Passend onderwijs en zorg
H. te Braake-Schakenraad en M. Voets Met medewerking van M. van de Laar en W. Schafrat
De baan die bij me past Oriëntatie op kwalificatie in het vso
De baan die bij me past Oriëntatie op kwalificatie in het vso
H. te Braake-Schakenraad M. Voets Met medewerking van: M. van de Laar W. Schafrat
’s-Hertogenbosch, KPC Groep, 2011
Deze publicatie is ontwikkeld door KPC Groep voor ondersteuning van het regulier en speciaal onderwijs in opdracht van het ministerie van OCW. KPC Groep vervult op het gebied van R&D een scharnierfunctie tussen wetenschap en onderwijsveld. Met dank voor hun adviezen aan de pilotprojecten: • Bernardusschool in Den Haag, cluster 3; • De Ortolaan in Weert, cluster 4; • De Radar in Oosterbeek, cluster 4.
Foto omslag: iStockphoto, Izabela Habur Het is toegestaan om in het kader van educatieve doelstellingen (delen van) teksten uit deze publicatie te gebruiken, te verveelvoudigen, op te slaan in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar te maken in enige vorm zodanig dat de intentie en de aard van het werk niet worden aangetast. Bronvermelding is in alle gevallen vereist en dient als volgt plaats te vinden: Bron: auteur(s), jaar van uitgave, titel (en onder-titel) publicatie, plaats: naam instituut, (gevolgd door) in opdracht van het ministerie van OCW. © 2011, KPC Groep, ‘s-Hertogenbosch
Woord vooraf
In het Wetsvoorstel kwaliteit (v)so, dat per augustus 2013 voor het (voortgezet) speciaal onderwijs in werking zal treden, wordt onder meer geregeld dat voor alle leerlingen een ontwikkelingsperspectief wordt vastgesteld en dat de voortgang van de ontwikkeling geregistreerd moet worden. In het voortgezet speciaal onderwijs worden drie uitstroomprofielen ingericht (vervolgonderwijs, arbeidsmarkt en dagbesteding) en krijgen alle leerlingen in de uitstroomprofielen arbeidsmarkt en dagbesteding een getuigschrift en een overgangsdocument om hen te ondersteunen in het maken van de overstap naar betaalde arbeid of dagbesteding. In het (v)so heeft de zorg voor de leerlingen lange tijd meer aandacht gekregen dan het onderwijs; de lat lag voor veel kinderen te laag. Het is breed erkend dat kinderen in het (v)so veel meer kunnen dan hen wordt aangeboden. Net als voor het regulier onderwijs geldt dat de lat hoger kan. Een groot aantal van de (v)so-scholen heeft de afgelopen 3-5 jaar een grote inhaalslag gemaakt door het implementeren van leerlijnen en opbrengstgericht werken in de organisatie. Door keuzes te maken voor het vso in doelen en leerlijnen en hier steeds meer ruimte te creëren voor de onderdelen wonen, werken en vrije tijd ontstaat een verschil tussen so en vso en creëren scholen de mogelijkheid om leerlingen gericht op te leiden voor de maatschappij. Goed onderwijs vergroot de kansen van leerlingen met een beperking op een volwaardige participatie. Het (v)so moet zo goed mogelijk aansluiten op de mogelijkheden van de leerlingen, het onderwijs moet ‘eruit halen wat erin zit’. Om het proces van een grotere focus op opbrengsten te ondersteunen, is een Wetsvoorstel kwaliteit (v)so in de maak. Verwacht wordt dat dit wetsvoorstel voor het so per 1 augustus 2012 en voor het vso per 1 augustus 2013 in werking zal treden.”
In het kader van de kwaliteitsverbetering vso zijn de aansturing, uitvoering en monitoring van de (pre-)kwalificatieprocessen belangrijke aandachtspunten voor goed renderend vso. Doelgericht beleid, heldere ambities en richtlijnen zijn naast de systematische aandacht voor de pedagogische en didactische kwaliteit, de uitvoering en de communicatie noodzakelijk voor effectieve en efficiënte kwalificatieprocessen in het vso. In hoofdstuk 1 wordt de achtergrond van de ontwikkeling van dit product in het kader van de kwaliteitsverbetering van het vso toegelicht. In hoofdstuk 2 komt de aanpak aan de orde die de leraar in het vso ten dienste staat om op gefaseerde en herhaalbare wijze met de leerlingen te werken aan arbeidsoriëntatie en arbeidstoeleiding. In hoofdstuk 3 komen de leerwerkplek en het leerwerkplekproject aan de orde. In hoofdstuk 4 worden de fasen besproken als een ontdekkingsreis met drie ‘aanlegplaatsen’ voor reflectie door de leerling en zijn begeleiders. De publicatie wordt afgesloten met een literatuuroverzicht en een drietal bijlagen. Omwille van de leesbaarheid is steeds ‘hij’ gebruikt in de tekst. Waar ‘hij’ staat kan uiteraard ook ‘zij’ worden gelezen. Daar waar ‘ouders’ vermeld staat, worden zowel ouders als verzorgers bedoeld.
Woord vooraf
Inhoud
Woord vooraf 1 1.1 1.2 1.3
Sturen op kwaliteitsverbetering vso Werken met de website ‘De baan die bij me past’ Wettelijk kader Doelen van ‘De baan die bij me past’
2 3 3 4
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Een gefaseerde, herhaalbare aanpak Introductie Fases in ‘De baan die bij me past’ Afronding van het (pre-)kwalificatieproces in fase 3 Kwalificatiedoelen betrekken in alle fasen Werken met ‘De baan die bij me past’: website
6 6 7 13 14 14
3 3.1 3.2 3.3
De leerwerkplek (LWP) Kiezen van een leerwerkplek Wat is een persoonlijk LWP-project? Leerwerkplekken in soorten
16 16 17 18
4 4.1 4.2 4.3 4.4
Een ontdekkingsreis met drie aanlegplaatsen Eerste aanlegplaats Tweede aanlegplaats Derde aanlegplaats Coachingsgesprekken
20 20 20 21 21
Literatuur
23
Bronnen
24
Bijlagen Bijlage 1 – Flow Bijlage 2 – Maatschappelijk ondernemen Bijlage 3 – Begrippen en afkortingen
27 28 29 32
Inhoud
1
1
Sturen op kwaliteitsverbetering vso
‘De baan die bij me past’ is ontwikkeld als hulpmiddel voor een systematische planning, sturing, uitvoering en monitoring voor de kwalificatieprocessen in het vso. In handen van de schoolleiding, de leraren en de begeleiders wordt het een instrument dat kan bijdragen aan de verbetering van leer- en onderwijsprocessen in het vso. De aanname achter de aanpak voor ‘De baan die bij me past’ is: • dat kwaliteit gerealiseerd moet worden op het niveau van de leerling. Maatstaf daarvoor is dat die kwaliteit door de leerling én de ouders ook als zodanig moet kunnen worden herkend en verwoord; • dat de interactie met de leraar/begeleider daarbij onmisbaar en noodzakelijk is en dat deze daarvoor hulpmiddelen ter sturing, uitvoering en monitoring nodig heeft; • dat de team- of schoolleiding het team daarin kan sturen en ondersteunen met de juiste hulpmiddelen en condities. Krachtige leerervaringen zijn belangrijk voor leerlingen. Daarom combineert ‘De baan die bij me past’ de volgende aspecten in de persoonlijke leer- en werkomgeving van de leerling: 1 praktisch werk dat voor de leerling interessant en op meer manieren nuttig is; 2 betekenisvolle relaties met deskundige volwassenen in en buiten de school waarop de leerling persoonlijk en professioneel kan vertouwen; 3 persoonlijke en realistische projecten die niet alleen voor de leerling, maar ook voor zijn buitenschoolse begeleider diepgang en meerwaarde hebben. Dit is voor de school geen eenvoudige combinatie. Het ontdekken en scheppen van dergelijke leerervaringen ontstaat niet bij toeval. Het is het resultaat van een gestructureerd proces dat, gelardeerd met flexibele en passende begeleiding, bij de leerling wordt ‘ingeslepen’ zodat het ook later kan worden toegepast. Zowel uit theoretisch (Stevens, Martens & Sarason) als uit actieonderzoek (DeAnda & Arnold, 2010, 2011; Levine, 2002; Litkey & Gabrelle, 2004; Washor, 2010; Washor & Mojkowski, 2007) is bekend dat er een symbiotische en oorzakelijke relatie bestaat tussen de aandachtspunten relatie, relevantie en resultaten. ‘De baan die bij me past’ begint bij relevantie, bij het uitzoeken wat de interesses van een leerling zijn: “De uitdaging ten aanzien van relevantie is om de leerling niet in willekeurige ervaringen te betrekken, maar juist in die ervaringen die aansluiten bij de persoonlijke interesse van de leerling” (Washor & Mojkowski, 2007). In de relatie met deskundige volwassenen (rolmodellen) in levensechte leerwerkplekken wordt het begrip van wat in de echte wereld feitelijk relevant is, overgedragen aan de leerling. De leerling laat in zijn presentatie aan de hand van zijn eigen resultaten zien wat voor hem zinvol, waardevol en daarmee duurzaam is. Het leerproces en de groei van de leerling is de opbrengst van doelgerichte en relevante communicatie over en weer. De eigen leerervaringen lokken bewust denken, motivatie tot leren en functioneren uit. Allerlei vormen van externe stages zijn hiervoor een prima instrument. Leren op een realistische leerwerkplek, met daarbinnen een specifiek op de interesses en toekomstwensen van de leerling aangesloten leerwerkplekproject (LWP-project), is een van de wegen die naar gemotiveerd en geëngageerd leren leiden.
2
De baan die bij me past
‘De baan die bij me past’ wil een aanpak bieden waarmee de leerling bewust leert te kiezen voor een passende, relevante, levensechte en betrouwbare leerwerkplek. Daar leert de leerling al doende en op realistische wijze wat er echt toe doet en waar hij zijn krachtige relaties en een netwerk kan opbouwen. ‘De baan die bij me past’ biedt dus geen kwalificerende opleiding, maar is wel een hulpmiddel bij de voorbereiding op de keuze die leidt tot succesvolle en passende kwalificatie. Gedurende het proces wordt duidelijk of en welke kwalificatie geboden is. Wanneer een kwalificerende opleiding niet tot de mogelijkheden behoort, wordt duidelijk wat er dan in het overdrachtsdocument voor het vervolg van de loopbaan moet staan.
1.1
Werken met de website ‘De baan die bij me past’ De aanpak ‘De baan die bij me past’ is in 2011 gedigitaliseerd en toegankelijk gemaakt voor de begeleiders van leerlingen in de uitstroomprofielen arbeidsmarkt en dagbesteding. Naast de stappen en fasen van het plan op weg naar kwalificatie staat op de website ‘De baan die bij me past’ de pagina ‘Kwalificatiedoelen’. Daarmee kan de begeleider van school tijdens het gesprek met de leerling direct doorlinken naar diverse websites met overzichten van competenties, referentieniveaus en kerndoelen. Op de pagina ‘Persoonlijke competenties en kwaliteiten’ van de website kan vervolgens worden aangegeven waaraan de leerling wil gaan werken in de komende periode.
1.2
Wettelijk kader De aanpak van ‘De baan die bij mij past’ sluit aan op en draagt bij aan het realiseren van de doelstellingen zoals die verwoord zijn in het Wetsvoorstel kwaliteit (v)so van het ministerie van OCW, dat vanaf 2012 in wetgeving zal worden omgezet. Het wetsvoorstel onderscheidt meerdere thema’s waarvan er enkele in dit kader passen en die derhalve ook besproken worden. Over het begrip ‘handelingsplan’ wordt nog volop gediscussieerd in het kader van de plannen voor Passend Onderwijs. Het begrip ‘ontwikkelingsperspectief’ wordt vaak als alternatief gegeven. De activiteiten in het kader van ‘De baan die bij me past’ passen goed in het werken met een ontwikkelingsperspectief of individueel ontwikkelingsplan (IOP). Na advisering van de Commissie van Begeleiding wordt door het bevoegd gezag na overleg met ouders/leerling voor iedere leerling een ontwikkelingsperspectief opgesteld. Minimaal eenmaal per jaar wordt dit met leerling/ouders geëvalueerd. Dit ontwikkelingsperspectief beschrijft de door de school ingeschatte ontwikkelingsmogelijkheden door het instroomniveau met het verwacht uitstroomniveau te verbinden. Met passend onderwijsaanbod dient het vso iedere leerling toe te leiden naar een plaats binnen één van de drie uitstroomprofielen: vervolgonderwijs, arbeidsmarkt of dagbesteding. Deze plaatsing is gebaseerd op het vastgestelde ontwikkelingsperspectief. Elk uitstroomprofiel kent kerndoelen en doelen op het terrein van sociale competenties, persoonlijkheidsvorming, voorbereiding op de maatschappij en algemeen vormende doelen. Voor de profielen vervolgonderwijs en arbeidsmarkt gelden de referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen. Iedere leerling van het vso ontvangt na het verlaten van de school een (vso-)diploma met voor de uitstroomprofielen arbeidsmarkt en dagbesteding een overgangsdocument waaruit onder meer de ondersteuningsbehoefte blijkt voor arbeidsmarkt/dagbesteding.
1 Sturen op kwaliteitsverbetering vso
3
Het vernieuwde toezicht zal zich dan ook richten op ontwikkelingsperspectief, opbrengsten (examenresultaten, in-, door- en uitstroomgegevens), risicoprofiel en -signalen en jaarstukken. Daarbij staat steeds centraal of de school ontwikkelingsperspectieven heeft vastgesteld en verantwoording kan afleggen over het eindresultaat in termen van de gerealiseerde uitstroom van de leerling. Het project ‘De baan die bij me past’ draagt ertoe bij dat leerlingen meer bewust kiezen voor een passend uitstroomperspectief en meer gemotiveerd en betrokken toewerken naar de juiste, waar mogelijk bestendige uitstroom op basis van eigen keuzes. Het project draagt direct bij aan gefundeerde onderwijsopbrengsten gekoppeld aan elk individueel ontwikkelingsperspectief.
1.3
Doelen van ‘De baan die bij me past’ In deze publicatie vindt u informatie over het waarom en de aanpak van het (pre-)kwalificatietraject ‘De baan die bij me past’. Het traject is een cyclisch proces van elkaar opvolgende ‘leercirkels’ waar de leerling al doende steeds meer zicht krijgt op de eigen identiteit en loopbaanwensen en -mogelijkheden.
4
De baan die bij me past
Het programma speelt zich af binnen een bepaalde tijdspanne en kan naar behoefte of wens herhaald worden. Het behelst een proces dat in beeld is gebracht op de website met de titel ‘De baan die bij me past’ (www.debaandiebijmepast.nl) en beoogt: • de leraren die het keuzeproces van leerlingen begeleiden te ondersteunen; • het keuze- en besluitvormingsproces dat leidt tot een bij de persoon passende kwalificatie en (school)loopbaan te structuren; • een bewuste en gemotiveerde keuze van de leerling voor een kwalificerende opleiding en het vervolg van de (school)loopbaan. Het uiteindelijke doel van het gehele traject ‘De baan die bij me past’ is dat de leerling de vaardigheden en houding aanleert van bewust en doelgericht zoeken naar de best bij hem passende kwalificatie- en loopbaanmogelijkheden. De leercirkel biedt: • de stappen die van belang zijn om daarin te slagen; • de herhalingsmogelijkheden om de methodiek te verankeren en ook voor de toekomst beschikbaar te maken en te houden. Trefwoorden voor de aanpak en begeleiding van ‘De baan die bij me past’ zijn persoonlijk, relevant, levensecht en resultaatgericht. De kern van de cyclus is het ‘Leren Op de Leerwerkplek’ (op een van de pilotscholen kortweg LOL genoemd). Op de leerwerkplek wordt eerst oriënterend en later uitvoerend samengewerkt met de leermeester. De leerling werkt op de leerwerkplek (LWP) ook aan een voor de leerling én de werkplek relevant, persoonlijk project waarover resultaatafspraken zijn gemaakt. Er zijn acht sleutels om het leren op de LWP tot een succes te maken: 1 LWP en LWP-project sluiten aan in casu ‘kloppen’ met de interesses van de leerling. 2 De leerling en de begeleider van school zijn beiden actief betrokken bij het LWP-zoekproces. 3 De LWP-begeleider (leermeester), de begeleider van school en de leerling kennen elkaars rol en verwachtingen ten aanzien van de LWP. 4 De LWP-begeleider en de begeleider van school communiceren regelmatig en intensief met elkaar. 5 De leerling en de LWP-begeleider hebben een actieve, open en op vertrouwen gebaseerde werkrelatie. 6 Leerlingen reflecteren regelmatig en systematisch op hun LWP-ervaringen met hun begeleider van school en met elkaar. 7 Het LWP-project is individueel en authentiek, heeft theoretische diepgang en staat centraal in het persoonlijk leerplan van de leerling. 8 De beoordeling van het project en van de gehele LWP is gebaseerd op vooraf vastgestelde, authentieke kwaliteitseisen. ” … het komt neer op de juiste wijze van coachen. En dat begint met het bewust maken van de EVC’s van de leerling, HOE KLEIN DIE OOK ZIJN. Daar heb je soms een omslag in denken voor nodig. Zeker wanneer je daar ook de zogeheten ’negatieve’ kunde van een leerling bij betrekt. Iemand die vaak hard gilt, kun je ook zien als iemand die goed voor zichzelf opkomt. Wanneer een leerling dat niet als weerstand ervaart maar als een ‘kunnen’, kun je daar in een coachend traject de juiste vorm aan geven. Je hebt hoe dan ook een gesprek waarin niet de afwijzing de hoofdrol speelt.“ Joop van Veen, De Ortolaan, Weert
1 Sturen op kwaliteitsverbetering vso
5
2
Een gefaseerde, herhaalbare aanpak
In ‘De baan die bij me past’ worden (na een introductie van de methodiek) voor de leerlingen drie fasen onderscheiden. Na de drie fasen volgt een afronding met afspraken over het vervolg van het proces en de uitvoering ervan.
2.1
Introductie De leerlingen maken in grote lijnen kennis met de doelen, de aanpak en de beoogde effecten van de leercirkel voor het kwalificatietraject ‘De baan die bij me past’. Ook wordt besproken wie de partners zijn in dit proces en dat die op vastgestelde momenten in de leerplangroep met de leerling samenwerken. Het werken met deze leercyclus geeft voor alle betrokken partners – of dat nu de leerling, zijn ouders, de begeleiders van school of de leerwerkplek zijn – een eigen betekenis. De leercyclus heeft onder andere daarmee toegevoegde waarde ten opzichte van traditionele (snuffel)stages. Hieronder beschrijven we die waarde voor elke partij. Het is aan te bevelen het programma ‘De baan die bij me past’ in een vaste leergroep met een vaste begeleider uit te voeren. De leergroep kan klas- en leerjaardoorbrekend zijn, maar hoeft dat niet per se. Doel van de vaste leergroep is dat er een relatie ontstaat tussen de leerlingen en hun begeleider, maar ook van de begeleider met de ouders van de jongeren in de groep. Daardoor wordt coaching mogelijk en de vaak op beoordeling gebaseerde leraar-leerling-relatie doorbroken. De relatie van de leraar met de leerling is meer coachend van aard en meer gericht op loopbaanoriëntatie dan op resultaatbeoordeling. Daarom wordt de vaste leergroep ook wel coachclub genoemd. 1
Voor de leerling
De leerling denkt na over zijn wensen, kansen en mogelijkheden voor de toekomst door al doende zijn interesses in levensechte praktijksituatie(s) (LWP) te verkennen en te waarderen. De leerling krijgt daarbij steun van een aantal volwassenen die worden uitgenodigd serieus deel te nemen aan de loopbaanontwikkeling van de leerling. Het zijn de ouders, de begeleider van school en de begeleider van de leerwerkplek die, formeel met de leerling bij elkaar in de leerplangroep, daarvoor hun tijd en moeite gaan inzetten. Van de leerling wordt daarom verwacht dat deze een positieve kijk heeft op school, werk en samenleving en op deze aanpak. Verder wordt verwacht dat de leerling afspraken nakomt op school, op de leerwerkplek en met de leerplangroep. De resultaten legt de leerling vast in een (digitaal) portfolio en bouwt dat op voor zichzelf zodat hij er rekenschap over kan afleggen in de presentatie die hij houdt op school of op de leerwerkplek. De voortgang wordt gevolgd in de wekelijkse persoonlijke voortgangsgesprekken tussen de leerling en zijn begeleider van school. Kortom, de leerling neemt verantwoordelijkheid voor zijn eigen leerproces en loopbaan binnen en buiten schooltijd. Hij krijgt daarbij intensieve begeleiding en motiverende feedback van relevante volwassenen (rolmodellen) binnen en buiten de school.
6
De baan die bij me past
2
Voor de begeleider van de school
De begeleider van de school1 heeft wekelijks persoonlijk contact en indien nodig daarnaast ook telefonisch en e-mailcontact met de leerling die hij coacht. In deze een-op-een gesprekken staat de voortgang op basis van het plan van de leerling (met de in de leerplangroep vastgestelde doelen en resultaten) centraal. Successen en fouten worden besproken, van feedback voorzien en geëvalueerd voor het vervolg. Deze aanpak kan binnen een reguliere klassikale didactiek extra werk- en tijdsdruk opleveren. Daarom wordt aanbevolen om ‘De baan die bij me past’ eerst in een experimentele opzet aan te pakken om zicht te krijgen op aard en omvang van de consequenties. Factoren als tijd, doelgroep, ruimte en externe contacten (ouders, LWP) kunnen dan systematisch aangestuurd, uitgevoerd, gemeten, geëvalueerd en bijgesteld worden. Door de experimentele aanpak kan worden ervaren en gemeten dat deze aanpak niet naast, maar in plaats van de reguliere aanpak van loopbaanoriëntatie komt. Ter bevordering van de continuïteit en de positieve impact van persoonlijk contact op alle betrokken wordt aanbevolen om de gehele periode van de ‘De baan die bij me past’ door dezelfde begeleider van school te laten uitvoeren. In de pilots bleek ook dat, zeker in de eerste rondes van de cyclus, de expertise van en de coaching en co-creatie door de ontwikkelaars zeer op prijs werden gesteld door de leerlingbegeleiders. 3
Voor de ouders
Van de ouders wordt een serieuze bijdrage gevraagd aan het begin en het einde van een cyclus. Zij maken deel uit van de leerplangroep die samen met de leerling bespreekt en vaststelt wat de belangrijkste doelen en het LWP-project zijn. Zij zijn ook betrokken bij de eindpresentatie waar ze de resultaten van het plan mee evalueren en beoordelen. De ouders worden gezien als partners in een longitudinaal proces van (her)oriënteren en (voorlopig) kiezen. Hun inbreng wordt, met indien nodig de ondersteuning van de begeleider van school, gezien en ervaren als een aanvulling op wat de school en de leerwerkplek kunnen bieden aan feedback en begeleiding. 4
Voor de LWP-begeleider (leermeester) op de leerwerkplek
Ook hier werpt het persoonlijk contact en de serieuze betrokkenheid bij het plan van de leerling vruchten af. Met dien verstande dat ook de begeleider op de werkplek (leermeester) wordt gezien als een van de deskundige partners op weg naar het eindresultaat, namelijk persoonlijke oriëntatie, voorbereiding en bewuste keuze van de loopbaan en beroepskwalificatie van de leerling. De LWP-begeleider wordt door de begeleider van school geïnstrueerd over inhoudelijke, didactische en organisatorische aspecten van ‘De baan die bij me past’ en de cruciale rol van de LWP-begeleider daarin op het terrein van feedback en motivatie.
2.2
Fases in ‘De baan die bij me past’ ‘De baan die bij me past’ kent drie fases. Elke fase heeft een aantal stappen op weg naar het beoogde resultaat. Zo wordt de leerling in fase 1 (Ontwerp je eigen plan) in drie stappen begeleid bij het onderzoeken en vormen van zijn zelfbeeld (identiteit).
1 Ook wel coach, mentor, leerlingbegeleider of loopbaanbegeleider genoemd. Zie bijlage 3 voor lijst van begrippen en afkortingen.
2 Een gefaseerde, haalbare aanpak
7
Fase 1 – Ontwerp je eigen plan Fase 1 bestaat uit drie stappen: • Ken jezelf en kies je doel • Vertel je plan • Maak je plan af
In stap 1.1 (Ken jezelf en kies je doel) gaat het om het leren (her)kennen van eigen capaciteiten, kwaliteiten en talenten. (Wie ben ik? Wat kan ik?) In stap 1.2 (Vertel je plan) praat de leerling in coachingsgesprekken en met relevante derden over zijn wensen, idealen en dromen, luistert naar hun kijk (feedback) op dat verhaal (Wat wil ik? Waar sta ik voor?). In stap 1.3 (Maak je plan af) verwerkt de leerling deze informatie in een persoonlijk leerplan om in het echte leven op de leerwerkplek na te gaan wat nodig is om het ideaal te realiseren. Het plan wordt, evenals het procesverslag van de leerling, opgenomen in het portfolio. Fase 2 – Kies je eigen leerwerkplaats (LWP) en je LWP-project Fase 2 bestaat uit zeven stappen: • LWP? Wat is er allemaal? • LWP? Wat kies je? • LWP? Schaduwdag en biografie • Vertel je LWP-wensen • Uitvoering LWP en LWP-project • Planevaluatie • Voorbereiden LWP-presentatie
8
De baan die bij me past
In stap 2.1 (LWP? Wat is er allemaal?) verdiept de leerling zich in zijn eigen interesses. Dat kan veel vormen aannemen, onder andere de ‘Wie ben ik?-opdrachten die onder deze kop op de website zijn opgenomen. Het gaat om zelfreflectie, informatie uit de vriendenkring en familie, observaties van de leraar en presentaties van andere leerlingen of op bedrijven/tentoonstellingen. Na dit onderzoek kan de leerling minimaal één en maximaal drie eigen interessegebieden benoemen die hij verder gaat onderzoeken in stap 2.2. In stap 2.2 (LWP? Wat kies je?) gaat de leerling verder met zijn interesse-onderzoek. Hij gaat de diepte in om de loopbanen die passen bij zijn belangstelling beter te begrijpen. Wie werken in een branche? Wat voor bedrijven/organisaties zijn er? Welke belangrijke gebeurtenissen hebben invloed op de branche op dit moment? Waar zijn de mensen die in deze branche werken bezorgd over? Waar praten ze over? De leerling gebruikt zoveel mogelijk traditionele onderzoeksinstrumenten zoals internet, tijdschriften, kranten, beroepskeuzeboeken, folders enzovoort. Aan het einde van deze stap weet de leerling veel meer over een bepaalde sector en de loopbaanmogelijkheden. Daarnaast heeft hij een lijst met vragen opgesteld die hij aan professionals in die branche kan stellen. In stap 2.3 (LWP? Schaduwdag en biografie) volgt de leerling gedurende een schaduwdag de professional waarvan hij wil leren voor een hele dag. Hij observeert hem en doet mee met wat al kan. Het doel is dat de leerling een indruk/gevoel krijgt bij een typische dag op de leerwerkplek en tevens kan zien wat het werk van de leermeester inhoudt; daarnaast is kennismaken met elkaar van belang. Het is het begin van de leerwerkrelatie. De leerling wordt aangemoedigd op twee of drie plaatsen te gaan meelopen voordat hij gaat kiezen voor een leerwerkplek. Hij maakt een biografie van de leerwerkplek en de leermeester voor zijn portfolio. Voor de begeleider van school is het goed te weten dat sommige leerlingen willen dat er nooit een einde komt aan deze stap en dat kiezen erg moeilijk is. Anderen gaan razendsnel door het hele proces heen en vliegen van één interview naar één schaduwdag naar één leerwerkplek. De begeleider van school dient alert te zijn dat leerlingen niet blijven steken in een van deze twee strategieën (zie website).
2 Een gefaseerde, haalbare aanpak
9
In stap 2.4 (Vertel je LWP-wensen) maakt de leerling kenbaar naar welke leerplek zijn voorkeur uitgaat. Er worden verschillende gesprekken gevoerd over de opzet van het LWP-traject (leerling, begeleider van school en LWP-begeleider). Betrouwbare en consistente informatie en ondersteuning vormen de sleutel voor een geslaagd verloop van de LWP. Als het bedrijf akkoord is, moet een LWP-overeenkomst worden gemaakt waar alle partners hun akkoord voor kunnen geven. Aan het eind van deze stap hebben de leerling, de begeleider van school en de LWP-begeleider (leermeester) een duidelijk beeld van de doelen en resultaten die op de leerwerkplek te bereiken zijn. In stap 2.5 (Uitvoering LWP en LWP-project) gaat de leerling aan de slag op de leerwerkplek. De leerling komt in een nieuwe cultuur en moet moeite doen om het systeem en de verwachtingen te begrijpen. De begeleider op school moet moeite doen om op meer plaatsen zijn leerlingen te bezoeken en meerdere projecten te begeleiden. Het heeft de hoogste prioriteit dat alles loopt en blijft doorgaan en dat iedereen daarover goed is geïnformeerd. De leerling krijgt een duidelijk en levensecht beeld van de organisatie en werkzaamheden op de leerwerkplek en kan ‘voorzichtig’ beoordelen of zijn mogelijke interesse om in die branche verder te gaan juist is of niet. In stap 2.6 (Planevaluatie en afronding) wordt het LWP-project van de leerling geëvalueerd. De beëindiging van een leerwerkperiode in een organisatie is van groot belang voor de leerling, maar ook voor de relatie van de school met de leermeester en het LWP-bedrijf. In de vorm van een exitgesprek wordt de kwaliteit van het werk en het project van de leerling op de werkplek geëvalueerd. Het is van belang de leermeester c.q. het LWP-bedrijf te bedanken voor de inzet en de leerling hierbij uitdrukkelijk te betrekken, onder andere om het belang van deze werkwijze voor de leerling nog eens te onderstrepen. Op het eind van het jaar kan de school een algemene evaluatiebijeenkomst organiseren voor de LWP-bedrijven c.q. de leermeesters; dit ook met het oog op een toekomstige werkrelatie voor andere leerlingen. Stap 2.7 (Voorbereiden LWP-presentatie) staat in het teken van de voorbereiding van de persoonlijke presentatie van de leerling in fase 3 over zijn leerwerkplekervaringen. In deze stap worden de ervaringen op de LWP en de resultaten van het LWP-project samengevat ter voorbereiding van de presentatie. Alle relevante documentatie, zowel ter illustratie (folders, prints, foto’s) als ter verantwoording (verslaglegging in woord en beeld), is door de leerling verzameld en bewaard in zijn portfolio. Aan de hand van deze stappen onderzoekt de leerling zelf geleidelijk – en actief binnen de praktijk van de leerwerkplek en met hulp van zijn leermeester aan de hand van zijn persoonlijk LWP-project – hoe het beoogde ideaal bereikt kan worden. Al doende ervaart de leerling op realistische wijze welke handelingen, gedrag, motivatie, persoonlijke kwaliteiten en (voor)opleiding nuttig, nodig en voorwaardelijk zijn om op die werkplek te kunnen werken. De stappen voor leren op de locatie van de leerwerkplek (fase 2) representeren activiteiten waarmee ook algemene competenties c.q. kwalificatiedoelen geoefend kunnen worden: 1 inventariseren; 2 kiezen; 3 oriënteren; 4 verwoorden; 5 uitvoeren en ervaren; 6 feedback krijgen; 7 reflecteren en concluderen. Deze competenties komen ook terug in fase 3 waar de leerling zijn presentatie houdt.
10
De baan die bij me past
Het einddoel van fase 2 is dat de leerling een beeld heeft gekregen van: • welke externe mogelijkheden er zijn voor de onderzochte baan, beroep of werk; • welke specifieke handelingen, gedrag, motivatie en persoonlijke kwaliteiten daarvoor gewenst en vereist zijn. De kennis en allerlei andere knowhow, opgedaan in het echte leven van de LWP van die periode, worden opgeslagen in het portfolio en gebruikt als materiaal bij de eindpresentatie voor de leerplangroep en andere genodigden van de leerling. Fase 3 – Presentatie LWP aan klas, ouders en leermeester Fase 3 bestaat uit twee stappen: • Verslaglegging over LWP en presentatie • Afspraken over vervolg van het plan De twee stappen van deze fase zijn bedoeld om een authentieke (groeps)assessment en daaraan gekoppelde beoordeling te realiseren. Dit houdt in dat meerdere bij het plan van de leerling betrokken personen de kwaliteit van de leeropbrengsten beoordelen en dat concrete conclusies worden getrokken voor het vervolg van het (pre-)kwalificatietraject. In deze fase presenteert de leerling aan de hand van een ‘Checklist LWP-presentaties’ wat zijn resultaten zijn en hoe hij die tijdens de LWP heeft geleerd. Om dit te kunnen, heeft de leerling in elke fase procesverslagen gemaakt, deze met zijn coach besproken en in het portfolio opgeslagen. De leerling besluit met conclusies over: • zijn ideaal en de (pre-)kwalificatiedoelen; • hoe hij de weg naar de gewenste en passende kwalificatie wil vervolgen.
“Een aantal leerlingen van groep 2B van de Bernardusschool heeft het afgelopen jaar een aantal weken een try-out stage gelopen in het kader van ‘De baan die bij mij past’, waaronder ook onze zoon Thomas. Drie leerlingen hebben hierover, ieder op hun eigen wijze, een presentatie gehouden en ik als moeder en toeschouwer heb genoten van hun verhalen. De leerlingen vonden het best spannend, maar ze hebben het fantastisch gedaan! Bonnie vertelde over haar stage op een kinderdagverblijf, Thomas over zijn stage bij bibliotheek Benoordenhout en Rick over het schildersvak. Dit alles werd ondersteund met voorbeelden en foto’s. Heel boeiend! Bij deze presentaties was een speciale commissie aanwezig, die onder andere bestond uit een afvaardiging van de Lucasstichting en leermeesters. Ook een aantal juffen en de leerlingen van groep 1B waren erbij. Na afloop van elke presentatie werden er vragen vanuit zowel de commissie als de medeleerlingen gesteld, die goed werden beantwoord. De middag werd uiteindelijk feestelijk afgesloten met een officieel certificaat en bloemen voor de leerlingen. Het was de eerste keer dat dit project en de presentaties van de leerlingen werd gehouden en dit is zeker voor herhaling vatbaar! Het is voor de leerlingen een stukje erkenning van hun inzet en voor de ouders een mooie gelegenheid om betrokken te zijn bij wat hun kind presteert. Hierbij wil ik iedereen bedanken die aan dit project heeft meegewerkt: allereerst natuurlijk Bonnie, Rick en Thomas en alle leerlingen van groep 2B en 1B, de leermeesters Esther, Ruud en meneer Jellema, de commissie en uiteraard Kamine Veux en Maria Leemans, de initiators van dit project voor hun motiverende en coördinerende rol hierin. Jullie allen hebben mij een prachtige middag bezorgd.” Corinne Santifort, ouder
2 Een gefaseerde, haalbare aanpak
11
In stap 3.1 (Verslaglegging over LWP en presentatie) worden de resultaten en effecten van het leerproces en de presentatie beoordeeld door de leerplangroep én door de leerling uitgenodigde relevante assessoren. Deze maken daar ook verslag van voor de leerling. Alle verslagen worden opgenomen in het portfolio van de leerling. Met zijn coach worden de eerste conclusies over de voortgang besproken. In stap 3.2 (Afspraken over vervolg van het plan) wordt de leercirkel afgerond met conclusies over het vervolg van het (pre-)kwalificatieproces op basis van feedback, reflectie en besluitvorming. Het gaat om besluitvorming met consent, wat wil zeggen dat door alle betrokkenen in de leerplangroep persoonlijk wordt uitgesproken dat zij met het besluit over het vervolg van het (pre-)kwalificatieproces instemmen, en dat in geval van bezwaren tegen het besluit dit altijd met argumenten onderbouwd moet worden.
‘De baan die bij me past’ is een systematische werkwijze van cyclisch terugkerende leercirkels met als uiteindelijk doel een bewuste en gemotiveerde keuze voor een kwalificerende opleiding of een zeer goed gedocumenteerd en met de leerplangroep vastgesteld overgangsdocument. Indien doelbewust en integraal toegepast heeft deze werkwijze een aantal positieve neveneffecten voor de leerling die: • een methodiek voor het benaderen van nieuwe loopbaanmogelijkheden leert begrijpen en hanteren; • doelgericht een netwerk van leermeesters opbouwt en leert netwerken; • voor medeleerlingen kan optreden als ervaringsdeskundige over bepaalde leerwerkplekken met ideeën voor leren op locatie.
12
De baan die bij me past
2.3
Afronding van het (pre-)kwalificatieproces in fase 3 De leerling legt in fase 3 rekenschap af over de behaalde LWP-resultaten (conform leerplan) en wordt door de begeleider van school, de LWP-begeleider, ouders en enkele medeleerlingen geëvalueerd en beoordeeld op de kwaliteit van: • zijn bijdrage aan het werk op de LWP; • het afgesproken project en de groei die de leerling daarin doormaakte; met als toetssteen en leidraad de eisen die in de realiteit van de dagelijkse praktijk en op de arbeidsmarkt worden gesteld aan het werkproces en aan het eindresultaat. De weging van de beoordeling door de diverse assessors van bedrijf en school is uiteraard verschillend en afhankelijk van de fase waarin de leerling is en van de opdracht waarmee een leerling zich buiten school aan het oriënteren, voorbereiden dan wel al aan het kwalificeren is. Wanneer het een plaatsing binnen het bedrijfsleven betreft en er sprake is van een (pre-)kwalificerende stage in een erkend leerwerkbedrijf met gecertificeerde leermeesters, weegt het oordeel van deze laatste zwaarder dan het oordeel van de begeleider vanuit de school. Presentatie In fase 3 wordt de leercirkel ‘De baan die bij me past’ afgerond met een bijeenkomst van maximaal 60 minuten waarin verslag wordt gedaan van de ervaringen en leerpunten op de LWP. De ‘ontdekkingsreiziger’ legt, bij wijze van spreken, verantwoording af aan de ‘stuurlui aan de wal’ die direct betrokken zijn bij de leerling (ouders, begeleiders van school en bedrijf) en aan bekenden (klasgenoten, collega’s van het LWP-bedrijf) met wie de leerling zijn presentatie wil delen. Voor een leerling komt het neer op een individueel en vooral persoonlijk traject. Een presentatie aan derden of in een groter verband is zeker niet gemakkelijk, maar als het lukt, is het voor de leerling betekenisvol en voor het vervolg van het leerproces zeer waardevol. De rol van een authentieke en onderbouwde beoordeling door mensen die ertoe doen en door de leerling als echt ervaren worden, biedt feedback die zowel leerzaam als (re)motiverend is. Tijdens deze presentatie toont de leerling aan: • welke leerdoelen van het persoonlijk plan (fase 1) en LWP-project (fase 2) gerealiseerd zijn; • wat en hoe nog meer werd geleerd dan wat was afgesproken; • of dat tegemoet komt aan zijn wensen en eisen; • zijn keuze voor het vervolg van het traject op basis van een zelfevaluatie. Onder leiding van de leraar beantwoordt de leerling vervolgens vragen van de aanwezigen en bespreekt op welke wijze aan de afspraken in het persoonlijk plan is voldaan op de LWP. Op het eind van dit assessment volgt in kleiner verband de waardering van de assessoren voor wat bereikt is op de LWP. Het presenteren is niet alleen een vorm van verantwoording afleggen, maar ook een vorm voor het verankeren van het gepresenteerde in het geheugen. Want we onthouden: • 10% van wat we lezen; • 20% van wat we horen; • 30% van wat we zien; • 50% van wat we horen en zien; • 70% van wat we met anderen bespreken; • 80% van wat we evalueren en nabespreken; • 90% van wat we anderen uitleggen.
De conclusies hebben consequenties voor de afronding van het (pre-)kwalificatieproces: de leercyclus wordt gestopt of er volgt een nieuwe leercirkel voor de leerling en de leerplangroep.
2 Een gefaseerde, haalbare aanpak
13
Dit kan betekenen dat: • de leerling overstapt naar een kwalificerend opleidingstraject naar keuze; • of dat de leercirkel nog eens wordt doorlopen in een andere LWP-setting. In het geval van herhaling van de leercirkel wordt bij de uitvoering van fase 2 de nadruk gelegd op tijdsinvestering. Fases 1 en 3 blijven daarbij echter wezenlijke onderdelen van de cirkel omdat daar actief wordt gewerkt aan de bewustwording van de leerling en via onafhankelijke feedback aan reflectie en besluitvorming. Deze fases kunnen niet overgeslagen worden en bij elke herhaling worden veranderingen bekeken, beoordeeld, aangepast en gedocumenteerd in het portfolio.
2.4
Kwalificatiedoelen betrekken in alle fasen Bij het opstellen van het plan in fase 1 wordt voortdurend, samen met de leerling en de leerplangroep, afgetast hoe zijn wensen aansluiten bij de maatschappelijke eisen en passen bij de persoonlijke mogelijkheden van de leerling. De eisen van de samenleving ten aanzien van kwalificatie worden gerepresenteerd in diverse bestanden van organisaties die de eisen van kwalificering hebben vastgelegd in overzichten. Onderstaande bestanden zijn op de website (www.debaandiebijmepast.nl) te downloaden en worden in de loop van het project verder aangevuld. •
•
•
•
•
•
2.5
SLO kerndoelen vso http://www.slo.nl/speciaal/vso/ http://www.slo.nl/speciaal/vso/arbeid/ http://www.slo.nl/speciaal/vso/dagbesteding/ Kwalificatiedossiers COLO http://prod.pub.kwalificatiesmbo.nl/DossierDetails.asp http://www.mbo2010.nl/index.cfm/t/Kwalificatiedossier_AKA SVA-certificering http://www.kpcgroep.nl/KPCGroep/Diensten-ABC/SVA-Branchegericht-certificeren.aspx Referentieniveaus Nederlands/rekenen http://www.slo.nl/downloads/2009/referentiekader-taal-en-rekenen-referentieniveaus.pdf http://www.steunpunttaalenrekenenvo.nl/ IVIO-examenprogramma’s http://www.ivio-examenbureau.nl/content.aspx?id=1024 Heft in eigen handen http://www.lvc4.nl/read/1614?sublist=454
Werken met ‘De baan die bij me past’: website Uit onderzoek tijdens de pilotfase bleek in de scholen behoefte te bestaan om op verschillende manieren de processen rondom (pre-)kwalificatie te stroomlijnen en te verbeteren. Een van de manieren is de inzet van het programma ‘De baan die bij me past’. ‘De baan die bij me past’ is een programma voor systematische planning, sturing, uitvoering en monitoring voor (pre-)kwalificatieprocessen in het vso. In handen van de schoolleiding en de leraren en begeleiders wordt het een instrument dat bij kan dragen aan de verbetering van loopbaan- en arbeidsvoorbereidende leer- en onderwijsprocessen in het vso.
14
De baan die bij me past
Het programma ‘De baan die bij me past’ is ook digitaal in te zetten met de website ‘De baan die bij me past’. Het programma werkt met leercirkels en stappen in afgebakende fasen van de kwalificatiecyclus. Op de website staan de hulpmiddelen die tijdens de pilot zijn gemaakt en aangepast voor leerlingen van de pilots in vso cluster 3 en 4. De bronnen en instrumenten zijn ook door nieuwe gebruikers aan te passen en op maat te maken voor de eigen doelgroep. Zo zullen leraren van praktijkonderwijs, vmbo en mbo de inhoud van de website op maat kunnen maken van de doelgroep met behulp van de voor hen geëigende materialen en instrumenten. Voor individuele leerlingen is het mogelijk hun persoonlijke leerplanning te integreren, evenals hun (werk)portfolio. Het programma ‘De baan die bij me past’ is een open source en zonder kosten te gebruiken. Wilt u de website geheel op maat van uw organisatie en de individuele leerlingen maken, dan kunt u daarvoor begeleiding krijgen zowel op inhoudelijk vlak als op het gebied van de (door)ontwikkeling en het onderhoud van de website. Er worden regelmatig bijeenkomsten belegd om geïnteresseerden te laten kennismaken met het programma ‘De baan die bij me past’, de bijbehorende website en de reeds geïntegreerde instrumenten, bronnen en voorbeelden.
2 Een gefaseerde, haalbare aanpak
15
3
De leerwerkplek (LWP)
Een leerwerkplek (LWP) is een realistische praktijkomgeving waar de leerling werk uitvoert dat deel uitmaakt van een dienstverlening of productieproces en waarbij sprake is van een afnemer/ koper (de klant). Bij elke LWP is een afspraak gemaakt tussen de school en een bedrijf over een project dat de leerling op de leerwerkplek zelf uitvoert en bijdraagt aan het werk ter plaatse c.q. dat nuttig is voor de leermeester en/of het bedrijf. “Een ander punt is de hogere eis die aan het bedrijfsleven als LWP wordt gevraagd. Maatschappelijke betrokkenheid ervaar ik wel bij bedrijven, maar wanneer het echt meer investering in de leerling vraagt, dan moet er meer bij komen kijken. Onze school heeft al eens een leermeesterdag georganiseerd. Dit initiatief werd als zeer leuk en boeiend ervaren. Zo ook een avond met mensen uit het bedrijfsleven (Lions). Hieruit blijkt zeker betrokkenheid. Maar hoe je het ook wendt of keert, de school zal ook daarin veel moeten blijven investeren.” Joop van Veen, De Ortolaan, Weert
3.1
Kiezen van een leerwerkplek Het gaat op de LWP om het opdoen van relevante kennis en vaardigheden en deze toe te passen in een betekenisvolle context. Die betekenisvolle context kan op vele plaatsen gevonden worden zoals verderop bij de verschillende soorten leerwerkplekken beschreven wordt. Het kan ook zijn dat, zeker voor de jongere leerlingen, in het begin niet gezocht wordt naar een arbeidsplaatsachtige leerwerkplek. Het ervaren van ‘flow’ (zie bijlage 1) kan voor de motivatie van de jongere, die het belang van de school niet (meer) ziet, een belangrijke positieve omslag opleveren en inzicht bieden in de mogelijkheden van werk rondom de, ook een mogelijk niet direct arbeidsgerelateerde, leerwerkplek. Even een stap ‘terug’ of op de plaats kan later grote stappen voorwaarts opleveren als de betekenis van leren en werken wordt herkend en ook persoonlijk wordt ervaren. De begeleiding van de leermeester, de belangstellende vragen en de waardering van het publiek tijdens de presentatie en de waardering van de leraar zijn belangrijke motiverende factoren voor het vervolg van de (pre-)kwalificatiecyclus. Een cijfer is belangrijk en herkenbaar, maar realistische en professionele feedback met een geschreven toelichting erbij die kan worden opgeslagen en teruggezien in het portfolio, dat is wat er echt toe doet. Op dit terrein is nog een grote slag te slaan voor de betrokken begeleiders van de school die werken met ‘De baan die bij me past’. Fase 3 stelt wat dat betreft hoge eisen aan de school op het terrein van het geven van betekenisvolle feedback en gegeven en genomen verantwoordelijkheid. Van belang is dat leerlingen in contact met een volwassene die zij bewonderen en waar zij tegenop zien, kennis kunnen opdoen en vaardigheden kunnen leren. Jongeren in het vso hebben vaak een, al dan niet waarneembaar, negatief of onrealistisch zelfbeeld opgebouwd en vertalen dat ook in een negatief of onrealistisch beeld van hun loopbaan. Het contact met de expert en ervaringsdeskundige, tevens rolmodel, op een voor de leerling relevant terrein wordt door de jongere eerder als echt en waardevol ervaren dan schoolwerk.
16
De baan die bij me past
Het is de kunst een passende LWP te vinden, waarbij de leerling in contact komt met een betekenisvol rolmodel en zo een nieuw beeld van zichzelf vormt, zijn dromen concretiseert en – indien nodig – leert relativeren. Daarvoor zijn meestal meer leerwerkplekken met gevarieerde leerervaringen nodig. De leerwerkplek kan in die zin ook meer maatschappelijk of cultureel georiënteerd zijn. En al is die LWP dan misschien niet direct gericht op een arbeidsperspectief, deze kan toch zeer leerzaam zijn op het terrein van het werken in een bepaalde omgeving. Enkele voorbeelden Een leerling die graag leraar zou willen worden, maar daarvoor niet de basiskwaliteiten heeft, kan in een LWP met een onderwijsassistent of een conciërge op een school een andere mogelijkheid zien om binnen het onderwijs te werken. Een leerling die aardig zingt en een carrière als musicalster ambieert, kan via interviews, een schaduwstage of eventueel een leerwerkplek kennismaken met zijn idool en zodoende ook met de minder glamourvolle, maar noodzakelijke ondersteuning daaromheen. Met een beetje gerichte sturing komt de leerling zo in aanraking met de arbeid om het werk van zijn idool heen en wordt het werk van de geluids- en lichttechnici, catering, make-up, verwerking van fanmail, persoonlijke verzorging et cetera zichtbaar. Dat kan leiden tot een nieuwe ronde en een andere leerwerkplek in de (pre-)kwalificatiecyclus. Dit is geen tijdverlies, dit is qualitytime. Voor de kwaliteit van de LWP is het van belang dat de leerling: • zich laat informeren/instrueren over de werkprocessen/werkzaamheden en zelf ook actief informatie inwint; • beschikt over de benodigde en geëigende materialen; • weet aan welke eisen hij moet voldoen waarop hij wordt beoordeeld; • weet waar begeleiding en ruimte is voor tussentijdse instructie en feedback. De eigen actieve inbreng van de leerling, dat hij dingen zelf doet en leert doen, is belangrijk, maar hij hoeft het (nog) niet alleen te doen. Goede begeleiding van de begeleiders binnen en buiten school is cruciaal. Naarmate de leerling dichter bij de overstap van school naar vervolg (opleiding of arbeid) komt, wordt de (nodige) begeleiding minder en anders van karakter.
3.2
Wat is een persoonlijk LWP-project? Op de leerwerkplek loopt de leerling gewoon mee met de LWP-begeleider en maakt zich zo verdienstelijk mogelijk. Daarnaast heeft hij met de LWP-begeleider en zijn begeleider van school een afspraak gemaakt over de uitvoering van een persoonlijk LWP-project. Dat project is gericht op een voor het bedrijf en de leerling relevant resultaat en dat, hoe klein dan ook, bijdraagt aan de praktijk van het gastbedrijf. Een LWP-project bestaat uit samenhangende activiteiten die door de leerling, eventueel samen met de leermeester en/of collega’s, op de LWP worden uitgevoerd om tot een afgesproken resultaat te komen. De inhoud, het tijdpad, het eindresultaat van het projectwerk en de manier waarop er verantwoording over wordt afgelegd, worden vastgelegd in het persoonlijk plan van de leerling. De inhoud van het LWP-project is het resultaat van ‘onderhandelingen’ in een driehoeksgesprek tussen de leerling, de begeleider van de school en de leermeester van het gastbedrijf. De drie partijen onderzoeken en bespreken met elkaar wat ze aan elkaar kunnen hebben en leggen dat vast. Elke partij heeft zijn eigen inbreng in het gesprek. • De leerling laat zien wat de leerling goed kan (capaciteiten, talenten, hobby, passie) en wat hij wil inbrengen als persoonlijke bijdrage in de LWP. Hij heeft die op ‘een rijtje’ omdat hij deze in fase 1 heeft onderzocht en vastgelegd in zijn portfolio. De leerling geeft ook aan dat hij weet welke kennis en vaardigheden hij aan- of bij kan leren of oefenen op de LWP.
3 De leerwerkplek (LWP)
17
•
•
Hij weet dat omdat hij al een schaduwdag heeft meegemaakt op de LWP en een biografie heeft gemaakt van het werk en de persoon van zijn LWP-begeleider. De begeleider van de school neemt op zich om de inhoud van het LWP-project te koppelen aan de kennis en vaardigheden (vakken) die op school van belang zijn. En ook van datgene dat de leerling op de leerwerkplek beter kan leren dan op school, omdat daar bijvoorbeeld software, procedures of machines gebruikt worden die op school niet voorhanden zijn. Het individueel handelingsplan dat de school (mogelijkerwijs) hanteert voor de leerling is leidend voor de afspraken over het LWP-project. Er wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met wat voor de leerling passend, relevant en betekenisvol is om te leren, zodat de kans op intrinsieke motivatie en ‘flow’ geoptimaliseerd wordt. De leermeester geeft aan waar hij en zijn organisatie mee geholpen is en zorgt ervoor dat de condities deugen. Dat wil zeggen: de LWP-begeleider zorgt dat het een project is dat uitvoerbaar is voor de leerling ter plaatse, dat deze kan werken op een veilige werkplek met inroepbare hulp indien nodig en dat het project kan worden afgerond in de voor de leerling beschikbare LWP-periode.
De leerling en zijn begeleider van de school overleggen samen met de LWP-begeleider over de (avo-)kennis en vaardigheden die kunnen worden geleerd op de leerwerkplek zelf en met het LWP-project. In een driehoeksgesprek wordt ‘onderhandeld’ over wat de partijen met elkaar denken te kunnen bereiken en wat daarvoor nodig en mogelijk is. Creatief en soepel om kunnen gaan met leerdoelen is hier van belang. Hieronder worden enkele voorbeelden geschetst. 1 Op een leerwerkplek in een verzorgingstehuis, waar het dagelijkse LWP-werk voor de leerling bijvoorbeeld bestaat uit het schenken van koffie en thee en het helpen bij de maaltijdverzorging voor de bewoners, kunnen de resultaten van het LWP-project bestaan uit het alfabetisch ordenen en archiveren van boeken in de huisbibliotheek of het dagelijks voorlezen aan of zingen met (een) bewoner(s), het bedenken of voorbereiden van knutselactiviteiten of het maken van een videoclip met interview(tje)s met bewoners voor de website van het huis, et cetera. 2 Op een leerwerkplek in een metaalbedrijf – waar grootschalige projecten worden gelast en klaargemaakt voor transport – bestaat het LWP-werk uit assisterende activiteiten daarbij, maar dat werk is niet altijd voorhanden voor de leerling. Vanwege grote opdrachten blijven er wel eens kleine klussen liggen. Voor het LWP-project wordt daarom afgesproken dat de leerling profielen die in opslag liggen in de menie gaat zetten of dat de werkruimte waar onderdelen en gereedschappen worden opgeslagen, wordt uitgeruimd, schoongemaakt en opnieuw wordt ingericht of dat een wand in de werkplaats wordt geschilderd.
3.3
Leerwerkplekken in soorten Voor het programma ‘De baan die bij me past’ gaat de voorkeur uit naar leerwerkplekken in de echte wereld. De eisen die gelden in de echte wereld zijn tenslotte ook de eisen waaraan leerlingen in het echte leven moeten voldoen. In gesprekken met leerlingen blijkt dat zij zich op de leerwerkplek serieuzer genomen voelen dan op school en dat hun intrinsieke motivatie en hun leerbehoefte daardoor worden bevorderd. Soms is om praktische redenen van allerlei aard een realistische leerwerkplek in de echte wereld niet mogelijk. Dan zijn er alternatieven zoals: • arbeidstraining in of buiten de school; • interne of externe opdrachtgevers voor specifieke opdrachten.
18
De baan die bij me past
In de school met interne opdrachtgevers Leerlingen werken in de school voor interne klanten: de school is de opdrachtgever. Leerlingen worden bijvoorbeeld ingezet in de facilitaire dienst, de schoonmaak, de keuken, de administratie of het magazijn. Scholen kiezen voor een interne LWP met interne opdrachtgevers omdat leerlingen in de vertrouwde omgeving kunnen werken en ervaring kunnen opdoen. Door een leerwerkplek in de school te vestigen, hoeven leerlingen niet te reizen en worden ze uitsluitend begeleid door mensen van de eigen school. Afhankelijk van de persoonlijkheid van de leerling kan dat voordelen, maar ook nadelen opleveren voor het leerproces. In de school met externe opdrachtgevers Leerlingen werken in de school aan opdrachten van externe klanten. Leerlingen krijgen bijvoorbeeld opdrachten op het gebied van inbinden, inpakken, mailings, sorteerwerk, assembleren, ambachtelijk of productiewerk enzovoort. Scholen kiezen voor een interne LWP met externe opdrachtgevers om leerlingen bekend te maken met de relatie klant-opdrachtgever. Voor leerlingen krijgt het werk een meer formele status. Van de school wordt verwacht dat zij bij bedrijven in de regio voldoende opdrachten verwerft. Bij een interne LWP kan het zijn dat er onvoldoende opdrachten zijn en dat de leerling te weinig uitdagende activiteiten heeft. Dan kan een LWP-project uitkomst bieden en de leerling de kans bieden om zijn sterke kanten in te zetten voor de school. Het vraagt van de school in alle gevallen creativiteit, flexibiliteit en aandacht om samen met de leerling (en ouders) een persoonlijk en uitdagend LWP-project te vinden en te realiseren. Buiten de school met externe opdrachtgevers Leerlingen werken buiten de school aan opdrachten van externe opdrachtgevers. Dit heeft tot voordeel dat leerlingen met levensechte arbeidssituaties te maken krijgen. Leerlingen gaan als het ware ‘naar hun werk’. Leerlingen voeren in opdracht van bedrijven passende, vaak eenvoudige, routinematige werkzaamheden uit, zoals sorteren, tellen, inpakken, eenvoudige montages enzovoort. Er zijn ook scholen die samenwerking zoeken met de sociale werkvoorziening in de gemeente. Leerlingen krijgen in die gevallen arbeidstraining in de sociale werkplaats. Voordeel hiervan is dat scholen niet zelf verantwoordelijk zijn voor de acquisitie. Daarnaast zal de sociale werkplaats als commercieel bedrijf soms ook LWP-projecten willen en kunnen entameren.
3 De leerwerkplek (LWP)
19
4
Een ontdekkingsreis met drie aanlegplaatsen
‘De baan die bij me past’ is een ontdekkingsreis met op drie momenten, aan het eind van elke fase, een aanlegplaats waar expliciet met de leerling en zijn leerplangroep wordt stilgestaan bij datgene wat is bereikt, de ontdekkingen die zijn gedaan en wat de gevolgen daarvan zijn voor het voortzetten van de reis.
4.1
Eerste aanlegplaats De reflectie op het eindpunt van fase 1 gaat over dat wat de leerling heeft ontdekt en zicht op heeft gekregen: • wat hij op dat moment in zijn leven wil, kan en is; • waar hij zich in zou willen bekwamen in de toekomst en van welke externe leermeester(s) hij dat kan leren; • zijn persoonlijk plan met daarin voor de komende periode wat, waar en met welke leermeester hij in de praktijk, al doende, gaat werken en leren. Het persoonlijk plan is de opbrengst van fase 1 van de leercirkel en vormt de rode (structurerende) draad voor het werk van de leerling in fase 2. Dit persoonlijk plan voor leren op de leerwerkplek (LOL) wordt afgestemd met en vastgesteld in de leerplangroep. Het persoonlijk plan geeft aan hoe de leerling zichzelf op dit moment in zijn leven ziet als het gaat om wie hij is, wat hij kan, wat hij wil en waar hij voor staat. Aan de ouders wordt om hun medewerking en ondersteuning gevraagd voor concrete onderdelen van het plan. Omdat ouders hierbij actief betrokken raken, kan ook voor hen van de kant van de school een coachende houding nodig zijn. De open en coöperatieve houding van de school is het teken voor de ouders dat ze de kans krijgen om hún visie op de mogelijkheden van hun zoon of dochter te benoemen en hun rol daarbij te activeren. De ouders zijn in de keten van betrokkenen broodnodig en de school heeft daarin een stimulerende en ondersteunende rol.
4.2
Tweede aanlegplaats De activiteiten en leerdoelen in het persoonlijk plan zijn vastgesteld en er zijn stappen gezet om een concrete leerwerkplek te kiezen. Dat doen leerlingen door deel te nemen aan ‘schaduwdagen’ (maximaal drie per periode) waar ze proefdraaien op een LWP, hun potentiële LWP-begeleider (leermeester) volgen en het werk en de begeleider leren kennen. De leerwerkplek is een levensechte plek in de samenleving waar een ‘rolmodel’ van de leerling werkt of actief is. De begeleider van de school bekijkt en bespreekt of het rolmodel als leermeester (LWP-begeleider) kan en wil optreden. Het is de bedoeling dat de leerling waar mogelijk in de echte praktijk van de LWP-begeleider meeloopt en deze assisteert tijdens diens werkzaamheden. Op momenten dat dit niet mogelijk is, werkt de leerling op een veilige plek in het bedrijf aan het overeengekomen LWP-project. Op de leerwerkplek wordt dus, waar mogelijk en verantwoord, samen gewerkt met een vaste LWP-begeleider (die tevens zijn leermeester ter plaatse is) en aan een concreet persoonlijk LWP-project.
20
De baan die bij me past
Ideaal is het wanneer de leerling intrinsiek betrokken raakt bij zijn leerproces. Dat hij bezig is met iets dat wezenlijk bij hem hoort en dat hij echt belangrijk vindt, en met een leermeester die hij bewondert en die ook echt een rolmodel is voor deze leerling. Een van de pilotscholen gaf aan dat in zo’n situatie het gevoel van ‘flow‘ kan ontstaan: “Dat heerlijke gevoel van ergens helemaal in op te gaan en de tijd te vergeten. Een gevoel van inspiratie en intens bezig zijn. Na afloop van zo’n activiteit voel je je helemaal voldaan en vol energie”. Flow wordt ook wel aangeduid als ‘optimale stress’ (zie bijlage 1). Op het eind van fase 2 kan dus worden stilgestaan bij het beeld dat de leerling heeft gekregen van: • welke mogelijkheden er voor hem zijn voor een bepaalde baan, beroep of werk; • welke specifieke handelingen, gedrag, motivatie en persoonlijke kwaliteiten daarvoor gewenst en vereist zijn. Deze kennis en allerlei andere knowhow, al doende opgedaan in een afgeronde periode in de echte praktijk van de LWP, wordt opgeslagen in het portfolio en gebruikt als materiaal bij de eindpresentatie voor de leerplangroep en andere genodigden van de leerling.
4.3
Derde aanlegplaats Voor het derde reflectiemoment wordt aan de leerplangroep, die bestaat uit leerling, leraar en ouders van de leerling, voor de presentatie en beoordeling de leermeester toegevoegd. Voor de leerling waren aan het einde van fase 1 nog alle opties voor de keuze van een leerwerkplek open. Die keuze werd gemaakt in fase 2. De gehele fase 3 wordt besteed aan voorbereiding, uitvoering van hetgeen is geleerd en welke keuzes gemaakt gaan worden voor het vervolg. De leerplangroep vormt een volledig klankbord voor reflectie door alle betrokkenen. Een aantal leerlingen binnen cluster 4-onderwijs heeft dikwijls een aversie tegen alles wat schools is. In zekere zin geldt dit ook voor een leerwerkplek. Het is daarom zaak om deze echt te laten zijn. Een echte bedrijfsmatige opdracht met echte afnemers van het product. Een ‘zmokker’ gaat niet een muurtje bouwen om het daarna weer af te breken. Ook de ‘beroepskeuze’ kan zo individueel verschillen dat er nauwelijks een LWP is in te richten om aan alle behoeften te voorzien. Een LWP zal daarom binnen deze vorm van onderwijs vooral uit een stage in het reguliere bedrijfsleven moeten bestaan. Joop van Veen, De Ortolaan, Weert
4.4
Coachingsgesprekken De leerling is in staat de eindpresentatie te houden, omdat gedurende de periode op de leerwerkplek en de uitvoering van het persoonlijk plan en het project er zeer regelmatig (voortgangs)gesprekken zijn geweest. In deze coachingsgesprekken, in een-op-een verband en soms ook in driehoeksverband met de LWP-begeleider, staan de onderwerpen centraal die aan de orde komen op de presentatieagenda. Dit vraagt, in het geval van een stage in het reguliere bedrijfsleven, ook een duidelijke investering vanuit het bedrijf. Veel bedrijven staan open voor hun maatschappelijke verantwoordelijkheid, maar het is nog lang geen vanzelfsprekendheid. In bijlage 2 over maatschappelijk ondernemen wordt hier wat dieper op ingegaan. Een investering in deze zin vanuit een bedrijf te bewerkstelligen, vraagt een behoorlijke investering vanuit de school richting bedrijfsleven, niet alleen op het niveau van directie en management en doelgericht relatiebeheer, maar ook op het niveau van de persoonlijke begeleidingskwaliteiten van de LWP-begeleider annex leermeester in het bedrijf. De begeleider van school heeft hierbij een informerende en vaak ook coachende rol voor de LWP-begeleider.
4 Een ontdekkingsreis met drie aanlegplaatsen
21
Tijdens alle drie de fasen van ‘De baan die bij me past’ worden met grote regelmaat een-op-een gesprekken tussen de leerling en de begeleider van de school (coach) gepland. De gerichte sturing langs de stappen van de aanpak is van belang voor succesvol leren en ontwikkelen. Zonder gedegen en geplande begeleiding ontstaat wildgroei.
22
De baan die bij me past
Literatuur
Csikszentmihalyi, M. (2007). FLOW. Psychologie van de optimale ervaring. Amsterdam: Boom. DeAnda, M. & Arnold K. (2010). Big Picture Longitudinal Study. Advisor Survey Report 2010. Providence RI USA. DeAnda, M. & Arnold K. (2011). Big Picture Longitudinal Study. All Schools Report 2011. Providence RI USA. Levine, E. (2002). One Kid at a Time. Big Lessons from a Small School. New York: Columbia University. Litkey, D. & Grabelle, S. (2004). The Big Picture. Education is Everyone’s Bussiness. New York: Teacher’s College Press. Martens, R.L. (2007). Positive learning met multimedia. Onderzoeken, toepassen & generaliseren. Heerlen: Open Universiteit Nederland. Ros, A. & Timmermans, R. (2010). Schieten op het doel. Over leerdoelen en leerbehoeften. ’s-Hertogenbosch: KPC Groep. Ros, A., Timmermans, R., Van der Hoeven J. & Vermeulen, M. (2009). Leren en laten leren. Ontwerpen van leeractiviteiten voor leerlingen en leraren. Meso Focus, 75, p.53-69. Sarason, S.B. (2004). And What Do You Mean By Learning? Porthmouth N.H. USA Stevens, L. (2002). Zin in Leren. Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Washor, E. (2010). Making Their Way: Creating a Generation of ‘Thinkerers’. www.huffingtonpost.com. Washor, E. & Mojkowski, C. (2007). Perspectives on Relevance and the Quest for Rigorous Student Learning: Balancing Life to Text and Text to Life. Paper op de Curriculum Corporation 14th Annual Conference, Sidney. Westhof, G. (2009). Leren overdragen of het geheim van de flipperkast. Elementaire onderwijspsychologie voor de onderwijspraktijk. Tilburg: MesoConsult, p.19-21
Literatuur
23
Bronnen
Hieronder vindt u enkele bronnen voor ‘De baan die bij me past’, met name bestemd voor in de klas. Diverse bronnen met betrekking tot kwalificatiedoelen zijn al opgenomen in paragraaf 2.4. Hierbij nog enkele aanvullingen ter verdere informatie. Wet Kwaliteit (V)SO Welkom op de website Wet Kwaliteit (V)SO. Deze website is een initiatief van Stichting Alterius en probeert zoveel mogelijk eenduidige informatie omtrent de wetswijziging overzichtelijk te verzamelen. Verder stelt Stichting Alterius op deze site ruimte beschikbaar om interne en externe innovatieve projecten te beschrijven. Zo kunnen wij en onze onderwijs collega’s optimaal van elkaars kennis profiteren. http://www.wetkwaliteitvso.nl/ http://www.wetkwaliteitvso.nl/wkvso-info/uitstroomprofiel-2.html Kerndoelen VSO In het kader van het concept-Wetsvoorstel Kwaliteit (V)SO heeft SLO op verzoek van het ministerie van OCW kerndoelvoorstellen voor het vso ontwikkeld. De concept-voorstellen van de kerndoelen zijn in december 2010 aan het ministerie van OCW voorgelegd en zullen in 2013 opgenomen worden in het wettelijk kader. De concept kerndoelvoorstellen bevatten uitwerkingen voor de drie uitstroomprofielen: • kerndoelen voor uitstroomprofiel ‘vervolgonderwijs’ • kerndoelen voor uitstroomprofiel ‘arbeid’ • kerndoelen voor uitstroomprofiel ‘dagbesteding’ http://www.slo.nl/speciaal/vso/kerndoelen/ Kerndoelen VSO leergebiedspecifiek http://www.slo.nl/speciaal/vso/kerndoelen/leergebieden/ Op de website van de SLO bij de rubriek VSO zijn veel relevante informatie en bronnen voor het VSO te vinden. Voor ‘De baan die bij me past’ is bijvoorbeeld het onderdeel ‘Werken’ zeer interessant. http://www.slo.nl/speciaal/vso/bronnen/ Aanvulling bij ‘Referentieniveaus Nederlands/rekenen’ Voor het voortgezet speciaal onderwijs zullen de referentieniveaus nog worden vastgesteld in het kader van de wetgeving kwaliteit (v)so. Deze wetgeving zal naar verwachting per 1 augustus 2013 in werking treden en heeft tot doel de opbrengsten van het (v)so te verbeteren. De referentieniveaus kunnen daar uiteraard een bijdrage aan leveren. Bron: PO Raad http://www.poraad.nl/index.php?p=358139 Referentieniveaus taal uitgelegd Wie ‘Referentieniveaus uitgelegd’ gebruikt, moet weten dat het bij taal gaat het om vier domeinen of hoofdonderwerpen: mondelinge taalvaardigheid, leesvaardigheid, schrijfvaardigheid en taalverzorging waaronder spelling en grammatica. Elk hoofdonderwerp is op vier niveaus beschreven. Bron taal: http://www.taalenrekenen.nl/ref_niveaus_taal/uitwerkingen/uitgelegd/
24
De baan die bij me past
Referentieniveaus rekenen uitgelegd Wie ‘Referentieniveaus uitgelegd’ gebruikt, moet weten dat het bij rekenen gaat het om vier domeinen of hoofdonderwerpen: getallen, verhoudingen, meten en meetkunde en verbanden. Bij rekenen is er, in tegenstelling tot taal, geen vierde niveau, omdat dat het domein van de wiskunde is. Elk hoofdonderwerp is op drie niveaus beschreven. Bron rekenen: http://www.taalenrekenen.nl/ref_niveaus_rekenen/uitwerkingen/uitgelegd/ Werknemer in opleiding Ook op de website van Werknemer in opleiding is veel relevante informatie over voorbereiding op arbeidskwalificatie en arbeidstoeleiding in praktijkonderwijs en vso te vinden. http://www.werknemerinopleiding.nl/ Leraar24. Werkervaringsplaats op een vso-school – Video De Mozarthof is een school in Hilversum voor ZML-onderwijs. De visie van de school is: leerlingen goed voorbereiden op een stageplaats buiten de school, zodat er een veilig pedagogisch klimaat geschapen wordt voor een toekomst in de maatschappij. Door de verschillende werkplaatsprojecten worden het zelfbeeld, de communicatie, de werkhouding en de motivatie van leerlingen vergroot. http://www.leraar24.nl/video/2914 Leraar24. De leerwerkplaats – Video Deze video gaat over een LWP in het praktijkonderwijs. De leerwerkplaats is er een minibedrijf in de school. Hier vinden arbeidssimulaties plaats waarin leerlingen productiewerk uitvoeren. Het werk wordt uitgevoerd op aanvraag van bedrijven uit de regio. De leerlingen kunnen kennismaken met de verschillende vormen van productiewerk en met de arbeidsmarkt. De leerlingen werken in vaste groepen, twee dagen per week, gedurende negen weken achter elkaar in de leerwerkplaats. Naast kennismaking met de arbeidsmarkt leren de leerlingen ook volhouden, doorzetten en samenwerken. Tevens kunnen leerlingen intern stage lopen bij de leerwerkplaats; zij hebben dan de rol van assistent. Deze video laat zien waarin deze praktijkwerkplaats zich onderscheidt van andere praktijklokalen en waarom deze aanpak en visie op onderwijs belangrijk is voor de specifieke kinderen die les krijgen op een school voor praktijkonderwijs. http://www.leraar24.nl/video/2761 Leraar24. Het verhaal van Scott – Video Toen Scott werd geboren, liep hij een lichte hersenbeschadiging op. Hij zat op een school voor sbo en vervolgde zijn loopbaan op Met Praktijkonderwijs te Waalwijk, een van de eerste Big Picture Learning scholen in Nederland. Op de Met werd Scott voorbereid op en begeleid in het vmbo. Daar behaalde hij zijn vmbo-diploma en nu is hij tweedejaars op het ROC in de mbo-opleiding installatietechniek. http://www.leraar24.nl/video/2998 Voor de AKA – Video De meeste jongeren die op niveau 1 de instroomopleiding AKA (Arbeidsmarkt gekwalificeerd assistent) volgen, hebben een verkeerd beeld van de werkzaamheden en doorgroeimogelijkheden. Voor deze doelgroep zijn er korte voorlichtingsfilms gemaakt, die op deze site zijn te bekijken. http://www.netwerk6.nl/minisites/aka Wat is mijn ding? Om uit te zoeken welke opleiding bij de leerling past of wat hij later wil worden, kan hij op Wat is mijn ding.nl de korte test (ongeveer 15 minuten) invullen op de website. Dan wordt zijn natuurlijke aanleg (competenties) vergeleken met de competenties die je nodig hebt voor bijna 1.000 beroepen. Eenmaal klaar krijgt de leerling meteen een top 10 te zien van de beroepen en opleidingen die echt zijn ding zijn! www.watismijnding.nl
Bronnen
25
Wat voor beroepen zijn er eigenlijk? Websites over beroepsoriëntatie Niet alle sites zijn door alle leerlingen zonder hulp te gebruiken. Docenten zullen moeten helpen in verband met vormgeving, lengte en taalgebruik op de website. 1
Beroepsoriënterende bedrijfsbezoeken: http://www.colo.nl/orienterende-bedrijfsbezoeken.html
2
Voor docenten die leerlingen begeleiden naar niveau 1 van het mbo. Binnen deze website zitten de links 1) kans op stage en 2) kans op werk: http://www.colo.nl/kansopwerknl-kansopstagenl.html
3
Beroepskeuzetest voor verstandelijk beperkte jongeren: http://www.nsvp.nl/nieuws/beroepskeuzetest-voor-verstandelijk-beperkte-jongeren De reacties van bezoekers van de site dateren van 2009. Ze vinden het goed, maar duur.
4
Beroepskeuzetest om samen met een docent te maken: http://www.kiesjeberoeplimburg.nl/beroepentest/20/info.aspx De website is onrustig en kan afleidend werken.
5
Kies je beroep: http://www.kiesjeberoep.nl/10tot12/zoeken
6
Kennisnetpagina voor scholieren praktijkonderwijs over werk: http://praktijkonderwijs.kennisnet.nl/werken
7
Wat ga je doen na het vmbo? Doe de test en maak er werk van: http://www.opleidingenberoep.nl/ts/ob/tests/beroepstest-jongeren.pdf
26
De baan die bij me past
Bijlagen
De volgende bijlagen zijn opgenomen: 1 Flow 2 Maatschappelijk ondernemen 3 Begrippen en afkortingen
Bijlagen
27
Bijlage 1 – Flow (Informatie bij fase 1) Wie kent het niet: dat heerlijke gevoel van ergens helemaal in op te gaan en de tijd te vergeten. Een gevoel van inspiratie en heerlijk bezig zijn. Dat gevoel heet ‘flow’. Na afloop van zo’n activiteit voel je je helemaal voldaan en vol energie. Flow wordt ook wel aangeduid als ‘optimale stress’. Het zou heerlijk zijn als we altijd en continu dat gevoel van flow zouden ervaren, met name in ons werk of bij onze studie. Helaas is dat zeldzaam: de meeste mensen zijn blij als ze weer naar huis mogen of de boeken dicht mogen slaan. De goeroe op het gebied van flow is de Hongaars-Amerikaanse onderzoeker met de onuitsprekelijke naam Csikszentmihalyi. Hij onderzocht wat dat gevoel van flow precies is en onder welke omstandigheden het ontstaat. Het gevoel van flow ontstaat als je: • een duidelijk doel hebt; • onmiddellijk weet of je vooruitgang boekt; • je vaardigheden volledig benut; • je uitgedaagd voelt; • geconcentreerd bezig bent; • controle hebt over de situatie. Van dit rijtje zijn het benutten van vaardigheden en het aangaan van een uitdaging het belangrijkst. Er blijkt een nauwe relatie te bestaan tussen die twee. Zijn ze beide maximaal, dan ontstaat dat heerlijke gevoel van flow (zie hieronder bij ‘Overige informatie’). Een overlap van ‘moeten’, ‘willen’ en ‘kunnen’ is ideaal om te doen waar je goed in bent en daar energie van te krijgen. Als moeten, willen en kunnen met elkaar in overeenstemming zijn, dan kun je uitdagingen aangaan die passen bij je vaardigheden en je wensen. De kans is groot dat je dan momenten van flow ervaart en dat je succesvol bent in wat je onderneemt (zie hieronder bij ‘Overige informatie’). Literatuur FLOW. Psychologie van de optimale ervaring, Mihaly Csikszentmihalyi, Amsterdam: Boom, 2007 Overige informatie http://www.leren.nl/cursus/persoonlijke-effectiviteit/energie/flow.html http://www.leren.nl/cursus/persoonlijke-effectiviteit/energie/driehoek.html
28
De baan die bij me past
Bijlage 2 – Maatschappelijk ondernemen (Informatie bij fases 2 en 3 over de betrokkenheid van het bedrijfsleven) Wat is maatschappelijk ondernemen? ‘Maatschappelijk verantwoord ondernemen’, ‘duurzaam ondernemen’, ‘sociale verantwoordelijkheid van bedrijven’, enzovoort, enzovoort. Hippe kreten die bij steeds meer ondernemers en leidinggevenden aanslaan. Hoe deze hippe kreten concreet gemaakt kunnen worden, is vaak onduidelijk. Waarmee sceptici belangrijke ammunitie hebben gekregen. Diezelfde sceptici verwijzen maatschappelijk verantwoord ondernemen ook graag naar het hokje ’geitenwollen sokken’. Echter: maatschappelijk verantwoord ondernemen is niet vaag. En de sceptici hebben ongelijk. De discussie wordt niet eenvoudiger gemaakt doordat maatschappelijk verantwoord ondernemen een zeer ruim begrip is. En, zoals te doen gebruikelijk bij veel omvattende begrippen, er doen veel definities de ronde. Het concretiseren van het begrip begint dus met een duidelijke en werkbare definitie: Structureel de verwachtingen van de belanghebbenden afwegen met als doel een maximale toegevoegde waarde voor én de onderneming én mensen én het milieu en daar open over zijn. Elk van de elementen in deze definitie kan nader uitgewerkt worden om het beeld verder concreet te maken. • Belanghebbenden (ook bekend als stakeholders). Dit zijn de groepen die invloed hebben op de onderneming of die door de onderneming worden beïnvloed. De primaire belanghebbenden zijn werknemers en aandeelhouders. Een andere belangrijke belanghebbende waar elke onderneming mee te maken heeft, is de groep klanten. Niet voor niets zijn deze drie groepen belanghebbenden expliciet benoemd in het TQM-model. Een onderneming kan daarnaast nog te maken hebben met andere belanghebbenden, zoals leveranciers, overheden, omwonenden en NGO’s (organisaties zoals Greenpeace, ANWB en de consumentenbond). De relevantie van een belangengroep hangt in hoge mate af van de activiteiten van de onderneming. Welke van de genoemde (en andere) groepen voor een onderneming (het meest) relevant zijn, zal dan ook door haarzelf vastgesteld moeten worden. • Verwachtingen. Belanghebbenden hebben per definitie belang bij de onderneming. Dat kan zijn een belang bij het voortbestaan (dat geldt bijvoorbeeld voor aandeelhouders, klanten en werknemers). Dat kan ook zijn een belang bij de wijze van voortbestaan (dat geldt bijvoorbeeld voor werknemers, omwonenden en NGO’s). Deze belangen vertalen zich in – meer of minder concrete – verwachtingen jegens de onderneming. Die verwachtingen worden vergeleken met concrete waarnemingen, waarna een oordeel geveld wordt over de onderneming. Een negatief oordeel (de verwachtingen worden niet zichtbaar waargemaakt) leidt onvermijdelijk tot actie. Daarbij moet de mogelijkheid van ook kleine groepen belanghebbenden om veel publiciteit te krijgen niet onderschat worden. • Maximale toegevoegde waarde. Het doel van maatschappelijk verantwoord ondernemen, en dus het resultaat van de afweging, is maximaliseren! Een zeer bekend verschijnsel voor ondernemingen. En allerminst vaag of zweverig. • Én de onderneming én mensen én het milieu (ook bekend als ‘triple bottom line’ en ‘triple-p’: people, planet, profit). Hierin zit de crux van het doel. Het draait niet om een eendimensionale maximalisatie, maar om een driedimensionale. Het gaat om de combinatie van aandachtsgebieden. Er is dus ook niet een ‘belangrijkste’ aandachtsgebied. Belangrijk is ook dat winst één van de aandachtsgebieden is; dit aloude doel is dus niet ingewisseld geraakt. Overigens betekent de aandacht voor mensen niet dat de onderneming een soort flower power-cultuur moet hebben. Net zo min als aandacht voor de aarde betekent dat er geen enkele vorm van vervuiling is. Aandacht voor winst betekent immers ook niet dat er nooit geïnvesteerd of nooit verlies gedraaid wordt! Wel vullen de drie doelen elkaar aan. Zo is winst zowel de basis als de
Bijlagen
29
•
•
•
randvoorwaarde voor de andere twee. Omgekeerd zijn mensen en het milieu randvoorwaarden voor het voortbestaan en de toekomstige winst van de onderneming. Dat dit niet alleen theorie is, is in onderzoeken aangetoond: ondernemingen die zich op alle drie de doelen richten, boeken consistent uitstekende resultaten op zowel mensen als aarde als winst! Afwegen. Verschillende belanghebbenden kunnen tegenstrijdige verwachtingen hebben. Dat vraagt om een bewuste keuze van de onderneming over de zwaarte van elk belang en de haalbaarheid van de verwachtingen. Een stukje enterprise risk management dus. Hoe die keuze uitvalt, is afhankelijk van enerzijds de visie van de onderneming (wat ziet zij als haar bestaansreden) en anderzijds is dit afhankelijk van wat de directie vindt dat ‘hoort’. Dit laatste wordt gestuurd door de persoonlijke ethiek van de directie en de geldende normen en waarden binnen de onderneming. Structureel. Maatschappelijk verantwoord ondernemen is niet een eenmalige actie of een project, maar een integraal onderdeel van de bedrijfsvoering en de lange-termijnstrategievorming. In de bedrijfsvoering betekent het dat elke beslissing gewogen zal moeten worden op de toegevoegde waarde aan alle drie bottom lines. Om alle managers op die manier te laten beslissen is net zo makkelijk of moeilijk als het ooit was om iedereen te laten wennen om alleen winstgericht te beslissen. Het kader voor die beslissingen komt in de lange-termijnstrategie tot uitdrukking. Traditioneel wordt deze, naast de visie van de directie, vooral beïnvloed door de bank en de aandeelhouders. Een maatschappelijk verantwoorde onderneming laat deze ook beïnvloeden door de andere belanghebbenden. Het proces van strategievorming als zodanig verandert daardoor echter niet. Open. Belanghebbenden huldigen het principe: eerst zien, dan geloven. Openheid over afwegingen en resultaten is dus vereist, wil een onderneming daadwerkelijk erkend worden in haar maatschappelijk verantwoord ondernemen. Overigens is openheid wat anders dan alle bedrijfsgeheimen prijs geven.
Is maatschappelijk verantwoord ondernemen onontkoombaar? Ja. Het is, gelukkig, nergens wettelijk verplicht om maatschappelijk verantwoord te ondernemen. Wel zijn er dusdanige trends in de westerse samenleving dat de druk van niet-financiële belanghebbenden toeneemt. Zie ook ‘Waarom maatschappelijk verantwoord ondernemen’ bij bronvermelding. Wil een onderneming blijven voortbestaan, dan wordt zij vroeger of later gedwongen naar die belanghebbenden te luisteren. En daar zichtbaar actie op te doen volgen, want zoals al eerder aangehaald: het is eerst zien, dan geloven. Zie ook ‘Voorbeelden van maatschappelijk verantwoord ondernemen’ bij bronvermelding. Om te voorkomen dat een onderneming de speelbal wordt van steeds andere belanghebbenden, zal zij zich proactief moeten opstellen. Ofwel zal de onderneming maatschappelijk verantwoord moeten ondernemen. Dat er breed over dit onderwerp wordt gesproken blijkt wel uit het feit dat ISO heeft besloten een richtlijn (ISO 26000) voor maatschappelijk verantwoord ondernemen op te gaan stellen. Zie ook ‘ISO 26000 voor mvo bijna definitief’ bij bronvermelding. Hoe zit het met donaties aan goede doelen? Maatschappelijk verantwoord ondernemen is niet hetzelfde als iets teruggeven aan de maatschappij. Donaties hebben dan ook niets met maatschappelijk verantwoord ondernemen te maken. De meeste ondernemingen zijn geen charitatieve instellingen en het uitdelen van geld of menskracht draagt dus niet bij aan hun triple bottom line. Nog sterker: de belangen van de aandeelhouders (toch belangrijke belanghebbenden) worden hierdoor geschaad! Donaties en goede doelen hebben wel alles te maken met maatschappelijke betrokkenheid, alsmede met imagovorming. Wat is de relatie met wetgeving? Voldoen aan de wet- en regelgeving is onvoldoende om te worden aangemerkt als maatschappelijk verantwoord ondernemen. Er zijn immers maar weinig belanghebbenden die als hoogste verwachting van een onderneming hebben: ‘voldoen aan de wetgeving’. Het wegen van wat belanghebbenden willen, leidt dus altijd tot doelstellingen die verder gaan dan wat door de overheid is voorgeschreven.
30
De baan die bij me past
Bron Adburdias, Baarn http://www.adburdias.nl/mvo-watis.htm (Wat is maatschappelijk ondernemen?) http://www.adburdias.nl/mvo-waarom.htm (Waarom maatschappelijk verantwoord ondernemen?) http://www.adburdias.nl/mvo-voorbeelden.htm (Voorbeelden van maatschappelijk verantwoord ondernemen) http://www.adburdias.nl/iso26000.htm (ISO 26000 voor MVO bijna definitief)
Bijlagen
31
Bijlage 3 – Begrippen en afkortingen De baan die bij me past
Rol en betekenis van begrippen en afkortingen
Assessment
Meting van de in het leerplan afgesproken doelen en resultaten door bevraging naar aanleiding van de presentatie met een beoordeling van de kwaliteit en een besluit over de voortgang door de leerplangroep. Beschrijving door de leerling van de leerwerkplek en van het werk van de leermeester naar aanleiding van de schaduwstage. De begeleider van de school die de leerling persoonlijk begeleid in het traject ‘De baan die bij me past’. Elke school kiest eigen terminologie: leerlingbegeleider, leergroepbegeleider, mentor, leraar, advisor. De vaste groep van jongeren die zich aan de hand van ‘De baan die bij me past’ in de praktijk oriënteert op toekomstmogelijkheden. Ook vaste leergroep, stamgroep, kerngroep genoemd. Een cyclisch programma dat bestaat uit een didactische methode met bijpassende hulpmiddelen op de website www.debaandiebijmepast.nl. Met het programma kan men begeleid en systematisch met vso-jongeren werken aan een bewuste keuze voor loopbaan- en arbeidskwalificatie. Feedback is de informatie die de leerling krijgt door zijn prestaties zowel bevestigend als kritisch te vergelijken met het gestelde doel en wordt gegeven met de intentie om de prestaties te evalueren en waar nodig te verbeteren. Landelijk vastgestelde gestandaardiseerde leerdoelen van bepaald inhoud en niveau. Doelen die de leerling via zijn leerplan moet/wil leren kennen, samen met zijn leermeester, in de praktijk van de LWP. LWP-begeleider van activiteiten buiten de school en het persoonlijk project op de LWP. In het kader van ‘De baan die bij me past’ omschrijft het leerplan de persoonlijke leerdoelen die de leerling in het kader van zijn loopbaanoriëntatie en arbeidstoeleiding wil bereiken en die samen met zijn begeleider van school (coach) gekoppeld worden aan de door de school gehanteerde (arbeids)kwalificatiedoelen. Bijeenkomst aan het eind van fase 1 (planning) en fase 3 (beoordeling) waarbij ouders, leerling en begeleider van school aanwezig zijn. Bij fase 3 zijn ook aanwezig de leermeester en andere relevante betrokkenen. Vast groepje bestaande uit, leerling, ouders en begeleider van school dat actief meedoet aan de opstelling van het persoonlijk leerplan en de beoordeling daarvan. Leren Op de Leerwerkplek, ook wel Leren Op Locatie genoemd. Omvat alle activiteiten van fase 2 gericht op levensechte binnenschoolse en vooral buitenschoolse opdrachten en leerwerkactiviteiten. Leerwerkplek, buitenschoolse leerwerkplek, op sommige scholen ook wel stage of passiestage genoemd. Gastbedrijf of gastorganisatie die een leerwerkplek beschikbaar stelt met een leermeester voor de begeleiding van het werk op de LWP. Is tevens opdrachtgever voor het LWP-project.
Biografie Coach
Coachclub
De baan die bij me past
Feedback
Kwalificatiedoelen
Leermeester Leerplan
Leerplanbijeenkomst
Leerplangroep
LOL
LWP LWP-bedrijf
32
De baan die bij me past
LWP-project
Portfolio
Presentatie Procesverslag
Schaduwstage Verslag
Bijlagen
Een persoonlijk project dat de leerling op zijn leerwerkplek uitvoert (ook wel passieproject, stageproject genoemd) en waarmee hij een resultaat (meerwaarde) voor het gastbedrijf i.c. de leermeester achterlaat. Het portfolio wordt hier gebruikt als ontwikkelingsportfolio. Het is een persoonlijke verzameling van informatie over het eigen functioneren gerelateerd aan de leerdoelen van ‘De baan die bij me past’. De rol van de leraar is die van coach, de gehele leerplangroep levert feedback. Het portfolio is een instrument voor reflectie en draagt eraan bij dat de leerling beseft hoe hij leerdoelen heeft bereikt, zodat hij deze in de toekomst ook kan gebruiken. De verantwoording door de leerling in fase 3 over de leerresultaten, zoals afgesproken in het leerplan in fase 1. Per fase registreert de leerling zijn persoonlijke ervaringen met aantekeningen in een procesverslag (schriftelijk en/of met foto’s, filmpjes of tekeningen). Dit procesverslag kan digitaal zijn en wordt ook wel journaal of logboek genoemd. Het zijn persoonlijke aantekeningen die met de begeleider van school (coach) worden besproken. Wat relevant is, wordt opgeslagen in het portfolio. Ook wel LWP-oriëntatie, oriëntatie op de stageplaats, snuffelstage genoemd. Uitgeschreven rapportage (woorden, geen cijfers) van de leraar en andere feedbackgevers voor de leerling. In het verslag worden de geobserveerde resultaten van het proces en van de presentatie door de leerplangroep bevestigend en kritisch vergeleken met de doelen in het leerplan. De door de leerling uitgenodigde assessoren die feedback geven maken daar een verslag van voor de leerling. Verslagen worden opgenomen in het portfolio van de leerling. Ook voortgangsverslag, woordverslag genoemd.
33
Verstand van leren Gevoel voor mensen