INHOUD Marc groet ‘s morgens de dingen .............................................................................................. 4 Als brood .................................................................................................................................... 4 Over de tong IV........................................................................................................................... 5 Rommelkamer ............................................................................................................................ 5 Mijn vriendje David .................................................................................................................... 6 Als je groot bent ......................................................................................................................... 7 Voorschrift .................................................................................................................................. 7 Ziek ............................................................................................................................................. 8 Dikke buik ................................................................................................................................... 9 Wolken ....................................................................................................................................... 9 Sterren ...................................................................................................................................... 10 Onzichtbaar .............................................................................................................................. 10 Dit is een lied voor haar alleen… .............................................................................................. 11 Waar ik naar verlang vandaag… ............................................................................................... 12 Al draagt de aap een gouden ring ............................................................................................ 12 Moeder, waar zijt gij? ............................................................................................................... 13 Een stille ontmoeting ............................................................................................................... 13 Voor mekaar ............................................................................................................................. 14 Andere Tijden ........................................................................................................................... 15 Filmkus...................................................................................................................................... 16 Berceuse ................................................................................................................................... 16 Verliefd ..................................................................................................................................... 17 Zomeravond ............................................................................................................................. 18 Prinsesje Annabel ..................................................................................................................... 19 Belangrijk .................................................................................................................................. 21 Een kind .................................................................................................................................... 22 Met mama op de bedrand ....................................................................................................... 22 Last ........................................................................................................................................... 23 De moeder ................................................................................................................................ 24 Ballade ...................................................................................................................................... 24 Eden .......................................................................................................................................... 25 Betrap me ................................................................................................................................. 26 Mijn dochter en ik .................................................................................................................... 26 Tegen de groei .......................................................................................................................... 27 De bomen ................................................................................................................................. 28 SCHELP ...................................................................................................................................... 29 Boskaboutertjes ....................................................................................................................... 30 Avondliedeke ............................................................................................................................ 31 Aarde ........................................................................................................................................ 32 WEEMOED ................................................................................................................................ 33
Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/paul-van-ostaijen/
MARC GROET ‘S MORGENS DE DINGEN Paul Van Ostaijen
Antwerpse dichter, geboren in 1896 en overleden aan tuberculose toen hij 32 jaar oud was. Op de middelbare school werd hij als een probleemgeval beschouwd. In juli 1913 werd hij uiteindelijk van school gestuurd. Een paar maanden later ging hij aan de slag als be-diende op het Stadhuis van Antwerpen. Hij stond in het Antwerpse uitgaansleven bekend onder de bijnaam “Meneer 1830”, omdat hij in Antwerpen langs de Meir en de De Keyserlei flaneerde in kleren van die periode.
Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloemen ploem ploem dag stoel naast de tafel dag brood op de tafel dag visserke-vis met de pijp en dag visserke-vis met de pet pet en pijp van het visserke-vis goeiendag Daa-ag vis dag lieve vis dag klein visselijn mijn
Bron : http://www.regiobrugge.be/lappersfortpoets.php?p=195
ALS BROOD ROQUE DALTON
Dichter uit Zuid-Amerika, geboren in El Salvador in 1935 en overleden op 40jarige leeftijd. Hij is een heel gekend dichter, zo bijvoorbeeld staat zijn afbeelding op een postzegel in El Salvador. Hij was ook journalist en politiek actief.
ik geloof dat de wereld mooi is, dat poëzie als brood is, van iedereen. en dat mijn aderen niet in mij eindigen maar in het unanieme bloed van hen die vechten voor het leven, voor de liefde, voor de dingen: het landschap en het brood, de poëzie van iedereen
Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/h-c-ten-berge/
OVER DE TONG IV H.C. TEN BERGE
Nederlands dichter, geboren in 1938 Hij heeft een grote belangstelling voor natuurvolken als de Eskimo's en de Azteken.
De mond gaat open als een gouden doos, de tong zwemt rond en zendt de woorden uit bij tussenpoos liefde en poëzie worden altijd met lippen beleden wat tussen kop en kont als chemiese reaktie is begonnen krijgt gestalte als het in een zin is uitgemond liefde en poëzie worden daarom met lippen beleden de mond gaat open als een gouden doos, de tong zwemt rond en zendt de woorden uit bij tussenpoos Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/shel-silverstein/
ROMMELKAMER SHEL SILVERSTEIN
Amerikaans dichter, geboren in 1930 en overleden in 1999 Schreef ook liedjes voor onder andere Johnny Cash ( “A boy named Sue” ) en Marianne Faithfull (“The Balled of Lucy Jordan”).
Wie hier toch woont, die moest zich schamen. Zijn onderbroek hangt aan de lamp, een schoolbok slingert langs de ramen, zijn stoel vol spullen is een ramp. Zijn regenjas ligt op de schommel, over de wekker hangt een pet, zijn hemd ligt in de koekjestrommel, een hagedis ligt in zijn bed. Zijn grote sokken langs de muren verspreiden een onfrisse geur tot in de huizen van de buren, zijn broek hangt doelloos aan de deur. Wie hier toch woont, die moest zich schamen, niet soms, maar ieder ogenblik. Wie woont er dan? Ik noem geen namen. Wie woont er dan? Nou ja. Dus ik.
Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/willem-wilmink/
MIJN VRIENDJE DAVID WILLEM WILMINK
Willem Wilmink is een Nederlandse dichter, schrijver en zanger, geboren in 1936 en overleden in 2003. Hij schreef ook voor televisie, voor programma’s zoals "De Film van Ome Willem" en "Sesamstraat".
‘k Heb in de vakantie een vriend gehad, daar ging ik haast elke dag mee op pad, en we leenden elkaar onze boeken. En ‘s morgensvroeg werd ik wakker van steeds datzelfde heerlijke plan om die vriend weer op te gaan zoeken. Zo zijn al die dagen voorbijgegaan, en toen brak de laatste ochtend aan dat wij elkaar nog zagen. Nou ja. Gewoon. De vakantie was om. En wij vergaten, zo stom, zo stom, elkaars adres te vragen. Soms, in mijn bed, met mijn ogen dicht, lig ik te proberen of ik zijn gezicht kan vinden in mijn gedachten. Het lukt me nooit. Maar vandaag in de klas wist ik plotseling weer precies hoe hij was, precies hoe hij praatte en lachte. Dat zal ik onthouden, nog heel erg lang. Hoop ik tenminste. Want soms ben ik bang dat ik na een heleboel jaren hem tegen zal komen, en hij stelt zich voor, en ik stel me voor. En we hebben niet door dat wij die twee vrienden waren.
Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/tjitske-jansen/
ALS JE GROOT BENT TJITSKE JANSEN
Tjitske Jansen werd geboren in 1971 en is een Nederlandse dichteres en schrijfster van theaterteksten. Ze werd bekend in 2003. Haar stijl kenmerkt zich door een eenvoudig taalgebruik, waar veel referenties aan de kinderwereld in voorkomen, vaak gepaard met laconieke humor.
Als je groot bent wil je dan niet meer spelen of mag het dan niet meer? Is er een leeftijd waarop iemand je komt vertellen: ‘Vanaf heden is spelen verboden’, en wie zou degene zijn die mij dat kwam vertellen? Toen ik weer de zon in liep, zag ik de buurvrouw met een gieter achter mijn vader aanrennen. Het mocht dus nog! Opgelucht ging ik vissen in de beek. Ik nam mee: een emmer en en tak met daaraan een touw. Een haakje had ik niet nodig.
bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/han-g-hoekstra/
VOORSCHRIFT HAN G. HOEKSTRA
Han Gerard Hoekstra werd geboren in Den Haag in 1906 en werd 82 jaar oud. Hij was ook onderwijzer, journalist en werkte samen met Simon Carmiggelt en Annie M.G. Schmidt, 2 andere zeer bekende Nederlandse dichters. Hij was één van de lievelingsdichters van Joop Den Uyl, minister-president van Nederland van 1973 tot 1977.
Vrouwen die te veel spreken zijn als murmelende beken, die men vergeeft, maar vergeet. Vrouwen die steeds bedenken dat zij zich zelf wegschenken, schenken hun kleed alleen. Zoek naar de wijze, ware, die nooit zich zelve verspilde en nimmer toekwam aan sparen, wier ogen het altijd beter gezegd hebben dan haar stem: hier ben ik, God vergeef me, neem mij zoals ik ben.
Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/shel-silverstein/
ZIEK SHEL SILVERSTEIN
Amerikaans dichter, geboren in 1930 en overleden in 1999 Schreef ook liedjes voor onder andere Johnny Cash ( “A boy named Sue” ) en Marianne Faithfull (“The Balled of Lucy Jordan”).
‘Ik kan vandaag niet naar school,’ zei kleine Annetje Van Pool. ‘Ik heb de mazelen en de bof paarse bulten en mijn hoofd zit vol stof mijn mond is te nat en mijn keel is te droog en ik word blind aan mijn rechteroog mijn ene amandel is zo groot als een kei als het gaat regenen steekt mijn zij ik heb al zestien waterpokken gezien en daar nog eentje, dat is zeventien ik trek met mijn been en mijn ogen zijn blauw ik lijd aan een acute kou ik hoest en ik nies en ik schraap en ik kuch ik heb geloof ik een breuk in mijn rug mijn heup doet zo’n pijn als ik knijp in mijn kuit mijn navel zakt steeds dieper weg in mijn buik mijn blindedarm ziet geen steek mijn nek is stijf mijn ruggengraat is week mijn neus is koud mijn tenen staan schuin ik heb een splinter in mijn duim ik heb de rode en de groene hond mijn haar valt bij bosjes uit op de grond mijn elleboog is krom de koorts is gestegen ik heb nu al achtenveertig negen mijn hersenen krimpen ik ben doof aan een oor en mijn rechterarm trilt aldoor ik heb een dwangnagel en mijn hart is… wat? Wat is dat? Wat is het voor een dag? Zaterdag… is het vandaag zaterdag? Dan ga ik lekker buiten spelen. Dag!’
Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/hans-en-monique-hagen/
DIKKE BUIK HANS EN MONIQUE HAGEN
Nederlands dichters-koppel, geboren in 1955-1956. Monique Hagen werkt ook voor televisie. Ze schreven naast gedichten ook een boek over paarden!
Ik krijg een baby’tje het zit in mama’s buik het is een broertje of een zusje ik geef de buik een kusje in de navel roep ik BOE Kom je al naar buiten toe
Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/hans-en-monique-hagen/
WOLKEN HANS EN MONIQUE HAGEN
Nederlands dichters-koppel, geboren in 1955-1956. Monique Hagen werkt ook voor televisie. Ze schreven naast gedichten ook een boek over paarden!
hoe kan het dat de wolken blijven hangen kun je ze niet vangen met een hengel of een touw zijn ze van watten of van pluizen zijn ze net zo hoog als huizen hoe kan het dat de wolken steeds weer komen en weer gaan hoe kan het dat ze altijd verder zweven dat er nooit eens één een tijdje stil blijft staan
Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/hans-en-monique-hagen/
STERREN HANS EN MONIQUE HAGEN
Nederlands dichters-koppel, geboren in 1955-1956. Monique Hagen werkt ook voor televisie. Ze schreven naast gedichten ook een boek over paarden!
heel ver in de verte staan de sterren niet te tellen meer veel meer dan ik mij voor kan stellen heel ver in de verte zo ver als ik kan zien zie ik sterren en ze zien mij ook misschien
Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/hans-en-monique-hagen/
ONZICHTBAAR HANS EN MONIQUE HAGEN
Nederlands dichters-koppel, geboren in 1955-1956. Monique Hagen werkt ook voor televisie. Ze schreven naast gedichten ook een boek over paarden!
een zucht is onzichtbaar net al de wind de nacht is onzichtbaar als de dag begint onzichtbaar zijn de dingen die ik kwijt ben die ik nooit meer vind maar met mijn ogen dicht zie ik alles wat mijn hoofd verzint
Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/louis-de-bourbon/
DIT IS EEN LIED VOOR HAAR ALLEEN… LOUIS DE BOURBON
Zijn volledige naam is Louis Jean Henri Charles Adelberth de Bourbon, hij werd geboren in adellijke kringen in 1908 en werd 67 jaar oud. Tijdens de tweede wereldoorlog ging hij in het verzet en moest hij onderduiken. De Duitse bezetter veroordeelde hem zelfs bij verstek ter dood.
Dit is een lied voor haar alleen wier held’re liefde mij bescheen sinds het eerste tasten van mijn blik tot aan haar bitteren stervenssnik wier beeld sindsdien mijn leven kleurt met licht en schaduw, beurt om beurt. Want elk gevoel, elk beeld, elk ding vervluchtigt tot herinnering Ik heb er vele, een bonte rij die wisselt met het levenstij maar nooit, zolang dit hart mag slaan, zal het beeld van haar in mij vergaan. Noch van mijn jeugd, die zij geleid heeft met haar warme tederheid zij was mijn toevlucht bij verdriet zij leerde mij het eerste lied en God, dat schoonste en wreedste woord, heb ik van haar lippen het eerst gehoord.
Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/jo-govaerts/
WAAR IK NAAR VERLANG VANDAAG… JO GOVAERTS
Ze werd geboren in Leuven in 1972. Ze werkt ook voor de radio en publiceerde al 4 dichtbundels
Waar ik naar verlang vandaag een frisse zomerjurk te dragen met blote schouders, een uitgesneden hals en rug en vooral goed los om de heupen waarmee ik dan de tuin in loop de zon schijnt warm, maar de wind houdt het draaglijk en brengt de jurk in beweging en dan ben jij er natuurlijk ook die de jurk al even mooi vindt en samen trekken we hem uit en hangen hem aan een tak en liggen te kijken in het gras naar zo’n frisse zomerjurk in een boom, daar verlang ik het meest naar vandaag. Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/jacob-cats/
AL DRAAGT DE AAP EEN GOUDEN RING JACOB CATS
Nederlands dichter uit de zestiende eeuw. Hij werkte als advocaat en was grootgrondbezitter.
Al draagt de aap een gouden ring zo is het toch een lelijk ding Al heeft de sim een gulden rok, Zo is’et toch maar enkel jok; Want schoon zij met een grote pracht, Wordt deftig in het spel gebracht, En dat ze voor de eerste maal Komt prachtig treden op de zaal, Komt wonder moedig aan de dag: Zij is een aap, gelijk ze plach’; Want eer men nog de rolle sluit, Zo kijken hare grillen uit, Want zijde, goud, fluweel, satijn, En geven niet als enkel schijn. De vors die huppelt naar de poel, Al zat hij op een gouden stoel.
Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/hubert-van-herreweghen/
MOEDER, WAAR ZIJT GIJ? HUBERT VAN HERREWEGHEN
Hubert van Herreweghen werd geboren in Pamel op 16 februari 1920. Hij debuteerde in 1943 met de bundel “Het jaar der gedachtenis”.
Moeder, waar zijt gij? Gij hadt altijd antwoord op mijn vragen, gij wist waarom dit en dat, waarom als wij samenlagen in bed en naar boven zagen, de kabouter vleugels had. Waarom winter, waarom zomer, waarom honger, waarom kou, waarom appelen op de bodem, en de kinderen, waarvandaan schreiend zij op de aarde komen. Ik heb het nooit goed verstan. Maar nu moet gij mij vertellen, sprookjesmoeder, lieve vrouw, kittelend mijn orelellen, waar die kindren henengaan. Bron : http://www.regiobrugge.be/lappersfortpoets.php?p=1029
EEN STILLE ONTMOETING JOTIE 'T HOOFT
Hij werd geboren in Oudenaarde in 1956 en stierf al op 21-jarige leeftijd aan een overdosis drugs. Hij kende een moeilijke jeugd. In de gedichten die hij ons naliet heeft hij het vaak over de droom, het ontvluchten van de werkelijkheid en het verlangen naar zuiverheid.
even kwam ik je tegen, het was al laat in de avond en ik liep weer in de regen. Je was snel voorbij. Maar het was al genoeg, het maakte me al blij.
Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/herman-de-coninck/
VOOR MEKAAR HERMAN DE CONINCK
Herman De Coninck werd geboren in Mechelen in 1944 en overleed in Portugal in 1997. Hij staat bekend als “de man die zijn volk poëzie leerde lezen”, in navolging van de 19de-eeuwse schrijver Hendrik Conscience die "zijn volk leerde lezen". Zijn ouders hadden een katholieke boekhandel. Hij werkte ook voor het tijdschrift “Humo”.
Vroeger hield ik alleen van je ogen. Nu ook van de kraaiepootjes ernaast. Zoals er in een oud woord als meedogen meer gaat dan in een nieuw. Vroeger was er alleen haast om te hebben wat je had, elke keer weer. Vroeger was er alleen maar nu. Nu is er ook toen. Er is meer om van te houden. Er zijn meer manieren om dat te doen. Zelfs nietsdoen is er daar één van. Gewoon bij mekaar zitten met een boek. Of niet bij mekaar, in ‘t café om de hoek. Of mekaar een paar dagen niet zien en mekaar missen. Maar altijd mekaar, nu toch al bijna zeven jaar.
Bron : http://www.regiobrugge.be/lappersfortpoets.php?p=921
ANDERE TIJDEN NAAR MARK BRAET
Mark Braet is een amateurdichter die dit gedicht op een internetsite schreef waar ook nog veel andere amateurdichters hun materiaal verzamelen.
Ongetwijfeld : er komen andere tijden. Er bestaan tastende tekens wachtend op ontcijfering, delicate liederen die verdriet vertolken, hoop en verlangen, uit koorts en waanzin geboren, uit de geheime materie van taal. Beslist : er komen andere tijden. Langs de wonde van herinnering pulseert bloed, angst en vervloeking, waarin woede een scepter zwaait van maanrood. woede om wat was, geweest is aan hoop, aan licht in het duister. Ja, we leven reeds in andere tijden.
Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/aad-meinderts/
FILMKUS AAD MEINDERTS
Aad Meinderts is een Nederlands dichter en werd geboren in 1957. Hij is sinds februari 2009 directeur van het Letterkundig Museum in Den Haag. Daar begon hij in 1982 ook zijn loopbaan, na een studie Nederlands.
Verliefd kan heel oud zijn, bij elkaar zo’n 130 jaar. Gister zag ik opa met oma, hij streelde door haar haar. Zij lachte naar hem, en hij, hij plukte bloem na bloem in eigen tuin voor eigen vrouw. En oma gaf opa toen een zoen. Niet zo’n laf kort kusje maar een filmkus op z’n mond, zo een die wel uren duurt. Ik stond genageld aan de grond. Waren dat echt mijn opa en oma? Ik vond het heel erg raar, dat verliefd zo oud kon zijn, bij elkaar zo’n 130 jaar. Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/alexis-de-roode/
BERCEUSE ALEXIS DE ROODE
Alexis de Roode is een Nederlands dichter en werd geboren in 1970. Hij debuteerde in 2005 met de dichtbundel “Geef mij een wonder”.
Zie mij aan met zachte ogen. Bewaar voor later het doffe staren, de kalme taxatie, de gêne die wegkijkt en afglijdt. Kom, leg je oog op mijn oog. Open de zwarte poort en laat mij dwalen in het donker, een rondgang langs de ramen en de muren van je hart. Dan zal ik zachtjes voor je zingen, een liedje van de wint en het wezen van de dingen. En ik zal je aanzien met zachte ogen. Daal af in mijn zwarte domein. Je zult daar veilig zijn.
Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/andre-sollie/
VERLIEFD ANDRÉ SOLLIE
André Sollie is een dichter uit Mechelen, hij werd geboren in 1947. Sollie werkte vroeger ook als illustrator (tekeningen maken) voor de Stipkrant, de jeugdbijlage van Het Nieuwsblad. Hij is ook schrijver van liedjesteksten voor musicals en jeugdtheaters en scenarist voor televisie.
‘k Had gedacht dat ik… Hoe heet dat? Dat het me wat meer zou doen. Dat ik nachten niet zou slapen na die allereerste zoen. En mijn hoofd niet naar studeren, niet meer eten ook, afijn: louter leven van de liefde, rozengeur en maneschijn. Maar ik voel echt niks bijzonders, beide voeten op de grond. ‘t Zal vast reuze abnormaal zijn, ‘k ben misschien niet eens gezond! ‘t Zou natuurlijk ook nog kunnen - daarop houden we ‘t dan maar dat dat meisje wel op mij viel en ik (sorry) niet op haar.
http://demooistegedichten.wordpress.com/category/annie-m-g-schmidt/
ZOMERAVOND ANNIE M.G. SCHMIDT
Anna M.G. Schmidt werd geboren in Kapelle op 20 mei 1911. Ze stierf in 1995 in Amsterdam. Ze was een Nederlands dichteres en schrijfster van verzen, liedjes, boeken, toneelstukken, musicals en radio- en televisiedrama. Ze werd in Nederland en België beroemd met kinderboeken als Jip en Janneke, Pluk van de Petteflet en Abeltje en kinderversjes als Dikkertje Dap en Het Beertje Pippeloentje.
Ik lig al in bed, maar de zon is nog op en de merel is zo hard aan ‘t fluiten! Ik lig al in bed met de beer en de pop en verder is iedereen buiten. De radio speelt in de kamer benee of is het hiernaast bij de bakker? Nou hoor ik een kraan. O, ze zetten weer thee en ik ben nog zo vreselijk wakker. Ik lig al in bed en ik mag er niet uit, want de klok heeft al zeven geslagen. Ik wil een stuk koek en een halve beschuit, maar ik durf er niet meer om te vragen. Ik lig al in bed en ik speel met mijn teen en de zon is nog altijd aan ‘t schijnen En ik vind het gemeen dat ik nou alleen in mijn bed lig, met dichte gordijnen.
Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/annie-m-g-schmidt/
PRINSESJE ANNABEL ANNIE M.G. SCHMIDT
Anna M.G. Schmidt werd geboren in Kapelle op 20 mei 1911. Ze stierf in 1995 in Amsterdam. Ze was een Nederlands dichteres en schrijfster van verzen, liedjes, boeken, toneelstukken, musicals en radio- en televisiedrama. Ze werd in Nederland en België beroemd met kinderboeken als Jip en Janneke, Pluk van de Petteflet en Abeltje en kinderversjes als Dikkertje Dap en Het Beertje Pippeloentje.
Er was eens een prinsesje en ze heette Annabel; nu moetje heel goed luisteren, naar wat ikje vertel: Ze had twee blonde vlechtjes en een kroon van diamant en ‘s avonds ging ze slapen in haar gouden ledikant, de koning en de koningin vertelden dan verhaaltjes, ze werd in slaap gezongen door twee witte nachtegaaltjes, en meestal was ze lief en zoet, en ieder die haar zag, hield heel verschrik’lijk veel van haar… maar niet op zaterdag, want telkens, iedere week opnieuw, op zaterdag, let wel, dan was ze boos en prikkelbaar, die kleine Annabel, dan sloeg ze alles kort en klein, dan ging ze aan het schreeuwen en maakte net zoveel kabaal als zesentwintig leeuwen! De koning en de koningin die zeiden op een keer: Nu moeten we er iets aan doen, nu gaat het heus niet meer! Ze heeft wéér zes lakeien in hun grote teen gebeten! We zullen vragen of Merijn, de tovenaar, komt eten! De tovenaar Merijn, dat was een grote tovenaar, hij zou ‘t prinsesje wel genezen van haar boosheid, reken maar! Daar kwam hij dan, op zaterdag, daar stond hij op de stop, ze gingen prompt aan tafel, bij de vermicellisoep. Wel, zei de tovenaar Merijn, hoe maakt u het, prinses? Hoe gaat het met de aardrijkskunde? En pianoles? ‘t Prinsesje keek hem even aan. Ze nam haar lepel beet en smeet hem met de soep naar ‘t hoofd. De soep was gloeiend heet! Die arme tovenaar! Zijn haar zat vol met vermicel. Zo’n kribbekat, zo’n akelige, stoute Annabel! De koning en de koningin, met tranen in hun ogen, probeerden om de tovenaar voorzichtig af te drogen. U ziet het zelf! zo zeiden ze, het is weer zaterdag! Dan is ze toch zo prikkelbaar, ons dochtertje, ach, ach! Wat prikkelbaar! zo bulderde de tovenaar Merijn, ik zal dat snertkind wel eens leren, prikkelbaar te zijn! Hij zwaaide met zijn toverstaf, en toen opeens, jawel daar zat een heel klein egeltje, in plaats van Annabel. De tovenaar verdween door ‘t raam, datzelfde ogenblik,
de koning en de koningin, die gilden van de schrik, ze huilden en hun tranen vielen in de gouden borden, nu was hun kleine Annabel een egeltje geworden! Een egel vol met stekeltjes, wie had dat ooit gedacht, maar net als and’re avonden werd zij naar bed gebracht, de koning en de koningin vertelden haar verhaaltjes en net als anders zaten daar de witte nachtegaaltjes… Wat deed de tovenaar Merijn? Hij ging naar zijn kasteel, hij kroop in ‘t bad, hij nam een boender met een lange steel, en waste al de vermicellislierten van zijn hoofd, en gek, toen hij weer schoon was, was zijn woede ook gedoofd! Ik ben wel heel erg hard geweest, zo dacht hij bij zichzelf, kan ik er nu nog wat aan doen? Het is al kwart voor elf! Hij deed zijn grote vleugels aan, en zo, dat niemand ‘t zag, vloog hij terug en kwam bij ‘t raam, waar ‘t egelkindje lag. En ‘s morgens vroeg, wie lag daar in haar gouden ledikant, met kleine blonde vlechtjes en een kroon van diamant? Dat was geen egelkindje, maar ‘t prinsesje Annabel, de koning en de koningin, die zeiden: Wel, wel, wel!!!!! En ‘t mooiste is: ‘t prinsesje is nu altijd even lief. En zaterdags? Dan ook. Wat zeg je daarvan? Alsjeblief!
http://demooistegedichten.wordpress.com/category/annie-m-g-schmidt/
BELANGRIJK ANNIE M.G. SCHMIDT
Anna M.G. Schmidt werd geboren in Kapelle op 20 mei 1911. Ze stierf in 1995 in Amsterdam. Ze was een Nederlands dichteres en schrijfster van verzen, liedjes, boeken, toneelstukken, musicals en radio- en televisiedrama. Ze werd in Nederland en België beroemd met kinderboeken als Jip en Janneke, Pluk van de Petteflet en Abeltje en kinderversjes als Dikkertje Dap en Het Beertje Pippeloentje.
Het is maar goed dat we ons zelf belangrijk vinden. Als het eens niet zo was, waar moest het dan wel heen! Och och, we hoeven en geen doekjes om te winden: dan stortte werkelijk de maatschappij ineen. Want stel u voor dat we onszelf ineens eens zagen zoals de anderen ons zien. Hoe zou dat zijn? Dat was afschuwelijk! Dat was niet om te dragen! We wierpen ons waarschijnlijk voor de dieseltrein. Ofwel, we zouden ons in ‘t kolenhok verschuilen. Geen mens zou ooit nog meer geloven in zijn werk. Meneer hiernaast zou in de gaan gaan zitten huilen: ‘Ik ben een vlerk… ik ben een nietsnut en een vlerk…’ En al de grote directuren van bedrijven gingen beschaamd en heel verdrietig naar hun bed; ook de politici… ze zouden binnen blijven, de ambtenaren kropen achter het buffet. Geen enk’le spreker zou nog één keer durven spreken, geen enk’le chef zou ooit een chef meer durven zijn, geen enk’le predikant zou ooit meer kunnen preken, de boel lag stil, volledig stil op elk terrein. Gelukkig zijn we niet op die manier ontluisterd. Wat is het eigenlijk toch prachtig ingericht, dat de natuur ons stuk voor stuk heeft ingefluisterd: vergeet het niet, je ben een mens van groot gewicht.
Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/anton-van-wilderode/
EEN KIND ANTON VAN WILDERODE
Anton van Wilderode werd geboren in Moerbeke in 1918. Hij overleed te Sint-Niklaas in 1998. Hij was een Vlaams auteur, dichter, classicus, vertaler en scenarist. Hij werd in 1944 tot priester gewijd in de Gentse Sint-Baafskatedraal, daarna studeerde hij klassieke filologie aan de universiteit van Leuven. Hij werd daarna leraar.
De hemel naar alle zijden op een helder voorjaar vol wind: eens danste door deze weiden een eenzaam gelukkig kind. Wat is van dat kind geworden? De sloten zijn dichtgegroeid, het groen werd dof en verdorde, de meiroos heeft uitgebloeid. Het spelend kind werd een knaap en een man, aan de anderen gelijk. Soms ligt zijn gezichtje te slapen nog in het water, als ik làng kijk. Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/bart-moeyaert/
MET MAMA OP DE BEDRAND BART MOEYAERT
Bart Moeyaert, geboren in Brugge in 1964, is een Vlaams schrijver. Hij volgde zijn opleiding onder andere aan de Kunsthumaniora Sint-Lucas in Gent. Hij was ook stadsdichter in de stad Antwerpen.
Met mama op de bedrand wordt de kamer lekker warm. Ik mag nog even liggen in de holte van haar arm. Ze leest me een verhaaltje over dromen uit een land waar alle mensen wonen in een nachtblauw ledikant. Het einde – moet ik zeggen, heb ik nog nooit gehoord. Maar zacht – dat weet ik zekter, is vast het laatste woord.
Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/bas-rompa/
LAST BAS ROMPA
Bas Rompa werd geboren in 1957 in Nederland. Hij is auteur van romans, verhalen, gedichten, liedjes en een toneelstuk. Bas vindt inspiratie in zijn nabije omgeving, waarbij het hem gaat om het bijzondere van het gewone en alledaagse. Terugkerende thema's in met name zijn poëzie zijn vergankelijkheid, waarneming en verwondering.
Ik kan vandaag niks hebben, niks hebben om me heen. Ik scheld en schop en schieten kan ik op iedereen. Vandaag kom ik uit bed, maar met mijn verkeerde been. De fiets van onze buren beneden in de hal, die stoort me nu al weken. Vandaag krijgt hij een knal. Vandaag ben ik geprikkeld, een netelig geval. Dat hondje in de Hoogstraat doet er verstandig aan vandaag zijn bek te houden, wil het nog voortbestaan. Vandaag ben ik een nare en laat me lekker gaan. En kom ik jou soms tegen, maak dan je borst maar nat. Let heel goed op je, woorden. Ik ben op oorlogspad. (En morgen vraag je maar, waar ik gisteren last van had.)
Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/freek-van-leeuwen/
DE MOEDER FREEK VAN LEEUWEN Ik heb je niet gewild, aan mij heeft ‘t niet gelegen Dat je gestalte en vorm en ‘t leven hebt gekregen. Ik heb je weggevloekt en in gedacht Zag ‘k jou en mij al drijven in de gracht. Maar toen je losbrak in een rode vloed van pijnen Voelde ik al haat en bitterheid verdwijnen. Je was zo klein – en in een felle dorst Stak je je armpjes uit en tastte naar mijn borst. Nu lig ik moe en ‘k ben zo stil en trots Alsof jij Jezus was en ik de Moeder Gods. Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/gaston-durnez/
BALLADE GASTON DURNEZ
Gaston Durnez werd geboren te Wervik in 1928. Hij is een Vlaamse dichter, prozaschrijver en journalist. Hij is de zevende zoon in een arbeidersgezin met elf kinderen. In mei 1945, hij was toen zestien jaar, begon Durnez als journalist te werken voor De Nieuwe Standaard. Hij is een goede vriend van Marc Sleen, de man die het stripverhaal “Nero” tekent.
Een elfje liep door Sprookjesland met een twaalfje aan d’r hand. De elfenkoning zag hen gaan en sprak de twaalf verbolgen aan. Mijnheer, hoe waagt een twaalf als gij te vrijen met een elf van mij? Zo iets is hier nog nooit gezien, zelfs met geen negen of geen tien! De jongen zei: Vorst, permitteer dat ik mij even opereer. Hij sneed een stukje uit zichzelf, toen was de twaalf nog slechts een elf. De vorst schreed voort, hij was voldaan. Het elfje zag haar jongen aan. Het elfje zag haar jongen aan en schreiend is het heengegaan.
Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/eva-cox/
EDEN EVA COX
Eva Cox werd op 25 maart 1970 te Genk geboren. Ze heeft alles wat ze weet door zelfstudie geleerd. Ze woont sinds haar zestiende alleen, wordt alleenstaande moeder, werkt als tekenmodel, verkoopt brood, opent een theehuis. Pas in 1999 schrijft ze haar eerste teksten die ze datzelfde jaar al voordraagt op diverse podia.
Ik ben een meisje met een buik zacht als boter en heupen als beurse suikermeloenen. ‘s Ochtends rol ik door het natte gras tot elk plekje van mijn lichaam glinstert. Ik dep me droog met pauwenveren. Soms laat ik de rivier mijn haren wassen. Ik kniel neer, buig voorover en bestudeer oeverzand en plantenwortels terwijl het water takjes en zaden uit mijn krullen spoelt. Ik laat een tornado mijn haren drogen. Ik draag mijn huid als een met de hand genaaid zijden korset. Ik draag mijn oorlelletjes als melkglazen oorbelletjes. Zolen van eelt zitten met de purperen linten van mijn aders aan mijn voeten geknoopt. Ik eet: kleuren. Ze spatten kapot tussen mijn tanden en rollen over mijn kin en keel. Ik staar naar de zwellende wolken tot de kopere dolk ze openrijt. Kleurloos bloed regent in mijn open mond. ‘s Avonds lik het zout van me af. Mijn tong flitst kristallen van tussen mijn vingers en tenen. maar iedere nacht wanneer de insecten komen lig ik halfwakker en droom van een tong die de zilte driehoek tussen mijn schouderbladen schoon likt
Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/edward-van-de-vendel/
BETRAP ME EDWARD VAN DE VENDEL
Edward van de Vendel werd geboren in 1964. Hij is, naast dichter, een Nederlands schrijver van kinder- en jeugdboeken. Eerst was hij leraar, maar sinds 2001 leeft hij van zijn pen.
Papa, kom, betrap me want ik lieg hier zomaar met mijn zaklamp en een boek en de radio nog aan. Het is ontzettend laat! Ik moet toch slapen gaan? Papa, kom de trap op - sneller dan het kan ik duik naar het geluid, het licht, mijn boek dicht – deur slaat open en jij zegt boos: Bas! En daar ben je dan. Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/ed-hoornik/
MIJN DOCHTER EN IK ED HOORNIK
Eduard Hoornik werd geboren in Den Haag, Nederland, in 1910. Hij werd 60 jaar oud. Zijn latere gedichten zijn sterk getekend door zijn ervaring als overlevende van concentratiekamp Dachau, waar hij in 1944 terechtkwam.
Terwijl ik lees voel ik mijn dochter kijken; ik laat niets merken en lees rustig door. Haar leven doet zich helder aan mij voor: het zal in alles op het mijne lijken. Niets kan ik doen, opdat zij zal bereiken wat ik, amper gevonden, weer verloor; geen vindt van het geluk méér dan een spoor, ook zij niet, en ook zij zal het zien wijken. Ik sluit het boek. Wij zitten naast elkaar; geen woorden tussen ons; slechts, even maar, de glimlach van de een tegen de ander. ‘t Is of ik in mijn eigen ogen staar, en wat daar staat, het is als water klaar, wanneer ik langzaam in mijzelf verander.
Bron : http://demooistegedichten.wordpress.com/category/anna-enquist/
TEGEN DE GROEI ANNA ENQUIST
Anna Enquist werd geboren in Amsterdam in 1945. Ze is naast dichteres ook schrijfter van romans en psychologe.
Zij glijden van mijn schoot de wereld in, met roeiboten, trompetten. Stuifzand en hapering. Hun stemmen schieten weg, lichaam te groot voor mijn versmalde arm komt te nabij. Zij worden te intieme vrienden. Sinds zij groeiden ga ik op verdoofde voeten door een grijs en windstil land. De hete messen van verlies kerven in elke hand.
Bron : http://www.regiobrugge.be/lappersfortpoets.php?p=8
DE BOMEN WILLEM VERMANDERE, LIEDTEKST
Willem Vermandere werd geboren in Lauwe in 1940. Hij is een Vlaams kleinkunstenaar, schrijver, dichter, beeldhouwer, levensfilosoof, zanger, gitarist en schilder. Vermandere zingt steevast in zijn West-Vlaamse dialect. Hij groeide op in muzikale sferen tussen moeders keuken en de werkbank van vader-wagenmaker-klarinettist. Hij stapte zelf al heel vroeg mee in de dorpsharmonie Sint-Cecilia.
Daar liggen dertig bomen geveld langs de weg die leidt naar Veur'n 'k hè ze zien liggen en 'k hè ze geteld en ik peinsde, hoe kan dat gebeur'n want de wind kan hier al zo vreselijk loeien en de vlakt' is zo bloot zo oneindig en 't is voor nen boom al zo moeilijk te groeien en der zijn d'r hier al zo bitter weinig Daar liggen dertig bomen geveld ik kon mijn oren eerst niet geloven maar de kinders in 't dorp hèn 't mij verteld en ik peinsde, dat is lelijk gelogen want ze staan daar zo schone, mee met de wind die komt van de zee daar in 't westen bomen gelijk da'j z' hier nu nergens meer vindt hoge kruinen met vogelnesten daar liggen dertig bomen geveld je moet daar niet om rouwen want bomen zijn vals en plegen geweld langs de weg zijn ze niet te vertrouwen den eik is sterk lijk gewapend beton en de populieren hèn een droge kele platanen zijn schurftig en den olm ongezond en de wilgen zijn d'r hier toch veel te veleDe bomen Daar liggen dertig bomen geveld langs de weg die leidt naar Veur'n 'k hè ze zien liggen en 'k hè ze geteld en ik peinsde, hoe kan dat gebeur'n want de wind kan hier al zo vreselijk loeien en de vlakt' is zo bloot zo oneindig en 't is voor nen boom al zo moeilijk te groeien en der zijn d'r hier al zo bitter weinig Daar liggen dertig bomen geveld ik kon mijn oren eerst niet geloven maar de kinders in 't dorp hèn 't mij verteld en ik peinsde, dat is lelijk gelogen
want ze staan daar zo schone, mee met de wind die komt van de zee daar in 't westen bomen gelijk da'j z' hier nu nergens meer vindt hoge kruinen met vogelnesten daar liggen dertig bomen geveld je moet daar niet om rouwen want bomen zijn vals en plegen geweld langs de weg zijn ze niet te vertrouwen den eik is sterk lijk gewapend beton en de populieren hèn een droge kele platanen zijn schurftig en den olm ongezond en de wilgen zijn d'r hier toch veel te vele daar liggen dertig bomen geveld de wortels nog diep in d'eerde verkapt en verzaagd voor een pootje geld bomen van onschatbare weerde ik probere 't verdriet van de bomen te verstaan daarom hè 'k dit liedje gezongen nen boom is gemaakt om rechte te staan met zijn armen naar den hemel gewrongen Bron : http://www.gedichten.nl/
SCHELP ADRIAAN ROLAND HOLST
Adrianus (Adriaan) Roland Holst (Amsterdam, 23 mei 1888 - Bergen, 5 augustus 1976) was een Nederlands dichter. Zijn omvangrijke oeuvre wordt gekenmerkt door een eigen, plechtige stijl en rijke symboliek.
De zeeschelp in mijn hand is vandaag op het strand door de zee neergelegd. Haar zwijgen zegt dat de wereld vergaat en niets bestaat dan alleen de zee. Alle wel en wee is maar vloed en ebbe. Ik wil niets meer hebben en leg de schelp weer neer bij de zee.
bron : http://www.regiobrugge.be/lappersfortpoets.php?p=418
BOSKABOUTERTJES VAN RIE KRAMER
Marie Cramer werd geboren in Indonesië in 1887 en overleed in Nederland in 1977. Ze was een Nederlandse illustratrice, boekbandontwerper en schrijfster. Rie Cramer groeide op in Nederlands-Indië als jongste in een gezin met vier meisjes. Zij was ook pottenbakster, ontwierp kostuums, sierborden, menukaarten en decors. Haar hoogtepunt bereikte ze in de jaren twintig en dertig.
In 't bosje bij de eiken daar zit ik graag alleen zo stilletjes te kijken naar alles om me heen. Naar kevertjes en beestjes, een bijtje, dat er vliegt, en naar een grappig meesje, dat in de twijgen wiegt. Tussen de wortelknoesten zijn holletjes heel klein, ik denk wel eens: er moesten toch eens kabouters zijn. Je kunt het toch niet weten, of er niet één misschien, - als hij me is vergeten zich eventjes laat zien. Dus zit ik maar te kijken en houd me muisjes-stil of bij die oude eiken er niet één komen wil.
Bron : http://www.mechelen.be/3015/content/9340/avondliedeke-alice-nahon.html
AVONDLIEDEKE ALICE NAHON
Alice Nahon werd geboren in Antwerpen in 1896. In 1933 overleed ze er ook. Haar vader was Nederlander en haar moeder, Julia Gijsemans, was afkomstig van Putte bij Mechelen. Zij was derde in een gezin van elf kinderen. Zij leed aan chronische bronchitis en depressiviteit en bracht meerdere jaren door in diverse sanatoria, waaronder Tessenderlo.
't Is goed in 't eigen hert te kijken Nog even vóór het slapen gaan Of ik van dageraad tot avond Geen enkel hert heb zeer gedaan; Of ik geen ogen heb doen schreien, Geen weemoed op een wezen lei; Of ik aan liefdeloze mensen Een woordeke van liefde zei. En vind ik in het huis mijns herten, Dat ik één droefenis genas, Dat ik mijn armen heb gewonden Rondom één hoofd dat eenzaam was, Dan voel ik, op mijn jonge lippen, Die goedheid lijk een avond-zoen. 't Is goed in 't eigen hert te kijken En zó z'n ogen toe te doen.
Bron : http://www.regiobrugge.be/lappersfortpoets.php?p=921
AARDE PETER THEUNYNCK
Peter Theunynck is afkomstig van Eeklo, waar hij op 24 september 1960 werd geboren. Hij is een Vlaams dichter, woonachtig in Antwerpen.
Het bos bestaat nog uit bomen, de stad uit huizen van glas, de weg is wachten en dromen, de zee zeilt zonder kompas. De hemel bestaat nog uit sterven. Bloem is een veelvoud van blad, zorgvuldig getekende nerven alsof iemand een plan heeft gehad. De liefde bestaat nog uit woorden, gegoten uit lood of uit goud. Lippen zijn spannende koorden, verstrikt en verknoopt in het woud. De wereld bestaat nog uit jagers en prooi, eet het menselijk brood, duizelt als aap in een dansende kooi, smelt als april in de goot. De aarde bestaat uit verwachten. Ze koopt zich blind, doof en lam. Het is niet precies wat we dachten: ooit springt ieder meer uit zijn dam.
Bron : http://www.gedichten.nl/nedermap/poezie/poezie/151115.html?zoekresultaat=ja
WEEMOED ALICE NAHON
Alice Nahon werd geboren in Antwerpen in 1896. In 1933 overleed ze er ook. Haar vader was Nederlander en haar moeder, Julia Gijsemans, was afkomstig van Putte bij Mechelen. Zij was derde in een gezin van elf kinderen. Zij leed aan chronische bronchitis en depressiviteit en bracht meerdere jaren door in diverse sanatoria, waaronder Tessenderlo.
Uit de bloemen en de bomen Stijgt een onbepaalde klacht 's Avonds, als ik zit te dromen En gedwee m'n weemoed wacht. En uit alle de gewesten Rijst een zang van droefenis Omdat ginds in 't rode Westen 't Zonnelicht aan 't sterven is... 'k Zit naar 't sparrenbos te staren, Waar die stralen stervend zijn; 'k Wou zo geern' wat glans vergaren Voor mijn droevig zielekijn. Maar ze daalt reeds in de bomen En haar stralen houdt ze bij, Z'heeft mijn blijheid meegenomen En wat weemoed liet ze mij. Stil, o stille... 'k Voel ze komen Milde weemoedsmelodij, Zachte, wondre weeldestromen Brengen mij gedichtjes bij. Stil, o stille, 'k hoor d'accoorden Klagen door de schemering. 'k Voel geen tranen, 'k weet geen woorden, 'k Vind alleen herinnering. Dank, o zon, dat gij mijn zangen, Als g'in 't leven slapen gaat, Voor dees grauwe gasthuisgangen Mild en goed behouden laat. Dank, o weemoed, dat gij dromen Zendt door mijne droefenis, Wijl dees donkere dagen komen Wijl mijn zon gestorven is...