Apocalyps
111
Bert Jan Lietaert Peerbolte
De Apocalyps onthuld
et boek Openbaring is een ingewikkeld boek. Het bevat veel ondoorzichtige beelden, de structuur is allesbehalve helder en de verwijzingen naar de profeten van het Oude Testament tuimelen aan alle kanten over elkaar heen. Om vat te krijgen op dit moeilijke boek is het voor de lezer goed te beseffen dat het niet op zichzelf staat, maar onderdeel is van een heel genre aan ‘openbaringsteksten’: de apocalyptiek.
H
Apocalyptiek als genre De periode van het vroege jodendom is de tijd van grofweg Alexander de Grote († 323 vóór Christus) tot het einde van de Bar Kochba-opstand (135 na Christus). In deze periode wordt het jodendom gekenmerkt door grote diversiteit. Allerlei stromingen produceerden in deze tijd geschriften, waarvan verreweg de meeste niet tot de canon van de joodse Bijbel of het christelijke Oude Testament zijn gaan behoren.
nis betreffen, maar ook de geheimen van de kosmos. Een mooi voorbeeld is de manier waarop de ziener Henoch in het geschrift dat bekend staat onder de naam 1 Henoch wordt rondgeleid in de hemelse gewesten en daar de engelen ziet die waken over de oorsprongen van bijvoorbeeld vuur en regen. In apocalyptische literatuur gebeurt met deze als geheim veronderstelde informatie iets bijzonders. De ziener krijgt toegang tot de desbetreffende geheimen, maar doordat de tekst over deze ziener dat proces beschrijft, deelt de lezer van de tekst in de openbaring aan de ziener. Openbaringsliteratuur beschrijft dus het bekendmaken van de mysteriën Gods aan een ziener, maar openbaart zelf deze geheimen aan de lezer. Een belangrijk element van apocalyptische teksten is het gebruik van symbolen en beelden. Voor moderne lezers is het niet bepaald eenvoudig de betekenis van de gebruikte symbolen te duiden, aangezien symbolen bij uitstek historisch en contextueel bepaald zijn. Dit is ook bij de Openbaring van Johannes het geval. Hier tuimelen de symbolen over elkaar heen, en de betekenis ervan ontgaat de moderne lezer maar al te gemakkelijk.
Binnen de geschriften van het vroege jodendom neemt de apocalyptische literatuur een belangrijke plaats in. Het genre ontleent zijn naam aan het boek Openbaring, omdat apokalypsis het Griekse woord voor openbaring is. Bij deze geschriften gaat het De dimensie tijd om werken waarin een ziener – meestal een Een element dat in veel belangrijke gestalte uit joodse apocalyptische Een belangrijk element de geschiedenis van Isteksten uit de genoemde van apocalyptische teksten raël – door middel van periode voorkomt, is de dromen, visioenen, ontvoorspelling van het zijn symbolen en beelden moetingen met engelen definitieve ingrijpen van en/of hemelreizen toeGod in de geschiedenis. gang krijgt tot informatie die voor gewone stervelinHet literaire patroon dat we hier aantreffen, is het gen verborgen is. Deze informatie wordt onthuld, volgende. Dikwijls is de hoofdpersoon een gestalte openbaar gemaakt, en dit openbaar maken is wat uit het verleden van Israël: Henoch, Ezra, Baruch, we normaal gesproken aanduiden met het woord Abraham, Mozes. Aan deze persoon uit het ver‘openbaring’. Een openbaring veronderstelt dus dat leden valt een openbaring ten deel over zijn toeer voorheen verborgen kennis is, die door God aan komst. Voor de schrijver en diens lezers is (een groot bepaalde mensen beschikbaar wordt gesteld. Deze deel van) de toekomst van de hoofdpersoon evenverborgen kennis kan het verloop van de geschiedewel al verleden tijd. In wat gepresenteerd wordt als
112
voorspelling, herkennen de lezers hun eigen verleden. Dit maakt op hen een betrouwbare indruk: de openbaring is uitgekomen! Nu is het punt dat in veel apocalypsen de voorspelling doorgaat, en de eigen tijd van auteur en eerste lezers wordt gevolgd door allerlei gebeurtenissen van de eindtijd. In tal van openbaringsgeschriften is de voorspelling van Gods ingrijpen aan het einde der tijden een hoofdonderdeel. Dit ingrijpen wordt meestal beschreven als een gebeurtenis die spoedig volgt op het moment dat de eerste lezers herkennen als hun eigen tijd. Het effect van deze literaire techniek is dat de lezers geïnformeerd worden dat het definitieve ingrijpen van God in de geschiedenis onmiddellijk nabij is. Bovendien is de voorspelling tot aan hun eigen dagen uitgekomen, althans zo lijkt het voor de lezer. Dit versterkt uiteraard de suggestie van betrouwbaarheid als het gaat om het werkelijk voorspellende deel van de openbaring dat aan de desbetreffende ziener ten deel valt. Het boek Openbaring als apocalyptisch geschrift
Schrift 262
Hieronymus Bosch (omstreeks 1450-1516), De heilige Johannes op Patmos, Gemäldegalerie, Berlijn-Dahlem. Gezeten op een rotsblok en door een heuvel afgezonderd van de wereld ziet de heilige zich voor zijn diepe meditatie beloond doordat de heilige Maagd hem verschijnt op de op een maansikkel rustende zonneschijf. De achter hem opduikende demon en de rampen die zich in het landschap op de achtergrond voordoen – een brandend schip, een schipbreuk, galgen – kunnen hem niet afleiden van deze troostende aanblik.
Het boek Openbaring deelt een aantal kenmerken met de genoemde apocalyptische teksten: het gebruik van symbolen, het feit dat de eindtijd in het boek een prominente rol speelt, een ingewikkelde literaire structuur en het gebruik van profetische teksten uit het Oude Testament. Bij het laatste punt moet erbij gezegd worden dat het gebruik van profetische teksten zo door de tekst van het boek heen loopt dat het in vertaling nauwelijks meer herkenbaar is. De auteur ontleent zijn taal aan de boeken van Daniël (belangrijk!), Jesaja, Jere-
mia, Ezechiël, Zacharja, maar ook de andere profeten komen in zijn werk terug. Nu is het lastige dat hij doorgaans niet rechtstreeks citeert. In plaats daarvan gebruikt de auteur woorden, frasen, zinswendingen die hij als vanzelf met elkaar verbindt. Johannes kan – bij wijze van spreken – een zin beginnen met woorden uit Daniël, vervolgen met Ezechiël en afsluiten met Jesaja. In het algemeen citeert hij de Septuaginta, de Griekse vertaling van de joodse Bijbel.
Apocalyps
Doordat de verwijzingen naar profetische geschriften zo sterk door elkaar lopen, ontstaat een nieuwe tekst uit bestaande elementen. Deze nieuwe tekst is overigens geschreven in nogal rommelig Grieks, dat zich niet veel gelegen laat liggen aan de grammatica. In combinatie met de moeilijk herkenbare structuur is de taal van het boek ertoe aanleiding geweest dat geleerde, heidense Grieken in later tijd het boek als een literaire wanprestatie zagen.
113
ken: ‘De genade van de Heer zij met u allen!’ (22,20).
Zo heeft het er alle schijn van dat het boek Openbaring een bewuste poging van een joods-christelijke auteur is om onder gebruikmaking van vormen uit het genre van de apocalyptiek enerzijds en dat van de apostolische brief anderzijds een nieuw soort geschrift te creëren. Hij schuwt de anoHeidense Grieken in later tijd nimiteit, iets wat onOp twee punten wijkt getwijfeld voortkomt uit zagen het boek Openbaring Openbaring af van wat het grote belang dat hij hecht aan de act van ‘gegebruikelijk is in apocaals een literaire wanprestatie tuigen’. Hij schrijft zeven lyptische teksten uit gemeenten in Klein-Azië deze periode. In de eeraan (Efeze, 2,1; Smyrna, 2,8; Pergamum, 2,12; Tyaste plaats is dat de auteur: deze maakt zichzelf betira, 2,18; Sardes, 3,1; Filadelfia, 3,7; Laodicea, kend als ‘Johannes’ (1,1.2.4). Het gaat hierbij om 3,14), en daarmee is duidelijk dat zijn boek gericht een ons verder onbekende ‘presbyter’ die genoemd is tot concrete volgelingen van Christus in de gewordt door Eusebius in zijn Kerkgeschiedenis 3.29. noemde gemeenten, maar ook aan alle volgelingen 2-4. In de vroege kerk waren er stemmen die zeiden van Christus. Zeven is het getal van de volheid en dat de apostel Johannes degene was die de Openspeelt in het boek een cruciale rol: er zijn zeven baring geschreven heeft, net als het evangelie en de zegels (6,1), zeven engelen voor Gods troon (8,2), brieven op zijn naam. De verschillen tussen evanzeven bazuinen, zeven donderslagen in de hemel gelie en brieven enerzijds en Openbaring anderzijds (10,3), de draak heeft zeven koppen (12,3), evenals zijn echter dermate groot dat dit hoogst onwaarhet beest uit de zee (13,1; 17,7.9), en er zijn zeven schijnlijk is. (Daarbij is het overigens ongeveer net zo engelen met zeven schalen die zij uitgieten (bijvooronwaarschijnlijk dat de apostel Johannes zelf de beeld 16,1). En dit is nog slechts een selectie! auteur van die andere teksten is, maar dit terzijde.) De hoofdpersoon van Openbaring is dus geen grote Structuur van het boek gestalte uit het verleden van Israël, maar een volgeling van Jezus Christus die vermoedelijk in de laatste Een van de zaken waarop bijna alle exegeten hun jaren van de eerste eeuw onder zijn eigen naam een tanden stukbijten, is de vraag naar de structuur van geschrift publiceert dat gebruik maakt van de stijl het boek. Een aantal zaken is vrij duidelijk. Zo is er van de apocalyptiek. het openingshoofdstuk (Openbaring 1), waarin de ziener zichzelf en zijn visioenen presenteert, geEen tweede verschil met andere apocalyptische tekvolgd door twee hoofdstukken waarin hij brieven sten is dat de schrijver van Openbaring het boek ingedicteerd krijgt en opschrijft om te verzenden aan bedt in een structuur die veel lijkt op die van de de zeven gemeenten waaraan zijn boek geadresbrieven van bijvoorbeeld Paulus. De groet in 1,4-7 seerd is. In 4,1 wordt de ziener de hemel binnen gelijkt gemodelleerd te zijn naar de traditionele operoepen en beschrijft hij wat hij daar ziet: de troon ning van een apostolische brief, zoals enkele decenvan de Almachtige, omringd door een hemelse hofnia tevoren getoonzet door Paulus. En ook het slot houding. De leden van de hofhouding bezingen de van het boek doet aan een apostolische brief den-
114
Schrift 262
Lam Gods, Cluny, elfde eeuw. Tekst: In celo magnus, hic parvus, seclorum agnus (in de hemel groot, hier klein, het lam van de eeuwen)
glorie van God, en wanneer dan ‘degene die op de troon zat’ (5,1, NBV) het oordeel wil aankondigen, opent hij de boekrol die hij in zijn hand heeft. Hierop verschijnt zijn gezant. In een ironisch beeld schetst Johannes hem: in 5,5 wordt hij aangekondigd als de ‘leeuw uit Juda’, maar de leeuw blijkt in 5,6 een lam. Het lam opent de boekrol, en daarmee ontrolt zich het scenario van de eindtijd. Vanaf dit moment breekt er een chaos los binnen het boek, die zal voortduren totdat het einde aanbreekt. Dat laatste gebeurt in de hoofdstukken 20-22. De structuur van het tussenliggende gedeel-
te (hoofdstukken 6-19) bezorgt de lezer het meeste hoofdbrekens. Wat dit deel ingewikkeld maakt, is dat er drie series van zeven gebeurtenissen zijn: zegels, bazuinen en schalen die door telkens zeven engelen worden verbroken, geblazen en uitgegoten. Het lijkt erop dat de auteur het getal zeven aanhoudt als een symbool voor de volheid van de geschiedenis, en zichzelf situeert bij het zesde verschijnsel dat hij beschrijft. Het zesde verschijnsel krijgt namelijk steeds aanzienlijk meer aandacht dan de andere zegels, bazuinen en schalen. Vervolgens verspringt het verhaal dan ook nog in de hoofdstukken 12-14 naar een totaal ander soort beschrijving
Apocalyps
van de kosmische strijd die aan het einde voorafgaat. Hoogstwaarschijnlijk kan de beschrijving van wat zich afspeelt in dit gedeelte van het boek, de hoofdstukken 12-14, gelden als exemplarisch voor wat de auteur wil overbrengen. Het is daarom gerechtvaardigd aan deze hoofdstukken in het bijzonder aandacht te besteden. De vrouw, het kind, de draak en de beesten In hoofdstuk 12 beschrijft Johannes een hemels beeld. Een vrouw staat op het punt een kind te baren en wordt belaagd door een draak. Het kind wordt geboren, en vervolgens identificeert Johannes het in een bijzin als de messias: het kind is ‘een zoon, die alle volken met een ijzeren herdersstaf zal hoeden’. Dit is een zinspeling op Psalmen 2,9, een tekst die in christelijke kring gebruikt werd als beschrijving van de komst van de gezalfde van God. Het beeld van de ijzeren herdersstaf wordt ook in 2,27 en 19,15 gebruikt om Jezus aan te duiden als de gezalfde, de messias. In het begin, midden en eind van het boek gebruikt de auteur dus dit psalmwoord om aan te duiden wie voor hem de uiteindelijke gezalfde van God is. Na de geboorte van het kind wordt het weggenomen naar de troon van God. Dit is ongetwijfeld een beeld voor Christus’ opstanding en zijn zitting nemen aan de rechterhand van God. Het effect van deze gebeurtenis wordt narratief duidelijk gemaakt in 12,7-12. Er is een oorlog in de hemel, en de draak, de oude slang, de duivel, wordt op aarde geworpen. Zijn macht is in de hemel gebroken, en wel door Michaël, de aartsengel en beschermer van Israël. In mythische en narratieve beelden beschrijft Johannes hier dat de komst van Christus ertoe geleid heeft dat de macht van de duivel gebroken is. Althans, in de hemel. Want op aarde gaat hij tekeer uit woede over zijn val uit de hemel (12,13-18). Hoofdstuk 12 biedt dus een uitwerking in beelden van de vraag hoe het mogelijk is dat er nog altijd
115
kwaad is op aarde, de theodicee-vraag. Het antwoord van Openbaring is dat de duivel op aarde tekeergaat, juist omdat hij in de hemel al verslagen is. Zijn woede is dus geen weerlegging van de overwinning van God in Christus, maar een bewijs. Het vervolg van het boek werkt de woede van de duivel op aarde nader uit. Hij wordt geassisteerd door twee beesten: het eerste beest komt uit de zee (13,1-10), het tweede van het land (13,11-18). Voor lezers aan het einde van de eerste eeuw zal duidelijk geweest zijn dat deze beelden symbool staan voor de macht van de keizer van Rome en de priesters die zijn goddelijke verering afdwongen. Na de beschrijving van de macht van de draak en zijn beide trawanten vervolgt Johannes met een beschrijving van het oordeel over de wereld in hoofdstuk 14. Het ingewikkelde aan de structuur van het boek is dat het geen lineair geschrift is. De narratieve lijn van het boek gaat niet rechtdoor, maar is eerder elliptisch en cirkelvormig. Zo wordt het oordeel niet alleen beschreven als sluitstuk van het boek, maar ook hier in dit hoofdstuk (en elders). De herhaling van het thema in telkens andere beelden maakt het werk lastig te vatten. Hier, in hoofdstuk 14, wordt duidelijk dat de draak/de duivel met zijn handlangers op aarde zijn gang mag gaan, maar dat zijn tijd getermineerd is. Uiteindelijk zal het lam/ Christus zegevieren. En daarna In de hoofdstukken 15-16 volgt dan de beschrijving van opnieuw een zevental verschijnselen, de zeven schalen. Ook hier is de beschreven serie te zien als een doublure, een herhaling van de zeven zegels en de zeven bazuinen. Ook deze serie loopt uit op een samenballing van het kwaad in het zesde verschijnsel. En ook hier wordt de serie gevolgd door een visioen met een geheel andere strekking: de hoer van Babylon, gezeten op het beest (hoofdstuk 17). De hoofdstukken 18 en 19 beschrijven het einde van haar macht en de overwinning op de draak en zijn trawanten door Christus. De vele beelden die in deze passage gebruikt wor-
116
den, zouden alle nadere bestudering verdienen, maar om redenen van tijd en ruimte is het goed er één beeld uit te lichten: Babylon. De hoer van hoofdstuk 17 wordt bij de naam Babylon genoemd als symbolische verwijzing naar Rome. Zoals Babylon in de zesde eeuw vóór Christus de tempel in Jeruzalem verwoest had, zo heeft Rome dat gedaan in 70 na Christus. Het is opvallend dat deze symbolische aanduiding voor Rome ook voorkomt in een apocalypse die in dezelfde periode geschreven is als het boek Openbaring, het boek dat bekend staat als 4 Ezra. In deze tekst beweent ‘Ezra’, een literaire figuur, gemodelleerd naar de bijbelse figuur Ezra, de vernietiging van de tempel door Babylon. Het is glashelder dat dit geschrift niet uit de zesde eeuw vóór Christus, maar uit het eind van de eerste eeuw na Christus stamt. Daarmee hebben we in 4 Ezra een belangrijke parallel met wat er in het boek Openbaring gebeurt. De beide boeken zijn los van elkaar ontstaan, en de conclusie is dan ook dat in joodse kring ‘Babylon’ erg voor de hand lag als symbool voor de verwoestende macht van Rome. Rome in de Openbaring van Johannes De ziener Johannes lijdt onder de macht van Rome en wil zijn lezers wakker schudden. Waar Klein-Azië aan het eind van de eerste eeuw voorspoed en stabiliteit kende, wijst hij op het doden van (vermoedelijk slechts enkele) christenen, die hij schetst als martelaren die stierven voor hun geloof in Christus. Rome is voor hem symbool van het kwaad, niet alleen door de vervolging van gelovige volgelingen van Christus, maar vooral vanwege de goddelijke status die de keizer claimt. Het voorbeeld bij uitstek van de manier waarop de auteur de macht van Rome symbolisch bekritiseert, is wel zijn schets van het beest in hoofdstuk 13. In een uiterst ingewikkeld en gelaagd beeld staat het beest uit de zee voor een getal (666), dat ‘het getal van een mens’ is (13,18). Wie de Hebreeuwse karakters van ‘keizer Nero’ optelt, komt op precies dit getal. In de loop van de geschiedenis zijn er vele, vaak volstrekt onzinnige interpretaties van dit getal gegeven, maar de verwijzing naar Nero heeft sterke
Schrift 262
papieren. Het is in de oudheid niet ongebruikelijk de numerieke waarden van letters van een woord(combinatie) bij elkaar op te tellen en zo te komen tot een getal. Getallen kunnen staan voor woorden; deze techniek wordt in latere joodse mystiek ook gebruikt, en staat bekend als gematrie. Het boek onthuld Wat is nu het belangrijkste dat Johannes wil doorgeven aan zijn lezers in Klein-Azië in de jaren negentig van de eerste eeuw? Het lijkt erop dat dit niet in één zin is samen te vatten, maar dat we er een korte alinea voor nodig hebben. Voor hem is duidelijk dat God de schepper van hemel en aarde is, die niet alleen aan het begin daarvan staat, maar ook aan het eind. Zijn gezant is Jezus Christus, het lam. Zijn komst heeft het begin van het einde ingeluid. Als goede apocalypticus denkt Johannes in twee sferen, twee werelden: de oude, kwade wereld moet vervangen worden door een goede, nieuwe wereld. In dat proces ballen de machten van het kwaad van de oude wereld zich nog eenmaal samen tegen God, zijn gezalfde en hun volgelingen. Deze samenballing van het kwaad is zichtbaar, tastbaar bijna, in de macht van Rome. De keizer eist goddelijke verering en ondermijnt daarmee de macht van de enige die die verering mag vragen. De voorspoed die de heerschappij van Rome brengt, is een duivelse voorspoed. Deze macht zal uiteindelijk door de gezalfde van God gebroken worden in een laatste strijd, en voor Johannes is duidelijk dat deze eindstrijd in de eindtijd voor de deur staat. Het boek gaat daarmee niet in directe zin over de eenentwintigste eeuw, maar moet geplaatst worden aan het eind van de eerste eeuw. Literatuur – Bert Jan Lietaert Peerbolte, The Antecedents of Antichrist. A Traditio-Historical Study of the Earliest Christian Views on Eschatological Opponents, Leiden 1996, 114-169; – Geert Van Oyen (redactie), Openbaring. Een eindeloos verhaal, Leuven 2001; – Bert Jan Lietaert Peerbolte en Marcel Barnard (redactie), Openbaringen en visioenen. Betekenis en invloed van het boek Openbaring, Zoetermeer 2003. ■