project: Nieuwbouw varkensstal a/d Peelweg 40 te Meijel iov J. Verhoijsen opdrachtgever: Van den SCHOOR bouwkundig ontwerpburo BV te Baexem document: Brandveiligheid met gelijkwaardigheid “grote brandcompartimenten” kenmerk: 5201N01 datum: 15 mei 2014 opgesteld door: ing. Arnold A.M. Roelofs
Bureau Veldweg BV Postbus 100 5430 AC Cuijk
A
Veldweg 33 5431 CH Cuijk
T: (0485) 44 28 01 F: (0485) 44 27 03
E:
[email protected] W: www.bureauveldweg.nl KvK: KvK 17191758
Inhoud 1.
Algemeen ...........................................................................................................................................................3
2.
Doel en uitgangspunten ..................................................................................................................................5
3.
Beheersbaarheid van brand 2007..................................................................................................................5
4.
Maatregelen voor risicoverlaging ontstaan van brand FSE...................................................................11
5.
Bepaling weerstand tegen brandoverslag en branddoorslag ...............................................................12
5.
Ontvluchting .....................................................................................................................................................14
6.
Maatregelen voor risicoverlaging ontstaan van brand ..........................................................................15
7.
Installaties en voorzieningen tbv bestrijden van brand ..........................................................................16
8.
Conclusie ..........................................................................................................................................................19
Bijlage(n) • •
Berekening vuurbelasting Bepaling brandoverslag zuid west- en noord west gevel
5201N01 - 15 mei 2014 - Nieuwbouw varkensstal a/d Peelweg 40 te Meijel iov J. Verhoijsen
2/19
1.
Algemeen
Dit rapport is opgesteld ten behoeve van de aanvraag omgevingsvergunning voor een nieuw te bouwen vleesvarkensstal aan de Peelweg 40 te Meijel i.o.v. de heer J. Verhoijsen Groeze 18 , 5986 NT Beringe. De stal is voorgesteld als één brandcompartiment groter dan 2.500 m² met een totaal gebruiksoppervlakte van 3.982,4 m². In verband met de overschrijding van 2.500 m² kan niet worden voldaan aan de door het bouwbesluit aangereikte prestatie-eis en zal op andere wijze voldaan moeten worden aan de gestelde functionele eis. Een gelijkwaardige oplossing aan de prestatie-eis op basis van het Bouwbesluit dient te worden aangereikt met betrekking tot de brandcompartimentering, beperking uitbreiding van brand afdeling 2.10 bouwbesluit 2012. Van den SCHOOR bouwkundig ontwerpburo BV te Baexem heeft opdracht gegeven aan Bureau Veldweg BV om de vuurbelastingberekening en toetsing aan de methode Beheersbaarheid van Brand 2007 met gelijkwaardigheidsrapportage op te stellen. Ten aanzien van het brandcompartimenteringaspect wordt op basis van dit rapport een gelijkwaardig alternatief geboden. De stal heeft de gebruiksfunctie lichte industriefunctie met bezetting > 30 m2 gebruiksoppervlakte / persoon. De onderbouwingen voor gelijkwaardigheid in dit document is ontleend op basis van genoemde literatuur en omschreven uitgangspunten. • Verwijzing naar bouwkundige tekeningen van van den Schoor bouwkundig ontwerpburo BV te Baexem. • De vuurbelasting berekening is conform NEN 6090 uitgevoerd, op basis van de toegepaste materialen op basis van aangereikte tekeningen. • Op basis van de vuurbelasting is een toetsing gedaan aan de methode Beheersbaarheid van Brand 2007 waarbij de restrictie van 2.500 m2 buiten beschouwing is gelaten. • In het kader van FSE fire safety engineering zijn risico verlagende maatregelen voorgesteld op basis van “Onderzoek naar brandveiligheid voor dieren in veestallen” knelpunten en verbetermogelijkheden d.d. november 2012 door Wageningen UR Livestock Research opgesteld. • Berekeningen/vaststelling WBDBO is op basis van PGS 2 warmte stralingsberekening conform de methode Beheersbaarheid van Brand 2007 verder in dit rapport uitgewerkt.
5201N01 - 15 mei 2014 - Nieuwbouw varkensstal a/d Peelweg 40 te Meijel iov J. Verhoijsen
3/19
Bestaande stallen
Nieuwbouw stal
Afb. 1: Situatie
5201N01 - 15 mei 2014 - Nieuwbouw varkensstal a/d Peelweg 40 te Meijel iov J. Verhoijsen
4/19
2.
Doel en uitgangspunten
Op basis van het bouwbesluit 2012 artikel 1.3 “gelijkwaardigheid” wordt voor de beperking uitbreiding van brand een voorstel voor een groter brandcompartiment dan 2.500 m2 zoals gesteld in afdeling 2.10 voor de industriefunctie geboden. Op grond van deze paragraaf is het toegestaan dat een gebouw in een of meer brandcompartimenten wordt ingedeeld die groter zijn dan is bedoeld in afdeling 2.10 Beperking van uitbreiding van brand, nieuwbouw. Voor bestemmingen als bijvoorbeeld tentoonstellingshal of veilinghal industrie en agrarische bedrijven kan zo'n grootte van meer dan 2.500 m² noodzakelijk zijn. Het doel van de voorschriften is te bereiken dat deze grote brandcompartimenten zodanig zijn ingericht, dat zij een zelfde mate van brandveiligheid bieden als is gewaarborgd door de voorschriften voor brandcompartimenten die wel vallen binnen de bedoelde maximummaten. Dit gebeurt door middel van functionele eisen die voor de relevante aspecten van brandveiligheid een gelijk beschermingsniveau vereisen. De aanvrager van de bouwvergunning moet ten genoegen van burgemeester en wethouders aangeven welke voorzieningen zijn getroffen om hieraan te voldoen. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat er een sprinklerinstallatie wordt toegepast of een rooken warmte afvoerinstallatie. Het gaat er vooral om te voorkomen dat er bij brand een onbeheersbare situatie ontstaat en te garanderen dat men ondanks de langere vluchtafstand voldoende tijd heeft om het aansluitende terrein veilig te kunnen bereiken. Voor nadere informatie over het ontwerpen van grote brandcompartimenten wordt voor wat betreft het veilig verlaten van het compartiment verwezen naar de onderzoeksrapporten van PRC Bouwcentrum "Vluchten bij brand uit grote brandcompartimenten" en "Bepalingsmethode voor veilig vluchten" alsmede naar het TNO Bouw-rapport 96-CVB-R0330. Terzake van het beperken van de branduitbreiding wordt verwezen naar het rapport van het ingenieurs/adviesbureau SAVE "Beheersbaarheid van brand; bouwstenen voor regelgeving" van oktober 1995.
3.
Beheersbaarheid van brand 2007
De stuurgroep Actieplan Stalbranden heeft op basis van een studie, uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en op basis van praktijkervaring een besluit genomen om het kabinet te adviseren om de regelgeving aan te passen. Dit is door het Ministerie van Economische zaken d.d. 31 januari 2013 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal in ’sGravenhage per brief verzonden. De stuurgroep heeft voorgesteld om voor bedrijfsmatig houden van dieren een aparte subcategorie onder de categorie lichte industrie functie in het Bouwbesluit te introduceren. Daarbij de regelgeving voor deze categorie voor de volgende onderdelen aan te scherpen. • Bij nieuwbouw moet de technische ruimte minimaal 60 minuten brandwerend zijn. Een brand ontstaat vaak in deze ruimten door o.a. kortsluiting • Bij nieuw- en verbouw moeten constructieonderdelen van en aankleding in stallen tenminste voldoen aan brandklasse B. een brand kan zich in een stal vaak snel uitbreiden via deze onderdelen of aankleding. Het kabinet neemt dit advies over. De minister van Wonen en Rijksdienst zal daartoe een wijziging van het bouwbesluit 2012 in procedure brengen. Vaststelling en publicatie van deze wijziging is voorzien per oktober 2013. Om bouwers en ontwerpers van veestallen de gelegenheid te geven om haar bouw- en ontwerpwijze aan te passen, zal de wijziging niet direct in werking treden, maar in principe op 1 januari 2014.
5201N01 - 15 mei 2014 - Nieuwbouw varkensstal a/d Peelweg 40 te Meijel iov J. Verhoijsen
5/19
Wij adviseren in aansluiting op bovenstaande om techniek, schakelkasten en dergelijke in een technische ruimte te plaatsen met 60 minuten brandwerendheid vanuit die technische ruimten naar de dierenverblijf ruimte(n), waarmee beoogd wordt dat het effect van het risico van ontstaan van brand in deze ruimten beperkt blijft tot een brand in deze ruimten en dat de dierenverblijven voor 60 minuten beschermd blijven van deze ruimten. Daarmee hoeft er niet in twee richtingen een brandwerendheid geboden te worden. Doel is dat de brand niet binnen 60 minuten kan uitbreken naar de stallen. “Onderzoek naar brandveiligheid voor dieren in veestallen” knelpunten en verbetermogelijkheden d.d. november 2012 door Wageningen UR Livestock Research opgesteld geeft als aanbeveling om de methode Beheersbaarheid van Brand 2007 buiten werking te stellen voor veestallen. De aanbeveling is om gelijkwaardigheid van brandveiligheid ( kans op ontstaan en uitbreiding met risico’s voor de dieren) via risicogerichte benadering zoals FSE aan te tonen. In het voorliggende rapport hebben wij toch de vuurbelasting berekend zoals gebruikelijk met de methode BvB 2007 om daarmee inzicht te geven in vergelijking met stallen die tot nu toe op deze wijze zijn berekend. Daaraan toevoegend zijn risico beperkende organisatorische maatregelen opgesteld en maatregelen in uitvoering die een beperking op het effect geven bij een eventueel ontstaan van brand. Doelstelling hierbij is dat er een acceptabel risico en effect in vergelijking met een brandcompartiment is wat primair voldoet aan de eisen volgens het bouwbesluit. Principe van de Methode BvB 2007 De methode Beheersbaarheid van Brand 2007 geeft géén bepaalde, vaste omvang aan voor brandcompartimenten, maar stelt de omvang afhankelijk van de situering, van aan te brengen voorzieningen en van de hoeveelheid brandbaar materiaal aan en in een groot brandcompartiment. Het gaat hier om brandbare bestanddelen van de constructie (permanente vuurbelasting) plus de beoogde maximale inhoud aan brandbaar materiaal (variabele vuurbelasting). De verbrandingswaarde van de materialen is daarbij van belang. De Methode BvB 2007 is dus gebaseerd op de hoeveelheid brandbaar materiaal. Bij weinig brandbaar materiaal kan men met beperkte voorzieningen tot veel grotere compartimenten komen dan 1.000 m² in nieuwbouwsituaties. Is meer brandbaar materiaal aanwezig, dan nemen de vereiste voorzieningen toe, maar zijn nog steeds brandcompartimenten van aanzienlijke omvang mogelijk. De hoeveelheid brandbaar materiaal wordt vertaald in een totale vuurlast, in tonnen vurenhout equivalent of in GigaJoules en een vuurbelasting in termen van kilogram vurenhout equivalent per vierkante meter of in MegaJoules/m². De WBDBO, de vereiste weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van de omhulling, hangt (meestal) af van de “maatgevende vuurbelasting”. Dat is de vuurbelasting op of boven de 1.000 m² van het grondvlak van het compartiment waar zich de hoogste vuurbelasting bevindt. De bedoelde omhulling bestaat uit de wanden en vloeren die als begrenzing van het compartiment dienen, met inbegrip van de aanwezige ruimte op eigen terrein en langs de perceelgrenzen.
5201N01 - 15 mei 2014 - Nieuwbouw varkensstal a/d Peelweg 40 te Meijel iov J. Verhoijsen
6/19
Met de Methode BvB 2007 wordt het betrokken gebouw/brandcompartiment afgestemd op het beoogde gebruik. De gekozen grootte, de constructie en eventuele brandbeveiligingsvoorzieningen zijn daarop afgestemd. Dit houdt wel in dat een bijpassende gebruiksbeperking moet worden vastgelegd. Een vorm van toezicht is daarbij noodzakelijk om onbeheersbaarheid van brand te voorkomen (vergelijk: inspectie en certificering van brandbeveiligingsinstallaties). Gebruik van de methode Met het oog op de gewenste inrichting en het gewenste gebruik van het gebouw kan er gekozen worden uit verschillende maatregelpakketten. Een maatregelpakket bevat aanwijzingen voor de uit oogpunt van beheersing van brand te treffen voorzieningen. Die voorzieningen zijn primair gericht op het voorkomen van schade buiten het brandcompartiment en verschillen onder andere in de mate van schadebeperking er binnen. De pakketten hebben elk een eigen toepassingsgebied in termen van gebruiksfuncties, de aard van betrokken brandcompartimenten en combinatiemogelijkheden daarvan in gestapelde bouw. Maatregelpakket I In dit maatregelpakket is de totale vuurlast aan en in het brandcompartiment beperkt tot 300 ton vurenhoutequivalent (= 5.700 GJ). De gemiddelde vuurbelasting geeft dan aan hoe groot het brandcompartiment mag zijn. Wanneer het beoogde gebruik een hogere vuurlast met zich meebrengt, is een onderverdeling in meer brandcompartimenten nodig, of een ander maatregelpakket. De eisen aan de omhulling van brandcompartimenten volgens pakket I, hangen vooral af van de zogenaamde maatgevende vuurbelasting. Afhankelijk van de maatgevende vuurbelasting, de omvang van de brandscheidingen en de eventuele vrije ruimte langs gevels, moet men extra marge nemen in de WBDBO van de omhulling. De totale WBDBO-eis kan per zijde variëren van 60 tot 240 minuten. Bij aanbouw of opbouw vertaalt deze eis zich direct in onder andere de vereiste brandwerendheid van de scheidingswand of de scheidende vloer. Het aantal enkelvoudig uitgevoerde verbindingen naar naburige compartimenten in deze scheidingen, is beperkt tot twee. Aanvullende verbindingen moeten dubbel worden uitgevoerd. Voor gevels hangt de precieze eis mede af van de situering; vooral van de vrije ruimte die voor de gevel aanwezig is. De methode bevat een specifieke berekening van de afstandsbijdrage tot de WBDBO. Toepassing BvB Weliswaar stelt de methode BvB maximaal 2.500 m2 voor dierenverblijven maar op basis van FSE is een brandcompartiment groter dan 2.500 m2 toelaatbaar waarbij dan de vuurbelasting wel berekend moet worden waarbij op basis van regiobeleid de maximale vuurlast beperkt is tot 200 ton in tegenstelling tot 300 ton wat maximaal volgens de methode BvB 2007 van toepassing is. Uitgangspunt van berekening van de vuurbelasting is het totale brandcompartiment. Het grote brandcompartiment heeft een gebruiksoppervlakte waarop de gemiddelde vuurbelasting is bepaald ,zoals gesteld in de methode Beheersbaarheid van Brand 2007. Op basis van de toepassing van bouwmaterialen is de permanente vuurbelasting bepaald en de variabele vuurbelasting is bepaald op basis van gegevens betreffende het gebruik van de ruimte. In de berekeningen zijn de aantallen en afmetingen en gewichten vermeld met de bijbehorende verbrandingswaarden waarmee de gemiddelde en maatgevende vuurbelasting zijn berekend.
5201N01 - 15 mei 2014 - Nieuwbouw varkensstal a/d Peelweg 40 te Meijel iov J. Verhoijsen
7/19
De gemiddelde vuurbelasting is bepaald voor het gehele bouwdeel en de maatgevende vuurbelasting is bepaald over de aaneengesloten 1.000 m2 van het bruto grondoppervlak waar(boven) zich de grootste bijdrage aan de vuurlast bevindt. Gezien het gebruik en de inrichting is de maatgevende vuurbelasting gelijk gesteld aan de gemiddelde vuurbelasting. De permanente vuurbelasting bedraagt: De variabele vuurbelasting bedraagt: De gemiddelde vuurbelasting bedraagt:
129, 129,4 MJ/m2 308,9 MJ/m2 438,3 MJ/m2
(6,8 kg/m2 equivalent vurenhout) (16,3 kg/m2 equivalent vurenhout) (23,1 kg/m2 equivalent vurenhout)
De totaal vuurlast is 91,8 ton kg equivalent vurenhout. Conform het regiobeleid ( < 200 ton) is daarmee de omvang van het brandcompartiment acceptabel, waarbij de andere aspecten, gerelateerd aan de afmetingen van het compartiment, zoals WBDBO en ontvluchting nader beschouwd moeten worden. Bouwconstructie (sterkte bij brand) Uitgangspunt hierbij is dat in het (sub-)brandcompartiment waarin een brand heerst, de bouwconstructie mag bezwijken, zolang dit binnen een bepaalde tijdsduur maar niet leidt tot het bezwijken van bouwconstructies buiten dit (sub-)brandcompartiment. Het gaat om het voorkomen van voortschrijdende instorting.
Artikel 2.10 lid 4: Een bouwconstructie van een gebruiksfunctie met een vloer van een gebruiksgebied hoger dan 5 m boven het meetniveau of lager dan 5 m onder het meetniveau bezwijkt bij brand in een brandcompartiment waarin de bouwconstructie niet ligt, niet binnen 90 minuten door het bezwijken van een bouwconstructie binnen of grenzend aan het brandcompartiment. De eis van brandwerendheid op bezwijken van een constructie is van toepassing als bij bezwijken van die constructie er voortschrijdend instorten volgt in een ander brandcompartiment. Artikel 2.10 lid 4 is niet van toepassing, omdat er in het gebouw geen gebruiksgebied hoger of lager is gelegen dan 5,0 meter boven of onder meetniveau (aansluitende terrein). Er is daarmee geen eis voor brandwerendheid met betrekking tot bezwijken. Bij brand in een subbrandcompartiment mogen de vluchtroutes buiten dit subbrandcompartiment niet binnen 30 minuten bezwijken.
Artikel 2.10 lid 1 : Een vloer, trap of hellingbaan waarover of waaronder een vluchtroute voert, bezwijkt niet binnen 30 minuten bij brand in een subbrandcompartiment waarin die vluchtroute niet ligt. Dit is niet van toepassing omdat er vanuit het brandcompartiment direct naar buiten gevlucht kan worden en niet over vloeren of trappen die bij brand bezwijken.
5201N01 - 15 mei 2014 - Nieuwbouw varkensstal a/d Peelweg 40 te Meijel iov J. Verhoijsen
8/19
Brandvoortplanting en rookdichtheid van constructieonderdelen Een zijde van een constructieonderdeel die grenst aan de binnenlucht voldoet aan brandklasse B en aan rookklasse s2, beide bepaald volgens NEN-EN 13501-1. Een zijde van een constructieonderdeel die grenst aan de buitenlucht voldoet aan brandklasse D bepaald volgens NEN-EN 13501-1.Voor de bovenzijde van het dak is dit niet vereist. Een deur, een raam, een kozijn en daarmee gelijk te stellen constructieonderdelen voldoet aan brandklasse D volgens NEN-EN 13501-1. Voor de bovenzijde van een vloer, een trap en een hellingbaan die grenst aan de binnenlucht geldt rookklasse s1fl en brandklasse D fl beide bepaald volgens NEN-EN 13501-1. Voor een bovenzijde van een vloer, een trap en een hellingbaan die grenst aan de buitenlucht geldt brandklasse D fl , bepaald volgens NEN-EN 13501-1. Op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructieonderdelen van elke afzonderlijke ruimte, waarvoor volgens de artikelen 2.67 tot en met 2.69 een eis geldt, is die eis niet van toepassing. Brandgevaarlijkheid dak De bovenzijde van een dak van een bouwwerk is, bepaald volgens NEN 6063, niet brandgevaarlijk. Dit geldt niet indien het bouwwerk geen voor personen bestemde vloer heeft die hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau, en de brandgevaarlijke delen van het dak ten minste 15 m vanaf de perceelsgrens liggen. Indien het perceel waarop het bouwwerk ligt, grenst aan een openbare weg, openbaar water, openbaar groen, of een perceel dat niet is bestemd voor bebouwing of voor een speeltuin, een kampeerterrein of opslag van brandgevaarlijke stoffen of van brandbare niet milieugevaarlijke stoffen wordt die afstand aangehouden tot het hart van de weg, dat water, dat groen of dat perceel. Het dak dient overeenkomstig NEN 6063 niet brandgevaarlijk te zijn. De vezelcement golfplaten voldoen hieraan. Aankleding Aankleding in een besloten ruimte die niet direct op de vloer, trap of hellingbaan is aangebracht mag geen brandgevaar opleveren. Dit gevaar is niet aanwezig indien de aankleding: a. een ondergeschikte bijdrage aan het brandgevaar levert; b. onbrandbaar is, bepaald volgens NEN 6064; c. voldoet aan brandklasse A1 als bedoeld in NEN-EN 13501-1 of d. voldoet aan de eisen voor constructieonderdelen als bedoeld in afdeling 2.9. Materiaal ter plaatse van of nabij apparatuur en installaties die warmte ontwikkelen voldoet aan brandklasse A1, als bedoeld in NEN-EN 13501-1 of is onbrandbaar, bepaald volgens NEN 6064, indien: a. op het materiaal een intensiteit van de warmtestraling kan optreden die, bepaald volgens NEN 6061, groter is dan 2 kW/m², of b. in het materiaal een temperatuur kan optreden die, bepaald volgens NEN 6061, hoger is dan 90 °C. In een besloten ruimte zijn geen met brandbaar gas gevulde ballonnen aanwezig. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de bijdrage aan brandgevaar van aankleding. Er is nog geen regeling genomen door de Rijksoverheid
5201N01 - 15 mei 2014 - Nieuwbouw varkensstal a/d Peelweg 40 te Meijel iov J. Verhoijsen
9/19
Nederlandse brand- en rookklassen NEN 6064 NEN 1775 NEN 6065 Onbrandbaarheid Brandklasse1 (bijdrage tot brandvoortplanting) Materialen Constructie-onderdelen beloopbaar vlak (bovenzijde van vloer, hellingbaan of trap)
NEN 6066 Rookklasse2
Euroklassen NEN-EN 13501-1 Brandklasse3 Rookklasse4 (materiaalgedrag bij brand) materialen constructie- constructieonderdelen onderdelen
niet-beloopbaar vlak (niet zijnde bovenzijde van vloer, hellingbaan of trap)
Onbrandbaar
A1 of A1fl T1 T2 T3
-1
10 m en lager
Niet-besloten vluchtroute 1 2 Alle andere toepassingen 1 10 m-1 en lager 2 3 4 1 Zou moeten heten: brandvoortplantingsklasse. 2 Zou moeten heten: rookproductieklasse. 3
Zou moeten heten: klasse van materiaalgedrag bij brand.
4
Zou moeten heten: rookproductieklasse.
Cfl
s1fl
Dfl B C
-
B
s2
C D
Afb 2: Tabel overzicht huidige Nederlandse brandvoortplanting- en rookklassen en de euroklassen:
5201N01 - 15 mei 2014 - Nieuwbouw varkensstal a/d Peelweg 40 te Meijel iov J. Verhoijsen
10/19
4.
Maatregelen voor risicoverlaging ontstaan van brand FSE
Grote brandcompartimenten dienen gelijk waardigheid op basis van fire safety engineering te bieden waarmee gelijkwaardig risico ( kans x effect) wordt geboden gelijk aan de maximale afmeting van 2.500 m2 zoals volgens het bouwbesluit standaard wordt toegestaan. Met toepassing van brand technisch verbeterde isolatie materialen word het effect van een brand in deze stal beperkt en daarmee in samenhang met de kans op het ontstaan van brand wordt het risico verkleind. Een stal dient in het gebruik een geringe kans op ontstaan van brand te hebben. Om de kans op brand maximaal terug te dringen worden de volgende maatregelen voorgesteld. De 5 meest voorkomende voorkomende oorzaken van een stalbrand zijn: • Elektriciteit kortsluiting • Werkzaamheden met brandrisico • Zelfontbranding/oververhitting van apparatuur / machines • Explosie en brand van kachels en heaters • Brandstichting Op deze punten dient steeds aandacht te worden geschonken waarbij door maatregelen als hieronder weergegeven verlaging van risico wordt bereikt. De maatregelen voor verlaging van de kans op brand en verkleining van het effect en daarmee verlaging van het risico van brand in stallen; stallen; 1. Elektrische apparatuur moet minimaal één keer in het jaar gecontroleerd te worden. 2. De elektra installatie moet jaarlijks thermo grafisch onderzocht worden volgens NEN 3140 controle op overbelasting. 3. Schakelkasten en elektra verdeelinrichtingen dienen in gescheiden ruimten geplaatst te worden. Deze dienen 60 minuten brandwerend uitgevoerd te worden vanuit deze ruimten in de richting van de dierenverblijven. Daarmee wordt voorkomen dat een brand ontstaan in deze ruimten snel effecten heeft in de dieren verblijven. 4. De technische ruimte en dergelijke waar ontstaan risico van brand aanwezig is dienen voorzien te worden van een branddetectie systeem waarmee een ontstaan van brand gesignaleerd wordt. Een koppeling van brandmelding aan een storingsmelding van de klimaatinstallatie kan daarbij een snelle inzet van blussing bieden. 5. Er mogen geen brandbare materialen in de directe omgeving van de elektrische installaties aanwezig zijn. 6. Brandbare isolatiematerialen mogen niet worden toegepast tenzij in beton sandwich wanden opgesloten 7. Brandveilige isolatie met brandklasse B volgens NEN-EN 13501-1 moet worden toegepast in constructieonderdelen van de dieren verblijven. 8. Er dient onderhoud en controle plaats te vinden op alle brandveiligheid installaties, zoals blusmiddelen , bluswatervoorzieningen als geboorde putten e.d. 9. Er moet een functionele bluswatervoorziening nabij de stal aanwezig zijn. 10. Men dient alert te zijn bij ( onderhoud) werkzaamheden waarbij gewerkt wordt met elektrische apparatuur en laswerkzaamheden. 11. Ongedierte bestrijding moet worden gedaan ter voorkoming van schade aan elektrische apparatuur en daaruit voortkomende kortsluiting met een kans op ontstaan van brand. Als volle aandacht aan boven genoemde eisen wordt geschonken, dan geeft dit een risico verlaging van brand waarmee samen met de toepassing van verbeterde isolatie materialen ook de gevolgen bij een eventuele brand beperkt worden. Hiermee blijft, door brandweerinzet de beheersbaarheid van brand gewaarborgd. 5201N01 - 15 mei 2014 - Nieuwbouw varkensstal a/d Peelweg 40 te Meijel iov J. Verhoijsen
11/19
5.
Bepaling weerstand tegen brandoverslag en branddoorslag
Volgend uit de vuurbelasting en de methode “Beheersbaarheid van Brand 2007” is er bij een maatgevende vuurbelasting een WBDBO-eis van 60 minuten van toepassing. De te hanteren WBDBO-toeslag naar direct aangrenzende brandcompartimenten wordt bepaald door onderstaande grafiek, behalve wanneer er op het betrokken perceel voor de betreffende scheidingen een onbebouwde (vrije) ruimte aanwezig van minimaal 5 m loodrecht op de scheiding. In dat geval wordt de veiligheidsmarge geacht aanwezig te zijn en kan dus een waarde van 0 worden ingevuld voor de toeslag.
Afb. 3: Margebepaling scheidend oppervlak Gezien de aanwezige vrije ruimte is er geen marge van toepassing. Op basis van het brandbeveiligingsconcept 2007 kan derhalve volstaan worden met 60 minuten WBDBO richting aangrenzende percelen en bebouwing op eigen terrein. Deze WBDBO bestaat uit de volgende componenten: a) De brandwerendheid van de betrokken gevel (van binnen naar buiten); b) De afstandsbijdrage; c) De brandwerendheid (van buiten naar binnen) van een al dan niet fictief buurcompartiment. Langs de perceelgrens wordt gebruik gemaakt van spiegelsymmetrie. Voor de brandwerendheid van de fictieve ‘buurgevel’ mag in dit geval een waarde van 30 minuten worden aangehouden.
noordgevel westgevel
hoogte (m)
breedte (m)
afstand (m)
stralingsflux (KW/m2)
afstandsbijdrage (minuten)
7,1 3,0
46,4 83,2
10 6,5
14,62 10,10
66 140
5201N01 - 15 mei 2014 - Nieuwbouw varkensstal a/d Peelweg 40 te Meijel iov J. Verhoijsen
12/19
Op basis van de grafiek uit BvB 2007 en de bijgevoegde berekeningsbijlage resulteert de aanwezige afstand in een afstandsbijdrage van minimaal 66 minuten. Hiermee is aangetoond dat er voor de gevels voldoende afstandsbijdrage aanwezig is en dat deze gevels en achterliggende constructie niet brandwerend hoeven te worden uitgevoerd.
Afb. 5: Bepaling afstandsbijdrage
Afb. 6: Situatietekening met WBO-bepalingen
5201N01 - 15 mei 2014 - Nieuwbouw varkensstal a/d Peelweg 40 te Meijel iov J. Verhoijsen
13/19
6.
Ontvluchting
In samenhang met de bezetting en de gebruiksfunctie van de gebruiksoppervlakte of het verblijfsgebied zijn de loopafstanden gelimiteerd volgens het bouwbesluit 2012. Zo is de loopafstand voor de (lichte)industriefunctie met een bezetting van >30 m2/persoon maximaal 60 meter. Artikel 2.102 is hierbij van toepassing.
Artikel 2.102 Lid 4. De gecorrigeerde loopafstand tussen een punt in een gebruiksgebied en een uitgang van het subbrandcompartiment waarin dat gebruiksgebied ligt, is niet groter dan de in tabel 2.101 aangegeven waarde. Lid 5. In afwijking van het vierde lid, wordt bij een niet nader in te delen gebruiksgebied en bij een verblijfsruimte in plaats van de gecorrigeerde loopafstand uitgegaan van de loopafstand die niet groter is dan de in tabel 2.101 aangegeven waarde. Lid 6. In afwijking van het vierde en vijfde lid geldt bij een bezetting van minder dan 1 persoon per 12 m2 gebruiksoppervlakte van het subbrandcompartiment een waarde van ten hoogste 45 m. Lid 7. In afwijking van het vierde en vijfde lid geldt bij een bezetting van minder dan 1 persoon per 30 m2 gebruiksoppervlakte van het subbrandcompartiment een waarde van ten hoogste 60 m. Bij deze stal wordt uitgegaan van een niet nader in te delen gebruiksgebied met verblijfsruimten als getekend. Daarbij hoeft niet met de gecorrigeerde loopafstand gerekend te worden. De loopafstand is hierbij kleiner dan 60 meter waarmee voldaan wordt aan het bouwbesluit, genoemde artikelen als hierboven weergegeven. Met een sub-brandcompartimentering over de gang als beschermde vluchtroute wordt voldaan aan de loopafstanden zoals gesteld in het bouwbesluit en is geen verdere gelijkwaardigheidsonderbouwing in relatie tot grote brandcompartimenten vereist. De vluchtdeuren moeten zonder losse hulpmiddelen van binnen uit te openen zijn. Schuifdeuren mogen ook als vluchtdeuren dienen mits deze zonder losse hulmiddelen direct te openen zijn. Schuifdeuren die regulier gebruikt worden mogen als vluchtdeur dienen en worden niet als ‘nooddeuren’ beschouwd. Een nooddeur is een deur die uitsluitend voor vluchten wordt gebruikt en mag niet als schuifdeur worden uitgevoerd.
5201N01 - 15 mei 2014 - Nieuwbouw varkensstal a/d Peelweg 40 te Meijel iov J. Verhoijsen
14/19
7.
Maatregelen voor risicoverlaging ontstaan van brand
Grote brandcompartimenten dienen gelijk waardigheid op basis van fire safety engineering te bieden waarmee gelijkwaardig risico ( kans x effect) wordt geboden gelijk aan de maximale afmeting van 2.500 m2 zoals op basis van het bouwbesluit wordt toegestaan. Een varkensstal heeft in het gebruik een gemiddelde kans op ontstaan van brand. Om de kans op brand maximaal terug te dringen en het effect te verkleinen worden de volgende maatregelen voorgesteld. De 5 meest voorkomende voorkomende oorzaken van een stalbranden zijn: • Elektriciteit kortsluiting • Werkzaamheden • Zelfontbranding/oververhitting • Explosie kachels en heaters • Brandstichting De maatregelen voor verlaging van risico van ontstaan van brand zijn de volgende; 12. Elektrische apparatuur dient minimaal één keer in het jaar gecontroleerd te worden. 13. De elektra installatie moet jaarlijks thermografisch onderzocht worden volgens NEN 3140 controle op overbelasting. 14. Schakelkasten en elektra verdeelinrichtingen dienen in separate ruimten geplaatst te worden. Deze dienen 60 minuten brandwerend uitgevoerd te worden vanuit deze ruimten in de richting van de stal . Daarmee wordt voorkomen dat een brand ontstaan in deze ruimten effecten heeft in de dierenverblijven. Er mogen geen brandbare materialen in de directe omgeving van de elektrische installaties aanwezig zijn 15. Een technische ruimte, waar ontstaan risico van brand aanwezig is, dient voorzien te worden van een branddetectie systeem waarmee een ontstaan van brand gesignaleerd wordt. Een koppeling van een deze brandmelding aan een storingsmelding van de klimaatinstallatie kan daarbij een snelle inzet van blussing bieden. 16. Brandbare isolatiematerialen mogen niet worden toegepast tenzij in betonnen sandwichwanden opgesloten 17. Brandveiligere isolatie zoals minerale wol, steenwol en glaswol dient bij voorkeur te worden toegepast. Minimaal dient de isolatie aan de binnenzijde bij de dierenverblijven te voldoen aan klasse B volgens NEN-En 13501-1 18. Er dient onderhoud en controle plaats te vinden op alle brandveiligheidsinstallaties zoals brandkleppen, blusmiddelen en bluswatervoorzieningen zoals geboorde putten. 19. Er dient een functionele bluswatervoorziening nabij de stal aanwezig te zijn. 20. Men dient alert te zijn bij (onderhouds-)werkzaamheden waarbij gewerkt wordt met elektrische apparatuur. 21. Ongediertebestrijding moet worden gedaan ter voorkoming van schade aan elektrische apparatuur en daaruit voortkomende kortsluiting en kans op ontstaan van brand. 22. De zwavelzuur tank ,als deel van de proces installatie van de luchtwasser, in een ruimte plaatsen met een 60 minuten brandwerendheid van buiten naar binnen. Als volle aandacht aan bovengenoemde eisen wordt geschonken, dan geeft dit een risicoverlaging van het ontstaan van brand waarmee met verbeterde materiaaltoepassing ook de gevolgen bij een eventuele brand beperkt kunnen blijven.
5201N01 - 15 mei 2014 - Nieuwbouw varkensstal a/d Peelweg 40 te Meijel iov J. Verhoijsen
15/19
8.
Installaties en voorzieningen t.b.v. bestrijden van brand
Brandmeldinstallatie Brandmeldinstallatie (BMI) Op basis van het bouwbesluit is een brandmeldinstallatie niet vereist voor de lichte industriefunctie. Ontruimingsalarminstallatie (OAI) Op basis van het bouwbesluit is een ontruimingsalarm niet vereist voor de lichte industriefunctie. Algemene noodverlichting Op basis van het bouwbesluit is noodverlichting voor de lichte industriefunctie met bezetting van > 30 m2 /persoon niet vereist. Vluchtroute aanduiding Op basis van het bouwbesluit is vluchtrouteaanduiding niet vereist voor de lichte industriefunctie. Brandslanghaspels Volgens het bouwbesluit is er voor de ‘lichte’ industrie functie geen vereiste voor de toepassing van brandslanghaspels. Op basis van het bouwbesluit moet worden voorzien in de mogelijkheid voor bestrijden van brand waarmee met het plaatsen van draagbare blustoestellen is voorzien. Draagbare blustoestellen Op basis van het bouwbesluit worden draagbare blustoestellen vereist. Dit is vereist als er geen brandslanghaspels vereist zijn en als er stoffen zijn die alleen geblust kunnen worden met een andere blusstof dan water. Die andere blusstof, die uit poeder, schuim of gassen kan bestaan, bevindt zich in draagbare blustoestellen. Op basis van de ARBO wet zijn brandblusmiddelen vereist voor: • Nabij de keuken minimaal 6 kg poederblusser; • bij open vuur een blusdeken; • nabij opslagkasten en kluizen met gevaarlijke stoffen een blustoestel met minimaal een blusequivalent van 6 kg poeder; • in ruimten waar brandbare stoffen worden verwerkt. Brandblussers te voorzien nabij de entreedeuren in de stal. Voorstel 9 liter sproei schuimblussers te hangen. Bereikbaarheid Op basis van het bouwbesluit worden er eisen gesteld aan de bereikbaarheid van bouwwerken. Gelet op de situering en de diepte van het terrein zal er een opstelplaats voor een brandweervoertuig op het terrein gerealiseerd moeten worden met een afmeting van 4 x 10 meter, een vrije hoogte van 4,2 meter, bestand tegen een as-last van 10 ton en een totaal gewicht van 15 ton. Deze opstelplaats dient bereikbaar te zijn voor een brandweervoertuig waardoor er een rijbaan gerealiseerd dient te worden met een rijbaanbreedte van 3,5 meter, een doorgangshoogte van 4,2 meter welke bestand is tegen een as-belasting van 10 ton en een maximaal gewicht van 15 ton. Nabij deze opstelplaats dient voorzien te worden in een (niet-)openbare bluswatervoorziening met een bluswatercapaciteit van 60 m3/h.
5201N01 - 15 mei 2014 - Nieuwbouw varkensstal a/d Peelweg 40 te Meijel iov J. Verhoijsen
16/19
Openbare bluswatervoorziening Op basis van het bouwbesluit worden er eisen gesteld aan de brandblusvoorzieningen “Bij afwezigheid van een toereikende openbare bluswater voorziening moet worden voorzien in een doeltreffende niet openbare bluswatervoorziening. Een niet openbare bluswatervoorziening is bijvoorbeeld een: • aansluiting op het distributienet van de drinkwaterleiding; • aansluiting op een leidingnet voor water, geen drinkwater; • waterput of bron; • oppervlaktewater; • speciaal gegraven blusvijver. Een openbare bluswatervoorziening is niet toereikend indien de afstand tussen de openbare brandkraan en de (brandweer)toegang van het object te groot is. De maximale afstand van 40 meter wordt hierbij in acht genomen. Op basis van de “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”, uitgave van het NVBR 2003 dient er op maximaal 40 m’ van de toegang van het pand een opstelplaats voor een Tank Auto Spuit (TAS) te zijn met in de nabijheid hierbij, op maximaal 15 meter, een primaire bluswatervoorziening met een bluswatercapaciteit 60 m3/h of een bluswaterriool op maximaal 5 meter afstand. Voor particuliere terreinen is in de handleiding weergegeven dat als de primaire bluswatervoorzieningen niet toereikend is, er een bluswatervoorziening moet worden gemaakt door de eigenaar (particulier) waaraan eisen worden gesteld die niet anders zijn dan die waaraan de openbare voorziening dient te voldoen. Er van uitgaande dat er geen toereikende primaire bluswaterbron (openbare brandkraan) binnen de gestelde afstand van 40 meter aanwezig is, moet er een aanvullende niet openbare bluswatervoorziening gemaakt worden. De vereiste bluswatercapaciteit dient hierbij gelijk te zijn aan die van de openbare bluswatervoorziening: 60 m3/h. Hiervoor dient er op het terrein een gesloten geboorde put te worden gemaakt met een bluswatercapaciteit van minimaal 60 m3/h gedurende onbepaalde tijd of 90 m3/h gedurende een onafgebroken levertijd van vier uur. De uitvoering dient conform de Richtlijn aanleg brandputten erkenning voor het grondboor en bronbemalingsbedrijf versie 1.0 – 2007 te worden uitgevoerd. Plaats en uitvoering in nader overleg met de gemeentelijke brandweer.
5201N01 - 15 mei 2014 - Nieuwbouw varkensstal a/d Peelweg 40 te Meijel iov J. Verhoijsen
17/19
Afb. 7: Situatietekening bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen Legenda: Brandweertoegang TAS (tankautospuit) Geboorde put met een minimale capaciteit van 60 m³/h. Contouren beoordeeld object
5201N01 - 15 mei 2014 - Nieuwbouw varkensstal a/d Peelweg 40 te Meijel iov J. Verhoijsen
18/19
9.
Conclusie
Samenvattend is het beschouwde brandcompartiment, met een gelimiteerde gemiddelde vuurbelasting als berekent, als brandcompartiment toegestaan. Met toepassing van in dit rapport genoemde maatregelen wordt het risico van brand acceptabel in gelijkwaardigheid geacht aan het risico van een maximaal brandcompartiment volgens het bouwbesluit 2012. Daarmee blijft met de mogelijkheid van brandweerinzet, bestrijden van brand, de beheersbaarheid van brand gewaarborgd. De WBDBO naar de omgeving is voldoende waarbij brandoverslag voorkomen wordt geacht tussen de brandcompartimenten. De bijgaande vuurbelastingberekening geeft inzicht in de gemiddelde en maatgevende vuurbelasting, hierbij dient te worden aangegeven dat er bij wijziging van functie of gebruik van het gebouw er een controle dient te worden overlegd aan de overheid. Ten aanzien van ontvluchting wordt voldaan aan het bouwbesluit. Vluchtdeuren dienen van binnen uit zonder losse hulpmiddelen te openen zijn. Aangezien de primaire openbare bluswatervoorziening niet toereikend is dient door de aanvrager op het terrein een tweetal gesloten geboorde putten te worden gemaakt met een bluswater capaciteit van minimaal 60 m3/h gedurende onbepaalde tijd of 90 m3/h gedurende een onafgebroken levertijd van vier uur. De uitvoering dient conform de Richtlijn aanleg brandputten erkenning voor het grondboor en bronbemalingsbedrijf versie 1.0 – 2007 te worden uitgevoerd. Plaats en uitvoering in nader overleg met de gemeentelijke brandweer. De conclusie is dat op basis van het bouwkundige pakket van maatregelen en installatietechnische voorzieningen in combinatie met de vuurbelasting volgend uit het gebruik, er een beheersbaarheid is voorgesteld zoals in het brandbeveiligingsconcept “Beheersbaarheid van Brand” is toegestaan en het plan als gelijkwaardig wordt beschouwd aan de beoogde veiligheid conform het Bouwbesluit 2012.
5201N01 - 15 mei 2014 - Nieuwbouw varkensstal a/d Peelweg 40 te Meijel iov J. Verhoijsen
19/19
Berekening vuurbelasting conform NEN6090 Gebouwgegevens Bepaling gebruiksoppervlakten conform NEN2580 van de beschouwde bouwdelen De gebruiksoppervlakte van een ruimte of van een groep van ruimten is de oppervlakte, gemeten op vloerniveau, tussen de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.
nieuwbouw stallen incl. gang luchtwasser
3.810,6 m² 171,8 m²
Totaal gebruiksoppervlak
3.982,4 m²
Bepaling permanente en variabele vuurbelasting De permanente vuurbelasting is de bijdrage aan vuurbelasting van de brandbare materialen in de constructie-onderdelen die zich binnen het (beschouwde gedeelte van het) bouwwerk bevinden dan wel begrenzen. De variabele vuurbelasting is de vuurbelasting van het (beschouwde gedeelte van het) bouwwerk verminderd met de permanente vuurbelasting.
totale permanente vuurbelasting totale variabele vuurbelasting totale vuurbelasting permanente vuurbelasting variabele vuurbelasting
515.133 MJ 1.230.239 MJ 1.745.372 MJ 129,4 MJ/m² 308,9 MJ/m²
27.112 kg vurenhout 64.749 kg vurenhout 91.862 kg vurenhout 6,8 kg/m² vurenhout 16,3 kg/m² vurenhout
Bepaling gemiddelde en maatgevende vuurbelasting De gemiddelde vuurbelasting (q) is de hoeveelheid warmte die per vierkante meter gebruiksoppervlakte vrijkomt bij volledige verbranding van alle aanwezige brandbare materialen. De maatgevende vuurbelasting (qm) wordt bepaald over de aaneengesloten 1.000 m² van de bruto grondoppervlakte waar(boven) zich de grootste bijdrage aan de vuurlast bevindt. Gezien het gebruik en de inrichting is de maatgevende vuurbelasting gelijk gesteld aan de gemiddelde vuurbelasting.
gemiddelde vuurbelasting maatgevende vuurbelasting
438,3 438,3
MJ/m² MJ/m²
23,1 kg/m² vurenhout 23,1 kg/m² vurenhout
Berekening vuurbelasting conform NEN6090 Permanente vuurbelasting aantal Dak vezelcement golfplaten PIR isolatie plaat stalen gordingen platdak houten balklaag PIR sandwichpaneel bitumen Gevels prefab betonelementen PUR isolatie muurplaat kopgevel isolatie Diversen massieve deuren kozijnhout vul- en stelhout (1 m³ per 500 m² GO) Onvoorzien totale vuurbelasting
volume per aantal
soort. massa kg/eenheid
verbr.waarde Mj/eenheid
0,03
30,0
30,0
107.879,0
272,2 m² 149,8 m² 149,8 m²
0,06 0,006
30,0 30,0 1.050,0
19,0 30,0 27,0
155.154,0 8.090,9 25.486,4
499,4 m² 259,3 m¹ 180,4 m²
0,05 0,01125 0,05
30,0 470,0 30,0
30,0 19,0 30,0
22.474,8 26.047,9 8.118,0
31,0 stuks 173,6 m¹
2,3 0,0076 8,0
470,0 470,0
450,0 19,0 19,0
32.085,0 11.840,8 71.126,0
3.995,5
10,0 %
verbr.waarde Mj
46.830,3 515.133,2
Berekening vuurbelasting conform NEN6090 Variabele vuurbelasting aantal varkensstal stalen en betonnen vloer(roosters) betonnen scheidingen PVC afdeling wanden betonnen hokafscheidingen ventilatieplafond PVC geperforeerde plaat minerale wol (onbrandbaar) houten regelwerk plafond luchtkanaal sandwichpaneel 50 mm PIR meet- smoorunits luchtwasser ventilatoren luchtwasser PVC (aanname) berging kenwaarde 1000MJ/m² GO verlichting/installatie kenwaarde 2 kg/m² GO PVC leidingen aan de installatie Onvoorzien totale vuurbelasting
volume per aantal
soort. massa kg/eenheid
verbr.waarde Mj/eenheid
13,00
23,0
210.496,0
2.988,0 m²
2,5
19,0
141.930,0
2.988,0 m²
5,0
19,0
283.860,0
30,0
30,0
104.580,0
150,0
500,0 1.250,0 17,0
15.000,0 10.000,0 127.500,0
1.000,0
6.000,0
704,0 m²
2.324,0 m² 30,0 st 8,0 st 50,0 m³
0,05
6,0 m²
3.982,4 m² 3.982,4 m² 10,0 %
2,0 1,0
19,0 17,0
verbr.waarde Mj
151.332,0 67.701,1 111.839,9 1.230.239,0
Bepaling WBO bijdrage conform BvB versie 2007 Locatie gevel:
noordgevel stal op basis van spiegelsymmetrie ten opzichte van de erfgrens
Invoergegevens: gevel hoogte (h): gevel breedte (b): Afstand tot het observatiepunt (x): stralingsemittantie: transmissiefactor:
7,1 46,4 10 45 1
m m m KW/m²
Berekening van de warmtestraling op de overliggende doelgevel φ doel = φ bron . Fv . T waarin: φ doel φ bron Fv T
- doel stralingsintensiteit (KW/m²) - bronstraling (KW/m²) - zichtfactor - transmissiefactor
Stralingsflux φ doel =
45 KW/m² 0,325 1 14,62 kW/m²
Vertaling van de warmtestraling naar een WBO-bijdrage conform BvB versie 2007 De bijdrage van de afstand in de WBDBO van de scheiding tussen twee naburige brandcompartimenten is afhankelijk van de warmtestraling vanuit het beschouwde brandcompartiment naar het andere. De Methode BvB hanteert de volgende normatieve uitgangspunten voor het bepalen van afstandsbijdrage tot de WBDBO (zie grafiek): a)
Bij een stralingsniveau van 4 kW/m² is er 240 minuten afstandsbijdrage;
b)
Net onder 15 kW/m² is er een bijdrage van 60 minuten WBDBO; wordt de 15 kW/m² overschreden dan is de bijdrage 0 minuten;
c)
Tussen 4 en 15 kW/m² is er sprake van een lineair verloop.
Uit de grafiek volgt dat bij de berekende stralingsflux een weerstand tegen brandoverslag in minuten aanwezig is van:
Afstandsbijdrage =
66,3 min.
Bepaling WBO bijdrage conform BvB versie 2007 Locatie gevel:
westgevel stal richting bestaande bebouwing op eigen terrein
Invoergegevens: gevel hoogte (h): gevel breedte (b): Afstand tot het observatiepunt (x): stralingsemittantie: transmissiefactor:
3,0 83,2 6,5 45 1
m m m KW/m²
Berekening van de warmtestraling op de overliggende doelgevel φ doel = φ bron . Fv . T waarin: φ doel φ bron Fv T
- doel stralingsintensiteit (KW/m²) - bronstraling (KW/m²) - zichtfactor - transmissiefactor
Stralingsflux φ doel =
45 KW/m² 0,224 1 10,10 kW/m²
Vertaling van de warmtestraling naar een WBO-bijdrage conform BvB versie 2007 De bijdrage van de afstand in de WBDBO van de scheiding tussen twee naburige brandcompartimenten is afhankelijk van de warmtestraling vanuit het beschouwde brandcompartiment naar het andere. De Methode BvB hanteert de volgende normatieve uitgangspunten voor het bepalen van afstandsbijdrage tot de WBDBO (zie grafiek): a)
Bij een stralingsniveau van 4 kW/m² is er 240 minuten afstandsbijdrage;
b)
Net onder 15 kW/m² is er een bijdrage van 60 minuten WBDBO; wordt de 15 kW/m² overschreden dan is de bijdrage 0 minuten;
c)
Tussen 4 en 15 kW/m² is er sprake van een lineair verloop.
Uit de grafiek volgt dat bij de berekende stralingsflux een weerstand tegen brandoverslag in minuten aanwezig is van:
Afstandsbijdrage =
140,1 min.