Cultuurimpuls stedelijke vernieuwing Opgave 2008-2012
Cultuurimpuls stedelijke vernieuwing Opgave 2008-2012 Uitgevoerd in opdracht van Ministerie van OCW Jan Brouwer, Maren Thomsen
April 2007 | r2007-0025JB
VERWERSDIJK 8 | 2611 NH DELFT | T [015] 2123748
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
ABF RESEARCH
Inhoudsopgave
Samenvatting 1 Inleiding 2 Definities 3 Aanpak
1 7 9 15
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Algemeen Interviews Inventarisatie Kostenkentallen Analyse samenhang cultuur en stedelijke vernieuwing Formulering Cultuurimpuls stedelijke vernieuwing
15 16 16 17 17 17
4
Analyse Cultuur en Stedelijke Vernieuwing
19
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Algemeen Cultuur en ruimtelijke identiteit Cultuur en sociale ontwikkeling Cultuur en economische ontwikkeling Culturele planologie
19 23 29 34 39
5
Opgave Cultuurimpuls
41
Literatuurlijst
45
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
Samenvatting
Achtergrond Het nieuwe Kabinet is van plan de wijken met de grootste achterstanden en problemen een extra impuls te geven. Het credo is van probleemwijken naar prachtwijken. Er is een speciale minister voor Wonen, Wijken en Integratie. Deze heeft als eerste daad 40 wijken aangewezen die een sprong moeten maken. De nieuwe minister is ondergebracht bij het Ministerie van VROM en heeft naast het wonen, stedelijke vernieuwing, het grote steden beleid en integratie onder één portefeuille gebracht. Daarmee zijn er meerdere troeven in één hand om de ambities waar te maken. Het grote steden beleid bestaat uit 3 peilers, te weten fysiek, sociaal en economisch. Het fysieke deel van de stedelijke vernieuwing wordt gecoördineerd door VROM. Daarvoor bestaat het investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV). Het economische deel valt onder het Ministerie van Economische Zaken en het sociale deel onder de Ministeries van Justitie en Sociale Zaken. Het grote steden beleid werd tot nu toe gecoördineerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Van oorsprong was het grote steden beleid een gezamenlijke actie van alle Ministeries. Langzamerhand is het beleid aardig diffuus geworden. Elk ministerie had een eigen systematiek, een eigen monitor en een eigen verantwoording. Doordat de meeste activiteiten nu zijn ondergebracht bij het Ministerie van Wonen, Wijken en Integratie bestaat de kans dat er meer gericht, meer gecoördineerd en meer succesvol de stedelijke vernieuwing ter hand wordt genomen. Een eerste stap naar meer focus en coördinatie was de aanwijzing van de 56 wijken. Een verdere focus en sturing van middelen ontstaat door de aanwijzing van de 40 prioriteitswijken.
Aanleiding en doel: omvang en aard Cultuurimpuls De vraag is nu wat de betekenis van cultuur kan zijn bij de stedelijke vernieuwing bij een nieuwe impuls. Is culturele planologie voldoende of zijn er meer mogelijkheden om cultuur een plaats te geven in de stedelijke vernieuwing. Om hier antwoord op te geven is door ABF Research een onderzoek uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van OCW. Het onderzoek bestond uit een aantal interviews, een
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
Een klein onderdeel van de stedelijke vernieuwing tot nu toe was de Cultuurimpuls. Binnen het Investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV) was een deel geoormerkt ten behoeve van de cultuur. Op een oorspronkelijk bedrag van circa 400 miljoen per jaar was er 10 miljoen voor de cultuur. Het ISV viel onder het Ministerie van VROM. VROM heeft deze middelen verdeeld over de gemeenten en een zeer beperkte verantwoording gevraagd. Om de besteding van middelen voor cultuur en stedelijke vernieuwing te stimuleren is door de Ministeries van VROM en OCW een denkboek samengesteld. Daarin wordt vooral gepleit meer aandacht te geven aan de zogenaamde culturele planologie. Dat wil zeggen meer aandacht voor cultuur in de planvorming. Meer aandacht voor archeologie, cultuurhistorie, waardevolle architectuur en stedenbouw in de planvorming.
1
inventarisatie en analyse van culturele activiteiten in stedelijke gebieden en de formulering van de opgave voor de Cultuurimpuls stedelijke vernieuwing. Interviews: factor cultuur moet zichtbaar gemaakt worden Er zijn diverse partijen die betrokken zijn bij cultuur en stedelijke vernieuwing ondervraagd. Het gaat om personen en vertegenwoordigers van de Cultuurformatie (platform voor professionele kunst), Kunstfactor (platform voor amateurkunst), federatie industrieel erfgoed, stichting kunst in de openbare ruimte, Architectuur Lokaal, Stimuleringsfonds voor de Architectuur, Belvedère, het RACM, diverse overheidsinstanties en dergelijke. Het beeld dat daar uit naar voren kwam is dat de sector cultuur niet of nauwelijks aan tafel zit bij de planvorming over stedelijke vernieuwing maar dat de betekenis bijzonder groot kan zijn. Om dit gevoel te onderzoeken is een inventarisatie en analyse gemaakt van het onderwerp cultuur en stedelijke vernieuwing. Inventarisatie indicatoren stedelijke vernieuwing en cultuur ABF Research heeft in opdracht van het Ministerie van VROM diverse studies gedaan naar de omvang en aard van de aandachtswijken (zie [4],[5]). Bovendien is de behoefteraming stedelijke vernieuwing opgesteld voor de periode 2010-2019 (zie [6],[7]). Dankzij deze onderzoeken is er een uitgebreid bestand met allerlei indicatoren per wijk. In dit geval gaat het om gegevens per 4-cijferig postcode gebied. Het gaat om informatie over bevolking, woningvoorraad, werkgelegenheid, voorzieningen, activiteiten en meningen van bewoners. Daaruit zijn indicatoren afgeleid ten aanzien van achterstanden en problemen, hetgeen weer de basis was voor de aanwijzing van de 40 wijken. Dat bestand is aangevuld met informatie over de sector kunst en cultuur. Het gaat bijvoorbeeld om informatie over monumenten, industrieel erfgoed, culturele voorzieningen, werkgelegenheid in de cultuur en dergelijke. Het is daardoor mogelijk stedelijke vernieuwing in relatie te brengen tot cultuur. Definitie sector kunst en cultuur Er zijn 6 deelsectoren onderscheiden (zie Figuur 1). Bovenaan staat de kunstuitoefening en daar onder vier vormen van kunsttoepassing, te weten vermaken, maken, leren en behouden. De werkenden in deze deelsectoren zijn vastgesteld op basis van de standaard bedrijfsindeling. Het blijkt dan dat er volgens het LISA 2004 zo’n 117 duizend mensen werken in de sector kunst en cultuur. Dat is 1,6% van de totale werkgelegenheid. Vermoedelijk is dit een onderschatting omdat veel kunstenaars slecht geregistreerd worden of banen combineren. De sector maakt een sterke groei door. Deze is veel sterker dan de algehele groei van de werkgelegenheid. Sinds 1996 was dat ongeveer 4% per jaar, tegenover circa 2% voor de algemene werkgelegenheid. Figuur 1: deelsectoren kunst en cultuur
KUNST EN CULTUUR
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
2
KUNST van het VERMAKEN
KUNST van het MAKEN
KUNST van het LEREN
KUNST van het BEHOUDEN
KUNST EN CULTUUR OVERDRACHT EN BEVORDERING
Dat geldt ook voor de creatieve industrie. Dat is een ruimer begrip dan kunst en cultuur. Daaronder vallen ook architectuur, ontwerp, media, ICT, onderzoek en advies. Men kan zeggen dat de creatieve industrie een ruime interpretatie is van de diverse kunsten. Het product van de creatieve industrie betreft niet alleen kunstwerken maar vooral eenmalige producten voor het bedrijfsleven, die dus steeds een beroep doen op de creativiteit van de maker. De werkwijze heeft een nauwe verwantschap met scheppende kunst. Het vergt een combinatie van inspiratie, creativiteit en vakmanschap. In de kern
van de creatieve industrie zijn volgens dezelfde bron 449 duizend arbeidsplaatsen (6% van het totaal). Als we daar ook nog eens de activiteiten toerekenen die een nauwe relatie onderhouden met de kern via ondersteuning als uitgevers, galerieën, organisatiebureaus en via toepassing van de producten dan bestaat de hele creatieve industrie uit circa 1 miljoen arbeidsplaatsen, ofwel 13% van de werkgelegenheid. Positie kunst en cultuur in aandachtswijken In de aandachtswijken wonen vele culturen maar deze wijken zijn naar onze begrippen toch cultuurarm. Dat blijkt uit het aantal monumenten, het niveau van de voorzieningen, de werkenden in de creatieve industrie en uit het aantal cultureel actieven. In Figuur 2 is weergegeven wat de verhouding op al deze onderdelen is ten opzichte van andere stedelijke wijken. De figuur is duidelijk. Op alle vlakken is er sprake van een (culturele) achterstand. Bij de vaststelling van het aantal aandachtswijken ging het vooral om sociale en fysieke achterstanden en problemen. Maar het blijkt dat er ook in cultureel opzicht sprake is van (grote) achterstanden. Er is een analyse uitgevoerd naar de aard en omvang ervan. Figuur 2: positie kunst en cultuur in de 40 prioriteitswijken
0
20
40
60
80
100
m onum enten per 1000 w oningen voorzieningenniveau kunst en cultuur kern creatieve industrie totaal creatieve industrie cultureel actief w oningw aarde in dzd euro 40 prioriteitsw ijken tov stedelijke w ijken
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
Analyse stedelijke vernieuwing en cultuur Met behulp van de beschikbare informatie is een analyse uitgevoerd. Daaruit kwamen de volgende conclusies naar voren: Kunst en cultuur: • Kunst en cultuur zijn waardemakers. Wijken met veel kunst en cultuur hebben duidelijk een (veel) hogere vastgoedwaarde dan vergelijkbare andere wijken. • De aanwijzing en verbetering van monumenten heeft een sterke positieve invloed op de waarde van het omliggende vastgoed. Zorg voor de omgeving trekt nieuwe culturele voorzieningen. • De aanwezigheid van culturele voorzieningen genereert over het algemeen ook waarde. De aanwezigheid van monumenten en kunst en cultuur gaan vaak samen. Beide versterken elkaar. • Kunst en cultuur zijn daardoor ook trekkers voor de stedelijke vernieuwing. Wijken met veel kunst en cultuur herstellen zich sneller dan vergelijkbare andere wijken. • Kunst en cultuur zijn ruimtelijk bijzonder sterk geconcentreerd. In slechts 2,5% van de wijken zit 40% van de werkgelegenheid.
3
•
De 40 prioriteitswijken vormen in vele opzichten de contramal. In de prioriteitswijken is het aantal culturele voorzieningen veel lager, er is vrijwel geen werkgelegenheid in kunst en cultuur. Monumenten of andere identiteitsdragers ontbreken. Creatieve industrie: • De creatieve industrie is een waardemaker in dubbel opzicht. Net als bij kunst en cultuur kennen wijken met een omvangrijke creatieve industrie extra vastgoedwaarde. De creatieve industrie zorgt echter ook voor werkgelegenheid die past bij een stedelijke omgeving en via die weg voor toegevoegde waarde. • De groei van de creatieve industrie was de laatste 8 jaar meer dan het dubbele van de algemene groei van de werkgelegenheid. • Er is met name in het stedelijk gebied een hoge kans op nieuwe milieus. Creatieve milieus zijn in zekere zin de bedrijfsterreinen van de toekomst. Deze industrie floreert in gebieden met geschikt (betaalbaar) vastgoed, een jong publiek, aanwezigheid van culturele voorzieningen en plekken voor ontmoeting en de nabijheid van zakelijke dienstverlening. • Op basis van een voor de Ministeries van VROM en EZ bepaalde kansenkaart is de conclusie getrokken dat het aantal creatieve milieus in de 40 prioriteitswijken zou kunnen verdriedubbelen. In de overige aandachtswijken is een verdubbeling mogelijk. Vastgoed prijzen: • Monumenten, culturele voorzieningen en de creatieve industrie zijn zoals gezegd waardemakers. Dat geldt bij een analyse per onderwerp en in onderlinge samenhang. • Betere vastgoed prijzen zorgen voor een sneller herstel van de wijk en genereren zodoende andere investeringen in de wijk; cultuur is een uitstekende investering om dat tot stand te brengen. Er is wel meer praktijk ervaring nodig om dat ook gericht te kunnen doen.
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
4
Cultuurimpuls stedelijke vernieuwing In dit onderzoek wordt een voorstel gedaan voor een versterking van de Cultuurimpuls in stedelijke vernieuwing. Het voorstel richt zich op de slechtste wijken met weinig culturele voorzieningen. Dat zijn de 40 wijken van de nieuwe Minister van WWI. Het doel van het voorstel is, deze wijken op niveau te brengen van vergelijkbare stedelijke wijken, waardoor duurzame exploitatie van de wijk beter mogelijk wordt. Er kan zodoende een aanzienlijke bijdrage worden geleverd aan het duurzame herstel van deze wijken. Het voorstel bestaat uit vier impulsen: 1. Wijken identiteit verschaffen door Iconen in de Wijk. Dat kan door restauratie en/of nieuwbouw van karakteristieke (of beeldbepalende) gebouwen, herstructurering van pleinen en parken en door kunst in de openbare ruimte. De omvang van de impuls is bepaald door te kijken naar het aantal iconen in vergelijkbare stedelijke wijken. 2. De sociale ontwikkeling van wijken bevorderen door het voorzieningenniveau aanzienlijk te verbeteren via Cultuurhuizen. Dat kan gaan om de uitbreiding van brede scholen, kunstopleidingen, het bieden van faciliteiten voor amateurs en dergelijke. De impuls richt zich op de fysieke kant van de culturele voorzieningen. De omvang van de impuls is ook hier afgeleid van het voorzieningenniveau van vergelijkbare stedelijke wijken. 3. Vorming van Creatieve Wijken door ruimte te maken voor de creatieve economie op plaatsen waar potenties zijn. Dat kan door transformatie van industrieel erfgoed of openbare gebouwen en daarmee plaats te maken voor de creatieve industrie. De omvang van de impuls wordt beperkt door de potenties voor creatieve wijken. Deze potenties moeten wel maximaal worden benut. Daarmee kan een aanzienlijke bijdrage aan de werkgelegenheid in de wijken worden gegeven. 4. Cultuur vast onderdeel maken van plan en besluitvorming via Culturele Planologie. Dat kan via nieuwe vormen van opdrachtgeverschap, voorbeeldprojecten, studies naar de relatie tussen cultuur en stedelijke vernieuwing en dergelijke. De omvang van de impuls wordt bepaald door de omvang van de ruimtelijke investeringen.
Het onderzoek laat zien hoe de 40 prioriteitswijken ten minste op hetzelfde niveau van andere stedelijke wijken gebracht kunnen worden, voorzover de mogelijkheden van bevolking, omgeving en de uitvoerbaarheid dat toelaten. Dat betekent niet dat alle wijken hetzelfde worden. De impulsen werken op verschillende lagen van de stedelijke vernieuwing (zie Figuur 3). De impuls zal dan per laag en per wijk uiteen lopen. Maar als het gemiddelde “culturele” niveau voldoende toeneemt, stijgt de vastgoedwaarde en zullen de wijken zich sneller herstellen. Over de omvang van de effecten kan pas iets gezegd worden als de plannen bekend zijn. Figuur 3: Cultuurimpuls en de lagen van de stedelijke vernieuwing
culturele en maatschappelijke waarden en wensen activiteiten Culturele planologie
Cultuurhuizen
huisvesting Creatieve wijken
vastgoed infrastructuur en openbare ruimte
Iconen in de wijk
ondergrond
Kosten cultuur impuls Er is berekend wat het met zich mee brengt om de ambities waar te maken. Er is vanuit gegaan dat de kosten en kostenverdeling verlopen zoals op dit moment gebruikelijk is. Om alle aandachtswijken cultureel op peil te brengen is een bedrag van 466 miljoen nodig. Het grootste deel van dit bedrag betreft de iconen in de wijk. Dat gaat om fysieke investeringen die voor een groot deel door de overheid worden betaald. Het hele bedrag zal nooit op korte termijn gerealiseerd kunnen worden. De planvorming moet deels nog van de grond komen. In het rechter deel van de tabel is het totale bedrag uitgesmeerd over 4 jaar. Als het accent de komende vier jaar komt te liggen op de 40 prioriteitswijken dan bedraagt de cultuurimpuls 43 miljoen euro per jaar. Tabel 1: omvang Cultuurimpuls overheid totaal en per jaar in de periode 2008-2012
ambitie variant cultuurimpuls
Totaal
43
9
52
11
2
13
10
146
156
3
36
39
20
25
45
5
6
11
171
295
466
43
74
117
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
Iconen in de wijk nieuwe monumenten pleinen en parken kunst in openbare ruimte Cultuurhuizen culturele voorzieningen Creatieve wijken creatieve industrie Culturele planologie studie, experimenten e.d
40 overige totaal 40 overige totaal prioriteits- aandachts aandachts prioriteits- aandachts aandachts wijken wijken wijken wijken wijken wijken (mjn totaal) (mjn per jaar) 85 110 195 21 28 49 51 35 86 13 9 21 34 75 109 9 19 27 14 30 44 3 8 11
5
NDSM-werf / Amsterdam De herontwikkeling van de NDSM-werf aan het ij in Amsterdam-Noord is een initiatief van een groep kunstenaars, theatermakers, skaters en architecten. In samenwerking met de huurders worden betaalbare werkruimtes en ateliers gerealiseerd voor culturele activiteiten, die in het reguliere circuit nauwelijks terecht kunnen. Enkele reeds gerealiseerde voorbeelden zijn Dazzleville, 900 m2 tijdelijke, beschilderde ateliers op het buitenterrein en Sectie 4, een jongerencluster van ruim 4.000 m2 bestaande uit een skatepark, een boulderrots/grot, muziekstudio's, multifunctionele projectruimtes en een Hiphopschool. De NDSM-werf bestaat uit de NDSM-loods (20.000 m2), de Docklandshal (5.800 m2) en de twee hellingbanen (12.200 m2). Financiële ondersteuning komt ondermeer van het Broedplaatsenfonds, de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam en van het rijk in het kader van het Innovatie Programma Stedelijke Vernieuwing.
www.ndsm.nl
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
6
1
Inleiding
Het grote steden beleid (GSB) bestaat uit drie peilers, te weten een fysieke, een sociale en een economische peiler. De fysieke peiler richt zich op de herstructurering van de woningvoorraad en de woonomgeving, de sociale peiler betreft veiligheid, maatschappelijke opvang en integratie en de economische peiler gaat vooral over de herstructurering van oude bedrijfsterreinen. Het budget wordt iedere 5 jaar vastgesteld. Momenteel loopt de tweede periode van 2005 tot 2010. Het totale budget voor het GSB was in 2006 ongeveer 1,7 miljard euro per jaar. Daarvan kwam ongeveer 300 miljoen ten goede van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) voor de fysieke peiler. Het budget werd beheerd door het Ministerie van VROM. Daarin is een (klein) deel opgenomen voor cultuur. Het gaat om 10 miljoen euro per jaar. Dat is de Cultuurimpuls genoemd. Het fonds voor de impuls wordt beheerd door het Ministerie van VROM. De gelden worden verdeeld via een verdeelsleutel over de gemeenten. In de sleutel speelt het aantal oude woningen en het historische belang van de steden een rol. Inmiddels heeft het nieuwe kabinet besloten een extra impuls te geven aan de wijkverbetering. Er is een aparte Minister voor Wonen, Wijken en Integratie gekomen op het Ministerie van VROM. Het grote steden beleid, integratie en stedelijke vernieuwing komen dan onder een minister. Dat geeft de kans de wijkverbetering gericht en gecoördineerd een extra impuls te geven.
Destijds bij de vaststelling van de omvang van de Cultuurimpuls heeft er geen speciaal onderzoek of verkenning plaats gevonden. Er is in overleg tussen VROM en OCW een bedrag vastgesteld met een globaal idee over de besteding daarvan. Door beide Ministeries is in 2003 een zogenaamd “Denkboek voor de Cultuurimpuls ISV” uitgegeven [12]. Daarin staan 9 essays met suggesties en denkbeelden over de integratie van ruimtelijke planning en cultuur. Een centraal begrip in de aanpak is culturele planologie, ofwel aandacht voor de cultuur bij de stedelijke ontwikkeling. Via een aantal invalshoeken wordt het belang van de cultuur binnen de stedelijke vernieuwing onderstreept.
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
Door ABF Research is onlangs in opdracht van het Ministerie van VROM een nieuwe behoefteraming stedelijke vernieuwing afgerond [6][7]. De behoefteraming vormt de basis voor de nieuwe vaststelling van de behoefte aan middelen. Vanaf 2010 moet een nieuw bedrag voor het fonds worden bepaald (ISV III). In alle varianten bleek er behoefte te bestaan aan extra middelen voor de stedelijke vernieuwing. Dat heeft te maken met de kwaliteitsachterstand van de omgeving en de voorzieningen, de veroudering van woningen en woonomgeving, het uit de tijd raken van de voorraad en de concentratie van kansarme groepen. Dat heeft zodanige vormen aan genomen dat de extra middelen al op korte termijn beschikbaar komen. Het nieuwe kabinet heeft besloten bij de nieuwe begroting het bedrag voor stedelijke vernieuwing te verhogen. Men wacht niet tot 2010.
7
Veiligheid en fysieke transformatie van de gebouwde omgeving staan bij de stedelijke vernieuwing tot nu toe nog voorop. Eerst schoon, heel en veilig en dan herstructurering. Investeringen in de fysieke gesteldheid en de veiligheid van de wijk zorgen er voor dat de wijk gezonder wordt. Dat is absoluut belangrijk, maar het betekent niet dat de wijk ook gewilder wordt. De vraag is of op deze wijze een duurzame exploitatie van wijken mogelijk is. En juist in dat laatste opzicht kan cultuur een belangrijke rol spelen. Cultuur is een waardemaker. Het kan er toe bij dragen dat de waarde van de wijk toeneemt. Investeringen worden dan meer rendabel, waardoor duurzame exploitatie beter mogelijk is. Om welke factoren dat gaat en in welke mate cultuur een bijdrage kan leveren wordt in dit rapport verder uitgewerkt. De doelstelling van deze studie is het formuleren van een Cultuurimpuls gericht op de stedelijke vernieuwing en welke een substantiële bijdrage kan leveren tot het leefbaar maken van aandachtswijken.
Caballero Fabriek / Den Haag De Caballero Fabriek in Den Haag is een voorbeeld van een voormalig fabrieksterrein dat een nieuwe bestemming krijgt. De Gemeente Den Haag is bezig de fabriek en de omliggende panden te herontwikkelen tot een centrum voor innovatieve, culturele en creatieve bedrijven. Doel is door het scheppen van nieuwe werkruimtes de economische en sociale ontwikkeling van de stad te versterken. Het complex omvat in totaal 12.000 m2 kantoren en bedrijfsruimtes en zal naar verwachting ca. 500 arbeidsplaatsen opleveren. In het voormalige Ketelhuis komt een ontvangst en presentatieruimte met een horecafunctie. De voltooiing is voor 2008 gepland. Gefinancierd wordt het project door subsidies van het Ministerie van Economische Zaken en de Europese Unie. www.caballerofabriek.nl CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
8
2
Definities
Sector en deelsectoren kunst en cultuur Cultuur is een ruim begrip. In brede zin verstaan we onder cultuur beschaving. Cultuur is dan de tegenhanger van natuur. Cultuur is datgene wat door de generaties heen behouden blijft en waar wij ons in herkennen. Een fundamenteel onderscheid in cultureel opzicht is behoud en verandering. Zonder behoud is er geen cultuur, zonder verandering is de cultuur dood. Voor het behoud van de cultuur zijn er speciale instellingen zoals musea. Cultuur wordt ook behouden door de mensen zelf in wat zij doen. Hoewel het begrip niet zondermeer onomstreden is proberen we toch aan te geven welke bedrijfsklassen en activiteiten we tot de culturele sector rekenen. Dat is nodig om de investeringen en de kosten zo goed mogelijk te bepalen. De beschrijving van de sector cultuur start bij de kunst. Kunst neemt binnen de cultuur een centrale plaats in. Kunst heeft meervoudige functies. De beoefening van kunst zorgt zowel voor cultuurbehoud als voor verandering. Kunst is bij uitstek de drager van cultuur maar tevens de motor tot verandering. Kunst is ook de inspirator voor allerlei toepassingen als mode en architectuur en omgekeerd is de kunst de spiegel van de maatschappij.
In Figuur 4 is geprobeerd de samenhang weer te geven tussen de verschillende velden die hier in beschouwing worden genomen. Bovenaan staat de kunst in een groot aantal verschijningsvormen. De 4 kolommen in het midden daaronder geven de toepassingen weer waarin kunst ofwel de schoonheid een belangrijke rol spelen. Dat zijn de kunst van het vermaak, van het maken, van het leren en van het behoud. Iedere indeling heeft uiteraard voor en nadelen. Hier is geprobeerd dat te doen aan de hand van diverse aspecten van de kunstbeoefening. Kunst is wellicht van oorsprong vermaak. Tot de kunst van het vermaak rekenen we bijvoorbeeld het toneel, de film, de muziek in allerlei opzichten, enzovoort. Bij de kunst van het vermaak staat het publiek voorop.
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
Kunst raakt vele emoties maar de voornaamste is de schoonheid. Kunst als zodanig wil niet meer dan dat. Het heeft betekenis in zichzelf. Hoe dat wordt bereikt en hoe dat moet worden beoordeeld is uiteindelijk een individuele zaak. De ervaring heeft geleerd dat het schoonheidsbeeld van de individuele kunstenaar vaak door velen wordt gewaardeerd. De kunst als drager en veranderaar van cultuur staat centraal in het formuleren van een nieuwe Cultuurimpuls. Daartoe blijft het echter niet beperkt. Het streven naar schoonheid is niet iets waar de kunst een monopolie op heeft. Allerlei vormen van toepassing zijn kunstzinnig te noemen en vaak zelfs gewoon ook kunst. Daarom moet bij een Cultuurimpuls ook andere verwante activiteiten worden betrokken.
9
De kunst van het maken gaat in de eerste plaats om het product. De uitvoerend kunstenaar bedrijft de kunst zonder publiek, hoewel het resultaat uiteraard vaak wel gericht is op het publiek. Schrijvers, dichters, schilders, beeldhouwers vallen onder deze categorie. Kunst heeft een innige relatie met vorming en onderwijs. Kunst en cultuur zijn niet alleen vakken binnen het reguliere onderwijs; er zijn ook nogal wat speciale scholen voor kunst zoals muziekscholen, dansscholen, kunstacademies, conservatoria en degelijke. Veel gemeenten kennen centra voor de kunsten; daar zijn veel van deze activiteiten geconcentreerd. Verder is er een indrukwekkend aantal amateurs die zelf kunst bedrijven. De schattingen lopen uiteen van 3 tot 6 miljoen mensen die op een of andere manier schrijven, schilderen, zingen, dansen, toneelspelen enzovoort. Zelfontplooiing en vorming zijn in deze categorie centrale begrippen. De kunst van het behoud zit in ieder van ons. Veel mensen versieren hun huis met kunst of voorwerpen van culturele waarde en zijn er zuinig op. Er zijn ook speciale instituten die zich bezig houden met de kunst van het behoud als musea, erfgoedhuizen, archieven en dergelijke. Rondom vastgoed en gebouwde omgeving is er een uitgebreide cultuur van behoud. Vanwege de duurzaamheid leent vastgoed zich daar uitstekend voor. Er zijn vele monumenten en beschermde stadsgezichten. Figuur 4: deelsectoren kunst en cultuur
KUNST EN CULTUUR KUNST van het VERMAKEN uitvoerend publiek centraal
KUNST van het MAKEN scheppend product centraal
KUNST van het LEREN vormend uitvoerder centraal
KUNST van het BEHOUDEN conserverend toekomst centraal
toneel cabaret film video muziek
schilderen literatuur beeldhouw foto/film compositie
kunstonderwijs amateurkunst
musea erfgoed archeologie archieven monumenten
KUNST EN CULTUUR OVERDRACHT EN BEVORDERING gemeenten theater galerie festivals fondsen bioscoop kunstveiling evenement sponsoren bibliotheek expositie kunst poppodia videotheek centra CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
10
GEBRUIKERS VAN KUNST EN CULTUUR bezoekers toeristen
bedrijven instellingen
overheden
huishoudens
Onder de vier kolommen staat de deelsector die verantwoordelijk is voor de overdracht en bevordering van kunst en cultuur. Dat is het theater in meest brede zin van het woord of zoals we dat nu kennen in allerlei vormen als bioscopen, poppodia, expositieruimtes en dergelijke. De laatste groep in Figuur 4 zijn de gebruikers. Iedereen is wellicht een beetje kunstenaar, maar deze groep valt buiten de cultuursector zoals hier wordt beschreven.
Aan de hand van de bedrijfsgroepen indeling van het CBS is in Figuur 4 de sector cultuur in kaart gebracht. Bijlage 1 geeft een overzicht van de betrokken bedrijfsklassen. Er werken dan volgens het LISA 2004 117 duizend mensen in deze sector. Creatieve industrie Een ruimer begrip is de creatieve industrie. Tot de creatieve industrie rekenen we alle zelfstandig opererende bedrijven en instellingen die net als kunstenaars eenmalige producten maken. Werkenden in de creatieve industrie kan men zien als toegepaste kunstenaars. Schoonheid staat niet centraal maar zal zeker een belangrijke rol spelen. De deelsectoren uit de kunst en cultuur, te weten de kunst van het vermaken, maken, leren en behouden zijn ook in de creatieve industrie te benoemen. Het gaat dan om communicatie, vormgeving, advies en onderzoek. In Figuur 5 is aangegeven welke deelsectoren in de creatieve industrie zijn te onderscheiden. Samen noemen we dat de kern van de creatieve industrie. Daar werken volgens het LISA in 2004 449 duizend mensen (6% van de totale werkgelegenheid). Figuur 5: samenstelling creatieve industrie
CREATIEVE INDUSTRIE kunst van het VERMAKEN
kunst van het MAKEN
kunst van het LEREN
kunst van het BEHOUDEN
COMMUNICATIE publiek centraal
VORMGEVING product centraal
ADVIES uitvoerder centraal
ONDERZOEK toekomst centraal
webdesign reclame radio-tv uitgeverijen etc
mode ontwerp architectuur stedenbouw etc
organisatie juridisch economisch advies etc
technisch sociaal economisch bestuurlijk etc
overdracht en toepassing producten creatieve industrie
Een nog groter aantal arbeidsplaatsen is te vinden bij de bedrijven en instellingen die zich bezighouden met de overdracht en toepassing van de producten van de creatieve industrie. De totale creatieve industrie betreft bijna 1 miljoen arbeidsplaatsen (13,2% van de totale werkgelegenheid). De bedrijfsklassen indeling van kunst en cultuur en de creatieve industrie staat in bijlage 1.
De stedelijke vernieuwing is een bijzonder ingewikkeld proces omdat de problemen vaak meervoudig zijn en omdat de interventies zich richten op vrijwel alle lagen. De inspanningen voor de stedelijke
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
Lagenbenadering en cultuur Om iets te kunnen zeggen over de relatie tussen cultuur en stedelijke vernieuwing maken we verder gebruik van de zogenaamde lagenbenadering [19]. In deze publicatie worden ten minste vijf lagen onderscheiden. Dat is de ondergrond, de infrastructuur en de openbare ruimte, het vastgoed, de huisvesting en de activiteiten. Het idee achter deze benadering is dat iedere laag een eigen dynamiek kent; een eigen tempo van verandering. Naarmate we hoger in de piramide van Figuur 6 komen neemt het tempo toe. Activiteiten kunnen dagelijks veranderen. Verandering van huisvesting duurt doorgaans jaren en voor vastgoed denken we in tientallen jaren. Infrastructuur en de openbare ruimte veranderen nog trager. Deze worden vaak aangelegd voor 100 jaar of meer. Behoud en verandering, het centrale thema in de cultuur, komen ook mooi tot uitdrukking in de lagen van de stad.
11
vernieuwing voor de fysieke en doorgaans ook de economische peiler betreffen vooral veranderingen in het vastgoed en soms ook infrastructuur en openbare ruimte. De sociale peiler gaat over de huisvesting en de activiteiten. In Figuur 6 is geprobeerd aan te geven welke aspecten van de sector kunst en cultuur van invloed zijn op de onderscheiden lagen. De figuur maakt duidelijk dat kunst en cultuur alle lagen raakt. De kunst van het maken, vermaken, leren en behouden behoren tot de activiteiten en zijn een onderdeel van de bovenste laag. Culturele voorzieningen en culturele bedrijven zijn voor een groot deel gehuisvest in stedelijke gebieden en behoren tot de laag huisvesting. Figuur 6: de 5 lagen uit de ruimtelijke ordening en cultuur
leren maken culturele bedrijven architectuur kunst in de openbare ruimte stedenbouw creactieve milieus landschapsontwerp
activiteiten huisvesting vastgoed infrastructuur en openbare ruimte ondergrond
behouden vermaken culturele voorzieningen monumenten erfgoed industrieel ergoed beschermde stadsgezichten archeologie
Vastgoed heeft een zeer grote culturele component. Het is niet alleen het dak boven ons hoofd dat bescherming biedt tegen het klimaat. Vastgoed is ook de fysieke weergave van de wijze waarop generaties met elkaar en met de omgeving zijn omgegaan. De gebouwde omgeving is als het ware het collectieve geheugen van onze cultuur. Deels gaat dat om panden die extra bescherming genieten via de status als monument. Deels gaat het om panden waarvoor liefhebbers zich inzetten zoals het industriële erfgoed, maar voor het grootste deel zijn het individuen die hun eigen bezit koesteren. Het infrastructuurnetwerk en de openbare ruimte worden nog betrekkelijk weinig gezien als cultureel waardevol. Indirect komt dat alleen tot uitdrukking via de beschermde stads en dorpsgezichten. De staat van veel pleinen en parken en ook infrastructuur laat echter zien dat er op dit vlak nog veel te bereiken valt. De ondergrond ten slotte is niet alleen de grond waarop wij leven maar ook bewaarplaats voor de archeologie. De opsomming geeft aan dat cultuur op vele manieren van invloed is op de stedelijke vernieuwing.
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
12
Onderwerpen Cultuurimpuls Gezien het voorgaande is de Cultuurimpuls voor de stedelijke vernieuwing ingedeeld in vier thema’s, te weten: 1. cultuur en ruimtelijke identiteit: monumenten, industrieel erfgoed, stadsgezichten en kunst in de openbare ruimte 2. cultuur en sociale ontwikkeling: culturele voorzieningen, culturele activiteiten 3. cultuur en economische ontwikkeling: creatieve milieus 4. culturele planologie: architectuur, stedenbouw, archeologie Deze indeling is gekozen omdat daarmee ook aansluiting wordt gezocht bij de bestaande peilers. Het eerste onderwerp betreft de ruimtelijke kwaliteit en hoort thuis bij de fysieke peiler. De culturele voorzieningen en activiteiten zullen vooral van invloed zijn op de sociale kwaliteit. Culturele voorzieningen zorgen vooral voor ontspanning en educatie en kunnen zodoende bijdragen aan de sociale cohesie van de wijk. De creatieve milieus zijn het derde veld. Men zou kunnen zeggen dat dit de productiemilieus van de toekomst zijn. Veel van deze milieus zijn te vinden in stedelijke wijken en de ontwikkeling
daarvan kan bijdragen aan de stedelijke vernieuwing. Het laatste onderwerp is de culturele planologie. Daarin zijn alle onderwerpen ondergebracht die betrekking hebben op de planontwikkeling. De culturele planologie is in zekere zijn de paraplu voor het geheel. Cultuur krijgt dankzij de vorige thema’s een plek in de inhoud en via de culturele planologie ook in het proces. Ruimtelijke afbakening: stedelijke wijken, aandachtswijken en prioriteitswijken Voor de behoefteraming stedelijke vernieuwing die voor het Ministerie van VROM is opgesteld, is gebruik gemaakt van een ruimtelijke afbakening van wijken. In Nederland zijn ruim 4000 4-cijferige postcode gebieden. Per wijk wonen er gemiddeld dus 4000 personen, ofwel bijna 2000 woningen per wijk. Voor beleidsmatige en onderzoeksmatige doelen worden 5 typen van wijken onderscheiden, te weten centrum stedelijk, stedelijk buiten centrum, groen stedelijk, centrum dorps en landelijke milieus. De behoefte raming had betrekking op zogenaamde stedelijke wijken. Dat zijn alle centrum stedelijke wijken en alle stedelijke buiten centrum wijken. Ruwweg zijn dat de wijken met een hoge dichtheid. Er zijn 870 4 PC gebieden, die in stedelijke wijken liggen. Daar staan 3,1 miljoen woningen. De zogenaamde aandachtswijken staan centraal in de benadering van de stedelijke vernieuwing. Aandachtswijken zijn wijken met meervoudige problematiek. Het gaat om wijken met achterstanden en/of problemen in fysiek en/of sociaal-economisch opzicht. Ten behoeve van de wijkaanpak is door ABF Research onderzoek gedaan naar deze wijken. Dat heeft geleid tot een typologie van aandachtswijken, ook wel aangeduid als wijken met leefbaarheidproblemen [4][5]. Verreweg de meeste aandachtswijken zijn te vinden in de stedelijke gebieden en daarbinnen vooral in de grotere steden. De vaststelling van het aantal aandachtswijken is gebeurd op basis van objectieve criteria, zoals inkomen, opleidingsniveau, werkloosheid, kwaliteit van de woningen, voorzieningenniveau en verder op basis van het oordeel van de bewoner. Aandachtswijken scoren significant slechter op deze criteria. Naar schatting gaat het om 340 4-cijferige postcode gebieden met 1,2 miljoen woningen. Daarbinnen worden nog weer eens ruim 80 4 PC gebieden onderscheiden met de grootste achterstanden. Daar staan ongeveer 400 duizend woningen. Figuur 7 geeft een beeld van de omvang van de diverse afbakeningen, uitgedrukt in aantal 4-cijferige postcodegebieden en in aantal woningen. Er is sprake van een steeds engere focus van stedelijke wijken, via aandachtswijken naar de wijken met de grootste achterstanden. Door minister Winsemius van het vorige kabinet zijn dat steeds de potentiële brandhaarden genoemd. In de publiciteit was sprake van 40 potentiële brandhaarden en 140 probleemwijken. Dat is minder dan de hier genoemde aantallen van ruim 80 en 340 4 PC gebieden. Dat komt omdat sommige wijken bestaan uit meerdere 4 PC gebieden. In de rest van het rapport zal steeds gewerkt worden met 4 PC gebieden. De analyses hebben dus betrekking op alle stedelijke wijken en daarbinnen de aandachtswijken.
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
Minister Vogelaar van het nieuwe departement Wonen, Wijken en Integratie heeft inmiddels een eigen lijst opgesteld. Deze is tot stand gekomen na discussie met de gemeenten en wijkt daarmee af van de oorspronkelijke lijst. Bovendien zijn de accenten verschoven. Centrum wijken met veel voorzieningen en een eigen dynamiek, maar ook vaak met veel overlast zijn buiten de lijst gevallen. Voor dit onderzoek is gewerkt met de lijst zoals die door Minister Vogelaar in maart 2007 in de publiciteit is gebracht. De aantallen wijken zijn hetzelfde gebleven. Deze wijken zijn de 40 prioriteitswijken genoemd.
13
Figuur 7: ruimtelijke afbakening in aantal postcode wijken en aantal woningen
alle wijken 4016 4PC = 6,9 miljoen woningen
stedelijke wijken 870 4PC = 3,1 miljoen woningen aandachtswijken 340 4PC = 1,1 mjn won =140 wijken prioriteitswijken 81 4PC = 0,4 mjn woningen =40 wijken
Financiële afbakening Het grote steden beleid (GSB) bestaat uit drie pijlers: sociaal, fysiek en economisch. De voorliggende behoefteraming richt zich op de Cultuurimpuls. Daartoe behoren investeringen binnen deze drie peilers die vanuit de cultuur geëntameerd worden. Culturele activiteiten zouden tot de sociale peiler kunnen horen. Investeringen in het vastgoed van culturele voorzieningen of in de transformatie van monumentale en beeldbepalende panden kan men rekenen tot de fysieke peiler en investeringen in de creatieve industrie zouden tot de economische peiler gerekend kunnen worden.
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
14
3
3.1
Aanpak
Algemeen
Er zijn 4 thema’s benoemd die elk van belang zijn voor de stedelijke vernieuwing en direct in relatie staan tot de cultuur. Het gaat om cultuur en ruimtelijke identiteit, sociale ontwikkeling, economische vernieuwing en culturele planologie. Deze 4 thema’s zijn van invloed op de lagen waaruit een stad is opgebouwd. De ruimtelijke identiteit is gekoppeld aan de gebouwde omgeving, bestaande uit infrastructuur, openbare ruimte en vastgoed. Via deze weg is deze weer van invloed op de bovenliggende lagen. Cultuur is ook van belang voor de sociale ontwikkeling en de economische vernieuwing. Deze werken vooral op de hogere lagen uit Figuur 8. Figuur 8: 4 thema’s en de culturele lagen van de stad
culturele waarden en wensen activiteiten Culturele planologie
Sociale ontwikkeling
huisvesting vastgoed infrastructuur en openbare ruimte
Economische vernieuwing
ondergrond
De culturele planologie is het integratiekader. Via besluitvorming kunnen ideeën van mensen een plek krijgen. In de figuur is ook nog een zesde laag getekend. Dat is de mentale laag van culturele waarden en wensen. Het geheel van waarden en wensen van de bewoners en gebruikers van het stedelijk gebied zijn in zekere zin dominant over de lagen daaronder. Deze bepalen de activiteiten en het gedrag dat men vertoont via huisvesting, investeringen en andere aanpassingen aan de omgeving. Omgekeerd wordt door het verschil in tempo per laag het gedrag en de mogelijkheden ook gedetermineerd van onderop. Naast een spanning tussen behoud en verandering is er dus ook een spanning
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
Ruimtelijke identiteit
15
tussen dominantie en determinatie, ofwel de veranderbaarheid. Het onderzoek betreft de werking van de Cultuurimpuls op alle lagen. De vraag is dan op welke wijze de impuls kan worden geoperationaliseerd. In de onderste lagen gaat het om ruimtes en gebouwen met bepaalde functies. De lagen daarboven worden concreet gemaakt via de aanwezige voorzieningen, het aantal arbeidsplaatsen, de bewoners en de activiteiten. Om de impuls verder vorm te geven is een werkwijze gekozen die bestaat uit 5 stappen: 1. over de vier onderwerpen is een aantal interviews gehouden 2. er is een inventarisatie gemaakt van culturele onderwerpen in relatie tot de stedelijke vernieuwing 3. er is een aantal kostenkentallen bepaald 4. een analyse van de mogelijke rol van cultuur in de stedelijke vernieuwing 5. formuleren van ambities en vaststellen opgave In het navolgende worden deze stappen toegelicht.
3.2
Interviews
Er is een aantal interviews gehouden met diverse betrokken partijen. Te noemen zijn Stimuleringsfonds Architectuur, Belvedere, Ministerie van OCW inclusief RACM, Ministerie van VROM, NCM, SKOR, Prins Bernhardfonds, Architectuur Lokaal, Fien, Cultuurformatie en Kunstfaktor. Een overzicht van de benaderde personen staat in een bijlage. Het doel van de interviews was een soort SWOT analyse te maken van de relatie tussen cultuur en stedelijke vernieuwing. Bovendien hebben diverse partijen waardevolle informatie gegeven over achtergronden, voorbeelden en de omvang van diverse onderwerpen.
3.3
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
16
Inventarisatie
De aangeleverde informatie is gecombineerd met gegevens die al door ABF Research in kaart waren gebracht voor eerdere onderzoeken of die gewoon reeds beschikbaar waren. Uiteindelijk is er een database samengesteld met gegevens per 4-cijferige postcode gebied. De gegevens hebben ruwweg betrekking op de afgelopen 5 jaar. Het gaat om: • Basisgegevens bevolking, werkgelegenheid, vastgoed • Omvang en aard woonmilieus • Omvang en aard aandachtswijken • Kenmerken aandachtswijken • Omvang en aard creatieve milieus • Werkgelegenheid creatieve industrie • Vestigingen creatieve industrie • Waarde vastgoed • Investeringen in vastgoed • Aantal en aard monumenten • Oppervlak beschermde stads en dorpsgezichten • Omvang en aard culturele voorzieningen • Investeringen in culturele voorzieningen • Werkgelegenheid kunst en cultuur
3.4
Kostenkentallen
Voor zover mogelijk is op diverse terreinen informatie bijeengebracht over de aard en omvang van investeringen in cultuur. Er zijn kentallen ontleend aan: • De subsidieverstrekking via het RACM • Statistiek bouw vergunningen • Voorbeeld projecten creatieve economie • Voorbeeld projecten herstructurering industrieel erfgoed [14] • Voorbeeld projecten herstructurering openbare gebouwen • Voorbeeld projecten kunst in de openbare ruimte [16] • Onderzoek naar de restauratieachterstand monumenten [13] • Inventarisatie projecten ten behoeve van de behoefteraming stedelijke vernieuwing [3][8][9] Daarmee is nog geen compleet kostenbeeld te geven, maar redelijke indicaties zijn zeker mogelijk. Het verdient aanbeveling dit op termijn zeker te doen.
3.5
Analyse samenhang cultuur en stedelijke vernieuwing
Cultuur zal op diverse vlakken een rol spelen binnen de stedelijke vernieuwing. De vaststelling van de thema’s laat al zien op welke vlakken effecten worden verwacht. Het centrale idee achter de aanpak is dat via kunst en cultuur nieuwe waarden worden gemaakt en bestaande in stand worden gehouden. Kunst en cultuur geven (nieuwe) betekenissen en zorgen er voor dat iets dat in zichzelf niets is (letters op papier, verf op een doek, geluid uit een apparaat) toch waarde krijgt. Het is een waardemaker. Daarom wordt kunst en cultuur in verband gebracht met de waarde van de omgeving. Voor de kunst en cultuur is dat in zekere zin een bijproduct; voor de creatieve industrie is waarde maken een doel. Vragen die aan de orde komen zijn: • In welke mate dragen monumenten bij aan de waardeontwikkeling van vastgoed? • Hoe ligt dat bij culturele voorzieningen? • Is er een relatie tussen waardeontwikkeling en investeringen? • Is er een relatie tussen culturele investeringen en vastgoedinvesteringen? • In hoeverre draagt de creatieve industrie bij aan de waarde ontwikkeling van vastgoed? • Wat is de verwachte omvang van de werkgelegenheid voor creatieve wijken? • Wat betekent dat voor de investeringen in vastgoed? Het antwoord op deze vragen geeft een beeld van de ruimte die er is voor een gerichte en effectieve Cultuurimpuls.
3.6
Formulering Cultuurimpuls stedelijke vernieuwing CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
De laatste stap is het vaststellen van de opgave. De ambities zijn de vier genoemde thema’s en de rol daarvan binnen de stedelijke vernieuwing. Daarbij is steeds gekeken wat de kunst en cultuur kan bijdragen gegeven de marges die uit de analyses naar voren komen. De inspanning is afhankelijk van het onderwerp vertaald in fysieke ruimte, arbeidsplaatsen en geld.
17
Pakhuis De Zwijger / Amsterdam Een voorbeeld voor een transformatie en herbestemming van een historisch gebouw is pakhuis De Zwijger aan de Oostelijke Handelskade in Amsterdam. Na een lange periode van leegstand gaf de Gemeente Amsterdam medio jaren '90 een culturele en publieke bestemming aan het gebouw. In 1997 werd de Stichting De Zwijger opgericht, die werkte aan een herbestemmingplan voor het pakhuis. In 2000 kwam het voortbestaan van het pakhuis tijdelijk onder druk te staan door de plannen voor de stedelijke ontwikkeling van de vroegere havens van Amsterdam. Uiteindelijk werd het toch tot rijksmonument uitgeroepen. In 2006 is Pakhuis De Zwijger geopend; getransformeerd tot een gebouw voor de creatieve industrie. Het beschikt over een grote zaal, twee kleine zalen, foyers, mediabroedplaatsen, studio's, kantoren en een café/restaurant. De Zwijger heeft een maximale capaciteit van 800 personen. www.dezwijger.nl
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
18
4
4.1
Analyse Cultuur en Stedelijke Vernieuwing
Algemeen
Interviews De interviews brachten naar voren dat kunst en cultuur nog een beperkte rol speelt in het proces van stedelijke vernieuwing. Dat is heel opvallend want veel succesvolle voorbeelden van stadsherstel zijn juist te danken aan een grote inbreng van kunst en cultuur. De vestiging van kunstenaars, ateliers, voorzieningen en dergelijke gaan vaak snel en spontaan en hebben gezorgd voor nieuwe impulsen. Blijkbaar is de structurele betrokkenheid van cultuur in het proces van stedelijke vernieuwing nog niet geaccepteerd. Indeling in wijken Voor de analyse zijn de wijken ingedeeld via twee invalshoeken. In de eerste plaats is de onderverdeling gehanteerd uit Figuur 7. dat is het onderscheid tussen stedelijke wijken en overige wijken en daarbinnen tussen aandachtswijken en geen aandachtswijken. In Nederland zijn ruim 4000 4-cijferige postcode gebieden. Een gemeente als Amsterdam of Rotterdam heeft bijvoorbeeld ongeveer 80 4 PC gebieden; in Groningen gaat het om 31 en in Delft zijn er 13. Er zijn 870 stedelijke 4 PC gebieden. Deze 4 PC gebieden vormen de stedelijke wijken. Dat zijn gebieden met een hoge dichtheid, althans voor Nederlandse begrippen. Het aantal inwoners per hectare grondoppervlak is in deze wijken gelijk aan 32. In een aantal wijken in met name Amsterdam en Den Haag is dat nog veel hoger. De dichtheid in de Indische Buurt in Amsterdam en de Schildersbuurt in Den Haag ligt boven de 250 inwoners per hectare. In de meer groene wijken aan de rand van de stad zakt dit gemiddelde naar 11 inwoners per hectare en in de dorpen en op het platteland is dat nog weer lager. Het gemiddelde voor heel Nederland is bijna 5 inwoners per hectare.
Op basis van het aantal arbeidsplaatsen in de kunst en cultuur kan een indicator berekend worden voor de omvang van de sector op wijkniveau. Gemiddeld gaat het om ruim 7 arbeidsplaatsen per 1000 inwoners. In Tabel 2 is deze indicator ingedeeld naar een aantal klassen. We zien dat de werkgele-
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
Naast de indeling in aandachtswijken wordt een indeling onderscheid gemaakt naar omvang van de sector kunst en cultuur. In Nederland zijn er volgens het LISA 117 duizend mensen werkzaam in de kunst en cultuur (zie Tabel 3). Daarbij moet overigens wel worden aangetekend dat veel kunstenaars vaak niet als zodanig zijn opgenomen in het bedrijvenregister van het LISA. Vermoedelijk is het een onderschatting. Veel instellingen op het gebied van kunst en cultuur zullen overigens wel volledig in het register zijn opgenomen.
19
genheid in de kunst en cultuur ruimtelijk zeer sterk is geconcentreerd. In 80% van de gebieden is de indicator (ver) onder het gemiddelde van 7. In deze 80% zit maar 20% van de werkgelegenheid. Omgekeerd is dus 80% van de arbeidsplaatsen te vinden in 20% van de wijken. Een aantal wijken springen er uit. Er zijn 67 4 PC gebieden met meer dan 100 werkenden in kunst en cultuur per 1000 inwoners. Daarvan zijn 21 te vinden in stedelijke gebieden en daarvan weer 10 in aandachtswijken. Er is dus een aantal aandachtswijken met zeer veel cultuur. In de tabel is ook de procentuele verdeling opgenomen van het aantal wijken. We zien dat stedelijke wijken vaker vallen in de klassen met veel culturele werkgelegenheid. Maar voor de 40 prioriteitswijken geldt het omgekeerde. Deze zijn relatief vaak in de laagste klassen te vinden. Tabel 2: aantal aandachtswijken en overige wijken naar omvang sector kunst en cultuur
arbeidsplaatsen kunst en cultuur per 1000 inwoners 0 tot 5 5 tot 10 10 tot 25 25 tot 50 50 tot 100 100 en meer totaal 0 tot 5 5 tot 10 10 tot 25 25 tot 50 50 tot 100 100 en meer totaal
stedelijke wijken 140 aandachtswijken 40 priorioverige teitswijken 100 wijken (aantal 4 PC gebieden) 68 99 6 20 6 30 0 12 1 4 0 10 81 175 (in %) 84 57 7 11 7 17 0 7 1 2 0 6 100 100
geen totaal aandachts wijk
totaal
niet stedelijk totaal aangeen dachts aandachts wijk wijk
167 26 36 12 5 10 256
421 60 74 29 19 11 614
588 86 110 41 24 21 870
72 5 7 0 0 0 84
2444 306 187 51 28 46 3062
3104 397 304 92 52 67 4016
65 10 14 5 2 4 100
69 10 12 5 3 2 100
68 10 13 5 3 2 100
86 6 8 0 0 0 100
80 10 6 2 1 2 100
77 10 8 2 1 2 100
Indeling in deelsectoren: sterke groei, 40 prioriteitswijken blijven achter De werkenden in kunst en cultuur zijn onderscheiden in 4 deelsectoren (zie Figuur 4). De arbeidsplaatsen die zijn gerekend tot de kunst van het behouden, zijn te vinden in bijvoorbeeld musea, erfgoedhuizen en monumentenzorg. Het gaat om 13 duizend plaatsen. Tot de kunst van het leren zijn gerekend de muziek, dans en theaterscholen en de kunstacademies. Hier gaat het om 34 duizend arbeidsplaatsen. CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
20
De arbeidsplaatsen in de kunst van het vermaken zijn te vinden in theaters, bioscopen, evenementenhallen en dergelijke. Het gaat om 32 duizend arbeidsplaatsen. De laatste categorie is gerekend tot de kunst van het maken. Daartoe behoren in principe alle uitvoerende kunstenaars. Dat zijn er volgens het LISA 38 duizend. In totaal waren er in 2004 117 duizend arbeidsplaatsen in de kunst en cultuur. Ter vergelijking is ook de situatie in 1996 opgenomen. Toen waren er 87 duizend arbeidsplaatsen. Dat betekent een groei van 35% in 8 jaar tijd, ofwel ongeveer 4% per jaar. In de 40 prioriteitswijken bleef de groei achter. De index in deze wijken staat op 121 in 8 jaar, ofwel 2,4% per jaar.
Tabel 3: aantal arbeidsplaatsen in kunst en cultuur en de creatieve industrie (2004)
kunst en cultuur 1996 2004 index (1996=100) kunst van het maken kunst van het behouden kunst van het leren kunst van het vermaken
40 priorioverige teitswijken aandachts wijken (dzd arbeidsplaatsen)
overige sted. wijken
totaal sted. wijken
alle wijken
3 17 3 23 121 137 (dzd arbeidsplaatsen) 1 8 0 3 1 6 1 6
31 42 137
50 68 136
87 117 135
12 5 13 12
21 8 20 19
38 13 34 32
Conclusie De sector kunst en cultuur is een sector die zich sterk ontwikkeld. Dat komt ook tot uitdrukking als we dit vergelijken met andere sectoren. Tabel 4 laat de ontwikkeling zien van de totale werkgelegenheid en van de creatieve industrie. De groei van de totale werkgelegenheid was in 8 jaar tijd ruim 2% per jaar. De groei van kunst en cultuur was dus aanzienlijk beter en komt in de buurt van de creatieve industrie. De creatieve industrie is een ruimer begrip dan kunst en cultuur. Naast kunst en cultuur gaat het om bijvoorbeeld vormgeving, ontwerp, media, advies, onderzoek en ICT (zie Figuur 5). Het aantal arbeidsplaatsen in de kern van de creatieve industrie bedroeg in 2004 449 duizend. De index in 2004 was met 146 nog beter dan van de kunst en cultuur. Deze sector is veel minder afhankelijk van budgetten van de overheid en kan goed profiteren van de economische opleving zoals we die eind jaren 90 hebben gekend. Ten slotte zien we dat in alle sectoren de werkgelegenheid in de 40 prioriteitswijken is achtergebleven. Maar het is wel opvallend dat de ontwikkeling in cultuur en creatieve industrie altijd nog het dubbele is van de andere werkgelegenheid. Tabel 4: aantal arbeidsplaatsen naar sector (1996 en 2004)
kunst en cultuur kern creatieve industrie totaal creatieve industrie totaal arbeidsplaatsen
kunst en cultuur kern creatieve industrie totaal creatieve industrie totaal arbeidsplaatsen
totaal sted. wijken
alle wijken
50 163 366 2703
87 307 778 6156
68 224 435 3103
117 449 960 7304
136 138 119 115
135 146 124 119
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
kunst en cultuur kern creatieve industrie totaal creatieve industrie totaal arbeidsplaatsen
40 priorioverige overige teitswijken aandachts sted. wijken wijken (dzd arbeidsplaatsen 1996) 3 17 31 12 41 110 22 99 245 205 694 1805 (dzd arbeidsplaatsen 2004) 3 23 42 14 57 153 24 119 293 227 804 2072 (index 1996=100) 121 137 137 123 140 138 110 120 119 111 116 115
21
Vestingwerken / ‘s Hertogenbosch Het ontwikkelingsproject Vestingwerken is gestart als een klassiek restauratieproject en is uitgegroeid tot een gemeenschappelijke visie van een groot aantal partijen, onder andere de Gemeente ’sHertogenbosch, de Stichting ’s-Hertogenbosch Vestingwerken, de Weenergroep en Waterschap Ad en Maas. Het primaire doel is niet meer het herstel en onderhoud van de vestingwerken maar het gebruiken van de mogelijkheden die het herstel van de monumentale infrastructuur biedt ten aanzien van de kwaliteit van de openbare ruimte. Hierbij moet vooral gedacht worden aan de cultuurhistorische betekenis, de verblijfskwaliteiten, de belevingswaarde, de stedelijke inrichting en de natuurwaarden, die door het herstel van deze infrastructuur een nieuwe impuls kunnen krijgen. www.vestingstad.com
Lichtplan Hoogvliet
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
22
Het Lichtplan is een project in de wijk Hoogvliet in Rotterdam. (Ver)licht(ing) wordt hier niet alleen gebruikt om de veiligheid te verhogen, maar ook als kunstvorm; als lichtobjecten op en aan gebouwen. Doel van het project is het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte en het geven van een eigen identiteit aan de wijk. De werkgroep Rotterdam Licht Hoogvliet, bestaande uit vertegenwoordigers van de gemeente en kunstenaars, heeft met medewerking van burgers, ambtenaren, ontwerpers en coöperaties vijf voorbeeldprojecten, ontwikkeld. Naast de voorbeeldprojecten is een standaardwerkwijze uitgewerkt, waarmee in de herstructurering van de wijk rekening dient te worden gehouden. www.wimby.nl
4.2
Cultuur en ruimtelijke identiteit
Algemeen Er zijn vier invalshoeken benoemd waaruit de Cultuurimpuls bestaat. De eerste is ruimtelijke identiteit. Cultuur in de wijk kan zorgen voor versterking van de identiteit, herkenning en daarmee verbondenheid aan het gebied. Onder dit thema zijn een aantal onderwerpen geschaard die ondermeer bij de interviews werden genoemd. Dat zijn: • Monumenten en beschermde stadsgezichten • Nieuwe monumenten en industrieel erfgoed • Kunst in de openbare ruimte In het navolgende wordt een beknopte analyse gegeven per onderwerp. Ruimtelijke spreiding monumenten Er zijn in Nederland ongeveer 60 duizend Rijksmonumenten. Dat zijn woningen, molens, boerderijen, kerken, kastelen en dergelijke (zie Tabel 5). Het grootste deel zijn woningen en gebouwen en een aanzienlijk aantal boerderijen. Daarnaast zijn er nog eens 38 duizend gemeentelijke monumenten (telling van het NCM/ Erfgoed Nederland). Tabel 5: overzicht monumenten
Type monument Agrarische gebouwen Delen van gebouwen/woonhuizen Gebouwen, woonhuizen Horeca-instellingen Kastelen, landhuizen ed. Kerkelijke gebouwen Kerk-onderdeel/object Liefdadige instelling Losse objecten, ed. Molens Openbare gebouwen Verdedigingswerken Weg- en waterwerken Overig Totaal
aantal (dzd) 7,4 0,2 36,1 0,2 1,0 4,2 0,2 0,4 4,6 1,3 1,8 1,3 1,1 1,4 61,2
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
De ruimtelijke spreiding van woonhuismonumenten staat in Figuur 9. De gebieden langs de kust, de Zuiderzee en de historische steden springen er uit. Het gaat vooral om de steden aan de rivieren. Langs alle grote rivieren zijn de oudste steden en stadjes te vinden en herbergen daarom relatief veel monumenten. Verder zijn er dorpen en steden met een bijzondere bebouwing, zoals bijvoorbeeld in Thorn in Limburg.
23
Figuur 9: kaart met aantal woonhuis monumenten per 1000 woningen per gemeente in 2005
Van de monumenten is de locatie bekend. Het is dus mogelijk te laten zien in welk type wijk nu veel of weinig monumenten staan. Het aantal monumenten is uitgedrukt in een verhoudingsgetal per 1000 woningen. Er zijn dan gemiddeld 9 monumenten per 1000 woningen. Figuur 10 laat zien dat er een innige band is tussen de aanwezigheid van monumenten en de werkgelegenheid in kunst en cultuur. De werkgelegenheid in kunst en cultuur is op dezelfde wijze uitgedrukt als in Tabel 2. Dat wil zeggen dat de wijken zijn ingedeeld naar omvang van de werkgelegenheid per hoofd van de bevolking. Figuur 10: dichtheid monumenten naar omvang sector kunst en cultuur (2005)
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
24
monumenten per 1000 woningen
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 0 tot 5
5 tot 10 10 tot 25 25 tot 50
50 tot 100
100 en m eer
NL
niveau sector kunst en cultuur (abp per 1000 inw oners)
Wijken met veel werkgelegenheid in kunst en cultuur kennen veel monumenten en omgekeerd. Oorzaak en gevolg zijn hier bijzonder moeilijk te scheiden. In een wijk met veel monumenten is er blijkbaar aandacht voor de schoonheid van de omgeving dat trekt culturele werkgelegenheid aan. Omgekeerd heeft een cultureel ingesteld publiek wellicht meer oog voor schoonheid en is er meer aandacht om een gebouw als monument te bestempelen. Men zou ook kunnen zeggen dat de aandacht voor de kunst van het behoud stimulerend werkt op de andere kunsten: geen succesvolle verandering zonder aandacht voor het verleden. De aandacht voor het verleden gebeurt meestal met het oog op de toekomst. De uitkomsten van Figuur 10 kunnen ook per type wijk worden weergegeven (zie Tabel 6). In de zogenaamde 40 prioriteitswijken komen vrijwel geen monumenten voor. Vrijwel alle prioriteitswijken ontberen werkgelegenheid in de kunst en cultuur en ook monumenten. Dat is in overeenstemming met de voorgaande figuur. Ondanks het multiculturele karakter van veel van deze wijken gaat het toch in allerlei opzichten om cultuurarme wijken. Bij de overige aandachtswijken is de verdeling duidelijk anders. Dat komt omdat er onder de overige wijken een aantal uitgaanscentra is met relatief veel voorzieningen en monumenten, maar ook met veel overlast. Tabel 6: monumenten naar type wijk en omvang sector kunst en cultuur
arbeidsplaatsen kunst en cultuur per 1000 inwoners 0 tot 5 5 tot 10 10 tot 25 25 tot 50 50 tot 100 100 en meer totaal 0 tot 5 5 tot 10 10 tot 25 25 tot 50 50 tot 100 100 en meer totaal
stedelijke wijken 140 aandachtswijken 40 priorioverige teitswijken 100 wijken (dzd monumenten) 0,2 0,3 0,1 0,2 0,1 2,1 0,0 1,7 0,0 0,7 0,0 4,4 0,4 9,4 (in %) 65 3 13 2 21 22 0 18 0 7 0 47 100 100
geen totaal aandachts wijk
totaal
niet stedelijk aangeen dachts aandachts wijk wijk
totaal
0,6 0,3 2,2 1,7 0,7 4,4 9,8
1,9 1,0 4,0 3,7 4,0 3,1 17,6
2,4 1,2 6,1 5,4 4,7 7,5 27,4
0,4 0,0 0,1 0,0 0,0 0,0 0,5
22,6 5,9 2,8 0,5 0,2 0,4 32,4
25,5 7,1 9,1 5,9 4,9 7,9 60,3
6 3 22 18 7 45 100
11 5 23 21 23 18 100
9 4 22 20 17 27 100
80 4 16 0 0 0 100
70 18 9 1 1 1 100
42 12 15 10 8 13 100
In Figuur 11 staan de gemiddelde woningwaarden voor aandachtswijken en alle stedelijke wijken. Bovendien wordt de woningwaarde gegeven naar omvang van het aantal monumenten per wijk. Het is duidelijk dat woningen in aandachtswijken gemiddeld lager in waarde zijn. Bij vergelijkbare woningen is het verschil zo’n 15%. Het zijn minder gewilde wijken en dat werkt door in de waarde. Het is daardoor moeilijker in aandachtswijken rendabel te investeren.
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
Waarde omgeving en monumenten Een centrale grootheid in de analyse is de waarde van vastgoed. Er is een multi-variate analyse uitgevoerd ten aanzien van de waarde van vastgoed. Bekende factoren zijn de kwaliteit van de woning, de regionale woningmarkt en de kwaliteit van de omgeving. Ten behoeve van dit project is de analyse uitgebreid voor de culturele sector.
25
Wijken met veel monumenten kennen juist een hogere vastgoedwaarde. Dat geldt zowel voor aandachtswijken als voor alle stedelijke wijken. In Figuur 11 is te zien dat wijken met een redelijk aantal monumenten een duidelijk hogere vastgoedwaarde kennen. Het verschil is al gauw 20 tot 30%. Dus ondanks het feit dat aandachtswijken minder gewild zijn en lagere vastgoedwaarden kennen wordt dit in een aantal gevallen gecompenseerd door de aanwezigheid van voldoende monumenten. Het investeren in monumenten of andere beeldbepalende panden genereert waarde en schept daarmee ruimte voor andere investeringen. Dus los van de historische waarde zorgen monumenten voor extra vastgoedwaarde. Niet alleen voor het betreffende monument maar ook voor de omgeving. Herkennen van de eigen kwaliteit en het vasthouden daarvan scheppen ruimte voor extra investeringen. In het kader van dit onderzoek voert het veel te ver specifieke kwaliteiten te benoemen, maar het effect van monumenten als zodanig is evident. Figuur 11: aantal monumenten en gemiddelde waarde woningen in 2004
240 220
woningwaarde
200 180 160 140 120 100 0 tot 5
5 tot 10
10 tot 25
25 tot 50
aantal m onum enten 140 aandachtsw ijken
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
26
50 tot 100
100 en m eer
stedelijke w ijken
Pleinen en parken Monumenten zijn dus duidelijk waardemakers. Er is ook gekeken naar pleinen en parken. Pleinen en parken zijn plekken voor ontmoeting en geven een gebied identiteit. In Nederland is er niet direct een grote traditie ten aanzien van pleinen en parken. Een bekend voorbeeld is Barcelona waar de stadsvernieuwing is begonnen met de restauratie van pleinen. In Nederland komt dat nog maar mondjesmaat voor. Een goed voorbeeld is te vinden in Breda en Tilburg via het project “pleinen in de lift”. Gemeenten en corporaties hebben de handen ineen geslagen om een aantal pleinen een nieuw aanzien te geven. In een aantal oude binnensteden als Delft, Deventer en Maastricht zijn pleinen opgeknapt en dat heeft geleid tot een impuls voor de binnenstad. De pleinen in naoorlogse woonwijken en zeker in aandachtswijken leiden vaak een treurig bestaan. De voorzieningen rondom de pleinen zijn verdwenen en vaak is sprake van achterstallig onderhoud.
Tabel 7: aantal parken en pleinen per type wijk en naar omvang sector kunst en cultuur (2005)
arbeidsplaatsen kunst en cultuur per 1000 inwoners 0 tot 5 5 tot 10 10 tot 25 25 tot 50 50 tot 100 100 en meer totaal
stedelijke wijken 140 aandachtswijken 40 priorioverige teitswijken 100 wijken (parken en pleinen) 228 331 21 58 18 87 0 33 5 11 0 38 272 558
geen totaal aandachts wijk 559 79 105 33 16 38 830
totaal
1247 186 207 107 63 35 1845
niet stedelijk totaal aangeen dachts aandachts wijk wijk
1806 265 312 140 79 73 2675
149 5 21 0 0 0 175
4229 551 336 99 66 80 5361
6184 821 669 239 145 153 8211
Pleinen en parken liggen vaak niet alleen centraal maar kunnen ook een centrale rol vervullen. Er is daarom een beknopte analyse uitgevoerd van de mogelijke invloed van parken en pleinen op diverse indicatoren. Het aantal pleinen is vastgesteld met behulp van het stratenregister en het aantal parken via de bodemstatistiek. Parken met meer dan 1 hectare oppervlak zijn meegenomen. Het blijkt dan dat er in Nederland 6200 pleinen zijn en ongeveer 2000 parken. Samen is dat 8200. De verdeling van deze pleinen en parken naar type wijk staat in Tabel 7. De verdeling van parken en pleinen is redelijk gelijkmatig. In stedelijke wijken zijn er gemiddeld iets meer dan 3 parken en pleinen per wijk (niveau 4 PC). In de aandachtswijken ligt dat zelfs nog iets hoger. Tegelijkertijd blijkt dat er in de historische wijken relatief wat meer pleinen en parken zijn. Het aantal monumentale panden gaat vaak samen met de aanwezigheid van pleinen en parken. Dat duidt al op grote variatie in kwaliteit. Er zijn wat meer pleinen en parken in de slechtste en ook in de duurste gebieden. Figuur 12: aantal pleinen en parken per type wijk (aantal per 4 PC)
aantal pleinen en parken per 4 PC gebied 0,0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0
3,5
4,0
40 prioriteitsw ijken 100 overige aandachtsw ijken aandachtsw ijken overige stedelijke w ijken
overige w ijken
NL
Er is een multi-variate analyse gemaakt van de relatie tussen het aantal pleinen en parken met andere kenmerken van de omgeving. Er is nagegaan of er samenhang is te vinden met de waarde van het vastgoed. In het voorgaande bleek dat het feit dat een wijk achterstanden en problemen kent leidt tot
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
stedelijke w ijken
27
minder waarde. Daar staat tegenover dat meer monumenten sterke positieve invloed hebben op de waarde van omringende woningen. Het feit of er veel pleinen en parken zijn doet daar niet veel aan af. Er kon hooguit een licht effect worden geconstateerd van de omvang van het park op de waarde van de omliggende woningen. Vermoedelijk is het zo dat de kwaliteit zeer divers is. Over de kwaliteit van de openbare ruimte is echter geen informatie. Het is aan te bevelen gerealiseerde projecten met duidelijke kwaliteitsverbeteringen op effecten te bezien. Kunst in de openbare ruimte Kunst in de openbare ruimte is bij de interviews door verschillende mensen genoemd als een belangrijk onderwerp in relatie tot stedelijke vernieuwing. Het is echter moeilijk veel feitenmateriaal over dit onderdeel bijeen te brengen. Er zijn wel enkele voorbeelden te noemen van succesvolle projecten. Het project Face Your World laat bijvoorbeeld jongeren hun eigen leefomgeving onderzoeken en geeft ze instrumenten om hun omgeving, als een echte stedenbouwkundige, te veranderen. Het is in Nederland opgezet als VMBO-scholenproject onder begeleiding van kunstenares Jeanne van Heeswijk. Het project Playgrounds is uitgevoerd in Hoogvliet en had als doel speelterreinen door kunstenaars te laten inrichten. In Delft is via het project de metamorfosen de herstructurering van de Poptahof begeleid. Dat is een grote naoorlogse flatwijk. Onderdeel van dit project was Stapelstad waarbij de vrijkomende ruimte tijdelijk beschikbaar werd gesteld aan creatieven. Effecten op werkgelegenheid, woningwaarde en dergelijke zijn hier moeilijk in kaart te brengen.
De Metamorfosen van de Poptahof / Delft
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
28
De Poptahof in Delft is een typische wijk uit de jaren 60’, met een aantal galerijflats en eengezinswoningen. Deze wijk ondergaat momenteel een grootschalige vernieuwing van de woningvoorraad, de voorzieningen en de buitenruimte. Om naast de fysieke kwaliteitsverhoging van de wijk ook de bewoners en andere belangstellenden te betrekken en om de wijk een nieuwe identiteit te geven, werd in september 2006 het 3-daagse flatfestival “De Metamorfosen van de Poptahof” georganiseerd; gesteund door Fonds 1818, de Gemeente Delft en een aantal sponsoren. De culturele invulling werd georganiseerd door o.a. De Nieuwe Amateur, Theatertaal, Filmhuis Lumen en de projectorganisatie Poptahof. Thema’s van het festival waren de bewoners en de geschiedenis van de Poptahof, de toekomstplannen van de nieuwe Poptahof en reflecties van kunstenaars op plannen en bewoners. www.poptahof.nl
Conclusie Er is een duidelijk positief verband tussen de aanwezigheid van monumenten en de waarde van het vastgoed in de omgeving. Dat positieve verband kan aanleiding geven voor het investeren in monumenten ook in de prioriteitswijken. Echter dat zijn vaak naoorlogse wijken met weinig of geen oud vastgoed, dus er bestaat weinig kans dat er gebouwen zijn, die middels het verkrijgen van de monumentenstatus en daarmee verbondene herstructurering en opwaardering, een wijk tot meer identiteit kunnen verhelpen. Desondanks kunnen ook andere gebouwen zodanig verbouwd en geherstructureerd worden dat zij als iconen en daarmee waardemaker voor een wijk kunnen dienen. Het effect van het aantal van pleinen en parken op de woningwaarde kan niet of nauwelijks worden vastgesteld. De verdeling van pleinen en parken is relatief gelijkmatig tussen alle stedelijke wijken. Echter, bij de analyse is geen rekening gehouden met de kwaliteit van parken en pleinen. Omdat uit voorbeelden blijkt dat de kwaliteitsverbetering van pleinen een positief effect op stedelijke vernieuwing kan hebben, lijkt hier een aanknopingpunt voor de prioriteitswijken te zijn. Het zelfde geldt voor kunst in de openbare ruimte.
4.3
Cultuur en sociale ontwikkeling
Algemeen Voorgaand item betrof vooral de fysieke toestand van de wijk. Cultuur komt niet alleen tot uitdrukking via de gebouwde omgeving maar ook via activiteiten. Dat zijn de bovenste lagen in Figuur 8. Via de huisvesting van allerlei voorzieningen en culturele bedrijvigheid wordt cultuur in de wijken gebracht. We hebben al eerder gezien dat de werkgelegenheid in kunst en cultuur gelijk is aan 117 duizend personen. Overigens moet nog eens worden herhaald dat veel kustenaars slecht in de registraties zitten en dat er veel kunstzinnige bedrijven te vinden zijn onder andere noemer. De ceramiek staat bijvoorbeeld onder de aardewerkindustrie, veel mode bij de textiel enzovoort. Hier wordt echter de bedrijfsindeling van het LISA gehanteerd. De feitelijke omvang van de sector kunst en cultuur zal vermoedelijk groter zijn.
Spreiding aanbod culturele voorzieningen De grote ruimtelijke verschillen in werkgelegenheid in kunst en cultuur en daarmee ook in het aanbod van voorzieningen, komen goed naar voren in Figuur 13. Het aantal arbeidsplaatsen per 1000 inwoners is voor heel Nederland gelijk aan 7. De gele gemeenten liggen rond het gemiddelde. De oranje en rode gemeenten liggen (ver) boven het nationale gemiddelde. Daartoe behoren Amsterdam, Aalsmeer en de gemeenten in het Gooi. Dat is vooral dankzij de media. Verder is een aantal gemeenten met recreatieparken rood gekleurd. Kermis en recreatieparken zijn ook tot het cultureel vermaak gerekend. Tot de tweede categorie tussen 10 en 20 arbeidsplaatsen per 1000 inwoners behoren vooral provinciehoofdsteden en historische steden als Deventer en Delft.
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
De volgende stap is een analyse van de culturele voorzieningen. Culturele voorzieningen zorgen voor educatie, vermaak, behoud en stimuleren het zelf beoefenen van kunst en cultuur. Het aanbod aan culturele voorzieningen is in kaart gebracht door een inventarisatie van de fysieke gebouwen en via de werkgelegenheid in de voorzieningen. Voorzieningen zijn diensten en de omvang daarvan wordt voor een belangrijk deel bepaald door het aantal mensen dat deze dienst aanbiedt. Daarom wordt in het navolgende aangegeven om hoeveel mensen dat gaat en waar dat aanbod is te vinden. Overigens hoeft het nog niet te betekenen dat gebrek aan aanbod ook leidt tot minder gebruik. Daarom is ook via de bewoners nagegaan wat de ruimtelijke spreiding in gebruik is.
29
Figuur 13: kaart arbeidsplaatsenkunst en cultuur per 1000 inwoners per gemeente 2004
Ter informatie is van de zogenaamde G31 dezelfde grootheid weergegeven in Figuur 14. De hoogste score niet alleen absoluut maar ook relatief is te vinden in Amsterdam. Daar bevindt zich een groot aantal nationale instellingen, musea en er is veel kunstzinnig onderwijs. Het aantal werkenden in kunst en cultuur is daar het dubbele ten opzichte van de G31. Ook Arnhem met de hogeschool voor de kunsten en de toneelschool scoort hoog. De hoge plaats van Leeuwarden zal een gevolg zijn van de vele Friese instellingen in die stad. Uit de figuur blijkt verder dat universiteitssteden hoog scoren. Provinciehoofdsteden doen het ook nog redelijk, maar oude industriesteden als Tilburg, Almelo, Enschede, Zaanstad, Dordrecht en dergelijke scoren relatief laag. Verder valt op dat een welvarende gemeente als Amersfoort met een grote sector zakelijke diensten ook matig naar voren komt. Bovendien is opmerkelijk dat een fraaie stad als Dordrecht met een historische kern aan het water en veel monumenten zo laag in de rangorde staat.
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
30
Al eerder werd gezegd dat de sector kunst en cultuur sterk is geconcentreerd. De bovenste regel van Tabel 8 betreft bijna 80% van alle 4 PC gebieden. Daar werkt slechts 19% van de sector kunst en cultuur. De onderste 2 regels betreffen wijken met meer dan 50 arbeidsplaatsen per 1000 inwoners. Over heel Nederland bezien gaat het slechts om ruim 100 van de 4000 gebieden, ofwel 2,5%. Daar is wel 40% van de werkgelegenheid te vinden. Een verdere analyse van de ruimtelijke spreiding van de sector kunst en cultuur bracht aan het licht dat een aantal wijken met veel cultuur opvallend genoeg vaak als aandachtswijk worden aangemerkt. Dit type gebieden is ondermeer te vinden onder de 100 overige aandachtswijken. Dat heeft twee oorzaken. Het gaat vaak om oude wijken met een groot aandeel goedkoop vastgoed. Dat is aantrekkelijk voor kunstenaars, ateliers, galerieën en dergelijke. Oude wijken worden vaak het eerste “ontdekt” door kunstenaars. In de tweede plaats zijn er centrum wijken met kunst en cultuur maar ook met veel uitgaansmogelijkheden.
Figuur 14: relatieve omvang sector kunst en cultuur van de G31 (2004)
arbeidsplaatsen kunst en cultuur per 1000 inw oners 0
5
10
15
20
25
30
A msterdam A rnhem Leeuwarden Utrecht Gro ningen Deventer Delft M aastricht s-Gravenhage Zwo lle Haarlem s-Herto genbo sch Lelystad Hengelo Leiden Eindho ven Ro tterdam Nijmegen A lkmaar Tilburg A lmelo Emmen A mersfo o rt B reda Heerlen Enschede Zaanstad Venlo Schiedam Do rdrecht Helmo nd G31
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
De 40 prioriteitswijken zijn vooral woongebieden. Tabel 8 geeft per type wijk de verdeling van de werkgelegenheid. Het is zeer duidelijk dat er in de 40 prioriteitswijken maar bijzonder weinig voorzieningen zijn. Er werken 3 duizend personen. Vrijwel alle wijken vallen in de laagste klassen. Het aantal voorzieningen per inwoner is in deze wijken veel lager dan elders. In de zogenaamde 100 overige wijken is het niveau vergelijkbaar met de rest van de stedelijk wijken.
31
Tabel 8: aantal arbeidsplaatsen kunst en cultuur naar type wijk en omvang sector (2004)
arbeidsplaatsen kunst en cultuur per 1000 inwoners 0 tot 5 5 tot 10 10 tot 25 25 tot 50 50 tot 100 100 en meer totaal 0 tot 5 5 tot 10 10 tot 25 25 tot 50 50 tot 100 100 en meer totaal
stedelijke wijken 140 aandachtswijken 40 priorioverige teitswijken 100 wijken (dzd abp kunst en cultuur) 1,3 1,6 0,4 1,2 0,9 4,2 0,0 4,0 0,5 2,6 0,0 9,2 3,1 22,7 (in %) 42 7 14 5 27 18 0 18 17 11 0 40 100 100
geen totaal aandachts wijk
totaal
niet stedelijk aangeen dachts aandachts wijk wijk
totaal
2,9 1,6 5,0 4,0 3,2 9,2 25,8
5,9 3,0 8,6 7,4 7,9 9,2 42,0
8,8 4,6 13,6 11,4 11,1 18,4 67,9
0,5 0,0 0,4 0,0 0,0 0,0 0,9
13,3 6,9 7,4 3,7 3,0 14,1 48,5
22,6 11,5 21,4 15,1 14,1 32,5 117,2
11 6 20 15 12 35 100
14 7 20 18 19 22 100
13 7 20 17 16 27 100
52 5 43 0 0 0 100
28 14 15 8 6 29 100
19 10 18 13 12 28 100
Voorzieningen en woningwaarde Er is ook gekeken in hoeverre de aanwezigheid van veel culturele voorzieningen en werkgelegenheid in voorzieningen van invloed is op de woningwaarde. Dat bleek inderdaad het geval te zijn. Figuur 15 maakt duidelijk dat de woningwaarde toeneemt als ook het voorzieningenniveau hoger is. Nu kan men zeggen dat hier sprake is van een indirect effect. Het kan immers ook een gevolg zijn van de aanwezigheid van monumenten. Een analyse met behulp van multi-variate technieken liet zien dat de aanwezigheid van veel culturele voorzieningen weldegelijk van invloed is op de woningwaarde. Dat betekent dat culturele voorzieningen ook een waardemakers zijn. Niet alleen monumenten maar ook culturele voorzieningen werken positief op het prijsniveau en maken vastgoed investeringen aantrekkelijker. Dat verklaart ook waarom wijken met meer voorzieningen zich sneller herstellen. In het volgende hoofdstuk komen we daar op terug. Figuur 15: woningwaarde en omvang werkgelegenheid in kunst en cultuur
240 220
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
32
woningwaarde
200 180 160 140 120 100 0 tot 5
5 tot 10
10 tot 25
25 tot 50
cultureel voorzieningenniveau 140 aandachtsw ijken
stedelijke w ijken
50 en m eer
We zien in Figuur 15 dat de wijken met het laagste voorzieningenniveau ook verreweg de laagste woningwaarde kennen. Juist de 40 prioriteitswijken zijn vrijwel allemaal in deze categorie te vinden. Het feit dat het om aandachtswijken gaat wordt daar nog eens versterkt door de afwezigheid van monumenten en het lage niveau van de voorzieningen. Deelname aan kunst en cultuur Een andere manier om te kijken naar de spreiding van kunst en cultuur is via de deelname. Een laag aanbod hoeft nog niet te betekenen dat de deelname lager is. Er is maar één concertgebouw en dat staat in Amsterdam. Bezoekers van het concertgebouw zullen lang niet allemaal uit de wijk van het concertgebouw komen. Men is geneigd het tegendeel te zeggen. Dat neemt niet weg dat iedere voorziening een ruimtelijk bereik heeft. Bij het concertgebouw zal dat zeer groot zijn; bij andere voorzieningen is dat zeer beperkt. De aandachtswijken en met name de 40 prioriteitswijken kennen bijzonder weinig voorzieningen en dat kan doorwerken in het gebruik. Daarom is aan de hand van het AVO (= aanvullend voorzieningen onderzoek) gekeken naar het gebruik van voorzieningen en de beoefening van kunst en cultuur. Het AVO is een steekproef onder personen van 6 jaar en ouder. Er wordt gevraagd naar het gebruik van voorzieningen. Wat kunst en cultuur betreft wordt geïnformeerd naar bezoek van kunst en cultuur en naar de eigen beoefening. De indeling in wijken zoals hier wordt gehanteerd is opgenomen in het AVO. Het is dan mogelijk uitspraken te doen over deze onderwerpen per type wijk. Het blijkt dan dat het bezoek aan allerlei voorzieningen van concertgebouw, via bioscoop tot pretpark elkaar niet veel ontloopt per type wijk. Persoonlijke voorkeuren en sociaal-culturele achtergronden zijn belangrijker om verschillen te verklaren. Er zijn echter wel verschillen in de beoefening van kunst en cultuur. Het resultaat staat in Tabel 9. Er is via het AVO onderscheid gemaakt in les in kunst en cultuur via een instelling en daarbuiten. Volgens het AVO gaat het om 1,3 miljoen mensen die les krijgen via een instelling en 1,5 miljoen mensen krijgen les buiten een instellen. Daarnaast zijn er nog eens 1,3 miljoen mensen lid van een culturele vereniging. Omdat veel mensen op meerdere vlakken cultureel actief zijn kunnen deze cijfers niet zo maar opgeteld worden. Als hiermee rekening wordt gehouden zijn er in totaal 2,1 miljoen mensen cultureel actief. Als ook nog eens de mensen worden meegerekend die cultureel actief zijn maar niet via een collectief (betaald) verband dan gaat het om niet minder dan 5,3 miljoen mensen. Tabel 9: deelname aan kunst en cultuur
deelname aan kunst en cultuur
totaal
niet stedelijk aandachts wijk
totaal geen AD wijk
525 635 504 843 2324 6022
17 23 24 33 77 183
778 882 788 1231 2895 7286
1320 1539 1316 2107 5296 13490
9 11 8 14 39 100
9 13 13 18 42 100
11 12 11 17 40 100
10 11 10 16 39 100
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
stedelijke wijken 140 aandachtswijken geen 40 priorioverige totaal aandachts teitswijken 100 wijken wijk (dzd personen ouder dan 6 jaar) les via instelling 40 113 153 372 les buiten instelling 49 132 181 454 lid culturele vereniging 36 100 136 368 betaalde activiteit 65 174 239 604 cultureel actief 217 485 702 1622 totaal 616 1126 1742 4280 (in %) les via instelling 6 10 9 9 les buiten instelling 8 12 10 11 lid culturele vereniging 6 9 8 9 betaalde activiteit 11 15 14 14 cultureel actief 35 43 40 38 totaal 100 100 100 100 bron: AVO
33
De beoefening van kunst en cultuur is redelijk gelijkmatig verspreid met uitzondering van de 40 prioriteitswijken. Daar ligt het volgen van lessen aanzienlijk lager. Ook het lidmaatschap van culturele verenigingen of clubs is lager. Het gaat om verenigingen die actief zijn op het gebied van zang, dans, toneel enzovoort. Als we deze activiteiten combineren dan zijn er zoals gezegd 2,1 miljoen mensen cultureel actief. Het aantal mensen dat niet in groepsverband actief is en dus niet deelneemt aan een betaalde activiteit, is nog veel groter. Er zijn zeer veel mensen die in eigen tijd schilderen, schrijven, zingen enzovoort. Volgens het AVO zijn dat 5,3 miljoen personen. Ook dit percentage is (veel) lager in de 40 prioriteitswijken. Het lage aanbod aan voorzieningen werkt blijkbaar wel door in de beoefening van kunst en cultuur. Conclusies Culturele voorzieningen zijn ruimtelijk zeer scheef verdeeld. Gebieden met een hoge historische waarde kennen ook veel culturele voorzieningen. De aandachtswijken en met name de 40 prioriteitswijken hebben een bijzonder laag niveau. Op zich hoeft dat niet erg te zijn, maar de beoefening van kunst en cultuur is in deze wijken ook veel lager. Verder blijkt dat de woningwaarde lager is in wijken met weinig kunst en cultuur. Daardoor herstellen deze wijken zich langzamer dan gemiddeld.
4.4
Cultuur en economische ontwikkeling
Algemeen In een onderzoek dat door ABF Research samen met bureau de Stad bv voor het Ministerie van VROM en het Ministerie van EZ is uitgevoerd, is geprobeerd creatieve milieus vast te stellen. De titel van het onderzoek is “Kansen voor creatieve milieus”. Zoals de titel al zegt ging het er niet alleen om de huidige milieus in kaart te brengen maar ook plekken te zoeken voor mogelijke nieuwe milieus. Het genoemde onderzoek is een vervolg op een eerdere studie over de “Creatieve Industrie in Nederland”. Daarin wordt de omvang van de creatieve industrie vastgesteld en vindt een definitie plaats van de zogenaamde creatieve milieus. De creatieve industrie wordt gezien als alle zelfstandige bedrijvigheid die eenmalige producten maakt. Producten die steeds weer opnieuw uitgevonden moeten worden en dus een hoge mate van creativiteit vergen.
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
34
In Figuur 5 is geprobeerd de creatieve industrie nader te definiëren. Naast de kunst en cultuur zijn dat bijvoorbeeld vormgeving via ontwerp en architectuur, advies, onderzoek, media en ICT. Dit is de kern van de creatieve industrie genoemd. De totale werkgelegenheid in deze sector was in 2004 gelijk aan 449 duizend arbeidsplaatsen, ofwel 6% van de totale werkgelegenheid. Daar komen nog eens 511 duizend arbeidsplaatsen bij van vormen van werkgelegenheid die direct gelieerd zijn aan deze sector. Dat kan gaan om bedrijven die betrokken zijn bij de organisatie, overdracht en toepassing van producten van de creatieve industrie. De totale werkgelegenheid komt dan op 960 duizend arbeidsplaatsen. Dat is 13% van de totale werkgelegenheid. Figuur 16 geeft in het kort de karakteristieken van de creatieve milieus. Wijken die aan deze karakteristieken voldeden zijn creatieve milieus genoemd. De precieze operationalisering staat in de genoemde rapporten. Het resultaat was dat 461 van de ruim 4000 4 PC gebieden aangemerkt zijn als creatief milieu, ofwel 11% van alle milieus. Net als bij de sector kunst en cultuur zien we een aanmerkelijke concentratie van werkgelegenheid in de creatieve industrie. In deze gebieden zit 56% van de creatieve werkgelegenheid. Deze concentratie neemt overigens de laatste jaren verder toe.
extravert
Figuur 16: 4 soorten creatieve milieus
creatieve werkplaats open en divers multifunctioneel
transactiemilieu stedelijk interdisciplinair
complementair
open en tolerant
interactie van buiten
multifunctioneel
connectivity
uitwisseling venture capital
experiment
markt
broedplaats
productiemilieu
interne interactie
eenzijdige milieus
goegkoop en ruim
kennisproductie
verscheidenheid
toeleveren bedrijvenpark
introvert
startersmilieu trial & error
efficient
Ruimtelijke spreiding creatieve milieus Tabel 10 laat de verdeling van het aantal creatieve wijken zien naar type wijk. Ongeveer 11% van alle gebieden is aangemerkt als creatief milieu. In stedelijke wijken is dat hoger en gelijk aan 25%. De 40 prioriteitswijken scoren op dit punt juist weer lager dan de overige stedelijke wijken. Met 14 van de 81 is dat gelijk aan 17%. Tabel 10:aantal wijken en werkgelegenheid naar type en naar soort creatief milieu
creatief milieu
geen creatief milieu broedplaats creatieve werkplaats transactiemilieu produktiemilieu totaal creatieve milieus
geen creatief milieu broedplaats creatieve werkplaats transactiemilieu produktiemilieu totaal creatieve milieus totaal
geen totaal aandachts wijk
totaal
niet stedelijk aandachts wijk
totaal geen AD wijk
193
459
652
74
2829
3555
8 18 16 21 63
12 60 35 48 155
20 78 51 69 218
0 2 1 7 10
13 48 35 137 233
33 128 87 213 461
81 175 256 614 (dzd arbeidsplaatsen kern creatieve industrie) 6 23 28 51
870
84
3062
4016
79
5
101
185
2 5 1 6 14
6 13 15 15 49
0 2 1 5 9
3 9 12 11 35
4 11 13 16 43
2 34 31 34 102
6 45 44 50 145
0 1 1 2 4
2 19 28 67 115
8 64 73 119 264
14
57
72
153
224
9
217
449
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
totaal
stedelijke wijken 140 aandachtswijken 40 priorioverige teitswijken 100 wijken (aantal 4PC gebieden) 67 126
35
Bijna de helft van de creatieve wijken zijn productiemilieu genoemd. Daar staan doorgaans de grote instituten met veel werkgelegenheid. Dat is ook te zien in het onderste deel van de tabel. Het grootste deel van de creatieve werkgelegenheid is te vinden in de zogenaamde productie milieus. Er is een beperkt aantal broedplaatsen. Het gaat slechts om 33 wijken. Onder de 40 prioriteitswijken zijn er maar 2 te vinden. Aandachtswijken doen het over het algemeen redelijk als creatief milieu. Gemiddeld zelfs iets beter dan de overige stedelijke wijken. Maar de 40 door Minister Vogelaar geselecteerde wijken scoren ook op dit punt slecht. Dat is te zien aan Figuur 17. Het aantal arbeidsplaatsen in de creatieve industrie ligt onder het Nederlandse gemiddelde en blijft ver achter bij het stedelijke gemiddelde. Gezien het niveau van het aantal bijzondere ruimtelijke identiteiten, de aanwezigheid van voorzieningen en nu ook creatieve milieus is de keuze voor de 40 prioriteitswijken nog zo slecht niet. Als men er van uit gaat dat het wijken zijn waar het nodige moet gebeuren dan is dat ook in cultureel opzicht het geval. Er is alle reden eens te kijken naar mogelijke kansen voor de creatieve industrie. Figuur 17: aantal arbeidsplaatsen in de kern van de creatieve industrie per 1000 inwoners naar type wijk
arbeidsplaatsen kern creatieve industrie per 1000 inw oners 0
10
20
30
40
50
40 prioriteitsw ijken 100 overige aandachtsw ijken aandachtsw ijken overige stedelijke w ijken stedelijke w ijken
overige w ijken
NL
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
36
Kansen voor creatieve wijken In het rapport “Kansen voor creatieve milieus” is een analyse gemaakt van de achtergronden van het voorkomen van deze milieus. Er kwamen een aantal aspecten naar voren: • Geschikt (betaalbaar) vastgoed • Aanwezigheid van culturele voorzieningen • Geschikt publiek (met name jongeren met een goede opleiding) • Ontmoetingsruimte • Nabijheid van opdrachtgevers met name in de zakelijke dienstverlening Deze indicatoren zijn weer gebruikt voor het zoeken naar mogelijke nieuwe milieus. Dat zijn gebieden waar wel aan alle voorwaarden is voldaan maar waar de creatieve industrie niet tot ontwikkeling is gekomen. Op grond van deze analyse is de conclusie getrokken dat het aantal creatieve milieus in
aandachtswijken in potentie aanzienlijk kan toenemen. In Tabel 11 is het aantal potentiële nieuwe milieus weergegeven naar soort wijk. Het schaalniveau is van de 4 PC gebieden, omdat de creatieve milieus op dit niveau gedefinieerd zijn. We zien dat met name in aandachtswijken er ruimte is voor meer creatieve milieus. Het aantal creatieve wijken zou kunnen verdubbelen. In de 40 prioriteitswijken waar het huidige aantal erg laag is zou er zelfs sprake kunnen zijn van een verdriedubbeling. Met name de aanwezigheid van goedkoop vastgoed en van een jong multicultureel publiek is een plus voor deze wijken. De verbetering van de culturele voorzieningen zou nog eens een versterking kunnen betekenen. Tabel 11: kansrijke nieuwe creatieve milieus
soort milieu
stedelijke wijken 140 aandachtswijken 40 priorioverige teitswijken 100 wijken (aantal 4PC gebieden) creatief milieu 14 49 kansrijk nieuw milieu 27 46 totaal 81 175 (in %) aandeel nieuwe milieus 33 26
niet stedelijk aangeen dachts AD wijk wijk
geen totaal totaal aandachts wijk
totaal
63 73 256
155 65 614
218 138 870
10 3 84
233 36 3062
461 177 4016
29
11
16
4
1
4
Waarde van wijken en creatieve milieus Bij de monumenten en culturele voorzieningen kwam al naar voren dat er sprake is van waarde ontwikkeling als gevolg van investeringen in deze onderwerpen. De aanwezigheid van een creatief milieu voegt daar nog iets aan toe. Deels gaat het om dezelfde processen. De wijk wordt “ontdekt” en wordt een domein van de creatieve sector. Uit Figuur 18 blijkt dat creatieve milieus een hoge vastgoedwaarde kennen. Dat geldt voor alle onderscheiden soort wijken. Het benutten van de kansen voor de creatieve industrie schept niet alleen werkgelegenheid maar ook waarde en daarmee kansen voor nieuwe investeringen. Figuur 18: waarde van woningen naar creatief milieu en type wijk (2004)
geen creatief milieu
gem iddelde w oningw aarde
creatief milieu 50
75
100
125
150
175
200
225
250
275
300
40 prioriteitsw ijken 100 overige aandachtsw ijken
overige stedelijke w ijken stedelijke w ijken overige w ijken NL
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
aandachtsw ijken
37
Herstel van wijken Deze analyses maken het aannemelijk dat wijken met veel kunst en cultuur en een omvangrijke creatieve industrie zich beter herstellen, maar dat moet ook nog blijken. Dat komt door de nieuwe activiteiten en door de hogere vastgoedwaarden waardoor nieuwe investeringen gemakkelijker van de grond komen. Om dat te laten zien moet de ontwikkeling van het aantal aandachtswijken in de tijd worden bekeken. Het aantal aandachtswijken is vastgesteld met behulp van een aantal indicatoren. Dat is voor het eerst gedaan met gegevens uit 1998 [3] en weer herhaald met gegevens uit 2002 [6]. Zodra alle gegevens over 2006 bekend zijn, dan is een volgende meting mogelijk. De twee metingen in 1998 en 2002 lieten zien dat het aantal aandachtswijken ongeveer gelijk is gebleven. Het zijn echter niet dezelfde wijken. Uitgedrukt in 4 PC gebieden ging het in beide metingen om ongeveer 340 gebieden. Sinds 1998 zijn er ongeveer 40 4 PC gebieden bijgekomen en 40 4 PC gebieden verdwenen als aandachtswijk. Het is nu interessant te zien welke wijken niet meer als aandachtswijk worden aangemerkt en welke er juist zijn bijgekomen. In Figuur 19 zijn de kenmerken van deze wijken in 1998 weergegeven. Er zijn 3 grootheden uitgezet. In de eerste plaats het aantal arbeidsplaatsen in kunst en cultuur per 1000 inwoners. Dat is ook gedaan voor het aantal arbeidsplaatsen in de kern van de creatieve industrie en de gehele creatieve industrie. De figuur laat zien dat wijken die als aandachtswijken zijn verdwenen het (bijzonder) goed doen op de genoemde indicatoren. Omgekeerd hadden de wijken die na 1998 er zijn bijgekomen als aandachtswijk juist een relatief laag niveau.
arbeidsplaatsen per 1000 inwoners in 1998
Figuur 19: omvang kunst en cultuur en creatieve industrie in1998 in relatie tot mutaties wijken
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
38
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 kunst en cultuur
kern creatieve industrie
aandachtsw ijk gew orden
gelijk
creatieve industrie
geen aandachtsw ijk meer
Conclusies De creatieve industrie is een waardemaker. Wijken met een omvangrijke creatieve industrie herstellen zich sneller. Dat geldt voor de kunst en cultuur en ook voor de creatieve industrie. Ongeveer 11% van de wijken kan worden bestempeld als creatief milieu. In de stedelijke wijken is dat niet minder dan 25% maar in de 40 prioriteitswijken ligt dat juist veel lager. De potenties voor een creatief milieu zijn daar juist hoog. Gegeven de potenties zou een verdriedubbeling mogelijk moeten zijn.
4.5
Culturele planologie
Het laatste thema is de culturele planologie. Binnen de context van de stedelijke vernieuwing is immers de inbreng van ontwerpers, onderzoekers en opdrachtgevers noodzakelijk om te verkennen wat de toekomstmogelijkheden zijn van archeologische vondsten, monumenten, de publieke ruimte, culturele voorzieningen en dergelijke. Bovendien mag bij het vormgeven aan culturele voorzieningen gevraagd worden naar een kwalitatief goede vormgeving en een uitstekende inpassing in het functioneren van de ruimten van de stad. Daarbij is culturele inbreng in de planvorming essentieel. Lokale overheden moeten optimaal gebruik maken van de creativiteit en professionele (ontwerp)deskundigheid in hun steden, door het verlenen van opdrachten. Voorgaande analyse hebben laten zien dat cultuur in allerlei opzichten een waardemaker is. Dat betekent dat uitgaven voor cultuur bij gebiedsontwikkeling niet direct opgevat moeten worden als een kostenpost, die uiteindelijk geschrapt moet worden, maar als een investering om de opbrengst te verbeteren. Waar en op welke wijze dat het beste kan, moet nog wel worden ontwikkeld. Om dat te verwezenlijken is het nodig: • een opgave te formuleren ten aanzien van de ontwikkeling van cultuur in aandachtswijken; • inzicht te bieden in de relatie tussen investeren in cultuur en de ontwikkeling van het gebied; • een proces te formuleren dat kansen biedt voor het versterken van het culturele klimaat. De eerste twee onderwerpen komen zeer globaal in dit rapport aan de orde. Op lokaal niveau zal dat preciezer en interactiever moeten plaats vinden. Dit ontstaat niet vanzelf. Vaak zijn er extra activiteiten nodig, die niet binnen de taken passen, waar de verschillende partijen ‘op afgerekend worden’. Deze activiteiten omvatten bij voorbeeld: • Evenementen om de culturele betekenis van specifieke gebieden onder de aandacht te brengen. • Onderzoek naar de hedendaagse ‘volkscultuur’. Deze kan een voedingsbodem zijn voor een specifieke aanpak van bepaalde stedelijke gebieden. • Ontwerpend onderzoek om de potenties van te transformeren stedelijk gebied te verkennen. Het betreft vooral onderzoek waarin architecten, stedenbouwers en landschapsarchitecten samenwerken met bij voorbeeld economisch geografen en/of stadssociologen. • Het organiseren van prijsvragen, workshops en dergelijke om jong talent aan te boren c.q. om culturele diversiteit te organiseren. • Het evalueren van ‘best practices’ en het verspreiden van de resultaten. • Het ontwikkelen van interactieve besluitvormingsmethoden met nieuwe vormen van opdrachtgeverschap, die een kans bieden aan de diverse deelsectoren binnen de cultuur. CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
Conclusies Culturele planologie kan men zien als de verbindende schakel. Het is het proces waarbinnen de ontwikkeling van ruimtelijke identiteit, culturele voorzieningen en creatieve milieus een plaats moeten hebben. Het ontwikkelen van culturele dragers zou binnen de stedelijke vernieuwing het doel moeten zijn. Wat dat betekent komt in het volgende hoofdstuk aan de orde.
39
Electron / Breda Het leegstaande bedrijfsgebouw Electron in Via Breda, een groot gebied nabij het station van Breda, heeft sinds 2005 een nieuwe bestemming. In het kader van de culturele visie voor Via Breda heeft de Gemeente Breda het gebouw aangekocht en ter beschikking gesteld aan de professionele kunsten, om de buurt een nieuwe culturele impuls te geven. Electron is getransformeerd tot een broedplaats voor creativiteit voor het beeldende kunstveld, met een oppervlakte van ca. 3000m2. Het biedt ruimte voor ontmoetingen, werk en tentoonstellingen. www.electronbreda.nl
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
40
5
Opgave Cultuurimpuls
Ambities algemeen In het laatste hoofdstuk worden de ambities geformuleerd. De analyse laat zien dat er volop kansen zijn voor een betekenisvolle Cultuurimpuls in de stedelijke vernieuwing. Het is zaak dat te benoemen. Het onderzoek richt zich op de meest kwetsbare wijken met weinig culturele voorzieningen. Dat zijn de 40 wijken van de nieuwe Minister van WWI (prioriteitswijken). Deze wijken hebben op talloze terreinen achterstanden. Het is vaak eerst zaak de wijk op orde te brengen, te weten schoon, heel en veilig. Dan volgen vaak fysieke investeringen via de herstructurering van woningen en woonomgeving. Alle activiteiten zijn gericht op het tot stand brengen van een gezonde wijk. Relatief zijn dat bijzonder dure ingrepen. De totale investeringen zijn in de eerder genoemde studie berekend en lopen in de miljarden [7]. Een gezonde wijk is nog geen gewilde wijk. Met name in het stedelijke gebied is een gewilde wijk meer dan een prettige omgeving en voldoende voorzieningen. Voor een duurzame exploitatie van de wijk zou ook geïnvesteerd moeten worden in de aspecten van de wijk die er voor zorgen dat de wijk gewild is. Op dat vlak speelt kunst en cultuur een voorname rol. De analyses laten zien dat kunst en cultuur waardemakers zijn en dus sterk bijdragen aan de gewildheid. Investeren in kunst en cultuur is relatief goedkoop en genereert op termijn waarde.
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
Uitgangspunten Investeren in achterstandswijken is extra duur omdat de waarde van het vastgoed relatief laag is. Kunst en cultuur genereren waarde en zorgen zodoende voor een sneller herstel van de wijk. Op grond van deze kennis is een aantal uitgangspunten geformuleerd. Deze houden in dat de 40 prioriteitswijken ten minste op peil gebracht moeten worden en dat aantoonbare kansen benut worden. De ambitie kent dus de volgende uitgangspunten: • Het voorzieningenniveau wordt in de 40 prioriteitswijken op peil gebracht tot een niveau van vergelijkbare stedelijke wijken. Op dit vlak ligt er vooral een taak voor de overheid. • De kwaliteit van het vastgoed is een zaak van de eigenaren. Uitgangspunt is dat het aantal beeld bepalende gebouwen op peil gebracht moet worden. Op dit vlak ligt een taak voor vastgoed eigenaren, met name corporaties. • De zorg voor de omgeving ligt bij de overheid. In de bestaande budgetten is daarvoor ruimte gereserveerd. Dat betekent dat ook de zorg voor de pleinen en parken bij de overheid ligt. Het creëren van een aantal beeld bepalende pleinen en parken en voldoende kunst in de openbare ruimte is daar een onderdeel van. • Kansen voor de creatieve industrie moeten voor zover mogelijk worden benut. • Cultuur dient een integraal onderdeel van de besluitvorming te zijn.
41
Een en ander moet er toe bijdragen dat gezonde wijken ook gewilde wijken worden en dat duurzame exploitatie van de wijk mogelijk wordt. Er kan zodoende een aanzienlijke bijdrage worden geleverd aan het duurzame herstel van deze wijken. Samengevat worden 4 impulsen voorgesteld: 1. Wijken identiteit verschaffen door Iconen in de Wijk. Dat kan door nieuwe monumenten of investeringen in andere beeldbepalende panden, herstructurering van pleinen en parken en door kunst in de openbare ruimte. De omvang van de impuls is bepaald door te kijken naar het aantal iconen in de wijk in vergelijkbare wijken. 2. De sociale ontwikkeling van wijken bevorderen door het voorzieningenniveau aanzienlijk te verbeteren via Cultuurhuizen. Dat kan gaan om de uitbreiding van brede scholen, kunstopleidingen, het bieden van faciliteiten voor amateurs en dergelijke. De impuls richt zich op de fysieke kant van de culturele voorzieningen. De omvang van de impuls is ook hier afgeleid van het voorzieningenniveau van vergelijkbare stedelijke wijken. 3. Vorming van Creatieve Wijken door ruimte te maken voor de creatieve economie op plaatsen waar potenties zijn. Dat kan door transformatie van industrieel erfgoed of openbare gebouwen en daarmee plaats te maken voor de creatieve industrie. De omvang van de impuls wordt beperkt door de potenties voor creatieve wijken. Deze potenties moeten wel maximaal worden benut. 4. Cultuur vast onderdeel maken van plan en besluitvorming via Culturele Planologie. Dat kan via nieuwe vormen van opdrachtgeverschap, voorbeeldprojecten, studies naar de relatie tussen cultuur en stedelijke vernieuwing en dergelijke. De omvang van de impuls wordt bepaald door de omvang van de ruimtelijke investeringen. Het onderzoek laat zien hoe de 40 prioriteitswijken ten minste op hetzelfde niveau van andere stedelijke wijken gebracht kunnen worden, voorzover de mogelijkheden van bevolking, omgeving en de uitvoerbaarheid dat toelaten. De vier onderdelen worden nog eens toegelicht. 1) Cultuurimpuls ruimtelijke identiteit: Iconen in de Wijk Monumenten zijn waardemakers. Het benoemen en herkennen van waardevolle gebouwen is nu vooral een zaak van deskundigen. De herkenning van wat waardevol is, kan ook met een groter publiek plaatsvinden. Dat geeft meer variatie in criteria en een breder scala aan mogelijke monumenten. Bovendien groeit het besef over wat waardevol is en waarom. Nieuwe monumenten vervullen zodoende meervoudige doelen.
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
42
De Cultuurimpuls ruimtelijke identiteit is gebaseerd op het niveau van iconen en monumenten. Het aantal monumenten is in de 40 prioriteitswijken te verwaarlozen. Maar deze wijken bevatten wel andere waardevolle potentiële iconen uit de moderne geschiedenis. Niet minder dan 80% van alle woningen en ander vastgoed is na de Tweede Wereldoorlog gebouwd. Na de Tweede Wereldoorlog zijn ieder decennium ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd. De eerste miljoen woningen zijn inmiddels 50 jaar en ouder. Daarin ligt veel van de kennis, kunde, ervaringen en ideeën van naoorlogse generaties besloten. Het is daarom goed dat een plaats te geven in het collectieve geheugen. Er is een zoektocht nodig, gevolgd door een herontwerp van beeldbepalende gebouwen. Als we 0,5% van de voorraad aanhouden, hetgeen gemiddeld is voor niet historische wijken, dan gaat het om ruim 1700 gebouwen in de 40 prioriteitswijken. Als deze iconen niet te vinden zijn dan zullen ze gebouwd moeten worden. Er zijn in Nederland 8200 pleinen en parken en daarvan bevinden zich 2600 in stedelijke wijken. Bijna 1000 van deze openbare ruimtes zijn in aandachtswijken te vinden en daarvan is bijna eenderde weer te vinden in de 40 prioriteitswijken. Met name het deel dat aangelegd is in de jaren 50 en 60 is aan herstructurering toe en is deels architectonisch zeer waardevol. Er is vanuit gegaan dat deze pleinen in de aandachtswijken via herstructurering aangepakt kunnen worden. Kunst in de openbare ruimte sluit daarbij aan. Daarvoor is een zelfde aantal aangehouden als voor de pleinen en parken.
2) Cultuurimpuls voorzieningen: Cultuurhuizen Er zijn 117 duizend arbeidsplaatsen in kunst en cultuur en daarvan 68 duizend in stedelijke gebieden. Een deel te weten 26 duizend is te vinden in de aandachtswijken en daarvan slechts 3 duizend in de 40 prioriteitswijken. De ambitie van de Cultuurimpuls is ruimte te maken voor deze voorzieningen. Dat kan bijvoorbeeld door de herstructurering van openbare gebouwen. Met name de meest kwetsbare 40 prioriteitswijken scoren heel slecht op het niveau van de voorzieningen. Om de wijken naar een niveau te brengen welke leidt tot een vergelijkbaar niveau ten opzichte van andere stedelijke wijken en tot een substantiële waardevermeerdering, zijn 5 duizend extra arbeidsplaatsen nodig in kunst en cultuur. Verreweg het grootste deel zou moeten landen in de 40 prioriteitswijken. De Cultuurimpuls voorziet in het letterlijk plaats maken voor deze voorzieningen. 3) Cultuurimpuls economie: Creatieve wijken De creatieve industrie biedt grote kansen voor stedelijke vernieuwing. Omgekeerd is dat ook het geval. Er zijn 461 4 PC gebieden aangemerkt als creatief milieu, daarvan 155 in stedelijk gebied en 63 in aandachtswijken. In de kern van de creatieve industrie waren in 2004 449 duizend arbeidsplaatsen. In de aandachtswijken ging het om 72 duizend arbeidsplaatsen. Ook op dit vlak is de score binnen de 40 prioriteitswijken laag. Daar zijn 14 duizend creatieve arbeidsplaatsen te vinden. Er is een aanzienlijk aantal potentiële creatieve milieus bepaald op grond van soort publiek, vastgoed, prijzen, aanwezigheid zakelijke diensten, ontmoetingsmogelijkheden en culturele voorzieningen. Het aantal creatieve milieus in stedelijk gebied en ook in aandachtswijken kan op grond daarvan worden verdubbeld. Maximale benutting zou moeten leiden tot 8 duizend extra arbeidsplaatsen in de aandachtswijken, met een gering deel in de prioriteitswijken. De bijdrage van de overheid bestaat uit het ruimte scheppen voor de creatieve industrie. 4) Cultuurimpuls planvorming: Culturele Planologie Voorgaande betekent uiteraard niet dat de aandachtswijken op dezelfde wijze behandeld moeten worden. Integendeel. De impulsen werken op diverse lagen van de stedelijke wijken en de uitwerking zal per laag verschillend zijn. Culturele planvorming moet er voor zorgen dat de cultuur een vaste plaats krijgt in het plan proces [15]. Dat kan door voorbeeldprojecten en experimenten, maar het kan ook door projecten te entameren waarin cultuur de voornaamste leidraad is. De kosten voor deze projecten zijn opgenomen in de hiervoor genoemde items. De extra kosten om cultuur een vaste plaats in de planvorming te geven zijn bepaald op basis van de verwachte investeringen in woningen.
Kosten Cultuurimpuls Er is een schatting van de kosten gemaakt. Deze betreft alleen de fysieke component van de investeringen in cultuur. Het gaat om de totale investeringskosten en de verdeling van de kosten over rijk,
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
Effecten cultuurimpuls Voorgaande activiteiten zijn er niet op gericht alle achterstandswijken gelijk te trekken, maar wel deze op niveau te brengen. De impulsen werken op diverse lagen in de aandachtswijken en zullen dus verschillend uitwerken. In de ene wijk zal vooral de architectuur een impuls krijgen; in de andere wijk gaat het om de kunst en in de derde om de activiteiten. Voorop staat dat deze wijken een sprong kunnen maken. De analyses laten zien dat een sprong in de vastgoedwaarde een aannemelijk gevolg is. De analyses laten ook zien dat een dergelijke sprong ook andere investeringen met zich mee brengt. Wijken die er cultureel beter voor staan herstellen zich sneller. Het effect van culturele activiteiten op het sociale functioneren is moeilijker aantoonbaar. Het verdient aanbeveling dit aspect nader onder de loep te nemen. De effecten van het benutten van kansen voor de creatieve industrie zijn daarentegen evident. De creatieve sector zorgt zowel voor een toename van de vastgoedprijzen als voor een toename van de lokale werkgelegenheid. Het aantal creatieve milieus kan sterk toenemen, maar lang niet overal. De omstandigheden moeten wel geschikt zijn [18].
43
gemeenten, corporaties en de particuliere sector. Tabel 12 geeft een overzicht van de kosten voor het Rijk bij de geformuleerde ambitievariant. Het linker deel omvat de totale kosten. In het rechter deel zijn de kosten berekend per jaar over een periode van 4 jaar. Tabel 12: Overzicht Rijksbijdrage Cultuurimpuls totaal en per jaar, 2008-2012
ambitie variant cultuurimpuls
Iconen in de wijk nieuwe monumenten pleinen en parken kunst in openbare ruimte Cultuurhuizen culturele voorzieningen Creatieve wijken creatieve industrie Culturele planologie studie, experimenten e.d Totaal
40 overige totaal 40 overige totaal prioriteits- aandachts aandachts prioriteits- aandachts aandachts wijken wijken wijken wijken wijken wijken (mjn totaal) (mjn per jaar) 85 110 195 21 28 49 51 35 86 13 9 21 34 75 109 9 19 27 14 30 44 3 8 11 43
9
52
11
2
13
10
146
156
3
36
39
20
25
45
5
6
11
171
295
466
43
74
117
Het Patronaat / Heerlen
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
44
Het Patronaat is een rijksmonument dat in het kader van de kwaliteitsverbetering van het GMSGebied in Heerlen een nieuwe functie heeft gekregen. Nadat het voormalige gemeenschapshuis de laatste decennia leeg heeft gestaan is het sinds maart 2007 een regionaal podium voor de amateurkunst. Het beschikt over een zaal met 224 zitplaatsen, een foyer en een theatercafé voor kleinere optredens en twee vlakke zalen. De herontwikkeling is gerealiseerd met steun van de Europese Unie, het Ministerie van VROM, de provincie Limburg en de gemeente Heerlen. Voor de programmering van het Patronaat is een klankbordgroep in het leven geroepen. Doel van het Patronaat is te dienen als broedplaats voor culturele activiteiten en cultuur educatie, economische motor en sociale ontmoetingsplaats voor de wijk. www.patronaat.eu
Literatuurlijst
Nota Stedelijke Vernieuwing (1997), Ministerie van VROM, Den Haag
[2]
Kwaliteit van stedelijke vernieuwingswijken (2002), Anton Oskamp, ABF Research, Delft
[3]
De kosten in beeld, de kosten verdeeld (2002), Ministerie van VROM, Aedes, VNG, Neprom, Den Haag
[4]
Ruimtelijke concentratie van achterstanden en problemen, inventarisatie (2003), Jan Brouwer, Judith Willems, ABF Research, Delft
[5]
Ruimtelijke concentratie van achterstanden en problemen, Actualisatie en analyse achtergronden (2004), Jan Brouwer, Judith Willems, ABF Research, Delft
[6]
Behoefteraming Stedelijke Vernieuwing, periode 2010-2019, omgevingsscenario’s (2006), ABF Research, Delft
[7]
Behoefteraming Stedelijke Vernieuwing, periode 2010-2019, beleidsvarianten (2006), ABF Research, Delft
[8]
Kentallen voor de ISV 3 periode (2006), Vincent Thunnissen, Jan Scheele, Ton Seijkens, Philippe Sprenger, RIGO, Amsterdam
[9]
Stedelijke Vernieuwing: kosten en baten (2006), Rob de Wildt e.a, RIGO, Cebeon, SEO, Amsterdam
[10]
Toekomst van de stedelijke vernieuwing (2006), Frank van Wijk, Rob de Wildt, RIGO, Amsterdam
[11]
Voortgang Actieprogramma herstructurering en inzet corporatiemiddelen (2003), Ministerie van VROM, den Haag
[12]
Denkboek cultuur en stedelijke vernieuwing (2003), Ministerie van OCW, Den Haag
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
[1]
45
CULTUURIMPULS STEDELIJKE VERNIEUWING
46
[13]
Onderzoek naar de restauratieachterstand van Rijksmonumenten (2006), PRC Bouwcentrum, Delft
[14]
Herbestemming industrieel erfgoed in Nederland (2000); Peter Nijhof en Ed Schulte, Zeist
[15]
Boost; impuls voor publiek opdrachtgeverschap (2006), Architectuur Lokaal, Amsterdam
[16]
Voorbereiding inspiratiemiddagen over de cultuurimpuls ISV (2007), De Lijn, Amsterdam
[17]
De creatieve industrie in Nederland (2005), Rik Lukey, ABF Research, Delft
[18]
Kansen voor de creatieve industrie (2005), Rik Lukey, ABF Research, Delft
[19]
Nota Ruimte (2004), Ministerie van VROM, Den Haag
[20]
Het Mauritshuis Manifest; vitale coalities versterken; een cultuur politieke agenda voor 2007-2010 (2007), Den Haag