Samenvattend verslag van de openbare vergadering van de Statencommissie Bestuur en Financiën, gehouden op woensdag 22 september 2010 van 17.00 uur tot 20.30 uur in Blauwe Zaal (C319) van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezig: dhr. H. Staghouwer (ChristenUnie, voorzitter), dhr. P.H.R. Brouns (CDA), dhr. D. Bultje (PvdA), dhr. R.M. Knegt (CDA), dhr. E.J. Luitjens (VVD), mw. W.J. Mansveld (PvdA), dhr. W. van der Ploeg (GroenLinks), dhr. R. Sangers (SP, plaatsvervangend voorzitter), dhr. R. Stevens (ChristenUnie), dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66), mw. A.A. Waal (burgercommissielid VVD), dhr. T.J. Zanen (Partij voor het Noorden). Afwezig: mw. A.A.H. Hazekamp (PvdD), mw. L. Veenstra (SP), Voorts aanwezig: dhr. M.J. van den Berg (CdK, voorzitter GS), dhr. W.J. Moorlag (gedeputeerde), dhr. R.A.C. Slager (gedeputeerde), dhr. P.M. de Bruijne (gedeputeerde), dhr. B.W. Littel en dhr. R. Wortelboer (Ernst & Young) dhr. J.M.C.A. Berkhout (griffier), mw. A.L. Meeske (secretaris), dhr. Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen). 1.
Opening en mededelingen
De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom en in het bijzonder betreft dit de heren Littel en Wortelboer, accountants bij Ernst & Young. Mw. Mansveld en dhr. Stevens komen iets later. 2. Regeling van werkzaamheden - Er zijn geen voorstellen vreemd aan de orde van de dag - Vaststelling van de agenda De volgende stukken worden als 8.k respectievelijk 8.l toegevoegd als ingekomen stukken: ste - het verslag van de 227 vergadering van de commissie van Georganiseerd overleg, d.d. 08-10-2009; - de brief van GS, d.d. 25-08-2010, betreffende de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s. Aan de agenda wordt ook toegevoegd de bespreking met de accountant over zijn rol bij het project Blauwestad De agenda is met deze wijzigingen vastgesteld. Het voorstel voor een presentie inzake AKP (apparaatskosten personeel) wordt door de commissie aangenomen.
1
Extra agendapunt: Overleg met de accountant Weergave van het gesprek met de accountant in relatie tot Blauwestad aan de hand van de volgende vragen. 1. Welke input heeft de accountant geleverd voor het project Blauwestad? Dhr. Littel noemt de volgende stukken die door Ernst & Young zijn geproduceerd: Rapport van bevindingen, d.d. 15-10-1997 over de rente op de voorfinanciering; Rapport van bevindingen, d.d. 22-12-1999, gecombineerd Blauwestad en bodemsanering Rapport van bevindingen, d.d. 21-06-2004, aangaande het voorbereiden van een beheersprotocol; Rapport van bevindingen, d.d. 22-09-2008, inzake de garantstelling; Rapport van bevindingen, d.d. 30-09-2009, inzake de validatie van de garantstelling; Rapport van bevindingen, d.d. 19-11-2009, impairmenttest op de positie Blauwestad Daarnaast is in de nodige managementletters en verslagen van bevindingen een aantal bemerkingen gemaakt, bijvoorbeeld in 1999 over de interne controle rond het project Blauwestad, inzake de grondaankopen, bevoegdheden en de administratie. In 2000 zijn diverse adviezen gegeven bij de analyses van de gemiddelde grondprijzen en de prognose rond de start van de gebiedsontwikkeling. In 2001 zijn diverse bemerkingen gemaakt over de toekenning van de EZ Kompasmiddelen voor het project en de exploitatie van de Zuidoosthoek. In 2002 is een advies c.q. een bevinding geformuleerd inzake de administratie. In de managementletters 2002 t/m 2006 zijn diverse adviezen afgegeven over het risicomanagement en de beheersing van projecten op afstand. In 2008 is weer gerapporteerd over risicomanagement, alsmede over de concerngarantie, de stokkende verkoop en de monitoring daarvan en is in dit verband verslag gedaan van de gemaakte afspraken met Koop. In 2009 is bij de interimbrief gerapporteerd over de overname van het projectrisico en het advies gegeven om de financiële impact in kaart te brengen. In 2009 is bij de brief over de jaarrekening gerapporteerd over de impairmenttest. Gerapporteerd is vanuit de rol van accountant van de provincie Groningen. 2.
Is de accountant door het college van GS ingeschakeld om te adviseren in het project Blauwestad? Dhr. Littel beantwoordt de vraag bevestigend en geeft de volgende specificatie: op 15-10-1997, inzake de rente; op 22-12-1999, inzake de Blauwestad en de bodemsanering; op 22-09-208, inzake de garantstelling; op 30-09-2009, inzake de periodieke validatie; op 19-11-2009, inzake de impairmenttest. 3. In hoeverre is de accountant op de hoogte geweest van de risico’s? Dhr. Littel beantwoordt deze algemene vraag als volgt: in de periode 1997 t/m heden is over diverse risico’s die samenhangen met Blauwestad gerapporteerd aan PS. Daarnaast zijn drie onderzoeken verricht naar het weerstandsvermogen waarin ook voor grote projecten en samenwerkingsverbanden een risicoreserve zat van € 4 miljoen tot € 10 miljoen. Het ‘open einde risico’ is tweeledig: er was niets geregeld voor het uiteenvallen van het consortium en het andere risico betrof versnelde afname van de gronden. Op het moment dat het contract werd opgemaakt ging het om het afdekken van een ander risico, namelijk het risico dat gronden vertraagd werden afgenomen. Belangrijk was dat de aflossing van de voorfinanciering gestand werd gedaan en dat is een van de redenen geweest om het kasritme los te koppelen van de grondafname. Het risico van versnelde afname bestond tot 2008 niet, omdat het zich niet voordeed. In 2008 deed het risico zich wel voor en toen is in de controle de nodige aandacht besteed aan het afdekken daarvan. Ten aanzien van het eerste risico van het uiteenvallen van het consortium merkt dhr. Littel op dat dit in de controle moeilijk te vatten is, omdat de controle van de jaarrekening wordt uitgevoerd op basis van continuïteit. 4.
Heeft de accountant een verklaring voor het feit dat de Staten van de accountant niets hebben gehoord over de risico’s? Dhr. Littel merkt op dat de Staten wel degelijk iets hebben gehoord over de risico’s. Hij veronderstelt dat de vraag zich toespitst op het ‘open einde risico’ en die vraag is al beantwoord.
2
5.
Hoe kijkt de accountant aan tegen de conclusies van de Noordelijke Rekenkamer? Is er een relatie te leggen tussen de rol van de accountant en de conclusies en aanbevelingen van de Rekenkamer? Dhr. Littel heeft geen mening over het rapport, want hij heeft geen onderzoek gedaan naar het rapport van de Rekenkamer, noch heeft hij hoor en wederhoor toegepast. Hij herkent opmerkingen van de Rekenkamer over het risicomanagement en de beheersing van projecten en hierover is al het nodige geschreven. Is er een relatie te leggen tussen de rol van de accountant en de conclusies en aanbevelingen van de Rekenkamer? Naar de mening van de accountant is er geen relatie anders dan dat hij controleur is van de jaarrekening en hij ervoor moet zorgen dat de jaarrekening met redelijke zekerheid goed is en daarover bestaat geen twijfel. 6.
Wat heeft de accountant opgestoken van het rapport? Wat is de betekenis van het rapport van de NRK en de aanbevelingen ten aanzien van de toekomstige rol van de accountant met name richting de Staten? Dhr. Littel stelt dat, alhoewel zijn controle niet gericht is op specifieke en/of businessrisico’s, maar op jaarrekeningrisico’s, is het goed om aan dat soort risico’s blijvend aandacht te besteden, ook als is de kans daarop klein. Als de Staten over bepaalde projecten in continuïteit gerapporteerd willen zien, is hij bereid de risico’s in kaart te brengen en daaraan in rapportages aandacht te geven. 7. Welke tips/adviezen heeft de accountant voor de controle op grote projecten? Dhr. Littel vindt dat projectbeheersing op grote projecten blijvend goed vorm gegeven moet worden door de projecten dicht bij huis te houden en te controleren in dit huis en proactief risicomanagement te voeren. Ook zou gerapporteerd moeten worden op projectniveau. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt eerst dat als een risico zich voordoet, het risico geen risico meer is, maar zekerheid is geworden. Volgens de accountant zou er tot 2008 geen risico zijn, omdat dit zich niet voor deed. Het rapport van de Rekenkamer wijst uit dat de betreffende risico’s van versnelde grondafname op ambtelijk niveau zijn herkend. Hoe is de relatie tussen de accountant en het apparaat? Geeft dat voldoende mogelijkheden om dat soort risico’s te herkennen? Er is steeds meer aandacht gegeven aan het risicomanagement, maar in de begintijd werd er echter weinig vermeld over het risico van de Blauwestad. Is er geen actieve communicatie geweest tussen het ambtelijke apparaat en de huisaccountant? Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt of de accountant de door GS benoemde risico’s beoordeelt en als de risico’s zich daadwerkelijk openbaren en tot schade leiden, dit nader bekijkt. De accountant doet toch geen eigen analyse op de ontbrekende risico’s? Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt ook of de accountant voor zich zelf een actieve rol ziet weggelegd als het gaat om risico’s bij grote projecten. Of ziet hij zijn taak primair in relatie tot de begrotingscyclus? Dhr. Littel (Ernst & Young) antwoordt dat er zeker communicatie is geweest tussen het ambtelijk apparaat en hem als accountant. De vraag is dan wel of je als accountant alle informatie krijgt, maar risico’s worden slechts afgewogen voor zover die relevant zijn voor de jaarrekeningen of de uit te voeren taak. Er zou slechts een voorziening in de jaarrekening getroffen moeten worden als je een bestaande verplichting of een verlies hebt of een bestaand risico daarop. Bovendien moet een en ander ook nog goed in te schatten zijn. In het begin van het project was daarvan geen sprake. Dat is de reden waarom het niet aan de orde is gesteld. De versnelde grondafname deed zich voor in 2008. Dan ontstaat daadwerkelijk het risico dat de provincie zekerheden kwijt raakt. Dan kijkt de accountant wat de acties zijn die de provincie heeft genomen om dat risico te ‘dichten’. Dan blijken nadere afspraken te zijn gemaakt en een concerngarantie afgegeven, de volmacht te zijn ingetrokken. De accountant heeft dan voldoende comfort dat de positie in de jaarrekening op dat vlak goed is. In 2009 lag dat anders en daarom is een afboeking doorgevoerd. Eigen risicoanalyses? De accountant kijkt hiernaar, maar wel op hoofdlijnen en dan gaat het om risico’s voor de jaarrekening van de provincie Groningen. Geen diepgaande risicoanalyses worden uitgevoerd met betrekking tot de projecten.
3
Een actieve rol m.b.t. inventarisatie van risico’s? Dit ligt niet direct voor de hand als huisaccountant, maar dhr. Littel zou daar graag een bijdrage aan willen leveren. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of de huisaccountant het contract van 2001 op zijn risico’s heeft beoordeeld en of vanuit het College is gevraagd om dat te doen. Dhr. Littel antwoordt op de eerste vraag dat dit niet tot zijn taak behoorde en dat het College hem evenmin heeft gevraagd om die beoordeling uit te voeren. Dhr. Luitjens (VVD) vraagt wat het voorstel van de accountant om een project dicht bij huis te houden en intern te controleren, zou betekenen voor de Regiotram. Dhr. Littel (Ernst & Young) denkt dat het een goede zaak zou zijn als dat project echt van dichtbij gecontroleerd zou kunnen worden. Hoe dat georganiseerd moet worden, is dan de vraag, want er spelen in zo’n project allerlei belangen een rol. Je zult het zo moeten structureren dat je er grip op hebt. Je zou er naar moeten streven om bijvoorbeeld zo mogelijk de administratie zelf te doen. De voorzitter concludeert dat een helder antwoord is verkregen op de vragen die zijn gesteld en dankt de heren accountants voor de beantwoording, de toelichting en de adviezen. 3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen) Er zijn geen insprekers.
4.
Vaststelling verslagen Statencommissie Bestuur en Financiën van 16 juni 2010 en 26 mei 2010
Beide verslagen worden ongewijzigd vastgesteld. 5.
Toezeggingenlijst
De voorzitter merkt op dat tijdens de Statenvergadering van 30 juni jl. een toezegging door de heer Moorlag is gedaan die nog niet op de lijst staat. Het College zou de Staten informeren over het verdere vervolg en de ontwikkeling van de splitsing van energiebedrijven. Wat is de stand van zaken? Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt dat op 22 juni jl. door het Hof uitspraak is gedaan waarbij de verplichting tot splitsing in strijd werd geacht met het vrije verkeer van kapitaal. Het kabinet is in cassatie gegaan bij de Hoge Raad, terwijl EZ nadere wetgeving overweegt. Bij Essent en Nuon is de splitsing onomkeerbaar en hooguit kan er een vorm van schadevergoeding worden geëist, maar dat is een zaak van hogere juridische haarkloverij waar geruime tijd mee gemoeid zal zijn. Voor niet gesplitste bedrijven is de splitsingsverplichting opgeschort, maar mogelijk worden zij in de toekomst gedwongen tot splitsing als het juridische hiaat is gedicht. Wordt vervolgd. De voorzitter constateert dat hiermee aan de toezegging tot informatieverstrekking is voldaan. Toezegging 1 blijft staan. Aan toezegging 2 zal worden voldaan in de vergadering van december 2010 of januari 2011. Toezegging 3 wordt geschrapt. Toezegging 4 blijft nog even staan. Toezegging 5. Dhr. Van den Berg (voorzitter GS) informeert dat de betreffende brief volgende week wordt verstuurd. De toezegging blijft nog even staan. Toezegging 6 inzake verslag toezicht gemeenten, de evaluatie van pilots in Brabant en Limburg Dhr. Slager (gedeputeerde) meldt dat men in afwachting verkeerd van initiatieven van het nieuwe kabinet. Toezegging 6 blijft staan. Toezegging 7 kan, gelet op brief 8i, worden geschrapt, Toezegging 8, inzake governance, blijft staan. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) meldt dat de eerder in 2007 verstuurde notitie geactualiseerd zal worden. In de actualisatie zal de vraag inzake vraagstukken van governance worden meegenomen, als-
4
mede een overzicht van bijzondere aandeelhoudersbevoegdheden en informatie over de rolopvatting van de aandeelhouders bij de bedrijven. Voor het eind van het jaar zullen de Staten de geactualiseerde notitie ontvangen. 6.
Mededelingen
Dhr. Van den Berg (voorzitter GS) deelt mee dat een brief d.d. 21-09-2010 Plan van aanpak Onderzoek SNN zal worden uitgereikt. De onderzoeksopdracht is conform de besluitvorming in het AB geformuleerd en uitgezet. Dhr. Van den Berg stelt voor om de brief op de volgende vergadering te behandelen. Bovendien stelt hij voor om zaken aangaande het SNN als vast punt op de agenda te zetten voor nadere mededelingen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) wijst erop dat de commissie EM zich inhoudelijk met SNN-zaken bezig houdt. Er zal op gelet moeten worden in welke commissie de mededelingen thuis horen. Dhr. Van den Berg (voorzitter GS) lost dit praktisch op. Als het bestuurlijke mededelingen zijn worden ze gedaan in deze commissie en als ze slechts economisch van belang zijn, gebeurt dat in de commissie EM. Als de mededelingen beide aspecten vertegenwoordigen, worden ze in beide commissies gedaan. De voorzitter concludeert dat aldus zal geschieden. 7.
Rondvraag
Er worden geen vragen gesteld. 8.
Ingekomen stukken (ter kennisneming)
a. Brief van het DB SNN van 4 juni 2010, nr. 2010- 34225, SG, (zaaknr: 257933), betreffende Controledruk SNN b. Brief van 3 CdK's van 18 juni 2010 betreffende decentralisatie van rijkstaken (zaaknr: 260583) c. Brief van 3 CdK's van 29 juni 2010 betreffende experiment bestuurlijke vernieuwing Noord Nederland (zaaknr: 264626) d. Brief voorzitter SNN van 29 juni 2010 betreffende Noordelijke thema's ten behoeve van beleidsprogramma (zaaknr: 264629) e. Brief van het DB SNN van 2 juli 2010, betreffende reactie DB SNN op SER-advies Cohesiebeleid (ook ingekomen stuk bij de commissie EM) (zaaknr: 264005) f. Brief van GS van 15 juni 2010, nr. 2010-34.672/24/A.15, FZ betreffende professionalisering inkoop- en aanbestedingsbeleid g. Brief van GS van 22 juni 2010, nr. 2010-34.571/24/A.8, FZ betreffende Project Basisrenovatie+ h. Brief van GS van 29 juni 2010, nr. 2010-37.262/26/A.20, GMO, betreffende planning statenstukken augustus tot en met december 2010. i. Brief van GS van 2 juli 2010, nr. 2010-39.343/26/A.9, ABJ betreffende ombuigingen gemeentefonds j. Brief van het IPO van 8 juli 2010 betreffende Profiel Provincies (zaaknr: 265650) k. Verslag van 227e vergadering van de commissie van Georganiseerd overleg d.d. 8 oktober 2009 l. Brief van GS van 25 augustus 2010, nr. 2010-47.002/34/A.8, CK, betreffende inwerkingtreding Wet veiligheidsregio's Dhr. Luitjens (VVD) refereert aan brief 8.b. Wat is de stand van zaken en wat zijn de verwachtingen? Dhr. Van den Berg (voorzitter GS) meldt dat de drie provincies hard doorwerken om de operationele onderdelen zo ver te krijgen dat ze gezamenlijk kunnen worden doorgezet. De staatssecretaris heeft te kennen gegeven wel te willen. BZK ziet hierin voordelen, alsmede de DG. Andere ministeries zien grote problemen. Het ligt dus aan het nieuwe kabinet, maar decentralisatie zonder budget is niet reëel. Er is nu sprake van een pas op de plaats. Dhr. Luitjens (VVD) vraagt of het proces binnen de drie noordelijke provincies, operationeel gezien, voortgang boekt. Wanneer kan er iets geagendeerd worden?
5
Dhr. Van den Berg (voorzitter GS) beantwoordt de eerste vraag bevestigend. De drie Colleges steunen dat proces nadrukkelijk. In de timing is men uiteraard afhankelijk van elkaar. Dhr. Sangers (SP) heeft bij brief f de vraag of bij de kwaliteitscriteria ook het regionale werkgelegenheidsperspectief is meegenomen. Bij brief g is hij benieuwd of het College kan aangeven welk deel van de nu geraamde kosten betrekking hebben op het Plaza-verhaal, de multifunctionele vergaderruimtes, etc. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt of de SP meent dat ook al kan de provincie iets goedkoper in Duitsland kan kopen, het toch hier gekocht moet worden bij Groningse bedrijven. Dhr. Sangers (SP) antwoordt dat zijn vraag is of dat soort criteria zijn meegenomen, want dat zou een overweging kunnen zijn. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) refereert aan brief 8.g. Er wordt begonnen met het aantrekken van externe adviseurs. Er kan een voordracht worden verwacht over de aankoop van het pand. Echter, er komt een grote bezuiniging aan en dan lijkt het logisch om de brief te koppelen aan de voordracht. Is de commissie het hiermee eens? De voorzitter concludeert dat de commissie het eens is met dit voorstel en dat dus brief 8.g gekoppeld wordt aan de betreffende voordracht. Mw. Mansveld (PvdA) heeft bezwaren ten aanzien de formulering inzake het bevorderen van inkoopsamenwerking in brief 8.f. In welke mate is sprake van een gerichte doelstelling in samenwerking? Binnen de organisatie kan toch minimaal een samenwerkingseis worden neergelegd. Wat houdt bevorderen hier precies in? Inzake brief 8.k merkt zij op dat vandaag een verslag van de vergadering van 8 oktober 2009 wordt besproken. Inmiddels heeft een overleg plaatsgevonden in februari 2010 en dat is al weer zeven maanden geleden. Mw. Mansveld stelt voor om stukken die al een jaar oud zijn, niet te agenderen. De voorzitter neemt dit advies mee en geeft het woord aan het College. Dhr. Slager (gedeputeerde) merkt op dat in de nota over het inkoop- en het aanbestedingsbeleid aandacht wordt besteed aan de regionale werkgelegenheid. De voorkeur gaat uit naar plaatselijke, noordelijke leveranciers als dat tenminste reëel is. Overigens levert dat geen extra punten op bij aanbestedingen. De term ‘bevorderen’ is inderdaad wat zwak, want er wordt intensief samengewerkt met andere partners. Dhr. Sangers (SP) herhaalt zijn vraag aangaande brief 8.g. Dhr. Slager (gedeputeerde) heeft de berekening niet bij zich, maar hij zegt toe dat het antwoord aan 1 het verslag zal worden toegevoegd . Bespreekstukken 9.
Voordracht van GS aan PS, nr. 2010-36.771, FC betreffende de Programmabegroting 2011 (nummer 19/2010). Hierbij is betrokken de beantwoording door het college van GS van de technische vragen
De voorzitter meldt dat het de bedoeling is dat het stuk hier in één termijn wordt besproken en dat de tweede termijn volgt op 13 oktober in de Statenvergadering. Mw. Mansveld (PvdA) formuleert drie punten. In het onderzoek naar de doelmatigheid/doeltreffendheid is het voornemen om in de nabije toekomst het programma Karakteristiek Groningen te onderzoeken. De keuze van het onderwerp zal later worden vastgesteld. Mw. Mansveld merkt hierover op dat er enige urgentie is om juist dit programma goed door te lichten.
1
Zie bijlage 1 bij het verslag
6
Herstructurering provinciale bedrijventerreinen. In de cie EM is gevraagd naar de uitvoering van het programma en hoe reëel de financieringsmogelijkheden zijn van gemeenten voor een bijdrage aan de geprioriteerde terreinen. Kan het College dit toelichten? De verbeterslag van de programmabegroting en de planning & control cyclus. In de Staten is voor de zomer verzocht om de Programmacommissie bijeen te laten komen die over de cyclus is gegaan, maar dat is niet geëffectueerd. Wanneer kan men bijeenkomen? Kan dan ook gekeken worden naar integrale punten die dwars door de begroting en het programma heen lopen? Kunnen de fracties enige tijd voor een nieuwe Statenperiode bijeenkomen om hierin een laatste slag te maken? De voorzitter denkt dat de bijeenkomst in november gehouden kan worden. Dhr. Stevens (ChristenUnie) stelt de beëindiging van de ISV aan de zogenaamde niet-rechtstreekse gemeenten aan de orde (pag. 231). In deze provincie is besloten dat dit soort gelden uitsluitend in de krimpgebieden worden ingezet. Dat kan straks niet meer, omdat de ISV beëindigd wordt. De vraag is of dat op de een of andere manier gecompenseerd kan worden of zijn er andere manieren? Muskusrattenbestrijders gaan over naar de waterschappen. De vraag is wat het netto effect is van die overgang en de verlaging in het Provinciefonds? Dhr. Sangers (SP) vraagt naar aanleiding van de eerste vraag van dhr. Stevens of de ChristenUnie overweegt om in de komende Statenvergadering zelf met voorstellen te komen en bijvoorbeeld een andere invulling te geven aan de begrotingsruimte. Dhr. Stevens (ChristenUnie) antwoordt het antwoord van het College af te wachten. Dit soort zaken worden overwogen voor de definitieve bijdrage van de ChristenUnie-fractie aan de Statenvergadering. De derde vraag betreft de effecten van Prinsjesdag op de accressen. Nu is voor 2011 als het gaat om lonen en prijzen een accres van 1,75% ingeboekt bij de baten. Maar is dit reëel of moet de begroting voor 2011 worden bijgesteld? De vierde vraag betreft de personeelskosten Kleiner en Beter. De doelstelling was om - € 1,8 miljoen te realiseren. Is dat daadwerkelijk in deze begroting gerealiseerd t.o.v. de Begroting 2010? Flexibilisering van het personeel en de uitstroom. Er wordt aangekondigd dat er een uitvoeringsorganisatie flexibiliteit komt. Heeft dat financiële consequenties? Tot slot wordt gemeld dat in de CAO’s is afgesproken dat voor iedere werknemer een bedrag van € 1500 zal worden besteed in het kader van de bevordering van de flexibiliteit en de uitstroom. Geldt dat per medewerker of is dat een gemiddeld bedrag? Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of het College voor de aanstaande Statenvergadering in beeld kan brengen welke consequenties de begroting van het Rijk heeft voor de begroting van de provincie en met name voor het flexibel budget 2011. Er is sprake van een structurele meevaller op de opcenten en dat daarom een lager verhoging nodig is. Op welke structurele meevaller doelt het College? Het College geeft weer wat de keuzen zijn geweest van de Staten ten aanzien van de verdeling van de prioriteiten. GroenLinks acht zich daaraan niet gebonden. De vermogenspositie en de relatie tot het weerstandsvermogen. Er wordt ingezet om het weerstandsvermogen onveranderd op € 24,4 miljoen te houden. De vraag is om daar eens als PS naar te kijken. Het College vindt een goed moment de periode van de coalitieonderhandelingen. Dhr. Van der Ploeg denkt dat dit niet hoeft samen te vallen met coalitieonderhandelingen en pleit ervoor om reeds voor de verkiezingen daarover te gaan praten in dit gremium. Uit de tabel op pag. 20 valt op dat de provincie nog steeds 25 gemeenten heeft, maar dat klopt niet meer. Het thema Communicatie. Er wordt gezegd dat er vijf topthema’s zullen worden benoemd, maar niet is genoemd welke topthema’s dat zijn. Welke zijn dat en welke zijn het niet geworden? Het risicoschema op pag. 170 geeft een ruw beeld. Dhr. Van der Ploeg pleit voor nuancering en benoeming met bedragen. Inzake de glastuinbouw (pag. 174) is een go / no go moment afgesproken tussen het College bij monde van gedeputeerde Bleker en de Staten. Hier staat echter dat het go / no go moment is gepasseerd met de indiening van een bestemmingsplan. Wat is de goede interpretatie? BTW-compensatie (pag. 187). Er is discussie met de Belastingdienst. Gaat het daarbij om substantiële bedragen?
7
Dhr. Sangers (SP) constateert dat de Begroting 2011 een uitwerking vormt van de Voorjaarsnota 2010 die weer een uitwerking was van de Kaderstelling die in het voorjaar werd besproken. Het standpunt van de SP in die discussie zal worden meegenomen bij de beoordeling van deze begroting. Daarbij zal de evaluatie van het College worden betrokken en dat zal een iets andere evaluatie zijn dan die door het College is uitgevoerd. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) vraagt of daarover ook een stuk wordt ingediend. Dhr. Sangers (SP) beveelt de gedeputeerde aan zich te laten verrassen. Dhr. Brouns (CDA) vraagt aan het College inzichtelijk te maken hoe de financiering van de opgave m.b.t. de bedrijventerreinen en de dekking daarvan eruit ziet. Energiek Groningen. De CDA-fractie heeft een vraag gesteld ten aanzien van de uitvoering van projecten en programma’s. Gesteld wordt dat projecten die gericht zijn op aanpassing van bestaand beleid, vertraging oplopen i.v.m. de onzekerheid over de formatie. Welke projecten betreft dat binnen de provincie Groningen? Bestuurlijke samenwerking en cohesiebeleid. Er wordt gewezen op alle samenwerkingsverbanden. Wellicht is het goed om in samenspraak met de Staten een visie te formuleren die inzicht geeft in wat op lange termijn verwacht mag worden van het collegebeleid en hoe de provincie zich daarin wil positioneren. Deze vraag is gericht aan het College zowel als aan de Staten. Beheermaatregelen en het moeten opdraaien voor maatregelen bij faillissementen. In totaal gaat het in de afgelopen vijf jaar om een bedrag van € 600.000. Dan is de vraag in hoeverre er een intensief beleid vanuit deze provincie geformuleerd moet worden uit het oogpunt van efficiency en kosten. Graag hoort dhr. Brouns hierop een reactie van het College. Mw. Waal (VVD) merkt op dat de NHI ook Overijssel omvat. De VVD-fractie vraagt zich af hoe de intensievere overleg met de NHI zich verhoudt met het feit dat Overijssel en Gelderland ook nauwer gaan samenwerken. Bijt dat elkaar wellicht? Worden er al krimpgelden ingezet bij gemeenten? Het pand St. Jansstraat 4 wil het College aankopen. Het pand is te groot voor de organisatie. Hoe ziet het College dat? Tot slot. Volgens de VVD-fractie kan niet vroeg genoeg worden begonnen met toepassing van het instrument strategische personeelsplanning. Beantwoording door College Dhr. Moorlag (gedeputeerde) onderschrijft de opmerking inzake doelmatigheid/doeltreffendheid en Karakteristiek Groningen en de urgentie daarvan. Binnenkort is ook sprake van de Midterm Review van het ILG. In hoeverre versnelling mogelijk is, is nog onzeker, ISV en beëindiging van niet-rechtstreekse gemeenten. Dit impliceert niet dat de middelen gaan opdrogen. Met het Rijk zijn afspraken gemaakt voor de periode van 2010 tot 2014. Effecten van Prinsjesdag en de accressen. De loonkosten zijn becijferd op 1,75%. Er is tevens sprake van een nullijn voor ambtenaren. Het kabinet lijkt te koersen op een loonmutatie gelijk aan de inflatie van 1,5%. Los daarvan zijn afspraken gemaakt tot en met 2011 met het kabinet. Dhr. Stevens (ChristenUnie) stelt dat het hem ging om de inkomsten van de provincie. Op de baten is een accres van 1,75% toegepast, terwijl de departementen een feitelijke loonstijging conform de CAO moeten uitbetalen, terwijl de inkomsten voor ieder departement op nul zouden worden gezet. Is dat nu, na Prinsjesdag, ook zo voor de lagere overheden? Dhr. Moorlag (gedeputeerde) stelt dat het mechanisme ‘samen de trap op en samen de trap af’ buiten werking is gesteld doordat het kabinet veel geld heeft uitgegeven bij het redden van de banken. De septembercirculaire toont dat de netto gevolgen voor de provincie marginaal zijn. In 2011 zou dat gaan om een bedrag van netto € 13.000,00 en in de jaren hierna € 4.500,00. In dit licht is er geen reden tot zorg. Het afgesproken accres in 2011 via het Provinciefonds bedraagt 0,48%. Dat is niet expliciet gekoppeld aan het loonniveau, maar dit is het algemene accres. De overige gevolgen van Prinsjesdag. De gedeputeerde zegt toe dat een scan zal worden uitgevoerd, waarna PS binnen twee weken over de uitkomst worden geïnformeerd. Opcenten. De meevaller is dat de structurele afname zich niet in het tempo dat was voorzien, voltrekt. Daardoor kon de verhoging van de Motorrijtuigenbelasting iets lager zijn.
8
Vermogenspositie in relatie tot het weerstandsvermogen. Het bedrag blijft steeds gelijk daar met de Staten is afgesproken dat het bedrag periodiek herijkt zal worden. De herijking wordt momenteel in gang gezet. Het is niet de bedoeling dat de hoogte van het bedrag object is van collegeonderhandelingen, maar wel zal de uitkomst tijdig bekend worden. Er zullen immers altijd voldoende buffers achter de hand moeten zijn om intredende risico’s op te kunnen vangen. Tabel op pag. 170 nog specifieker? De gedeputeerde zegt toe om bij de bepaling van het nieuwe weerstandvermogen de vraag mee te nemen hoe de rapportage over risico’s vorm moet krijgen. Glastuinbouw, een go / no go moment? Dhr. Moorlag weet niet meer precies in welke bewoordingen dhr. Bleker een toezegging in dezen heeft gedaan. Het vaststellen van een bestemmingsplan is primair een gemeentelijke aangelegenheid, maar beslissingen die financiële impact hebben, moeten aan de Staten worden voorgelegd. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat het hem nog heel helder voor ogen staat wat dhr. Bleker heeft toegezegd. Het gaat om een moment waarop Provinciale Staten een go / no go besluit kunnen nemen. Wellicht is het goed om dit te koppelen aan financiën, bijvoorbeeld als sprake is van activering van de bv die ooit is opgericht middels een business plan. Dat zou een moment kunnen zijn. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) zegt zonder meer toe dat uitgaven ten behoeve van de realisatie van het glastuinbouwgebied aan de Staten worden gemeld. Inzet krimpgelden. De gedeputeerde weet niet precies of op dit moment reeds wordt geput uit de middelen die door het kabinet zijn toegezegd. In ieder geval is de betreffende som van bijna € 15 2 miljoen in de septembercirculaire opgenomen. De vraag wordt bij het verslag beantwoord. Dhr. Slager (gedeputeerde) gaat allereerst in op de vraagt over de overgang van de muskusratbestrijding naar de waterschappen. Dit is budgettair neutraal in de begroting verwerkt. Tegenover de daling van inkomsten van € 1,64 miljoen staat eenzelfde daling van de kosten. De bespreking over die overgang zijn overigens nog gaande. Dhr. Stevens (ChristenUnie) verwijst naar het bedrag van € 2,1 miljoen op pag. 89 van de begroting dat in mindering wordt gebracht. Hoe verhoudt zich dat ten opzichte van de € 1,65 miljoen daling in het Provinciefonds? Dhr. Slager (gedeputeerde) zegt toe dat het antwoord bij het verslag wordt gegeven.
3
Dhr. De Vey Mestdagh (D66) heeft nog een vraag aan dhr. Moorlag inzake de krimpgelden. Zou er niet alsnog gesproken worden over de criteria? Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt dat over de criteria voor het Leefbaarheidsfonds nog gesproken zal worden met de Staten. Dhr. De Bruijne is echter machinist van het krimpschip. Ziet de vraag niet op de leefbaarheidsgelden die bij de Voorjaarsnota 2010 zijn gereserveerd? Dhr. De Vey Mestdagh (D66) herinnert zich dat de criteria voor de krimpgelden nog besproken zouden worden. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt dat klaarheid via het verslag zal worden gegeven.
4
Dhr. Slager (gedeputeerde) gaat in op de vraag naar personeelkosten bij Kleiner en Beter. Voor 2011 is het totale geraamde bedrag ingeboekt. Daarmee is het bedrag inderdaad € 1,8 miljoen lager dan het betreffende bedrag in de begroting 2010. Uitvoeringsorganisatie flexibiliteit. Er zullen financiële consequenties zijn, maar het is te vroeg om bedragen te noemen. Het bedrag van € 1.500 per medewerker staat ter beschikking voor opleiding voor een periode van vier jaar. Nagegaan wordt momenteel wat daarvoor gedaan kan worden. Mw. Mansveld (PvdA) vraagt in hoeverre dit extra bedrag gebruikt wordt in de omscholing of mobiliteit ten gevolge van de bezuiniging. 2
Zie bijlage 2 bij dit verslag Zie bijlage 5 bij dit verslag 4 Zie bijlage 3 bij dit verslag 3
9
Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat het om een klein bedrag gaat en dat dit niet toereikend is voor omscholing. Zeker daar het betreffende bedrag volgens de CAO per medewerker beschikbaar is en niet bestemd is voor de organisatie. Mw. Mansveld (PvdA) vraagt of het bedrag per medewerker wordt uitgegeven. Wordt er niet zo geschoven dat de ene medewerker een cursus volgt van € 6.000 en drie anderen niet? Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat dit niet de bedoeling is. Het bedrag is gekoppeld aan een persoon. Gevolgen van de formatie voor het programma Energie Groningen. In het Energie Akkoord Noord-Nederland is afgesproken dat dit een looptijd heeft vergelijkbaar met de looptijd van een kabinet. Als er een nieuw kabinet aantreedt, is het Energie Akkoord beëindigd. Er lopen dan nog wel een groot aantal onderdelen door. Er wordt nagedacht welke onderdelen opgenomen zouden moeten worden in een nieuw akkoord. Dhr. Brouns (CDA) refereert aan de zin dat projecten die gericht zijn op aanpassing van bestaand beleid, vertraging zouden oplopen. Welke projecten lopen niet door en welke lopen vertraging op? Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat hij niet een lijst beschikbaar heeft en dat er momenteel weinig respons is vanuit Den Haag en dat dit dwars door de lijst van projecten heen loopt. Dhr. Brouns (CDA) benadrukt dat energie een speerpunt van provinciaal beleid is. Het zou dan wel goed zijn dat PS worden geïnformeerd over de vertraging en de risico’s die daardoor ontstaan. Dhr. Slager (gedeputeerde) zegt toe dat een en ander wordt uitgezocht en dat duidelijk zal worden 5 welke consequenties er zijn . Aankoop van het (te grote) gebouw. De provincie heeft de mogelijkheid het gebouw per 1 december a.s. over te nemen van het ABP. Het gaat dan om het gehele gebouw of geen gebouw. Daarover zullen PS binnenkort een voordracht ontvangen. Mw. Waal (VVD) stelt dat ook al wordt het gebouw gekocht, de ruimte op een andere manier kan worden ingevuld. Dhr. Slager (gedeputeerde) bevestigt dat dit mogelijk is en dat dit in het vervolg kan worden bekeken. Dhr. Van den Berg (voorzitter GS) stelt dat het vreemd is om nu over de begroting met elkaar te praten, terwijl het vermoeden naar aanleiding van Prinsjesdag bestaat dat er nog het een en ander staat te gebeuren. Mogelijk is dat al het geval als deze begroting straks in de Staten wordt besproken. De vijf thema’s zijn gebaseerd op de keuzes die een meerderheid in de Staten heeft gedaan, te weten mobiliteit, leefbaarheid, jeugdzorg zo lang dit relevant is, landschap, energie en als zesde thema: werk en economie. Uit onderzoek blijkt een hoge waardering voor de communicatie, herkenbaarheid en dienstverlening. Desalniettemin kan er meer worden gefocust en kan het integraler en iets breder ter wille van de impact bij de burger. Milieutoezicht bij bedrijven. In dit geval gaat het om één bedrijf, namelijk Blik Recycling waarvoor de provincie € 600.000 moest betalen. Nu is er sprake van een strengere handhaving en wordt een risicoanalyse gemaakt. Overijssel en Gelderland en de NHI. De NHI is een platform voor overleg van bestuurders uit Noord-Duitsland, Noord-Nederland en Overijssel. Mw. Waal heeft hier een punt. Via SNN en NoordConnect loopt een en ander voortvarender. De NHI is in dezen een beperkt vehikel. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) gaat nog in op de BTW-compensatie. De bedragen zijn nog niet bekend. Zodra deze bekend zijn, zal worden gerapporteerd bij de Integrale Bijstelling of per separate brief. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) acht dit laatste een goed idee. Gaat het om substantiële bedragen? Dhr. Moorlag (gedeputeerde) noemt het bedrag van € 600.000 als het gaat om loonbelasting. Over de andere bedragen kan hij geen uitspraak doen. 5
Informatie van de afdeling OMB/PB: Provinciale Staten worden zo snel mogelijk per brief geïnformeerd
10
Bedrijventerreinen en de financieringsmogelijkheden van gemeenten. De provincie krijgt van het Rijk op basis van het gesloten convenant forse bedragen binnen. In 2010 zal dat € 1,8 miljoen zijn. De financiële positie van gemeenten verschilt sterk. Een aantal gemeenten hanteren een andere systematiek waardoor de prijzen op een hoger niveau komen en de daardoor vergaarde middelen worden vervolgens aangewend, althans in de regio Groningen Assen, voor revitalisering van oude bedrijventerreinen. In Oost-Groningen wordt getracht om eenzelfde set van afspraken te maken. De gedeputeerde verwacht dat de provinciale middelen tezamen met de gemeentelijke bijdragen kunnen worden aangewend, ook al zal het tempo wat lager liggen. Dhr. Brouns (CDA) vraagt of inzichtelijk gemaakt kan worden hoe de onderbouwing is van deze inmense opgave in de tijd. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) begrijpt dat een bestedingsplan voor de betreffende middelen opgesteld moet worden, zodat voor de Staten zichtbaar wordt waar die middelen worden aangewend en welke afspraken met welke gemeenten daaraan ten grondslag ligt. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) brengt naar voren dat de brief die hierover gaat, door D66 is geagendeerd is in de commissie Economie en Mobiliteit. Dhr. Brouns kan daar al zijn vragen kwijt. Dhr. Brouns (CDA) repliceert dat straks een begroting wordt vastgesteld en dan is er toch behoefte aan het overzicht dat is gevraagd. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) weet niet zeker of dat overzicht voor de begrotingsbehandeling kan worden geleverd, want er zal nog met gemeenten een debat moeten plaatsvinden. College Gerritsen gaat daarover en hij weet hoe het staat met het aanvalsplan dat provincies en gemeenten samen gaan formuleren. Dhr. Brouns (CDA) vraagt of daarin inzage kan worden gegeven bij het verslag en dan kan wellicht de brief in de Cie EM eventueel opgeschoven worden tot het overzicht beschikbaar is. 6
Dhr. Moorlag (gedeputeerde) acht dat uitstekend . Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of het College kan aangeven wanneer er gerapporteerd gaat worden over de weerstandscapaciteit, zodat de commissie de bespreking daarvan kan inplannen. Communicatiebeleid. Er zijn een zestal thema’s genoemd. Er zijn nog allerlei vragen. Dient jeugdzorg nu een topthema te zijn? Deze discussie zou met elkaar gevoerd moeten worden. Mw. Mansveld (PvdA) vraagt of dhr. Van der Ploeg ervan op de hoogte is dat er bijna € 40 miljoen wordt besteed aan de jeugdzorg. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) antwoordt dat dit wordt besteed aan organisaties die vanuit hun professie met het veld bezig zijn en ook communicatiebeleid voeren. De provincie is slechts een doorgeefluik en toezichthouder. Hoe verhoudt dit zich tot het communicatiebeleid van de uitvoerende organisaties? Dhr. Van den Berg (voorzitter GS) antwoordt dat de hoofdkeuzes zijn gebaseerd op het debat dat in de Staten is gevoerd. Via het communicatiebeleid moet niet het beleid worden bediscussieerd. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) kan zich geen discussie herinneren over het communicatiebeleid als zodanig en over de keuze van thema’s. Dhr. Van den Berg (voorzitter GS) antwoordt dat de keuzes in het beleid zaten dat is vastgesteld. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) gaat in op de vraag over het onderzoek naar weerstandsvermogen. Uiterlijk februari 2011 zal de uitkomst bekend moeten zijn. Dat is van belang voor het financiële beeld over meerdere jaren. Het is geen urgent probleem, want door de verkoop van de Essent-aandelen is sprake van een buitengewoon stevige liquiditeitsreserve.
6
Zie bijlage 4 bij dit verslag
11
De voorzitter concludeert dat in deze eerste termijn voldoende over het onderwerp is gesproken en dat de tweede termijn volgt in de Statenvergadering. 10.
Brief van GS van 10 juni 2010, nr. 2010-34.870/23/A.18, ABJ betreffende Bestuurlijke organisatie in de provincie Groningen - een stand van zaken
Dhr. Bultje (PvdA) merkt op dat in het stuk een vrij onproblematisch beeld wordt geschetst van de bestuurskracht van gemeenten en dat de provincie als een soort klankbord voor gemeenten functioneert. Aan het eind staat een korte epiloog waarin wordt ingegaan op de roerige tijden in bestuurlijk Nederland, op heroverwegingen en taakafbakeningen, terwijl de bezuinigingen onbesproken blijven. Brief 8.i, als ingekomen stuk op deze agenda, geeft echter een indruk hoe dat kan uitpakken voor het Gemeentefonds. In de epiloog wordt gesteld dat het van groot belang blijft dat provincie en gemeenten ieder voor zich en zich samen sterk blijven maken. “We moeten onze bestaande taken en opgaven krachtig uitvoeren en voorbereid zijn op nieuwe taken die op ons afkomen.” Dat is een mooi streven, maar niet duidelijk wordt hoe daar invulling aan moet worden gegeven vanuit de provincie. Tot welke inzichten moet de dialoog met gemeenten leiden? Wat is de invalshoek van GS? Is zo’n dialoog voldoende om voorbereid te zijn op het schip met zure appels dat richting gemeenten vaart? Daarnaast mist de PvdA-fractie hoe het College de clustervorming beoordeelt in het licht van bestuurlijke drukte en democratische legitimatie. Heeft de gedeputeerde aanzetten van onderop geconstateerd tot opschaling van gemeenten? Dhr. Stevens (ChristenUnie) merkt op dat het de kunst is om met beperkte middelen goed samen te werken en elkaar te versterken, maar zonder extra bestuurlijke drukte en een vierde bestuurslaag te creëren. Hij meent dat voldoende in beeld moet komen wat het beleid van de provincie op moet leveren. Er moet een goede verhouding zijn tussen de inspanningen, het extra overleg en het resultaat. Dhr. Zanen (PvhN) is het opgevallen dat de discussie over de verhouding provincie – gemeenten sterk lijkt op de discussie tussen de provincies en de eventuele vorming van een landsdeel. Er wordt in beide debatten stelling genomen door te benadrukken dat geen structuurdiscussie gevoerd moet worden. Dhr. Zanen betreurt dat en vraagt zich af of er enig idee aanwezig is over hoe het verder moet. Er wordt wel gezamenlijk opgetrokken door gemeenschappelijke punten op tafel te leggen bij de kabinetsformatie, maar de vraag is voortdurend hoe ver dat gaat en hoe lang dat goed blijft gaan. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) is blij met de vragen van de PvdA, want de zijne gaan in dezelfde richting. D66 kan zich vinden in de stelling dat het kwaliteitsniveau van het gemeentelijk bestuur een zaak is van de gemeenten, maar het gezamenlijk optrekken lijkt vooral een klankbordfunctie te hebben. De vraag is welke richting de provincie daarin aangeeft. Pas in 2012 wordt gemeten hoe de gemeenten er in Groningen mee zijn omgegaan. Vanaf de Algemene Beschouwingen 2007 is door D66 benadrukt dat er meer provinciale visie en sturing op dit dossier zou moeten zijn. Wat zijn de provinciale randvoorwaarden voor een goede interactie met de gemeentebesturen? Op pag. 12 staat dat per beleidsgebied overleg wordt gevoerd, maar wat is er de afgelopen jaren gebeurd? D66 vraagt zich af of het verstandig is om te wachten tot 2012 om na te gaan of de gemeenten een goede invulling aan dit beleid geven. Overigens is niet duidelijk wat de maatlat is van de provincie voor de beoordeling of de gemeenten goed werk hebben geleverd. De VGG stelt voor om bij ieder beleidsterrein andere samenwerkingsverbanden aan te gaan. Leidt dat niet tot een grotere bestuurlijke drukte? Hoe is de visie van de gedeputeerde hierbij op de democratische legitimatie? Gesteld wordt dat het wellicht handiger is om structurele partners te kiezen, maar het lijkt erop dat dit proces los wordt gelaten. Kan de gedeputeerde uitleggen waarom dat handiger is? De VGG stelt geen inhoudelijke inbreng te hebben in de evaluatie en slechts het proces te faciliteren. Zou het vanuit de visie van de provincie handig zijn om samen met de VGG na te gaan welke omvang theoretisch of praktisch per beleidsterrein ideaal zou zijn? Mogelijk kan de provincie dit faciliteren. Bureau Berenschot heeft in 2009 geadviseerd om meer aandacht te geven aan het proces, hetgeen de D66-fractie al in 2007 adviseerde. In dit stuk zijn daar echter geen handvatten voor aangereikt. Het lijkt erop dat 2012 moet worden afgewacht. Wat is de rolopvatting van GS? Wat zijn de provinciale belangen die een rol zouden moeten spelen als gemeenten gaan samenwerken in de visie van GS?
12
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) heeft geconcludeerd dat de notitie een ‘koorddansnotitie’ is met een totaal onzekere uitkomst vanwege talloze onzekerheden, waar onder de programma’s van politieke partijen ten aanzien van dit onderwerp. Er wordt gewacht op beweging. Het College voert een beleid van onderop, maar wat is de volgende stap? De clustergewijze benadering. Wat vindt het College daarvan? Acht zij dit probleemgericht werken? Menterwolde heeft een samenwerkingsverband verlaten. Hoe neemt Menterwolde deel aan de clusters? Hoe gaat het College daar mee om? Dhr. Van der Ploeg sluit zich aan bij de laatste vraag van D66. Dhr. Sangers (SP) ondersteunt de stelling van harte dat de kwaliteit van het lokale bestuur primair de verantwoordelijkheid is van het gemeentebestuur en begrijpt dat het College in dezen een terughoudende benadering kiest. Echter, enerzijds constateert het College dat men op de goede weg is, maar anderzijds heft zij waarschuwend haar vinger. Hoe terughoudend stelt het College zich werkelijk op? Op pag. 11 staat een intrigerende zin: “Let wel: de provincie gaat alleen toezicht uitoefenen op die beleidsterreinen waarop men deskundigheid bezit.” Dhr. Sangers acht dit een vreemd criterium. Hij kan zich voorstellen dat toezicht wordt uitgeoefend op terreinen waarop verantwoordelijkheid rust. De formulering biedt echter de ruimte om deskundigheid in te huren op die terreinen waar geen verantwoordelijkheden zijn, dus waar geen wettelijke taken worden vervuld. De rol van de VGG. Deze krijgt steeds meer een faciliterend karakter. Is de provincie op haar beurt bereid om de VGG in die rol te faciliteren in de vorm van middelen of menskracht? Dhr. Knegt (CDA) merkt op dat de meeste vragen zijn gesteld. In de notie staat te lezen dat de ingeslagen weg vertrouwen wekt. De vraag van de CDA-fractie is wat die ingeslagen weg precies is en waarop het College dit vertrouwen baseert. Dhr. Luitjens (VVD) vraagt of de gedeputeerde de contouren kan schetsen waarbinnen de provincie al dan niet bevoegdheden heeft om actief op te treden. Wat kan de provincie eigenlijk doen? De brief is van 10 juni 2010. Dat betekent dat de notitie in het voorjaar het licht heeft gezien. In de tussentijd zijn er omstandigheden veranderd en dhr. Luitjens benadrukt dat de landelijke bezuinigingen, evenals de taakverzwaring, nog drastischer zijn dan eerder werd vermoed. Voor de VVD-fractie zijn sterke, compacte en bestuurskrachtige gemeenten voorwaarden voor taakverzwaring en kwaliteit van uitvoering van beleid. In de Algemene Beschouwingen van 2007 is er al aan gerefereerd. Bij clustervorming met wisselende partners plaatst de VVD-fractie uitdrukkelijk grote vraagtekens. Een andere vraag is of de VGG bezig is om de regioraden te vervangen? Voorts is dhr. Luitjens benieuwd of de VGG zich heeft uitgesproken over de discussie binnen de VNG over de omvang van gemeenten. Uit de notitie blijkt dat een en ander niet met elkaar strookt. Tot slot uit dhr. Luitjens zijn bezorgdheid over het feit dat afgewacht zou moeten worden tot 2012 op ontwikkelingen die zich eventueel voordoen. Beantwoording door het College Dhr. Slager (gedeputeerde) gaat eerst in op de bevoegdheden van de provincie. Er is geen sprake van een strikt hiërarchische verhouding met een driedeling rijk-provincies-gemeenten, maar van drie volwaardige besturen met ieder een eigen taak en bevoegdheden. Wel is het zo dat gemeenten bepaalde bevoegdheden hebben waarop de provincie toezicht uitoefent, zoals het financieel toezicht, maar er zijn ook gemeentelijke bevoegdheden waarop de provincie geen invloed heeft. Zo kan de provincie niet bepalen hoe de gemeenten in haar provincie bestuurlijk zijn ingedeeld. De provincie kan daar uiteraard wel een mening over hebben en kan proberen invloed uit te oefenen, maar in het vigerende collegeprogramma is vastgesteld dat de beweging van onderaf moet komen. Ook in Den Haag gaat men hiervan uit. De andere benadering levert alleen maar weerstand van de gemeenten op. In de loop van deze collegeperiode is een situatie van goed overleg over de bestuurskracht met de gemeenten gecreëerd waarbij de nodige weerstand is overwonnen. De resultaten van het bestuurskrachtonderzoek is besproken met de VGG en zo is een dialoog tot stand gekomen. Wat na deze periode gebeurt, is onduidelijk. Dit punt kan worden bediscussieerd bij de coalitievorming. Er is afgesproken dat het College, behalve bij het overleg binnen de VGG, kan aanschuiven bij het portefeuillehoudersoverleg. In 2012 wordt een nieuw bestuurskrachtonderzoek uitgevoerd. Op dit moment vinden tussen gemeenten allerlei gesprekken plaats, bijvoorbeeld bij de DEAL-gemeenten en het Westerkwartier.
13
Het College probeert bij die gesprekken te zijn om haar mening kenbaar te maken, maar niet om deze aan de gemeenten voor te schrijven. Voorts wijst zij er wel op dat resultaten geboekt moeten worden. Dhr. Luitjens (VVD) vraagt hoe gestimuleerd wordt dat er ook inderdaad resultaat komt. Kan de provincie in 2013 voorschrijven hoe het moet als er nog niets tot stand is gekomen? Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt ontkennend, want die bevoegdheid heeft de provincie niet. In de gesprekken die de gedeputeerde, alsmede de CdK, voert is dit een vast onderwerp. De bestuurskracht zal moeten verbeteren. Daarbij speelt momenteel ook de financiële problematiek die nog niet zo urgent was toen deze notitie (vorige herfst) werd geschreven. Op dit moment woedt in gemeenteland een heftige discussie over hoe het verder moet. Afgelopen maandag heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de VNG en VGG om de problematiek verder te bespreken. De financiële problematiek is ernstig en verzoeken gaan richting provincie om af te mogen wijken van de gangbare begrotingsdiscipline. Mogelijk wordt het proces van intensievere samenwerking met buurgemeenten wel bevorderd. Dhr. Bultje (PvdA) refereert aan de notitie die door de gedeputeerde is toegezegd over de positie van de provincie Groningen op dit dossier. Geeft dit stuk invulling aan die toezegging? Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat dit een onderwerp is dat voortdurend in beweging is. Zodra een notitie wordt geschreven en daarna besproken, zijn er al weer onderdelen van veranderd. Getracht is in deze notitie de rol van de provincie tot uitdrukking te brengen. Dhr. Bultje (PvdA) begrijpt dat de positie en rol van de provincie niet een andere is dan die aan het begin van deze collegeperiode. Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat zijn positie niet is veranderd, maar dat er wel grote veranderingen zijn opgetreden vergeleken met het begin van deze collegeperiode. Met alle gemeenten is een zodanig contact tot stand gekomen dat men redelijk vrijuit met elkaar kan spreken. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of het antwoord van de gedeputeerde op de eerder genoemde vragen over de financiële problematiek van de gemeenten steeds ontkennend is. Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat heel duidelijk is dat in de wet staat dat gemeenten voor 15 november een sluitende begroting voor het nieuwe jaar bij de provincie dienen in te leveren en daar kan in principe niet van worden afgeweken. Als de begroting niet sluit, volgt een gesprek met het College en kan de gemeente onder preventief toezicht worden gesteld. Menterwolde. Aanvankelijk ging het om samenwerking tussen Bellingwedde, Menterwolde, Pekela en Veendam. De gemeenteraad van Bellingwedde heeft op een gegeven moment ‘nee’ gezegd en is uit de samenwerking gestapt. In Menterwolde heeft zich een vergelijkbaar proces afgespeeld met als complicatie dat binnen de PvdA verschil van mening is ontstaan over de verdere invulling. Daarin wordt momenteel bemiddeld en mogelijk haakt Menterwolde weer aan. Clustervorming speelt op verschillende manieren. Het College staat op het standpunt dat het goed is als gemeenten een op een of een op twee gaan samenwerken en niet per onderwerp gaan kijken waar het meeste voordeel te halen valt. Dit speelt in het geval van de gemeente Eemsmond en dit wordt door het College afgeraden. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt hoe hij de volgende zinsnede in de nota op pag. 7 moet lezen: “Wij herkennen het uitgangspunt van gemeenten om bij samenwerking per inhoudelijke opgave de partners te kiezen.” Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat dit niet aan de gemeenten verboden kan worden. De gemeenten hebben in principe die bevoegdheid, maar het wordt wel afgeraden. Zo zijn de DEALgemeenten een aantal jaren met een traject bezig en dan is het wijs om niet bij ieder onderwerp een andere partner te zoeken. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) begrijpt dat dit een ongevraagd advies is aan de zelfstandige bevoegdheid van gemeenten. De voorzitter vraagt of er nog vragen en opmerkingen zijn.
14
Dhr. De Vey Mestdagh (D66) refereert aan de vraag of de gedeputeerde randvoorwaarden vanuit de provincie kan bedenken voor samenwerking van gemeenten die belangrijk zijn voor de interactie tussen provincie en gemeenten. Wat is het belang van de provincie in de wijze waarop samenwerkingsverbanden zijn vormgegeven? Wat is de maatlaat voor de provincie in 2012 om iets te gaan doen? Wat is nu precies de rol van de provincie ten aanzien van die samenwerking? Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat het belang in samenwerking is dat de inwoners van de provincie een gemeente hebben waar ze alles wat nodig is en wat van de gemeente verwacht mag worden, op een optimale manier krijgen. De gemeenten moeten toegerekend zijn op de taken. Wat is de maatlat? Het antwoord moet gezocht worden in de bestuurskrachtonderzoeken. Als in een extern rapport tekortkomingen worden geconstateerd, dienen die besproken en gecorrigeerd te worden. De provinciale rol hierin is niet afwachten, maar ook niet het treden in de bevoegdheden van de gemeente. De voorzitter concludeert dat dit voer is voor het toekomstige debat tussen lijsttrekkers. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) meldt dat hij nog zal laten weten of hij het stuk in de Staten aan de orde wil hebben. De voorzitter concludeert dat voor de bepaling van de aard van het stuk, eerst de reactie van dhr. De Vey Mestdagh wordt afgewacht. 11.
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 6 juli 2010, nr. 2010-38.054, FC tot wijziging van de Tarieventabel provincie Groningen 2010 (nummer 20/2010)
Mw. Waal (VVD) merkt op dat onduidelijkheden bestaan over wat iets gaat kosten. Niemand heeft bijvoorbeeld een idee over het aantal aanvragen. Voor het kappen van één boom geldt dat je € 285 moet betalen. Zou dat de illegale kap niet in de hand werken? Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt hoe een burger of een bedrijf komt te weten wat hij moet betalen? Dat lijkt onduidelijk te zijn, omdat de som wordt opgemaakt op het moment dat duidelijk is welke werkzaamheden moeten worden verricht. De bedoeling is dat mensen van te voren weten waar ze aan toe zijn. Dhr. Stevens (ChristenUnie) begrijpt dat de hoogte van de tarieven op basis van het IPO leges model worden voorgesteld en neemt aan dat dit kostendekkende tarieven moeten zijn. Bouwleges worden echter afhankelijk gesteld van de omvang van projecten in de zin dat bij dure projecten er meer aan leges moet worden betaald. Dan zou het kunnen dat de leges hoger zijn dan de kosten. Is het IPOvoorstel met een bepaald maximum dan niet beter? Gesteld wordt dat in dat geval te veel met gemeenten wordt geconcurreerd, want zij kunnen zelfs wel € 10 miljoen vragen, terwijl hier een maximum van € 0,5 miljoen geldt. Als concurrentie met gemeenten moet worden vermeden, zal dat maximum moeten stijgen. Als de kosten bij de provincie 20 maal lager zijn, wijkt men dan niet massaal uit naar de provincie? Gaat de provincie tussen twee uitersten zitten, terwijl zij zo concurrentie niet uitsluit en evenmin het doel dient dat slechts de kosten worden gedekt? Mw. Mansveld (PvdA) vraagt naar de evaluatie na een jaar en hoe ontwikkelingen in andere provincies worden bijgehouden in dat eerste jaar. Er kunnen namelijk excessieve verschillen ontstaan. In de Eemshaven zal veel worden gebouwd en dat is een afwijkende regio. Wordt er dan gekeken naar een vergelijkbare regio, bijvoorbeeld de Maasvlakte? Dit om een vergelijkingsgrond te hebben voor mogelijke wijzigingen. Hoe wordt hiermee omgegaan en hoe wordt eventueel aangepast? Dhr. Moorlag (gedeputeerde) gaat in op de vraag naar illegale kap als een tarief van € 285 wordt gehanteerd voor een vergunning. Voor de kostendekkendheid en de arbeidsintensiteit maakt het inderdaad niet uit of één boom wordt gekapt of tien bomen. Misschien dat dit punt meegenomen moet worden bij de vergelijking met andere provincies, want het is uiteraard niet de bedoeling dat burgers illegaal gaan kappen.
15
Uitgangspunt van deze tarieventabel is kostendekkendheid. Dat betekent hier een forse nivellering. Dat betekent ook dat de torenhoge leges voor bijvoorbeeld de bouw van elektriciteitscentrales fors naar beneden gaan. Of men zich bij verschillende loketten kan melden, is een vraag die bij de evaluatie zeker meegenomen moet worden. Datzelfde geldt ook voor de vraag hoe leges zich in het land ontwikkelen. De gedeputeerde stelt voor om op de onderscheiden drie punten monitoring uit te voeren en dat bij de evaluatie mee te nemen. Onduidelijk is of het kapgedrag in een jaar duidelijk vastgesteld kan worden, maar voor de andere twee punten is het reëel en valide om nader onderzoek te doen en dat over een jaar aan PS te rapporteren. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) neemt aan dat dit om grote vergunningen gaat voor grote bedrijven en dat particulieren hier verder geen rol spelen. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) beaamt dit. De voorzitter concludeert dat het stuk als B-stuk naar de Staten gaat. 12.
Voordracht van GS betreffende een nieuw accountantscontract (nummer 24/2010)
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat de beantwoording van de accountants ten aanzien van de vragen over Blauwestad los staat van dit vraagstuk. De gemaakte opmerkingen zijn zodanig interessant dat hij ze wil meenemen in de voorstellen over grote projecten. De vraag is dan of de huisaccountant moet worden ingeschakeld of dat een andere externe accountant moet worden gecontracteerd. De voorzitter concludeert dat er verder geen opmerkingen worden gemaakt en dat het stuk als B-stuk naar de Staten gaat. 13.
Brief van GS van 22 juni 2010, nr. 2010-30.933/24/A.14, FC betreffende evaluatie van het Rapport Professionalisering subsidierelaties
Mw. Waal (VVD) begrijpt dat meer maatwerk wordt toegepast en dat is prima. Echter, de indeling in primair, secundair en tertiair is in een aantal gevallen lastig. De eis tot het overleggen van een controleverklaring wordt opgelegd bij € 50.000 in plaats van bij € 25.000. Wat gebeurt er als die controleverklaring er niet komt? Dhr. Sangers (SP) vraagt of, als sprake is van een wettelijke taak, deze sowieso valt in de categorie ‘primair’. Wordt het bedrag waarboven een accountantsverklaring overlegd moet worden, geïndexeerd? In het geval van organisaties met een subsidieomvang van 25% dan wel 50% van het totaal is het RPS niet van toepassing. Tegelijkertijd wordt dat criterium ook gebruikt in het wegingsmodel bij het bepalen van de sterren. Is hier sprake van dubbelop hanteren van criteria? Zo ja, hoe realistisch is dat? Dhr. Stevens (ChristenUnie) meldt dat de fractie van de ChristenUnie het ermee eens is dat het systeem wordt vereenvoudigd en dat maatwerk wordt toegepast. De criteria primair, secondair en tertiair wordt hierbij niet zo van belang geacht. Het gaat om de financiële deugdelijkheid en of het belastinggeld correct wordt uitgegeven. Dat moet altijd gebeuren los van de indeling in taken. Dhr. Stevens beveelt aan dit criterium weg te halen en andere criteria te gebruiken om de zaak te vereenvoudigen. Bovendien vraagt hij zich af of de voorgestelde criteria niet discriminerend werken. De vraag is voorts of niet meer aandacht uit moet gaan naar het beoogde effect. Ziet het College mogelijkheden om na te gaan of de subsidies die zijn uitgekeerd, het beoogde doel hebben ondersteund? Dhr. Bultje (PvdA) deelt de bedenkingen van de vorige spreker ten aanzien van de gehanteerde criteria. Geld moet altijd goed besteed worden ongeacht of het een primair, secundair of tertiair doel is. Als er maatwerk wordt gepleegd, in hoeverre worden de Staten daarover geïnformeerd? Per verbetervoorstel wordt een afweging gemaakt van het risico. In hoeverre is naar het totaal gekeken, naar de stapeling van risico’s?
16
Dhr. Moorlag (gedeputeerde) merkt op dat dit een zaak is van voortdurende zorg en aandacht. Het streven van het College is om een optimum te bereiken met betrekking tot controle en toezicht. Maatwerk. Periodiek wordt gerapporteerd. In de rapportage zal aandacht worden gegeven aan maatwerk. Maatschappelijk effect. Daarin voorziet dit systeem niet. Het gaat puur om de financiële relaties met de instellingen en niet om de weging van de prestaties en het maatschappelijk effect. Dat laatste is eigenlijk een politieke vraag en periodiek komt die vraag aan de orde. Bijvoorbeeld bij de Cultuurnota, of de Agenda Sociaal Beleid. Daar wordt politiek afgewogen of ermee wordt doorgegaan of dat wordt gestopt. Dat dient separaat van dit verhaal te worden bezien. De criteria primair, secundair en tertiair. Het gaat niet slechts om de rechtmatigheidsvraag, maar ook om een continuïteitsvraag. Dat vormt de rechtvaardiging van het gemaakt onderscheid. Wat gebeurt er als geen accountantsverklaring wordt ontvangen. Voldaan moet worden aan de subsidievoorwaarden. Als dat niet gebeurt, staan een aantal instrumenten ter beschikking om nakoming af te dwingen, zoals uiteindelijk het intrekken van de subsidie. Professionalisering. Een aantal organisaties hebben een zodanige omvang dat een verdergaande professionalisering van de financiële verhouding moeilijker is te realiseren. Dat vergt overleg en getracht wordt een optimum te vinden. Organisaties die een loopje nemen met de regels, merken dat uiteindelijk. Indexering van de grens van € 25.000. Eens in de zoveel jaar zal bekeken moet worden of dat bedrag bijstelling behoeft, maar indexering ligt hier niet voor de hand. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) wijst op een andere link met de provinciale financiën. Als dit voorstel wordt omarmd, worden instellingen aangeduid als primair, secundair of tertiair. Bijvoorbeeld het Nationaal Rijtuigenmuseum. Wat betekent dit als over kortingen op culturele instellingen wordt gesproken? Is dit niet al een voortraject naar bezuinigingen? Als dat zo is, dient beoordeeld te worden of deze lijst wordt geaccepteerd. Dhr. Stevens (ChristenUnie) is het eens met dhr. Moorlag dat het uiteindelijke een politieke vraag is of bepaalde subsidies al dan niet verstrekt moeten worden, maar nu ontbreekt het de provincie aan iets om te beoordelen of de subsidie aan de realisering van de doelstelling heeft bijgedragen. De vraag is hoe de Staten hierin geholpen kunnen worden. Misschien minder financiële controle, maar meer controle ten aanzien van het effect. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) gaat eerst in op de laatste vraag. Het staat organisaties niet vrij te kiezen aangaande de prestaties die ze moeten leveren. Doorgaans wordt dat tevoren goed geformuleerd en dat geschiedt ook in het provinciaal beleid. De gesubsidieerde instellingen rapporteren aan de provincie en brengen een jaarverslag uit. Er wordt verder regelmatig gecommuniceerd met de instellingen. Er is ook inhoudelijk toezicht of datgene gebeurt waartoe de subsidie is gegeven. In de politiek is het verleidelijk om iets in je schild mee te voeren, maar hier is dat uitdrukkelijk niet de bedoeling. Er wordt niet voorgesorteerd op een bezuinigingsoperatie. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat de gehanteerde criteria gekoppeld worden aan de bijdrage die de instelling levert aan de provinciale beleidsdoelstellingen. De betrokken ambtenaren zouden daarop verder kunnen borduren. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) ontkent dat de indeling als instrument voor later beleid wordt gebruikt. Aan de andere kant zal een instelling die wettelijke taken uitvoert eerder buiten schot blijven (want daarop wordt maximaal 5% bezuinigd) dan een organisatie die uit autonomen middelen wordt gefinancierd. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat de Staten eigenlijk de verplichting hebben om een uitspraak te doen of de indeling van een instelling volgens de aangegeven criteria iets zegt over het belang van de instelling voor het beleid van de provincie. Daarover moet nog worden nagedacht. De voorzitter constateert dat het stuk als C-stuk naar de Staten geleid kan worden.
17
14.
Brief van GS van 29 juni 2010, nr. 2010-38.262/26/A.27, FC betreffende evaluatie normeringsystematiek Gemeente en Provinciefonds Brief van GS van 6 juli 2010, nr. 2010-39.826/27/A.39, FC betreffende schriftelijke ronde standpuntbepaling normeringsystematiek GF en PF
Dhr. Luitjens (VVD) merkt op dat de huidige systematiek de meest werkzame lijkt te zijn. Dat was de stand van zaken vóór 6 juli 2010. Toen is de betreffende reactie naar het IPO gegaan. Dhr. Luitjens neemt aan dat de discussie nu stil staat. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt bevestigend. Het kabinet is demissionair. Niet duidelijk is welke taken gedecentraliseerd worden, bijvoorbeeld naar de gemeenten. De vraag is dan of accressen trendmatig met de rijksuitgaven moeten worden verhoogd of dat gekeken moet worden naar de reële kostenstijging. Voor vergrijsde gemeenten maakt dat groot verschil. Dhr. Luitjens (VVD) vermoedt dat deze discussie begin 2011 weer tevoorschijn komt. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt wederom bevestigend. Dhr. Sangers (SP) merkt op dat bij de taken van de provincie een financiering hoort op basis van kosten. De SP kiest dan ten principale voor variant 3. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) meldt dat de GroenLinks-fractie zich goed kan vinden in de brief van het College aan het IPO-bestuur. De voorzitter concludeert dat het stuk als C-stuk naar de Staten kan worden verstuurd. 15.
Brief van het IPO van 5 juli 2010, kenmerk BE 03564/2010 betreffende Evaluatie IPO (zaaknr: 265334)
Mw. Mansveld (PvdA) meldt dat een evaluatie van het IPO zal worden uitgevoerd door een extern bureau onder leiding van dhr. Meijdam. Zij heeft gesuggereerd dat de stakeholders daarvoor ook uitgenodigd zouden moeten worden en in ieder geval de AV met de 12 Provinciale Staten als achterban. Daartoe is vanuit de AV een commissie gevormd waarin veel leden uit Noord-Holland zitting hebben, terwijl boven Zwolle mw. Mansveld de enige is. Er worden drie vragen gesteld: Wat wordt van het IPO verwacht? Hoe wordt de wijze waarop dit wordt uitgevoerd, gewaardeerd? Hoe kan dit in de toekomst anders en beter? Aanstaande maandag vindt het gesprek plaats over de evaluatie met de externe commissie. Deze commissie spreekt met alle Colleges. Het was niet mogelijk om met alle Staten te spreken. Dhr. Van den Berg (voorzitter GS) meldt dat het gesprek van de commissie met het College inmiddels heeft plaatsgevonden. De voorzitter vraagt of deze commissie mw. Mansveld een boodschap mee wil geven. Dhr. Sangers (SP) heeft een punt m.b.t. de vraagstelling van de evaluatie. Deze is gericht op de vraag hoe het anders en beter kan, maar de vraag daaraan vooraf is of het IPO wel moet doorgaan, m.a.w. is er bestaansrecht voor het IPO? Mw. Mansveld (PvdA) vraagt of dhr. Sangers wil dat zij dit meeneemt en tevens of het stellen van de vraag gelijk het antwoord daarop is. Dhr. Sangers (SP) antwoordt dat hij graag zou willen dat mw. Mansveld dit meeneemt. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) brengt naar voren dat het IPO geen wettelijke taak is en het antwoord heeft de SP dan al gegeven. De voorzitter wenst mw. Mansveld veel succes met de discussie.
18
16.
Sluiting.
De voorzitter dankt iedereen hartelijk voor de geleverde inbreng en sluit de vergadering om 20.30 uur.
19
Toezeggingenlijst commissie B&F (Bijgewerkt tot en met de vergadering van 22 september 2010) Datum
Onderwerp
Streefdatum
1.
21/01/2009 (p. 8 en 12)
Managementcontract Beheer Wegen en Kanalen De Staten ontvangen een tussenbalans m.b.t. het Managementcontract
eind 2010
Portefeuillehouder Jager
2.
10/06/09 (p.26 verslag)
Voordracht wijziging bestuursstructuur Groningen Seaports (14/2009) De gedeputeerde zegt toe de (juridische) risico's van de bestuursstructuur te bekijken en daarop terug te komen. Door de ingestelde werkgroep wordt getracht om afsluitende besluitvorming eind 2009 of begin volgend jaar mogelijk te maken.
december 2010 of januari 2011
Gerritsen
3.
02/03/2010
uitvoering treasurystatuut en notitie second opinion vermogensbeheer De commissie wordt geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek in het kader van de verduurzaming van de portefeuille
augustus/september 2010
Moorlag
4.
26/05/2010
Voorjaarsnota een stukken bij VJN Verantwoording provinciaal veiligheidsbeleid. De Staten ontvangen een brief met de kern van de informatie uit de brief van 19 februari 2010 en de klantenbarometer 2009 van het Kennisplatform Verkeer en Vervoer.
de CdK heeft in de commissie van 22 september aangegeven dat de brief volgende week wordt verzonden.
CdK
5.
26/05/2010
Voorjaarsnota en stukken bij VJN Verslag Toezicht gemeenten: Evaluatie pilots Brabant en Limburg. Gedeputeerde zegt toe dat de commissie wordt geïnformeerd over de pilots zodra er informatie beschikbaar is.
Toezegging blijft staan in afwachting van initiatieven van het nieuwe kabinet
Slager
6.
26/05/2010
Voorjaarsnota en stukken bij VJN Governance. Gedeputeerde Moorlag zegt toe dat een overzicht wordt verstrekt van de organisaties waarin de provincie deelneemt. hierbij wordt tevens vermeld wat de bijzondere aandeelhoudersbevoegdheden zijn en hoe commissarissen worden benoemd.
Voor januari 2011
Moorlag
7.
22/09/2010
Programmabegroting 2011 Gedeputeerde Moorlag zegt toe dat er een scan wordt uitgevoerd naar de gevolgen van prinsjesdag voor de provinciale begroting
voor 6 oktober (binnen 2 weken na 22 september 2010)
Moorlag
20
8.
22/09/2010
9.
22/09/2010
10
22/09/2010
Programmabegroting 2011 Tabel risico-inschatting nog specifieker? (p. 170 prog begroting) Gedeputeerde Moorlag zegt toe bij de bespreking van het rapport minimale weerstandscapaciteit dit punt mee te nemen Programmabegroting 2011 Gedeputeerde Slager zegt toe dat een overzicht wordt verstrekt van projecten uit het Energie-akkoord die vanwege de kabinetsformatie zijn vertraagd Programmabegroting 2011 Discussie met de belastingdienst over het BTW-compensatiefonds. Gedeputeerde Moorlag zegt toe dat zodra de bedragen bekend zijn, deze worden gerapporteerd bij de IB of per brief.
Februari 2011
Moorlag
op korte termijn
Jager
Moorlag
21
Bijlagen bij het verslag Bijlage 1 Kosten die gemoeid zijn met de Plaza uit Basisrenovatie+ De versobering van het project Renovatie + heeft tot gevolg dat het wijzigen van de huidige indeling/gebouwstructuur niet doorgaat, de bestaande indeling blijft gehandhaafd. Om toch te kunnen inspelen op de bestaande behoefte aan diverse verschillende soorten werk- en overlegplekken, wordt een Plaza gecreëerd dat multifunctioneel en daarmee flexibel in te zetten is. De kosten die hiermee gemoeid zijn bedragen ruim 1 miljoen euro.
---------------------------------------------Bijlage 2 Inzet van krimpgelden De door het Kabinet toegezegde 14.75 mln komen eind dit jaar beschikbaar. De gemeenten stellen momenteel in het kader van de voorbereiding van het Woon- en Leefbaarheidsplan Eemsdelta een investeringsprogramma op om in 2011 een start met de uitvoering te kunnen maken. -----------------------------------------------------Bijlage 3 Criteria voor de krimpgelden Op basis van de GS-brief d.d. 18 mei 2010 hebben PS de criteria besproken op 23 juni 2010. Op basis van de inbreng van PS en van de bestuurlijk overleg met de maatschappelijke partners worden de criteria waar nodig aangepast en nader ingevuld. Wij zijn voornemens in uw commissie van 1 december en in de PS-vergadering van 15 december de bijgestelde criteria aan u voor te leggen samen met het Actieplan Bevolkingsdaling. ----------------------------------------------------Bijlage 4 Nadere informatie inzake de procedure en de financiering van het Provinciaal Herstructureringsprogramma t.b.v. de Commissie B&F Het uitgifteritme van het PHP is op dit moment nog niet exact aan te geven. De gemeenten hebben tot 1 november 2011 de tijd om hun Masterplannen bij de provincie in te dienen. In deze Masterplannen wordt de gehele aanpak, planning, kosten en financiering vermeld. We verwachten dat de gemeenten in de loop van volgend jaar met hun voorstellen komen. Met enkele gemeenten worden momenteel inhoudelijke verkenningen gevoerd over concrete projecten. Zo spoedig mogelijk nadat de Masterplannen door de gemeenten zijn ingediend en door ons beoordeeld, zullen wij u informeren over de planning van de projecten en het bijbehorend uitgavenritme. Hierna wordt een inhoudelijke toelichting gegeven op de procedure en de financiering van het Provinciaal Herstructureringsprogramma. 1 Projecten In overleg met de regio's is voor het Provinciaal Herstructureringsprogramma een prioriteitenlijst opgesteld. Deze lijst bestaat uit elf projecten. De gemeenten moeten hiervoor voor 1 november 2011 plannen indienen. Op basis hiervan kan worden beoordeeld of projecten gerealiseerd kunnen worden. Mochten er projecten niet doorgaan dan hebben wij daarvoor een reservelijst opgenomen in het PHP met mogelijke andere projecten. Daarmee is het dus mogelijk om, indien noodzakelijk, andere projecten te honoreren dan de elf van de prioriteitenlijst. 2. Niveau cofinanciering Wij gaan er vanuit dat de cofinancieringbijdrage maximaal 20 - 25% van de subsidiabele kosten zal bedragen. (Dit percentage is vergelijkbaar met revitaliseringprojecten die in het verleden zijn gesubsidieerd ) Dit betekent in relatie tot de totale kosten van een project dat de cofinanciering niet hoger zal uitkomen dan ca. 15%. De subsidiabele kosten bestaan uit kosten voor: aankoop noodzakelijke grond, aankoop van gebouwen en overig onroerend goed, sloop-, bouw, en verbouwwerkzaamheden, de
22
aanleg van infrastructuur, de aanleg van civiel- en milieutechnische werken, de aanleg van projectgebonden riolering, afwatering en nutsvoorzieningen, externe advieskosten, personeelskosten etcetera. Alleen kosten die aantoonbaar en onlosmakelijk met het project temaken hebben kunnen subsidiabel worden verklaard. De toegekende subsidie is een maximaal bedrag. Als bij vaststelling blijkt dat de kosten hoger uit zijn gevallen zal de vastgestelde subsidie niet hoger zijn dan de bij aanvang van het project toegekende subsidie. 3. Procedure In principe streven wij ernaar om de projecten van de gehele prioriteitenlijst te realiseren. Wanneer de vraag naar cofinanciering groter is dan het budget zullen de projecten in overleg met de gemeenten (inhoudelijk) worden aangepast. Wanneer projecten niet door gaan (om welke reden dan ook) dan zullen wij ons beraden of de projecten die wel doorgaan dan relatief en absoluut gezien een hogere cofinancieringbijdrage kunnen ontvangen of dat wij projecten die buiten de prioriteitenlijst vallen, zullen honoreren. 4 Op volgorde binnenkomst Zoals hierboven al vermeld geven wij voorkeur aan de projecten van de prioritaire lijst. Wij verwachten dat deze elf projecten van de prioritaire lijst het cofinancieringbudget volledig nodig hebben voor een goede uitvoering. Indien er onverhoopt te weinig projecten zijn ingediend (dit wordt pas duidelijk op 1 november 2011) dan zullen wij een nieuwe tender voor de reservelijst uitschrijven. Op dit moment zien wij geen enkele reden hier bij voorbaat al vanuit te moeten gaan; 5 Financieringsbronnen gemeenten De gemeenten zullen, als eigenaar van de gronden, de projecten voor het grootste deel moeten financieren. In 2009 hebben de Commissie Noordanus en Commissie Jorritsma voorzetten gegeven hoe herstructureringsprojecten door gemeenten kunnen worden gefinancierd. Deze commissies hebben aandacht besteed aan instrumenten als directe gronduitgifte, verhoging grondprijzen en verevening. De opbrengsten uit deze instrumenten worden door gemeenten al dan niet in een speciaal daarvoor gevormd herstructureringsfonds of -voorzieningen gestopt. Gronduitgifte De opbrengsten uit de behaalde ruimtewinst worden ingezet ter dekking van de kosten van het herstructureringsproject Verhoging grondprijzen In de gehele gemeente worden de grondprijzen voor bedrijfskavels verhoogd. De meeropbrengsten die hieruit voortvloeien worden ingezet ter dekking van de kosten van de herstructurering. Verevening Alle overschotten van andere projecten (kunnen ook regionale projecten zijn in samenwerking met andere gemeenten) worden ingezet voor de dekking van de kosten van de herstructurering. Per project / situatie wordt bekeken of dit instrument inzetbaar is. Cofinanciering bedrijfsleven Een laatste bron is cofinanciering door het bedrijfsleven. De eerder genoemde twee commissies hebben hier al voorzetten voor gegeven. Met name is het advies meer te doen met 'verzakelijking van de bedrijventerreinmarkt'. Hieronder wordt verstaan dat door PPS-constructies of andere samenwerkingsverbanden marktpartijen direct betrokken zijn bij bedrijventerreinontwikkeling. In onze provincie wordt hier op diverse locaties al mee 'geëxperimenteerd' (bijvoorbeeld De Gouden Driehoek bij Zuidbroek (samenwerkingsverband tussen Dura Vermeer en gemeente Menterwolde) en Bedrijvenpark Stadskanaal (samenwerkingsverband tussen TCNSIG en gemeente Stadskanaal) en Mercurius Businesspark te Stadskanaal (volledig beheerd en geëxploiteerd door TCNSIG). Verder zijn er bewegingen gaande in bepaalde regio's om te komen tot een Regionale Ontwikkelingsbank (al dan niet met marktpartijen of de NOM). Een goed voorbeeld van deze laatste is Groningen Seaports. In ieder geval moge duidelijk zijn dat deze ontwikkelingen er op zijn gericht het financiële risico bij meerdere partijen te leggen. De inbreng van marktpartijen moet er voor zorgen dat de kennis inzake vastgoed en grondexploitatie optimaal wordt benut. --------------------------------------------------
23