D o 1 oktober 2015 G e e l , S i n t - Am a n d s k e r k Markt 1
20:00
B ’ ROC K Christopher Bucknall artistieke leiding, klavecimbel Lenneke Ruiten sopraan W i e bk e L e h m k u h l a l t Fruzsi Hara trompet J i v k a K a lt c h e va , M a r i e H a a g , L i e s b e t h N i j s , Y u k i e Ya m a g u c h i eerste viool R e b e c c a H u b e r , D av i d W i s h , Elin Eriksson, Maartje Geris tweede viool Luc Gysbregts, Manuela Bucher altviool R e b e c c a R o s e n , N i k a Z l a ta r i c c e l l o T o m D e va e r e c o n t r a b a s s Benny Aghassi fagot D a v i d Va n B o u w e l o r g e l
musica divina
75
Giovanni Battista Pergolesi ………Salve Regina in fa klein Salve Regina Ad te clamamus Eia ergo, advocata nostra Et jesum O clemens Antonio Vivaldi………‘Parijs’ concerto nr. 3 in do klein voor strijkers, RV 119 Allegro Largo Allegro Johann Sebastian Bach………Jauchzet Gott in allen Landen, BWV 51 Aria Jauchzet Gott in allen Landen Recitatief Wir beten zu dem Tempel an Aria Höchster, mache deine Güte Koraal Sei Lob und Preis mit Ehren Finale Alleluja pauze Johann Sebastian Bach………Tilge, Höchster, meine Sünden, BWV 1083
i.s.m. Cultuurcentrum De Werft
7en6Stad Geel
Va n s en t i m en t eel t o t r at i o n eel — d e ba r o k i n a l z i j n fac e t t en De barokperiode maakte van het Europese vasteland misschien voor het eerst in de geschiedenis een smeltkroes van erg diverse muzikale stijlen. In geen enkele periode zagen zoveel nieuwe genres het levenslicht. De immer feestelijke Vivaldi, de fijnbesnaarde Pergolesi en de verstandelijke Bach blonken bijzonder uit in het adapteren en interpreteren van deze nieuwe impulsen en zetten op hun beurt telkens de bakens uit voor de volgende generaties. Het Gentse barokensemble B’Rock staat hier garant voor een doorleefde en stijlbewuste interpretatie van enkele uiterst verschillende mijlpalen uit de vroege achttiende eeuw. Het ontstaan van de opera aan de vooravond van de barok zette veel componisten ertoe aan om ook in andere richtingen te experimenteren met nieuwe muzikale vormen en instrumentale combinaties. Met het concerto zag de barok een laatste genre ontstaan dat reeds in de late zeventiende eeuw en vroege achttiende eeuw tot grote bloei zou komen. De ontwikkeling van het concerto rond 1670 heeft een dubbele verklaringscontext. Enerzijds barstte de sonate bij het Italiaanse componistenduo Giuseppe Torelli en Arcangelo Corelli stilaan uit haar voegen: een groeiend kwalitatief contrast tussen de solist en de begeleiding, wat in de praktijk vaak neerkwam op het verschil tussen een professioneel en een amateurmuzikant, vroeg om een herdenking van het genre. Anderzijds ontstond ook al snel de drang om de bescheiden begeleiding die gangbaar was bij een sonate — meestal niet meer dan een basso continuo van twee instrumenten — uit te breiden tot een ensemble met orkestallures. Partijen werden voortaan verdubbeld, waardoor vanaf nu echt sprake is van een orkest. Corelli zag hier nogmaals een nieuwe mogelijkheid: hij voerde een onderscheid in tussen een groep solomuzikanten (concertino) B ’ ROCK
77
en een begeleidende orkestgroep (ripieno). Zo ontstond het zogenaamde concerto grosso bijna gelijktijdig met het soloconcerto. Met zijn vijfhonderd concerti bracht Antonio Vivaldi (16781741) het relatief nieuwe genre tot zijn volle glorie. Vivaldi’s grootste verdienste ligt in het verder scheiden van concertino en ripieno aan de hand van het ritornello-principe: in antwoord op de virtuoze solopassages van het concertino speelt de ripienogroep terugkerend motivisch materiaal, bij wijze van refrein (Italiaans: ritornello). Zo kreeg de vorm van het concerto ook een meer overzichtelijk karakter. De ruggengraat van de concerto vorm bestond voortaan uit vijf ritornelli door de ripienogroep, waarna de solist of concertinogroep muzikale verdieping bracht die vaak bestond uit het omspelen van de motieven uit het ritornello. Vivaldi’s Parijse concerto nummer 3 in do klein, RV 119 voor strijkers behoort tot het subtype concerto ripieno, een kort concerto voor ripienogroep en dus zonder solisten. Vivaldi schreef ongeveer zestig van deze concerti, die meestal geen opusnummer dragen en bijgevolg moeilijk te dateren zijn. Vermoedelijk schreef hij dit werk rond het jaar 1720. Ondanks de beperkte lengte en het gebrek aan solisten ligt toch een ritornellostructuur aan dit werk ten grondslag: motieven gaan met elkaar in dialoog binnen de ripienogroep zelf. Vivaldi weet zoals steeds de nodige vreugde te laten klinken en de expressieve sprongen in de melodie, vooral in het trage deel, typeren zijn bijna extravagante stijl. De instrumentale muziek kwam bij Vivaldi tot wasdom, alvast voorgekneed voor de handen van Bach. Ook de ontwikkeling van de vocale muziek maakte tijdens de barok grote sprongen, hier en daar zelfs in onverwachte richtingen. Giovanni Battista Pergolesi (1710-1736) liet ondanks zijn vroege dood een merkwaardig divers en krachtig œuvre na. Hij staat bekend als een van de meest sensitieve componisten van zijn generatie en was daarin zijn tijd ruim vooruit. De tuberculose die bij Pergolesi reeds op jonge leeftijd werd vastgesteld, verhinderde hem niet om muzikaal Italië stormenderhand in te nemen. Tijdens zijn korte leven was Pergolesi vooral actief in Napels, als violist en organist in dienst van verschillende adellijke families. Als operacomponist trad hij in de voetsporen van Alessandro Scarlatti, die van Napels het nieuwe operacentrum van Italië had gemaakt. In 1735 trok Pergolesi zich op medisch verzoek terug in 78
B ’ ROCK
een Franciscanerklooster in Pozzuoli bij Napels, waar hij in 1736 zijn beroemde Stabat Mater schreef en zijn vijfdelige Salve Regina in fa klein voor altsolo, viool, viola da gamba en bas. Pergolesi schreef minstens vier zettingen van het Salve Regina, net als het Stabat Mater een gestandaardiseerde liturgische maar niet-Bijbelse tekst. Zijn Salve Regina in do klein, een van zijn allereerste composities, was zodanig populair dat Pergolesi in de laatste maand van zijn leven een herwerking maakte in fa klein, voor altsolo en strijkers. In het werk klinkt vooral de melodische rijkdom uit zijn opera’s door, met een uitzonderlijke emotionele diepgang en een gevoel voor dramatiek die minstens passioneel genoemd kan worden. Een dergelijke omgang met expliciete muzikale emotionaliteit was zeldzaam, zo niet uniek, binnen het liturgische repertoire van die tijd. Pergolesi’s kenmerkende combinatie van melancholie en berusting vertaalt hij muzikaal in verrassende, vaak smartelijk dissonante harmonieën en de nogal rapsodische ritmiek klinkt alsof ze op het moment zelf uit de inspiratie van de solist voortvloeit. Woordschilderingen met harmonie en ornamentatie, steeds ingegeven door de tekstinhoud, zijn niet zeldzaam, zodat muzikale emotionaliteit vaak verschijnt op het niveau van de afzonderlijke noot. In dat opzicht blikt Pergolesi’s muziek vooruit naar de zogenaamde Empfindsamer Stil (gevoelige stijl) die pas veel later opnieuw zou klinken in de muziek van figuren als Carl Philipp Emanuel Bach. Het was nochtans eerst diens beroemde vader, Johann Sebastian Bach (1685-1750), die zich liet inspireren door de jonge Italiaan. Bachs Tilge, Höchster, meine Sünden, BWV 1083, is een volledige herwerking van Pergolesi’s inmiddels reeds beroemde Stabat Mater. In alle opzichten lijkt dat vreemd: een protestantse Duitse componist die een werk herschrijft van een katholieke Italiaanse componist, slechts een decennium na diens dood… Bovendien staat elke bijzonderheid van Pergolesi haaks op Bachs muzikaal credo: de typisch Italiaanse drang naar een individuele stijl, zijn impulsieve ritmiek en hartstochtelijke melodieën kunnen bijna niet verder verwijderd zijn van Bachs behoudsgezinde neiging naar voortdurende beheersing en zijn gevoel voor evenwicht. Een specifieke context biedt hier wellicht een verklaring. In 1723 werd Bach aangesteld als cantor van de Thomaskirche in Leipzig. De taak die Bach B ’ ROCK
79
kreeg opgelegd, was niet min: iedere week moest een nieuwe cantate klaarliggen om de zondagsmis op te luisteren. Ook muziek voor hoogdagen en speciale gelegenheden werden van hem verwacht. Inspiratie uit andere werken, niet zelden zijn eigen vroegere werken, was daarom zeer welkom. Vermoedelijk hergebruikte Bach rond het jaar 1740 om die reden Pergolesi’s populaire Stabat Mater. Het grootste verschil tussen beide werken ligt in de tekst: Bach verving de Latijnse tekst over de rouwende Maria aan het kruis door de al even pathetische Duitse tekst van boetepsalm 51. De tekst van de psalm laat zich zo goed transponeren naar de gegeven muzikale context, dat specialisten vermoeden dat Bach zelf de Duitse vertaling maakte van de originele Latijnse psalm. Daarnaast breidde Bach de orkestratie van Pergolesi’s origineel gevoelig uit tot een iets vollere textuur. Opvallend is de onafhankelijke partij voor de gamba, die zo bevrijd wordt van de typisch Italiaanse verdubbeling van de baslijn. Aan de oppervlakte beperkte Bach zich tot het temperen van enkele in zijn ogen te dramatische muzikale opwellingen. Het zou overdreven en misschien zelfs ronduit foutief zijn om te spreken van een modernisering van Pergolesi’s origineel. Bachs aanpassingen mogen dan beperkt lijken, hij slaagt er toch in om van Tilge, Höchster, meine Sünden een nieuw kunstwerk te maken, schatplichtig aan de jonge Italiaan maar niettemin vol eigen ingevingen. De cantate Jauchzet Gott in allen Landen, BWV 51 uit 1730 schreef Bach naar zijn gewoonte dan weer volledig eigenhandig. Hoewel specifiek geschreven voor de vijftiende zondag na Drievuldigheidszondag, gaf Bach met zijn toevoeging ‘und für alle Zeit’ aan dat deze cantate ook buiten de liturgie kon gebruikt worden. De grotendeels anonieme tekst van Jauchzet Gott in allen Landen – de tekst van het koraal werd geschreven door de protestantse geestelijke Johann Gramann rond 1530 – staat dan ook uitzonderlijk niet in relatie tot het evangelie van die dag, maar bezingt een algemeen gevoel van blijdschap en aanbidding van de Heer. De keuze voor een solotrompet is typisch voor dergelijke feestelijke werken. De briljante virtuositeit die Bach het instrument gunde, gaat terug op de praktijk van zijn eerder genoemde Italiaanse tijdgenoot Alessandro Scarlatti. Anders dan bij zijn Italiaanse evenknie is Bachs gebruik van virtuositeit echter steeds gerelateerd aan de tekst en in dit geval bewust 80
B ’ ROCK
voorbehouden voor het vrolijke eerste en laatste deel. Het tweede en derde deel zijn ingetogen gebeden en worden op een bescheidener manier begeleid door de strijkers. Bach drijft zijn typische band tussen tekst inhoud en muzikale vertaling ver door: de vijfdelige cantate Jauchzet Gott in allen Landen bevat vijf verschillende muzikale vormen, steeds geïnspireerd op de afzonderlijke tekstinhoud. Het uitgelaten openingsdeel doet sterk denken aan een concerto, met solopassages voor zowel sopraan als trompet. Conform de nederige tekst zijn de twee volgende middendelen respectievelijk een sober begeleid recitatief en een reeks variaties op een ostinato baslijn. Het levenslustige vierde deel is een koraalfantasia die naadloos overgaat in een fugatisch en feestelijk slotdeel op het woord Alleluja. Bachs cantate Jauchtzet Gott in allen Landen toont nogmaals hoe componisten tijdens de barok erg verschillende invloeden op zich af zagen komen, en vooral hoe de grootsten onder hen, waaronder zonder twijfel Vivaldi, Pergolesi en Bach, deze heterogene stroom aan invloeden opslorpten, bewerkten en opnieuw presenteerden in de vorm van een hoogstpersoonlijk kunstproduct. Arne Herman
B ’ ROCK
81
GEEL — SINT - AMANDS K ER K Het laatgotische kerkgebouw kende een lange bouwgeschiedenis; van 1400 tot 1532 werd eraan gewerkt. In 1489 gingen kerk en inboedel in vlammen op, behalve een deel van de westertoren. Deze werd in de volgende bouw- en herstelcampagne verhoogd en is het enige overblijfsel van de eerste bouwfase. In het vrij homogene, rijk versierde barokke interieur vallen de vele altaren op. Theodoor Verhaegen sculpteerde het hoofdaltaar (1748), met de Heilige Amandus van Maastricht. Het koorgestoelte, twee biechtstoelen met nissen en twee zijaltaren (van Onze-Lieve-Vrouw en de Heilige Drievuldigheid) werden gemaakt door G. Hechtermans uit Borgloon. Vier andere barokke zijaltaren zijn uitgevoerd in marmer en steen en gewijd aan de HH. Georgius, Carolus Borromeus, Onze-Lieve-Vrouw en het Heilige Kruis. De prachtige marmeren koorafsluiting werd gesigneerd en gedateerd door P. Scheemaeckers uit Antwerpen (1693). Lokale beeldsnijders zorgden voor de rijk versierde lambrisering met ingewerkte biechtstoelen, met flankerende beelden aan de priesternis flankerende beelden van Jezus en de Samaritaanse vrouw op de ene, en Maria van Egypte en de tollenaar op de andere biechtstoel. Een ander barok hoogtepunt is de preekstoel van Willem Kerrickx, geschraagd door een levensgrote Heilige Amandus die de draak vertrapt. Tot de oudste interieurelementen behoren de doopvont en het triomfkruis (vijftiende eeuw), de arendslezenaar en paaskandelaar (zestiende eeuw) en de heiligenbeelden van de HH. Dimpna, Gerbernus, Rochus en Catharina van Alexandrië. Van de rijke schilderijencollectie is de triptiek van Goswin van der Weyden met de Aanbidding van de Wijzen uit de eerste helft van de zestiende eeuw ongetwijfeld één van de mooiste stukken.
82
B ’ ROCK
CHRISTOPHER BUCKNALL Een rijzende ster op het concertpodium zowel als in de opera, dat is dirigent en klavecenist Christopher Bucknall. Zijn passie is om zeventiende en achttiende eeuwse muziek, zowel populaire als onbekende muziek, terug tot leven te brengen. Bucknall maakte zijn dirigentendebuut met Apollo en Daphne van Händel in de Wigmore Hall en al snel volgden er producties van Monteverdi, Pergolesi en Purcell. Ook op het Glyndebourne Operafestival, bij the English National Opera en English Touring Opera is Bucknall een graag geziene dirigent. Ook als klavecinist en als continuospeler verscheen Bucknall zowel in de Wigmore Hall als op andere Britse podia, waarbij hij onder meer samenspeelde met ensembles als The Kings Consort, Brecon Baroque, Academy of Ancient Music en the Orchestra of the Age of Enlightenment. LENNEKE RUITEN De Nederlandse sopraan Lenneke Ruiten rondde haar studies af aan het Koninklijk Conservatorium van Den Haag bij Meinard Kraak. Daarna volgde ze de operaopleiding aan de Musikhochschule te München en volgde ze masterclasses bij onder meer Elly Ameling, Walter Berry en Rudolf Jansen. Ondertussen werkte Ruiten samen met orkesten als de Wiener Philharmoniker, het Orkest van de Achttiende Eeuw, het Nederlands Kamerorkest en de Akademie für Alte Musik Berlin. Ze werd daarbij gedirigeerd door onder andere John Eliot Gardiner, Frans Brüggen en Ed Spanjaard. In 2015 debuteerde ze in La Scala in Milaan. WIEBKE LEHMKUHL De Duitse alt Wiebke Lehmkuhl studeerde bij Ulla Groenewold en Hanna Schwarz aan de Hochschule für Musik und Theater in Hamburg. Ze specialiseerde zich voornamelijk in het operarepertoire, en werd inmiddels al geëngageerd in de operahuizen van Hamburg, Hannover, Zürich, München en Parijs. Als soliste concerteerde ze onder meer in de Wiener Musikverein, Gewandhaus Leipzig en op het Lucerne Festival. Ze werkte samen met dirigenten als Daniele Gatti, Mark Minkowski, Hans-Christoph Rademann, Frans Brüggen, Riccardo Chailly en Kent Nagano.
B ’ ROCK
83
FRUZSI HARA De Hongaarse trompettiste Fruzsi Hara begon haar studie aan de Frans Liszt Academy of Music in Boedapest. Ze vervolgde haar studie moderne trompet bij Reinhold Friedrich en ging later baroktrompet studeren bij Edward Tarr, beide in Karlsruhe. Ze specialiseerde zich in de baroktrompet aan het Conservatorium Amsterdam en de Royal College of Music London. Hara speelde bij ensembles als La Folia, de Nederlandse Bachvereniging, de Hofkapelle Stuttgart en Camerata Bern. Ze werkte samen met dirigenten als Claudio Abbado, Sir John Eliot Gardiner, Gustav Leonhardt en Jos van Veldhoven. B’ROCK Het Gentse barokorkest B’Rock werd in 2005 opgericht vanuit een zin voor vernieuwing en verjonging in de wereld van de oude muziek. De vaste kern bestaat uit een twintigtal musici uit binnen- en buitenland, gespecialiseerd in de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk. In zijn programmakeuze verbindt het orkest vaste waarden uit de barokliteratuur met minder gekend repertoire uit de zeventiende en achttiende eeuw. B’Rock doet regelmatig een beroep op solisten en gastdirigenten zoals Eduardo Lopèz Banzo, Alexander Melnikov, Peter Dijkstra of René Jacobs. Het ensemble is geregeld te gast op alle grote Vlaamse podia maar ook op internationale festivals en concertlocaties zoals het Concertgebouw Amsterdam, De Doelen Rotterdam, Festival Oude Muziek Utrecht, Operadagen Rotterdam, Konzerthaus Berlin en Wigmore Hall Londen.
84
B ’ ROCK
GIOVANNI BATTISTA PERGOLESI
SALVE REGINA
Salve, Regina, Mater misericordiæ, vita, dulcedo, et spes nostra, salve. Wees gegroet, koningin, moeder van barmhartigheid; ons leven, onze vreugde en onze hoop, wees gegroet. Ad te clamamus exsules filii Hevæ, Ad te suspiramus, gementes et flentes in hac lacrimarum valle. Tot u roepen wij, ballingen, kinderen van Eva; tot u smeken wij, zuchtend en wenend in dit dal van tranen. Eia, ergo, advocata nostra, illos tuos misericordes oculos ad nos converte; Daarom dan, onze voorspreekster, sla op ons uw barmhartige ogen; Et Jesum, benedictum fructum ventris tui, nobis post hoc exsilium ostende. en toon ons, na deze ballingschap, Jezus, de gezegende vrucht van uw schoot. O clemens, O pia, O dulcis Virgo Maria. O goedertieren, o liefdevolle, o zoete maagd Maria. JOHANN SEBASTIAN BACH Jauchzet Gott in allen Landen! Was der Himmel und die Welt An Geschöpfen in sich hält, Müssen dessen Ruhm erhöhen, Und wir wollen unserm Gott Gleichfalls itzt ein Opfer bringen, Dass er uns in Kreuz und Not Allezeit hat beigestanden.
JAUCHZET GOTT IN ALLEN LANDEN Laat de lof van God in elk land klinken Al wat er in de hemel en op de aarde is, ja heel de schepping moet Zijn roem verhogen, ook wij willen nu onze God een offer brengen omdat Hij ons in kruis en nood altijd heeft bijgestaan.
85
Wir beten zu dem Tempel an, Da Gottes Ehre wohnet, Da dessen Treu, So täglich neu, Mit lauter Segen lohnet. Wir preisen, was er an uns hat getan. Muß gleich der schwache Mund von seinen Wundern lallen, So kann ein schlechtes Lob ihm dennoch wohlgefallen. Wij aanbidden gericht op de tempel, waar Gods eer woont en zijn trouw elke dag opnieuw, ons met louter zegen overstelpt. Wij prijzen wat hij aan ons heeft gedaan. En ook al kunnen wij slechts van zijn wonderen stamelen, toch zal een simpel loflied hem welgevallig zijn. Höchster, mache deine Güte Ferner alle Morgen neu. So soll vor die Vatertreu Auch ein dankbares Gemüte Durch ein frommes Leben weisen, Dass wir deine Kinder heißen. Allerhoogste, laat uw goedheid ook voortaan elke morgen nieuw zijn. Dan zal - als tegenprestatie voor uw vaderlijke trouw ons dankbaar gemoed door een vroom leven laten zien dat wij niet voor niets uw kinderen heten. Sei Lob und Preis mit Ehren Gott Vater, Sohn, Heiligem Geist! Der woll in uns vermehren, Was er uns aus Gnaden verheißt, Dass wir ihm fest vertrauen, Gänzlich uns lass’n auf ihn, Von Herzen auf ihn bauen, Dass uns’r Herz, Mut und Sinn Ihm festiglich anhangen; Drauf singen wir zur Stund:
86
Lof, prijs en eer zij God, Vader, Zoon en heilige Geest ! Moge hij in ons doen toenemen wat hij ons uit genade belooft, opdat wij vast op Hem vertrouwen, ons geheel op Hem verlaten, van harte op Hem bouwen, opdat wij ons met hart en ziel aan Hem vasthouden; Daarom zingen wij nu:
Amen, wir werdn’s erlangen, Glaub’n wir aus Herzensgrund.
Amen, we zullen het verkrijgen zo geloven wij, nu en altijd.
Vertaling: Dick Wursten JOHANN SEBASTIAN BACH
TILGE, HÖCHSTER, MEINE SÜNDEN
Tilge, Höchster, meine Sünden, Deinen Eifer lass verschwinden, Laß mich deine Huld erfreun.
Verwijder, God, mijn zonden, en stop je ijver, laat me van je genade genieten.
Ist mein Herz in Missetaten Und in große Schuld geraten, Wasch es selber, mach es rein.
Is mijn hart in zonden en grote schuld beland, was het dan, maak het dan rein.
Missetaten, die mich drücken, Muss ich mir itzt selbst aufrücken, Vater, ich bin nicht gerecht.
De zonden die mij bedrukken moet ik zelf oprukken; Vader, ik ben niet gerechtig.
Dich erzürnt mein Tun und Lassen, Meinen Wandel musst du hassen, Weil die Sünde mich geschwächt.
Mijn doen en laten maakt je kwaad. Mijn gedrag moet je haten, Want de zonde heeft me verzwakt.
Wer wird seine Schuld verneinen Oder gar gerecht erscheinen? Ich bin doch ein Sündenknecht.
Wie zou zijn schuld verbergen of als gerechtig verschijnen? Ik ben een zondenknecht.
Wer wird, Herr, dein Urteil mindern, Oder deinen Ausspruch hindern? Du bist recht, dein Wort ist recht.
Wie, heer, zou je oordeel minderen, of je uitspraak hinderen? Jij bent rechtvaardig, je woord is rechtvaardig.
Siehe! ich bin in Sünd empfangen, Sünde wurden ja begangen, Da, wo ich erzeuget ward.
Ik ben in zonde ontvangen, zonde werd begaan wanneer ik verwekt werd.
Sieh, du willst die Wahrheit haben, Die geheimen Weisheitsgaben Hast du selbst mir offenbart.
Zie, je wilt de waarheid hebben, de geheime wijsheidsgave heb je mij getoond.
87
Wasche mich doch rein von Sünden, Dass kein Makel mehr zu finden, Wenn der Isop mich besprengt.
Was mij rein van zonden, zodat er geen vlek meer overblijft, wanneer de Isoop mij besprenkelt.
Lass mich Freud und Wonne spüren, Dass die Beine triumphieren, Da dein Kreuz mich hart gedrängt.
Laat me vrede en gelukzaligheid voelen zodat mijn beenderen triomferen, want je Kruis heeft mij gedwongen.
Schaue nicht auf meine Sünden Tilge sie, lass sie verschwinden, Geist und Herze schaffe neu.
Duld mijn zonden niet, verwijder ze, laat ze verdwijnen, maak mijn hart en geest nieuw.
Stoß mich nicht von deinen Augen, Und soll fort mein Wandel taugen, O, so steh dein Geist mir bei.
Stoot mij niet van je af en als mijn gedrag moet verbeteren, o, dat je geest me dan helpt.
Gib, o Höchster, Trost ins Herze, Heile wieder nach dem Schmerze Es enthalte mich dein Geist.
O God, geef troost aan mijn hart, heel het van de pijn, dat je geest me ervan weerhoudt.
Denn ich will die Sünder lehren, Dass sie sich zu dir bekehren Und nicht tun, was Sünde heißt.
Want ik wil de zondigen leren zich tot Jou te bekeren en geen zonden meer te begaan.
Laß, o Tilger meiner Sünden, Alle Blutschuld gar verschwinden, Dass mein Loblied, Herr, dich ehrt.
O, bevrijder van mijn zonden, laat alle bloedschuld verdwijnen, dat mijn lied je eert.
Öffne Lippen, Mund und Seele, Dass ich deinen Ruhm erzähle, Der alleine dir gehört.
Open mijn lippen, mijn mond, mijn ziel, dat ik over je roem vertel, die alleen jou toebehoort.
Denn du willst kein Opfer haben, Sonsten brächt ich meine Gabenr,; Rauch und Brand gefällt dir nicht.
Want je wilt geen offer hebben, voor niets gaf ik je het mijne, rook noch vuur bevalt je.
Herz und Geist, voll Angst und Grämen, Een hart en ziel vol angst en schrik, Wirst du, Höchster, nicht beschämen, zal je niet beschamen, God, Weil dir das dein Herze bricht. want dat zou je hart breken.
88
Lass dein Zion blühend dauern, Baue die verfallnen Mauern, Alsdenn opfern wir erfreut,
Laat je Zion voortbloeien, herbouw je gevallen muren, dan offeren we vrede.
Alsdenn soll dein Ruhm erschallen, Alsdenn werden dir gefallen Opfer der Gerechtigkeit.
Dan zal uw roem weerklinken, dan zullen de offers van de gerechtigheid je bevallen.
Amen
Amen
89