Agenda Bestuurlijk REO stadsregio Rotterdam Vergadering 19 april Datum: donderdag 19 april 2012 Plaats: kamer 2.07 bij de stadsregio Rotterdam, Minervahuis 1, Meent 106 Tijd: 10.00 u.- 12.00 u. 1.
Opening en vaststelling agenda (10.00 u.)
2. 2b.
Mededelingen (10.05 u.) Ter kennisname √ Ter kennisname: Notitie stand van zaken Topsectorenbeleid, incl. 4 bijlagen √ Ter kennisname: Notitie Prisma Lansingerland √ Ter kennisname: Kantorenbericht 2012 (wordt uitgedeeld)
3. Verslag van de vergadering van 9 februari 2012 (10.15 u.) Bijgevoegd: Het desbetreffende (concept)-verslag Gevraagd: Vaststelling 4. Vervolg Arbeidsmarktconferentie (10.20 u.) Bijgevoegd : Imagoplan “(on)bekend maakt (on)bemind” Toelichting : In vervolg op de op 4 november 2011 georganiseerde conferentie `Help, de arbeidsmarkt verandert´ heeft de stadsregio de deelnemers aan deze conferentie uitgedaagd om met concrete hulpvragen te komen, waar de stadsregio dit jaar de betrokken ondernemers, het onderwijs en de overheid kan faciliteren om rondom een concrete casus daadwerkelijk met elkaar aan tafel gaan. Dit heeft geleid tot een drietal hulpvragen: 1. Imagoplan '(on)bekend) maakt (on)bemind' (KMR) 2. Arbeidsmigratie (VIA) 3. Koppeling Ruimtelijke en arbeidsmarktplanning (REAP) In de komende stuurgroepvergaderingen zal de uitwerking van deze hulpvragen regelmatig terugkomen. In deze stuurgroep zal Huub Kleinrouweler van KMR het imagoplan toelichten op basis waarvan de hieraan gerelateerde hulpvraag direct wordt neergelegd bij de gemeenten. Het imagoplan '(on)bekend maakt (on)bemind' is bijgevoegd. 5. Stand van zaken structuurvisie detailhandel (10.35 u.) Bijgevoegd : Verslag marktconsultatie Toelichting : Felix Wigman (BRO) geeft een korte presentatie over de laatste stand van zaken rondom de Structuurvisie detailhandel. Deze is ook besproken in de werkgroepen REO en Grootschalige Detailhandel, daar gemaakte opmerkingen zijn meegenomen. Bijgaand treft u het verslag van de marktconsultatie die in januari is gehouden. Gevraagd : Kennisnemen en reactie op de gepresenteerde discussiepunten. 6. Verkenning regionale ketensamenwerking Ondernemershuis Zuid (11.05 u.) Bijgevoegd : Notitie Dienstverlening aan Ondernemers in de stadsregio Rotterdam Toelichting : Als vervolg op de besluitvorming over actie 3 en 4 (ondernemersklimaat) in het REO van oktober 2011 is de opschaling van Ondernemershuis-Zuid en Steenworp nader verkend. Uit gesprekken met bedrijfscontactfunctionarissen van gemeenten blijkt een voorkeur voor dienstverlening dichtbij huis, vanuit de eigen gemeente. Er is weinig draagvlak voor een structuur op regioniveau (m.u.v. wellicht een vastgoeddatabase). Tegelijkertijd is deze dienstverlening per gemeente erg kwetsbaar en kan nadelig zijn voor het ondernemers(klimaat). Op termijn zou minimaal een stevig netwerk van gemeentelijke dienstverleners wenselijk zijn (kennisdeling, doorverwijzing, taakverdeling e.d.). We stellen voor dit onderwerp op dit moment even te laten rusten. Afhankelijk van de discussies rond de Metropoolregio en de ontwikkelingen rond de Kamer 1
Gevraagd
van Koophandel (Ondernemerspleinen) kan dit punt wellicht in een later stadium weer aan de orde komen. Wel zullen wij de best practices van gemeentelijke dienstverlening in beeld brengen en doorgaan met kennisuitwisseling tussen gemeenten. : Instemmen met deze lijn.
7. Stand van zaken Metropoolregio Rotterdam Den Haag (11.15 u.) Bijgevoegd : Concepttekst van de pijler Economie. Toelichting : Eind maart hebben alle pijlers hun teksten ingeleverd. Bijgevoegd de concepttekst van de pijler Economie. Op 4 april vond het Metropoolregiocongres plaats, waar de resultaten van alle pijlers gepresenteerd en besproken werden. Uiterlijk 17 april wordt het voorstel voor de programma’s en projecten en opzet van de Metropoolregio ter raadpleging toegezonden aan de gemeenteraden. Ter vergadering terugblik op het congres van 4 april en vooruitblik op het komende traject. 8. Resultaten 2011 en vooruitzichten 2012 RIA (11.25 u.) Toelichting : In het kader van het uitvoeringsprogramma Economie van de stadsregio is afgesproken dat het Rotterdam Investment Agency (RIA) 2 maal per jaar in de Stuurgroep REO een toelichting zal geven op de ambities en resultaten van het RIA. Één van de ambities is de regionalisering van het RIA. In dat verband heeft de gemeentye Capelle a/d IJssel een samenwerkingsovereenkomst gesloten met het RIA. Er zijn in 2011 24 internationale bedrijven binnengehaald die bij elkaar zorgden voor zo’n 900 nieuwe banen. De meeste nieuwe bedrijven komen uit China. Maar onder de nieuwkomers zit ook het grote Braziliaanse oliebedrijf Petrobas. Dat verhuisde vorig jaar zijn Europese hoofdkantoor van Londen naar Rotterdam. De ondernemingen zullen naar verwachting de komende jaren 55 miljoen euro in de stedelijke economie pompen. 9.
Rondvraag en sluiting (11.50 u.)
De volgende vergadering van het REO zal worden gehouden op: donderdag 14 juni 2012 van 10.00-12.00 u. bij de stadsregio Rotterdam, Minervahuis I aan de Meent 106
2
Advies aan de provincie over vestiging van kantoren op bedrijventerrein Prisma, Lansingerland. De kwestie De provincie Zuid-Holland heeft de stadsregio gevraagd te adviseren over de realisatie van 6000 m² kantoren op het bedrijventerrein Prisma te Lansingerland. Het betreft kantoren die horen bij het nieuwe distributiecentrum van de supermarktketen Hoogvliet. Het distributiecentrum wordt in twee fasen gerealiseerd en zal uiteindelijk 120.000 m² (!) bedragen. Vanwege de organisatie van het bedrijfsproces wil Hoogvliet de kantoren graag op het dak van het distributiecentrum vestigen. Overwegingen In principe staat het verzoek haaks op het regionaal kantorenbeleid. Echter:
• •
•
De kantoorfunctie is geïntegreerd in het bedrijfsproces. Daarom worden de kantoren op het dak van de loods gerealiseerd. De conclusie dat het derhalve om onzelfstandige kantoren gaat die niet op de markt komen als Hoogvliet vertrekt van Prisma is terecht. Dat het om meer dan in de verordening de toegestane 3000 m² gaat vinden wij gezien de (enorme) omvang van het distributiecentrum zonder meer te rechtvaardigen. Ook bij de gevraagde 6000 m² is de verhouding tussen kantoor en bedrijfsvloeropppervlak buitengewoon gunstig. Dat kan, met de Verordening Ruimte in de hand, ook heel anders uitpakken. Wanneer station BleiZo wordt gerealiseerd bevindt het distributiecentrum zich ineens (net) binnen de invloedsfeer van HOV.
Daarom is na overleg met de portefeuillehouder is besloten: • In te stemmen met een positief advies aan GS van Zuid-Holland over de vestiging van 6000 m² kantoren op bedrijventerrein Prisma ten behoeve van het distributiecentrum van supermarktketen Hoogvliet • GS te adviseren in hun besluit de suggestie te doen aan de gemeente en de bedrijven op Prisma aan de slag te gaan met bedrijfsvervoer. Met de vestiging van de Aldi en straks Hoogvliet lijkt er voldoende voeding aanwezig voor een dergelijke vorm van vervoer. De Verkeersonderneming kan bij het ontwikkelen van bedrijfsvervoer behulpzaam zijn Verdere procedure • De provincie is van bovenstaand advies van de stadsregio op de hoogte gesteld. • Ter kennisname agenderen in de Stuurgroep REO van 19 april aanstaande. Gevraagd: Ter kennisname
> Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA ’s-GRAVENHAGE
Directoraat-generaal Bedrijfsleven & Innovatie Directie Innovatie en Kennis Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 20 2594 AV Den Haag Postadres Postbus 20401 2500 EK Den Haag Factuuradres Postbus 16180 2500 BD Den Haag Overheidsidentificatienr 00000001003214369000 T 070 379 8911 (algemeen) www.rijksoverheid.nl/eleni
Datum Betreft
Bedrijvenbeleid in Uitvoering
Ons kenmerk DGBI-I&K / 12041416 Uw kenmerk 12033888 Bijlage(n) 8
Geachte voorzitter, Bijgaand vindt u, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, de minister en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de minister en de staatssecretaris van Financiën, de minister van Veiligheid en Justitie en de minister van Defensie, de brief “Bedrijvenbeleid in uitvoering”. Deze brief informeert uw Kamer over de innovatiecontracten en de human capitalagenda’s van de topsectoren en enkele andere thema’s van het bedrijvenbeleid. Als bijlage bij deze brief vindt u het ondertekende Nederlands kennis- en innovatiecontract, een overzicht per topsector inclusief doorsnijdende thema’s, de hoofdlijnennotitie biobased economy en de reacties op een aantal beleidsevaluaties (programmatische aanpak, Point One Boegbeeld, Innovatieprogramma Food & Nutrition, advies van de Commissie van Wijzen Kennis en Innovatie over de resultaten van de totale BSIK-impuls en WBSO) 1.
(w.g.)
drs. M.J.M. Verhagen Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
(w.g.)
drs. H. Zijlstra Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 32 637, nr. 31. Pagina 1 van 18
Directoraat-generaal Bedrijfsleven & Innovatie Directie Innovatie en Kennis Ons kenmerk DGBI-I&K / 12041416
1. Topsectoren maken werk van de kenniseconomie Op 16 januari jl. heeft de Tweede Kamer een eerste reactie op de voorstellen van de topsectoren voor innovatiecontracten en human capitalagenda’s ontvangen2. Inmiddels hebben ondernemers, onderzoekers en de overheid overeenstemming bereikt over de innovatiecontracten voor alle topsectoren en de doorsnijdende thema’s (ICT, biobased economy en nanotechnologie). Deze innovatiecontracten zijn het visitekaartje van de Nederlandse economie. Ondernemers, onderzoekers en overheid zetten gezamenlijk, ieder vanuit hun eigen rol, de beschikbare middelen voor kennis en innovatie gerichter in op de Nederlandse topsectoren, voortbouwend op wetenschappelijke excellentie en maatschappelijke innovatiebehoeften. In het overkoepelende Nederlandse Kennis en Innovatie Contract spreken de gezamenlijke partners af hun ambities en bijdragen aan de innovatiecontracten te realiseren in 2012 en 20133. Met deze uitvoeringsbrief wordt een belangrijke mijlpaal in het bedrijvenbeleid gemarkeerd. In deze economisch zware tijden blijft het van groot belang om te werken aan het verdienvermogen van onze economie. Dit is de kern van het bedrijvenbeleid, waarbij ondernemers, onderzoekers en de overheid gezamenlijk aan het stuur zitten en privaatpublieke samenwerking centraal staat. Fundamenteel, toegepast en praktijkgericht onderzoek en valorisatie zijn geen aparte werelden, maar versterken elkaar. Door bestaande publieke middelen voor kennis en innovatie via vraagsturing beter in te zetten op de economische en maatschappelijke uitdagingen zijn bedrijven bereid om substantieel te investeren in de kenniseconomie. Het gaat hier om ruim € 1,5 miljard in de innovatiecontracten, waarvan tenminste € 350 mln voor de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI's). Ook in Horizon 2020 wordt ingezet op het verbinden van publieke en private partijen, met een sterke nadruk op maatschappelijke uitdagingen en veel aandacht voor het mkb. De Commissie heeft voorgesteld voor de periode 2014-2020 € 80 miljard voor Horizon 2020 beschikbaar te stellen. Nederland behaalt momenteel een retour van 6,9% in het zevende kaderprogramma (KP7). Bij behoud van dit retour zouden Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven in 2012 en in 2013 per jaar circa € 600 mln uit KP7 toegezegd krijgen. Met de innovatiecontracten heeft Nederland een uitstekende uitgangspositie om de goede prestaties van Nederland bij Europese onderzoeksprogramma’s verder te versterken. Met de uitvoering van het bedrijvenbeleid wordt de voedingsbodem voor innovatief ondernemerschap, nieuwe producten, diensten en banen gecreëerd. We moeten de ingezette koers vasthouden. Dit is dé manier om sterker uit de crisis te komen. Belangrijkste acties uitvoeringsbrief bedrijvenbeleid: privaat commitment van ruim € 1,5 miljard in de innovatiecontracten, waarvan oplopend naar € 350 mln
voor privaatpublieke samenwerking in de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI's); de voor TKI’s aangekondigde RDA+ maatregel wordt vanaf 2013 vormgegeven via een generieke toeslag
(verwacht percentage zo’n 25%) op de financiële bijdrage van de private sector aan een TKI; een mkb-loket bij de TKI’s voor innovatieve mkb’ers in de topsectoren, gericht op kennisopbouw en
kennisverspreiding onder mkb’ers; het WBSO-plafond bedraagt vanaf 2013 € 12 mln en de eerste schijf wordt verlengd naar tenminste € 150.000;
2 3
Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 32 637, nr. 21. Het Nederlandse Kennis en Innovatie Contract is geen bindend contract in de juridische zin van het woord, maar afspraken waarin partijen hun
commitment ten aanzien van de innovatiecontracten vastleggen. Pagina 2 van 18
Directoraat-generaal Bedrijfsleven & Innovatie Directie Innovatie en Kennis Ons kenmerk DGBI-I&K / 12041416
intensieve samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven (waaronder voor iedere topsector een centrum
voor innovatief vakmanschap en center of expertise) en concentratie van het onderwijsaanbod op basis van de human capitalagenda's; een gezamenlijk offensief om tekorten aan bèta’s en technici aan te pakken; internationaliseringsoffensieven worden ingezet voor de topsectoren, met afspraken over één gezamenlijke
reisagenda; ook wordt het OS-instrumentarium aantrekkelijker gemaakt; samenwerking tussen topsectoren en regio's in de landsdelige actieagenda's met onder andere bijdragen aan Wetsus en Holst en financiering voor het innovatieve mkb.
Leeswijzer In het vervolg van deze brief wordt achtereenvolgens ingegaan op de innovatiecontracten (hoofdstuk 2), talent voor het bedrijfsleven (hoofdstuk 3), een aantal generieke aspecten van het bedrijvenbeleid (hoofdstuk 4) en monitoring en effectmeting (hoofdstuk 5). Bijlagen bij deze brief zijn het ondertekende Nederlands kennis- en innovatiecontract, een overzicht per topsector inclusief doorsnijdende thema’s, de hoofdlijnennotitie biobased economy en de reacties op een aantal beleidsevaluaties.
2. Innovatiecontracten Een sterk fundament onder de kenniseconomie… Via de innovatiecontracten geven bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid samen vorm aan hun activiteiten op de keten van fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek en valorisatie. Hiermee brengt het kabinet privaatpublieke samenwerking waar die hoort: in het hart van het kennissysteem. Sleutelwoorden zijn gezamenlijke programmering, mkb-betrokkenheid, aansluiting bij internationale netwerken, wetenschappelijke excellentie én impact. Het kabinet stapt af van tijdelijke buitenboordmotoren voor publiekprivate samenwerking met onzekere publieke financiering, zoals de via subsidies en FES-middelen gefinancierde innovatieprogramma’s. In plaats daarvan kiest het kabinet voor meer generieke instrumenten die direct aansluiten bij de middelen die bedrijven en kennisinstellingen zélf bereid zijn bij te dragen. Deze hervorming is in lijn met een aantal adviezen en beleidsevaluaties van de laatste jaren. Zo adviseerde de commissie Meijerink om de procedures voor FES-investeringen te stoppen, onder andere vanwege hoge uitvoeringskosten, onvoorspelbaarheid van de uitkomsten, wisselende thematieken en wijzigingen in de procedures. Andere adviezen roepen op tot meer synergie in het kennis- en innovatiedomein, met een sterkere vraagsturing, internationale aansluiting en betere monitoring en effectmeting. … met meer vraagsturing in de kennisinfrastructuur…. De innovatiecontracten geven richting aan de programmering van NWO, KNAW en de toegepaste instituten. De inzet voor de jaren 2012 en 2013 is qua thematiek en maatvoering geconcretiseerd. Het gaat er nu om de inzet uit te bouwen naar de jaren hierna. De innovatiecontracten zijn immers voortrollende agenda’s en het gaat bij kennisinvesteringen om meerjarig commitment. In dit licht geven NWO, KNAW en de toegepaste instituten in overleg met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) en de topteams voor 1 september 2012 een gefundeerd groeiperspectief voor hun inzet in 2015 en het pad daar naartoe. Dit vraagt om flexibiliteit en scherpe afwegingen binnen de totale begrotingen van deze Pagina 3 van 18
Directoraat-generaal Bedrijfsleven & Innovatie Directie Innovatie en Kennis Ons kenmerk DGBI-I&K / 12041416
instellingen. Hierbij zien het kabinet en de topteams ook het belang van ongebonden onderzoek, dat aan de basis staat voor innovaties op terreinen die we nu nog niet kunnen voorzien. De innovatiecontracten hebben dan ook betrekking op een beperkt deel van het onderzoek in Nederland; ook voor ongebonden onderzoek en gebieden buiten de topsectoren blijft ruimte. 4 Universitair onderzoek De innovatiecontracten vormen een belangrijke basis waarop universiteiten hun profielkeuze versterken en vormgeven. Inmiddels hebben de universiteiten aangegeven op welke sectoren zij willen inzetten, in lijn met de doelen van de strategische agenda hoger onderwijs, onderzoek en wetenschap. De komende maanden wordt deze inzet geconcretiseerd. De inzet van NWO in topsectoren geeft hierbij ook richting. Toegepast onderzoek De vraagsturing in de gouden driehoek zal de inhoudelijke agendering en programmering van TNO, DLO en de GTI’s in steeds grotere mate richten. Op dit moment hebben alle instituten hun eigen historisch gegroeide aansturings-mechanisme. Het kabinet zoekt naar een nieuwe balans tussen enerzijds het op peil houden van een solide toegepaste publieke kennisbasis, en anderzijds een inzet van mensen en middelen die minder gebaseerd is op het verleden en meer flexibel inspeelt op de vraag uit de topsectoren. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is dat er geen onbedoelde concurrentie optreedt tussen publieke instituten en private partijen. Het kabinet zal voor de zomer een visie uitbrengen op het toegepaste onderzoek. Praktijkgericht onderzoek in het HBO Het praktijkgerichte onderzoek dat hogescholen uitvoeren, verbindt onderwijs en werkgevers (waaronder mkb) en stimuleert de innovatie van de beroepspraktijk. Hogescholen maken in het kader van de prestatieafspraken keuzes voor het praktijkgerichte onderzoek. Het onderzoek aan de hogescholen bevindt zich in vergelijking met het onderzoek aan de universiteiten nog in een ontwikkelfase. Een belangrijk instrument voor praktijkgericht onderzoek is het RAAK-programma. De zwaartepunten uit het RAAK-programma zullen aansluiten op de topsectoren. Big data in Drenthe (DOME) ASTRON, toonaangevend onderzoeksinstituut voor radioastronomie, en IBM investeren in Dwingeloo in nieuwe mogelijkheden voor supersnel dataverkeer, opslag en bewerking van zeer grote hoeveelheden data over radioastronomie met een totale investeringswaarde van € 33 mln. Het aantal nieuwe arbeidsplaatsen wordt geschat op 35 (direct) en 200 tot 300 (indirect). Via een gebruikersplatform van mkb-bedrijven komt kennis beschikbaar voor toepassingen voor onder meer LifeSciences&Health, Water, Agrofood en Energie.
Europese partnerschappen Door deel te nemen aan Europese partnerschappen, zoals de Joint Technology Initiatives, de EUREKAclusters en Eurostars, krijgen Nederlandse partijen toegang tot excellente kennisnetwerken en wordt een hefboom gegenereerd op de inzet van middelen. Het kabinet heeft eerder dit jaar middelen (€ 20 mln verplichtingen) vrijgemaakt voor cofinanciering van Joint Technology Initiatives in 2013. Daar is nu € 4,5 mln (kas) voor 2013 aan toegevoegd. Het kabinet heeft inmiddels ook € 6 mln in 2012 en € 12 4
In antwoord op een kamervraag over het bedrijfslevenbeleid (TK 32 637, nr. 25, vraag 17) is aangegeven dat op dit moment ongeveer 90% van de publieke
middelen voor fundamenteel onderzoek niet vooraf gericht is op de innovatiecontracten. Daarbij moet wel worden bedacht dat universiteiten om NWO-geld binnen te halen zelf ook verplichtingen hebben voor inzet van middelen en dat universiteiten wordt gevraagd zich in hun instellingsplan ook te richten op de topsectoren. Pagina 4 van 18
Directoraat-generaal Bedrijfsleven & Innovatie Directie Innovatie en Kennis Ons kenmerk DGBI-I&K / 12041416
mln in 2013 vrijgemaakt voor de EUREKA-clusters in 2012 en 2013. Als Nederland wil blijven profiteren van Europese middelen, is cofinanciering ook in de komende jaren nodig. De innovatiecontracten zijn voor Nederland richtinggevend in de onderhandelingen over de aanpak van maatschappelijke uitdagingen en industriële technologieën in Horizon 2020. … en Topconsortia voor Kennis en Innovatie als kloppend hart … De Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI) vormen het kloppend hart van de innovatiecontracten. TKI’s zijn structurele verbanden waarin meerdere partijen samenwerken over de gehele kennisketen van fundamenteel en toegepast onderzoek tot valorisatie en innovatie. Met de TKI’s, die worden ingesteld door de topteams, krijgt de privaatpublieke samenwerking in de topsectoren structureel vorm. Het bestaansrecht van TKI’s wordt bepaald door het commitment (financieel en ‘in kind’) van de betrokken private en publieke partijen, inclusief mkb. Per topsector kunnen één of meerdere TKI’s bestaan, waarbij bundeling kan leiden tot meer slagkracht en synergievoordelen. Het mkb als aanjager van doorbraken Juist het innovatieve mkb is nodig voor valorisatie. Het mkb zorgt zelfstandig of in wisselwerking met grote bedrijven voor de doorbraken van morgen en is gebaat bij samenwerking en kennisdeling. Het kabinet stimuleert op verschillende manieren het mkb: De generieke innovatie-instrumenten zoals WBSO, RDA en het Innovatiefonds MKB+ zijn laagdrempelig,
transparant en hebben lage uitvoeringskosten; In lijn met de uitvoering van de motie Gesthuizen 5 is per 1 januari 2012 de ondergrens (de minimale
projectomvang) voor het Innovatiekrediet verlaagd van € 300.000 naar € 150.000; Mkb-loket bij de TKI’s. De komende maanden wordt uitgewerkt hoe Syntens, Technology Transfer Offices
(TTO’s) en andere intermediaire organisaties daarbij een rol kunnen spelen; Er worden ook prestatieafspraken met de TKI’s gemaakt, voor een goede betrokkenheid van het mkb bij de
programmering en uitvoering van het werkprogramma, maar ook ondersteuning bij de benutting van deze kennis; Bestaande regelingen, zoals de InnovatiePrestatieContracten (IPC’s), worden aangepast om samenwerking en
innovatie in het mkb te versterken en de toegang tot kennis voor het mkb gemakkelijker te maken. De IPC’s worden in 2012 al sterker op de topsectoren gericht. Vanaf 2013 zal het kabinet de IPC’s onder regie brengen van (het mkb-loket bij) de TKI’s, door (een deel van) het IPC-budget toe te delen op basis van de private bijdragen aan de TKI's. Mkb’ers in de topteams worden bij de verdere uitwerking van de IPC’s voor 2013 betrokken; In dit kader start in 2012 een pilot (€ 8 mln) voor de topsector Agrofood. De topsector zal o.a. een deel van de TKI-toeslag bestemmen voor mkb-valorisatie, dat het mkb(+) in staat stelt om met private en/of publieke kennisaanbieders samen te werken aan de ontwikkeling van kennis uit het TKI naar concepten en prototypes. De ervaringen van de pilot zullen gebruikt worden om tot een goed mkb-valorisatiepakket te komen voor alle topsectoren.
De TKI’s worden door de deelnemende partijen naar de specifieke kenmerken van de topsector vormgegeven, op basis van de volgende uitgangspunten. Een TKI: programmeert de kennisketen via een gezamenlijk opgesteld meerjarig werkprogramma; heeft minimaal 40 procent financiering van het bedrijfsleven; legt de verbinding met internationale netwerken en programma’s en is een speler van formaat met een jaarlijks werkprogramma van tenminste € 5 mln; 5
Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 33000-XIII, nr. 22. Pagina 5 van 18
Directoraat-generaal Bedrijfsleven & Innovatie Directie Innovatie en Kennis Ons kenmerk DGBI-I&K / 12041416
is professioneel en structureel georganiseerd via een consortium agreement en heeft rechtspersoonlijkheid. Bureaucratie wordt geminimaliseerd door het TKI bij voorkeur op te hangen aan een bestaande organisatie (hosting) en gebruik te maken van bestaande infrastructuren; zorgt voor maximale impact door kennisverspreiding en valorisatie, met speciale aandacht voor het innovatieve mkb via een mkb-loket; heeft een open karakter en bouwt waar relevant voort op bestaande samenwerkingsverbanden, zoals Technologische Topinstituten, voor zover deze commitment hebben van bedrijfsleven en publieke kennisinstellingen; en maakt heldere afspraken over intellectueel eigendom (IPR) en werkt binnen de geldende staatssteunkaders.
Het kabinet nodigt de topsectoren uit om, samen met EL&I, voor 1 september 2012 concrete voorstellen te doen voor de verdere vormgeving, structuur en werkwijze van de TKI’s. … gevoed door private en publieke bijdragen … Het blijkt dat het bedrijfsleven volop bereid is te investeren; de private financiële bijdragen aan TKI’s lopen naar verwachting op naar € 350 mln in 2013. Hier komen de middelen van NWO (richting € 100 mln in 2015) en bijvoorbeeld de regio’s bij. De Rijksoverheid stimuleert deze privaatpublieke samenwerkingsvorm via de TKI-toeslag (zie onder). Zo komt naar schatting ruim € 500 mln aan cash middelen beschikbaar voor de activiteiten van TKI’s. Daarnaast zijn er de ‘in kind’ bijdragen van bedrijven, toegepaste kennisinstituten, universiteiten en hogescholen. De gewenste synergie en samenhang in de privaatpublieke kennisinfrastructuur is dus geen papieren exercitie, maar krijgt via de TKI’s concreet en tastbaar vorm. De kabinetsdoelstelling van het topsectorenbeleid (€ 500 mln in TKI’s) komt hiermee binnen handbereik. Voor de inzet van middelen in TKI’s maken de betrokken partners gezamenlijk afspraken over de inhoud, focus, werkwijze en uitvoering. NWO kan bijvoorbeeld onderzoekslijnen van een TKI financieren door thematische ‘calls’ voor aio-onderzoek uit te schrijven. Daarnaast brengen andere publieke en private partijen onderzoekscapaciteit in een TKI. TKI toeslag Niet alleen de deelnemers aan een TKI, maar alle partijen in een topsector profiteren van een excellente privaatpublieke kennisinfrastructuur. Om die reden heeft het kabinet eerder aangegeven de financiële bijdrage van bedrijven aan een TKI te willen bevorderen via een generieke aftrek in de VpB (RDA+). Nadere consultatie heeft geleerd dat vormgeving via de VpB ingewikkeld, voor bedrijven weinig transparant en in sommige gevallen niet effectief is. Ook heeft de beoogde fiscale vormgeving relatief hoge uitvoeringskosten. Met inachtneming van het generieke karakter van de regeling kiest het kabinet ervoor de RDA+ vorm te geven via een toeslag: de TKI-toeslag. Deze toeslag wordt niet door bedrijven noch door kennisinstellingen afzonderlijk aangevraagd, maar door het TKI. Het TKI krijgt de toeslag ook uitgekeerd. De toeslag is een generiek vormgegeven instrument: uitsluitend de omvang van de private cash bijdrage aan het TKI bepaalt de hoogte van de toeslag. Het beoogde toeslagpercentage is 25%. Een TKI gebruikt de toeslag samen met de andere bijdragen voor activiteiten in het werkprogramma over de gehele keten, bijvoorbeeld voor aio onderzoek bij universiteiten, toegepast onderzoek of valorisatie. … waaraan ook decentrale overheden volop bijdragen …
Pagina 6 van 18
Directoraat-generaal Bedrijfsleven & Innovatie Directie Innovatie en Kennis Ons kenmerk DGBI-I&K / 12041416
De decentrale overheden dragen volop bij aan de topsectoren. De vijf landsdelige actieagenda’s (Noord, Oost, Noordvleugel, Zuidwestvleugel, Zuid) richten zich op concrete (financiële) ondersteuning van de agenda’s van de topteams en op generieke thema’s als acquisitie en promotie, financiering, human capital, valorisatie/mkb en ruimtelijke condities. In januari 2012 heeft de minister van EL&I in bestuurlijke overleggen afspraken gemaakt met de decentrale overheden over de landsdelige agenda’s. Dit leidt tot een aantal bijdragen aan de innovatiecontracten, zoals de ondersteuning van Wetsus voor vier jaar uit de te decentraliseren Rijks ZZL-middelen (Noord) en de regionale cofinanciering voor het Holst Centre (Zuid). Andere concrete afspraken zijn één gezamenlijke strategische reisagenda, waarin de bedrijvenmissies van regionale en landelijke overheid op elkaar zijn afgestemd. Ook wordt op 11 april aanstaande door het NFIA een convenant met acht decentrale acquisitiepartners (waaronder de regionale ontwikkelingsmaatschappijen) afgesloten over gezamenlijke werving- en promotie-inspanningen in het buitenland en begeleiding van buitenlandse bedrijven. Bijdragen van decentrale overheden op basis van de landsdelige actieagenda’s Noord-Nederland: Financiering van het instituut Wetsus: akkoord met bijdrage van € 4,75 mln per jaar
gedurende de komende vier jaar uit voor de regio geoormerkte ZZL-middelen op de rijksbegroting , alsmede een investering in de valorisatieomgeving van € 13 mln (Water); investeringen in Healthy Ageing (Life sciences & health), bijdrage van provincie Drenthe (€ 5 mln) aan boegbeeldproject DOME (HTSM). Ontwikkeling van de Energy Academy; Oost-Nederland: Investeringen Overijssel, Enschede, Hengelo in gebiedsontwikkeling rondom Kennispark
Twente (€ 200 mln) (HTSM, Chemie), bijdrage provincie Gelderland aan nationaal Agrofood-fonds en kennisontwikkeling en valorisatie op het gebied van Agrofood; Zuid-Nederland: eenmalige bijdrage ter ondersteuning van het Holst Centre voor de komende vier jaar van €
10 mln (cumulatief) en de intentie voor nogmaals € 10 mln (HTSM). Ontwikkeling van campussen (zoals LSP Oss, High Tech Automotive Campus, TU Eindhoven en Chemelot/Maastricht Health Campus). Bijdragen aan mkb-innovatiefondsen Limburg Ventures 2 en LSP Oss (Chemie en Life Sciences). Bijdrage aan TKI Smart Design Solutions (Creatief). Projecten en fondsen voor duurzame energie (Solliance, electrisch rijden, smart grid). Investeringen in Greenport Venlo (Tuinbouw en Agrofood). Internationale scholen in Eindhoven en Breda; Zuidwestvleugel: Het verder uitbouwen van het Dutch Institute World Class Maintenance en de
Kanaalzone/Maintenance Value Park Terneuzen; de ontwikkeling van campussen als Gate2 Aerospace en Green Chemistry Bergen op Zoom (HTSM en Chemie) en Biotech Delft (Life Sciences & Health). De provincie Noord-Brabant investeert in Dinalog (Logistiek). Inzet van de gemeente Den Haag t.b.v. Den Haag internationale stad van vrede en veiligheid (hoofdkantoren en HTSM). Rijk en regio pakken samen de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt in de topsector Water op, o.a. met de ontwikkeling van Delta Maritiem. Gezamenlijke inzet vanuit de regio voor de Biobased Economy van ongeveer € 50 mln, zoals in Rotterdam als biobased hub; Noordvleugel: diverse initiatieven als Immuno Valley en Pontes Medical, gericht op het uitbouwen en verankeren van de valorisatie-infrastructuur op het gebied van life sciences (Life Sciences & Health), onder meer circa € 20 mln voor diverse projecten gericht op de uitbouw van regionale infrastructuur van shared facilities, platforms en events op het gebied van gaming en (nieuwe) media (Creatief), evenals onder meer het project Seamless Connections (Logisitiek).
Pagina 7 van 18
Directoraat-generaal Bedrijfsleven & Innovatie Directie Innovatie en Kennis Ons kenmerk DGBI-I&K / 12041416
De landsdelige actieagenda’s hebben een voortrollend karakter. Twee keer per jaar wordt de voortgang van de agenda’s besproken met de landsdelen. De eerstvolgende bespreking vindt na de zomer van 2012 plaats. … en kansen voor duurzaamheid worden verzilverd. De motie Koppejan/Dijksma6 verzoekt om in de innovatiecontracten expliciet te belichten hoe deze bijdragen aan duurzaamheid. De topsectoren zien veel kansen om excellente wetenschap, economische bedrijvigheid en maatschappelijke vraagstukken te koppelen. Voor sectoren als Chemie, Agrofood en Tuinbouw&Uitgangsmaterialen is duurzaamheid een harde randvoorwaarde om te kunnen blijven concurreren. Voor de overige sectoren zijn maatschappelijke vraagstukken een logisch onderdeel van het businessdomein waar veelal ook de grootste groeimogelijkheden liggen. De meeste innovatiecontracten dragen bij aan verduurzaming, doordat de beoogde innovaties duurzame vernieuwing in de waardeketen van topsectoren mogelijk maken. TU Delft ontwikkelt samen met bedrijven bioproeffabriek BE-Basic is een internationaal publiek privaatpartnerschap met steun van de Nederlandse overheid. Het consortium wordt getrokken door de TU Delft en heeft 29 partners, ongeveer 50/50 verdeeld tussen de industrie en kennisinstellingen. BE-Basic heeft een R&D-budget van circa € 120 mln en ontwikkelt volledig nieuwe kennis en productiemethoden voor een biobased economy, en realiseert onder meer een unieke Bioprocess Pilot Faciliteit waarin bedrijven en kennisinstellingen uit de gehele wereld hun nieuwe biobased productieprocessen uitproberen.
Via ‘green deals’ wil het kabinet samen met de topsectoren afspraken maken om kansrijke groene initiatieven verder van de grond te trekken. In juni 2012 zal het kabinet een tweede pakket green deals presenteren waarin de verbreding van energie naar de thema’s grondstoffen, biodiversiteit, water en mobiliteit duidelijk gestalte krijgt en waarin een aantal knelpunten met een bredere horizontale werking naar voren komt.
3. Talent voor het bedrijfsleven Human capitalagenda’s Op 31 december 2011 heeft iedere topsector een human capitalagenda opgeleverd. Het kabinet is verheugd te zien dat in de human capitalagenda’s de ambitie centraal staat om leerlingen beter op te leiden én op te leiden voor die beroepen waar de arbeidsmarkt om vraagt, en om het bestaande personeelsbestand optimaal te benutten. In de human capitalagenda’s wordt daarom niet alleen aandacht besteed aan het verbeteren van de aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt, maar ook aan een leven lang leren en sociale innovatie. In de bijlage vindt u een samenvatting van de kernpunten van iedere human capitalagenda en een korte reactie daarop van het kabinet. In alle human capitalagenda’s worden voorstellen gedaan voor het verbeteren van de organisatiegraad van werkgevers uit de topsectoren, juist ten aanzien van het onderwijs. Daardoor kunnen de ambities uit de human capitalagenda’s worden gerealiseerd en komt er betere vraagarticulatie tot stand. Daarbij wordt voortgebouwd en/of aangesloten op al bestaande sectorale en regionale structuren. De uitdaging is nu om in de komende periode de samenwerking met 6
Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 33000-XIII, nr. 27. Pagina 8 van 18
Directoraat-generaal Bedrijfsleven & Innovatie Directie Innovatie en Kennis Ons kenmerk DGBI-I&K / 12041416
onderwijsinstellingen verder uit te bouwen. Dit vergt zowel vanuit het bedrijfsleven als vanuit het onderwijs een stevig commitment. Organisatie van werkgevers in de topsector Water In de topsector Water wordt een landelijk human capital netwerk gevormd, waarin de werkgevers uit de watersector samenwerken om in de toekomstige arbeidsvraag te voorzien. Vanuit deze arbeidsmarktvraag leggen de werkgevers de verbinding naar de kennis- en opleidingsinfrastructuur. Vervolgens helpen werkgevers een aantal geselecteerde onderwijsinstellingen bij de ontwikkeling van onderwijsprogramma’s op verschillende thema’s. De basis hiervoor is reeds gelegd in samenwerkingsverbanden als de Dutch Delta Academy (deltatechnologie), het Centre of Expertise Watertechnology en Wetsus (watertechnologie) en bij de opleidingsclusters in Rotterdam en Leeuwarden en Sneek voor maritieme techniek (maritieme technologie).
Zoals het kabinet heeft aangekondigd, komt in iedere topsector minimaal één Centrum voor Innovatief Vakmanschap (mbo) en minimaal één Center of Expertise (hbo). Voor de totstandkoming van centra is nauwe samenwerking tussen instelling en bedrijf in onderwijs, onderzoek en kennisbenutting noodzakelijk. De behoefte vanuit het bedrijfsleven is bepalend bij de vormgeving. De topsectoren hebben via de human capitalagenda’s en innovatiecontracten aangegeven wat hun wensen en behoeftes zijn wat betreft de keuzes en zwaartepuntvorming van het onderwijsaanbod. Door deze vraagarticulatie, gecombineerd met de benodigde stevige private investering, vervullen de topsectoren een sleutelrol bij de vraag waar en met wie de centra en centers worden vormgegeven. Gelet op het specifieke belang voor innovatie en productiviteit kan per centrum worden bezien of en hoe ICT in het curriculum wordt opgenomen. Voor de centra in het mbo wordt door het Platform Bètatechniek een aparte tender georganiseerd. Bedrijven uit de topsectoren kunnen hiervoor samen met door hen gekozen onderwijsinstellingen sinds 20 maart jl. voorstellen doen. Een vertegenwoordiger van ieder van de topsectoren zal bij de selectie van de te honoreren voorstellen worden betrokken. Van de bestaande hogeronderwijsbekostiging wordt 2% selectief toegekend op basis van voorstellen voor strategische keuzes, profilering en zwaartepuntvorming, voor zowel het hbo als voor de universiteiten. Onderwijsinstellingen moeten uiterlijk op 5 mei 2012 aangeven welke zwaartepunten en welk profiel ze kiezen. In het hoger beroepsonderwijs kunnen instellingen –samen met bedrijven uit de topsectoren- als onderdeel van hun profilering ook plannen voor een Center of Expertise indienen. Als onderdeel van het profileringsbudget is circa € 20 mln per jaar beschikbaar voor zwaartepuntvorming, zoals de Centers of Expertise. De voorstellen van alle onderwijsinstellingen in hbo en wo worden vervolgens door een Review Commissie getoetst, onder andere op de mate waarin deze aansluiten op de innovatiecontracten en de human capitalagenda’s. De staatssecretaris van OCW, en de minister van EL&I voor het groene onderwijs, maken op 15 september 2012 de verdeling van het budget bekend. Het uitgangspunt bij het topsectorenbeleid is een veel intensievere publiekprivate samenwerking op het gebied van de samenhangende domeinen kennis, innovatie en onderwijs. De inzet is dan ook dat er onder regie van de topteams maximale verbinding gaat ontstaan tussen de TKI’s en de centra en centers. Masterplan Bèta en Technologie
Pagina 9 van 18
Directoraat-generaal Bedrijfsleven & Innovatie Directie Innovatie en Kennis Ons kenmerk DGBI-I&K / 12041416
Door de topsectoren is een gezamenlijk masterplan Bèta en Technologie opgesteld. Dit masterplan is op 13 februari jl. onder leiding van het boegbeeld van de sector Chemie, de heer Willems, aan de minister van EL&I aangeboden. Het masterplan bevat de acties die de topsectoren samen willen oppakken om verwachte tekorten aan vakkrachten in bèta en techniek terug te dringen. De ministers van EL&I, van OCW en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de staatssecretaris van OCW komen op 16 april 2012 met een gezamenlijke reactie op het masterplan. In deze reactie wordt beschreven hoe het kabinet meer goed opgeleide vakkrachten naar de technische sectoren wil trekken. Daarvoor wordt onder meer ingezet op: uitbreiding van vernieuwende, aansprekende vormen van technisch onderwijs als de TechMavo en het Vakcollege; meer vakspecialisten voor klas; sterkere betrokkenheid van het bedrijfsleven bij de ontwikkeling van nieuwe opleidingen, waaronder professionele masters en Associate degree’s (Ad). Vanuit de topsectoren zijn onder meer Ad-programma’s op de terreinen Mechatronica, Maintenance, Luchtvaart en Automotive opgenomen in een top-25 van Ad’s die worden ontwikkeld; herordening van het opleidingenaanbod in het middelbaar en hoger onderwijs in samenspraak met het bedrijfsleven. Maar de tekorten zijn niet alleen terug te dringen door het bevorderen van de instroom van nieuwe werknemers. Het is ook van belang is om het werken in de techniek aantrekkelijker te maken. Bedrijven moeten maatregelen nemen die ervoor zorgen dat werknemers langer en productiever kunnen doorwerken en die de topsectoren aantrekkelijker maken, zoals sociale innovatie, digitale vaardigheden en de op-, bij- en omscholing van zij-instromers en werknemers. Daarbij moet aandacht zijn voor het perspectief van de student/werknemer en voor een multidisciplinaire benadering van onderwijs en van concrete functies in bedrijven. Sociale innovatie in de topsectoren Voor de topsectoren is ook sociale innovatie een belangrijk thema. Het kabinet onderneemt de volgende acties om werkgevers en werknemers te helpen bij sociale innovatie: De "Sociale Innovatie Expeditie” voor topsectoren zorgt voor vergroting van de zichtbaarheid van effectieve
sociale innovaties ter versterking van arbeidsproductiviteit en innovatievermogen. Maatwerk per bedrijf is belangrijk; TNO, Syntens en NWO zetten een samenwerkingsverband op, waarin fundamentele kennis over sociale innovatie wordt verbonden met de toepassing in de praktijk. Hierbij wordt aangesloten op het initiatief van NWO voor de Sociale Infrastructuur Agenda.
Internationale kenniswerkers Het kabinet onderzoekt of het huidige regime voor verstrekking van de tewerkstellingsvergunning voor de kennisindustrie versoepeld kan worden. Daarbij wordt een oplossing gezocht voor Nederlandse kennisbedrijven die te maken hebben met werknemers van buitenlandse klanten die voor een afgebakende periode over komen om bijvoorbeeld de voortgang van de productie te controleren, te leren werken met het product of leren het product te onderhouden.
4. Ruim baan voor ondernemers Van kennis en kunde naar kassa … Pagina 10 van 18
Directoraat-generaal Bedrijfsleven & Innovatie Directie Innovatie en Kennis Ons kenmerk DGBI-I&K / 12041416
De afgelopen jaren is al veel verbeterd in het vertalen van hoogwaardige kennis naar nieuwe producten, diensten en processen, nieuwe bedrijvigheid en maatschappelijke meerwaarde. Zo is er meer aandacht in het onderwijs voor ondernemerschap en ondernemendheid, zijn bij diverse universiteiten Centers of Entrepreneurship ingericht en is het Valorisatieprogramma van start gegaan. Ook de Strategische Agenda Hoger Onderwijs zet sterk in op ondernemerschap en benutting van kennis. Wat betreft het percentage starters loopt Nederland momenteel zelfs voorop in Europa 7. De kunst is juist ook door te stoten in het percentage snel groeiende innovatieve ondernemingen. … met financiering voor innovatie … Het Innovatiefonds MKB+, waaruit innovatieve bedrijven risicokapitaal en leningen kunnen verkrijgen, is per 1 januari 2012 van start gegaan. Met dit fonds is voor de komende jaren € 500 mln budget beschikbaar om een impuls te geven aan de beschikbaarheid van voldoende investeringskapitaal voor deze ondernemingen. Zij zullen deze financieringen terugbetalen als hun investering succesvol is. Met de financiering die terugkomt, worden weer andere ondernemers geholpen. Met de uitvoering van de motie Schaart8 wordt gezorgd dat dit fonds een generieke toegang met veel ruimte voor het MKB en nieuwe partijen heeft. Innovaties van vliegtuigsimulatoren tot nieuw biologisch hoornvlies Met het Innovatiefonds MKB+ stimuleren we ondernemers om hun innovatietraject van kennis naar kassa te brengen. SIM industries, een voormalige innovatieve start-up die vliegtuigsimulatoren ontwikkelt en produceert, heeft mede door een innovatiekrediet vanuit het Innovatiefonds MKB+ door kunnen groeien naar een winstgevende onderneming met 150 werknemers. Het innovatiekrediet is recent terugbetaald aan de overheid en deze financiering kan worden doorgegeven aan Aeon Astron Europe. Deze jonge onderneming wil vanuit het BioScience-park in Leiden de wereldmarkt veroveren met een uniek geproduceerd biologisch menselijk hoornvlies op basis van visschubben.
EL&I werkt aan een initiatief om de toegang tot financiering via het Innovatiefonds MKB+ te versterken voor snelgroeiende ondernemingen. Het initiëren van dit Innovatiefonds MKB+ heeft al tot veel nieuwe initiatieven voor risicokapitaalfondsen geleid. In nauwe samenwerking met de Provincie Gelderland en in afstemming met de topsector Agrofood wordt bijvoorbeeld gewerkt aan een Agrofood-investeringsfonds. Verschillende private investeerders en ondernemingen zullen hierin te participeren. … en fiscale ondersteuning … De belangrijkste conclusie uit de WBSO-evaluatie over de periode 2006-2010 is dat hij doet wat hij beoogt: de private loonuitgaven aan speur- en ontwikkelingswerk (S&O) bevorderen. Daarnaast draagt de WBSO bij aan de verbetering van de kwaliteit van S&O in Nederland en is deze gunstig voor het vestigingsklimaat. De evaluatie geeft handvatten die gebruikt kunnen worden bij eventuele herschikking binnen het WBSO-budget (€ 723 mln in 2013) om daarmee de doeltreffendheid en doelmatigheid van de regeling te bevorderen. Het kabinet is voornemens om op basis van de evaluatie: De beoogde verlaging van het plafond in de WBSO, nu € 14 mln, te beperken en het plafond vanaf 2013 vast te stellen op € 12 mln met het oog op de WBSO als vestigingsplaatsfactor voor R&Dbedrijven; 7 8
Zie bijvoorbeeld EIM (2011) Global Entrepreneurship Monitor 2010 The Netherlands Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 33000-XIII, nr. 16. Pagina 11 van 18
Directoraat-generaal Bedrijfsleven & Innovatie Directie Innovatie en Kennis Ons kenmerk DGBI-I&K / 12041416
De eerste schijf vanaf 2013 te verlengen naar ten minste € 150.000, met het oog op de sterke impact van deze maatregel op het S&O-niveau bij bedrijven, met name mkb; Ter dekking van deze verruimingen een aantal technische aanpassingen door te voeren. Daarnaast wordt, voor zover dat nodig is om de herschikking budgettair neutraal te houden, het effectieve WBSO-percentage gemaximeerd op 42% omdat de evaluatie uitwijst dat de effectiviteit van hogere percentages beperkter is.
Deze maatregelen worden ingevuld bij de besluitvorming over het Belastingplan 2013, met inachtneming van de in het Belastingplan 2012 beschreven budgetsystematiek. In de uitvoering zal bezien worden of op basis van de suggesties van gebruikers de aanvraagsystematiek verder verbeterd en aanvragen verder vereenvoudigd kunnen worden. Daarbij dient er rekening mee te worden gehouden dat de WBSO-uitvoering met ingang van dit jaar ook ziet op de uitvoering van de Research & Development Aftrek (RDA). In de communicatie over de WBSO zal bezien worden hoe meer aandacht gegeven kan worden aan het bereiken van bedrijven met minder dan 10 werknemers en de mogelijkheden voor bedrijven om WBSO-aanvragen zelf in te dienen. … minder en makkelijkere regels … Het kabinet pakt regeldruk domein- en (top)sectorgericht aan om knelpunten en belemmeringen in verschillende branches op te sporen op te lossen. Daarnaast wordt ingezet op een algemene aanpak die verlichting voor ondernemers moet brengen, zowel nationaal als in EU-verband. Het doel is (1) minder regels en merkbaar minder regeldruk en (2) meer gemak met regels, o.a. door het gebruik van ICT. Verschillende topteams hebben in hun adviezen de belangrijkste knelpunten en aandachtspunten op het gebied van regeldruk in hun topsector aangegeven. Daarop onderneemt het kabinet actie. Een paar voorbeelden: het kabinet heeft aan de Tweede Kamer een wetsvoorstel aangeboden waarmee de Crisis- en herstelwet voor onbepaalde tijd (was oorspronkelijk tot 1 januari 2014) wordt verlengd; het kabinet is gestart met een pilot over elektronische informatiedeling in de binnenvaart door verschillende toezichthouders, waarbij overheden gebruik maken van eenmalig aangeleverde elektronische berichten (Logistiek); stroomlijnen van procedures Loket gentherapie. CCMO, Bggo en COGEM hebben stappen gezet voor verbetering van onderlinge afstemming en samenwerking en het stroomlijnen en waar mogelijk verkorten van gentherapie-procedures (Life sciences & health). Voor de zomer ontvangt de Kamer een uitgebreide voortgangsrapportage over het terugdringen van de regeldruk. … focus op internationale kansen … Internationaliseringsoffensieven Begin april zullen de topsectoren hun “internationaliseringsoffensief” beginnen. Het gaat daarbij over de wijze waarop de topsectoren zich in het buitenland willen profileren, welke landen of regio’s voor hen prioriteit hebben en wat zij in die landen willen bereiken. Het kabinet zal in het tweede kwartaal van 2012 in nauw overleg met de topsectoren bezien welke rol de overheid heeft bij het waarmaken van de ambities. Internationale netwerken Om de topsectoren aan de wereldtop te houden is ook strategische bilaterale samenwerking met hoogtechnologische markten noodzakelijk. Het kabinet zet erop in de posten meer vraaggestuurd op
Pagina 12 van 18
Directoraat-generaal Bedrijfsleven & Innovatie Directie Innovatie en Kennis Ons kenmerk DGBI-I&K / 12041416
basis van de innovatiecontracten en de buitenlandagenda’s te laten werken. In de belangrijkste landen voor kennisintensieve samenwerking zullen onze ambassades, met in het bijzonder de innovatie-attachés en de landbouwraden, als vooruitgeschoven posten van de topsectoren gaan functioneren om de kennis- en innovatie-allianties met voor de topsectoren belangrijke clusters vorm te geven. Het netwerk van Innovatie Attachés wordt dit jaar uitgebreid naar Israël, Brazilië en Rusland. Hoofdkantoren Als follow-up van het advies van het topteam Hoofdkantoren gaat op 11 april 2012 de Regiegroep Acquisitie & Vestigingsklimaat, onder leiding van de minister van EL&I, van start. Deze richt zich op versterking van de nationale acquisitiestrategie en bewaking van het vestigingsklimaat. Verdere resultaten naar aanleiding van de agenda van het topteam Hoofdkantoren zijn: Op 9 februari jl. hebben het kabinet, de gemeente Amsterdam, de provincie Noord-Holland en de Stadsregio Amsterdam definitieve afspraken gemaakt over de scope en bijdragen voor het project Zuidasdok. Zo is er besloten om de A10 zuid te verbreden en te ondertunnelen en station Amsterdam Zuid uit te breiden. De verbetering van de infrastructuur en de kwaliteit van het stedelijk gebied (door ondertunneling van de A10) versterkt de Zuidas als internationale topvestigingslocatie voor hoofdkantoren vlakbij Schiphol; Op 1 januari 2012 is een pilot gestart waardoor kortverblijvende kennismigranten via een vereenvoudigde procedure hun tewerkstellingsvergunning kunnen aanvragen; Inmiddels zijn 16 CEO’s van buitenlandse bedrijven in Nederland bereid als referentie beschikbaar te zijn voor potentiële buitenlandse investeerders. Acquisitie van buitenlandse investeringen in 2011 In 2011 ondersteunde de NFIA 193 buitenlandse investeringsprojecten met een totale investeringswaarde van € 1,47 miljard. Deze projecten zullen op termijn 3.530 nieuwe arbeidsplaatsen opleveren. 21 % van de projecten betrof internationale hoofdkantooractiviteiten, 10% R&D activiteiten, grotendeels binnen de topsectoren.
Handelsmissies De topteams benadrukken het belang van economische diplomatie, effectieve promotie en Holland branding in het buitenland. Om de activiteiten van (decentrale) overheid, bedrijven en kennisinstellingen beter af te stemmen en daardoor als BV Nederland effectiever te kunnen opereren in het buitenland zal er met ingang van 2013 één gezamenlijke strategische reisagenda zijn. De eerste afspraken voor 2012 zijn al gemaakt: De staatssecretaris van EL&I gaat in april naar Zuid-Afrika met bedrijven uit de topsectoren Tuinbouw en uitgangsmaterialen en Logistiek; In mei reist de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met de topsector Life sciences & health naar India en is er een missie met de topsector Creatieve industrie naar Turkije; In juni gaat er een missie naar Zuid-Korea met de topsector Water. Tuinbouw en uitgangsmaterialen: overeenkomst met Beijing voor versproductie De gemeente Beijing, Wageningen University & Research centre en Greenport Holland International hebben een memorandum of understanding getekend. Beijing wil veel meer voedsel in en om de stad produceren om de 20 miljoen inwoners zelf van eten en drinken te voorzien. De gemeente Beijing heeft al middelen gereserveerd voor de kennis en kunde uit Nederland. De overeenkomst is het resultaat van jarenlange inspanningen en bouwt voort op relaties in de gouden driehoek inclusief een zeer actieve rol van het economische netwerk in China. Inmiddels heeft ook Shanghai interesse in een samenwerkingsverband. Pagina 13 van 18
Directoraat-generaal Bedrijfsleven & Innovatie Directie Innovatie en Kennis Ons kenmerk DGBI-I&K / 12041416
Ontwikkelingssamenwerking De ambitie van het bedrijvenbeleid is om economische sterktes meer en beter in te zetten voor ontwikkelingssamenwerking. Het ministerie van Buitenlandse Zaken zal samen met het ministerie van EL&I en het ministerie van VWS plannen voor de financiering van de topsector Life Sciences ontwikkelen, waarbij activiteiten gericht op seksuele gezondheid prioritaire financiering kunnen krijgen. Op 22 maart jl. is het nieuwe instrument voor publiekprivate partnerschappen (PPP) voor projecten op het gebied van water van start gegaan. Het nieuwe PPP-instrument voor voedselzekerheid/private sectorontwikkeling gaat op 11 april van start. Voor 2012 is € 110 mln beschikbaar voor meerjarige ondersteuning. Ook is het ORIO-instrument aangepast in lijn met het SER-advies van september 20119 om beter aan te sluiten bij het bedrijfsleven. De aanvraagprocedure is vereenvoudigd. Het is nu mogelijk om de aanbesteding vroeger in het traject te doen, waardoor de ontwikkelkracht van het bedrijfsleven beter tot zijn recht komt. Ook zijn de sectorbeperkingen per land losgelaten. … stimuleren van innovatie via inkopen. Innovatiegericht inkopen is een win-winsituatie: het bedrijfsleven krijgt de kans om creatieve en innovatieve producten te ontwikkelen en de overheid krijgt effectieve en efficiënte oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken. In het kader van de topsectorenaanpak is het programma ‘inkoop innovatie urgent’ gestart met acht thema’s. In overleg met vertegenwoordigers van de topsectoren starten in juni 2012 minimaal twee boegbeeldprojecten per thema. Dan zal ook het meeting point ‘inkoop duurzame innovaties’ voor vragen van de overheid naar en aanbod van duurzame innovaties gereed zijn. Innovatiegerichte inkoopprojecten vanuit de overheid Innovatieve, duurzame publieke led verlichting, de ‘verledding van Eindhoven’; De straat van de toekomst in Rotterdam, waar koplopende bedrijven hun innovaties testen en monitoren.
Denk aan slimme verkeersdrempels, nieuwe vormen van asfalt, duurzame bedekking van daken en beveiligingsschermen; Dynamisch verkeersmanagement van Rijkswaterstaat (o.a. pilot interface voertuig–wal communicatie en de
inkoop van coöperatieve module voor wegkantsystemen); Standaardisatie in de aanbesteding van natte kunstwerken, gebaseerd op innovaties, modulaire opbouw en
inkoop; Innovatiegerichte inkoop voor de zoet-zoutscheiding in de Krammersluizen.
5. Monitoring en effectmeting Monitoring van het bedrijvenbeleid Bij het meten van de effecten van het bedrijvenbeleid is gekozen voor een aanpak waarbij de indicatoren en streefwaarden een zo direct mogelijke relatie hebben met de beleidsinspanningen, sectoractiviteiten en de beleidsoutput. Dit gebeurt zowel bij de generieke instrumenten als voor de topsectoren. Immers, op de algemene beleidsdoelstellingen, zoals concurrentiekracht of innovatievermogen, zijn tal van factoren van invloed die met beleid nauwelijks te beïnvloeden zijn. Voorbeelden daarvan zijn conjunctuur, wereldhandel of de internationale financiële markten. Door 9
Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 32 605, nr. 56. Pagina 14 van 18
Directoraat-generaal Bedrijfsleven & Innovatie Directie Innovatie en Kennis Ons kenmerk DGBI-I&K / 12041416
bij effectmeting dicht bij de directe output van de beleidsinspanningen te blijven, ontstaat een beter zicht op de directe resultaten van het beleid. Monitoring topsectoren en Topconsortia In samenwerking met AgentschapNL, het CBS en het EIM wordt gewerkt aan een zogenoemde nulmeting voor de topsectoren, die naar verwachting in september/oktober beschikbaar komt. Deze nulmeting legt de basis voor de monitoring en voor de toekomstige evaluatie van het op de topsectoren gerichte beleid. Daarnaast worden in iedere topsector meetbare indicatoren en streefwaardes gekoppeld aan de doelen en ambities die de topteams hebben geformuleerd. In de sectoragenda’s, innovatiecontracten en human capitalagenda’s hebben de topteams acties opgenomen die zij ten uitvoer zullen brengen en waarvan zij de voortgang zullen monitoren. Het kabinet heeft zich ten doel gesteld om in 2015 € 500 miljoen aan publiek-private samenwerking tot stand te brengen, waarvan ten minste 40% uit private middelen afkomstig is. In de voortgangsrapportage zal onder meer aandacht zijn voor de inzet van private en publieke middelen naar thema en naar deelnemende organisatie. Effectmeting Om de effectiviteit van het bedrijvenbeleid beter inzichtelijk te krijgen is een externe expert werkgroep in het leven geroepen onder leiding van prof. dr. Jules Theeuwes. In deze werkgroep zitten ondermeer experts van het CPB, het CBS, de Algemene Rekenkamer (laatste als observerend lid) en uit de wetenschap. De werkgroep is in februari van dit jaar gestart en zal het kabinet concrete adviezen geven over evaluatiedesign - het werken met controlegroepen en nulmetingen – en over de indicatoren die gebruikt worden bij de monitoring van de voortgang van het bedrijvenbeleid. Het advies van de werkgroep wordt voor het zomerreces verwacht. De werkgroep voert zelf geen evaluaties uit, wel ondersteunt de werkgroep zo nodig de begeleiding van het evaluatieonderzoek. Transparantie Om de inzet van publieke middelen meer transparant te maken wil het kabinet, mede gelet op de motie Koppejan10 en naar aanleiding van het rapport Innovatiebeleid van de Algemene Rekenkamer, de inzet van innovatiemiddelen en (project)resultaten, zichtbaar maken, zodra de gegevens daarover beschikbaar zijn. Het uitgangspunt daarbij is dat dit niet leidt tot extra administratieve lasten. AgentschapNL bouwt met dit oogmerk een pilotwebsite, www.volginnovatie.nl, waarop resultaten van innovatiebeleid van 2010 en later worden getoond. De eerste versie van deze website zal in mei operationeel zijn.
10
Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 33000-XIII, nr. 25. Pagina 15 van 18
ONDERTEKENING NEDERLANDS KENNIS & INNOVATIE CONTRACT OP 2 APRIL 2012
NEDERLANDS KENNIS- EN INNOVATIE CONTRACT Op 4 februari 2011 heeft het Kabinet de brief ‘Naar de top: de hoofdlijnen van het nieuwe bedrijfslevenbeleid” naar de Tweede Kamer gestuurd met de contouren van het topsectorenbeleid. Naar aanleiding van deze brief zijn ondernemers, onderzoekers en overheid – de ‘Gouden Driehoek’ – in negen topteams met de opdracht aan de slag gegaan een ambitieuze actieagenda op te stellen voor de toekomst van hun sector. Deze actieagenda’s hebben betrekking op kennis en innovatie, onderwijs en scholing, buitenlandbeleid, sectorale randvoorwaarden (waaronder regeldruk) en duurzaamheid. Onderdeel van deze actieagenda’s is de uitdrukkelijke wens om voor de topsectoren- alsmede ICT en Bio-Based Economy – tot een ambitieuze kennis- en innovatieagenda te komen met als doel het Nederlandse kennis- en innovatiesysteem voor duurzame economische groei te versterken via een vergrote inzet op de negen topsectoren. Om genoemde ambitie te realiseren, is het van groot belang om het in Nederland aanwezige publieke onderzoek sterker te verbinden met het kennis- en innovatieintensieve bedrijfsleven in de negen topsectoren en, tegelijkertijd, de private investeringen in onderzoek en innovatie te vergroten. In deze kennis- en innovatieagenda's – vormgegeven in de op 15 maart 2012 ingediende Innovatiecontracten – geven bedrijven en kennisinstellingen hun inhoudelijke ambitie aan. Aansluitend hierop verwoorden de relevante spelers – bedrijven, kennisinstellingen én overheden hun inzet om gezamenlijk bij te dragen aan de geformuleerde inhoudelijke agenda’s en daarmee aan een excellente privaat-publieke kennisinfrastructuur voor de topsectoren van de Nederlandse economie. De inzet van de decentrale overheden voor deze nationale doelstelling van het topsectorenbeleid is vastgelegd in landsdelige actieagenda’s. Tegen deze achtergrond spreken de gezamenlijke partners uit de ‘Gouden Driehoek’ bij de topsectoren en ondertekenaars van dit Nederlandse Kennis- en Innovatie Contract af:
gezamenlijk te werken aan het versterken van onze concurrentiekracht en het oplossen van maatschappelijke uitdagingen; tot meer synergie en samenhang te komen in de Nederlandse kennisinfrastructuur zoals ten doel gesteld in het topsectorenbeleid; waar mogelijk en zinvol te gaan werken in privaat-publieke samenwerkingsverbanden op Europees, nationaal en regionaal niveau; de bijdragen in 2012 en 2013 aan de innovatiecontracten, alsmede voor ICT en Bio-Based Economy, zoals samengevat in de bijgevoegde overzichten te realiseren; onder regie van de topteams zorg te dragen voor de verdere uitwerking van de initiële innovatiecontracten wat betreft inhoud, focus, werkwijze en uitvoering, waarbij een vraaggestuurd en programmatisch karakter in combinatie met privaat-publieke verantwoordelijkheid bij de inzet middelen, selectie projecten, kernelementen zijn; onder regie van de topteams voor 1 september 2012 concrete voorstellen uit te werken voor de werkwijze van de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI's), uitgaande van flexibele, open constructies en daarbij ook verdere afspraken te maken over de manier waarop commitment voor de jaren 2014 en 2015 wordt gerealiseerd; de gemaakte afspraken in overeenstemming met de relevante wet- en regelgeving uit te voeren, in het bijzonder voor zover de afspraken vallen onder de werking van de Europese regels met betrekking tot aanbesteding, staatssteun en technische normen en voorschriften;
ONDERTEKENAARS NEDERLANDS KENNIS- EN INNOVATIE CONTRACT De ‘Gouden Driehoek’ bij de topsectoren AgroFood, Chemie, Creatieve Industrie, Energie, Hightech Systemen en Materialen, Life Sciences & Health, Logistiek, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen en Water, alsmede ICT en Bio-Based Economy. De Topsectoren
Boegbeeld topsector AgroFood drs. C.C. 't Hart
Boegbeeld topsector Chemie en Bio-based Economy ir. R. Willems
Boegbeeld topsector Creatieve Industrie mr. V. van der Chijs
Boegbeeld topsector Energie dr.ir. M.A.M. Boersma
Boegbeeld topsector Hightech Systemen en Materialen en Ambassadeur ICT ing. A.H. Lundqvist
Boegbeeld topsector Life Sciences & Health dr. R. van Leen
Boegbeeld topsector Logistiek drs. L.M. van Wijk
Boegbeeld topsector Tuinbouw en Uitgangsmaterialen drs. L.M.L.H.A. Hermans
Boegbeeld topsector Water drs. ing. J. Bout De publieke wetenschapsorganisaties en kennisinstellingen:
Voorzitter Algemeen Bestuur NWO prof. dr. J.J. Engelen
President KNAW prof. dr. R.H. Dijkgraaf
Voorzitter Federatie TO2 (TNO, DLO, ECN, NLR, Deltares en Marin) dr. T. Hooymans
Voorzitter VSNU dr. S.J. Noorda
Voorzitter HBO-raad mr. Th.C. de Graaf
Namens de Rijksoverheid:
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport drs. E.I. Schippers
De Minister van Infrastructuur en Milieu drs. M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu J.J. Atsma
De Minister van Defensie drs. J.S.J. Hillen
De Minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap drs. H. Zijlstra
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie drs. M.J.M. Verhagen
Financiers en financiering topsectoren 2012 en 2013 Inzet (x € 1,0 mln.) Topsector 1 T&U 2 Water 3 AGRO F 4 LSH 5 Chemie 5a BBE 6 Energie 7 HTSM, incl. nano 7a ICT 8 Logistiek 9 Creatief EL&I niet specifiek toegerekend OCW niet specifiek toegerekend NWO niet specifiek toegerekend TNO/NLR niet specifiek toegerekend Totaal (incl. niet specifiek toegerekend, excl. BBE)
PRIVAAT
1.788,24
563,58
Inzet (x € 1,0 mln.)
PRIVAAT
PUBLIEK Departementen **) 20,00 17,25 16,60 116,74 35,50 32,90 100,00 129,90 0,00 9,40 0,70 36,10 46,0
Topsector 1 T&U 2 Water 3 AGRO F 4 LSH 5 Chemie 5a BBE 6 Energie 7 HTSM, incl. nano 7a ICT 8 Logistiek 9 Creatief EL&I niet specifiek toegerekend OCW niet specifiek toegerekend NWO niet specifiek toegerekend TNO/NLR niet specifiek toegerekend Totaal (incl. niet specifiek toegerekend, excl. BBE) Toelichting
132,00 340,20 184,00 143,00 45,00 238,09 328,54 579,00 14,00 11,50 11,00
PUBLIEK Departementen *) 17,25 25,00 16,90 143,43 43,20 31,00 81,00 142,00 8,00 7,10 0,30 33,40 46,00
NWO 5,50 11,90 10,35 27,00 18,50 8,37 20,40 35,80 6,55 6,40 6,45
KNAW 1,50 0,00 0,00 18,70 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,00
TNO 0,99 1,59 11,07 5,66 4,16 2,05 6,80 26,90 5,20 1,69 1,10
Deltares 0,00 3,80 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
DLO 17,00 0,00 34,00 0,00 0,00 3,80 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
ECN 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 5,74 17,15 0,00 0,00 0,00 0,00
Marin 0,00 3,70 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
NLR 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,79 0,00 0,00 0,00
Regio 21,12 0,00 0,00 0,00 0,00 11,45 40,40 0,00 0,00 0,00 0,00
22,20
28,90 94,07
3,80
51,00
17,15
3,70
4,96 7,76
61,52
7,75
140,00 351,50 184,00 143,00 40,00 173,62 430,00 490,00 14,00 8,20 18,00
156,60
2013 NWO 5,50 11,90 10,35 27,00 18,50 8,37 20,40 35,80 6,55 6,40 6,45
KNAW 1,50 0,00 0,00 18,70 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,00
TNO 0,48 1,53 10,68 5,46 4,01 2,05 8,82 25,94 5,01 0,00 1,06
Deltares 0,00 5,50 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
DLO 17,00 0,00 34,00 0,00 0,00 3,79 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
ECN 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 5,78 16,40 0,00 0,00 0,00 0,00
Marin 0,00 3,70 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
NLR 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,79 0,00 0,00 0,00
Regio 20,00 0,00 0,00 0,00 0,00 9,92 8,50 5,00 0,00 0,00 0,00
22,20
28,82 91,80
5,50
51,00
16,40
3,70
4,57 7,36
33,50
7,75 1.818,70
528,19
2012 Totaal publiek 63,36 45,99 72,32 194,80 65,86 62,40 165,75 207,49 19,75 15,19 9,85 33,40 46,00 7,75 33,86 981,37
156,60
Totaal publiek 64,48 39,88 71,63 167,90 58,01 62,80 154,12 199,43 11,56 15,80 10,21 36,10 46,00 7,75 33,39 916,25
1. De tabel heeft betrekking op kasbedragen (departementen) en verplichtingen (private bijdragen, NWO, KNAW). De kasbedragen hebben deels betrekking op eerder aangegane verplichtingen. Bij VWS gaat het om kas van louter lopende verplichtingen. Een deel van de kasbedragen is gekoppeld aan instellingen (TNO, GTI's, DLO, een deel van de VWS-middelen). 2. De private bijdragen van de topsectoren zijn onderling moeilijk vergelijkbaar in verband met de aard van het commitment dat door de topsectoren is gepresenteerd. 3. De bijdragen van de publiek gefinancierde instituten voor toegepast onderzoek, TNO, Deltares, DLO, ECN, Marin en NLR, nemen door de taakstellingen af in de komende jaren. Daarom zijn nieuwe verschuivingen van hun bijdragen voor niet-topsectoren naar de topsectoren in de komende jaren nodig. 4. EL&I-niet specifiek betreft STW, Eureka en Eurostars. Niet opgenomen zijn de bedragen van de RDA, de TKI-toeslag en bestaande instrumenten als WBSO. 5. OCW-niet specifiek toegerekend betreft grootschalige onderzoeksinfrastructuur richting NWO en valorisatie via STW. 6. Het ministerie van V&J draagt in 2012 € 1 mln. bij aan de topsector HTSM. Dit bedrag wordt binnen de roadmap Security besteed aan het aandachtsgebied Cyber. 7. Het ministerie van Defensie stelt op basis van de bestaande onderzoeksprogrammering in totaal € 16 mln. beschikbaar voor de innovatiecontracten HTSM (security) en Water (slimme en schone schip). Over de definitieve inzet van vrijvallende middelen wordt door het ministerie van Defensie besloten op basis van concrete projectvoorstellen. 8. NWO: deze bedragen betreffen, conform de tabel in de Bedrijfslevenbrief van 13 september 2011, verplichtingenbedragen. Het betreft nieuwe verplichtingen, die voorlopig gelijk zijn verdeeld over 2012 en 2013. Naast de in bovenstaande tabel vermelde verplichtingen is er voor SIA (Sociale Infrastructuur Agenda) gemiddeld over 2012 en 2013 € 2,75 mln. per jaar. De uitvoeringskosten zijn gemiddeld € 5 mln. per jaar. De kasbetalingen van lopende (dus eerder dan in 2012 aangegane) verplichtingen aan topsectoren zijn ca. € 132 mln. in 2012 en ca. € 122 mln. in 2013 (zie bijlage). 9. Delen van de NWO-propositie (ca. € 75 mln.) worden gefinancierd door toegezegde dan wel verwachte bijdragen van EL&I (jaarlijks € 22 mln. via STW). Daarbij is er door NWO vanuit gegaan dat de bijdrage van EL&I aan STW ook na 2012 gehandhaafd blijft; hetzelfde geldt voor OCW (jaarlijks € 10 miljoen via STW) en VWS (in totaal ca. € 11 mln. via ZonMw). 10. TNO/GTI's en DLO: de bedragen voor 2013 zijn indicatief. Zie gearceerde gebied. De instituten zullen vóór 1 september 2012 een propositie doen voor 2013 in het kader van het toekomstperspectief t/m 2015. 11. TNO: het bedrag van TNO in 2013 en de onderliggende bedragen zijn gebaseerd op de bedragen van 2012, waarbij een correctie is toegepast omdat het totaalbudget van TNO terugloopt. In de propositie die TNO vóór 1 september 2012 voor 2013 zal maken zal onder meer meewegen in welke mate de topsectoren in 2012 er in slagen private cofinanciering voor TNO-onderzoek te realiseren. De bijdrage van TNO aan het Innovatiecontract Energie in 2012 is € 6,8 mln. Daarnaast steekt TNO nog € 2,35 mln. in CCS. Niet specifiek toegerekend is bij TNO Kennisoverdracht MKB, SBIR en KaVoT/ETP; dit slaat voor een groot deel neer in bij HTSM. 12. ECN: Van de bijdrage van ECN is € 0,65 mln voor het WMC (Wind Turbines Materials and Construction, een samenwerkingsverband van ECN en TUD). 13. NLR: Dit instituut levert € 2,8 mln. voor de roadmaps lucht- en ruimtevaart (en materialen) van HTSM. Daarnaast levert NLR een bijdrage van € 4,96 mln. in 2012 en € 4,57 mln. in 2013 (niet specifiek toegerekend) aan de topsectoren Logistiek en HTSM vanuit het NLR programma "Kennis als Vermogen". 14. Water: EL&I heeft een budget van € 1,5 mln. per jaar (2012 t/m 2014) aan de topsector Water toegezegd voor de speerpunten Leven met zout, Building with nature en Schone schepen. Dit budget komt ten goede aan de actieagenda van de topsector Water, maar kan als zodanig niet meegerekend worden voor matching van private kennisbudgetten binnen het innovatiecontract. Dit budget bestaat uit beleidsbudget gericht op de kennisagenda Natuur en Regio. 15. AGRO FOOD: Met ingang van 2013 wordt naast de departementale inzet een deel van de IPC's geoormerkt voor AGRO FOOD (1,5 mln. per jaar). 16. LSH: Van het privaat commitment is € 78 mln. nieuw. De inzet van privaat commitment is afhankelijk van voldoende publieke middelen, waaronder de TKI-toeslag. Naast de bijdrage van VWS aan LSH voor 2012 van € 103,85 mln. en € 82,85 mln. voor 2013 draagt VWS € 2,15 mln. bij in 2012 en in 2013 voor twee programma's via ZonMW. 17. Chemie: De private bijdragen voor 2012 en 2013 zijn in deze tabel door deze topsector gerelateerd aan de publieke proposities en daardoor veel lager dan de werkelijke ambities van deze topsector. Zowel voor 2012 als 2013 wordt € 2 mln. uit artikel 12 aan Chemie toegevoegd. Net als bij AGRO FOOD wordt met betrekking tot Chemie met ingang van 2013 naast de departementale inzet een deel van de IPC's geoormerkt voor Chemie (ca. € 1,5 mln. per jaar). 18. BBE: louter ter weergave. BBE is opgenomen in Chemie, Energie, AGRO FOOD en in T&U; de BBE-reeks zit niet in het totaal van deze tabellen. 19. Energie: Kasbedragen van oude en nieuwe verplichtingen. De besluitvorming in het Topteam Energie is gebaseerd op verplichtingenbedragen. De bijdrage vanuit EL&I op verplichtingenbasis bedraagt € 121 mln. in 2012 en € 90 mln. in 2013. 20. HTSM: exclusief € 8 mln. voor ICT ("ICT/PRIMA" voor 2012). Bij HTSM is bij EL&I voor Eureka-clusters en JTI's € 6 mln. opgenomen voor 2012 en € 16,5 mln. voor 2013. 21. ICT: EL&I heeft in 2012 een bedrag van € 8 miljoen gereserveerd als totaal voor de periode 2012-2014 (kasritme nog te bepalen). 22. Logistiek-TNO-NLR: De bedragen bij TNO en NLR hebben betrekking op het innovatiecontract Logistiek. Daarnaast besteden deze instituten middelen aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken rondom logistiek en mobiliteit. Dit gaat om de volgende bedragen: TNO: € 3,32 mln. (2012) en NLR: € 3,34 mln. (2012). Voor TNO en NLR geldt dat voor 2013 de onderverdeling tussen het innovatiecontract en de maatschappelijke vragen later dit jaar wordt vastgesteld. Daarom is het bedrag bij beide instituten in 2013 op nul gezet. Logistiek-NWO: in het bedrag van NWO (€ 6,4 mln.) zit een bedrag van € 2,45 mln. voor maatschappelijke vragen over mobiliteit en een bedrag van € 3,95 mln. ten behoeve van de roadmaps. 23. Formele verplichtingen ontstaan op het moment dat wederzijdse afspraken worden gemaakt over de verdere invulling van de innovatiecontracten.
*) Departementen 2012, x € 1,0 mln. Topsector 1 T&U 2 Water 3 AGRO F 4 LSH 5 Chemie 5a BBE 6 Energie 7 HTSM, incl. nano 7a ICT 8 Logistiek 9 Creatief Niet specifiek toegerekend Totaal (incl. niet specifiek toegerekend, excl. BBE)
Bedrag 17,25 18,40 16,90 39,00 43,20 31,00 81,00 128,00 8,00 4,60 0,30
Dep. EL&I EL&I EL&I EL&I EL&I EL&I EL&I EL&I EL&I EL&I EL&I
33,40 390,05
EL&I
Bedrag
Dep.
3,00
DEF
104,43
VWS
13,00
DEF
2,50
I&M
46,00 168,93
OCW
Bedrag
Dep.
3,60
I&M
1,00
V&J
Totaal 17,25 25,00 16,90 143,43 43,20 31,00 81,00 142,00 8,00 7,10 0,30 79,40 563,58
4,60
**) Departementen 2013, x € 1,0 mln. Topsector 1 T&U 2 Water 3 AGRO F 4 LSH 5 Chemie 5a BBE 6 Energie 7 HTSM, incl. nano 7a ICT 8 Logistiek 9 Creatief Niet specifiek toegerekend Totaal (incl. niet specifiek toegerekend, excl. BBE)
Bedrag 20,00 11,45 16,60 33,90 35,50 32,90 100,00 116,90
Dep. EL&I EL&I EL&I EL&I EL&I EL&I EL&I EL&I
4,90 0,70 36,10
EL&I EL&I EL&I
376,05
Bedrag
Dep.
3,00
DEF
82,84
VWS
13,00
DEF
4,50
I&M
46,00
OCW
149,34
Bedrag 2,80
2,80
Dep. I&M
Totaal 20,00 17,25 16,60 116,74 35,50 32,90 100,00 129,90 0,00 9,40 0,70 82,10 528,19
Overzicht van lopende NWO-investeringen (indicaties, op kasbasis, x € 1,0 mln.) in 2012-2013 in de negen topsectoren en het doorsnijdende thema ICT 2012 2013 Topsector PPS niet-PPS PPS niet-PPS 1 T&U 6,4 0,0 6,1 2 Water 9,6 1,3 9,6 3 AGRO F 7,1 2,1 6,0 4 LSH 17,1 2,8 15,3 5 Chemie 14,6 2,5 9,7 6 Energie 5,8 4,6 4,3 7 HTSM 35,5 0,0 35,5 7a ICT 0,3 8,0 0,3 8 Logistiek 0,4 1,0 0,4 9 Creatief 1,3 0,0 1,1 Totaal 109,9 22,3 99,7
Totaal 0,0 1,3 2,1 1,8 2,9 4,4 0,0 8,0 2,1 0,0 22,6
12,5 21,8 17,3 37,0 29,7 19,1 71,0 16,6 3,9 2,4 254,5
Besluitenlijst Landsdelig Bestuurlijk Overleg Zuidwestvleugel, 26 januari 2012 Aanwezig: dhr. Verhagen, dhr. Veldhuijzen, dhr. de Reu, dhr. Pauli, mevr. Baljeu, dhr. Kool, mevr. Burger, dhr. Waasdorp, dhr. Boersma, mevr. Visscher, dhr. Stalknecht, dhr. van Merriënboer, dhr. Nijhof, dhr. van Aken.
Samenstelling Zuidwestvleugel De Zuidwestvleugel is bestuurlijk een nieuw fenomeen. Is geen voorschot op bestuurlijke herindeling. Er liggen economisch gezien veel verbanden en potenties. Voortaan komt de Zuidwestvleugel in deze samenstelling naar het BO. Samenwerking met Vlaanderen De samenwerking moet zich ook richten op Vlaanderen. Het Rijk zal betrokken worden bij het vervolg op de RSD-conferentie over logistiek in Antwerpen van medio december. Topsectorenaanpak De topsectorenaanpak levert veel positieve dynamiek en energie op. De komende maanden wordt verder gewerkt aan de innovatiecontracten. De regio sluit daar op aan met bijvoorbeeld valorisatieinitiatieven. ESA-ESTEC ESA-ESTEC levert een belangrijke economische bijdrage aan de regio en is een essentieel onderdeel van de kennisinfrastructuur voor HTSM. Het Rijk wil met de provincie spreken over de gebiedsontwikkeling rond ESTEC. De provincie Zuid-Holland investeert daar al fors en ziet de financiering van ESA als Rijkstaak. Creatief in Rotterdam In de Zuidwestvleugel bestaan onder andere bij Rotterdam intenties om aan de slag te gaan met het Innovatiecontract (IC) voor creatief. EL&I spreekt daarover graag door met Rotterdam en andere partijen. Human Capital Agenda Maritiem De komende maanden werken bedrijfsleven en kennisinstellingen op landelijk niveau en in regionaal economische clusters de Human Capital Agenda’s (HCA) verder uit. Rijk en regio (Drechtsteden/Rotterdam en Zeeland) pakken samen de HCA op maritiem gebied aan. Regiegroep Acquisitie en Vestigingsbeleid Er wordt een regiegroep Acquisitie en Vestigingsklimaat ingesteld als motor achter een nationale acquisitiestrategie en versterking van het vestigingsklimaat. Minister Verhagen nodigt burgemeester Aboutaleb uit om zitting te nemen in die regiegroep. In onderling overleg bezien Den Haag, Rotterdam en EL&I de mogelijkheden voor wisselende invulling van het voorzitterschap van de Dutch Trade Board en het lidmaatschap van de regiegroep Acquisitie en Vestigingsbeleid. Rollende actieagenda Door de regio is op basis van de Economische Agenda voor de Zuidvleugel een rollende actieagenda opgesteld. Daarin staat aangegeven welke regionale projecten er per topsector worden gedaan. Vanuit de regio is al voor een kleine 100 miljoen euro geïnvesteerd. In Biobase is ongeveer 50 miljoen euro geïnvesteerd. De provincie Noord-Brabant investeert vooral in Maintenance, Logistiek Park Moerdijk, Biobase en Dinalog. Den Haag zet met name in op het thema veiligheid. Het komende half jaar gaan Rijk en regio gezamenlijk verkennen waar de beste mogelijkheden liggen om de kansen op het gebied van de topsectoren als chemie/bio base, logistiek, water en life sciences te verzilveren. Dit geschiedt door een concretiseringsslag van de Economische Agenda voor de Zuidvleugel met Zeeland en Noord-Brabant.
Getijdecentrale Zeeland/Zuid-Holland Een aanvraag voor een getijdecentrale-project in het kader van het Twee Zeeën-programma kon niet meer tijdig worden ingediend vanwege wisseling van de projectpartners. Omdat dit programma geen financiële middelen meer heeft, zal dit project bij een ander Interreg-programma worden ingediend. EL&I zal met een positieve grondhouding bezien of het gewijzigde project dan ook cofinanciering van het Rijk kan verkrijgen. Biobased De Zuidwestvleugel wil zich ontwikkelen tot het supercluster van Europa. Daartoe moet op het gebied van (Europese) regelgeving, onder andere op het gebied van de invoer van biomassa veel gebeuren. Minister Verhagen zet zich daarvoor in, samen met de Vlaamse MP, Peeters. Op 11 juni openen minister Verhagen en MP Peeters de faciliteiten van Bio Base Europe, die ook vanuit Interreg Vlaanderen-Nederland zijn ondersteund. De regio levert input voor dat bezoek aan minister Verhagen. Rijk en regio bezien samen of de pilot plants in Delft en Gent, die beide in ontwikkeling zijn op basis van financiering van bedrijfsleven, regio en Rijk, elkaar niet beconcurreren. Life Sciences Vanuit Bio Based ligt er vanuit de introductie van agroproducten ook een verbinding met farma en Life Sciences. Zo kunnen champignons vanwege de chitine gebruikt worden als grondstof voor medicijnen. De provincie Noord-Brabant beziet graag samen met EL&I waar de wet- en regelgeving daarvoor moet worden aangepast. Minister Verhagen heeft met minister Schippers gesproken over de voorlopige toekenning van medicijnen om in aanmerking te komen voor vergoedingen. Als vanuit het veld signalen komen dat wet- en regelgeving belemmerend werken, moet dit aan EL&I worden doorgegeven. Financiering/ROM In de Zuidvleugel is nooit een regionale ontwikkelingsmaatschappij (ROM) van de grond gekomen. EL&I is bereid om daarover mee te denken met de regio. Dit zou goed passen binnen de wens om te komen tot een landsdekkende structuur. Het initiatief moet vanuit de regio komen, evenals het overgrote deel van de benodigde middelen. Er kan ook geprofiteerd worden van de aanwezige kennis bij andere ROM’s, zoals de BOM in Noord-Brabant. Zeeland is al in gesprek met de BOM. Fondsvorming Op het terrein van fondsvorming spelen vele initiatieven. Het gevaar bestaat dat er teveel afzonderlijke fondsen ontstaan. Voor later stage-financiering komt een participatiefonds. Daarvoor wordt ook naar pensioenfondsen gekeken. Strategische reisagenda Inzet van het kabinet is om met de decentrale overheid via G5, VNG en IPO te komen tot een breed gedragen en ondersteunende strategische reisagenda. Alle betrokken partijen willen daarin meewerken. Convenant acquisitie Zeeuwse partijen zijn niet betrokken bij het convenant voor acquisitie. Ambtelijk zal worden verkend hoe andere partijen dan de huidige partners bij het convenant betrokken kunnen worden. DSM De besprekingen tussen Rijk en regio over een propositie aan DSM om toekomstige investeringen in Nederland te doen plaatsvinden zijn nog niet afgerond. De termijn om dat af te ronden is met een week verlengd. JESSICA De Stuurgroep Kansen voor West voor het Stedelijk programmadeel van Den Haag heeft positief geadviseerd over het subsidiëren van het (voor Nederland eerste) JESSICA-project (met daarbinnen een fonds gericht op ruimtelijk economische projecten en een fonds gericht op energieprojecten).
Vervolgafspraak Eenmaal per jaar wordt een BO georganiseerd met minister Verhagen en eenmaal tussentijds met DG Annemie Burger.
10-puntenplan voor de Zuidwestvleugel na het BO van 26 januari 2012 1. Samenwerking met Vlaanderen De Zuidwestvleugel neemt voortaan structureel in deze samenstelling (= met Noord-Brabant) aan het BO deel. De samenwerking moet zich ook naar Vlaanderen uitstrekken. Het Rijk wordt betrokken bij het vervolg op de conferentie over logistiek in Antwerpen van medio december 2011. 2. Gebiedsontwikkeling ESTEC Gezien het belang van ESA-ESTEC voor de kennisinfrastructuur voor HTSM wil EL&I met de provincie spreken over de gebiedsontwikkeling rond ESTEC. De provincie investeert daar al fors en ziet de financiering van ESA als Rijkstaak. 3. Creatief in Rotterdam In de Zuidwestvleugel bestaan onder andere bij Rotterdam intenties om aan de slag te gaan met het Innovatiecontract (IC) voor creatief. EL&I spreekt daarover graag door met Rotterdam en andere partijen. 4. Delta Maritiem Rijk en regio (Drechtsteden/Rotterdam en Zeeland) pakken samen de Human Capital Agenda (HCA) op maritiem gebied aan. 5. Concretisering Economische Agenda Zuidvleugel Bij veel topsectoren (vgl. chemie/bio based, water en logistiek) liggen er kansen voor nauwe samenwerking tussen Rijk en regio. Daarvoor is verdere concretisering nodig. Dit zal nader worden verkend vanuit de Economische Agenda voor de Zuidvleugel met Zeeland en Noord-Brabant. 6. Getijdecentrale Zeeland/Zuid-Holland Een aanvraag voor een getijdecentrale-project in het kader van het Twee Zeeën-programma kon niet meer tijdig worden ingediend vanwege wisseling van projectpartners. EL&I zal met een positieve grondhouding bezien of het gewijzigde project cofinanciering kan krijgen, als dit wordt ingediend in een ander Interreg-programma. 7. Biobased Economy De Zuidwestvleugel wil zich ontwikkelen tot supercluster in Europa. Aanpassing van de (Europese) regelgeving, onder andere voor importheffingen biomassa is daarvoor van belang. Minister Verhagen zet zich daarvoor in, smen met MP Peeters van Vlaanderen. De regio levert input voor het bezoek van minister Verhagen aan Vlaanderen en Zeeland op 11 juni. 8. Life Sciences Voor de ontwikkeling van de topsector Life Sciences is wet- en regelgeving van belang. Minister Verhagen heeft met minister Schippers gesproken over de voorlopige toekenning van medicijnen. Noord-Brabant licht EL&I de belemmeringen voor de introductie van agroproducten (chitine voor farma/LS) toe. 9. Financiering Een ROM voor de Zuidwestvleugel past goed binnen een landsdekkend stelsel van regionale ontwikkelingsmaatschappijen. Initiatief daarvoor moet vanuit de regio komen, maar EL&I denkt graag mee. Over middelen vanuit het Rijk mogen geen hoge verwachtingen worden gewekt. Bij opzetten van fondsen aandacht voor afstemming van initiatieven. 10. Regiegroep acquisitie Minister Verhagen nodigt burgemeester Aboutaleb uit voor regiegroep Acquisitie en Vestigingsklimaat. In onderling overleg bezien Den Haag, Rotterdam en EL&I de mogelijkheden voor wisselende invulling van voorzitterschap Dutch Trade Board en lidmaatschap regiegroep.
MEMO
Aan
: Stuurgroep REO - stand van zaken
Kopie aan
: Werkgroep REO
Van
: C. Stoppelenburg MSc. Bc.
Telefoon
: 010-2672625
Fax
:
E-mail adres
:
[email protected]
Datum
: 11 april 2012
Betreft
: Topsectorenbeleid : Schets en stand van zaken
DIV nr : 107065
In deze notitie – opgesteld in samenwerking met Provincie Zuid-Holland en gemeente Rotterdam - wordt een schets in volgelvlucht gegeven van (het afgelopen proces van) het topsectorenbeleid en wordt in een notendop de relatie gelegd met de economie van de regio. Topsectorenbeleid in vogelvlucht Het kabinet heeft de ambitie: •
Nederland in de top 5 van kenniseconomieën in de wereld (in 2020);
•
Stijging van de Nederlandse R&D-inspanningen naar 2,5% van het BBP (in 2020);
•
Topconsortia voor Kennis en Innovatie waarin publieke en private partijen participeren voor meer dan € 500 miljoen waarvan tenminste 40% gefinancierd door het bedrijfsleven (in 2015).
1
Door het kabinet zijn 9 topsectoren aangewezen: water, agro en food, tuinbouw en uitgangsmaterialen, high tech, life sciences, chemie, energie, logistiek en creatieve industrie. De topsectoren kenmerken zich door een sterke markt- en exportpositie, een stevige kennisintensiteit, intensieve samenwerking tussen ondernemers en kennisinstellingen2 en de potentie een innovatieve bijdrage aan maatschappelijke uitdagingen te leveren.
3
De inzet op (ondersteuning van deze) sectoren verloopt via het bedrijfslevenbeleid dat wordt ingericht middels een sectorale aanpak met meer vraagsturing door het
1
Ministerie ELI - Naar de top: het bedrijvenbeleid in actie(s) d.d. 13 september 2011 De wisselwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en de overheid wordt binnen het bedrijvenbeleid geduid als ‘de gouden driehoek’ maar betekent in essentie hetzelfde als de ‘tripple helix’ die in Metropoolverband wordt gebezigd. 3 Ministerie ELI - Naar de top: de hoofdlijnen van het nieuwe bedrijfslevenbeleid d.d. 4 februari 2011 2
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam --
1
bedrijfsleven, met minder specifieke subsidies, meer generieke lastenverlichting en met meer ruimte voor ondernemers.
4
Per topsector is een actieagenda opgesteld welke o.a. ingaat op de kennis- en onderzoeksagenda, buitenlandbeleid, sectorale randvoorwaarden, duurzaamheid en onderwijs/scholing. Bij dit laatste aspect ligt de nadruk onder andere op de afstemming van beroepsopleidingen op de behoefte van het bedrijfsleven; een doelmatige inrichting van het mbo-opleidingenaanbod en – indien nodig – vormen van concentratie en taakverdeling.
5
Instellingen in het beroepsonderwijs worden gevraagd zich meer te
specialiseren door middel van Centres of Expertise voor het Hoger onderwijs en Centra voor Innovatief Vakmanschap voor het mbo. Bij het opleidingenaanbod zal nadrukkelijk de arbeidsmarktvraag een rol spelen. leren’.
6
Een belangrijk adagium is ook een ‘Leven lang
7
Concretisering van deze actieagenda’s vindt plaats via innovatiecontracten en human Capitalagenda’s. De beschikbare rijksbudgetten worden toegewezen op basis van door de topsectoren ingediende innovatiecontracten (IC). De betrokken ministeries en organisaties blijven zelf verantwoordelijk voor de bestedingen. Recentelijk zijn de definitieve IC’s ondertekend.
8
De Human Capitalagenda’s (HCA’s) geven, gezien vanuit de topsectoren, aan 1) hoe meer en structurele verbinding tussen bedrijven en onderwijsinstellingen moet worden bewerkstelligd en 2) de sectoren aantrekkelijker kunnen worden door het verbeteren van het beroepsperspectief (o.a. employability/ leven lang leren). Leidende principes in de HCA’s zijn vraagsturing en maatwerk. De 9 HCA’s zijn, onder leiding van topsector Chemie, opgewerkt tot een gezamenlijk Masterplan Bèta en Techniek. Dit plan ’Naar 4 op de 10, meer technologietalent voor Nederland’ is op 13 februari jl. overhandigd aan de minister van ELI.
9
4
Id. 3 Id 1 : Binnen het mbo worden instellingen gestimuleerd om samen met het bedrijfsleven keuzes te maken voor een heldere profilering en het aanbod aan opleidingen. Ook wordt de samenwerking tussen het bedrijfsleven en de mbo-instellingen verstevigd door de oprichting van de Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven. Door deze stichting wordt de betrokkenheid van het bedrijfsleven op het gebied van o.a. examineren en inhoud van de opleidingen groter. Verder wordt geïnvesteerd in een betere loopbaanoriëntatie via onder meer skills-wedstrijden. 6 Om bedrijven te stimuleren om in publiek-private samenwerkingsverbanden deel te nemen, ontwikkelt het kabinet een fiscale maatregel waarmee bedrijven hun bijdragen aan Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) in mindering kunnen brengen op de winstbelasting (RDA+, aftrek indicatief 25%) en om het MKB te betrekken wordt de IPC regeling (InnovatiePrestatieContracten) mede ingezet op de TKI’s. 7 Id. 1 8 Ministerie ELI - Reactie op verzoek inzake innovatiecontracten en human capital agenda’s van de topsectoren d.d. 9 februari 2012 9 Id 1 : In het Masterplan Bètatechiek worden die activiteiten uit de human capital agenda’s op elkaar afgestemd waar brede samenwerking tussen sectoren waardevol is (zoals acties gericht op imago, instroom, basisonderwijs). 5
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 2
In zijn brief ‘Bedrijvenbeleid in uitvoering’ heeft het kabinet zijn reactie geven op de HCA’s en het masterplan, inclusief de aanvullende overheidsmaatregelen, de uitkomsten van de bestuurlijke overleggen over de landsdelige actieagenda's en over de rol en bijdragen van decentrale overheden aan de IC’s en HCA’s. Belangrijkste acties uitvoeringsbrief bedrijvenbeleid: •
privaat commitment van ruim € 1,5 miljard in de innovatiecontracten, waarvan oplopend naar € 350 mln voor privaatpublieke samenwerking in de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI's);
•
de voor TKI’s aangekondigde RDA+ maatregel wordt vanaf 2013 vormgegeven via een generieke toeslag (verwacht percentage zo’n 25%) op de financiële bijdrage van de private sector aan een TKI;
•
een mkb-loket bij de TKI’s voor innovatieve mkb’ers in de topsectoren, gericht op kennisopbouw en kennisverspreiding onder mkb’ers;
•
Het WBSO-plafond (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk) bedraagt vanaf 2013 € 12 mln en de eerste schijf wordt verlengd naar tenminste € 150.000;
•
intensieve samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven (waaronder voor iedere topsector een centrum voor innovatief vakmanschap en center of expertise) en concentratie van het onderwijsaanbod op basis van de human capitalagenda's;
•
een gezamenlijk offensief om tekorten aan bèta’s en technici aan te pakken;
•
internationaliseringsoffensieven worden ingezet voor de topsectoren, met afspraken over één gezamenlijke reisagenda; ook wordt het OS-instrumentarium aantrekkelijker gemaakt;
•
samenwerking tussen topsectoren en regio's in de landsdelige actieagenda's met onder andere bijdragen aan Wetsus en Holst en financiering voor het innovatieve mkb.
De regio en het topsectorenbeleid Voor de regio is i.c. de Economische Agenda Zuidvleugel (EAZ) leidend. Inzet van deze agenda is om ruimte te maken om de verwachte groei van de stuwende sectoren te faciliteren: (1) Transport & Logistiek, (2) Chemie & Energie, (3) Greenports, (4) Vrede, Recht & Veiligheid, (5) Cleantech, (6) Life Sciences & Health, (7)Pensioenen & Verzekeringen, (8) Maritiem en (9) ICT & Telecom. De EAZ volgt een drie-sporen strategie: •
versterken van het economisch fundament,
•
versterken van bewezen sleutelsectoren,
•
versterken van de kruisbestuiving tussen sectoren. Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 3
Belangrijk uitgangspunt is daarbij om steeds aan te sluiten bij topsectorenbeleid.
Vier Pijlers
22 Projecten Uitvoeringsagenda
Transitie Haven-Industrieel Complex
Transitie Greenports
Campusontwikkeling
Kennis Intensieve zakelijke diensten
Projectnaam P lant One Opzetten Biobased P rogram m a P rojecten Topteam water P rojecten Maritiem e Industrie C orridors en netwerk inland term inals M aritiem e Cam pus U niversity C ollege C ontinuering Ecoshape* K enniscentrum P lantenstoffen Fieldlab Tuinbouw** Greenrail Term inal C entrale A s W es tland Greenport Cam pus V ersterking en sam enwerking incubator program a's Open innovatie om gevingen M edtech P roeftuinen M edic al Delta B iotech Park Delft | B eB as ic TIC D elft Ontwikk eling van om geving c am pussen Organisatie M edic al Delta C ross-sectorale IT-applicaties V eiligheidshuizen B us iness S ervice Network s voor internationale kantoren
Voor specifiek de Rotterdamse regio zijn met name de innovatiecontracten Water, Biobased Economy (met in het kielzog Chemie), Tuinbouw & Uitgangsmaterialen en in mindere mate Life Sciences & Health en Logistiek interessant. Er zijn daarbij (sterke en minder sterke) linken met de EAZ-projecten Plant One, Opzetten Biobased Programma, Projecten Topteam Water (Continuering Ecoshape), Projecten Maritieme Industrie (Hyperbarisch lab/ Test Centrum en Schone Schepen), Corridors en netwerk inland terminals, Maritieme Campus, University College, Kenniscentrum Plantenstoffen, Greenrail Terminal, Centrale As Westland, Greenport Campus en de Medical Delta projecten. Er is kortom een aanzienlijke dekking, maar veel is echter nog onderwerp van gesprek en zal in de nabije toekomst verder duidelijk worden. Voor een uitgebreide(re) analyse wordt verwezen naar de bijlage.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 4
BIJLAGE Topsector Energie / Biobased Voor het innovatiecontract zijn zes workpackages opgesteld die elk de totale keten van fundamenteel onderzoek tot en met valorisatie bestrijken. Deze zijn: •
Biobased materialen
•
BioEnergy & BioChemicals
•
Geïntegreerde bioraffinage
•
Teeltoptimalisatie en biomassaproductie
•
Terugwinnen en hergebruik: water, nutriënten en bodem
•
Economie, beleid en duurzaamheid
Onder sommige van de work packages zijn direct Rotterdamse projecten te benoemen. Daarnaast zijn er nog Rotterdamse initiatieven die work package overstijgend zijn. Biobased materialen: •
Geen specifieke projecten
BioEnergy en BioChemicals: •
Projecten SG BioPort / HbR ((Bijstook biomassa in energiecentrales, stimulering biofuels, stimulering groene economie)
•
B-Basic
•
Biotech Park Delft
•
Agro meets Chemistry (vergroening procesindustrie, versterking relaties landbouw)
Geïntegreerde bioraffinage: •
Biobased Innovations Zuid-West
•
Greenports project PzH
•
Plant One
Teeltoptimalisatie en biomassaproductie: •
Werkgroep Groene Chemie (trekker Deltalinqs en onderdeel SG Bioport) doet in dit kader een studie naar grondstoffen uit acquacultuur
Economie, beleid en duurzaamheid •
Rotterdam is hier praktisch actief in door de stimulering van netwerken voor handel, en de oprichting van een handelsbeurs voor biomassa met afhandeling in Rotterdam.
•
Stimulering van internationale normen voor duurzaamheid.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 5
Work package overstijgende zaken op gebied van Biobased: •
MKB Biobased (onderdeel van ZVL fiche van Rotterdam, pZH en Syntens)
•
Duurzaam inkopen – vanuit het programma Economie wordt op dit moment
innovatief inkopen uitgewerkt, biobased producten zullen hier onderdeel van zijn. De relatie tussen het innovatiecontract Biobased Economy en het EAZ-project Programma Biobased Economy lijkt mij duidelijk, evenals de relatie tussen het innovatiecontract Chemie (en dan met name het onderdeel TKI) en het EAZ-project Plant One. Ook begrijp ik van mijn collega die nauw bij het Biobased programma betrokken is dat er groene chemieprojecten uit Rotterdam op de lijst te staan (onder andere bioraffinage en bio-Pet). Topsector Water Vanuit het topteam Water is in elk geval Deltatechnologie interessant voor Rotterdam. Hierin zitten verschillende projecten, waarin de link met de ZVL agenda ook al gelegd is. •
Digitale Delta – betreft IT solutions en koppeling databanken. Rotterdam zit er in als case, (nog) geen deelnemende partij
•
Ecoshape 2 - Betreft ecodynamische oplossingen voor watervraagstukken. Relevant voor duurzame klimaatadaptatie. Regio R’dam wel als cases, inmiddels in gesprek i.v.m. pilots, o.a. Rijnhaven. R’dam nog niet in consortium. Men moet wel openstaan voor uitbreiding, zeker nu de verstedelijkte delta op ons advies is opgenomen als cases.
•
Floodcontrol 2100 – betreft IT-solutions i.r.t. waterveiligheid. Regio Rotterdam vooralsnog als case, nog geen nadere invulling
•
Duurzame Deltasteden – betreft valorisatie van klimaatkennis gericht op integrale oplossingen voor duurzame inrichting van deltasteden. Is precies wat R’dam is en doet: kennis ontwikkelen, toepassen en exporteren. Dit programma kan hier een impuls aan geven. Is als laatste toegevoegd aan het rijtje BC’s van het topteam deltatech. sluit van de 4 businesscases het beste aan bij ambities R’dam. In gesprek met Stadshavens over mogelijkheden voor huisvesten toekomstig programma bureau.
Binnen het Innovatiecontract Water wordt er ingezet op onderzoek voor diepzeewinning en schone schepen. De Economische Agenda Zuidvleugel kent met het project Hyperbarisch lab/ Test Centrum (voor diepzeewinning) en het project Schone Schepen (vergunningverlening) twee projecten die daar goed op aansluiten. Punt van aandacht is de financiering van deze projecten (vooral van het Hyperbarisch Test Centrum). Die is op dit moment nog niet rond. Er wordt erg veel publieke financiering gevraagd, terwijl zowel de gemeente Rotterdam, het ministerie als de provincie het geld daarvoor niet hebben. Evenzo is er een relatie tussen het onderzoek naar Eco-engineering en het EAZ-project Continuering Ecoshape, alhoewel deze laatste nog verre van concreet is. Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 6
Hoewel niet vallend binnen de Rotterdamse Stadsregio (namelijk Dordrecht) is binnen de Human Capital Agenda van Water een duidelijke link met het EAZ-project 'Maritieme Campus' en in mindere mate met het project 'University College' te leggen. Topsector Life Sciences en Health Hoewel de projecten rond de Medical Delta zich uitstrekken van Leiden, via Delft tot Rotterdam en daarmee slechts ten dele betrekking hebben op de Rotterdamse Stadsregio zijn er raakvlakken met het innovatiecontract Life Sciences & Health. Zo vertelt het innovatiecontract in grote lijnen het verhaal van de Medical Delta en blijken partijen uit de Medical Delta daar ook bij betrokken. Van de genoemde roadmaps sluit een aantal goed aan bij de onderzoeksgebieden binnen de Medical Delta. Het gaat om de roadmaps Molecular Diagnostics, Imaging & image guided therapies, Health Technology Assesment & quality of life en Enabling technologies & infrastructure. Zoals gesteld is Medical delta (en het ambitiedocument) het belangrijkste vehicle voor life sciences en medische technologie in Rotterdam en de regio. Centraal staan R&D en behandelinfrastructuur in combinatie met user communities uit industrie en zorgsector een investerings- en ontsluitingsagenda opzetten. In het innovatiecontract worden uit deze agenda expliciet genoemd: •
Imaging
•
Homecare and self management (Living labs)
Zaken die wel vanuit MD naar voren gebracht zijn, maar niet zijn teruggekomen in de ICs: •
incubatie infrastructuur en programma optimaliseren
•
flexibele labruimte voor bedrijven
•
regelvrije zones - voor zorgconcepten en nieuwe zorgfinancieringsmodellen.
Voor de Stadsregio is met name interessant het Zuid-Hollands concept proeftuinen voor zorginnovatie. Dit soort initiatieven worden binnen deze topsector sterk gestimuleerd. De Medical Delta coördineert dat in Zuid-Holland. Essentie is dat in thuiszorgsituaties en in verpleeginrichtingen innovaties worden ontwikkeld door de directe koppeling van vraag en aanbod (innovatieve bedrijven). Voor Rotterdam is dit een speerpunt. De hele regio wordt hier bij betrokken. Topsector Tuinbouw & Uitgangsmaterialen Van de twee aan Greenports gelinkte innovatiecontracten (Agro & Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen) is de tweede voor de EAZ het meest relevant. Hoewel nog niet uitgekristalliseerd lijken er op voorhand linken mogelijk tussen het innovatiethema Gezondheid en welbevinden en het EAZ-project Kenniscentrum
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 7
Plantenstoffen, al richt de eerste zich meer op gezonde voeding en is de tweede gericht op de medicinale werking van plantenstoffen. Verder is er een HCA opgesteld onder beide innovatiecontracten die een sterke link kent met het EAZ-project Greenport Campus. Aangezien Sjaak van der Tak zowel trekker is van de HCA als voorzitter is van de Stuurgroep Greenport Campus lijkt afstemming gegarandeerd. Topsector Creatief CLICK//Networks zijn de platforms waarop bedrijven, kennisinstellingen en andere stakeholders samenwerken aan de ontwikkeling en uitvoering van een gemeenschappelijke innovatieagenda. Het zijn landelijke netwerken die sectorale en regionale sterktes combineren met een regionaal zwaartepunt. Er zijn 7 CLICK Networks: CLICK//BEAU
:
Rotterdam i.s.m. Delft
CLICK//GATHER
:
provincie Utrecht/gemeente Utrecht
CLICK//Media&ICT
:
Hilversum ism Amsterdam & Utrecht
CLICK//Next Fashion
:
Arnhem/provincie Gelderland i.s.m. Amsterdam
CLICK//SDS
:
Eindhoven
CLICK//CI NeXt
:
Amsterdam
CLICK//Cultural Heritage :
Amsterdam i.s.m. Hilversum en Amersfoort
Daarnaast is het er het landelijk opererende CLICK//NL. Dit TKI wordt gevestigd in en gecofinancierd door Eindhoven. Door een van de netwerken te trekken verplicht de gemeente Rotterdam zich tot de inzet van 0,4 fte (programmamanager-niveau), en het netwerk in te bedden in een rechtspersoon. Activiteiten die elk netwerk uitvoert zijn: •
Structureel agenderen van CLICK in bestaand (inter)regionaal/lokaal overleg en beleid
•
Het verzorgen van een ambtelijk aanspreekpunt voor CLICK binnen de eigen organisatie
•
Innovatief en breed inkopen: overheid als launching en lead customer die de creatieve sector structureel betrekt
•
Stimuleren cross-overs naar eigen maatschappelijke domeinen (bijv. sociale zaken, zorg, verkeer en mobiliteit)
•
Stimuleren betrokkenheid van het regionale maatschappelijke middenveld (bijv. zorginstellingen, woningbouwcorporaties)
Vanuit Rotterdam lopen de volgende aan BEAU gelieerde activiteiten: •
Opzet van een lokale 'werktafel' Creatieve industrie
•
Fusie NAI/St. Premsela/Virtueel Platform tot Instituut voor Creatieve industrie Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 8
•
Aanvraag bij UrbAct II (via Creative Factory) met project gericht op spill overs tussen creatieve bedrijfstakken en andere bedrijfstakken en maatschappij
•
Overleg met TU Delft en Berlage Instituut over 'prefered' samenwerking met/in Rotterdam
Topsector logistiek Op voorhand zou een sterke link verwacht worden tussen het innovatiecontract van de topsector Logistiek en de EAZ-projecten, maar die blijkt er slechts in geringe mate te zijn. De agenda bestaat uit 6 innovatie-roadmaps: •
Neutraal Logistiek Informatieplatform: Doel is dat alle bedrijven en overheden in 2020 op gestandaardiseerde wijze onderling met elkaar communiceren via dit platform;
•
Synchromodaliteit: In 2020 bestaat er in Nederland een robuust mobiliteitssysteem waarmee het mogelijk is om op ieder tijdstip flexibel te switchen tussen modaliteiten;
•
Douane: Uitbouwen leidende positie douane door stroomlijning en vereenvoudiging;
•
Cross Chain Control Centers (4C): Nederlandse positie in ketenregie- en configuratie duurzaam versterken;
•
Servicelogistiek; Nederland aan de top van de servicelogistiek (dit betekent dat alle logistieke activiteiten die nodig zijn om veelal kapitaalintensieve systemen, gedurende hun levenscyclus optimaal en ongestoord te laten functioneren);
•
Supply Chain Finance: Optimaliseren van financiële transacties tussen bedrijven.
De brede thema’s zijn vastgesteld in deze topsector. Deze zijn nog niet ‘geladen’ met concrete projecten. Een waaier aan projecten/acties uit de Havenvisie 2030, DelTri platform en Clean Tech Delta passen onder deze 6 thema’s (wel is het lastig om de acties onder de noemer van één specifieke roadmap te brengen). De gemeente Rotterdam en het HbR zullen gezamenlijk actie ondernemen om met deze projecten de logistieke agenda van het topteam concreet invulling te geven. Nadruk binnen de EAZ-projecten liggen op het fysieke vlak en vallen daarmee buiten de scope van de onderzoeksketen. EAZ-projecten als Corridors & netwerk inland terminals, Greenrail Terminal en in mindere mate Centrale As Westland dragen natuurlijk wel bij aan een van de zes roadmaps, te weten synchromodaliteit. Verder is er een mogelijke link tussen de roadmap Douane, het Biobased Economy programma van de Rijksoverheid en het EAZ-project Programma Biobased Economy, daar waar het de verkenning van knelpunten rond de invoer van biomassa betreft.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 9
Human Capital Agenda Via de sectoragenda Haven, Industrie en Techniek is Rotterdam aangehaakt op Bèta Human Capital Agenda (Chemie, Water, HighTech Systems en Food). Zo werken de regionale mbo-instellingen in het groot Rotterdams industriegebied, Deltalinqs, KMR en Hogeschool Rotterdam werken samen met het betreffende bedrijfsleven bij de oprichting van een Kenniscentrum Maintenance voor Proces-, Petrochemie en Energie (PPE). M.b.t. topsector logistiek - de Human Capital Agenda speelt een belangrijke rol in deze topsector. Daarom wordt er ook een Human Capital Agenda Logistiek gemaakt. Een belangrijk onderdeel van deze agenda is het Kennis Distributie Centrum (KDC). Een KDC is een regionaal samenwerkingsverband voor kennis en innovatie, gecoordineerd door de hogeschool in de regio, in het bijzondere het logistieke HBO-lectoraat. Er worden in Nederland 6 KDC’s voor logistiek opgezet, waaronder 1 in de Rotterdamse regio. Het nationale logistieke instituut Dinalog is verantwoordelijk voor de afstemming tussen deze regionale KDC’s. Dinalog wil deze KDC in Rotterdam opzetten in samenwerking met de Hogeschool van Rotterdam. Hiertoe zijn de eerste contacten gelegd. Welke middelen beschikbaar zijn voor deze KDCs is nog niet bekend.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 10
!
" )
' ( -
! #$ * + .
*"0 + 5
"1 # *0 + "1 %
& ' (
(
,
/
! !
/ 2
1
3/ +. "1 ! .
$ "
% ! "
/6 0
"1 "
7 "1 2
+ " *4 "
1
$ / & #
/6 0
" 0 0
7
! 4
" 888 " "
# 1 1 1
4 " "
1 1
$ 3 $ "
1
4 3
9 3 "
0 3
"
" "
*0
" 0 " $ " 4 , 1 $ -
4
3
1
$
! + 0
4
4
! " 1
4
% 2
3
/ 61 "
0 0
""
" 0
"
/6
$ "
& :$ . 6
- ; 4
0
# 3
0 +# "
0
/
"
1 & / "
6 4
6
1
3 $
4
"0 $ $
3
$ "
2
"
"
"
%6& 3" 3
"
" $ $
0
"
" "
$3 " < = "
%6& "
' "
$" 3
/6
"
1
. # " ! 1 !
3 1
"
" "
3 1
3
#3 #" 1 *"0 4 $ "0
0
1 0
1 1 1
" " :
0 0
0
"
1 "
$
$
> "
"
$
1 $"
$
"
4
/6
1
"
1
4
$ 3
0 1 4
"
3
" 1 4 01 " 3 "" ' +# # "
$" " 1 1 0
$"
0 1
3
"
3 " " " 0
' +
( $ 2
> 1
0 1
.
/
+ 4
,
=
0
0
7
1 "
30
.
" 2
! 3 /
3 3
.
# "
/ 6 *"
0 $ 0
"
$
$
%6& $
"
0 $
4
" "
/ 6A 1
$ , $
"4 1
7"
0 1
4
=+
0 " <8 ?
3
"
+ 1
0 "
6
1
3
0 ! 0 3 3 $ 0
" ! 0 0 .
4
1
" $
0 $ " $
. 4
0 0
4,= " 0 3
<8 ? 1
$
" =+
4
$
@
"
)
1 3 "" " 4 4 1
. 4 ,
$ 4 )
"0
)
3
$
30
$ ""
0 6 " 4
" 1
0
"
3 3
1 0 $3
"
*0 # " $ %6& 0
"
"
$
1
0
/ 0
1
1
"
) ( * =
"
*3
$" +
$ !! = 0 $ 4 ) + 3" 4 ?
6 " &
0 $
3 1
0
" $ 0
1 0
"
0
" "
4
3 "
$
"
0 $
3 3
.
"
" 3 3
. "
" $
1 ! 0 *"
B30 A # 1 0 / " "
. "
1
0
$
<
/ * ,
4
"
"
4 , 0 )
0 /
3
$
0 0 0 1
$ << 0
$
1
>
"" A " 0 3
/ 0
"
0
/
4
" 0
"
1 0 3 "
, 6 " 4 0 4
"
"
1
3"
3 ""
1 !
1
#$
$ C )
" 30
0
1
"
3 0 "
0
) 2
1 1
" $ / 6
<8 D $ 0 " " 1 0
1
1 / 6
0 3
$ 1
, 4
<8 <
" ! 3"
!
! 4
"
+
?
platform KMR ‘(on)Bekend maakt (on)Bemind’
Het is niet genoeg te weten, men moet ook toepassen; het is niet genoeg te willen, men moet ook handelen. Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832)
Rotterdam, sept. 2011
KMR - PortCity II - 4e etage, Waalhaven Z.z. 19, 3089 JH Rotterdam (havennr. 2235) - Postbus 54200, 3008 JE Rotterdam www.kmr.nl -
[email protected] - 010-2448590
„(on)Bekend maakt (on)Bemind‟ In maart 2011 heeft KMR als platform voor de drie O’s (Ondernemers, Onderwijs, Overheid), in onze regio, het 20112014 meerjarenprogramma ‘Samen Investeren’ vastgesteld. Dit programma kent een aantal programmalijnen, die stuk voor stuk de ‘inhoudsopgave’ vormden voor nadere uitwerking en implementatie. Programmalijn 1 uit ‘Samen Investeren’ behelst: imago, voorlichting en promotie en vormt daarmee ook een van de pijlers onder KMR. Voorvloeiend uit het programma „Samen Investeren‟ en mede op verzoek van de partners verenigd in het platform KMR, is deze programmalijn, in overleg met de partners, verder ontwikkeld tot een gezamenlijk imago, voorlichting en promotie programma. Dit programma, et als werktitel „(on)Bekend maakt (on)Bemind’, wil als masterplan richting geven aan een geïntegreerde en gecoördineerde invulling en realisatie van de activiteiten die we als partners van KMR samen met elkaar willen en gaan uitvoeren voor Haven en Industrie.
Missie en doelstelling KMR (uit „Samen Investeren‟)
Het beschikbaar komen van voldoende en goed opgeleid technisch en logistiek personeel voor het Haven en Industrieel Complex en de belangrijke technisch-industriële sectoren (Haven en Industrie) in Rotterdam-RijnmondDrechtsteden (het KMR werkgebied)
KMR wil daarbij als platform bijdragen aan een optimale aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt, zodat structureel voldoende en adequaat opgeleide mensen het bedrijfsleven kunnen instromen.
„(on)Bekend maakt (on)Bemind’ is geen ‘programma van KMR’ maar juist een programma van alle partners, verenigd in het platform KMR, met coördinatie door KMR. Het programma is ambitieus en vergt de nodige investeringen van de partners gezamenlijk. Maar zoals de quote van Goethe, ook op dit plan, al duidt: ‘… het is niet genoeg te willen, men moet ook handelen.’ Zoals ook Vincent van Zon recentelijk in een bijeenkomst over het merk Rotterdam zijn gehoor duidelijk voorhield (vrij vertaald): ‘wil men een imago, merk, beeld, perceptie echt vestigen bij de doelgroep, dan moet daar fors in geïnvesteerd worden’. Met dit programma „(on)Bekend maakt (on)Bemind’ kunnen en gaan we het verschil maken en dat rechtvaardigt en nodigt uit tot een grote inhoudelijke alsook financiële betrokkenheid van de partners achter het thema onderwijs-arbeidsmarkt voor de Haven en Industrie. Huub H.J. Kleinrouweler, directeur KMR
Rotterdam, sept. 2011
Inhoud Nut en noodzaak
4
Context
5
Uitgangspunten
7
Het programma: de basis
10
Management, coördinatie en organisatie
14
Nut en noodzaak
Uit divers onderzoek is gebleken dat er in onze regio in de Haven en Industrie de komende decennia veel goed geschoolde medewerkers in technisch en logistieke richtingen nodig zijn. Daarnaast biedt deze wereld van Haven en Industrie ook een breed pallet van mogelijkheden voor jongeren die zijn opgeleid in niet technische/logistieke richtingen.
Waarom jongeren onvoldoende voor (opleidingen richting) haven en industrie (techniek en logistiek) kiezen: Onbekendheid met deze wereld als zodanig. In tegenstelling tot vele sectoren in de maatschappij begeeft deze wereld zich grotendeels buiten het dagelijkse blikveld en ervaringsgebied van veel jongeren.
Ondanks alle inspanningen tot op heden, moeten we constateren dat we er vooralsnog niet in zijn geslaagd om de jeugd in brede context in voldoende mate te interesseren voor de kansen die de Haven en Industrie te bieden hebben. Dit begint al met de keuze van (voor-) opleiding. De wereld van ‘Haven en Industrie’ staat nog lang niet genoeg bovenaan op het lijstje van de jeugd. Jongeren moeten ‘van kinds af aan’ vertrouwd worden gemaakt met deze wereld. Hoewel het beeld van de instroom vanuit het onderwijs in Haven en Industrie er waarschijnlijk nog veel slechter uit zou zien, als we met elkaar niet alles hadden gedaan wat er al is gedaan, kan niet anders geconcludeerd worden dan dat het niet genoeg en/of effectief was/is om de uitdagingen die de toekomst in petto heeft adequaat aan te kunnen gaan. We zullen dus meer dan ‘een tandje bij moeten schakelen’ en fors moeten opschakelen. Opschakelen Dit opschakelen zal langs een aantal dimensies plaatsvinden: intensiever en completer, gestructureerder en minder vrijblijvend, aantrekkelijker / innovatief -> ‘pull’ creëren, meer verbindend, effectiever en doelmatiger. Coördinatie Dit alles vergt dan ook een gecoördineerde aanpak, juist om te borgen dat de gezamenlijke inspanningen ook maximaal zullen renderen, optimaal zijn afgestemd of zelfs kunnen worden verbonden, wordt voorkomen dat versnipperde activiteiten de facto elkaar zelfs beconcurreren. Daarom is dit programma binnen KMR als verbindend platform ontwikkeld. KMR is als platform ook de aangewezen organisatie, waar de noodzakelijke regie en coördinatie effectief kan/zal worden belegd om tot een optimale gezamenlijke inspanning, en nog belangrijker, resultaten te komen, voor wat betreft de arbeidsmarkt voor de Haven en Industrie. Succesfactoren Deze combinatie van opschakelen en een gecoördineerde uitvoering rechtvaardigt de verwachting dat we hiermee wel de gewenste resultaten gaan bereiken.
4
Verouderde en achterhaalde beelden / imago’s / feiten die nog steeds de ronde doen. We gaan ze hier bewust niet herhalen. Maatschappelijke onderwaardering van vakmanschap (m.n. mbo niveau) Voldoende ‘aantrekkelijke’ opleidingsalternatieven (totdat de arbeidsmarkt echt in het spel komt).
D Doelgroep Een volledige en adequate invulling van de arbeidsmarkt vergt zowel een afdoende instroom vanuit het onderwijs als een goed werkende zij-instroom. Dit programma richt zich in eerste instantie op het realiseren van een voldoende (kwantiteit) instroom vanuit het onderwijs naar het technisch en/of logistiek bedrijfsleven in Haven en Industrie in de regio Rotterdam-Rijnmond-Drechtsteden. Primaire doelgroep is daarom jongeren in de schoolcarrière po-vo-mbo-hbo Uit divers onderzoek is ook de grote invloed gebleken van de directe omgeving van de leerling/student: ouders, onderwijsgevenden, decanen e.d. op de keuzes die de primaire doelgroep maakt. Ergo: deze groep vormt de secundaire doelgroep. Immers adviseren en stimuleren van de jongere m.b.t. de keuzes die hij/zij moet maken: (voor-) opleiding, resp. branche, vergt ook kennis daarover en affiniteit daarmee.
Context
Concept Havenvisie 2030
In vrijwel alle scenario’s is sprake van een toenemende vraag op de arbeidsmarkt, waarbij er wel ontwikkelingen zijn naar hoger niveau en nieuwe vormen van werken.
Techniekonderwijs staat onder druk De participatie in het vmbo-techniek (basis en kader) staat m.n. in de grote(re) steden ernstig onder druk. Daarmee komt ook één van de aorta’s voor het technisch mbo in gevaar.
Bedrijfsleven Vanuit het bedrijfsleven als zodanig zijn er m.b.t. kiezen voor bèta en/of techniek diverse instrumenten beschikbaar. Op de (door KMR beheerde) site ‘TechWijs.nl’ is een groot deel van dit aanbod vermeld en toegankelijk gemaakt voor het onderwijs. Dit betreft veelal landelijk instrumentarium (meestal gericht op po en vo) voor sector en beroepsoriëntatie dat o.a. vanuit diverse branches (bijv. O+O fondsen, resp. TechniekTalent.nu) wordt aangeboden. Regionaal en/of nationaal zijn er diverse brancheweken waarin een bedrijfstak zich extra manifesteert naar en presenteert aan de doelgroepen.
Onderwijs Vanuit de diverse instellingen wordt beleid ontwikkeld en uitgevoerd voor techniekpromotie in het po en vo. In het vmbo en mbo is loopbaanoriëntatie één van de kerntaken. Studieloopbaancoaching wordt steeds verder ingevuld, waarbij ook gebruik wordt gemaakt van nieuwe instrumenten en concepten als bijv. ‘Next Step’. Uiteraard heeft ieder opleidingsinstituut de eigen open dagen. De relatie met de praktijk wordt steeds meer gelegd (gastlessen, excursies, praktijkopdrachten etc.), waardoor de wereld van Haven en Industrie explicieter in beeld komt. Tot slot bouwt onderwijsland met herkenbare Centers of Excellence door aan een transparante, maar ook aantrekkelijke (en praktijkgerichte) leeromgeving, wat bijdraagt aan een verbetering van het imago.
Rotterdam-Rijnmond In het collegewerkprogramma 2010-2014 zet Rotterdam ook sterk in op Haven, Industrie en Techniek, waaronder specifiek het voldoen aan de vraag naar arbeid in de economie, o.a. te realiseren door: verhogen van het opleidingsniveau optimalisatie van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Hiervoor worden sector- en thema-agenda’s ontwikkeld. In deze agenda’s (in ontwikkeling) staan thema’s centraal als: imago, techniek in de etalage, beroepsoriëntatie, herpositioneren techniek.
5
Context - vervolg
Dordrecht/Drechtsteden Ook Drechtsteden wordt geconfronteerd met teruglopende instroom voor vmbo-techniek en een toename van keuze voor mavo en havo in het vo, waardoor de instroom in het mbo techniek onder druk komt. Vanuit Drechtsteden wil men dit ‘counteren’ door: de opzet van een Campagne Zuid-Vleugel om beroepen in de techniek weer in beeld te brengen, het realiseren van expertisecentra en centra voor innovatief vakmanschap die ook bijdragen aan een positief imago van het technisch beroepsonderwijs, het realiseren van een beroepskolom, met daarin een vakmanschapsroute (vmbo-mbo) en een route mavohavo met een techniekprofiel, samenwerking tussen po-vo en bedrijfsleven o.g.v. voorlichting over de wereld van techniek. KMR „Samen Investeren‟ Al eerder genoemd als vertrekpunt voor, maar uiteraard is het programma ‘Samen Investeren’, zoals dat in het voorjaar door de partners is vastgesteld, ook context voor dit programma ‘(on)Bekend maakt (on)Bemind’ De pijler promotie en voorlichting onder het ‘KMR huis’ en daarmee tevens belangrijke programmalijn, is enerzijds gericht op po en vo. Daarbij gaat het om een eerste kennismaking met de brede wereld van de Haven en Industrie. Bij promotie en voorlichting op vo, mbo en hbo gaat het ook om de keuze voor technische en logistieke opleidingen en verzilvering daarvan door een baan binnen één van de sectoren waarvoor KMR zich inspant.
Uit „Samen Investeren‟ Programmalijnen: 1. Imago, voorlichting en promotie 2. Onderwijsinfrastructuur 3. Samenwerking scholen en bedrijven 4. Zij-instroom 5. Talentontplooiing 6. Lopende programma’s Meten = weten Hbo in de Haven Imago, voorlichting en promotie: ambassadeurs en jongerenraad meervoudige kennismaking door doelgroep motivatie afmaken beroepsopleiding, voorkomen voortijdig schoolverlaten kennismaking voor intermediairs innovatieve concepten meters maken Gezamenlijke ambities: 40% meer instroom in de vmbo techniek-opleidingen (met name die opleidingen, die het afgelopen decennium sterk ‘verschraald’ zijn. 20% meer instroom voor de techniek en logistieke opleidingen in mbo en hbo in de voor de arbeidsmarkt meest relevante richtingen. 20% meer verzilvering van vmbombo-hbo opleidingen richting Mainport en Industrie Cumulatief 2500 (o.a. jeugdig) werkzoekenden, na heroriëntatie, in opleiding voor of ingestroomd in de Mainport en Industrie.
Arbeidsmarktonderzoek De kennis uit ons arbeidsmarktonderzoek zal mede richting gevend zijn voor de accenten in het programma.
6
Uitgangspunten Doelgroepen en focus Doorstroom naar mbo-techniek Uit landelijk onderzoek kunnen we destilleren dat mbo-techniek opleidingen in absolute aantallen ongeveer evenveel leerlingen komen vanuit niet techniek v(mb)o vooropleidingen (waaronder ook de TL leerweg) als uit de vmbo-techniek richting. Dit illustreert het belang om ook deze opleidingen bij de samenstelling van de doelgroep niet te vergeten. De toenemende vraag naar hoger opgeleide mbo-ers (niveau 4 en mbo+) onderschrijft dit belang.
VSV in eerste jaar mbo en hbo Veel uitval in (ook technische/logistieke) mbo opleidingen en hbo opleidingen vindt plaats in het eerste jaar. Juist daar waar de eerder gemaakte keuze moet worden bevestigd, ligt het curriculum (bijna per definitie) nog het verst af van de praktijk (eerst je gereedschap ontwikkelen, dan sleutelen). Een gedegen nadere kennismaking met sectoren waar goede kansen en perspectieven liggen kan/zal bijdragen aan de motivatie om de opleiding door te zetten en daarna te verzilveren (stage, baan)
Heldere (meetbare) doelstellingen en monitoring van resultaten Waar van toepassing zullen bij de concretisering en vertaling in een jaarplan, heldere en kwantitatieve doelstellingen worden geformuleerd m.b.t. de te bereiken doelgroepen, zoals het # klassen/groepen en/of leerlingen/studenten/ouders/docenten die in/met de diverse programmalijnen moeten worden bereikt. De resultaten zullen worden gemonitord, waarbij uiteraard ook wordt gekeken in hoeverre de gezamenlijke ambities (gaandeweg) worden gerealiseerd (onderdeel van de KMR ‘meten is weten ’ programmalijn).
Zoals hierboven al aangegeven richt het programma zich primair op de doelgroep van de jongere tijdens hun schoolcarrière. Daarbij wordt in dit programma extra gefocust op die groepen die aan de vooravond staan van belangrijke keuzes m.b.t. vervolg van de opleiding (voorsorteren) en aansluitend werkgever. Juist op die momenten is beeldvorming en informatie essentieel. Aldus komen we tot een nadere focus binnen de primaire doelgroep: groep 7-8 uit het po (hier moet al een basis worden gelegd, waarop verder kan worden voortgebouwd; evt. keuze voor vakschool of bijv ‘Technasium’), onderbouw vmbo (gaan keuze maken voor sector/afdeling, hier wordt al in belangrijke mate voorgesorteerd), bovenbouw vmbo niet techniek (m.n. TL) (gaan keuze maken voor vervolgopleiding in mbo en vormen ook een belangrijk bron voor de mbo techniek en logistiek opleidingen), bovenbouw havo en vwo (studiekeuze hbo en wo), eerstejaars mbo en hbo technisch en logistieke richtingen (doorzetten). Naast deze primaire doelgroep is de omgeving van de primaire doelgroep ook zelf een (secundaire) doelgroep. Focus daarbij ligt op de omgeving op school (opleiders en begeleiders), die dan vanuit een goed eigen zicht op en kennis van de moderne wereld van Haven en Industrie het ‘juiste beeld’ en informatie over het belang van en de mogelijkheden in Haven en Industrie niet alleen richting de leerlingen/studenten, maar ook richting ouders doorgeven. Waar mogelijk en effectief zal het programma ook activiteiten herbergen waar ouders ook direct bij worden betrokken. Naast bovenstaande uitgangspunten voor de focus zullen ook de (ontwikkelingen in de) knelpunten in de aansluiting onderwijs arbeidsmarkt mede richting geven aan de inhoud van dit programma (bijv. werktuigbouwers gevraagd op mbohbo niveau). Niettegenstaande bovenstaande focus, zal het programma uiteraard ook het nodige aanbod voor de andere groepen uit de onderwijskolom moeten bevatten. Immers de wereld van Haven en Industrie herbergt (en vraagt dus) bijvoorbeeld ook meer dan alleen technici en logistieke experts, maar biedt ook kansen voor een groot pallet beroepsbeoefenaars.
Werkgebied Het werkgebied voor dit programma is vooralsnog de regio Rotterdam-RijnmondDrechtsteden.
7
Uitgangspunten - vervolg
Stellingen
Ketenaanpak We kennen allemaal het belang van de doorlopende leerlijn in het onderwijs. Met betrekking tot het informeren/enthousiasmeren van de primaire doelgroep over Haven en Industrie, zal er sprake zijn van een ‘doorlopende ervaringlijn‟.
Uitgangspunt is dat uiteindelijk iedereen die in onze regio van een beroepsopleiding afkomt meerdere malen kennis heeft gemaakt met de wereld en mogelijkheden van en binnen de Haven en Industrie. Juist door activiteiten ook meer te verbinden kan invulling gegeven worden aan deze doorlopende ervaringlijn.
Gedifferentieerde benadering Het programma is gericht op een primaire doelgroep in de leeftijd van zeg 10-20 jaar. Het aanbod zal, om effectief te zijn, dus daarbinnen inhoudelijk afgestemd moeten zijn op diverse (sub-) groepen m.b.t. leeftijd, het opleidingsniveau en de richting.
Een keuze om niet opgeleid te worden voor een beroep in de Haven of Industrie of niet in deze wereld te gaan werken moet een bewuste keuze zijn en niet ingegeven door onbekendheid met deze wereld: „(on)Bekend maakt (on)Bemind‟. Daarbij zit de kracht mede in de herhaling (en daarbij verdieping).
Uiteindelijk is ieder bedrijf in een sector/branche elkaars concurrent op de arbeidsmarkt. Voorafgaand aan dit gevecht om de gekwalificeerde schoolverlater zullen we niet alleen binnen een sector/branche maar ook intersectoraal moeten samenwerken om te zorgen voor voldoende aanbod. Anders zijn we straks allemaal verliezers.
Dit vereist een zekere mate van maatwerk, waarin plaats is voor generieke activiteiten (boeien voor de wereld van Haven en Industrie) alsook gerichte oriëntatie op beroepen en banen (binden). Een gedifferentieerde benadering betekent ook dat stijgende in de onderwijskolom het aanbod daarbij ook zal ontwikkelen van (techniek-) breed naar (meer) beroepsgericht. Daarbij zullen buitenschoolse ervaringen uiteraard wel voor een belangrijk deel binnen de wereld van Haven en Industrie van onze partners plaatsvinden.
Verbinden Het woord is al eerder gevallen. Juist door (nu nog) losstaande activiteiten waar mogelijk te verbinden kunnen ervaringen doorlopend en daarmee veel effectiever worden gemaakt. Een mooi voorbeeld daarvan is het project ‘Boten Bouwen - Vletten op de Maas’ (zie kader). Een andere dimensie van verbinden is die van specifieke activiteiten met een rode draad van sterk publiek- en publiciteitgerichte (imago) campagnes, zoals bijv. ‘Rotterdamse Haven. Motor van je carrière.’, waarin zowel aandacht voor de logistieke als de industriële kant.
8
Boten Bouwen - Vletten op de Maas In dit project bouwen een 12-tal teams van vmbo scholieren gedurende enkele maanden een stalen vlet (waarbij naast metaalbewerking ook houtbewerking en schilderen aan bod komt). De bouwers gaan tijdens de bouw ook een kijkje nemen in de wereld van de echte scheepsbouw en mogelijke vervolgopleidingen (‘vipexcursies’). Uiteindelijk gaan de vletten naar de scouting, waarmee ook tijdens de bouw wordt samengewerkt (sociale competenties). De scouting leert de bouwers ook roeien met de vletten. Dat mogen ze dan tonen tijdens de finaledag, gelinkt aan een groot maritiem evenement. En plein publiek werden de winnaars (in diverse categorieën) voor de inmiddels goed gevulde tribune in het zonnetje gezet.
Uitgangspunten - vervolg
Innovatie
Onuitwisbare (positieve) indruk
Het is in de wereld van Haven en Industrie niet altijd even makkelijk om van activiteiten gericht op deze wereld ook een onuitwisbare doe-ervaring te maken. Het huidige aanbod is ook erg versnipperd en deels kleinschalig, waardoor delen van de doelgroep nog onvoldoende worden bereikt.
Iedere ervaring van de doelgroep vanuit dit programma met de Haven en Industrie moet erop gericht zijn een onuitwisbare positieve indruk/associatie achter te laten, waarop later geoogst kan worden. Dit vereist een zekere mate van continue ontwikkeling en innovatie van het aanbod om optimaal aan te sluiten bij de belevingswereld en concentratieboog van de doelgroep.
We zullen dus nieuwe (meer geïntegreerde en gecoördineerde) formules / activiteiten moeten (door-) ontwikkelen en inzetten.
Zeker in de onderste helft van de onderwijsketen is ‟actief doen‟ daarbij een van de sleutels.
Enkele ideeën die inmiddels al op de nodige bijval kunnen rekenen: combineer een ‘excursie’ van po leerlingen met het laten maken van een fotocollage rond een bepaald thema (bezig vanaf moment dat ze de bus instappen) . De winnende klassen en winnende collages komen groots terug op een publieksevenement. Meer en specifiekere wedstrijden in de regio voor de ‘vaktoppers’ uit techniek en logistiek, waarbij de winnaars echt een podium wordt geven (vergelijk Jong Haventalent van het jaar).
Waardering laten zien en succes vieren
Nieuw is ook de doelgerichte benadering van de ouders.
In onze regio worden/zijn we weer trots op onze vakmensen (juist ook die van het mbo) en dat laten we graag zien. Optimaal gebruik maken van bestaande instrumenten We hoeven en gaan niet overal opnieuw het wiel uitvinden. Juist door, waar mogelijk, gebruik te maken van bestaand instrumentarium in aanbod en/of uitvoering (bijv. lespakketten, Futureland, EIC, maar ook bijv. JINC, Next Step, TechWijs.nl) kunnen we de doelmatigheid borgen. Dit betekent overigens niet dat bestaand aanbod / instrumentarium daarmee gevrijwaard is van verdere ontwikkeling / verbetering / innovatie. Erbij betrekken van de doelgroep zelf
Flexibel Het programma is in principe structureel, maar op voorhand niet in beton gegoten, wat zich als volgt laat vertalen: het laat, met behoud van de uitgangspunten, in de concrete implementatie op de werkvloer, genoeg ruimte voor gewenst maatwerk, in principe zullen activiteiten op ‘houdbaarheidsdatum’ bekeken worden en waar nodig een keer ‘ververst’ of zo nodig gestaakt/vervangen, er is/blijft ieder jaar de nodige ruimte voor partners om bestaande activiteiten te upgraden of (zelfs lopende het jaar nog) nieuwe activiteiten in het programma te brengen.
Niet alleen praten over / acteren naar de doelgroep, maar juist ook met hen en ze er actief bij betrekken. In de (dagelijkse) concretisering van het programma zal de door KMR geïnitieerde en thans in opbouw zijnde ambassadeursgroep een belangrijke en actieve rol gaan spelen. Effectiviteit en doelmatigheid Het gros van de activiteiten is er structureel op gericht om: echte ‘meters te (kunnen) maken’, de kosten per meter acceptabel te houden. Ten slotte: Structureel, maar wel flexibel Een meerjarenprogramma van en voor (en in belangrijke mate ook door) de partners, daarbij ook gedragen door deze partners. Dat wil zeggen: niet vrijblijvend, maar echt gecommitteerd door de inbreng van alle betrokkenen. Voldoende flexibel, zodat er ruimte blijft voor maatwerk, bijsturing en verdere ontwikkeling, alsook invoegen van nieuwe concepten.
9
Het programma: de basis
4-luik De integrale programmalijn Imago, voorlichting en promotie bestaat uit een 4-tal deellijnen, waarlangs het aanbod van informatie en ‘het ervaren’ zelf is georganiseerd: 1. gestructureerde kennismaking 2. collectieve evenementen en activiteiten 3. ‘A la Carte’ ervaring 4. pr en marketing (ondersteunend en verbindend)
Deellijn 1: gestructureerde kennismaking Deze lijn legt het fundament. Binnen deze lijn wordt de doelgroep programmatisch en gestructureerd benaderd en participeert de doelgroep in de (meervoudige) ‘kennismaking met’ Haven en Industrie (in brede zin van het woord). Met deze lijn wordt ook volop invulling gegeven aan de eerste 2 dimensies van het opschakelen: intensiever en completer, respectievelijk gestructureerd. Primaire doelgroep De kennismaking bestaat uit: buitenschoolse ‘experience’ in principe (waar mogelijk) voorafgegaan door : binnenschoolse voorbereiding en indien van toepassing opgevolgd door: o binnenschoolse follow-up en/of o afronding tijdens evenement uit deellijn 2 Voor de uitvoering van deze deellijn wordt binnen het onderwijs voldoende ruimte (‘zendtijd’) in het curriculum ingebouwd (commitment). Secundaire doelgroep Om dit intensieve programma voor de primaire doelgroep steeds succesvoller te laten zijn zal er een doorlopende voorbereidingsprogramma worden aangeboden, gericht op de besturen, directies, onderwijsgevenden en decanen van de betrokken onderwijsinstellingen. Daarmee wordt geborgd dat men het belang van het programma inziet en ook zelf daarvoor optimaal (inhoudelijk) is voorbereid. Daarvoor wordt o.a. het instrument ‘Onderwijscafé’s’ als voorbereiding en follow-up ingezet en formules als ‘Botlek by night’ en decanendagen uitgerold. Samen met de onderwijsinstellingen, alsook daartoe geëigende (maatschappelijke) organisaties, zullen in deze deellijn ook gerichte activiteiten richting ouders van de jongeren uit de primaire doelgroep worden georganiseerd. Daarmee wordt dan beoogd een olievlekwerking van nieuwe visie op/over Haven en Industrie op gang te brengen.
10
Binnenschoolse voorbereiding Hiervoor wordt een pakket samengesteld, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande lesmaterialen zoals bijv.: digitaal havenlespakket lespakket ‘Gave Haven’, leermiddelen van de kenniscentra leermiddelen van O&O fondsen (les-) materiaal van TechniekTalent.nu gastlessen Voor de uitvoering kan de school zelf zorgen of kan bijv. (vanuit het programma) JINC ingezet worden. Buitenschoolse „experience‟ Het gaat erom de leerlingen/studenten een onuitwisbare positieve kennismaking te laten ervaren. In het aanbod zitten: bezoeken aan (opleidings-) bedrijven, musea, informatiecentra etc. (waaronder Futureland, EIC, Maritiem Museum, Railz, Leonardo, e.d.), maar bijv. ook de Centers of Excellence van mbo en hbo of toonaangevende vmbo scholen met wervende infrastructuur voor Haven en Industrie (waaronder de LOC’s). De combinatie voorbereiding en buitenschoolse activiteit is maakwerk die voor iedere groep (klas) specifiek bepaald wordt. Daarbij kan ook gebruik gemaakt worden van het aanbod uit de ‘A la Carte’ (deellijn 3). Follow-up en afronding Waar mogelijk krijgt een ‘experience’ nog een binnenschools vervolg en/of afronding e tijdens een evenement uit de 2 deellijn, waarmee: wordt aangesloten bij de keuzevraag die de doelgroep voor ogen heeft (sectorkeuze, vervolgopleiding, werk), de ‘experience’ als zodanig wordt verlengd en/of wordt verbonden aan een evenement / activiteit en daarmee nog meer effect krijgt waar mogelijk ook bijdraagt aan het succes van betreffend evenement (zie eerder voorbeeld ‘Boten bouwen’).
Het programma: de basis (vervolg)
Criteria voor deellijn 2
Haven en Industrie goed in beeld gebracht. Partners betrokken en tevreden (i.g.v. bestaande activiteiten). Aansluiting bij doelgroep en hun belevingswereld. Aansluiting op onderwijs (curriculum, tijd, belasting). Uitvoerbaarheid. Zichtbaarheid in regio. Afstemming/samenwerking met andere activiteiten. Timing (plaats op de agenda) Meters maken en indicatieve ‘kosten per meter’.
Brancheweken Tijdens een Brancheweek .., Dag van .. stellen bedrijven uit de branche doorgaans ook hun poorten open voor leerlingen en studenten om het bedrijf te bezoeken. Een aantrekkelijke en ook sympathieke formule. Maar de formule heeft niet altijd het gewenste of beoogde resultaat, als de gekozen week teveel conflicteert met het curriculum van de onderwijsinstellingen. Wellicht een idee om (naast het open huis aanbod tijdens de brancheweek) met elkaar ook door het jaar heen aanbod te realiseren als er op een school een soort ‘brancheweek’ op de rol staat.
Activiteitenagenda De evenementen en activiteiten uit deellijn 2 vormen de kern voor de activiteitenagenda die KMR voor en namens de partners op haar website voert. Daarmee wordt inzichtelijk wat partners in KMR, samen ‘op de mat’ brengen. Verder laat deze agenda ook activiteiten zien, die gericht zijn op het verbinden van de doelgroep met Haven en Industrie, maar niet direct expliciet onderdeel uitmaken van deellijn 2. Zodoende wordt een nog completer beeld gegeven van de activiteiten door het jaar heen in (of voor partijen uit) onze regio. Essentieel voor een zo goed mogelijk gecoördineerde planning van de activiteiten.
Deellijn 2: Collectieve evenementen en activiteiten Deze deellijn omvat een pallet evenementen en activiteiten; het actief (projectmatig) manifesteren/participeren in (onderdelen van) grootschalige evenementen (o.a.) o Skills Masters (o.i.d.) o WereldHavenDagen o Game On Techniek Generieke projecten en formules (o.a.) o Brains@Work (familie van diverse formules) o Pressure Cooker o Van Rotta tot Roffa o Make a Move – (Haven-) dag o (Mainport) Talenten Diner o (Mainport) Meewerk Dagen Projecten met ook duidelijk wedstrijd karakter (o.a.) o First® Lego® League Rijnmond o Boten Bouwen - Vletten op de Maas o (junior) Vakkanjers / Skills Best Men o Jong Haventalent Activiteiten specifiek gericht op dwarsdoorsneden (bijv. meisjes, allochtonen) van de doelgroep (o.a.) o Hoge hakken in de Haven o Girls Day (richting haven en techniek) Binnenschoolse bedrijvenmarkten (haven en techniek) o naar voorbeeld van de succesvolle MKBTechniek bedrijvenmarkt bij HR. Brancheweken –dagen o afhankelijk van aard en opzet zullen deze een expliciete uitwerking in deze deellijn krijgen, alsook invulling kunnen geven aan deellijn 1 en/of deellijnen 3 & 4. Het zichtbaar waarderen van ‘vakmanschap in spe’ (mbo en hbo) en bewezen talent/prestatie, alsook de opleiders (docenten, bedrijven) o naar voorbeeld van ‘mbo-uitblinker’, zoals door Da Vinci ingevuld. Het aanbod in deze deellijn kan individueel of collectief worden ervaren. Kenmerkend is dat het aanbod niet gericht is op slechts 1 klas/groep (de benadering in lijn 1 en facultatief in lijn 3), maar als zodanig in de uitvoering voor bredere deelname van de doelgroep open staat. Deels kan dit aanbod uiteraard ook terugkomen/ingezet worden in andere deellijnen (bijv. excursies i.k.v. brancheweken /- dagen, die als klas te boeken zijn, maar ‘gelijktijdig’ als event voor meerdere klassen openstaat ). Hoewel wij in dit stadium nog niet pretenderen de volledige ‘agenda’ al voor ogen te hebben, is in de bijlage al wel de kern opgenomen, voor zover dit bestaande evenementen en projecten en activiteiten betreft, resp. formules die (verdere) uitrol verdienen. Daarbij is aangegeven welke (primaire) doelgroep(en) bereikt worden.
11
Het programma: de basis (vervolg)
Deellijn 3: „A la Carte‟
TechWijs.nl
In deze deellijn wordt aanbod voor ‘experiences’ verzameld, dat door individuele scholen/groepen ‘A la Carte’ kan worden geboekt. Hiervoor zal het instrument TechWijs, dat landelijk als een voorbeeld van een ‘best practice’ wordt gezien, verder worden ontwikkeld en gevuld.
Op de door KMR beheerde website TechWijs.nl staat nu al een aanbod van ca. 60 bedrijven, die excursies en/of gastlessen aanbieden. Essentieel voor dit gedifferentieerde aanbod op TechWijs is dat de aanbieders zijn begeleid bij het ontwikkelen van een goed scorende activiteit/ervaring voor de doelgroep. Dit heeft zeker bijgedragen aan de sterke reputatie die TechWijs ook buiten onze regio heeft. Ook het faciliteren van het vervoer is een kritische succesfactor van de TechWijs benadering.
Deze A la Carte deellijn kan/zal niet alleen ook in deellijn 1 ingezet kunnen worden, maar biedt uiteraard ook de mogelijkheid voor partners om ‘zelf aan het koken te slaan’ en passend aanbod te ontwikkelen en via deze deellijn aan te bieden. De aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt is geen vrijblijvende exercitie meer. Hoewel ‘A la Carte’ keuzevrijheid biedt in het menu, zullen er wel afspraken gemaakt moeten worden dat er ‘zowel gekookt alsook geconsumeerd gaat worden’. Bedrijvenkringen Goed werkende bedrijvenkringen verbonden aan het voonderwijs, zijn een belangrijk instrument in de promotie van en voorlichting over het bedrijfsleven in haven en industrie. In de regio zijn inmiddels een 6-tal (nu ook Technet) kringen actief en een handvol in ontwikkeling. Deze kringen zijn door KMR ontwikkeld en zullen verder (door-) ontwikkeld (en m.b.t. vertegenwoordigde branches ook verbreed) moeten worden. Daarbij kan/moet het aanbod vanuit de aangesloten bedrijven, zoals opgenomen in de diverse activiteitenprogramma’s van de kringen, ook in hoge mate geïntegreerd worden in het ‘A la Carte ’ aanbod in deellijn 3 .
De verdere ontwikkeling betreft doelgroepen (nu nog vooral po en vo, straks ook mbo en hbo), alsook breedte en diepte van aanbod . Denk daarbij ook aan aanbod vanuit onderwijsinstellingen en de Centers of Excellence zelf.
Technet en TechniekTalent.nu TTN.nu is gericht op het enthousiasmeren van jongeren voor techniek in brede zin en ziet in de Technet kringen een belangrijke portal voor de materialen die TTN.nu ontwikkelt en wil inzetten. Hier ligt in ons gebied een waardevolle schakel om landelijke inspanningen o.g.v. promotie techniek ook goed regionaal te laten landen.
Met ondersteuning vanuit TechniekTalent.nu kan dit verder worden uitgebouwd. Bereik (jaarlijkse doelstelling)
Bereik Met de activiteiten uit dit programma willen we structureel jaarlijks ruim 10.000 leerlingen/studenten direct bereiken met een ‘experience’ (met name lijn 1 en 3), waarvan we er jaarlijks ruim 600 begroten. Daarnaast (en uiteraard deels overlappend en niet direct kwantificeerbaar) wordt nog eens een grote groep direct/indirect bereikt via de activiteiten uit deellijn 2.
leerlingen/ studenten po
4.000
300
vmbo (basis/kader) onderbouw 1.500
75
vmbo-GL/TL bovenbouw
1.500
75
havo/vwo bovenbouw
1.500
75
mbo
1.200
60
hbo
600
30
10.300
615
Totaal
12
buitenschoolde experiences
Het programma: de basis (vervolg)
“Rotterdamse haven. Motor van je carrière”. Dat is het thema van de nieuwe campagne om jongeren te wijzen op de Rotterdamse haven als place to be voor een uitdagende en interessante carrière. Deze campagne is een initiatief van KMR, Deltalinqs en het Havenbedrijf Rotterdam is gelanceerd op de Wereldhavendagen.
Deze campagne is bedoeld als ondersteuning voor bestaande initiatieven.
Naranjina Deze jeugdserie draait om Naranjina, een onstuimig en doortastend meisje dat de halve wereld over heeft gevaren om haar ouders te vinden. Tijdens haar zoektocht is ze beland in de Rotterdamse haven. De serie is afgelopen zomer opgenomen in de Rotterdamse haven en brengt o.a. de wereld van de haven (decor) en techniek (middels één van de karakters) op een natuurlijke wijze in beeld bij de doelgroep. Rond de serie zal er, in samenwerking met de producent, de nodige pr (o.a. website) en follow up (bijv. spel) worden ontwikkeld om de doelgroep nog langer en intensiever te binden.
Deellijn 4: PR en marketing De deellijnen 1-3 vormen de kern van het voorlichting en promotieprogramma. In deze, meer ondersteunende deellijn 4 wordt ingezet op: periodieke ‘advertising’, aansluitend op de activiteitenagenda, om belangstelling voor herkenbaarheid van activiteiten en branding te vergroten. substantiële (positieve) exposure (rondom activiteiten en evenementen (m.n. uit deellijn 2) in de (traditionele en sociale) media, om systematisch bij te dragen aan een verbetering van het imago, branding van activiteiten; zo wordt bijv. ‘Motor van je carrière’ actief ‘ingevlochten’ in diverse (‘havengerichte’) activiteiten, waardoor er een zichtbare en herkenbare rode draad ontstaat die wijst op de haven en deze verankert bij de doelgroep, uitnutten van pr-activiteiten, zoals rond de tv-serie Naranjina.
Speciale aandachtsgebieden Met het instrumentarium uit het integrale programma zal ook waar nodig extra intensief invulling worden gegeven aan dergelijke activiteiten (voor zover Haven en Industrie / Techniek / Logistiek gerelateerd), zoals deze moeten worden ontplooid in speciale aandachtsgebieden, resp. uitvoeringsprogramma’s en thema agenda’s. Denk daarbij bijv. aan: Nat. programma Kwaliteitssprong Zuid, de Zuidvleugel campagne in Drechtsteden en Rotterdam Carrièrestad. Daarmee wordt dan synergie geborgd en voorkomen dat activiteiten elkaar anders ongetwijfeld (en contraproductief ) tegen gaan komen in het veld.
KMR Jongerenpanel / Ambassadeurs Jongerenpanel / Ambassadeurs Dit instrument is expliciet door minister Kamp, namens zijn collega van OC&W genoemd, toen hij in het voorjaar de situatie in Rotterdam schetste in antwoord op kamervragen over de aansluiting onderwijs en werken in de haven.
KMR werft en betrekt daarna een groep jongeren (dwarsdoorsnee, m.n. uit onderwijskolom), die KMR als platform gaan ondersteunen. Daartoe zullen zij ook een extensief kijkje in de keuken van haven en industrie krijgen. Met deze groep worden concepten voor activiteiten getoetst (praten met de doelgroep), maar nog belangrijker zij krijgen ook een actieve rol en verantwoordelijkheid in het ontwikkelen van concepten, resp. bij uitvoering van activiteiten (gastlessen, begeleiding groepen, publieke optredens etc.). Ergo, onze adviseurs, creatieve collega’s en rolmodellen (vanuit hun enthousiasme en bijv. stageervaringen).
13
Management, coördinatie en organisatie
Uitvoeringsorganisaties
Programmamanagement en regie Het programmamanagement en de regie/coördinatie over de activiteitenagenda en de in te zetten uitvoeringsorganisaties en instrumenten wordt belegd bij KMR. KMR ontwikkelt, samen met de partners, het beleid aangaande en bewaakt de uitvoering op programmaniveau. Waar nodig en wenselijk zal KMR ook instrumenteel zijn bij het aanvragen/verkrijgen van subsidies van derden als (tijdelijke) cofinanciering van het programma (zie verderop onder financiering). Waar nodig signaleert KMR blinde vlekken in het programma en neemt zij initiatieven om hierin samen met partners te voorzien, door het (mede) initiëren en ontwerpen van concepten voor nieuwe (gewenste) activiteiten, die, nadat ze zijn ontwikkeld, dan uiteraard een plaats krijgen op de agenda.
Samenwerking Het is essentieel dat KMR met de, vanuit dit programma ingezette, uitvoeringsorganisaties één doorlopende werklijn vormt. Daardoor kan gezamenlijk op ieder niveau geschakeld worden en blijven de ervaring in het veld / op de vloer ook transparant en beschikbaar voor alle betrokkenen, waaronder ook KMR als regisseur/coördinator.
14
Binnenschools Waar mogelijk wordt (in deellijn 1) de buitenschoolse ‘experience’ binnenschools voorbereid a.d.h.v. lesmateriaal (waaronder in dit kader ook oriëntatie-tools). Desgevraagd en indien wenselijk kan daarvoor ondersteuning worden ingezet om specifiek invulling te geven aan deze binnenschoolse voorbereiding Momenteel zijn daartoe in de regio al verschillende organisaties actief. Denk aan bijv. JINC (Rotterdam Zuid), CED groep (regio). Met hun ervaring zouden deze organisaties ook aangewezen uitvoeringsorganisaties kunnen zijn om vanuit dit programma de gevraagde ondersteuning in te vullen. Buitenschools Gezien haar ervaring en toegang tot het bedrijfsleven (vooralsnog m.n. haven gericht), ligt het voor de hand om voor de buitenschoolse ‘experiences’ het EIC daarvoor als centrale uitvoeringspartner op te lijnen. Voor specifieke projecten/onderdelen zullen uiteraard ook andere uitvoerders ingezet kunnen worden.
Verslag marktconsultatie Detailhandelvisie 27 januari 2012 Ten behoeve van de regionale detailhandelsstructuurvisies voor de Stadsregio Rotterdam en het Stadsgewest Haaglanden zijn er in een groepsgesprek op vrijdag 27 januari diverse marktpartijen geconsulteerd. Hieronder zijn de belangrijkste uitkomsten uit dit gesprek weergegeven. Aanwezigen: Naam W. Kromkamp R. Bosma O. Wolff W. Kroesen F. Blok D. Blok M. Braam Mesken J. Kamminga J.W. Speetjens M. van Lier R. van Westbroek S. van der Linden H. Wensveen P. Manning P. Goudriaan R. Mannaart T. Vosjan P. Koet M. van Weert R. Brinkhof P. van der Valk J. Posner J. Zuijdwijk
Organisatie Ahold Vastgoed Ahold Vastgoed Albert Heijn AM Real Estate Blok (Makelaar) Blok (Makelaar) CBRE Global Investors CBRE Global Investors Corio Nederland Corio Nederland Creating Retail Parks CWB-Mitex Gemeente Delft HBD Kamer van Koophandel Kamer van Koophandel NRW Retail Vastgoed Adviseurs Stadsconcepten Vastgoed advies Stadsgewest Haaglanden Stadsregio Rotterdam Synchroom Winkelraad Haaglanden
Ladder voor duurzame verstelijking 1 De motie van De Rouwe over het toevoegen van detailhandel aan de ladder voor duurzame verstedelijking is aangenomen. Dit houdt in dat bij ieder detailhandelsinitiatief de volgende 3 stappen dienen te worden gevolgd: 1. Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag voor stedelijke voorzieningen.
1
Voorgesteld tijdens het Notaoverleg van 14 november 2011
Hoofdstuk 0
1
2. Indien positief beoordelen de betrokken overheden of deze binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten; 3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand bebouwd gebied onvoldoende mogelijkheden biedt, beoordelen betrokken overheden of deze vraag op locaties kan worden ontwikkeld die passend multimodaal ontsloten zijn of als zodanig ontwikkeld zijn. Er bestaat geen sanctie vanuit het Rijk op het onvoldoende toepassen van de ladder of een zwakke argumentatie. Zo is feitelijk de bovengemeentelijke regie van detailhandelsontwikkelingen volledig in de handen van provincies geplaatst. Omvang detailhandel per regio Er zijn minder m² detailhandel per inwoner in Haaglanden dan in de Rotterdamse regio. De oorzaken hiervan zijn niet geheel duidelijk. Misschien zijn er in Den Haag kleinere panden, en was er meer ruimte in naoorlogs gebombardeerd Rotterdamse centrum. Een ander argument kan zijn dat in Haaglanden de groei van de bevolking zich sneller voltrokken heeft dan de groei van het winkelbestand (die daar meestal volgend op is). Een feit is dat de Metropoolregio grotere panden kan aanbieden dan de stad Amsterdam. (on)Mogelijkheden om nieuwe formules (evt. hogere segment) binnen te halen Nederlandse steden zijn aan de kleine kant om internationale topformules aan te trekken (te klein verzorgingsgebied en te weinig toeristische bezoekers in vergelijking met New York, Parijs of Londen). Bovendien liggen de huurprijzen, in relatie tot het aantal passanten, relatief hoog. De doelgroep voor het echte hoge segment is te klein (onvoldoende consumenten). Dit zou een verklaring zijn waarom het hogere segment uit Italië en Frankrijk slechts beperkt geïnteresseerd is in Nederland. Echte vernieuwende formules denken vaak niet als eerste aan Nederland. Het echte topsegment in de mode kiest eerder / het eerst voor Italië en Frankrijk omdat dit een betere testmarkt is. De Nederlandse consument is over het algemeen enigszins behoudend. In Nederland kiezen nieuwe formules vervolgens vaak het eerst voor Amsterdam. Vaak ontbreken aansprekende, grote, karakteristieke winkelunits. Het vergt veel om in Nederland een nieuw distributienetwerk op te zetten. De specifiek Hollandse regelgeving kan een belemmering zijn. Mogelijk hebben Amerikaanse formules zoals American Eagle Outfitters al genoeg aan de USA zelf en hebben zij geen expansiebehoefte? Engelse formules spraken in het verleden onvoldoende aan bij de Nederlandse consument (zoals Marks & Spencer), waardoor zij huiverig zijn om opnieuw de Nederlandse markt te betreden. Diverse formules die in Antwerpen gevestigd zijn zouden ook in Rotterdam / Den Haag een plek moeten krijgen.
2
Hoofdstuk 0
De kansen in Rotterdam om modische formules toe te voegen met een grotere schaal is groter dan in Amsterdam vanwege de aanwezigheid van grootschalige panden in Rotterdam. Momenteel zijn met name de discountformules zoals Primark en Action ‘booming’ en niet zozeer de hoogwaardige formules. Door het lage prijspeil van bestaande supermarkten in Nederland komen dure hoogwaardige buitenlandse supermarkten niet binnen.
Brancheverbreding en –vervaging op woonboulevards / in de periferie Op woonboulevards is sprake van een toenemende leegstand. Oorzaken zijn de dalende bestedingen in de woonbranche en het overaanbod aan woonboulevards (verzadiging). Dankzij de toenemende leegstand neemt de druk tot brancheverbreding toe (toevoegen electro, sport, speelgoed). Over het al dan niet toestaan van brancheverbreding op woonboulevards zijn de meningen verdeeld: Een belangrijk deel van de aanwezigen is negatief over deze ontwikkeling omdat het toestaan van nieuwe branches kan leiden tot een uitholling van de hoofdwinkelcentra omdat deze branches vaak de trekkers van hoofdwinkelcentra vormen. Anderen geven aan dat de monofunctionaliteit (enkel woonaanbod) de ‘bottle neck’ is voor veel woonboulevards en dat er daarom juist meer branches moeten worden toegestaan. Belangrijke randvoorwaarde is wel dat dit branches zijn die doelgericht bezocht worden. Sommigen pleiten ervoor om op woonboulevards, die hun positie verworden hebben, brancheverbreding toe te staan (dus alleen in de sterkste clusters). Sommige marktpartijen geven aan dat in bepaalde gevallen beter gesaneerd kan worden. In de periferie is deels sprake van schaalverkleining. Met name de hele grote panden staan leeg. Er is nog wel vraag naar kleinere units. Internetverkoop Bepaalde branches zijn erg internetgevoelig zijn zoals reizen, boeken/cd’s. In deze branches zullen de winkels voor een belangrijk deel gaan verdwijnen. Hierdoor zal de leegstand toenemen. Mutichanneling (combineren online als offline verkoopkanaal) is erg in opkomst. Fysieke winkels spelen in op de internetgeoriënteerde consument met een internetwinkel. Online winkels krijgen in toenemende mate ook offline verkooppunten. De verwachting is dat er in toenemende mate vraag zal zijn naar pickup-points. Momenteel zien we deze al opkomen bij ziekenhuizen en op trafficlocaties. De bereikbaarheid van pickup-points is heel belangrijk. De vraag is of dit een autonoom proces kan zijn of dat sturing/coördinatie gewenst is. Albert Heijn wil mogelijk pickup-points in de markt gaan zetten. De locaties hiervan zijn nog niet bekend: in winkelcentra, benzinepompen, concentratie met andere pickup-points, op bedrijventerreinen of bij afslagen van snelwegen.
Hoofdstuk 0
3
Handreikingen / signalen voor de detailhandelsvisie De winkelmarkt is verzadigd, het aantal winkelmeters neemt af (stagnerende bestedingen, vergrijzing ondernemersbestand, toename internetverkopen). Met name op woonboulevards, in randgebieden van centra en in buurtcentra / kleine kernen gaan problemen ontstaan. Regulering komt niet van de markt. De marktpartijen aan tafel vragen nadrukkelijk om sturing van de overheid! De Randstad dient benaderd te worden als één verzorgingsgebied. Gemeenteoverstijgend beleid is noodzakelijk vanwege afstemming tussen gemeenten. Bestuurders dienen zich nadrukkelijk te confirmeren aan de visie. De visie dient duidelijkheid te scheppen voor de markt: op perspectiefrijke locaties dynamiek faciliteren, op kansarme plekken saneren. Niet ‘knoeien’ met m² uitbreidingsruimte, maar ook niet alles weigeren want dan prijs je de regio uit de markt. Dus: ongewenst tegenhouden en het echte nieuwe de ruimte geven. De sterke punten in de detailhandelsstructuur moeten verder versterkt worden. Blijven clusteren is de boodschap, niet verder versnipperen. Op plekken waar de winkelfunctie niet overeind kan blijven, dient functietransformatie toegestaan te worden. De overheid moet bij voorkeur in projecten niet financieel participeren. De grondopbrengst mag niet het doorslaggevende argument zijn voor een overheid om een ontwikkeling toe te staan.
4
Hoofdstuk 0
Notitie voor Bestuurlijk REO 19 april 2012 Dienstverlening aan Ondernemers in de stadsregio Rotterdam In 2011 is de afdeling Ruimtelijke Ordening en Economie van de stadsregio Rotterdam gestart met het onderzoek Ondernemersklimaat / Ondernemershuis Zuid. Dit onderzoek is de uitwerking van de acties 3 en 4 van het Uitvoeringsprogramma Economie. Eind 2011 is de tussenrapportage in het Regionaal Economisch Overleg (REO) besproken en is besloten de actiepunten langs 2 sporen uit te werken: 1. Ondernemershuis Zuid (OHZ) en Steenworp Vestigingsadviseurs Haaglanden. Advies over mogelijke opschaling van OHZ naar de regio. Inzicht in draagvlak/haalbaarheid bij gemeenten. Aansluiting bij de evaluatie van het OHZ van de gemeente Rotterdam, de ontwikkeling van Ondernemerspleinen vanuit de Kamer van Koophandel (KvK) en de vorming van de Metropoolregio. Daarnaast: een advies formuleren over het opnemen van de Steenworpaanpak in een Ondernemershuis of het verbreden van de Steenworpaanpak naar de hele Metropoolregio. 2. Ondersteunen van lokale dienstverlening met pilotprojecten, best practices en kennisuitwisseling. Onderdeel hiervan is een inventarisatie van wat gemeenten nu doen, vastgelegd in een boekje, een brochure en/of een website. Inclusief lopende acties op het gebied van regeldruk. Daarnaast opstellen van een jaarprogramma voor uitwisseling van best practices via bestaande netwerken. Voor het uitwerken van deze twee actiepunten zijn in februari en maart gesprekken gevoerd met de bedrijfscontactfunctionarissen van de regiogemeenten, het Ondernemershuis en de KvK. De resultaten van deze gesprekken zijn verwerkt in deze verkenning en besproken in de Werkgroep REO van 5 april 2012. Uit deze verkenning blijkt dat bedrijfscontactfunctionarissen van gemeenten een voorkeur hebben voor dienstverlening dichtbij huis, vanuit de eigen gemeente. Er is weinig draagvlak voor een structuur op regioniveau (m.u.v. wellicht een vastgoeddatabase). Tegelijkertijd is deze dienstverlening per gemeente erg kwetsbaar en kan nadelig zijn voor het ondernemers(klimaat). Op termijn zou minimaal een stevig netwerk van gemeentelijke dienstverleners wenselijk kunnen zijn (kennisdeling, doorverwijzing, taakverdeling e.d.). Wij stellen voor dit onderwerp op dit moment even te laten rusten. Afhankelijk van de discussies rond de Metropoolregio en de ontwikkelingen rond de Kamer van Koophandel (Ondernemerspleinen) kan dit punt wellicht in een later stadium weer aan de orde komen. Wel zullen wij de best practices van gemeentelijke dienstverlening in beeld brengen en doorgaan met kennisuitwisseling tussen gemeenten.
Verkenning Dienstverlening aan Ondernemers in de stadsregio Rotterdam In de stadsregio is een gevarieerd aanbod aan dienstverlening voor ondernemers. Gemeenten en Kamer van Koophandel zetten menskracht in voor ondersteuning van ondernemers: bedrijfscontactfunctionarissen, accountmanagers en adviseurs locale economie. In de regio zijn diverse gezamenlijke projecten voor starters. Het Ondernemershuis Zuid is een recent initiatief bedoeld om de economische positie van Rotterdam Zuid te versterken. In het Stadsgewest Haaglanden is Steenworp Vestigingsadviseurs actief. Via de invalshoek bedrijfshuisvesting probeert Steenworp de regionale economie in Haaglanden te versterken. Ter informatie zijn beschrijvingen van het Ondernemershuis Zuid, Steenworp Vestigingsadviseurs Haaglanden, het Ondernemersplein (KvK) en Digitale loketten bijgevoegd. Gesprekken met gemeenten In de periode februari - maart 2012 zijn gesprekken gevoerd met bedrijfscontactfunctionarissen van de regiogemeenten, het Ondernemershuis Zuid en de Kamer van Koophandel (KvK). Het doel van deze gesprekken was: een beeld krijgen van de lokale economie en van de gemeentelijke dienstverlening aan ondernemers; de behoefte peilen aan ondersteuning vanuit het Ondernemershuis, Steenworp Haaglanden en het Ondernemersplein van de KvK; actualiseren van best practices van gemeentelijke dienstverlening. De meeste regiogemeenten geven aan geen behoefte te hebben aan dienstverlening van het OHZ. Drie gemeenten twijfelen, één gemeente is positief. Gemeenten hebben waardering voor de formule van het OHZ (het veelzijdig aanbod, deelname van diverse partijen), maar het OHZ is in 2010 en 2011 te veel gericht geweest op starters, zzp-ers en kleinschalige ondernemingen en te weinig op (middel)grote gevestigde ondernemers. 1 Regiogemeenten bieden vaak een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor een bepaalde sector van de economie. Zo is Barendrecht sterk in agrologistiek, Schiedam in technisch hoogwaardig productiewerk, Westvoorne in toerisme en kleinschalige land- en tuinbouw, Lansingerland in grootschalige innovatieve tuinbouw, enz. Regiogemeenten hebben hun eigen specialismen. De ondersteuning van het OHZ sluit daar niet voldoende op aan. Ook voor vragen op het gebied van bedrijfshuisvesting of vergunningverlening/bestemmingsplan doen ondernemers niet snel een beroep op het OHZ. Regiogemeenten en OHZ vullen elkaar aan: de core business van gemeentelijke bedrijfscontactfunctionarissen is het gebied waar het OHZ minder goed in is en vice versa. Ook voor Steenworp Vestigingsadviseurs geldt dat de meeste gemeenten er geen behoefte aan hebben. Wel zien zij het nut in van een goede vastgoeddatabase, het liefst uitgebreid met uitgeefbare kavels op bedrijventerreinen. Dit is een bruikbaar hulpmiddel waarmee de kwaliteit van de gemeentelijke dienstverlening verder kan verbeteren. De meeste gemeenten vinden samenwerking met de KvK nuttig en willen dit in de toekomst voortzetten. De omvorming van de KvK tot een Ondernemersplein (digitaliseren van basisdiensten en verminderen van het aantal vestigingen van de KvK) kan niet op veel steun van regiogemeenten rekenen. Regiogemeenten vinden goede bereikbaarheid en inbedding in de locale economie erg belangrijk. Samenwerking met het locale bedrijfsleven is essentieel. Regiogemeenten zijn tegen concentratie van de dienstverlening op één centrale locatie in de stadsregio. Het locale aspect komt dan niet meer 1
Het OHZ is van plan zich minder exclusief op starters te gaan richten en meer op gevestigde ondernemers.
goed uit de verf. In plaats van centralisatie zien regiogemeenten samenwerking met buurgemeenten als een levensvatbaar alternatief. Opschaling naar de metropoolregio is voor regiogemeenten een brug te ver. Bij de bedrijfscontactfunctionarissen van de regiogemeenten is weinig draagvlak voor het kopiëren van zowel het OHZ als de Steenworpaanpak. Evaluatie OHZ De gemeente Rotterdam heeft onlangs het OHZ geëvalueerd. Terwijl het OHZ bedoeld was voor Rotterdam Zuid, komt meer dan de helft van de klanten niet uit Zuid. Vooral starters en zzp-ers maken gebruik van het OHZ, gevestigde ondernemers komen minder aan bod. De dienstverlening is te vrijblijvend: de vraag van de klant is leidend, het OHZ is volgend, er worden geen tegenprestaties van klanten verwacht, er worden geen kwalitatieve doelen gesteld, de effectiviteit van de dienstverlening wordt niet gemeten. De inbreng van een aantal participanten is gering. Rotterdam wil dat participanten een grotere inbreng gaan leveren, het OHZ zich ook op gevestigde ondernemers gaat richten en het OHZ voor de hele stad gaat werken. De gemeente wil de dienstverlening professionaliseren, een deel van het aanbod digitaliseren en het aantal loketten van 4 naar 2 terugbrengen. Rotterdam probeert het Ondernemershuis als pilot aangemerkt te krijgen voor het Ondernemersplein van de KvK. Gemeentelijke dienstverlening In de regio is het aanbod en de kwaliteit van de dienstverlening wisselend. Er zijn overlappingen en lacunes in het aanbod. Door bezuinigingen zijn gemeentelijke ondernemersloketten schaars geworden. Digitale oplossingen (gemeentelijke websites voor ondernemers) zijn vaak geen goed alternatief voor het fysieke ondernemersloket. Veel gemeentelijke sites voor ondernemers zijn te algemeen en bieden niet wat de ondernemer zoekt. Persoonlijk contact blijft in veel situaties noodzakelijk. In gemeenten waarin de bedrijfscontactfunctionaris goed bereikbaar is, kunnen ondernemers gemakkelijker hun weg vinden dan in andere gemeenten. Overzicht bedrijfscontactfunctionarissen in regiogemeenten2 Gemeente Albrandswaard Barendrecht Ridderkerk
aantal bcf's geen 2 0,5
Bernisse Brielle Hellevoetsluis Spijkenisse Westvoorne
0,3 0,5 1 0,5 0,5
Capelle a/d IJssel Lansingerland Krimpen a/d IJssel Maassluis Schiedam Vlaardingen 2
vacature 2 0,5 0,5 3 2
0,3 of 0,5 betekent dat de bedrijfscontactfunctionaris voor een deel van zijn/haar werktijd andere taken heeft.
Een deel van het aanbod voor ondernemers kan gedigitaliseerd worden. Voor een ander deel blijft persoonlijk contact noodzakelijk. Een vraag kan eenvoudig te beantwoorden zijn of goed op elkaar afgestemde specialistische deskundigheden vereisen. De kwaliteit van de dienstverlening is afhankelijk van: - goede bereikbaarheid (telefonisch, internet, fysiek contact) - het aanbod: de juiste dingen, zoveel mogelijk aspecten van het ondernemen, goed op elkaar afgestemd - tijdig doorverwijzen naar de juiste instanties - centraal stellen van de ondernemer. Conclusie over de organisatie van de dienstverlening Uit het onderzoek komt naar voren dat een ‘centrale’ organisatie met filialen niet gewenst wordt. Dus geen regionaal Ondernemershuis of Steenworp Vestigingsadviseurs stadsregio Rotterdam. Volgens de bedrijfscontactfunctionarissen hoort de kern van de dienstverlening bij de afzonderlijke gemeenten te liggen. Dit is tegelijk erg kwetsbaar, omdat de schaal van afzonderlijke regiogemeenten te klein is en dus nadelig voor de dienstverlening aan ondernemers en voor het bevorderen van het ondernemersklimaat. Een manier om dit te ondervangen kan zijn de vorming van een netwerk van (gemeentelijke) dienstverleners waarbinnen ook de onderlinge taakverdeling aan de orde kan zijn: 1e en 2e lijn, standaard- en ingewikkelde vragen, loket en relatiebeheer, doorverwijzing/ondersteuning bij capaciteitsproblemen, etc. Deze netwerkorganisatie kan uit een aantal kleinere netwerken worden opgebouwd, bijvoorbeeld uit de gemeenten op Voorne Putten of uit de drie Waterweg gemeenten. Vanwege de nog niet afgeronde discussies over de Metropoolregio en de Ondernemerspleinen van de KvK, is het nu niet het meest geschikte moment om over dit onderwerp besluiten te nemen. Zodra er voldoende duidelijkheid is over de taken van de Metropoolregio, kan dit onderwerp opnieuw aan de orde komen. Best practices De gesprekken met gemeenten hebben verschillende best practices opgeleverd. Een overzicht: De bedrijfscontactfunctie in Barendrecht "Voorkomen van irritatie", omgaan met klanten, Vlaardingen Startersnetwerk in Hellevoetsluis Mentorproject Schiedam Op een ondernemende manier uitgifte van bedrijventerreinen in Lansingerland Overzichtelijke websites voor ondernemers in Hellevoetsluis, Lansingerland en Vlaardingen Organisatie van ondernemers in de gemeente, Hellevoetsluis Beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening in: Capelle a/d IJssel, Krimpen a/d IJssel, Vlaardingen en Westvoorne (Normenkader) Ridderkerk, Schiedam (Ecorys) Barendrecht (Elsevier) De stadsregio organiseert samen met een gemeente bijeenkomsten voor ambtenaren van gemeenten waar best practices gepresenteerd worden. De eerste bijeenkomst zal plaatsvinden in Hellevoetsluis, het onderwerp is "Organisatie van ondernemers in de gemeente". Deze bijeenkomst is gepland in juni van dit jaar. De planning van de overige onderwerpen zullen wij afstemmen met de regiogemeenten. De stadsregio zorgt voor publiciteit over best practices, stelt een jaarprogramma op en richt een interactieve website in met informatie over best practices. Lucas Kremer, stadsregio Rotterdam, 11 april 2012
Beschrijving instellingen 1 Ondernemershuis Zuid 2 Steenworp Vestigingsadviseurs Haaglanden 3 Het Ondernemersplein (Kamer van Koophandel) 4 Digitale loketten
1
Ondernemerhuis Zuid
Het Ondernemershuis in Rotterdam-Zuid is een laagdrempelige voorziening voor startende en gevestigde ondernemers in de drie deelgemeenten op Zuid. Ondernemers kunnen met vrijwel al hun vragen bij het Ondernemershuis terecht. Het brede aanbod aan diensten sluit goed aan op vragen van ondernemers. In het Ondernemershuis werken 19 organisaties samen. De participanten zijn: drie banken, een advocatenkantoor, een notariskantoor, een accountantskantoor, gemeente Rotterdam, drie deelgemeenten, vijf onderwijsinstellingen, de Kamer van Koophandel, Regionaal Bureau Zelfstandigen, DAAD arbeidsbemiddeling en een woningcorporatie. De totale kosten van het Ondernemershuis zijn € 700.000,- per jaar. Hiervan wordt € 300.000,gefinancierd uit bijdragen van de 19 participanten. De bijdrage varieert van € 3.000,- per jaar tot € 75.000,- per jaar. De gemeente Rotterdam neemt de kosten voor het office management (€ 400.000,- per jaar) voor zijn rekening. Naast financiële ondersteuning, zetten deelnemende organisaties ook menskracht in. De Kamer van Koophandel, het Regionaal Bureau Zelfstandigen, DAAD en de gemeente Rotterdam (Ondernemersbalie) bemensen elk één van de vier loketten. Deze loketten zijn vijf dagen per week geopend. Met de overige organisaties kunnen op of via het Ondernemershuis afspraken worden gemaakt. Deelgemeenten zetten hun bedrijfscontactfunctionarissen in voor vragen die via het Ondernemershuis binnenkomen. De Belastingdienst is geen participant, maar wel belangrijk voor (startende) ondernemers. Zij levert geen financiële bijdrage, maar wel informatie en verzorgt workshops op het Ondernemershuis. Het Ondernemershuis is druk bezocht: in 2010 zijn 15.500 klantcontacten geregistreerd, een jaar later zijn dat er 17.500. We zien een verschuiving optreden: van Rotterdam Zuid naar de overige deelgemeenten. Gebied Deelgemeenten Rotterdam Zuid Overige deelgemeenten Rotterdam Regiogemeenten (1) Buiten stadsregio
2010 50% 30% 20%
(1) In 2010 is geen onderscheid gemaakt in gemeenten binnen en buiten de regio.
Gemeente (2) Barendrecht Capelle a/d IJssel Albrandswaard Schiedam Spijkenisse Ridderkerk Hellevoetsluis Vlaardingen Westvoorne
2011 3,4% 1,8% 1,6% 1,6% 1,4% 0,8% 0,5% 0,5% 0,5%
(2) Bernisse, Brielle, Krimpen, Lansingerland en Maassluis scoren 0,3% of minder.
2011 44% 38% 12% 6%
De meeste participanten zijn niet persé gebonden aan Rotterdam Zuid, het officiële werkgebied van het Ondernemershuis. Voor Rotterdam, drie deelgemeenten en het Regionaal Bureau Zelfstandigen geldt dat diensten van deze organisaties alleen bestemd zijn voor ondernemers uit de eigen (deel)gemeente. Meest voorkomende reden bezoek In/uitschrijven KvK Starten (vanuit uitkering) Financiering/subsidie Sociale Zaken Ondernemingsplan
2011 28,1% 24,1% 8,9% 8,8% 5,7%
Minder voorkomende reden bezoek Bedrijfsruimte Juridisch advies Vergunning/bestemmingsplan
2011 2,7% 1,9% 1,5%
In/uitschrijven KvK, Starten (vanuit uitkering) en overige zaken die met starten te maken hebben, scoren hoog. Opvallend is dat bedrijfsruimte en vergunningverlening/bestemmingsplan laag scoren. Het aanbod van het OHZ op het gebied van bedrijfshuisvesting is beperkt (aanbod van één corporatie en een database van de gemeente Rotterdam met summiere informatie over vastgoedaanbod in Rotterdam). Het Ondernemershuis is drie jaar geleden gestart als pilot met steun vanuit Europa. De deelnemende organisaties bezinnen zich nu op de toekomst van het Ondernemershuis. Het Ondernemershuis is op zoek naar nieuwe partners. Opvattingen van gemeenten (bcf’s) Er is weinig behoefte aan uitbreiding van de dienstverlening van het Ondernemershuis naar de eigen gemeente. Eén gemeente is positief, drie willen er over nadenken, de overige gemeenten zijn niet positief. Omdat de meeste regiogemeenten geen behoefte hebben aan deze vorm van ondersteuning, voelen zij er weinig voor mee te betalen. Gemeenten vinden dat een groter deel door het bedrijfsleven betaald zou moeten worden. De meeste gemeenten willen geen eigen menskracht leveren voor loketfuncties. De ideale organisatie is: één centraal bureau (tweedelijnfuncties) met drie of vier vestigingen (basisfuncties, loketfuncties) in subregio’s De meeste regiogemeenten zijn geen voorstander van opschaling naar de Metropoolregio.
2
Steenworp Vestigingsadviseurs Haaglanden
Steenworp adviseert en begeleidt startende en gevestigde ondernemers op het gebied van bedrijfshuisvesting. Steenworp zoekt voor startende bedrijven en voor gevestigde bedrijven met verhuisplannen naar geschikte bedrijfspanden in de regio Haaglanden. Steenworp stimuleert de regionale economie en zorgt voor behoud van werkgelegenheid in de regio. Het werk van Steenworp is te onderscheiden in: Adviseren aan en begeleiden van startende ondernemers en ondernemers met verhuisplannen. Een vestigingsadviseur maakt hiervoor een afspraak met de betreffende ondernemer. Op basis van dit gesprek, wordt bepaald of een vervolgtraject (begeleiding) zinvol is. Eenvoudige vragen worden telefonisch afgehandeld. Ondernemers kunnen ook zonder afspraak binnen lopen. Als er een vestigingsadviseur beschikbaar is, kan de ondernemer direct geholpen worden. Actueel houden van het aanbod aan bedrijfsonroerend goed (onderhouden van contacten met makelaars, actualiseren van de database met het aanbod). Ondernemers kunnen de database met het vastgoed aanbod via het web raadplegen. In de database is informatie over het huidige aanbod van circa 2.500 bedrijfspanden opgeslagen. Met behulp van de database, brengt Steenworp elk jaar de monitor aanbod bedrijfsonroerend goed uit. Begeleiding Op jaarbasis adviseert en begeleidt Steenworp circa 200 (startende) ondernemingen. Door toedoen van Steenworp worden jaarlijks 50 tot 70 bedrijven in Haaglanden geherhuisvest. Steenworp voldoet daarmee aan de doelstelling om elk jaar minimaal 50 bedrijven in Haaglanden te herhuisvesten en minimaal 500 arbeidsplaatsen voor de regio te behouden. De vestigingsadviseurs onderhouden goede contacten met gemeenten, zodat zij ondernemers de weg kunnen wijzen in de ambtelijke molen (aanvragen vergunningen, inzien bestemmingsplannen, e.d.). De klantengroep van Steenworp bestaat uit startende ondernemers, het MKB en incidenteel internationale ondernemingen (via de WFIA). Vastgoeddatabase Voor het aanleveren van gegevens is Steenworp afhankelijk van medewerking van makelaars. Steenworp bestaat 12 jaar en heeft vooral in de beginfase flink geïnvesteerd in het opbouwen van goede werkrelaties met makelaars. Steenworp heeft daar nu voordeel van. Het onderhoud van dit relatienetwerk blijft belangrijk. Elke 6 weken stuurt Steenworp een mailing naar alle ca. 400 makelaars voor het actualiseren van het aanbod. De medewerking van de makelaars is goed. Ook in andere databases kan naar bedrijfshuisvesting worden gezocht. Het gaat meestal om landelijk werkende databases waarin vooral de grotere objecten zijn opgenomen. Kleinere panden zijn minder interessant voor makelaars en worden daarom niet altijd op dit soort sites geplaatst. In de database van Steenworp zijn ook die kleinere objecten opgenomen. Juist deze kleinere bedrijfspanden zijn interessant voor starters en ondernemers in het MKB. De database van Steenworp bevat het meest volledige aanbod aan bedrijfspanden dat in de regio Haaglanden beschikbaar is. De database is goed toegankelijk. Een ondernemer kan op basis van verschillende zoekcriteria geschikte panden zoeken die passen bij zijn specifieke situatie. Komt hij er niet uit, dan kunnen de vestigingsadviseurs de ondernemer helpen bij zijn zoektocht naar geschikte bedrijfshuisvesting. De database is voor iedereen toegankelijk. Gegevens in de database kunnen gebruikt worden door anderen die diensten aan ondernemers verlenen (bijvoorbeeld bedrijfscontactfunctionarissen). De gegevens zijn ook goed bruikbaar voor beleidsafdelingen Economie van Stadsgewest en Haaglanden gemeenten. Het Stadsgewest heeft de database recent gebruikt voor een snelle beoordeling van ruim 200 kantoorpanden met problematische leegstand.
Kosten Het Stadsgewest Haaglanden neemt de kosten van Steenworp voor zijn rekening. Deze bestaan vooral uit personeelskosten, algemene overhead en ontwerp- en licentiekosten van de database. Steenworp heeft 2 vestigingsadviseurs, 1 databasebeheerder en 0,8 fte voor administratieve ondersteuning in dienst. Bij uitbreiding naar de Metropoolregio zullen de jaarlijkse kosten niet evenredig toenemen. Het beheer van de database vergt extra personele inzet, maar dat is geen verdubbeling. Ook de extra ontwerp- en licentiekosten zijn gering, omdat de database relatief eenvoudig uitbreidbaar is en de stadsregio al beschikt over een geldige licentie. Het voor de eerste keer vullen van de database is daarentegen arbeidsintensief, omdat daarvoor een goed relatienetwerk met makelaars in de stadsregio Rotterdam opgebouwd moet worden en omdat eenmalig circa 1.500 tot 2.000 vastgoed objecten ingevoerd moeten worden. De jaarlijkse kosten van het actueel houden van de database zijn afhankelijk van het aantal mutaties. Organisatorische onderbrenging Steenworp is onderdeel van het Stadsgewest Haaglanden. De medewerkers zijn in dienst bij het Stadsgewest. Bij de start, 12 jaar geleden, werd Steenworp gehuisvest bij de West-Holland Foreign Investment Agency (WFIA). Qua type werk sloot dit goed op elkaar aan. De WFIA is een zelfstandige rechtspersoon, gesubsidieerd door o.a. gemeente Den Haag en Stadsgewest Haaglanden. Vanuit efficiency overwegingen heeft het Stadsgewest besloten alle eigen organisatieonderdelen op één locatie onder te brengen. Daarom is Steenworp in 2005 verhuisd naar het kantoor van het Stadsgewest (Grote Markstraat 43, Den Haag). Het werk van de vestigingsadviseurs heeft raakvlakken met het werk van KvK, makelaars in bedrijfsonroerend goed, bedrijfscontactfunctionarissen en gemeentelijke afdelingen die zich op startende ondernemers richten. Functionele relaties met het beleidswerk van het Stadsgewest zijn er minder. De vorming van de metropoolregio is een goed moment om de organisatorische onderbrenging van Steenworp te heroverwegen. Ook het werk van de Ondernemersbalie van de gemeente Rotterdam is enigszins vergelijkbaar met Steenworp. De Ondernemersbalie beschikt ook over een vastgoed database, bemiddelt bij bedrijfshuisvesting, geeft voorlichting over vergunningen en over investerings- en subsidieregelingen. De Ondernemersbalie heeft een loket in het Ondernemershuis-Zuid en in het kantoor van de Kamer van Koophandel (Blaak 40, Rotterdam-Centrum). Opvattingen van gemeenten (bcf's) Op één gemeente na (Vlaardingen), hebben de regiogemeenten weinig behoefte aan dienstverlening van Steenworp Haaglanden. Volgens de regiogemeenten is het werk van Steenworp goed te integreren in een Ondernemershuis en/of een Ondernemersplein. De regiogemeenten hebben geen behoefte een zelfstandige organisatie Steenworp stadsregio Rotterdam (in nauwe samenwerking met Steenworp Haaglanden). De regiogemeenten vinden het wel zinvol om de database met vastgoedinformatie van Haaglanden uit te breiden met de stadsregio Rotterdam. De regiogemeenten vinden het belangrijk om het aanbod van uitgeefbare kavels op bedrijventerreinen toe te voegen aan de database.
3
Het Ondernemersplein (Kamer van Koophandel)
De Kamer van Koophandel (KvK) is een onafhankelijke organisatie voor startende en gevestigde ondernemers. In de praktijk is de KvK vooral gericht op het MKB. Ondernemers kunnen met allerlei vragen bij de KvK terecht. De Kamer van Rotterdam kent vier specialismen: Starters Internationale handel Bedrijfsoverdracht, bedrijfsovername Wet- en regelgeving. De KvK geeft antwoord op allerlei vragen van ondernemers. Ondernemers kunnen zonder afspraak binnenlopen bij de KvK (rekening houden met wachttijden) of op de site kijken (www.kvk.nl). De helft van de balies in kantoor Rotterdam is bestemd voor Inschrijven in het Handelsregister, de andere zijn voor gesprekken met gevestigde ondernemers. Daarnaast heeft de KvK een aantal adviseurs lokale economie in dienst. Zij vormen de schakel tussen gemeente en ondernemers. Zij werken alleen op afspraak. Wanneer de KvK zelf geen antwoord kan geven, dan verwijst zij door naar bijvoorbeeld Syntens, accountants of brancheorganisaties. Over specifieke onderwerpen organiseert de KvK bijeenkomsten. Tenslotte is er het maatwerkgesprek. Een medewerker bespreekt de situatie met de ondernemer en geeft een advies op maat. De KvK Rotterdam beschikt over de volgende functies: Accountmanager. Zij leggen contact met ondernemers om hen te informeren over producten en diensten voor ondernemers. Accountmanagers peilen de behoeften van ondernemers. Adviseur lokale economie. Contact met lokale ondernemersverenigingen en lokale overheden. Zij inventariseren wensen van ondernemers en brengen die richting lokale politiek. Zij nemen beleid, nieuwe regelingen en wetswijzigingen mee naar ondernemers. Kern van de functie is verbinden. Consultant international business. Import, export en internationale samenwerking. Persoonlijke gesprekken, netwerkbijeenkomsten, handelsmissies. Kennis vergroten, ervaringen delen en netwerk ondernemers verruimen. Ook gericht op internationale ondernemingen die zich hier willen vestigen. Uitgebreide netwerk van consultants goed bruikbaar voor internationale ondernemers. Bedrijfsadviseur. De “huisartsen” van gevestigde ondernemers. Zij zijn gespecialiseerd in bedrijfsvoering, bedrijfsoverdracht- en overname. Ook verzorgen zij coaching voor jonge ondernemers. Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I) wil de Kamers van Koophandel in twee jaar omvormen tot Ondernemerspleinen. De bestuursstructuur van de KvK’s zal sterk worden vereenvoudigd. Ook zal de regel- en lastendruk voor ondernemers worden verminderd, o.a. door de verplichte bijdrage voor inschrijving in het Handelsregister per 1/1/2013 af te schaffen. In plaats daarvan worden de KvK’s in 2013 door het ministerie van EL&I gesubsidieerd. De bijdrage van EL&I zal lager zijn dan het totaal van de opbrengsten voor inschrijving in het Handelsregister. Door inkomsten uit het Handelsregister hebben de KvK’s hun producten in het verleden voor lage prijzen kunnen aanbieden. Door het wegvallen van deze inkomsten, zullen de KvK’s in de toekomst hogere kostprijzen moeten hanteren. Syntens, een door het ministerie van EL&I gesponsorde organisatie voor innovatie, gaat ook op in de nieuwe Ondernemerspleinen. Op 1/1/2014 moet de reorganisatie van de KvK’s zijn afgerond.
KvK’s mogen geen winst maken en hebben geen financiële reserves kunnen opbouwen. Het ministerie van EL&I wil dat de Ondernemerspleinen een groot deel van hun dienstverlening digitaal gaan aanbieden. Voor een deel (bijvoorbeeld Inschrijving in het Handelsregister) is dit goed mogelijk. De vraag is of andere diensten (bijvoorbeeld een adviesgesprek over een bedrijfsovername) gesubsidieerd blijven of dat het ministerie vindt dat hiervoor de markt aan zet is. Het antwoord van de rijksoverheid op die vraag is waarschijnlijk: “geen subsidie, de markt is nu aan zet”. Hoeveel Ondernemerspleinen er in Nederland gaan komen, is onduidelijk. In het gebied van de Metropoolregio zijn nu twee Kamers werkzaam, die van Haaglanden en van Rotterdam. Beide Kamers hebben niet exact hetzelfde werkgebied als het stadsgewest en de stadsregio. De Kamer van Rotterdam heeft een groter werkgebied: Goeree, Drechtsteden, Gouda en omgeving behoren ook tot de Kamer van Rotterdam. Mogelijk gaan beide Kamers samen in een nieuw Ondernemersplein. Wat dat betekent voor het aantal vestigingen (publieksbalies) in de Metropoolregio, is onduidelijk. De KvK denkt eerder aan schaalvergroting en concentratie van de eigen dienstverlening dan aan schaalverkleining, decentralisatie en participatie in regionale samenwerkingsverbanden, gericht op een zo breed mogelijke aanbod voor ondernemers. Samenwerking met andere dienstverleners heeft voordelen. Basisfuncties kunnen dichtbij de ondernemer worden aangeboden (door deel te nemen in regionale samenwerkingsverbanden zoals het Ondernemershuis). Een beperkt aantal specialistische functies kan op een hoger schaalniveau worden aangeboden (Metropoolregio, Randstad). Opvattingen van gemeenten (bcf's) De meeste gemeenten waarderen de lokale dienstverlening van de KvK en de samenwerkingsprojecten met de KvK. Gemeenten willen graag dat deze vorm van dienstverlening van de KvK gecontinueerd wordt. Gemeenten zijn niet enthousiast over de ideeën over het Ondernemersplein. Dit leidt tot schaalvergroting en minder of geen aandacht voor de lokale economie.
4
Digitale loketten
Elke gemeente heeft op de eigen website een onderdeel gericht op ondernemers. Er is vaak algemene informatie te vinden en doorverwijzingen naar sites van andere organisaties. Doorverwijzingen naar informatieve sites van anderen werken meestal wel, maar digitale loketten werken vaak niet goed. Dat is frustrerend, want er wordt de ondernemer iets beloofd dat al na enkele muisklikken niet waargemaakt wordt. Dat geldt ook voor de site van de KvK. Ook daar links die niet goed werken. Digitale checklisten over ondernemen en vergunningen kunnen erg handig zijn, maar een breed toepasbare en werkende checklist ben ik nog niet tegengekomen. Kennelijk is de regelgeving in Nederland zo ingewikkeld dat dit nog niet goed is te automatiseren. De rijksoverheid gelooft sterk in de toekomst van het digitale loket. Het rijk wil dat de nieuwe Ondernemerspleinen hun diensten voor een belangrijk deel digitaal gaan aanbieden. Dat is niet eenvoudig. Het landelijk digitaal loket voor vergunningen (www.omgevingsloket.nl) geeft beperkt antwoord op vragen. In dit digitale loket ontbreekt de belangrijkste koppeling: het bestemmingsplan. Vragen over vergunningen zijn vaak gerelateerd aan bepalingen in bestemmingsplannen. Het omgevingsloket kan op die vragen geen antwoorden geven. De ondernemer weet na raadplegen van het omgevingsloket nog steeds niet wat op een bepaalde locatie wel / niet mogelijk is. Er zal nog veel gedereguleerd en geprogrammeerd moeten worden, voordat zo’n digitaal loket tot tevredenheid kan functioneren. Tot het zover is, blijven mensen nodig om ondernemers wegwijs te maken in overheidsland. Opvattingen van gemeenten (bcf's) De meeste gemeenten zijn niet tevreden over de eigen website en het eigen digitaal loket, gezien vanuit het perspectief van de ondernemer. De website / het digitaal loket helpt de ondernemer niet altijd verder. Positieve uitzonderingen, met duidelijke websites, zijn: Vlaardingen, Lansingerland en Hellevoetsluis In een aantal gemeenten wordt de kwaliteit van de dienstverlening gemeten. Capelle, Krimpen, Schiedam, Vlaardingen en Westvoorne hebben hiervoor het Normenkader (Bewijs van Goede Dienst) gebruikt. Schiedam en Ridderkerk zijn beoordeeld door Ecorys (een minder uitgebreid instrument dan Normenkader). Barendrecht is door Elsevier beoordeeld.
CONCEPT Pijler 2 - Economie Wat willen we bereiken? Algemeen pijler 2: De Metropoolregio levert een belangrijke bijdrage aan de nationale economie. Alle nationale topsectoren hebben een kern in de Metropoolregio. De Rotterdamse en Haagse regio vullen elkaar in hoge mate aan en kunnen samen een compleet vestigingsmilieu bieden aan bedrijven uit alle sectoren. Die complementariteit wil de Metropoolregio benutten om de potentie voor economische groei duurzaam te verzilveren. De overkoepelende economische visie voor de Metropoolregio wordt inhoudelijk gevormd door de Economische Agenda Zuidvleugel (EAZ) die Rotterdam, Den Haag en de provincie Zuid-Holland hebben opgesteld, in afstemming met Delft, Leiden en de Drechtsteden. Deze agenda sluit naadloos aan op de nationale topsectoren. De activiteiten in de economische pijler van de MRDH dragen direct en indirect bij aan de verwezenlijking van de EAZ. Direct door de aandacht voor eenduidige promotie en acquisitie, indirect door gerichte verbetering van het vestigingsklimaat. Om de noodzakelijke economische groei zeker te stellen worden voor de metropoolregio specifieke economische taken onderscheiden ter versterking van het vestigingsklimaat. Het gaat dan om eenduidige promotie en acquisitie, en afstemming op het gebied van werklocaties (kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel, leisure). Bijzondere aandacht ten slotte gaat uit naar samenwerking bij het faciliteren en bevorderen van de ontwikkeling van de kansrijke internationaal concurrerende sectoren die centraal staan in de Economische Agenda. De 24 gemeenten in het metropoolgebied werken vanuit eigen kracht samen aan de uitvoering van deze agenda, samen met de provincie Zuid-Holland. De samenwerking is per onderwerp op maat gemaakt: het gaat over afstemmen en kennisdelen, over gezamenlijke projecten, of de gezamenlijke uitvoering van economische taken. Daarbij is per onderwerp niet elke gemeente in gelijke mate betrokken: de samenwerking betreft een bepaald gebied binnen de metropoolregio, wordt thematisch aangevlogen of betreft het hele metropoolgebied. Vanzelfsprekend zijn waar nodig partners van buiten de MRDH betrokken. De samenwerking in de economische pijler richt zich op de volgende onderwerpen:
Werklocaties (kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel en leisure) Promotie en acquisitie Het voorkomen en tegengaan van leegstand en de verzekering van voldoende kwalitatief
1
aanbod is de centrale opdracht op het gebied van werklocaties. Op de schaal van de MRDH moeten kantorenlocaties zodanig worden afgestemd dat er voldoende ruimte geboden wordt voor gewenste economische ontwikkeling (kwantiteit en kwaliteit). Dit betekent een afgestemde ontwikkeling van kantorenlocaties, gekoppeld aan OV, het tegengaan van overprogrammering, en het bevorderen en faciliteren van de aanpak van leegstand door marktpartijen. Ook op het gebied van bedrijventerreinen wordt door afstemming in de MRDH zodanig verzekerd dat er voldoende ruimte is voor vestiging en doorontwikkeling van bedrijven (kwantiteit en kwaliteit). Dit betekent voldoende terreinen (planologisch mogelijk gemaakt in PSV) op de juiste plek, met de juiste kwaliteit en (multimodale) ontsluiting. Waar nodig vindt programmatische afstemming plaats (juiste bedrijf op de juiste plek), en wordt realisatie van nieuwe terreinen bevorderd. De afstemming zal veelal plaatsvinden tussen gemeenten met vergelijkbare clusters of problematiek (bijv. havengerelateerde logistiek in DelTri-verband, kennisintensieve locaties in Science Port Holland, leegstand/ overprogrammering in aantal gemeenten Haaglanden). Het zeker stellen van een duurzame herstructurering van geprioriteerde bedrijventerreinen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de MRDH. Er ligt in de MRDH een opdracht tot afstemming op het gebied van met name de perifere en de grootschalige detailhandel en het ontwikkelen attractieve centrumwinkelgebieden. De MRDH ontwikkelt om deze reden een structuurvisie detailhandel, met als doel optimale ondernemerskansen en een zo hoog mogelijk voorzieningenniveau. De structuurvisie analyseert trends en ontwikkelingen en schetst de gewenste detailhandelsstructuur. Ook komt in de structuurvisie een toetsingskader. Op basis hiervan worden nieuwe initiatieven aan de hand van een aantal criteria getoetst, waarna een advies aan de provincie over toestemming, toestemming onder bepaalde voorwaarden of afwijzing van het initiatief volgt. De MRDH ontwikkelt een beleid voor leisure voor initiatieven met een bovenlokaal karakter. Het doel is een aantrekkelijke regio voor nieuwe leisurevoorzieningen, waardoor een goed voorzieningenniveau voor de inwoners en bezoekers ontstaat. Tegelijkertijd bevat het beleid een afwegingskader met een handvat voor hoe we omgaan met de schaarse ruimte. Op het gebied van promotie en acquisitie is het doel ‘eenheid aan de voorkant, transparantie aan de achterkant’. De MRDH is met zijn 2.2 miljoen inwoners een gebied met topklasse voorzieningen, een grote arbeidsmarkt en een diversiteit aan sterke economische sectoren. Een van de belangrijkste opgaven voor de metropoolregio is om deze gecombineerde kracht duidelijk te communiceren naar partijen die overwegen zich hier te vestigen of te investeren. Eén gezamenlijk verhaal naar potentiële investeerders. Daarnaast wordt er gewerkt aan gezamenlijke promotie op het gebied van congressen, evenementen en toerisme. Op het gebied van de acquisitie van bedrijven is het uitdragen van een consistent imago op
2
het gebied van (kwaliteit vestigingslocaties, arbeidsmarkt, voorzieningen, regionale samenwerking, duurzaamheid) de opdracht. Uitgangspunt is dat we als regio elk bedrijf dat zich hier wil vestigen kunnen faciliteren met waar mogelijk meerdere passende locaties. We bieden maatwerk en keuze aan potentiële vestigers. Transparantie naar alle regionale partners is hierbij leidend. Zo doen we recht aan de realiteit dat we als metropoolgemeenten tot op zekere hoogte ook in een concurrentieverhouding tot elkaar staan. En dit is niet slecht – in essentie leidt dit tot het scherpst mogelijke aanbod aan het vestigende bedrijf en vergroot zo de kans dat bedrijven zich in de regio vestigen. Wat gaan we daarvoor doen? Werklocaties: kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel en leisure Voldoende ruimte voor bedrijven en een gezonde markt voor kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel en leisure zijn de hoofdopgave op het gebied van werklocaties. Hiervoor is goede afstemming tussen gemeenten noodzakelijk. Deze afstemming is in de eerste plaats
een economisch vraagstuk. Het ruimtelijk ordeningsperspectief volgt de economische argumentatie, maar is tegelijkertijd wel kaderstellend. Afstemming over werklocaties gebeurt vrijwillig, maar is niet vrijblijvend. Daarnaast is afstemming tussen de functies in de parallelle sporen van kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel en leisure van belang. Het doel is te komen tot een structuur waarin gezamenlijk de verantwoordelijkheid wordt genomen voor een gezonde markt voor werklocaties. Waar nodig wordt het instrumentarium van de provincie ingezet om gemaakte afspraken te bestendigen.
Op MRDH-niveau maken we een kantorenprogramma op hoofdlijnen en stemmen we de aanpak af (‘Kennisoverleg Kantoren’, met provincie en Holland-Rijnland, Midden-Holland en Drechtsteden), o.a. op het gebied van leegstand (samenwerking met marktpartijen, beïnvloeding landelijk beleid). Vanuit beide WGR+ regio’s, in samenwerking met de gemeenten, wordt in 2012 een voorbereidende analyse gemaakt. Het hoofdlijnenprogramma komt in de loop van 2013 beschikbaar en vormt onder andere input voor het provinciale beleid.
De meest betrokken gemeenten binnen de regio’s (waaronder in elk geval Capelle a/d IJssel, Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Rijswijk, Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen, Zoetermeer) werken het hoofdlijnen programma nader uit voor de regio en maken gedetailleerde afspraken over programma’s plus flankerend beleid (leegstand, verhuisketens, verdere reductieafspraken, m.n. op niet OV-locaties).
We maken een bedrijventerreinenprogramma MRDH op hoofdlijnen. De analyse 3
wordt gemaakt in 2012. Het programma komt in de loop van 2013 beschikbaar. Dit hoofdlijnenprogramma vormt input voor het provinciale beleid.
We monitoren vraag en aanbod van bedrijventerreinen. Op het niveau van clusters van verwante terreinen (deelmarkten) wordt in eerste instantie afstemming georganiseerd (o.a. programma, ontwikkeltempo). Er wordt nadrukkelijk aansluiting gezocht bij bestaande initiatieven als DelTri, Science Port Holland, Voorne-Putten en de lopende aanpak van leegstand bedrijventerreinen in Haaglanden.
We ontwikkelen een uitvoeringsstrategie voor nieuwe bedrijventerreinen van (boven)regionaal belang, hierin komen we tot niet vrijblijvende uitvoeringsafspraken. Dit betekent ook een discussie over gronduitgifteprijzen en vereveningsmechanismen.
Daarnaast wordt een uitvoeringsstrategie herstructurering bedrijventerreinen ontwikkeld. Verduurzaming van bestaande bedrijven is onderdeel van de uitvoeringsstrategie. Herstructurering is in deze strategie een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten in de MRDH, de gemeente waar de opgave zich voordoet wordt hierin door de MRDH gemeenten ondersteund, ook financieel. De mogelijkheden van een omslagfonds/investeringsfonds worden onderzocht (vgl. aanpak SR RHOB). In de loop van 2013 is deze strategie gereed en wordt deze vastgesteld.
Op het gebied van detailhandel wordt in 2012 gewerkt aan een gezamenlijke analyse en structuurvisie. Op 1 januari 2013 is een gedegen analyse beschikbaar die de basis vormt voor één detailhandelsbeleid voor de MRDH. Dit wordt in 2013 op basis van de analyse en structuurvisie verder uitgewerkt.
Op MRDH-niveau maken we één leisurebeleid voor voorzieningen met een bovenlokaal karakter. In het beleid komt een toetsingskader, waarmee een afweging kan worden gemaakt als een marktpartij op een bepaalde locatie een leisurevoorziening wil realiseren. Promotie en acquisitie Promotie en acquisitie richt zich op alle soorten bedrijvigheid in de regio. Voor de internationale promotie en acquisitie zijn in de metropoolregio twee organisaties exclusief actief: de Rotterdam Investment Agency (RIA) en de WestHolland Foreign Investment Agency (WFIA). Zij richten hun activiteiten vooral op het aantrekken van buitenlandse
4
bedrijven met innovatieve producten en technologieën die een toegevoegde waarde hebben op de Europese markt. Bedrijven worden op weg geholpen bij vestiging in de regio, met expat services en hulp bij het vinden van geschikte huisvesting/vestigingslocatie. Concrete acties op het gebied van promotie en acquisitie richten zich op:
het in kaart brengen gezamenlijke voorzieningen;
het ontwikkelen van gezamenlijke uitingen en promotiemateriaal - voor acquisitiedoeleinden, maar ook voor marketing naar overige doelgroepen (congressen, evenementen, toerisme);
het uitvoeren van het convenant tussen RIA-WFIA.
Wat gaat het kosten en hoe wordt het gefinancierd? Werklocaties: kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel en leisure Voor ondersteuning van de afstemming op het gebied van werklocaties worden op MRDHniveau apparaatskosten (menskracht, proceskosten) gemaakt. Deze kosten kunnen direct worden gedragen door inzet van mensen en middelen uit de MRDH gemeenten, of indirect via MRDH-organisatie (via bijvoorbeeld een inwonersbijdrage). Daarnaast is er behoefte aan financiële bijdragen voor herstructurering uit omslagfonds, inwonersbijdrage of vereveningsconstructie. Om welke bedragen dit gaat hangt af van meer gedetailleerde verkenning van de problematiek en de afspraken die op basis hiervan op MRDH niveau gemaakt worden. De kosten voor het opstellen van de gemeenschappelijke structuurvisie detailhandel zijn €50.000,-. Deze worden nu gedragen door de Stadsregio en het Stadsgewest gezamenlijk. In de huidige situatie wordt de structuurvisie periodiek, ongeveer eens in de vijf jaar, geupdate. Afgezien van apparaatskosten zijn aan detailhandelsbeleid verder geen kosten verbonden. Promotie en acquisitie
Ontwikkelen gezamenlijke uitingen en promotiemateriaal: indicatief €50.000,-.
Hoe wordt het georganiseerd? (Governance)
a. Is het wenselijk om lokale bevoegdheden en middelen over te dragen naar de metropoolregeling of zijn andere rechtsvormen wenselijk? Werklocaties: kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel en leisure Er is geen sprake van het overdragen van bevoegdheden en middelen. Wel is het noodzakelijk om tot bindende afspraken te komen, inclusief een systeem dat nakomen van
5
afspraken garandeert. Indien nodig wordt hier gebruik gemaakt van het instrumentarium van de provincie Zuid-Holland. Promotie en acquisitie Op dit moment niet. Het convenant tussen RIA en WFIA biedt tot eind 2014 de basis voor de samenwerking.
b. Is het wenselijk dat de 24 gemeenten onderling activiteiten afstemmen (coördinatie, programmatische samenwerking) Werklocaties: kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel en leisure Afstemming op hoofdlijnen (en beïnvloeding landelijk/provinciaal beleid) gebeurt op MRDH-niveau, verdere uitwerking met betrokken gemeenten per regionaal subcluster en niet-overheidspartijen Promotie en acquisitie Het ontwikkelen van gezamenlijke uitingen en promotiemateriaal vraagt om een gezamenlijke inzet van middelen uit de deelnemende gemeenten. Bevoegdheden blijven bij de individuele gemeenten (samenwerking op niveau K2 van het ringenmodel, zie bijlage ‘Governance in ringen MO’). De samenwerking op het gebied van acquisitie is niet dwingend. Hierbij worden geen bevoegdheden overgedragen op wgr-niveau. Dit is op niveau K3 uit het ringenmodel.
c. Raakt de activiteit slechts enkele gemeenten (subregio’s, centrumsteden, samenwerking met gemeenten/regio’s buiten de metropoolregio) Werklocaties: kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel en leisure Afstemming op hoofdlijnen (en beïnvloeding landelijk/provinciaal beleid) gebeurt op MRDH-niveau, verdere uitwerking met betrokken gemeenten per regionaal subcluster en niet-overheidspartijen. Overleg met de regio’s buiten de MRDH is ook gewenst (HollandRijnland, Midden-Holland en Drechtsteden). Promotie en acquisitie De promotie- en acquisitieactiviteiten hebben impact op de MRDH als geheel – alle partijen hebben baat bij een sterk merk MRDH, en het daarbij behorende gunstige vestigingsklimaat voor bedrijven. De inwoner van de ene gemeente is de werknemer in de andere.
6
Gezamenlijke inzet is dan ook gewenst.
Samenstelling Bestuurlijk team
Frank Koen (Capelle aan den IJssel)
Henk Kool (Den Haag)
Peter van Haagen (Pijnacker-Nootdorp)
Jeannette Baljeu (Rotterdam)
Peter Groeneweg (Schiedam)
Ies Klok (Westvoorne)
Bé Emmens (Zoetermeer)
7
Rotterdam Investment Agency Verantwoording 2011 en ambities 2012
Inhoudsopgave
1. VERANTWOORDING 2011
1
1.1.
Behaalde resultaten Current Investor Development
1
1.2.
Behaalde resultaten (internationale) acquisitie
2
1.3.
Behaalde resultaten expatdesk Rotterdam
4
1.4.
Overzicht belangrijkste activiteiten
5
1.5.
Conclusie Rotterdam Investment Agency
6
2. AMBITIES 2012
7
2.1.
Economische noodzaak
7
2.2.
Taakinvulling Rotterdam Investment Agency
7
2.3.
Personeel
8
2.4.
Resultaatafspraken Current Investor Development (CID)
8
2.5.
Resultaatafspraken (internationale) acquisitie
9
2.6.
Resultaatafspraken Expatdesk
9
2.7.
Resultaatafspraken interne organisatie
3. BIJLAGEN
10
11
3.1.
Verantwoording nieuwe vestigers 2011
11
3.2.
Toelichting ambities (Internationale) Acquisitie
12
3.3.
Toelichting ambities Expatdesk
13
3.4.
Toelichting ambities interne organisatie
14
3.5.
Toelichting ambities regionale samenwerking
15
3.6.
Toelichting ambities voor samenwerking met partners
16
1. Verantwoording 2011 1.1. Behaalde resultaten Current Investor Development In het afgelopen jaar hebben de accountmanagers vanuit current investor development (CID) 226 bezoeken afgelegd op board room niveau. Ruim 30% van deze bezoeken zijn een 1e bezoek geweest vanuit de Gemeente aan deze bedrijven in Rotterdam regio. De bedrijven die zijn bezocht zijn enerzijds grote internationaal georiënteerde bedrijven in de stad en regio, de zgn. key accounts, en zijn van groot strategisch belang voor Rotterdam. Zowel op grond van aanzien, werkgelegenheid als economische spilfunctie. Anderzijds zijn diverse bezoeken afgelegd aan de zgn. major accounts, bedrijven uit bepaalde sectoren en nieuwkomers die eveneens van belang zijn voor Rotterdam. jan – april 2011
Mei – aug 2011
Sept - dec 2011
Totaal 2011
Totaal aantal bezoeken
86
84
56
226
Eerste contact/bezoek met bezochte bedrijven
27
29
17
73
Figuur: Analyse vestigingsstrategie key accounts (100% = 226)
60%
30%
8% 2% Heroverweging
Geen verandering
Inkrimping
1
Uitbreiding
Bovenstaand schema geeft weer dat van de 226 bezochte bedrijven in 2011 30 % van de bedrijven in 2012 en 2013 opnieuw een strategische (her)afweging gaat maken of Rotterdam regio de juiste vestigingslocatie voor hen is. De RIA is in al deze gevallen betrokken om de Rotterdamse propositie goed in te vullen voor de desbetreffende bedrijven. In de bezoeken van de accountmanagers zijn de volgende onderwerpen besproken; • • • •
Vestigingsklimaat bespreken (o.a. infrastructuur, markt, arbeidsmarkt) Identificeren bedrijfsspecifieke problemen en oplossen Mate van tevredenheid over Rotterdam en regio Bedrijfsstrategie bespreken (behouden en/of uitbreiding organisatie)
Enige resultaten die de accountmanagers vanuit CID in 2012 hebben neergezet zijn; Vanuit accountmanagement diverse dienstonderdelen binnen de Gemeente Rotterdam geïntroduceerd bij verschillende relaties in de stad en regio. In totaal 3 specifieke evenementen georganiseerd ten behoeve van current investors in Rotterdam regio. Te weten: Red Carpet Dinner, CHIO lunch en DuitsOostenrijk-Zwitserland CEO ontbijt op stadhuis. Actualisatie van de lijst van key accounts en major accounts.
1.2. Behaalde resultaten (internationale) acquisitie Jaar
Richtlijn aantal te behalen investeringsprojecten
Behaalde investeringsprojecten
/
*12
2010
20
20
2011
23
24
2012
27
…….
2013
30
…….
100
44
*2009
Totaal
*Behaalde resultaten in 2009 tellen niet mee voor Collegetarget
De RIA realiseerde 24 investeringsprojecten in 2011. Voor gedetailleerde informatie zie bijlage 1, pagina 10. De internationale acquisitie heeft zich de afgelopen jaren gericht op potentiële investeerders uit de landen China, Verenigde Staten en vervolgens uit het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Turkije, Brazilië en India. Net als in 2010 komen de meeste investeringsprojecten uit China (5). Wat opvalt, is dat uit de speerpuntlanden van 2011, Verenigde staten, Verenigd Koninkrijk en Duitsland er geen nieuwe vestigers 2
zijn geland in Rotterdam regio. Uit een recent uitgevoerde landenanalyse (november 2011) blijkt dat de FDI (Foreign Direct Investment) vanuit UK en Duitsland naar de hele wereld sterk is afgenomen. Daarentegen de FDI vanuit VS juist niet. De RIA is er nog niet in geslaagd om de netwerken in de VS voldoende te mobiliseren. De verwachting is reëel dat in 2012 en het jaar daarop dit wel zal zijn. De meeste investeringsprojecten komen in 2011 uit China. De 24 nieuwe vestigers verwachten na 3 jaar circa 900 arbeidsplaatsen in Rotterdam te hebben gegenereerd en meer dan € 55,- mln. te hebben geïnvesteerd. Van de 24 nieuwe vestigers die zijn geland in Rotterdam regio is ruim 40% (41,7%) actief in de branche handel. Figuur: Verdeling nieuwe vestigers naar branche Dienstverlening ; 8%
Medisch; 4%
Petrochemie; 4% Handel; 42% ICT; 17%
Chemie; 4% Haven dienstverlener; 17%
Production; 4%
De spreiding over sectoren is groot. Veel activiteiten hangen samen met de positie van Rotterdam als havenstad. Veel nieuwe vestigers zijn actief in de branches handel, ICT en Haven dienstverlener. Er zijn nauwelijks tot aan geen projecten gerealiseerd in de speerpuntsectoren medisch en zorg (4%), en creatief (0%). In 2011 is, op basis van marktstudie, de propositie van de sector medisch & zorg nader ontwikkeld en uitgerold. Reële verwachting is dat de FDI van de sector medisch en zorg niet significant zal zijn. Voor de sector creatief zullen we een en dezelfde opzet ontwikkelen en uitrollen. Eind 2011 zijn over de gehele Collegeperiode in totaal 44 investeringsprojecten succesvol afgerond van het Collegetarget van 100 nieuwe vestigers.
3
Figuur: aantal potentiële projectinvesteringen (pijplijn) naar land van herkomst (124) december 2011
Afrika; 2
Zuid Amerika; 7
Canada; 3
Rusland; 3 Midden Oosten; 5
USA; 25
Overig Azie; 11
Duitsland; 4 India; 9
UK; 7
Zuid-Korea; 11
Turkije; 7
Overig Europa; 7 China; 23
De RIA heeft eind 2011 een pijplijnportefeuille van 124 projecten. De gemiddelde doorlooptijd van een project is grofweg, van initieel contact tot aan definitieve vestiging, twee jaar. De doorlooptijd hangt af van het besluitvormingsproces van het bedrijf, maar ook van het moment waarop de RIA met het bedrijf in contact komt. Dankzij onze actieve rol in netwerken en evenementen is het aantal pijplijnprojecten gestegen van 40 in mei 2009 naar 90 in november 2010 naar 124 in december 2011. We verwachten dat de toename van het aantal lopende projecten zich de komende jaren vertaalt in meer succesvol afgeronde investeringen in Rotterdam regio.
1.3. Behaalde resultaten expatdesk Rotterdam • • • • •
Toename aantal klantcontacten aan de Expatdesk met 44,4% ( 2137 klantcontacten) Toename van het aantal aanvragen van een verblijfsvergunning met 53,3% (414 aanvragen) Toetreding van 45 nieuwe bedrijven tot de Pilot Kennismigranten. Bezoeken aan 20 bedrijven in de regio Rotterdam. Organisatie van 1 evenement om bedrijven te informeren over de dienstverlening van Expatdesk.
De wisselwerking tussen de expatdesk en de acquisiteurs en accountmanagers is goed. Via de expatdesk komen regelmatig leads van nieuwe vestigers binnen bij de acquisiteurs. Tijdens fact finding trips wordt vrijwel altijd een bezoek gebracht aan de expatdesk. In geval van vestiging wordt dan ook vaak de expatdesk ingeschakeld. De 4
accountmanagers brengen op hun beurt de expatdesk onder de aandacht van potentiële klanten tijdens hun bezoeken in de stad.
1.4. Overzicht belangrijkste activiteiten De acquisiteurs en accountmanagers van de RIA bezoeken diverse zakelijke netwerkgelegenheden. Daarnaast organiseert en benut de RIA ook zelf (hospitality)evenementen. Onderstaand een schematische weergave hiervan.
Activiteiten Fact Finding Trips Aantal bezochte netwerkgelegenheden Aantal evenementen
2011 85 190 19
Fact finding trips Ter ondersteuning van de kerntaken, organiseert de RIA fact finding trips en netwerkevenementen. Ook met dienstverleners in Rotterdam wordt intensief contact onderhouden. Internationale bedrijven bezoeken tijdens het selectieproces voor een investeringsbeslissing meestal een keer de kandidaat-steden. Tijdens het bezoek willen zij een indruk krijgen van de mogelijkheden in een stad en van gedachten wisselen met potentiële partners en klanten. Onze fact finding trips zijn een uitgelezen moment om de stad te presenteren en het besluitvormingsproces te beïnvloeden. Ze duren over het algemeen tussen een halve dag en twee dagen, afhankelijk van de informatiebehoefte van de klant. De fact finding trips bestaan meestal uit het bezichtigen van potentiële locaties, introducties bij dienstverleners, het bezoeken van potentiële partners en bedrijven die zich reeds hier gevestigd hebben, een presentatie van de RIA over vestigingsvoordelen van Rotterdam en een bezoek aan de expatdesk. In totaal organiseerde de RIA in 2011 85 fact finding trips.
Bezochte netwerkgelegenheden Door het bijwonen van netwerkgelegenheden in en buiten Rotterdam bouwen de RIAmedewerkers hun netwerken op. Het gaat hierbij vaak om inhoudelijke seminars over bepaalde thema’s, maar ook om netwerkborrels in de meest uiteenlopende vormen. Zo komen zij potentiële investeerders en investeringsplannen op het spoor. Sinds begin 2010 brengt de RIA deze netwerkgelegenheden in kaart en stemt het team onderling af waar de RIA acte de présence geeft. De aanwezigheid bij de diverse netwerkgelegenheden wordt geregistreerd. We evalueren wat deze bijeenkomsten concreet opleveren. Deze informatie helpt ons bij de selectie van toekomstige bijeenkomsten waar de RIA niet kan en mag ontbreken. In 2011 bezocht de RIA in totaal 190 netwerkgelegenheden. Georganiseerde en benutte evenementen Gaat het bij netwerkgelegenheden om het uitbouwen van het netwerk en het opdoen van nieuwe contacten, bij evenementen nodigt de RIA zelf bestaande en/of nieuwe contacten uit om ze met elkaar in contact te brengen en/of bepaalde kennis over een bepaald thema of onderwerp over te dragen. De RIA organiseert diverse evenementen zelf en 5
benut ook evenementen die anderen organiseren waarbij de RIA zelf relaties uitnodigt. Het is dus een interne definitie die de RIA hanteert: bij netwerkgelegenheden is de RIA de gast en bij evenementen is de RIA gastheer. Evenementen worden zowel in binnenland als buitenland opgezet. Het gaat in het buitenland bijvoorbeeld om een investeringsseminar in China en Turkije of een netwerkreceptie tijdens een dienstreis van de burgemeester of wethouder. In Rotterdam gaat het om evenementen voor current investors, zoals een red carpet diner of een thematische lunch op het stadhuis. Contacten met dienstverleners De RIA werkt vaak en intensief samen met de dienstverleners in de stad: makelaars, projectontwikkelaars, belastingadviseurs, bedrijfsjuristen, arbeidsrechtdeskundigen en recruitment agencies. Enerzijds introduceren wij klanten bij specifieke dienstverleners; anderzijds introduceren dienstverleners hun klanten bij ons, als het gaat om vragen die buiten hun eigen expertiseveld liggen. Wederzijds helpen dienstverleners en de RIA elkaar aan leads. Er is dan ook veelvuldig contact met elkaar.
1.5. Conclusie Rotterdam Investment Agency Uit bovengenoemde resultaten kan worden geconcludeerd dat de RIA in een behoefte van de stad voorziet waar het acquisitie en accountmanagement van internationale en regionale accounts betreft. De afgelopen 2.5 jaar laat de RIA een duidelijke groei zien in de behaalde resultaten. Zowel in 2010 als in 2011 behaalt de RIA resultaten conform target en loopt hiermee in lijn met de afgesproken Collegedoelstellingen 2010 – 2014. Er zijn afgelopen jaar meer dan 200 bezoeken aan current investors afgelegd en de gemeente weet wat er speelt bij de belangrijkste accounts. Er zijn 24 investeringsprojecten gerealiseerd in 2011, in vergelijking met 2009 is dat een verdubbeling. En de Expatdesk laat een sterke groei zien in het aantal klantcontacten en aanvragen verblijfsvergunning. De RIA heeft haar targets voor 2011 gehaald, maar ziet mogelijkheden tot nog meer rendement in de komende jaren. Daarvoor is het noodzakelijk dat de RIA haar positie versterkt. Om succesvol acquisitie en current investor development uit te voeren is het noodzakelijk dat de Rotterdam Investment Agency binnen de gemeente een specifieke en krachtige positie inneemt. Slagvaardigheid is hierbij het uitgangspunt.
Hierdoor wordt de Rotterdam Investment Agency een strategische gesprekspartner voor potentiële investeerders en voor de partners in de stad met wie samengewerkt wordt om investeringen aan te trekken en te behouden voor de stad, zoals het Havenbedrijf, Kamer van Koophandel en current investors, maar ook de dienstverleners. Die specifieke, slagvaardige en krachtige positie moet worden gekenmerkt door: • • •
Helder profiel (schakel tussen overheid en internationaal bedrijfsleven); Slagkracht (onafhankelijk, professioneel, verbonden op inhoud, los op procedures); Directe toegang tot het bestuur
6
2. Ambities 2012 2.1. Economische noodzaak De financiële en economische crisis die zich sinds 2008 mondiaal, landelijk en regionaal manifesteert, maakt ook Rotterdam kwetsbaar. Als investeringsbeslissingen door bedrijven worden uitgesteld of in het nadeel van Rotterdam uitvallen, zijn er economische en sociale gevolgen. Om dit te voorkomen zijn extra activiteiten en impulsen vanuit de Gemeente nodig om bedrijven te behouden voor de stad en nieuwe bedrijven te werven. De Rotterdam Investment Agency bestaat nu 2.5 jaar. De RIA is voortgekomen uit de wens en het besluit van het College B&W in 2009 om in te zetten op internationale acquisitie en hiermee de (inter)nationale concurrentiepositie van Rotterdam te verstevigen en te laten groeien. Tegelijkertijd komt dit besluit tegemoet aan de zorg van de Raad (2008) dat diverse toonaangevende en strategische bedrijven Rotterdam verlaten, met alle gevolgen van dien: verlies aan werkgelegenheid, welvaart en - op langere termijn – verlies van sociale dynamiek en welzijn. Het doel van de RIA is op doelmatige wijze potentiële investeringen ten goede te laten komen aan de stedelijke en regionale economie. Grote bedrijven die reeds in Rotterdam gevestigd zijn te behouden (current investor development) en te helpen om verder te groeien (uitbreidingsinvesteringen) in de stad en de regio Rotterdam. Tevens biedt de RIA de diensten aan van de Expatdesk. Internationale bedrijven die met behulp van de Rotterdam Investment Agency investeren, brengen kenniswerkers mee en tegelijkertijd maakt ook het Rotterdamse bedrijfsleven dankbaar gebruik van de kennis uit andere landen. Kerntaken van de RIA zijn;
Het behouden van current investors en het stimuleren en begeleiden van uitbreidingsinvesteringen in Rotterdam en de regio. Het werven van nieuwe (internationale) investeerders Expatdesk; zorg dragen dat hoogwaardige kenniswerkers zich soepel in Rotterdam kunnen vestigen en bewegen.
2.2. Taakinvulling Rotterdam Investment Agency De Rotterdam Investment Agency is de verbindende schakel tussen private en publieke doelstellingen en creëert hierin win-win situaties. De RIA is een zelfstandig opererende eenheid die dagelijks werkt met dienstverleners in de stad Rotterdam en de regio. Dienstverleners zijn o.a. accountants, projectontwikkelaars, notarissen, advocaten, makelaars en uitzendbureaus. De werkzaamheden van de RIA zijn o.a.;
Het bouwen aan kennis van de (intermediaire) markt. Het onderhouden van een fijnmazig netwerk met commerciële intermediairs om hoogwaardige ‘aanbiedingen’ te doen aan nieuwe investeerders. 7
Het bieden van praktische oplossingen aan nieuwe en bestaande klanten gericht op het werven, behouden en laten groeien (Red Carpet Treatment). Het continue onderhouden van de relaties met grote bedrijven. (key- & major accounts). Het zorg dragen voor het oplijnen van gemeentelijke diensten d.m.v. actuele casussen die de kwaliteit van de overheid naar bedrijfsleven verbeteren. (1e loketfunctie)
Collegedoelstelling RIA De Collegedoelstelling voor de RIA over de gehele collegeperiode 2010 – 2014 is 100 investeringsprojecten realiseren voor de stad Rotterdam en de regio. Voor 2012 is het streven om in totaal 27 investeringsprojecten te realiseren op basis van het aantrekken van nieuwe bedrijven, het behouden van bedrijven en uitbreidingsinvesteringen in Rotterdam en de regio. Ambitie van de RIA is om aan het einde van de Collegeperiode, 30 tot 40 investeringsprojecten per jaar te genereren met een gerealiseerd aantal van 450 tot 600 arbeidsplaatsen. Dit betekent concreet dat ongeveer één op de vijf (internationale) investeringsprojecten in Nederland zich moet gaan vestigen in de regio Rotterdam.
2.3. Personeel De RIA heeft een formatie van 17,5 FTE. Deze is identiek aan de formatie van afgelopen jaar en is afdoende om de genoemde resultaten in het jaarplan 2012 te bereiken. Op dit moment is er sprake van een aantal vacatures die zo spoedig mogelijk worden opgevuld.
2.4. Resultaatafspraken Current Investor Development (CID)
Current Investor Development is verantwoordelijk voor zowel het behouden van bedrijven in Rotterdam en de regio als wel het identificeren van uitbreidingsinvesteringen in Rotterdam en de regio.
Minimaal 250 bezoeken in 2012 aan grote (internationaal georiënteerde) bedrijven in de stad Rotterdam en de regio. Hiervan zijn 100 bezoeken aan de key accounts (strategische bedrijven in Rotterdam en regio) van Rotterdam en de regio. Gesprekken vinden plaats op board room niveau en hebben betrekking op het investeringsklimaat en de vestigingsfactoren in Rotterdam en over de strategie van het bedrijf. De overige 150 bezoeken vinden plaats bij de overige major accounts in de stad.
De RIA heeft een 1e loket functie binnen de Gemeente Rotterdam voor alle grote (internationale) bedrijven in de stad en regio. Daarmee draagt zij zorg voor het oplijnen van gemeentelijke diensten op basis van actuele casussen uit het bedrijfsleven die de kwaliteit van de overheid naar bedrijfsleven verbeteren.
Het organiseren van 3 specifieke netwerkevenementen in 2012 voor de current investors in de Rotterdams regio. Doel is deze current investors te binden aan de stad door verbindingen te leggen met dienstverleners, potentiële klanten, samenwerkingspartners en de gemeente. Onder deze evenementen vallen het jaarlijkse Red Carpet Dinner en een aantal CEO netwerklunches/ontbijten
Effectief gebruik en inzet (strategisch relatiemanagement) van bestaande aanwezige hospitality mogelijkheden voor potentiële relaties en bestaande relaties.
8
2.5. Resultaatafspraken (internationale) acquisitie De RIA zet proactief in op het opsporen en benaderen van bedrijven die zoeken naar een vestigingslocatie in West-Europa en doet dat in de landen en sectoren waar de trefkans het grootst is op basis van een landen- en sectoranalyse. In de betreffende landen en sectoren wordt een netwerk en kennis opgebouwd. Vanzelfsprekend is Rotterdam ook geïnteresseerd in projecten uit andere landen en sectoren, maar daar heeft de RIA een meer reactieve houding. Hetgeen concreet betekent dat leads vanuit ons netwerk en bedrijven die ons rechtstreeks benaderen eveneens het volledige dienstenpakket krijgen aangeboden.
Investeringsprojecten binnenhalen vanuit China en VS naar Rotterdam (topprioriteitlanden) en investeringsprojecten binnenhalen vanuit India, Turkije, Brazilië (prioriteitlanden). Op basis van geactualiseerde of opgestelde landenplannen strategie bepalen hoe investeringsprojecten uit bovenstaande landen naar Rotterdam worden gehaald.
Het organiseren en/of bijwonen van investment seminars, round-table conferences, bezoek van beurzen en conferenties in de relevante (top)sectoren in zowel de speerpuntlanden als in Nederland.
1e verkenning naar investeringspotentieel Zuid Korea, Japan, Singapore, Rusland, VAE & Taiwan (high potentials).
Acquisitie aansluiten op topsectorenbeleid (Chemie, Life Sciences & Health, Energie, Logistiek, Water). Plus 1e verkenning strategische acquisitie hoofdkantoren.
Netwerken inzetten voor het genereren van nieuwe leads bij reeds binnengehaalde internationale investeringsprojecten in de stad Rotterdam en regio. (o.a. UK, Duitsland en Frankrijk)
De regionale samenwerkingsverbanden met omliggende randgemeenten bij acquisitie en relatiebeheer verder operationeel inbedden.
Effectief gebruik en inzet (strategisch relatiemanagement) van aanwezige hospitality mogelijkheden voor potentiële relaties en bestaande relaties.
2.6. Resultaatafspraken Expatdesk Voor de opbouw en het behoud van de kenniseconomie van Nederland en Rotterdam is een middenkader nodig met deskundigheid. Deze deskundigheid van kenniswerkers is zodanig schaars op de Nederlandse arbeidsmarkt dat deze in het buitenland gezocht wordt. Investeringsprojecten die zich met behulp van de Rotterdam Investment Agency vestigen in Nederland brengen in een aantal gevallen deze kenniswerkers mee, maar voornamelijk maakt het Rotterdamse bedrijfsleven dankbaar gebruik van de kennis uit andere landen. De expatdesk begeleidt, adviseert, coördineert en assisteert zowel bedrijven als de expats bij een soepele transitie naar Nederland.
Onderzoeken haalbaarheid groei van de expatdienstverlening bij gelijkblijvende inzet van middelen. Hierbij heroriëntatie op dienstverlening en samenwerking. Tevens haalbaarheidsonderzoek naar mogelijke samenwerking met commerciële partners.
Betere beschikbaarheid van Engelstalige formulieren binnen de Gemeente voor niet Nederlands sprekende expats. Plus tevens het gemeentelijk telefoonnummer 14010. 9
Aangaan samenwerkingsverband met diverse randgemeenten, waaronder Capelle aan den IJssel voor inschrijving in de GBA.
De organisatie van minimaal één evenement voor bedrijven waar expats werkzaam zijn.
Aantal te realiseren afhandeling van 500 aanvragen voor verblijfsvergunningen.
Aantal klantcontacten met Expats en bedrijven 2250
Aantal bedrijfsbezoeken: 20
2.7. Resultaatafspraken interne organisatie De focus van de RIA heeft zich de afgelopen periode vooral gekenmerkt op het behalen van de Collegedoelstellingen en het behalen van de afgesproken resultaten conform het businessplan uit 2009. De nadruk heeft hierbij vooral gelegen op het (her)structureren van de oude afdeling I&A naar de Rotterdam Investment Agency. De herstructurering vond zowel plaats op het personeel (afvloeien) als op het starten en/of opbouwen van diverse producten, diensten, werkprocessen en werkwijzen, maar zeker ook m.b.t. het ombuigen van werkinspanningen naar concrete resultaatafspraken. Inmiddels zijn we 2.5 jaar verder en is de RIA in een andere fase terecht gekomen. De Collegedoelstellingen worden vooralsnog ieder jaar gehaald en tegelijkertijd heeft er uitbreiding van het aantal fte binnen de RIA plaatsgevonden waardoor het mogelijk is om ook meer de aandacht te vestigen op het verbeteren van producten, diensten, werkprocessen en werkwijzen. De focus voor de interne organisatie ligt voor 2012 met name op; Sturing organisatie Strategisch relatiemanagement Strategisch PR & Marketing
10
3. Bijlagen 3.1. Verantwoording nieuwe vestigers 2011 De verantwoording van de nieuwe vestigers 2011 wordt hard copy uitgereikt in verband met de vertrouwelijkheid van de bedrijfsinformatie van deze nieuwe vestigers.
11
3.2. Toelichting ambities (Internationale) Acquisitie Focus landen 2012 Op basis van een recente landenanalyse zal de landenfocus komend jaar meer gedifferentieerd worden. Als topprioriteit worden aangemerkt de Verenigde Staten en China, waar de capaciteit primair op zal worden ingezet, omdat deze landen de meeste potentie lijken te hebben. De inzet op India, Brazilië en Turkije zal worden gecontinueerd. De opgebouwde netwerken en kennis zullen worden onderhouden, maar de inzet wordt enigszins teruggeschroefd op basis van de potentie en eerder geboekte resultaten. De beide andere speerpuntlanden van voorgaande jaren, Verenigd Koninkrijk en Duitsland, zullen komend jaar worden meer worden opgepakt via current investor development. Vooral via Engelse en Duitse bedrijven die in Rotterdam gevestigd zijn zal getracht worden kansen te identificeren voor uitbreiding maar ook voor nieuwe leads. Aan dit rijtje zal Frankrijk worden toegevoegd, omdat zich een groot Frans cluster van bedrijven in Rotterdam bevindt en de investeringspotentie vanuit Frankrijk groot is. Voor een aantal andere landen zal dit jaar proactief een eerste verkenning worden gedaan, de zgn. high potentials. Verschillende dienstverleners hebben goede contacten met de olie- en gasindustrie in Rusland. In overleg met de haven zal bekeken worden of komend jaar een identificatiemissie naar Rusland kan worden opgezet. Vanuit de Golfregio heeft de NFIA aangegeven kansen te zien voor Rotterdam. In overleg met BSD en haven wordt bekeken of een bezoek van een bestuurder aan Sohar gecombineerd kan worden met een bezoek aan potentiële investeerders uit de regio. Vanuit Zuid-Korea landen de laatste jaren regelmatig projecten op het gebied van logistiek, er is ook een Zuid-Koreaanse school in Rotterdam, een unique selling point. De NFIA heeft de RIA uitgenodigd voor een identificatiemissie om de mogelijkheden voor Rotterdam te tonen. Ten slotte zal een nadere verdieping worden gemaakt van een aantal landen die goed scoren in de landenanalyse, te weten Japan, Singapore en Taiwan. Bovenstaande ontwikkelingen vinden plaats in nauwe afstemming met het cluster Internationale Betrekkingen van de Bestuursdienst. Bovenstaande ontwikkelingen dienen bijvoorbeeld als input voor het programma PIEA (Programme for International European Activities). Tegelijkertijd wordt er intensief met elkaar opgetrokken, omdat de internationale contacten merendeels eveneens gericht zijn op economie en handel. Sectoren Ook het komende jaar zullen kennis en netwerken verder worden uitgebouwd in een aantal sectoren. De topsectoren vanuit het Rijk die van toepassing zijn op de regio Rotterdam sluiten aan op de prioriteitssectoren van de RIA. Daarnaast blijft de RIA zich inzetten op de sector Zakelijke Dienstverlening. De sector zakelijke dienstverlening is niet door het Rijk aangemerkt als topsector, maar is wel van groot belang voor de Rotterdamse economie. Deze sector is met name voorwaarden scheppend voor alle overige topsectoren die aanwezig zijn in de Rotterdamse regio. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Topsectoren Logistiek & Industrie Topsector Chemie Topsector Energie Topsector Water Topsector Creatieve Diensten Topsector Life Sciences & Health Sector Zakelijke Dienstverlening Hoofdkantoren
Voor de topsector Life Sciences & Health zal volledige aansluiting worden gezocht bij de propositie van Medical Delta. Gezien de vooralsnog beperkte potentie van Rotterdam voor internationale acquisitie in de medische sector (rapport Ernst & Young) zal deze 12
inzet beperkt worden. Voor duurzaamheid, topsector Energie en Chemie, zal vooral worden aangehaakt bij de Clean Tech Delta en programmabureau Duurzaam. In overleg met Stadshavens en Science Port Holland zal de acquisitie- en promotiestrategie verder worden ingevuld en zullen taken worden verdeeld. De acquisitie voor Clean Tech Delta en Medical Delta zijn uniek, in die zin dat samen met acquisitiepartners heel gericht wordt gezocht naar bedrijven die aansluiten op de betreffende proposities (strategische acquisitietrajecten). Samen met de haven wordt besproken hoe samen ook een aantal strategische acquisitietrajecten kunnen worden opgepakt en de logische wisselwerking verder te versterken: verwerking goederenstromen in de haven en kantooractiviteiten in de stad. Binnen de zakelijke dienstverlening zal er vooral aandacht zijn voor verzekeraars, maritieme zakelijke dienstverleners en engineering. Voor de creatieve sector zal komend jaar op basis van onderzoek vastgesteld moeten worden waar nu precies de aanknopingspunten liggen voor internationale acquisitie, zoals dat afgelopen jaar ook voor de medische sector is gebeurd. Aanpak De aanpak is gericht op de vraagzijde, dus op de internationale bedrijven die willen investeren. Met de vaststelling van landen en sectoren is de doelgroep van bedrijven gedefinieerd. Evenals afgelopen jaren wordt de doelgroep benaderd via inzet van diverse PR/marketing instrumenten, bezoeken, het organiseren van evenementen en, het belangrijkste, via het uitgebreide netwerk van de RIA, dienstverleners, partners en het Rotterdams bedrijfsleven. Het dienstverleningspakket van de Rotterdams Investment Agency ten behoeve van het werven van internationale investeerders bestaat uit; Het aanbieden van informatie over alle locatiefactoren die bij een investeringsbeslissing een rol spelen, De introductie in het netwerk van de RIA. En daarmee tevens ingang in de bestaande business netwerken in de stad Rotterdam Praktische assistentie vanuit een rol als accountmanager bij het opzetten van een vestiging, nieuwe vestigers en bestaande accounts begeleiden met vergunningtrajecten en eventuele begeleiding t.b.v. expats Na vestiging aftersales vanuit het current investor development Beoogd resultaat voor 2012 is het realiseren van 27 investeringsprojecten voor zowel werven, behouden als uitbreiden, zoals dat ook in het collegewerkprogramma is opgenomen. Tijdens de staf RIA zal de stand van zaken iedere zes weken ter informatie worden bijgevoegd.
3.3. Toelichting ambities Expatdesk De Expatdesk zal de werkzaamheden voor buitenlandse werknemers van Nederlandse en internationale bedrijven in 2012 continueren. Doelstelling is om expats te faciliteren bij hun komst naar Rotterdam. De Expatdesk helpt bij de immigratie door assistentie bij het verkrijgen van een verblijfsvergunning. Als ze eenmaal gearriveerd zijn helpt de expatdesk met allerhande formaliteiten (zoals burgerservicenummer, inschrijving GBA, parkeervergunning), financiële zaken (zoals openen bankrekening, verzekeringen), gezondheidszorg (zoals vinden van een huisarts), familiezaken (zoals wonen, recreatie, onderwijs, etc) en introductie in de relevante netwerken. Eind 2011 heeft de Expatdesk samen met Publiekszaken een aantal projecten opgestart. Een project betreft een Engelstalige optie in het telefonische informatienummer van de gemeente (14010), een ander project betreft het beschikbaar stellen van de belangrijkste gemeentelijke formulieren in het Engels. 13
Het derde project is iets complexer, dit betreft de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie van de randgemeenten, zodat de expat gebruik kan maken van een one-stop-shop. Deze projecten zullen in 2012 worden afgerond. Het Ministerie van Economisch Zaken wil de dienstverlening van de expatdesks op verschillende locaties in het land zoveel mogelijk gaan standaardiseren en is daarvoor een onderzoek gestart. De RIA is hier bij betrokken en zal binnen de bestaande kaders van de gemeente zoveel mogelijk doen om in deze standaardisatie mee te gaan. In 2012 zal worden onderzocht in hoeverre gebruik kan worden gemaakt van een netwerk van vrijwilligers uit de expatgemeenschap (access) om een deel van de taken van de expatdesk uit te laten voeren. Ook zal onderzocht worden of een model van sponsoring door relevante dienstverleners een mogelijkheid is om de kosten van de expatdesk verder te verlagen zonder dat de kwaliteit van de dienstverlening van de expatdesk wordt aangetast. Beoogd resultaat voor 2012 is een verdere groei van het aantal verwerkte aanvragen verblijfsvergunning tot 500 (25% groei) en tot een aantal klantcontacten van 2250. (12.5% groei)
3.4. Toelichting ambities interne organisatie Sturing organisatie De RIA verkeert in een fase waarin het van een ad hoc organisatie moet doorgroeien naar een procesmatige organisatie. De opgebouwde kennis in de organisatie maakt het mogelijk veel meer gestructureerd te werken op de terreinen current investor development, acquisitie en de expatdesk. Om deze procesmatige sturing mogelijk te maken, zal in 2012 de nadruk liggen op het opzetten van een degelijke en diepgaande managementinformatiestructuur. Deze managementinformatie moet het mogelijk maken om de processen beter aan te sturen op efficiëntie en – belangrijker nog – effectiever te zijn in het behalen van de doelstellingen van de RIA. Belangrijke voorwaarde voor een goede managementinformatiestructuur is een goede en correcte registratie van gegevens en een doelmatige verwerking van de gegevens in informatie. Hiervoor zijn goede digitale hulpmiddelen essentieel en buitengewoon kosteneffectief (t.o.v. handmatige verwerking). In 2012 zal er een herijking plaats vinden van de ICT-ondersteuning van de RIA, met name het CRM-systeem (relatiemanagementsysteem). Strategisch relatiemanagement Het vroegtijdig verkrijgen van informatie aangaande (verhuis)bewegingen en/of groeimogelijkheden van bedrijven in de Rotterdamse regio, alsmede het genereren van leads voor nieuwe internationale projectinvesteringen, vereist een complex samenspel van relatiemanagement, lobbying, public affairs en marketing. De RIA is van mening dat met het creëren van een nog betere samenhang tussen deze gebieden, door de organisatie ervan beter in te richten, zal leiden tot betere resultaten voor de Rotterdamse regio. De RIA zal hiervoor zijn eigen werkprocessen verder aanscherpen op het creëren van samenhang. Als één van de eerste onderdelen zal dit zichtbaar worden in het realiseren van een strategisch uitnodigingenbeleid. Daarnaast zal de inzet van hospitality beter worden afgestemd op strategisch relatiemanagement. Strategisch PR & Marketing De RIA voert geen klassieke PR en marketing uit in de zin van reclamecampagnes en dure advertenties. PR en marketing is voor de RIA het zelf ontwikkelen van de juiste boodschappen voor de juiste doelgroepen en deze via en met het relatienetwerk kostenbewust en effectief in te zetten. 14
Het ad hoc ontwikkelen van uitingen zonder onderliggend plan hebben tot op heden te weinig effect bij de doelgroepen. Een gestructureerde en planmatige aanpak middels een strategisch marketingplan zal het effect sterk vergroten. Hiervoor is het noodzakelijk om allereerst een scherpere externe en interne analyse te maken van de omgeving van de RIA als ook de diverse doelgroepen in kaart te brengen, zowel extern (internationaal, regionaal als lokaal) als intern. Hetzelfde geldt voor het opstellen van een persstrategie die een integraal onderdeel zal uitmaken van het marketingplan. Ook zal er een start gemaakt worden met het ‘laden’ van reputatiemanagement van de RIA. Reputatie verwijst naar de bekendheid van een organisatie en de waardering die deze bij verschillende stakeholders geniet. De waarde van een reputatie wordt bepaald door de mate waarin de belofte en de bewijsvoering op elkaar aansluiten. Reputatiemanagement heeft als doel aan voorkeur en vertrouwen te bouwen. Een belangrijk aspect van een effectieve PR en marketing voor de RIA is verbinding zoeken en het inzetten van opinion leaders in overheid en bedrijfsleven die door hun inzet bijdragen aan de beeldvorming van de RIA en het behalen van de doelstellingen. In 2012 zal de RIA een aanzet maken om een aantal van deze opinion leaders duurzaam aan zich te verbinden en hen in te zetten binnen de belangrijke netwerken. Denk daarbij aan de lobby richting de centrale overheid en de eerder genoemde topsectoren voor de Rotterdamse regio. Er wordt ten aanzien van strategische marketing en PR nauw samengewerkt en gebruik gemaakt van de kennis van Rotterdam Marketing (RM) en Chief Marketing Office (CMO), maar het aantrekken van internationale bedrijven vraagt ook om specifiek voor dat doel gerichte PR (middelen) en marketing.
3.5. Toelichting ambities regionale samenwerking Op basis van de intentieverklaring tussen Rotterdam en Den Haag over een intensievere samenwerking op het gebied van promotie ter verbetering van het vestigingsklimaat voor bedrijven, wordt deze samenwerking en afstemming tussen RIA en WFIA in 2012 gecontinueerd. Deze samenwerking is er op gericht elkaar te versterken waar dit een toegevoegde waarde heeft, maar ook het eigen economisch profiel te gebruiken als daarmee beter wordt aangehaakt op de doelgroep. Het gaat hierbij dus vooral om samenwerking waar het economisch profiel aanvullend is (bijvoorbeeld Medical Delta) en dat is slechts voor een beperkt deel het geval (Rotterdam is de World Port, World City en Den Haag de stad van internationale vrede en veiligheid). Dat ligt anders dan de samenwerking met de gemeenten in de Rijnmondregio. Rotterdam heeft deze gemeenten uitgenodigd om integraal gebruik te maken van de dienstverlening van de Rotterdam Investment Agency, dus zowel acquisitie, current investor development als expatdesk. Deze integrale aanpak is mogelijk, omdat het economisch profiel van de randgemeenten in grote lijnen aansluit op het profiel van Rotterdam. De regio vormt een economische eenheid met een redelijk eenduidig profiel. Deze samenwerking is zowel in het voordeel van de randgemeenten, die geen eigen expertise en capaciteit hoeven vrij te maken, als in het voordeel van de gemeente Rotterdam, die bedrijven een bredere propositie kan bieden, een breder beeld van current investors in bepaalde sectoren krijgt en werknemers van internationale bedrijven in de regio van dienst kan zijn, ongeacht waar zij wonen en werken.
15
In 2012 wordt op deze basis nadere invulling gegeven aan de samenwerkingsovereenkomst tussen Rotterdam en Capelle aan de IJssel. Gesprekken met Schiedam, Vlaardingen en Dordrecht, die reeds zijn gestart, zouden moeten resulteren in een soortgelijke samenwerkingsovereenkomst, indien overeenstemming wordt bereikt, en bij de andere randgemeenten zal een inventarisatie worden gemaakt welke hier ook gebruik van zouden willen maken. Voor acquisitie en promotie voor Clean Tech Delta en Medical Delta zal naast WFIA ook nauw worden samengewerkt met Science Port Holland en Stadshavens.
3.6. Toelichting ambities voor samenwerking met partners Adviesraad RIA Na de installatie van de adviesraad RIA in november 2011 met vertegenwoordigers vanuit verschillende sectoren uit het bedrijfsleven, waaronder het Havenbedrijf, zal de verbinding met het bedrijfsleven in deze vorm komend jaar nader uitgewerkt gaan worden. De adviesraad bestaat uit acht leden vanuit het haven- en industriecomplex, de zakelijke dienstverlening, de creatieve sector en de medische sector en zal circa vijf keer per jaar de directie van de RIA van advies voorzien. Insteek is dat de adviesraad haar kennis en netwerk in het bedrijfsleven gaat inzetten voor belangrijke acquisitieprojecten, voor feedback op de resultaten van het current investor development en voor haar visie op plannen en aanpak van de RIA. Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) Een van de belangrijkste partners van de RIA is de NFIA. De NFIA heeft een groot buitenlandnetwerk waar de RIA gebruik van maakt. Het is van groot belang dat dit buitenlandnetwerk de propositie van Rotterdam helder voor ogen heeft. Hier is komend jaar opnieuw een slag te maken. De RIA maakt ook onderdeel uit van het nationaal acquisitieplatform onder voorzitterschap van de NFIA. In dit platform vindt afstemming plaats over de acquisitiestrategie en current investor development tussen de NFIA en de acquisitiepartners. Dit zijn de vier regionale ontwikkelingsmaatschappijen en de drie grote steden. Ook WFIA is hierin vertegenwoordigd en daarmee wordt afgestemd voor een eenduidig geluid richting NFIA. Met WFIA en Science Port Holland wordt concreet samengewerkt voor bepaalde projecten die betrekking hebben op Clean Tech Delta en Medical Delta. Partners in de stad Met de partners uit de vierhoek, het Havenbedrijf, RPPC/Deltalinqs en de Kamer van Koophandel vindt meerdere malen per jaar overleg plaats over de landenprioriteiten en de bestuurlijke reisagenda. Ook wordt besproken hoe we kunnen aansluiten bij elkaars activiteiten en hoe we gebruik kunnen maken van elkaars netwerken. De RIA heeft een sterk netwerk van dienstverleners in de stad. Het gaat hierbij om belastingadviseurs, arbeidsjuristen, bedrijfsjuristen, makelaars, projectontwikkelaars, accountants, recruitment, etc. Enerzijds gebruikt de RIA dit netwerk op het moment dat klanten specifieke vragen hebben over een bepaald onderwerp, anderzijds wordt de RIA door dit netwerk regelmatig betrokken bij projecten waar deze dienstverleners bij betrokken zijn. Ook onderhoudt de RIA goede contacten en relaties met de mensen uit het bedrijfsleven die lid zijn van de Economic Development Board Rotterdam (EDBR) en de International Advisory Board (IAB). De leden van de EDBR zijn gezichtsbepalende Rotterdammers, ondernemers en vertegenwoordigers uit bedrijfsleven, kennisinstellingen, haven, zorgen medische sector en culturele instellingen.
16