opportune wijze afstand van genomen en daarmee u en de andere leden van de Europese delegatie danig in verlegenheid gebracht. De reden van het gedrag van de Italiaanse minister is heel simpel: hij en de Italiaanse regering geloven niet dat het werkelijk prioritair is om voor of na 2012 via het Protocol van Kyoto de effecten van de klimaatsveranderingen te beperken. De Commissie, de Raad en dit Parlement dienen erover na te gaan denken hoe de Europese landen die het Kyoto-Protocol niet respecteren overtuigd kunnen worden de juiste weg in te slaan. 1-055
Musacchio (GUE/NGL), namens de fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, recentelijk heeft de verschrikkelijke tsunami ons nog eens laten zien dat de band met de natuur fundamenteel is om het leven en de beschaving te beschermen. Klimaatsveranderingen brengen dat juist in gevaar en daarom is een drastische vermindering van de uitstoot van CO2 een absolute prioriteit, die als leidraad zou moeten dienen voor alle keuzes op economisch en sociaal vlak. Europa heeft zich zowel ingezet voor de verplichtingen die uit het Kyoto-protocol voortvloeien als voor de periode na het verstrijken van dat protocol. Dat maakt de verantwoordelijkheid van de Amerikaanse regering nog groter daar zij zowel weigert Kyoto te ratificeren als de periode daarna onder ogen te zien, zoals in Buenos Aires had moeten gebeuren. Wij moeten echter ook zeggen dat Europa nog lang niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Europa heeft zich niet verzet tegen de ingrijpende verandering van het protocol door de introductie van verhandelbare emissierechten en is met name nog ver verwijderd van de concrete naleving van de doeleinden inzake de vermindering van de uitstoot. De uitstoot neemt zelfs in bepaalde landen, zoals Italië, nog toe. Het is absoluut noodzakelijk na te denken over de redenen van deze ontwikkeling. Het realiseren van de doeleinden van Kyoto is toevertrouwd aan pure marktmechanismen die tot nu toe niet gefunctioneerd hebben. Tegelijkertijd heeft het ultraliberale mondialiseringsproces het aantal verstorende effecten vermenigvuldigd: de productie wordt verplaatst naar landen waar de milieuwetgeving soepeler is met een toename van de emissies als gevolg; de rijke landen verkwisten meer energie voor vervoer en civiele doeleinden; privatisering en liberalisering van de energiesector die als gevolg hebben dat de vervuilende, traditionele energiedragers met elkaar concurreren in plaats van dat er energie bespaard wordt en er schone energie wordt geproduceerd. Indien men echter Kyoto concreet wenst toe te passen en ook de periode daarna wil regelen - wat nodig zou zijn zijn volledig andere zaken nodig. Alle inspanningen op het vlak van wetenschappelijk onderzoek, energiebeleid en infrastructuur dienen gericht te zijn op het halen dan dat doel. Daartoe is een grootschalig, goed
10/01/2005 gestructureerd strategisch plan nodig met voldoende geld en democratische participatie. Wij moeten de oude en achterhaalde marktformules achter ons laten en werk maken van een nieuwe sociale, milieuvriendelijke economie die structureel democratisch is en solidair met de hele wereld. Dat is de echte uitdaging van de duurzame toekomst. Het wordt allemaal nog duidelijker en onvermijdelijker als wij bedenken dat Kyoto slechts een eerste kleine stap is. In Buenos Aires heeft de Amerikaanse regering een debat over wat er na Kyoto moet gebeuren, en hiermee doel ik op een historische en noodzakelijke trendbreuk, tegengehouden. Ik moet toegeven dat de Italiaanse regering zich achter dat reactionaire standpunt heeft geschaard. Dat is de echte taak voor het andere Europa, dat zich tot de hele wereld moet kunnen richten en zich vooral concreet moet inzetten om een ander scenario te creëren dan zich nu helaas aan het voltrekken is. 1-056
Blokland (IND/DEM), namens de fractie. – Voorzitter, dit Parlement heeft in de afgelopen jaren veel debatten gevoerd over de noodzaak van het klimaatbeleid. Volgende maand zal het Protocol van Kyoto daadwerkelijk in werking treden en daarom is het goed om eens terug te kijken op wat we in de afgelopen jaren besloten hebben. Het valt mij op dat klimaatbeleid minder in de belangstelling staat. Het wordt steeds moeilijker om een meerderheid te krijgen voor noodzakelijke maatregelen. De oorzaak hiervan is volgens mij dat we weinig merken van klimaatverandering en dat de negatieve gevolgen het sterkst zullen optreden in ver weg gelegen landen. Ook wordt gedacht dat terugdringing van de uitstoot van broeikasgassen economische groei gaat kosten. Voorzitter, ik wil de leden graag wijzen op een onderzoek van het IIASA, het internationaal instituut voor toegepaste systeemanalyse uit het Oostenrijkse Laxenburg. De wetenschappers die hierbij betrokken waren, hebben aangetoond dat klimaatbeleid veel goedkoper kan, op voorwaarde dat het beleid voor de verbetering van de luchtkwaliteit wordt gekoppeld aan het klimaatbeleid. De nettokosten worden daarmee enorm gereduceerd, maar dan moeten we ook naar de regulering van andere gassen dan alleen CO2 kijken. Een effectief beleid hoeft dus niet duur te zijn. Voorzitter, ik wil van deze gelegenheid tevens gebruik maken om de Commissie te wijzen op problemen met het systeem van emissiehandel. In de lidstaten is de richtlijn sterk verschillend geïnterpreteerd, waardoor grote problemen dreigen te ontstaan. Zo is in een aantal landen de chemische industrie buiten de toepassing van de richtlijn gebleven. Dit was voor andere lidstaten een reden om ook daar de chemische industrie buiten toepassing te laten om concurrentievervalsing te voorkomen.
10/01/2005 Daarnaast zijn boetes die bedrijven krijgen bij het overschrijden van hun emissie-quotum in bepaalde lidstaten aftrekbaar van de belasting. Ook hier is geen gelijk speelveld op de interne markt. Graag zou ik van Commissaris Dimas horen of hij hiervan op de hoogte is en of er een wijziging van de richtlijn kan worden voorgesteld die deze mogelijkheden blokkeert. Daarnaast is er in een aantal lidstaten sprake van staatssteun aan de industrie. In mijn eigen lidstaat, Nederland, is door een nationale overheid 600 miljoen euro uitgegeven om emissierechten aan te kopen in het buitenland, waardoor de industrie een geringere reductie heeft gekregen. Graag zou ik op dit punt ook van de Commissaris willen weten hoe hij er tegenaan kijkt. Voorzitter, bij de behandeling van de richtlijn zijn twee amendementen van mij in dit Huis aangenomen die deze problemen hadden moeten voorkomen. Ik moet nu constateren dat de problemen toch zijn ontstaan. Ons klimaatbeleid moet tot doel hebben dat de kwaliteit van ons leefmilieu verbetert, dat hebben we afgesproken en daar moeten we ons dan ook aan houden. Wij zijn geen eigenaar van de aarde, maar slechts tijdelijke gebruikers. 1-057
Aylward (UEN), namens de fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik verheug mij over het feit dat het Protocol van Kyoto op 16 februari in werking zal treden en dat 132 landen de bepalingen van de overeenkomst hebben geratificeerd. De recente ratificatie van Kyoto door de Russische regering betekent dat het Protocol nu een juridische status heeft. Op grond van het akkoord dient de Europese Unie de uitstoot van broeikasgassen vóór het jaar 2012 te verminderen met 8 procent, ten opzichte van de niveaus in 1990. Ik verheug mij daarnaast over de bekrachtiging van de Richtlijn tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, die ertoe zal bijdragen dat de Europese Unie haar serieuze internationale verplichtingen uit hoofde van het Protocol van Kyoto nakomt. De enige teleurstelling is dat een aantal landen, waaronder Australië en Amerika, de bepalingen van dit verdrag niet heeft ondertekend. Amerika is, zoals we allemaal weten, op jaarbasis verantwoordelijk voor ruim 24 procent van de gehele uitstoot van broeikasgassen. De doeltreffendheid van Kyoto wordt dus ondermijnd doordat Amerika het akkoord niet heeft ondertekend. Toch komen uit Amerika niet alleen maar onheilspellende en sombere verhalen inzake deze politieke kwestie. Californië – de grootste Amerikaanse staat gemeten naar bevolkingsomvang – heeft inmiddels de zogeheten Pavley-belasting ingevoerd, die bedoeld is om de uitstoot van broeikasgassen in die staat vóór 2012 met 22 procent te verminderen. Het doet mij deugd te kunnen constateren dat dit voorbeeld door andere staten gevolgd wordt. Op dit moment ontplooien negentien Amerikaanse staten dergelijke initiatieven om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Het is duidelijk dat steeds meer Amerikaanse bedrijven en burgers positief staan tegenover het aanpakken van de klimaatverandering.
17 De Europese Unie moet alle diplomatieke kanalen waarover zij beschikt gebruiken om de Amerikaanse regering te verleiden en te overreden tot het introduceren van maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen te beperken. Dit kan en moet worden gedaan via de structuren van de transatlantische topconferenties tussen Amerika en de Europese Unie. We hebben behoefte aan een gecoördineerde internationale benadering om de klimaatverandering aan te pakken. Het Protocol van Kyoto is op internationaal niveau momenteel het enige beschikbare kader waarbinnen de landen die het Protocol geratificeerd hebben hun aanpak van deze kwestie op elkaar kunnen afstemmen. De Britse regering zal het voorzitterschap van de Europese Unie later dit jaar bekleden, en ik hoop dat zij, als zeer hechte bondgenoot van de huidige Amerikaanse regering, in een goede diplomatieke positie zal verkeren om de Amerikaanse regering te verleiden op constructievere wijze voortgang te maken met betrekking tot deze aangelegenheid. 1-058
Gollnisch (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de opwarming van het klimaat is een onderwerp waarbij onwetendheid samengaat met zeer uitgesproken meningen. Ik zal mij beperken tot het stellen van een aantal vragen. Eerste vraag: is er werkelijk sprake van een significante, aanhoudende opwarming? Mij dunkt dat dat nu wel vaststaat, met name dankzij de metingen die zijn uitgevoerd aan de watermassa’s van de oceanen of de grote gletsjers. Tweede vraag: heeft deze opwarming negatieve gevolgen? Niet noodzakelijkerwijs. In Siberië bijvoorbeeld zouden de taiga en de toendra plaats kunnen maken voor andere soorten landschap, maar dingen als de vreselijke voortschrijding van de verwoestijning in Afrika of meteorologische rampen van het type El Niño zijn natuurlijk een ander verhaal. Derde vraag: als we besluiten de strijd aan te gaan met dit verschijnsel, betekent dat dan dat het vaststaat dat dit voornamelijk te wijten is aan menselijk handelen? In de loop van het Quartair is er vier maal sprake geweest van opwarming en glaciatie, zonder dat deze verschijnselen konden worden toegeschreven aan de mens. Vierde vraag: als de opwarming van de aarde inderdaad het gevolg is van de uitstoot van broeikasgassen als kooldioxide in de atmosfeer, doordat de mens fossiele brandstoffen als energiebron gebruikt, dan zijn beslist maatregelen geboden. Maar heeft het zin dat WestEuropa zich ten koste van zijn eigen concurrentievermogen gaat inspannen, wanneer andere grootmachten zoals de Verenigde Staten en China, respectievelijk de eerste en de tweede vervuiler van de wereld, hun handen van de zaak aftrekken en zo onvermijdelijk het succes van de hele onderneming frustreren, alle bemoedigende signalen vanuit sommige
18 Amerikaanse staten waarop de vorige spreker wees ten spijt? Ten slotte mijn vijfde en laatste vraag: systematische herbebossing en het gebruik van nieuwe of hernieuwbare energiebronnen dienen beslist te worden aangemoedigd. Maar laten we wel realistisch blijven. Het zal veel tijd kosten voordat we daarmee aan de energiebehoefte zullen kunnen voldoen. Zouden we dus in de tussentijd, zelfs vanuit een milieuoogpunt, niet moeten nadenken over de diversificatie van de energiebronnen en vooral ook over het gebruik van kernenergie? Het Franse Front National was 25 jaar geleden de eerste politieke beweging die terecht de aandacht vestigde op de gevaren van kernenergie, een voorspelling die helaas bewaarheid werd door de ramp in Tsjernobyl. De wetenschap staat echter niet stil en de technologische ontwikkeling gaat door: bij kernfusie zouden de brandstoffen worden opgebruikt zonder dat het langdurig gevaarlijke afval overblijft van de huidige procédés. In afwachting van een doorbraak, misschien zelfs met het procédé van kernsplijting, valt er te denken aan elementen als thorium, die minder gevaarlijk zijn dan de stoffen die vandaag de dag worden gebruikt. Daar ligt ongetwijfeld een opdracht voor de wetenschap. Er is op dat vlak een aanzienlijke inspanning nodig en deze moet verschoond blijven van iedere vorm van dogmatisme. 1-059
Doyle (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het gebruik van het woord “succes” in deze context hangt af van de verwachtingen die men koestert; het betekent voor verschillende mensen verschillende dingen. Persoonlijk vind ik het, als we de gedachtewisselingen en debatten die zich in Buenos Aires in de marge afspeelden buiten beschouwing laten, moeilijk om het woord “succes” te gebruiken. Het succes dat ik in Buenos Aires heb gevonden, was gelegen in besprekingen met andere collega’s – in het bijzonder met de enorme aantallen vertegenwoordigers van de Amerikaanse politiek en het bedrijfsleven en van andere Amerikaanse organen – over de grote hoeveelheid steun die bestaat in het veld, zowel in de Verenigde Staten als in Australië, ondanks het standpunt van de regeringBush en ook dat van de Australische premier over het Protocol van Kyoto en klimaatverandering. Dat is het gevoel van succes dat ik uit Buenos Aires mee teruggenomen heb. Er is sprake van enorme en toenemende steun van negen of tien verschillende staten in Amerika, en zelfs van een aantal energie- en brandstofmaatschappijen en het Amerikaanse bedrijfsleven in het algemeen. Die steun blijft groeien. Ik meet het succes daarnaast af aan de voortgang die China maakt en aan de houding van de Chinese autoriteiten – China is immers een staat die zich snel ontwikkelt en te maken heeft met enorme demografische uitdagingen. Dan is er nog de verandering in de opstelling van Brazilië, dat zich aan onze zijde schaart. Daaraan meet ik het daadwerkelijk succes van Buenos Aires af; ik zie de conferentie als een indicator van de vooruitgang die is geboekt sinds de vorige COPs die ik heb bijgewoond.
10/01/2005 Om ons nog meer in verwarring te brengen, was dit COP 10, en volgend jaar zal COP 11 plaatsvinden. We krijgen ook de bijzondere bijeenkomst om de besprekingen voort te zetten; we mogen die niet post-Kyoto of post2012 noemen, maar we kunnen er niet omheen dat dit een onderwerp van debat zal zijn. Volgend jaar vindt ook MOP 1 plaats, om de niet-ingewijden nog verder te verwarren! Ik geloof dat dit staat voor de bijeenkomst van de partijen die Kyoto hebben geratificeerd, om een onderscheid te maken met de conferentie van de partijen die allemaal de oorspronkelijke kaderovereenkomst hebben ondertekend. Het gaat om twee verschillende, hoewel gelijksoortige, groepen bijeenkomsten die, waarschijnlijk, hand in hand zullen gaan. Misschien kan de commissaris ons hierover meer vertellen. Ik wil de heer Florenz bedanken voor zijn leiderschap van de parlementaire delegatie. En ik bedank u, mijnheer de commissaris, voor het opnemen van de leden van het Parlement. Ik zou nog steeds graag zien dat er meer structuur wordt aangebracht in de betrokkenheid van het Parlement bij de diverse COP’s, met name in de fase van MOP 1. Ik hoop dat u onze bijdrage bruikbaar en nuttig vond. Ik zou graag zien dat onze bijdrage nog verder gestructureerd wordt, ook al weet ik dat er op dit punt op het niveau van de Raad enige terughoudendheid bestaat. Toch is dit een suggestie die op dat niveau dringend serieus moet worden overwogen. We kunnen het ons niet veroorloven niet succesvol te zijn. Het Protocol van Kyoto is het enige wat we hebben. Een nog grotere nadruk op kosten-batenanalyses en een transparante prijsstelling van de milieu-effecten van klimaatverandering en de opwarming van de aarde zullen die markten die nog twijfelen aan het economische belang van Kyoto helpen overtuigen. Uit dergelijke analyses zal namelijk blijken dat ongemakken en kosten op de korte termijn meer dan gecompenseerd zullen worden door de winst op de middellange- tot lange termijn, zowel voor de geïndustrialiseerde als voor de ontwikkelingslanden. 1-060
Tarand (PSE). – (ET) De ramp in Zuidoost-Azië heeft gedurende de afgelopen twee weken enorme gevolgen gehad voor de wereld. Tussen de oorzaken van de tsunami en van de mondiale klimaatveranderingen bestaat natuurlijk geen verband, tenzij we denken in miljoenen jaren en rekening houden met de verschuiving van continenten, die zowel aardbevingen als klimaatveranderingen tot gevolg heeft. Maar perioden van miljoenen jaren zijn voor mensen niet te bevatten en het heeft voor ons politici weinig zin om in dergelijke termen te spreken. In 2004 kregen we een groot aantal nieuwe signalen dat de opwarming van de aarde steeds sneller voortschrijdt: het onverwacht hoge tempo waarin de ijskap van Groenland wegsmelt, om er maar een te noemen, waardoor de oceaanspiegel in totaal zeven meter zou stijgen. Afgelopen september heeft de Britse premier Tony Blair een van zijn toespraken gewijd aan de mondiale klimaatverandering. Hierin stelde hij dat de oceaanspiegel in het jaar 2100 88 centimeter gestegen
10/01/2005 zal zijn, wat met het oog op de demografische verspreiding van de bevolking een bedreiging zou vormen voor honderd miljoen mensen. Dan hebben we het dus over een hele andere orde van grootte dan het aantal slachtoffers van de recente tsunami. De tijd die we hebben om ons voor te bereiden is echter ook niet dezelfde – in plaats van twee uur, hebben we nu bijna een eeuw de tijd. Desalniettemin hebben we 10 procent van de tijd die we hadden, rekenend vanaf de conferentie van Rio, al verbruikt, en dat niet bepaald op de meest constructieve wijze. Ik wil vermelden dat ik heb deelgenomen aan de conferentie van Rio, en dat ik in mijn vorig leven van historisch klimatoloog heb achterhaald in welke jaren vanaf 1500 de haven van Tallinn is dichtgevroren. Tallinn is gesitueerd aan een gevoelig deel van de Oostzee, waar de zee zich ieder jaar in de stijl van Hamlet afvraagt: “To freeze or not to freeze?” Van de zestiende tot de twintigste eeuw zijn er iedere eeuw zes tot acht volledig ijsvrije winters geweest. In de twintigste eeuw, met name vanaf de jaren zeventig, zijn er zestien ijsvrije winters geweest, en in het nieuwe millennium waren reeds vier van de vijf winters ijsvrij. Het is ironisch en droevig tegelijk dat, terwijl verschillende opeenvolgende Estische regeringen hebben gezeteld in een gebouw met een magnifiek uitzicht over de baai van Tallinn, geen van deze regeringen zich bewust is geweest van deze essentiële indicator van klimaatverandering, of in ieder geval niet in staat is gebleken om hieruit conclusies te trekken met betrekking tot het energiebeleid. Het beleid van het nationale energieproductiebedrijf van Estland, dat is geïnspireerd door het voorbeeld van de olie- en koolmonopolieën van de Verenigde Staten, wordt nog altijd gevoerd in de geest van de piekperiode van industrialisering van 50 jaar geleden. Het waterverbruik in verband met de stroomopwekking uit oliehoudende leisteen wordt zodanig gesubsidieerd dat Estland tot de grootste waterverbruikers ter wereld behoort, samen met een aantal woestijnstaten die irrigatielandbouw toepassen. Als we bedenken dat drinkwater op de luchthaven van Tallinn drie euro per liter kost, dan wordt het duidelijk waarom de stroomopwekking in Estland jaarlijks met een bedrag van ongeveer drie miljard euro wordt gesubsidieerd. Tegelijkertijd loopt Estland achter ten opzichte van andere Europese landen in het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, ondanks het grote potentieel voor zowel biobrandstoffen als windenergie. Wat ik wil zeggen is dat ik, hoewel ik de vooruitgang die op COP-10 in Buenos Aires en de leidersrol van de EU in de strijd tegen de mondiale klimaatverandering erken, vind dat het tijd is dat de Europese Commissie en het Parlement gezamenlijk gaan optreden om lidstaten die achterblijven over te halen hun energiebeleid te wijzigen, zo nodig met behulp van de structuurfondsen. 1-061
Schlyter (Verts/ALE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, op hetzelfde moment dat wij hier over Kyoto discussiëren, bereiden de kleine eilandstaten zich voor op hun conferentie over klimaatproblemen die aan de
19 andere kant van de wereld wordt gehouden, in alle obscuriteit, ondanks het feit dat hun gehele bevolking gevaar loopt te worden verdreven als gevolg van de vernietiging van het milieu. Vijftien grote ijsbergen drijven noordwaarts in de richting van Nieuw-Zeeland. De winters in de plaats waar ik vandaan kom, duren veertig dagen korter dan toen ik klein was. Bijna alle gletsjers smelten weg. Er steken steeds meer stormen op, zoals die van afgelopen weekeinde boven Noord-Europa. We kunnen de ogen niet langer sluiten voor deze gevolgen. Al kan niet elke storm en schade aan de klimaatverandering geweten worden, toch is de toegenomen frequentie een vaststaand gevolg van het onverantwoordelijk gedrag van de mensen. De EU moet zich nu toespitsen op de wereld van vandaag. We kunnen niet volstaan met seminars en met streefcijfers, maar we moeten reële krachtsinspanningen leveren door wetten aan te nemen die praktische effecten hebben. Laten wij daarvoor de weg wijzen. Alleen u, de Commissie, hebt het recht om voorstellen te presenteren voor een verhoging van de minimumbelastingen op fossiele brandstoffen. U hoeft niet langer te wachten met de invoering van een kooldioxideheffing op vliegtuigreizen binnen de EU, of een klimaatheffing op de invoer uit geïndustrialiseerde landen die niet voldoen aan de doelstellingen van Kyoto. Daarmee zal er ongetwijfeld druk ontstaan op het regime-Bush, vooral als voor progressieve deelstaten van de VS een uitzondering wordt gemaakt. Kyoto is echter niet genoeg; we hoeven niet te wachten tot 2012 om dat in te zien. Reeds nu moeten we een actieplan opstellen voor een emissiereductie van ten minste 30 procent in de periode tot 2020. We weten al dat dat het minste is wat we kunnen doen voor de behoefte van toekomstige generaties aan grondstoffen, en voor de behoefte van arme landen aan grondstoffen en een stabiel klimaat. 1-062
McDonald (GUE/NGL). – (Spreekster spreekt in het Iers) (EN) Ik wil deze gelegenheid aangrijpen om de Conferentie van Buenos Aires over klimaatverandering toe te juichen als een serieuze poging om de opwarming van de aarde aan te pakken. De Kaderovereenkomst van de Verenigde Naties over klimaatverandering blijft de hoeksteen van het internationale antwoord op veranderingen in ons milieu. Ik spreek mijn steun uit voor de resolutie en wil de rol prijzen die de Europese Unie heeft gespeeld en blijft spelen in het aandragen van vooruitstrevende antwoorden met betrekking tot het bestrijden van de klimaatverandering. Ik wil in het bijzonder mijn bezorgdheid uitspreken over het feit dat de Verenigde Staten – het land dat de meeste koolstofdioxide uitstoot – niet bereid was te praten over verdere manieren om de klimaatverandering een halt toe te roepen, hoewel het zeker bemoedigend is dat een
20 aantal individuele staten in de VS diverse initiatieven heeft ontplooit op het gebied van klimaatverandering. Desalniettemin ondermijnen de VS het Protocol van Kyoto actief door de overeenkomst niet te ondertekenen. Het Protocol van Kyoto is een overeenkomst waaraan we collectief onze volledige steun moeten geven. Het is een kleine maar veelbetekenende stap in de goede richting. Als we echter succes willen boeken bij het bestrijden van de klimaatverandering, zal dit op de langere termijn een veel grotere inspanning vergen van de afzonderlijke landen, alsmede van de industrie. De doelen die zijn gesteld met betrekking tot de stabilisatie van de concentraties broeikasgassen zijn nauwelijks ambitieus te noemen, maar ondanks dat zijn deze doelen van doorslaggevend belang voor het teweegbrengen van een duidelijke afname in de emissieniveaus in onze atmosfeer. Ik juich de bevestiging in de resolutie toe dat de mondiale emissies tegen 2050 met de helft moeten zijn gedaald, om de opwarming van de aarde te beperken. Dit is een doelstelling waaraan wij allemaal moeten werken. Klimaatverandering blijft een cruciale kwestie voor de mensheid die een mondiaal antwoord vereist; dat geldt misschien nergens zo sterk als in Europa. In een recent verslag van het Europees Milieuagentschap werd gewaarschuwd dat Europa sneller opwarmt dan de rest van de wereld, met mogelijk verwoestende gevolgen als frequentere hittegolven, overstromingen, een stijgende zeespiegel en smeltende gletsjers. In het verslag wordt een deprimerend beeld geschetst van een Europa dat verwoest wordt door een veranderend klimaat. We hebben dus een mondiaal plan nodig om de concentraties van gevaarlijke broeikasgassen te beperken. Het stellen van ambitieuzere doelen om de concentratie van die broeikasgassen te beperken vereist daadwerkelijke inzet en hiervoor zijn ingrijpende veranderingen noodzakelijk in productieprocessen, in de manier waarop we energie opwekken en zelfs in onze gezamenlijke levensstijl. (Spreekster vervolgt in het Iers) 1-063
Krupa (IND/DEM). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, in het proces van de opwarming van de aarde, dat al geruime tijd aan de gang is, kan Europa uiteraard een grote rol spelen. Een voorwaarde is wel dat zelfdiscipline, solidariteit en de waarheid zegevieren boven de onduidelijkheid van de geldende wetgeving en de misleiding en manipulatie op velerlei gebied, waaronder de emissiehandel. Het protocol van Kyoto is een internationale mijlpaal die de geïndustrialiseerde landen ertoe verplicht de emissie van broeikasgassen te verlagen. De omvang van die vermindering moet echter worden aangemerkt als een politiek compromis. Dit compromis weerspiegelt niet de bevindingen van wetenschappers, want die hebben berekend dat een vermindering van de kooldioxideuitstoot van 60 procent vereist is om de
10/01/2005 klimaatverandering te stoppen en niet de 5 procent of 8 procent, waarover de Europese Unie zich op de borst klopt. Deze vermindering wordt bovendien helaas bereikt over de rug van de landen waar in het kader van de voorbereidingen op de toetreding de industrie de nek is omgedraaid. Daarnaast wordt in het kader van het protocol van Kyoto een wijziging van het bodemgebruik in de vorm van bosbeheer toegepast als instrument in het klimaatbeleid. Vooralsnog beschikken wij echter niet over volledig geloofwaardige kennis over de hoeveelheid kooldioxide die door de aanplant van bomen wordt gebonden. Dit moet nog blijken uit nader onderzoek. Sommige bebossingsplannen in het kader van het "schoneontwikkelingsmechanisme" zijn dan ook omstreden. Deze plannen verdienen uiteraard onze aandacht, maar in Polen verzetten wij ons tegen de transformatie van ons land in een oerbos waar de rijke elite kan komen jagen. De last van de bestrijding van de gevolgen van de klimaatverandering moet evenwichtig en in overeenstemming met de verantwoordelijkheid van de verschillende landen voor die verandering worden verdeeld. De rijke, ontwikkelde en sterk geïndustrialiseerde landen hebben in vergelijking met de zich ontwikkelende landen enorme voordelen behaald en zijn in hoge mate verantwoordelijk voor de verwoesting van het milieu. Zij zijn echter buitengewoon terughoudend als het erom gaat hun financiële verplichtingen na te komen. Dit geldt voor zowel de Verenigde Staten als de lidstaten van de Europese Unie. Velen vragen zich ook af of de verplichtingen van Kyoto niet eerder een hinderpaal zijn dan een hulpmiddel op weg naar snellere veranderingen. Wij erkennen dat het nuttig is om, ondanks de tekortkomingen, akkoorden vast te leggen, maar wat de vermindering van de uitstoot betreft zouden de verplichtingen veel strikter moeten zijn. 1-064
Martin, Hans-Peter (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de voorzitter van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid heeft als een van de eerste sprekers de resultaten van Buenos Aires als succesvol omschreven. Daaruit blijkt eens te meer hoe groot de bescheidenheid op dit moment is geworden, wanneer dergelijke minimale ontwikkelingen reeds als een positief gegeven beschouwd moeten worden. In principe ben ik het hier wel maar mee eens, maar we hebben met nog een andere factor te maken, te weten de tijd, die op begint te raken. Als wij eens voor een kort ogenblik de ogen zouden sluiten en naar dit debat zouden luisteren, waarbij we de naam Kyoto even buiten beschouwing zouden laten, dan zouden wij kunnen constateren dat alles wat hier tot dusver is gezegd, tot in detail herinnert aan de grote wereldmilieuconferentie in Rio de Janeiro in 1992. Toen waren de problemen al bekend. Toen wisten wij al welke kant het op ging. Toen waren wij echter nog veel optimistischer en gingen wij
10/01/2005 ervan uit dat de algemene klimaatopwarming beperkt zou kunnen worden tot een halve graad ten opzichte van het pre-industriële tijdperk. Nu zijn we al blij als we de klimaatopwarming tot maximaal twee graden kunnen beperken. Dat is een zeer gevaarlijke ontwikkeling, aangezien – los van het democratische aspect waarmee velen in dit Parlement zich nu moeten bezighouden en los van het sociale aspect dat vanwege de hernieuwde opmars van de globalisering een steeds grotere rol speelt - het ecologische probleem nog steeds niet is opgelost. Het klinkt misschien vreselijk, maar we zouden bijna gaan hopen dat er aanwijzingen waren geweest dat de catastrofale zeebeving in Azië op enige wijze te maken heeft gehad met de klimaatopwarming. Dan zou er immers wellicht een kans bestaan dat wereldwijd de krachten gebundeld zouden worden, zoals dat nu bij de aanpak van de gevolgen van deze ramp is gebeurd. Het grote probleem met de klimaatopwarming is mijns inziens het feit dat wij geen gemeenschappelijke opvatting van de vijand hebben. Daardoor gaan wij niet op zoek naar alternatieve oplossingen en blijven wij maar redevoeringen houden zonder daadwerkelijke actie te ondernemen. 1-065
Oomen-Ruijten (PPE-DE). – Voorzitter, de klimaatconferentie in Buenos Aires gaf niet het resultaat dat wij wilden zien. Bij de ratificatie hadden wij een grote doorbraak verwacht en wij wilden, als het eventjes kon, graag ook nog precies vastleggen wat er na 2012 zou moeten gebeuren. Als ik dit vaststel en dan kijk naar wat er in de afgelopen weken in de media is verschenen, heb ik soms het gevoel dat wij elkaar in de put praten als we ons alleen op deze twee zaken concentreren. We weten natuurlijk allemaal dat de Verenigde Staten niet hebben geratificeerd. Wij stellen tevens vast dat de snelle groei in India en China ook gevolgen moet hebben voor het betrekken van deze landen bij het klimaatbeleid. Toch tellen we niet vaak genoeg onze zegeningen. Ik ben het eens met de Commissaris, die zonet heeft gemeld dat het goede is dat er wel resultaten zijn geboekt. Er zijn nu al 128 lidstaten die het klimaatverdrag hebben ondertekend. Ook in de Verenigde Staten en Canada - mevrouw Doyle heeft daarover zonet ook nog even gesproken - zijn er steeds meer staten die onze lijn steunen en die mee willen gaan doen met Europa. Wanneer wij echter een langetermijnbeleid willen voeren voor het klimaat, dan kunnen we alleen maar werkelijk resultaat krijgen als we de discussie niet alleen verbreden, maar ook verdiepen. Dat betekent dus dat wij de ontwikkelingslanden erbij moeten betrekken, in grotere mate dan wij tot nog toe hebben gedaan. Wij zouden hun eigenlijk - en daarover heeft de Commissaris ook gesproken - met onze hulp die schone technologie moeten aanbieden, zodat zij meteen met schone technieken kunnen beginnen en een grote sprong voorwaarts kunnen maken.
21 Voorzitter, datzelfde geldt eigenlijk ook voor China en India, ook hen moeten we stimuleren. Voor de rest zullen we, wat het verdiepen betreft, de bestuurlijke krachten in Noord-Amerika die op dit moment al een ander beleid willen gaan voeren, moeten blijven stimuleren. Ik heb er eigenlijk vertrouwen in dat onder leiding van deze Commissaris - maar ik moet ook Pieter Van Geel feliciteren met de manier waarop hij dat heeft gedaan, hij heeft hiervoor al vele complimenten gekregen - niet langer zal worden beweerd dat het alleen Europa is die iets voor het klimaatbeleid doet, want dan dringen we ons verder in het isolement. Neen, we moeten door verdere verbreding en een betere verdieping ervoor zorgen dat iedereen meedoet. Ik heb er vertrouwen in dat de situatieschets die we straks gaan krijgen, de nota over de toekomstige ontwikkelingen, ons uit het isolement kan halen. 1-066
Lichtenberger (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het nieuwe millennium is nog maar net begonnen of we hebben al twee rampzomers achter de rug. In een van die zomers is geheel Midden-Europa geteisterd door overstromingen en tijdens de andere zomer zuchtte het grootste deel van Europa onder een hittegolf. Dit heeft echter niet mogen leiden tot betere resultaten op de afgelopen conferentie, resultaten die noodzakelijk zijn voor een definitieve oplossing van de problemen. Vandaag wil ik het hebben over een van de centrale probleemkwesties inzake Kyoto: het vervoer. Bij de warmtevoorziening en ook in de industrie is een zekere vooruitgang te bespeuren, zijn bepaalde problemen reeds opgelost en zijn er technische oplossingen beschikbaar. Het vervoer daarentegen is de sector waarin de groeipercentages het hoogst zijn en waarin alle oplossingen die in de andere sectoren waar sprake is van uitstoot van schadelijke stoffen zijn ontwikkeld en toegepast, worden bedreigd en teniet worden gedaan. Het vervoer heft alle successen van de klimaatbescherming weer op en daarom moeten onze maatregelen vooral op deze sector worden gericht. Mijnheer de commissaris, ik hoor u nooit spreken als Europese landen die zich verplicht hebben tot het nastreven van klimaatdoelstellingen het tegenovergestelde doen en hun emissies juist laten toenemen. Ik hoor u nooit spreken als deze landen verzuimen om gerichte maatregelen tegen emissies door het vervoer te treffen. Van ons allemaal, en dus ook van u, wordt verwacht dat wij binnen de Europese Unie een concreet beleid opstellen en dat betekent in dit geval: volledige steun aan het openbaar vervoer en beëindiging van de groei van de mobiliteit, die alleen goed is voor de auto, terwijl alle andere zaken de dupe zijn. 1-067
Manolakou (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, helaas blijven de Europese Unie en de andere imperialistische industrielanden krampachtig vasthouden aan de filosofie van een zo groot mogelijke winst voor het kapitaal. Daardoor wordt de daadwerkelijke verwezenlijking van een wezenlijk en bevredigend doel
22 met betrekking tot verlaging van de uitstoot en beperking van de klimaatverandering, met alle bijbehorende rampzalige gevolgen voor de toekomst van onze planeet, bij voorbaat uitgesloten, zoals ook uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken. De Commissie verzekert ons dat het systeem voor de emissiehandel en de andere soepele mechanismen het concurrentievermogen van de economie van de Europese Unie niet zullen aantasten maar juist beschermen. Wij zijn daar echter allesbehalve van overtuigd. Ofschoon het doel was de uitstoot te verminderen, is deze toegenomen met drie eenheden. Daarmee wordt weer eens bewezen hoe ingewikkeld, onstabiel en uiteindelijk inefficiënt de methode voor de aanpak van de klimaatverandering is die in Kyoto werd afgesproken. Er bestaan wel oplossingen, maar deze moeten direct en niet indirect worden toegepast. Ik denk aan maatregelen voor aanzienlijke vermindering van de uitstoot, aan de bevordering van hernieuwbare energiebronnen, aan het gebruik van biobrandstof en aan een beter gebruik van de door krachtcentrales geproduceerde thermische energie, maar ook aan de daadwerkelijke bescherming van onze bossen, die in staat zijn de CO2 uit de lucht te absorberen. Wij zien evenwel dat in plaats daarvan wordt aangedrongen op inefficiënte maatregelen zoals emissiehandel. Daaruit blijkt eens te meer dat, zodra de winst van het kapitaal in het geding is, men er niet over peinst om echte maatregelen te nemen en een ommezwaai te bewerkstelligen in de voor onze planeet zo gevaarlijke ontwikkelingen. 1-068
Giertych (IND/DEM). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, klimaatveranderingen zijn een natuurlijk feit. Er zijn warmere en koudere periodes. Is het menselijk handelen hierop van invloed? Ik heb ernstige twijfels. Deskundigen zijn het hier niet over eens en er zijn geen overtuigende bewijzen voor. Tegelijkertijd lijdt het geen twijfel dat verhoging van het kooldioxidegehalte van de lucht gunstig is voor de plantenteelt en dat verhoogde CO2-concentraties in de atmosfeer efficiënt worden opgenomen in de biosfeer, waaronder de bossen, humus, de zeeën enzovoort. Het is echter een feit dat de CO2-uitstoot in industriële verbrandingsprocessen gepaard gaat met de uitstoot van andere gassen, die zonder meer schadelijk zijn voor het milieu, en wel voor de bossen, de landbouwproductie, architectonische monumenten en bovenal voor de menselijke gezondheid. Daarom verdienen alle technologische inspanningen om verbranding te beperken erkenning. Aangezien de negatieve gevolgen van verbranding grensoverschrijdend zijn, moeten de hiermee verbonden kosten worden gedeeld op basis van internationale overeenkomsten. Het Protocol van Kyoto stoelt op het logische mechanisme van verlegging van de kosten van de landen die inspanningen ondernemen naar landen die op dit gebied te weinig doen. Klimaatveranderingen zijn er altijd geweest en zullen blijven optreden. Daar hebben wij weinig invloed op. De
10/01/2005 door de mens veroorzaakte uitstoot van gassen in de atmosfeer is echter een probleem dat de mensheid met vereende krachten moet aanpakken. Een dergelijke gezamenlijke inspanning verdient alle steun. In het bijzonder moeten wij het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en energiebesparende technologie bevorderen. Hier zijn kosten aan verbonden, en zonder internationale solidariteit zal er op dit vlak geen vooruitgang worden geboekt. Wij mogen ons echter niet laten aanpraten dat elke natuurramp, elke storm, overstroming, droogte of tsunami aan de uitstoot van broeikasgassen te wijten zou zijn. Laten wij met beide benen op de grond blijven staan en ons aan de feiten houden. Dank u wel. 1-069
VOORZITTER: DE HEER MOSCOVICI Ondervoorzitter 1-070
Korhola (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, een jaar geleden was ik op de klimaatconferentie in Milaan en ik moet zeggen, dat er daarna enige vooruitgang is geboekt. Net als nu in Buenos Aires hebben wij ook toen leden van de Amerikaanse delegatie ontmoet. Maar terwijl de Amerikaanse afgevaardigden destijds de bijdrage van de mens aan de klimaatverandering nog categorisch ontkenden, hebben zij nu hun standpunt gematigd. Zij hebben de feiten al zodanig erkend, dat zij nu bereid waren te praten over het mogelijke aandeel van de mens in de klimaatverandering. Deze toegeving ten spijt is er nog een lange weg te gaan voordat we de Verenigde Staten van Amerika zullen hebben overtuigd zich aan te sluiten bij de wereldwijde inspanning tegen klimaatverandering. Meer gezond verstand is hier geboden. Er zijn talrijke voorbeelden te noemen waarbij preventieve maatregelen veel goedkoper zijn dan het achteraf bestrijden van rampen. Het is in economisch opzicht dan ook absurd dat de Verenigde Staten geen enkele haast maken om mee te doen aan de bestrijding van klimaatverandering, en in plaats daarvan de hele planeet in gevaar brengen door te proberen de eigen concurrentiekracht te beschermen. De tweede stap vooruit in Milaan was het meedoen van Rusland, wat de inwerkingtreding van het Protocol van Kyoto mogelijk heeft gemaakt. Dit is een belangrijk politiek gebaar, maar of het ook meer dan dat is, valt nog te bezien. Ik vrees het ergste, namelijk dat de klimaatdoelstellingen met het huidige Protocol van Kyoto geen stap dichterbij zullen komen. Waarom? De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van het Nederlandse voorzitterschap zei op de conferentie zeer terecht dat het probleem voor de toekomst vooral de emissies van China zijn, die toenemen in een tempo dat voor de partijen bij de overeenkomst als een totale verrassing kwam. Er kunnen hiertegen uit hoofde van Kyoto geen disciplinaire maatregelen worden genomen, omdat China niet tot de industrielanden wordt gerekend waarop de uitstootbeperkingen in de eerste fase van toepassing zijn. Er zijn dus twee enorme problemen die
10/01/2005 niet door Kyoto kunnen worden opgelost: de Verenigde Staten, een land dat momenteel verantwoordelijk is voor een kwart van de broeikasgasemissies in de wereld, en China, wiens uitstoot over tien jaar naar schatting vier keer groter is dan de uitstoot in de Verenigde Staten. Dat betekent dat de wereldwijde uitstoot binnen tien jaar zal zijn verdubbeld. Als dit zo is, zullen wij letterlijk verdrinken. Er moeten nu zo snel mogelijk herstellende maatregelen worden genomen om het klimaatbeleid doeltreffender te maken, vooral in China en India, zodat er in afwachting van de tweede fase geen onomkeerbare fouten worden gemaakt. Enkele taboes rondom het Protocol van Kyoto moeten worden doorbroken en men moet erkennen dat het in sommige opzichten geen geschikte manier is om het probleem van klimaatverandering op te lossen. Het lijkt erop dat de per land vastgestelde reductiedoelen de partijen bij de overeenkomst ertoe brengen voortdurend voor hun eigen belang te strijden. Daarom is er een bindende internationale "koolstofdynamiek" nodig, waarvan niemand mag worden uitgesloten. In de mondialiserende markteconomie is dat de enige mogelijkheid om te voorkomen dat het internationale kapitaal zijn productie overhevelt naar gebieden waar de emissiemaxima de milieunormen niet te boven gaan. Als emissiecriteria van de industriële productie moeten daarom de emissies per productieton worden vastgesteld en voor de verschillende sectoren is een nauwkeurige vaststelling van het theoretische minimum van emissies nodig. Wij hebben snel een geheel nieuw energiedenken nodig dat vooral gebaseerd is op het vergroten van energiebesparing en energie-efficiëntie alsmede schone en hernieuwbare energievormen. Tot slot wil ik uiting geven aan mijn grote dankbaarheid jegens commissaris Dimas, die gedurende de gehele conferentie goed rekening heeft gehouden met de standpunten van de leden van het Europees Parlement.
23 Met landbouw bedoel ik ook herbebossing. Laat ik dit even met een voorbeeld verduidelijken. Is het bevorderlijk voor de klimaatverandering dat een hectare sinaasappelbomen jaarlijks 40 000 kilo of 4 ton loof en hout voortbrengt? Anders gezegd, in hoeverre oefent de mediterrane landbouw een gunstige invloed uit op de klimaatverandering? Het conflict tussen landbouw en milieu moet eens en voor altijd uit de wereld worden geholpen. Er bestaan diverse manieren om die doelstelling te bereiken. Ten eerste moeten wij inzien dat de landbouw ook positieve gevolgen heeft door middel van de koolstofputten die het creëert. Verder moeten wij kijken welke vorm van herbebossing de meest gepaste is en het milieu het meest ten goede komt. Kortom, wij moeten een reeks positieve beleidsacties ontwikkelen waarin alle activiteiten aan hun trekken komen, niet alleen de industriesector, maar ook de landbouw, want op dat gebied hebben wij nog een enorme achterstand in te halen. Volgens het jongste verslag zullen met name Spanje, Griekenland en het Middellandse-Zeegebied het zwaarst getroffen worden door de gevolgen van de klimaatverandering. Daarom is het aan de Commissie om met studies en oplossingen te komen. 1-072
Jordan Cizelj (PPE-DE). – (SL) Dames en heren, het lijdt geen twijfel dat klimaatverandering de grootste en ernstigste uitdaging is waartegenover de wereld zich momenteel gesteld ziet. Het is een uitdaging die de landsgrenzen die in het verleden door naties en politici zijn vastgelegd, te boven gaat. Als we ons nu gaan inspannen om klimaatveranderingen te voorkomen, of op zijn minst te verminderen, mogen we ons niet laten beperken door het concept van landsgrenzen. Als wij klimaatveranderingen succesvol willen tegengaan, moet we zonder enig voorbehoud inzien dat wij er allen verantwoordelijkheid voor dragen.
1-071
Gutiérrez-Cortines (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik ben van oordeel dat de Europese Commissie zich op het vlak van klimaatverandering meer dan wie ook heeft ingezet. Zij is het die de wereld bewust heeft gemaakt van dit probleem, maar juist die eer en verantwoordelijkheid verplichten haar ertoe de nodige wetenschappelijke inspanningen te doen om haar ambities waar te maken. Wij moeten de overgang maken van een Europa van mooie woorden naar een efficiënter en wetenschappelijker Europa. Nu de vergaderingen in Kyoto en elders achter de rug zijn, moet de klimaatverandering mijns inziens dringend aan een allesomvattende analyse worden onderworpen. De negatieve factoren zijn uitvoerig bestudeerd, maar wij weten nauwelijks hoe we de klimaatontwikkeling gunstig kunnen beïnvloeden. In die zin hoop ik dat tijdens de huidige zittingsperiode dieper zal worden ingegaan op de band tussen landbouw en milieu.
In dit verband kunnen we spreken van een politieke verantwoordelijkheid op meerdere politieke niveaus – allereerst de verantwoordelijkheid van ieder afzonderlijk land dat bijdraagt aan de collectieve druk op het milieu, en daarnaast de verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de solidariteit tussen de ontwikkelde en onderontwikkelde regio's van de wereld. Maar de belangrijkste verantwoordelijkheid is misschien wel de verantwoordelijkheid van de ene generatie voor de andere, want de gevolgen van de klimaatverandering zijn van lange termijn en zullen van invloed zijn op het leven van vele toekomstige generaties. De politici en de landen van de Europese Unie moeten de uitdaging om een voorvechtersrol te blijven spelen in dit proces zonder meer aangaan. Wij moeten kiezen voor een serieuzere benadering wanneer het gaat om de tenuitvoerlegging van het protocol van Kyoto en wij moeten alles doen om ervoor te zorgen dat dit akkoord ook wordt nageleefd door niet-Europese landen die zich nog niet aan de uitvoering van het akkoord hebben
24 verbonden, maar die wel een relatief groot effect hebben op het mondiale milieu. Er zijn twee belangrijke redenen waarom de Europese Unie een leidersrol moet spelen in de strijd tegen klimaatverandering. Zij beschikt over waardevolle ervaring op het vlak van milieubeleid en heeft ook serieuze onderzoeksinspanningen gedaan die de druk op het milieu kunnen helpen verminderen. Daarom verwacht ik van de Europese Unie dat zij ook na Kyoto uitdrukkelijk hoge milieunormen blijft eisen. Een dergelijke benadering zal de Unie in staat stellen haar reputatie bij de burgers in Europa en over de hele wereld te verbeteren. 1-073
Caspary (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, natuurlijke veranderingen van het wereldklimaat doen zich al miljoenen jaren voor. Een meerderheid van de wetenschappers die de afgelopen maanden zijn geciteerd, is van mening dat de mens vooral door de uitstoot van kooldioxide het klimaat van onze planeet beïnvloedt. Zij beweren dat mogelijk 3 procent van de totale CO2-uitstoot die door de mens wordt veroorzaakt, het klimaat op aarde beïnvloedt. Met name de jonge generatie van nu en toekomstige generaties zullen het slachtoffer worden van deze klimaatverandering. Volgens de huidige stand van de wetenschap dienen wij derhalve voorzichtig te zijn: energie moet efficiënter worden gebruikt en tegelijkertijd moet de CO2-uitstoot over de gehele wereld worden gereduceerd. Dit kan worden gerealiseerd door meer rendement uit de energie te halen en door meer gebruik te maken van hernieuwbare energiebronnen en kernenergie. Met betrekking tot de laatste optie kan ik u een cijfer presenteren: het aandeel van kerncentrales in het totale energiepakket heeft in 2004 wereldwijd de uitstoot van circa 2,5 miljard ton kooldioxide voorkomen. Dat is het dubbele van hetgeen in de Kyoto-doelstellingen voor de periode 2008-2012 is afgesproken. Het dubbele, dames en heren. Hoeveel waarde mogen wij evenwel hechten aan onze huidige kennis over de klimaatverandering? Wordt het klimaat inderdaad extra door de mens beïnvloed? Is dit percentage van 3,5 procent van de CO2-uitstoot waarvoor de mens verantwoordelijk is inderdaad van belang? Hoe sterk wordt het klimaat door de variërende stralingsintensiteit van de zon beïnvloed? Wat zijn de gevolgen van het broeikasgas waterdamp? Welke andere factoren spelen nog meer een rol bij de klimaatverandering? Is een eventuele temperatuurstijging op aarde het gevolg van een verhoogde CO2-uitstoot of is precies het tegenovergestelde het geval? Al deze vragen kunnen wij nog niet met zekerheid beantwoorden. Hoewel in vele modellen wordt gesuggereerd dat het broeikaseffect door de mens wordt veroorzaakt, is het doorslaggevende bewijs hiervoor nog niet geleverd. Zoals gezegd dienen wij voorzichtig te zijn en de CO2uitstoot zo veel mogelijk terug te brengen. Tegelijkertijd
10/01/2005 moeten wij evenwel dringend meer investeren in het klimaatonderzoek en ook steun geven aan onderzoekers die niet met de grote stroom meegaan. Wij hebben een breed spectrum aan meningen nodig teneinde in het belang van de burgers zo spoedig mogelijk en op basis van betrouwbare gegevens de juiste beslissingen te kunnen nemen. Als wij immers over betrouwbare gegevens beschikken, zullen wij ook de andere landen ervan kunnen overtuigen ons hierin te steunen. 1-074
Belet (PPE-DE). – Voorzitter, hoe u het ook draait of keert, de resultaten van Buenos Aires zijn in mijn ogen teleurstellend. Kyoto loopt tot 2012, dat is vlakbij en voor daarna is nog niets gepland. Het vervolgseminar in Bonn is helaas niet veel meer dan een doekje voor het bloeden. Mijnheer de Commissaris, de Europese Unie mag niet langer wachten op weerbarstige staten als de Verenigde Staten. Wij moeten zelf het voortouw nemen, zonder evenwel in eigen vlees te moeten snijden. Wij moeten meer dan ooit een beloningsbeleid voeren voor die industriële ondernemingen die kordaat investeren in milieuvriendelijke technologieën. Daarnaast zullen wij vooral in de transportsector veel grotere inspanningen moeten leveren. De heer Florenz zei het hier bij het begin van het debat ook al. Het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling biedt in dit verband uitstekende mogelijkheden om ambitieuze programma's op te zetten. Waarom niet de lat hoog leggen en concrete deadlines naar voren schuiven? Waarom bijvoorbeeld niet de ambitie hebben om - ik maak het maar heel concreet - tegen 2020 in Europa 100% emissievrij transport over de weg te hebben? Nog een laatste vraag, mijnheer de Commissaris. Bent u het ermee eens dat wij extra middelen moeten vrijmaken, bijvoorbeeld een fiscaal nultarief - om het maar zo te noemen - om het gebruik van biobrandstoffen aan te moedigen en resoluut te promoten? Mijnheer de Commissaris, u kunt de geschiedenis ingaan als de grootste vriend van moeder aarde. Ik zou, als ik in uw plaats was, die gelegenheid niet laten voorbijgaan. 1-075
Karas (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, jazeker, we hebben succes, maar niet genoeg. Jazeker, er gebeurt wel wat, maar te weinig. Jazeker, er worden honderden symposia georganiseerd, maar er worden lang niet zoveel maatregelen genomen. Wij hollen achter onze doelstellingen aan en de tijd vliegt voorbij. De klimaatverandering is een van de grootste problemen van de 21e eeuw, zo staat in onze resolutie, maar ik vraag mij af of dit feit daadwerkelijk tot ons doordringt of dat wij dit slechts ter kennisgeving hebben aangenomen. En kan het ons ook echt wat schelen? Ik vrees dat er nog een lange weg te gaan is voordat we ons er niet alleen bewust van zijn maar er ook door geraakt worden en tot daadwerkelijk handelen overgaan.
10/01/2005 Ook al worden wij door afzonderlijke gebeurtenissen wakker geschud en alert gemaakt, zijn wij niet bij machte de noodzakelijke politieke maatregelen door te voeren. De ecologische, economische en sociale gevolgen zijn evident, maar worden door ons nog niet als voldoende bedreigend ervaren. We leggen de schuld dan weer bij het vervoer, de huisbrand of de industrie, dan weer bij de industrielanden of de ontwikkelingslanden, maar nog steeds ontbreekt het aan een algemene visie. Zouden we het in het kader van Lissabon niet van de gelegenheid gebruik moeten maken om ook de groeimogelijkheden en het concurrentievermogen van Europa te bekijken in plaats van alleen de schade? Wij leveren oude in plaats van nieuwe technologieën aan andere continenten en hebben het over globale verantwoordelijkheid. Daarbij vergeten wij echter het gezegde “Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet”. Wij hebben het over het jaar 2012, maar wij kunnen het bedrijfsleven nu nog niet met zekerheid zeggen binnen welke kadervoorwaarden het in 2012 dient te handelen. Om tijdig te kunnen handelen, hebben wij deze kadervoorwaarden nodig; wat we ook nodig hebben zijn Kyoto-effectenstudies voor iedere maatregel met betrekking tot de industrie en het vervoer. 1-076
Dimas, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, er zijn hier vanavond vele bruikbare suggesties gedaan. Tijdens de komende Europese Raad in het voorjaar, waar de eerste belangrijke stap zal worden gezet met betrekking tot het debat binnen de Europese Unie over onze toekomstige klimaatveranderingsstrategie, zal de Commissie een mededeling presenteren, die mijn collega’s en ik momenteel voorbereiden. Deze mededeling zal zeer belangrijk zijn voor de besprekingen tijdens de Raad in het voorjaar. Ik ben voornemens in deze mededeling een reeks specifieke aanbevelingen te doen en daarbij zal zeker ook een groot aantal suggesties zijn dat vanavond is gedaan. Ik bedank de afgevaardigden die mij deze constructieve suggesties aan de hand hebben gedaan. Wat Buenos Aires betreft, kan het succes van de conferentie worden afgemeten aan objectieve criteria en, zoals ik al heb gezegd, waren onze objectieve verwachtingen niet erg hoog gespannen. Dat betekent echter niet dat we geen hoge doelen nastreven of dat onze wensen niet ambitieus zijn. We zullen alles in het werk stellen om deze doelen te bereiken omdat dit nodig is voor de wereld. We hebben in Buenos Aires wel degelijk enige vooruitgang geboekt. Het besluit om in mei een seminar te organiseren om huidige en nieuwe antwoorden op klimaatverandering te bespreken, biedt een veelbelovende start van de dialoog en het debat over een mondiaal klimaatbeleid na 2012. Ook het akkoord over het opzetten van een werkprogramma voor aanpassingsmaatregelen is een zeer belangrijke doorbraak, niet alleen voor de geïndustrialiseerde
25 landen, maar ook, en zelfs nog in meerdere mate, voor de ontwikkelingslanden. Over het algemeen denk ik dat we een succesvolle conferentie van de partijen achter de rug hebben. Ik ben het echter met u eens dat we onze dialoog met sleutellanden als India, China, de Verenigde Staten uiteraard, en Rusland moeten intensiveren. De Verenigde Staten zeggen dat zij voor een andere benadering hebben gekozen, met grote investeringen in onderzoek en ontwikkeling, maar toch zie ik hun instemming met de deelname aan het seminar en de presentaties over de toekomst als een kleine doorbraak. We moeten onze dialoog met deze landen voortzetten en verdiepen – zoals ook door vele van de geachte afgevaardigden werd gesuggereerd – zowel in een multilaterale als in een bilaterale context. Zoals mevrouw Frassoni zei, zullen wij met de trojka een groot aantal ontmoetingen hebben met landen als de Verenigde Staten, China, India en de ontwikkelingslanden. We moeten verder voortdurend laten zien dat het ons ernst is en dat we de strijd tegen klimaatverandering serieus nemen. We moeten het voortouw nemen, zoals mevrouw Corbey voorstelde. De regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en haar succes zullen in dit verband bijzonder belangrijk zijn en we moeten de noodzaak blijven benadrukken dat anderen zich aansluiten bij onze inspanningen. Zoals ik eerder reeds heb gezegd, hebben Noorwegen, Canada en Japan interesse getoond en we zullen moeten bekijken hoe we kunnen samenwerken met de Verenigde Staten die – met uitzondering van de negen noordoostelijke staten en Californië – al beschikken over regelingen voor andere broeikasgassen, maar niet voor koolstofdioxide. Het probleem daarbij is echter dat zij het Protocol van Kyoto niet hebben ondertekend. Laten we eens zien hoe we dit obstakel kunnen omzeilen. Samenwerking met lokale en regionale autoriteiten zou zeer interessant kunnen zijn, met name voor het verkrijgen van steun bij de bestrijding van klimaatverandering in landen overal ter wereld, en op het gebied van onze contacten met ontwikkelingslanden, zoals India en China – en op dit punt moet ik erkennen, zoals iemand al gezegd heeft, dat de kleine eilandstaten onze bondgenoten waren. Het is ook heel belangrijk dat zij ons volledig steunen bij alles wat wij proberen te bereiken. In onze contacten met deze landen is het belangrijk de voordelen van het aanpakken van klimaatverandering in de bredere context van de duurzame ontwikkeling te plaatsen. Met betrekking tot lokale luchtverontreiniging stelde de heer Blokland voor om de voordelen in andere sectoren te benadrukken, en het aanpakken van klimaatverandering zal zekere belangrijke voordelen opleveren voor deze landen. Om ervoor te zorgen dat zij echt op een milieuvriendelijke manier zullen innoveren, is het zeer belangrijk de nadruk te leggen op innovatieve en milieuvriendelijke technologieën die bijzonder
26 concurrerend kunnen zijn en de Europese industrie en de industrieën in die landen innovatievoordeel kunnen opleveren. Er werd gesuggereerd dat we de minst ontwikkelde landen minder hielpen dan zou kunnen. Ik moet benadrukken dat bijna de helft van de financiële middelen voor deze landen verschaft wordt door de Europese Unie. De Verenigde Staten leveren hieraan helemaal geen bijdrage, aangezien zij dit beschouwen als een onderdeel van het Protocol van Kyoto. We moeten projecten financieren, dat wil zeggen geplande projecten, geen eenmalige, op zichzelf staande projecten die niet doeltreffend zijn. Er waren zo veel vragen dat ik mij zal beperken tot het beantwoorden van enkele zeer specifieke. Mijnheer Blokland vroeg of de chemische industrie zou worden opgenomen in de richtlijn voor de regeling van de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap. Dat is op dit moment niet mogelijk. We voeren echter gesprekken over wat er zal gebeuren als de eerste fase van de emissiehandel is afgelopen. Waarschijnlijk zal de chemische industrie dan wel in de regeling worden opgenomen. De verbranding die in chemische fabrieken plaatsvindt valt al wel onder de regeling. De heer Davies vroeg naar het Verenigd Koninkrijk en zijn nationale toewijzingsplan. Het besluit over het plan van het Verenigd Koninkrijk is genomen op 7 juli 2004, en het Verenigd Koninkrijk kan voorkomen dat de onzekerheid voor Britse bedrijven aanhoudt door op basis van dat besluit stappen te ondernemen. De regering heeft ons op 23 december een brief gestuurd die bepaalde informatie verschaft over twee kwesties: Gibraltar en nieuwe deelnemers. Bovendien wordt in deze brief verzocht om de toewijzing van aanvullende, hogere rechten. We beraden ons nog over de technische en juridische details dienaangaande. In principe is de Commissie van mening dat een lidstaat slechts één nationaal toewijzingsplan kan voorleggen. Met betrekking tot biomassa en biobrandstoffen beschikken wij reeds over een aantal instrumenten om het gebruik van biomassa te stimuleren. Het gaat onder meer om een richtlijn over biobrandstoffen en een richtlijn over elektriciteit geproduceerd uit hernieuwbare energiebronnen. In de mededeling van de Commissie van vorig jaar over hernieuwbare energie werd een actieplan op het gebied van biomassa aangekondigd, dat vóór het einde van 2005 moet worden gepresenteerd. Biomassa-emissies zijn neutraal. Er zijn geen rechten nodig voor emissies die worden veroorzaakt door het verbruik van biomassa.
10/01/2005 beperkingen of verlagingen. We zullen dan ook met prikkels voor hen moeten komen om hen te laten weten dat hun ontwikkeling niet zal worden gehinderd door toekomstige overeenkomsten. We zullen een manier moeten vinden om met elkaar samen te werken en het doel te bereiken dat we eerder al hebben genoemd: een temperatuurstijging van maximaal 2°C. Wat de Verenigde Staten betreft, zij investeren veel in onderzoek. Zelfs daar – ik heb bepaalde mensen horen zeggen dat er vraagtekens worden gezet bij het wetenschappelijk bewijs voor de antropogene oorzaken van klimaatverandering en de gevolgen ervan – zijn zeer recent rapporten verschenen, gepubliceerd in 2004, waarin zonder onomstotelijk wordt bewezen dat de huidige klimaatverandering veroorzaakt wordt door menselijke activiteiten. In de Verenigde Staten zeggen ze dat hun benadering anders is. Ze hebben het Protocol van Kyoto niet ondertekend en zullen dat ook niet doen. We zullen echter een manier moeten vinden om hen te betrekken bij onze pogingen de klimaatverandering te bestrijden. Dit is geen probleem dat betrekking heeft op één enkel land of uitsluitend op het MiddellandseZeegebied, waar de gevolgen erger zullen zijn dan in andere gebieden ter wereld: wetenschappers zeggen dat de temperatuur daar omstreeks het eind van 2100 meer dan vijf graden gestegen zal zijn. Dat is een fikse toename. Men kan zich voorstellen wat voor gevolgen dit zal hebben voor bijvoorbeeld de landbouw en het toerisme, evenals voor de manier waarop mensen leven. Ik heb gehoord dat zich positieve gevolgen zullen voordoen in Siberië. Dat is niet waar. We weten niet wat voor gevolgen klimaatverandering precies zal hebben, noch welke gebieden hierdoor getroffen zullen worden. Het is wetenschappelijk bewezen dat klimaatverandering ten gevolge van menselijke activiteiten moet worden bestreden. Dat moeten we en zullen we dan ook proberen te doen. In samenwerking met u zal de Europese Unie een voortrekkersrol blijven spelen in de strijd tegen de klimaatverandering. (Applaus) 1-077
De Voorzitter. – Tot besluit van het debat deel ik mee één ontwerpresolutie te hebben ontvangen1. Het debat is gesloten. De stemming vindt woensdag om 12.00 uur plaats. 1-078
Wettelijke aansprakelijkheid ten gevolge van deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen 1-079
In de tijd die mij hier ter beschikking staat kan ik niet ingaan op alle vragen en suggesties die ik tijdens het debat heb genoteerd. Ik wil echter nogmaals benadrukken hoe belangrijk het is om ontwikkelingslanden als China en India bij de samenwerking te betrekken. Zij maken zich zorgen over hun toekomst en zijn erg bang voor eventuele
De Voorzitter. – Aan de orde is de aanbeveling voor de tweede lezing (A6–0073/2004), van de heer Medina Ortega, namens de Commissie interne markt en consumentenbescherming, over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van 1
Zie notulen
10/01/2005
27
een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van de Richtlijnen 72/166/EEG, 84/5/EEG, 88/357/EEG en 90/232/EEG van de Raad en Richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven.
verzekering in aanmerking komen, met alle juridische en economische implicaties van dien.
1-080
Ten derde is er de omvang van de schadevergoeding. Ik heb de indruk dat wij momenteel niet zozeer discussiëren over het bedrag als zodanig als wel over de formulering, in een poging om te vermijden dat het voorstel van het Parlement geïnterpreteerd wordt als een beperking van dat bedrag en niet als een minimumvergoeding.
Medina Ortega (PSE), rapporteur. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, in het jargon van de Europese Unie staat de richtlijn die wij hier vandaag bespreken bekend onder de naam "vijfde richtlijn inzake autoverzekeringen". In wezen gaat het hier om een richtlijn waarmee vijf andere richtlijnen gewijzigd worden, met name vier richtlijnen van de Raad en een van het Europees Parlement en de Raad. De motorrijtuigenverzekeringsbranche is vanuit zowel economisch als maatschappelijk oogpunt uitgegroeid tot een uitermate belangrijke sector als gevolg van de toenemende rol van motorvoertuigen in ons leven. Immers, enerzijds is er het economisch belang van de autoverzekeringsmaatschappijen en anderzijds de mogelijke gevolgen voor de burgers. De sector wordt doorgaans gekenmerkt door een sterke inmenging door de lidstaten, die vooral gericht is op de verplichte naleving van een minimale dienstverlening en de toekenning van een vergoeding door de overheid voor schade die niet door de verzekering wordt gedekt. De Commissie heeft haar voorstel gepresenteerd op 7 juni 2002. Wij hebben het Commissievoorstel in dit Parlement besproken met de heer Rothley – die inmiddels geen lid van het Parlement meer is - als rapporteur. In 2003 hebben wij in eerste lezing onze goedkeuring aan de tekst gehecht. Daarna hebben de Commissie en de Raad wijzigingen aangebracht die geleid hebben tot de totstandkoming van een gemeenschappelijk standpunt van de Raad. De inhoud daarvan stemt op dit moment grotendeels overeen met de amendementen die het Parlement in eerste lezing heeft ingediend. Wij bevinden ons thans in de tweede lezing. Of beter gezegd, de Commissie interne markt en consumentenbescherming heeft op 14 december jongstleden in tweede lezing een tekst goedgekeurd die, naar ik hoop, aanstaande woensdag definitief in stemming zal worden gebracht. Op een aantal punten verschilt het standpunt van het Parlement nog van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad. Een van de meningsverschillen heeft betrekking op aanhangwagens. Wat te doen met voertuigen die niet altijd geïdentificeerd kunnen worden met het trekkende voertuig? Bovendien hebben wij hier te maken met een sector waarin voertuigen die tot dusver niet verzekerd konden worden in de toekomst mogelijkerwijs wel voor
Een tweede heikele kwestie is de vergoeding van de proceskosten. Het Parlement pleit ervoor dat die in de schadevergoeding van de slachtoffers worden opgenomen.
Het vierde punt betreft de mogelijkheid tot het instellen van een rechtsvordering tegen de verzekeraar. Het Parlement is van oordeel dat de verzekerde - het slachtoffer - in de gelegenheid moet worden gesteld de verzekeraar voor de rechter te dagen in zijn eigen woonplaats, zonder zich naar de woonplaats van de verzekeraar te hoeven verplaatsen. Het vijfde geschilpunt heeft te maken met de invoer van voertuigen. In dit verband probeert het Parlement gedaan te krijgen dat niet de lidstaat van herkomst maar de lidstaat van bestemming bevoegd wordt verklaard voor de verzekering van geïmporteerde voertuigen. Ik denk dat het Parlement na dit debat een duidelijk beeld zal hebben van de huidige stand van zaken. Wij zullen met veel belangstelling luisteren naar de toespraak van de vertegenwoordiger van de Commissie. Afhankelijk daarvan zullen wij onze amendementen handhaven dan wel vervangen door compromisamendementen die ons dichter bij een akkoord kunnen brengen. Uw rapporteur hoopt in elk geval dat het Parlement en de Raad spoedig overeenstemming zullen bereiken, zodat de richtlijn onverwijld kan worden aangenomen. Op die manier besparen wij ons een lange, formele medebeslissingsprocedure en zorgen wij ervoor dat dit probleem snel via informele medebeslissing wordt opgelost. 1-081
McCreevy, Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst de rapporteur, de heer Medina Ortega, bedanken voor een verslag dat in zeer korte tijd is voorbereid. Ik wil in herinnering roepen dat het terrein van de motorrijtuigenverzekering een zeer goed voorbeeld is van de doeltreffende samenwerking tussen het Parlement en de Commissie. De resolutie van het Parlement van juli 2001 effende voor de Commissie de weg om haar voorstel in te dienen voor een vijfde richtlijn betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven. Hieruit blijkt heel duidelijk dat het Parlement en de Commissie beide het
28 praktische belang inzien van deze wetgeving en ik wil het Parlement dan ook bedanken voor zijn steun voor de verbetering van de wetgeving op dit vlak. Met het onderhavige voorstel wordt beoogd wetgeving vast te stellen die gevolgen zal hebben voor miljoenen Europese burgers: automobilisten en potentiële slachtoffers van verkeersongevallen, alsmede uiteraard de verzekeraars. De wetgeving zal het voor automobilisten eenvoudiger maken zich te verzekeren en zal de bescherming van verkeersslachtoffers verbeteren. Ik wil benadrukken dat het gemeenschappelijk standpunt dat de Raad heeft goedgekeurd een evenwichtige en coherente tekst is waarin de voornaamste elementen van het voorstel van de Commissie behouden blijven, terwijl daarnaast tegemoet wordt gekomen aan de meeste zorgen die door het Parlement zijn geuit in de eerste lezing. Daarom is mijn aanbeveling aan het Parlement om, voor zover mogelijk, het gemeenschappelijk standpunt in zijn huidige vorm te aanvaarden. We dienen te beseffen dat we op dit moment niet alles kunnen bereiken. Dit is de vijfde richtlijn motorrijtuigenverzekering en het zal niet de laatste zijn. Vóór 20 juli 2005 moet de Commissie aan het Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de uitvoering van artikel 6 van de vierde richtlijn motorrijtuigenverzekering. Als onderdeel van haar evaluatie, kan de Commissie ook andere punten onderzoeken die niet kunnen worden opgelost in de context van de vijfde richtlijn motorrijtuigenverzekering. Met die insteek wil ik nu ingaan op de amendementen die in dit Parlement voorliggen. De Commissie zou de amendementen 4 en 11 kunnen aanvaarden, aangezien de formulering van de tekst hierdoor wordt verbeterd. De Commissie verkeert echter niet in de positie om de andere amendementen te aanvaarden in de vorm waarin zij zijn ingediend. Er is verder werk noodzakelijk voordat deze amendementen kunnen worden aanvaard en de Commissie is bereid deze amendementen met u en de Raad te bespreken vóór uw stemming op woensdag. Ik zal nu uitleggen waarom ik problemen voorzie in verband met de andere amendementen. De Commissie heeft overigens in de eerste lezing al op deze problemen gewezen. De amendementen 7 en 14, waarmee beoogd wordt in elke lidstaat een openbare internetsite in te richten waar door de politie opgestelde processenverbaal zouden moeten worden opgeslagen, is onverenigbaar met zaken die verband houden met politie- of justitiewetgeving. Ik begrijp de bezorgdheid en verheug mij over de pogingen om de amendementen te verbeteren door de oprichting van een centraal orgaan te vervangen door een internetsite. Desalniettemin overschrijdt dit voorstel in de huidige vorm nog altijd het specifieke toepassingsgebied en de rechtsgrondslag van de richtlijnen betreffende motorrijtuigenverzekering. Daarnaast zouden de amendementen ook in strijd kunnen zijn met bepaalde vereisten op het vlak van de bescherming van persoonsgegevens. De Commissie is
10/01/2005 desondanks altijd bereid deze zaak nader te bekijken met het oog op de verbetering van de toegang van de partijen die betrokken zijn bij een ongeval tot de officiële stukken aangaande dat ongeval, in het bijzonder als het ongeval zich voordoet in een andere staat dan waar de betrokken partijen hun woonplaats hebben. Wat betreft de amendementen 2, 9 en 13, die bedoeld zijn om te waarborgen dat kosten in verband met de rechtsvervolging gedekt worden door een verplichte verzekering, moeten we bedenken dat een dergelijke bepaling zou overlappen met de vrijwillige verzekering die is vastgelegd in de richtlijn betreffende de rechtsbijstandverzekering (87/344/EEG). Daarnaast zou het verplicht maken van een dergelijke verzekering de verzekeringskosten voor alle consumenten doen stijgen en zou het een stimulans kunnen zijn voor het aanspannen van rechtszaken op de verkeerde gronden in plaats van voor het afhandelen van ongevallen via buitengerechtelijke procedures. Hierdoor zouden de verzekeringskosten in een aantal lidstaten zeker stijgen. De Commissie onderkent echter de noodzaak voor verzekerde personen om, indien nodig, naar de rechter te kunnen stappen. De kosten hiervan zouden een belemmering kunnen vormen wanneer deze niet worden gedekt door een verzekeringspolis. De Commissie is derhalve bereid na te denken over mogelijkheden om het aanbieden van een dergelijke verzekering op grotere schaal te laten plaatsvinden. De bedoeling van de amendementen 1, 5, 8 en 15 over aanhangwagens is onduidelijk. Aanhangwagens vallen, ongeacht hun gewicht, reeds expliciet onder de dekking die door de verzekeringsrichtlijnen wordt geboden, vanwege de wijze waarop de term “voertuig” wordt gedefinieerd en ook hierop is derhalve een verplichte verzekering van toepassing. Eventuele problemen die verband houden met de identificatie of registratie van voertuigen kunnen niet worden opgelost in het kader van een verzekeringsrichtlijn. Het lijkt er verder op dat de problemen in verband met aanhangwagens zich niet voordoen in een aantal lidstaten waar aanhangwagens los geregistreerd worden en apart worden verzekerd. Als men dit nuttig vindt, is de Commissie bereid deze zaak verder te onderzoeken in het kader van haar evaluatie van de vierde richtlijn motorrijtuigenverzekering. Met betrekking tot de amendementen 3 en 10 vrees ik dat deze zullen leiden tot een verlaging van de verzekeringsdekking. Een combinatie van 1 miljoen euro per slachtoffer en 5 miljoen per ongeval zou minder gunstig zijn dan de tekst in het gemeenschappelijk standpunt, waarin een keuze wordt geboden en waarin in de Engelse versie het woord “claim” wordt gebruikt in plaats van “event”. Ik ben derhalve van mening dat de tekst van het gemeenschappelijk standpunt beter is. Tot slot ben ik er niet van overtuigd dat de amendementen 6 en 12 echt nodig zijn. De mogelijkheid voor slachtoffers van auto-ongelukken om rechtsvordering in te stellen tegen de verzekeraar in de lidstaat waar zij hun woonplaats hebben is inmiddels
10/01/2005 vastgelegd in overweging 24 en artikel 5 van het gemeenschappelijk standpunt, naar aanleiding van de bezorgdheid die het Parlement hierover in de eerste lezing had geuit. Ik denk dat het met wat extra inspanningen mogelijk zal zijn overeenstemming te bereiken en een onnodige bemiddelingsprocedure te voorkomen. De Commissie is bereid hieraan bij te dragen en rekent op uw steun om deze zaak succesvol af te kunnen ronden. 1-082
Harbour (PPE-DE), namens de fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil commissaris McCreevy welkom heten, aangezien dit zijn eerste optreden in deze vergaderzaal is ter gelegenheid van een debat over de interne markt. Ik weet zeker dat mijn collega’s zich reeds verheugen op verdere ontmoetingen met u. Als de commissaris de constructieve houding aanneemt die hij vanavond heeft gekozen in reactie op onze amendementen, denk ik dat we het heel goed met elkaar zullen kunnen vinden en samen vele successen kunnen boeken. Ik wil een paar inleidende opmerkingen maken voordat ik inhoudelijk inga op de tweede lezing. Omdat er sinds de eerste lezing inmiddels heel wat tijd is verstreken, is het belangrijk onze waardering uit te spreken voor onze collega, de heer Rothley, die bij de laatste verkiezingen afscheid heeft genomen van het Parlement, maar die gedurende een lange periode aan deze verzekeringsrichtlijnen heeft gewerkt. Hoewel ik sinds 2001 nauw betrokken ben geweest bij dit werk, ben ik slechts een beginner als men de hoeveelheid werk ziet die hij heeft verricht. We moeten, namens de automobilisten van Europa en de onfortuinlijke verkeersslachtoffers, ons eerbetoon aan hem laten optekenen vanwege zijn niet-aflatende werk dat bestond in het uitoefenen van druk op de Commissie en de Raad om de wetgeving op het gebied van de motorrijtuigenverzekering te blijven verbeteren. Zoals u zei, mijnheer de commissaris, zijn we inmiddels bij de vijfde richtlijn, maar denken we al na over een zesde, omdat dit een ingewikkeld onderwerp is. In veel opzichten raakt het aan de kern van de missie van diegenen onder ons die graag willen dat de gemeenschappelijke markt wordt voltooid, want er is zonder meer sprake geweest van een beleid van voortdurende verbetering. Iedere keer dat we vooruitgang boekten, dienden zich weer nieuwe kwesties aan. We hebben u gevraagd deze kwesties aan te pakken en ik kan tot mijn tevredenheid zeggen dat u dat ook hebt gedaan. U hebt in uw toespraak, mijnheer de commissaris, een aantal reële voordelen voor de consument genoemd en we willen niet dat die in een gedetailleerde discussie onderbelicht zouden blijven. Bijvoorbeeld, mensen zullen binnen de interne markt mobieler worden en daarbij hun motorvoertuigen meenemen. Dit zullen zij nu zonder verzekeringsproblemen kunnen doen als zij verhuizen voor tijdelijk verblijf in een andere lidstaat in
29 verband met hun studie of werk. We hopen dat er nog veel meer voordelen zullen ontstaan zodra de richtlijn betreffende diensten op de interne markt is goedgekeurd – wat zeker zal gebeuren – aangezien daardoor veel meer mensen zullen rondreizen om grensoverschrijdende diensten te verlenen. Het wordt ook eenvoudiger voor mensen die gedurende hun verblijf in een andere lidstaat om professionele of persoonlijke redenen een auto willen kopen en die auto mee terug willen nemen. Hun rechten met betrekking tot het behoud van hun buitengewoon belangrijke noclaimkortingen of polisvoorwaarden bij verhuizing van het ene land naar het andere zijn belangrijke details die goed moeten worden geregeld. Ik ben van mening dat we daarin geslaagd zijn. Als schaduwrapporteur van mijn geachte collega, de heer Medina Ortega, wil ik hem bedanken voor het in handen nemen van de teugels met betrekking tot dit verslag. Ik zie dat mevrouw De Vits aanwezig is. Ook zij heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan ons werk om vooruitgang te boeken met deze kwestie. Mijnheer de commissaris, we zien uit naar een bijeenkomst met u en de Raad voordat wij hierover op woensdag zullen stemmen omdat ik, zoals u ook al zei, ervan overtuigd ben dat we overeenstemming kunnen bereiken over de cruciale punten. Ik verheug mij zeer over uw suggestie dat de hele kwestie van de aanhangwagens door u zou moeten worden bekeken in samenhang met uw mededeling halverwege het jaar. Dat is de juiste manier om dit onderwerp te behandelen. We zijn hierover niet volledig geïnformeerd. Ik deel uw bezorgdheid dat de amendementen die wij hebben ingediend het gemeenschappelijk standpunt in feite verzwakken en mogelijk tot verwarring leiden. Enige bedenktijd zou dus nuttig zijn. Tegen die achtergrond moeten we ingaan op het aanbod van de Commissie. Met betrekking tot een aantal andere details zullen we morgen met u rond de tafel gaan zitten en ik weet zeker dat we erin zullen slagen daar samen uit te komen, want ondanks alles zijn we al bijzonder dicht bij het bereiken van overeenstemming. Gezien de tijd die is verstreken sinds het eerste voorstel van de heer Rothley, wil ik dat de Europese automobilisten, de Europese consumenten en de onfortuinlijke slachtoffers van verkeersongevallen de best mogelijke service krijgen. Ik hoop we dat we vooruitgang kunnen boeken wat betreft het voorstel over de database en de internetsite, teneinde informatie eenvoudig beschikbaar te maken, maar ik geloof dat het voorstel waarover we beschikken in grote lijnen een goed voorstel is. Ik beveel het van harte bij mijn collega’s aan en hoop dat we morgen overeenstemming zullen bereiken zodat we vooruitgang kunnen boeken in deze zaak. 1-083
De Voorzitter. – Hartelijk dank, mijnheer Harbour, ik grijp deze gelegenheid op mijn beurt aan om commissaris Mc Creevy te begroeten. Ik wist niet dat het
30 de eerste keer was dat hij voor dit Parlement zou spreken. Het is in ieder geval de eerste keer onder mijn voorzitterschap. Hartelijk welkom dus, mijnheer de commissaris. 1-084
Whitehead (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is inderdaad een unicum voor de meesten van ons hier. Het is een unicum voor de Commissie interne markt en consumentenbescherming, voor de commissaris, en misschien ook voor een nieuwe stijl van politiek bedrijven in deze vergaderzaal. We houden ons nu immers in zekere zin bezig met anticiperende politiek door te proberen overeenstemming te bereiken vóór of gedurende de tweede lezing, in plaats van alvast vooruit te kijken naar de traditionele loopgravenoorlog die normaal gesproken tijdens de medebeslissingsprocedure volgde. Als we morgen op die basis vooruitgang kunnen boeken, zou dat een bijzonder gunstig voorteken zijn voor de manier – zoals de heer Harbour het formuleert – waarop we zaken doen met u, mijnheer de commissaris, en met elkaar. Ik hoef de lofzangen van de heer Harbour niet te herhalen – ik sluit mij er slechts bij aan. Wel wil ik nog tegen de rapporteur zeggen dat we hem moeten prijzen omdat hij uit Azië is teruggekeerd en daar de tsunami met eigen ogen gezien en ervaren heeft. Dat is niet iets wat men iedere dag, of zelfs maar ieder jaar wil meemaken. Anderzijds willen we hier wel iedere dag zijn om dit werk te doen. Ik ben het volledig eens met wat er door de andere sprekers is gezegd. Wederom hoef ik niet te herhalen dat in dit werk de processen van de interne markt idealiter gecombineerd worden met de manier waarop we voorzien in werkgelegenheid en elkaars belangen behartigen in het tijdperk van de auto, maar er wordt tevens een zekere mate van consumentenbescherming toegevoegd aan alle aspecten van deze vijfde richtlijn. Ik zou hierbij graag op drie dingen willen wijzen en tegen commissaris McCreevy willen zeggen dat dit proces in zekere zin lijkt op de training van spionnen. Er was daarbij sprake van een procedure die “volgen van voren” werd genoemd, en in zeker zin volgen wij de commissaris nu van voren. We proberen nu immers al te anticiperen op wat hij ons gedurende de rest van de week zal vertellen. We hebben duidelijk gehoord wat hij over aanhangwagens heeft gezegd. Veel lidstaten hanteren verschillende definities, maar we weten allemaal dat als er een mededeling op stapel staat, we er, naar verloop van tijd, in zullen slagen een bepaalde vorm van overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijke definitie van “aanhangwagen” in de lidstaten. Het is net als in die leuke Amerikaanse film The Straight Story, waarin werd vastgesteld dat als een grasmaaier op de weg reed, het een voertuig voor gebruik op de openbare weg was, ook al was dit hiervoor niet het geval. Voertuigen voor gebruik op de openbare
10/01/2005 weg dienen onder de verzekeringsdekking te vallen. Zij moeten dus worden verzekerd. We moeten een voorzichtig begin maken met deze hele verzekeringskwestie. We moeten geen draconische straffen opleggen aan de 25 lidstaten die, tot op heden, beschikken over zeer uiteenlopende verzekeringsstelsels en waar de inkomens onderling ook nog eens zeer van elkaar verschillen. We begrijpen dus heel goed wat u op dat punt bedoelt. Mijn laatste punt betreft de kwestie van de derde pijler. Ook hier hebben wij, in termen van de alternatieve formulering die u morgen ongetwijfeld aan ons zult voorleggen, zorggedragen voor realistische opties. Ik heb er alle vertrouwen in dat we een compromis zullen kunnen vinden waarmee bereikt wordt wat wij allemaal willen, en waarmee kan worden vermeden wat sommigen van ons vrezen met betrekking tot de derde pijler. Als mijn eigen lidstaat daar gerust op is, moet iedereen dat kunnen zijn. 1-085
Wallis (ALDE), namens de fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mij aansluiten bij de opmerkingen en de woorden van dank van de heer Harbour aan het adres van de heer Rothley, en verder wil ik de heer Medina bedanken voor het overnemen van deze kwestie. De richtlijnen motorrijtuigenverzekering hebben betrekking op de meest frequente vorm van grensoverschrijdende activiteit, die rechtstreekse gevolgen heeft voor de levens van veel van onze burgers, in het bijzonder wanneer zich problemen voordoen: als zij betrokken raken bij een ongeval in een andere lidstaat. Ik wil mij concentreren op deze kwestie van ongevallen. Het lijkt mij dat er twee onopgeloste zaken zijn waarover wij nog altijd met elkaar van mening verschillen. Ook ik hoop dat we die kunnen oplossen. Ik wil de nadruk leggen op het praktisch nut van hetgeen het Parlement met zijn amendementen probeert te bereiken door gewag te maken van een zaak van iemand uit mijn kiesdistrict. Helaas is dit verhaal allerminst uniek en hieruit blijkt waarom we deze kwestie moeten aanpakken. De vrouw in kwestie en haar partner kregen vijf jaar geleden een motorongeluk in een ander land. Hij verloor hierbij het leven en zij raakte ernstig gewond. Er werd een proces aangespannen tegen de andere partij. Na vijf jaar van advocatenkosten en problemen, was er nog altijd geen aanbod voor schadeloosstelling. Uiteindelijk kwam er, nadat ik de verzekeraars persoonlijk onder druk had gezet, een aanbod. Deze vrouw heeft in twee landen enorme advocatenkosten moeten maken. Ze heeft heen-en-weer moeten reizen naar het buitenland voor medische onderzoeken. Dit kan toch niet de manier zijn waarop dit soort kwesties moet worden afgehandeld? Toch hoort men dergelijke verhalen maar al te vaak. De richtlijn rechtsbijstand waarover we beschikken is zo minimaal dat deze geen soelaas biedt als het gaat om de juridische kosten in dit soort zaken. De meeste
10/01/2005 verzekeraars bieden een vorm van verzekering tegen juridische kosten voor een redelijk minimale premie – laten we zeggen vijftien euro per jaar. Waarom maken we een dergelijke verzekering niet verplicht? Als we dit niet verplicht kunnen maken, kunnen we dan in ieder geval het aanbieden van een dergelijke verzekering verplicht maken, zodat er toch enige hoop bestaat voor mensen als deze vrouw uit mijn kiesdistrict? We moeten er daarbij voor zorgen dat het dekkingsbedrag toereikend is. In het verlengde van deze vraag ligt de vraag of men in de eigen lidstaat naar de rechter moet kunnen stappen. Als deze vrouw dat had kunnen doen, was haar leven een stuk eenvoudiger geweest. Dat recht bestaat echter al als men de richtlijnen motorrijtuigenverzekering en de Verordening van Brussel in samenhang leest – dat is een simpel feit. Als dit een feit is, waarom zijn we dan niet bereid hierover transparant te zijn en in het dispositief van deze richtlijn aan onze burgers te vertellen dat zij dit recht hebben? Ik zie het probleem niet. Deze amendementen berusten immers op de oprechte wens de levens van onze burgers te verbeteren op het moment dat zij zich in dit soort tragische en kwetsbare omstandigheden bevinden. 1-086
Karas (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, laat mij de geachte commissaris van harte welkom heten. Er is vandaag reeds een woord van dank uitgesproken jegens de heer Rothley en de rapporteur. Ik zou graag de heren Haarder en Wuermeling willen danken voor de deskundigheid, billijkheid en doelmatigheid waarmee zij in onze fractie binnen de Commissie interne markt en consumentenbescherming de besluitvorming hebben bevorderd. Wij voeren vandaag een debat over een zeer belangrijke richtlijn voor automobilisten en verkeersslachtoffers. Met deze richtlijn worden voor geheel Europa uniforme regels gecreëerd, hetgeen leidt tot rechtszekerheid en vereenvoudiging van de procedures. Iedereen kan met deze richtlijn te maken krijgen. Derhalve heb ik mij na vele gesprekken met verzekeringsinstellingen, met automobilistenverenigingen, zoals de Oostenrijkse ÖAMTC, en met verkeersslachtoffers, voorbereid op amendementen bij zowel de eerste als de tweede lezing. Ik wil er graag vier punten uitlichten, ook met het oog op de besprekingen morgen. Ten eerste de vergoeding van de proceskosten. Mijnheer de commissaris, uit onze ervaring is gebleken dat het niet vergoeden van de advocaat- en proceskosten er in diverse landen toe leidt dat het nemen van juridische stappen voor verkeersslachtoffers moeilijk of zelfs financieel onmogelijk is, omdat de proceskosten hoger uitvallen dan de te verwachten schadeloosstelling. Dit is een zeer waardevolle aanvulling waaraan reeds lang behoefte bestaat, en ik ben blij dat er nu maatregelen zijn genomen om er rekening mee te houden. Ten tweede wil ik de minimale verzekeringsdekking aankaarten. Mijns inziens is de voorgestelde minimale
31 verzekeringsdekking voor materiële schade nog steeds niet voldoende. Ten derde doet het mij veel deugd dat er een bepaling wordt ingevoerd volgens welke slachtoffers de mogelijkheid hebben in hun eigen land juridische stappen te ondernemen tegen de betreffende schaderegelaar. Dat is zeer belangrijk. Tot slot het voorstel om een centrale instantie op te richten en alle processen-verbaal inzake ongevallen op een internetsite openbaar te maken. Dit is van wezenlijk belang daar uit de praktijk blijkt dat de afwikkeling maandenlange vertraging kan oplopen, omdat een bepaling hiertoe ontbreekt. Ik hoop dat wij morgen tot overeenstemming over deze vier punten kunnen komen. Het is voor alle betrokkenen immers de hoogste tijd dat deze richtlijn tot stand komt en er als gevolg meer rechtszekerheid ontstaat. 1-087
VOORZITTER: MEVROUW KAUFMANN Ondervoorzitter 1-088
De Vits (PSE). – Voorzitter, mijnheer de Commissaris, beste collega's, enkele weken geleden gaf de voormalige Voorzitter van het Europees Parlement Pat Cox aan de nieuwe en oude leden van het Parlement de gouden raad om, als in het Parlement een nieuw dossier op tafel komt, daar de telefoonceltest op toe te passen. Het ging hierbij om de openbare telefooncellen in Ierland die in gebruik mochten blijven dankzij een Europese richtlijn, omdat ze als een dienst van algemeen belang werd erkend. Het werd voor de Ieren meteen duidelijk dat wij in dit Europees Parlement ons ook met zeer concrete zaken bezighouden. Ik heb deze test ook toegepast op de richtlijn motorrijtuigen. Ik vind dat zij deze test met glans doorstaat, want het betreft een richtlijn die de burgers ten goede komt. Iedereen die bij het vervoer, bij het verkeer is betrokken, wordt er beter van. De richtlijn heeft praktische en positieve gevolgen die belangrijk zijn voor de burgers. Toch wil ik uw aandacht vragen voor een specifiek punt dat in dit debat reeds is aangehaald. Het is zo dat er een indieningstermijn bestaat voor de schadeclaims in de verschillende landen, die trouwens van land tot land verschilt. Vooraleer een slachtoffer van een verkeersongeval een schadeclaim kan indienen, moet dit slachtoffer over het proces-verbaal beschikken. Het duurt echter soms maanden vooraleer dit procesverbaal bij het slachtoffer terechtkomt. Daarom is wat wij in artikel 14 hebben opgenomen volgens mij zo belangrijk. Ik wil Malcolm Harbour, mevrouw Wallis en Medina Ortega danken voor de openheid die aan de dag is gelegd om hierover tot een compromistekst te komen. Ik denk evenwel dat het zeer belangrijk is dat de lidstaten alles in het werk stellen om het slachtoffer of zijn vertegenwoordiger binnen de kortst mogelijke termijn de noodzakelijke gegevens te bezorgen met het oog op het tijdig indienen van de schadeclaim.
32 Ik denk dat de tekst die is opgesteld een goed compromis is, en ik hoop, zoals Philippe Whitehead ook al heeft gezegd, dat wij de openheid kunnen vinden bij Commissie en Raad om tot een oplossing te komen die voor iedereen bevredigend is. Ik vind dit een werkelijk schrijnend probleem, waaraan wij met deze richtlijn dringend iets moeten doen. 1-089
Wuermeling (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het doet mij deugd dat wij in deze zittingsperiode het wetgevingsproces voortzetten met een onderwerp dat in feite een van de succesverhalen van het Europees Parlement, en met name van onze gewaardeerde collega, de heer Rothley, vormt. Het Parlement heeft immers een belangrijke bijdrage geleverd aan het opstellen van deze wetgeving. Het is derhalve zeer zinvol dat wij ons in de laatste fase van het wetgevingsproces sterk maken voor verdere verbeteringen. Het is spijtig dat concrete voordelen voor de burgers schuilgaan achter zeer technocratische begrippen als “vijfde richtlijn betreffende de verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid ten gevolge van deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen”. Dit mag ons er echter niet van weerhouden dergelijke successen de publiciteit te geven die ze verdienen. We hebben het hier immers over schrijnende gevallen waarbij mensen als gevolg van een verkeersongeval hun economisch bestaan zijn kwijtgeraakt, niet meer kunnen werken en geruïneerd zijn als gevolg van eindeloze processen, enkel en alleen omdat het ongeval in een andere lidstaat is gebeurd. De belangrijkste vooruitgang die met deze wijzigingsrichtlijn bereikt wordt, is een verhoging van de minimale verzekeringsdekking van 350 000 euro tot een miljoen euro, de afschaffing van uitzonderingen en een verbetering van het systeem van dienstverleners. Een van de gevolgen van de interne markt is uiteraard dat mensen zich meer verplaatsen, of het gaat om studenten, toeristen of dienstverleners, en wat wij doen is deze mensen een stukje meer zekerheid geven wanneer ze met hun motorvoertuig de grens overgaan. Die zekerheid bestaat erin dat ze ook wanneer ze van huis zijn nog steeds in wezenlijke mate verzekerd zijn. Het sterke punt van de richtlijn die tot dusver van kracht was, was het feit dat er een onbureaucratisch, ongecompliceerd en eenvoudig systeem was ontwikkeld waarmee de papierwinkel kon worden teruggebracht. Ik neem het verzoek van commissaris McCreevy dan ook heel serieus en ik vind dat wij heel goed moeten nagaan of wij de zaken met alle amendementen die wij hebben voorgesteld niet complexer, bureaucratischer en problematischer maken. Mijns inziens heeft het bijvoorbeeld geen zin om aanhangwagens in de definitie op te nemen als lidstaten tegelijkertijd de mogelijkheid krijgen de verzekering van aanhangwagens optioneel te maken. Ik betwijfel
10/01/2005 bovendien of het goed is om zaken als proceskosten, verjaring en dergelijke in deze richtlijn onder te brengen, aangezien de richtlijn in feite betrekking heeft op andere zaken. Een centrale instantie als een internetsite ter informatie voor verkeersslachtoffers lijkt mij daarentegen wel zinvol, maar een verzameling van honderden, duizenden of afzonderlijke berichten over ongevallen op één site zal door de burger niet als zinvol worden ervaren en hem niet echt van nut kunnen zijn. 1-090
De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt woensdag plaats. 1-091
Verkoopbevordering in de interne markt 1-092
De Voorzitter. − Aan de orde is de mondelinge vraag aan de Commissie van de ALDE-Fractie en de PPE-DEFractie over de verkoopbevordering in de interne markt. 1-093
Newton Dunn (ALDE), auteur. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben de commissaris bijzonder erkentelijk dat hij hier aanwezig is om ons met deze vraag te helpen. Het was oorspronkelijk de bedoeling de vraag te stellen aan de Raad en de Commissie tezamen, aangezien het voorstel, dat in de eerste lezing door het Parlement is behandeld, in de Raad al veel te lang wordt tegengehouden. Het doel van de vraag en het debat was de Raad te laten uitleggen waarom het voorstel wordt tegengehouden en wat hij doet om vooruitgang te boeken zodat het ten behoeve van het publiek opnieuw door het Parlement kan worden behandeld. Helaas heeft de Conferentie van voorzitters in haar wijsheid ons voorstel voor dit debat aangepast en dus stellen we de vraag nu alleen aan de Commissie. De Raad is helemaal niet aanwezig, maar een half debat is tenslotte nog altijd beter dan helemaal geen debat! Het gaat om een voorstel voor een verordening betreffende verkoopbevordering. In elk van de 25 lidstaten gelden weer andere nationale wetten met betrekking tot wat er op dit vlak is toegestaan – reclameartikelen, drie halen twee betalen, het uitdelen van gratis proefproducten. Er is geen gemeenschappelijke interne markt voor de rechten van detailhandelaars die de grens over gaan om met dezelfde aanbiedingen en commerciële middelen overal in de Unie te opereren. Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie – een degelijk stuk – voorzag in een interne markt voor verkoopbevorderingstechnieken. De oorsprong hiervan ligt in het voorstel over de interne markt van 1992. Voor zover ik weet, werd dit voor het eerst voorgesteld in een groenboek in 1996 – acht jaar geleden. Het voorstel is in de eerste lezing behandeld in 2002 – tweeënhalf jaar geleden – maar sindsdien zijn we nog steeds aan het wachten tot de Raad actie onderneemt. Als we dit voorstel erdoor kunnen krijgen, zal dit duidelijke voordelen opleveren: meer concurrentie en
10/01/2005 keuze voor het publiek, lagere prijzen en meer transparantie. Voor detailhandelaars zou er binnen de gehele interne markt meer flexibiliteit ontstaan en zij zouden een extra instrument in handen krijgen op het gebied van marketing en zakendoen, waardoor welvaart en banen worden gecreëerd. Zolang we op dit terrein echter niet over grensoverschrijdende faciliteiten beschikken, zijn de kosten hoger, omdat detailhandelaars verschillende marketingplannen moeten hebben voor elk van de 25 lidstaten. In het onlangs verschenen verslag over de Lissabon-strategie werd de interne markt aangewezen als een van de prioriteiten, en dit is een onderdeel van die interne markt. Er bestaat bezorgdheid over de behandeling van kinderen en kleine bedrijven, en ook dat zou deel uitmaken van het voorstel dat we graag willen behandelen. De vraag die ik aan de commissaris moet stellen is tweeledig – de Raad vergadert achter gesloten deuren en het Parlement mag daarbij niet aanwezig zijn, maar de commissaris heeft wel zitting in de Raad, en hij kan ons derhalve vertellen wat er gebeurt. Ten eerste, hoe kunnen we dit voorstel ten behoeve van de burgers door de Raad loodsen en de zaak weer in beweging krijgen? Ten tweede, sinds het voorstel enkele jaren geleden werd opgesteld, is de euro tot bloei gekomen en heeft ecommerce – de handel via internet – zich enorm ontwikkeld, en de commissie wil dan ook graag weten of het voorstel zoals dat oorspronkelijk door de Commissie is ingediend thans nog waardevol is of dat het inmiddels is achterhaald? Verder willen we weten of de voorstellen voor de dienstenrichtlijn en voor de richtlijn oneerlijke handelspraktijken verenigbaar zijn met het oorspronkelijke voorstel voor een verordening betreffende verkoopbevordering. We zouden graag een beoordeling krijgen van de actuele stand van zaken met betrekking tot de verordening betreffende verkoopbevordering. Moet het voorstel worden herzien of moeten we de Raad alleen zo snel mogelijk tot actie zien te bewegen? 1-094
Harbour (PPE-DE), auteur. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mijn collega, de heer Newton Dunn, die het rapporteurschap tijdens de tweede lezing die hopelijk zal plaatsvinden heeft overgenomen, bedanken voor zijn aansporingen om samen te werken aan de indiening van deze vraag. Het was jammer dat we niet de steun van de gehele commissie konden verwerven, maar het is desalniettemin belangrijk om u, commissaris, de kans te geven te horen hoe wij over deze kwestie denken. Ik wil ingaan op een of twee punten, waarbij ik voortbouw op hetgeen de heer Newton Dunn heeft gezegd over het economisch belang van deze kwestie. Diegenen onder ons die de voltooiing van de interne markt nastreven als de hoeksteen van de Lissabonstrategie, zoals uiteengezet in het verslag-Kok en in vele
33 verslagen van de Raad, willen graag dat u ons op basis van de informatie waarover u beschikt vertelt waarom de regeringen van de lidstaten zich zo onwillig opstellen, terwijl zij toch worden uitgenodigd om consumenten toegang te geven tot verkoopacties, kortingsaanbiedingen en andere productpromoties in andere landen van de Europese Unie zodat ook hun eigen consumenten hiervan kunnen profiteren? Het zijn immers de premiers van diezelfde lidstaten die deze grootse bijeenkomsten van de Raad bijwonen en vervolgens verklaringen afleggen over het belang van de voltooiing van de interne markt – en van de interne markt voor diensten in het bijzonder. Ik spreek mijn waardering uit voor de heer Brinkhorst, de Nederlandse minister van Economische Zaken, omdat ik weet dat hij de verordening betreffende verkoopbevordering buitengewoon serieus nam en net zo goed verbijsterd was over het gebrek aan vooruitgang. Ik herinner mij dat hij tegen onze commissie zei dat we nu toch zeker het stadium in de ontwikkeling van de interne markt hadden bereikt waarin de lidstaten elkaar moeten beginnen te vertrouwen. Wat is er nu fundamenteler bij het vragen om vertrouwen dan te zeggen dat wetgeving op het gebied van consumentenbescherming op grond waarvan verkoopbevordering in een bepaald land is toegestaan, ook geldt in de andere landen? Hoe kunnen de opvattingen van consumenten over de acties waartoe zij toegang hebben, of het nu gaat om een kortingsactie of een promotiespelletje, of een jaarlijkse uitverkoop in een bepaalde periode, nu verschillen van die van consumenten in andere landen? We hebben hier te maken met de buitengewone situatie dat er op markten die zich nochtans zeer dicht bij elkaar bevinden verschillende voorwaarden gesteld worden aan winkels vanwege uiteenlopende regelgeving op het gebied van verkoopbevordering. De verbijstering die tot deze vraag heeft geleid komt voort uit de vraag hoe de lidstaten kunnen zeggen dat zij serieus werk maken van het creëren van een interne markt en het opstellen van een gemeenschappelijke richtlijn oneerlijke handelspraktijken, wanneer zij niet eens bereid zijn hun consumenten toegang te geven tot deze rechten en elkaar te vertrouwen. Dat is de cruciale vraag. Mijnheer de commissaris, ik denk dat u er net zo verbijsterd over bent als wij. Misschien dat wij samen een aantal problemen kunnen oplossen. 1-095
McCreevy, Commissie. − (EN) Het voorstel voor een verordening betreffende verkoopbevordering dat twee jaar geleden breed gesteund werd door dit Parlement is een cruciaal initiatief op het gebied van de interne markt dat verband houdt met de verwezenlijking van een soepel functionerende interne markt voor diensten. Ik vind het derhalve verheugend dat het Parlement zijn interesse voor deze tekst niet is verloren in weerwil van het feit dat de Raad zich hierover nog altijd beraadt.
34 Bij verkoopbevordering hebben we het over cruciale instrumenten om goederen en diensten op de markt te brengen. Het gaat hierbij om alle vormen van korting: bonusaanbiedingen, gratis cadeaus, promotiewedstrijden en -spelletjes. Dit zijn middelen om nieuwe markten aan te boren met innovatieve producten of diensten, klantentrouw aan te moedigen, concurrerende acties te stimuleren of voorraden efficiënt te beheren. En dan noem ik nog maar een paar terreinen waarop verkoopbevordering van cruciaal belang is. Het ontwerpen, uitvoeren en communiceren van dergelijke acties is goed voor een groot aantal banen in de EU, en voor investeringen waarmee miljarden euro’s zijn gemoeid. Verkoopbevordering is essentieel voor de ontwikkeling van de grensoverschrijdende handel in producten en diensten binnen de interne markt. Dit geldt met name voor de ontwikkeling van nieuwe markten door kleine en middelgrote ondernemingen. Toch wordt het vrije verkeer van goederen en diensten ernstig gehinderd door het woud van uiteenlopende nationale regels die van toepassing zijn op de verkoopbevordering. Ik kan u verzekeren dat de Commissie alles in het werk heeft gesteld om de opeenvolgende voorzitters van de Raad te helpen tot een politiek akkoord te komen. De Commissie heeft zich daarbij met name zeer flexibel opgesteld met betrekking tot de twee overgebleven cruciale kwesties, te weten de keuze van het juridische instrument en de opname van een bepaling inzake wederzijdse erkenning in de tekst. Wat de implicaties van de Lissabon-strategie betreft, is het duidelijk dat als het huidige standpunt niet zou veranderen, deze impasse de indruk zou kunnen wekken dat de Raad niet in staat is de doelen te bereiken die hij zich in dat verband met betrekking tot de interne markt heeft gesteld. De Commissie gelooft echter niet dat de onderhandelingen over deze tekst zijn afgelopen. Het alternatief voor harmonisatie is dat het Hof van Justitie zich over deze kwesties uitspreekt en de vastgestelde onevenredige beperkingen opheft. Op die manier worden echter niet de bepalingen geharmoniseerd waarmee een hoog niveau van consumentenbescherming wordt verwezenlijkt, met inbegrip van de bescherming van minderjarigen. De Commissie vertrouwt erop dat de Raad dit geen bevredigend voorstel zal vinden. De Commissie zal derhalve ook met het nieuwe voorzitterschap blijven samenwerken om een oplossing te vinden die leidt tot een echte interne markt voor verkoopbevordering. 1-096
Patrie (PSE), namens de fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, het voorstel voor een verordening betreffende de verkoopbevordering in de interne markt heeft – zoals u weet – vanaf het begin van het debatproces vele tegenslagen gekend, aangezien de Raad het in drie jaar tijd maar liefst vier maal heeft verworpen.
10/01/2005 Maar dat is toch niet zo verrassend? Hoe kan het een verrassing zijn dat de zaak voortdurend vastloopt, gegeven het feit dat het voor niemand meer duidelijk is welke keuzen de Commissie precies heeft gemaakt op het gebied van de Europese consumentenrechten, ondanks het feit dat bijna twee jaar geleden, in maart 2003, het Groenboek over de consumentenbescherming is goedgekeurd? Is het streven nu dat er te zijner tijd een geharmoniseerd consumentenrecht komt, zoals wordt gesuggereerd met de richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken, of heeft men iedere vorm van harmonisering simpelweg opgegeven, zoals lijkt te spreken uit het voorstel voor een richtlijn betreffende diensten in de interne markt? Naast die vaagheid over de strategie is er ook nog, als ik het zo mag uitdrukken, een zekere begripsverwarring, in het bijzonder over sleutelbegrippen als de internemarktclausule, het beginsel van wederzijdse erkenning, of het beroemde oorsprongsbeginsel, waar in de ontwerpteksten afwisselend aan gerefereerd wordt, zonder dat precies duidelijk wordt waarom in het ene geval dit beginsel is gekozen en in het andere dat beginsel, en wat daarvan de voordelen zullen zijn voor zowel ondernemingen als de consument. Het is dan ook alleszins begrijpelijk dat staten met wetgeving die de consument bijzonder veel bescherming biedt, aarzelen hun oude schoenen weg te gooien voor ze nieuwe hebben, door zonder voorbehoud in te stemmen met een systeem – hoe men dat verder ook noemen mag, wederzijdse erkenning of oorsprongsbeginsel – dat onvermijdelijk zal uitlopen op juridische dumping, ofwel een situatie waarbij nationale wetgevingen geleidelijk worden gelijkgeschakeld met die nationale variant die de minste bescherming biedt. Zolang er geen duidelijke antwoorden worden gegeven op deze prealabele vragen en zolang er geen inspanningen worden verricht om de verschillende teksten die in omloop zijn met elkaar in overeenstemming te brengen, zie ik persoonlijk geen reden om aan het verkrijgen van politieke overeenstemming over deze ontwerpverordening urgentie te verlenen. Bot gezegd denk ik dat het juist urgent is om te wachten. Tot slot is er ook nog altijd onenigheid inzake de keuze van het juridisch instrument, zoals u zojuist hebt benadrukt, mijnheer de commissaris. Dat is meer dan een procedurekwestie, want mijns inziens blijft het twijfelachtig of in dit geval wel voor een verordening moet worden gekozen in plaats van voor een richtlijn. Gezien de buitengewoon sterke culturele gevoeligheden, zoals we die hebben gezien toen het over uitverkopen ging, zou het op dit terrein namelijk gepast zijn de lidstaten op dit terrein enige ruimte voor flexibiliteit te laten. Tot slot: laten we serieus blijven. Laten we nu eens ophouden te pas en te onpas te roepen dat de strategie
10/01/2005 van Lissabon weer op gang gebracht moet worden en net te doen alsof er miljoenen banen in Europa gemoeid zijn met de regelgeving voor verkoopbevorderende spelen, wedstrijden en andere kortingsacties. De strategie van Lissabon verdient beter. Laten we daarom de volgende drie pijlers als gelijkwaardig beschouwen: concurrentiekracht, maar ook sociale ontwikkeling en milieubescherming. 1-096-500
Rooster van de volgende vergaderingen: zie notulen 1-096-750
Onderbreking van de zitting 1-097
De Voorzitter. − Het debat is gesloten1. (De vergadering wordt om 20.25 uur gesloten.)
1
Agenda van de volgende vergadering: zie notulen.
35
36
10/01/2005 INHOUD
MAANDAG 10 JANUARI 2005 ................................. 5 Hervatting van de zitting............................................. 5 Verklaring van de Voorzitter...................................... 5 Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen................................... 5 Ingekomen stukken: zie notulen ................................. 5 Verzoekschriften: zie notulen ..................................... 5 Kredietoverschrijvingen: zie notulen ......................... 5 Schriftelijke verklaringen (artikel 116): zie notulen . 5 Besluiten inzake bepaalde documenten: zie notulen . 5 Goedkeuring door de Raad van door het Parlement geformuleerde standpunten: zie notulen ........ 5 Regeling van de werkzaamheden................................ 5 Opmerkingen van één minuut over kwesties van politiek belang ................................................... 6 Kaderovereenkomst van de Verenigde Naties over klimaatverandering (UNESCO) .................... 11 Wettelijke aansprakelijkheid ten gevolge van deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen................................................. 26 Verkoopbevordering in de interne markt................ 32 Rooster van de volgende vergaderingen: zie notulen .......................................................................... 35 Onderbreking van de zitting ..................................... 35