Cultuur Bereik Maastrichtenaren 2005 Rapportage:
Gemeente Maastricht Publieke en interne dienstverlening Servicecentrum Onderzoek en Informatie Ans Schoenmakers
Duboisdomein 30 Postbus 1992 6201 BZ Maastricht tel : 043 – 350 4355 E-mail:
[email protected]
Opdrachtgever:
Sociale en Culturele Zaken afdeling Kunst en Cultuur
Druk:
DPC, gemeente Maastricht
datum:
juli 2006
Inhoudsopgave
Samenvatting
I
1
Inleiding
1
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
1 3 3 4 5 6
2
3
Aanleiding Probleemstelling Onderzoeksopzet en dataverzameling Opmerkingen bij het onderzoek Subjectief versus objectief Betekenis van de percentages
Achtergrondgegevens
7
2.1 2.2
7 7
Inleiding Geslacht, leeftijd en huishoudensituatie
Bezoek aan culturele voorstellingen
13
3.1 3.2
13 13
Inleiding Het bezoek aan culturele voorstellingen
4
5
6
7
8
Bezoek aan cultureel erfgoed en uitleencentra
17
4.1 4.2 4.3
17 17 21
Inleiding Cultureel erfgoed Uitleencentra
Bezoek aan Maastrichtse culturele voorzieningen
25
5.1 5.2 5.3
25 25 30
Inleiding Instellingen en plekken voor voorstellingen en optredens Festivals
De informele cultuur
35
6.1 6.2
35 35
Inleiding Feest met optredens
De amateurkunst
39
7.1 7.2
39 39
Inleiding Amateurkunst beoefening
Media, culturele informatie en kortingskaarten
45
8.1 8.2 8.3 8.4
45 45 50 51
Inleiding Het kijk en luistergedrag Informatiebronnen Het bezit van kortingskaarten, lezen van boeken en overige zaken
9
10
Creatieve en innovatieve klasse
55
9.1 9.2 9.3
55 56 59
Inleiding De creatieve klasse in Maastricht Verwachtingen ten opzichte van een stad
Maastrichtse cijfers in een breder kader geplaatst
63
10.1 10.2 10.3
63 64 66
Inleiding Bezoekcijfers van gesubsidieerde instellingen Bezoekcijfers van evenementen
Bijlage I
69
Samenvatting
Aanleiding onderzoek Met het Actieplan Cultuurbereik 2001-2004 leverden drie overheidslagen –rijk, provincies en gemeenten – voor het eerst een gezamenlijke inspanning om het bereik van cultuur te vergroten. Het actieplan 2001-2004 had tot doel méér en vooral ook nieuw publiek bij cultuur te betrekken. Door het Sociaal en Cultureel Planbureau is in 2005 het effect van het Actieplan Cultuurbereik onderzocht. In het onderzoek zijn diverse gemeenten met elkaar vergeleken. Uit het onderzoek is niet gebleken dat het al dan niet deelnemen aan het Actieplan systematisch samenhangt met veranderingen in passieve of actieve cultuurdeelname tussen 1999 en 2003. Er zijn weliswaar enkele verschillen gevonden, maar deze zijn te weinig eenduidig toe te schrijven aan deelname aan het Actieplan. De interventies hebben vooralsnog evenmin geleid tot een verjonging van het publiek. De conclusie is dan ook wat betreft de periode 1999 – 2003 het Actieplan op landelijk niveau geen direct effect heeft gesorteerd. 1 Op basis van uitkomsten van de evaluatie van deze periode zijn de staatssecretaris van OCW, het IPO en de VNG op 13 december 2003 overeengekomen het Actieplan Cultuurbereik met vier jaar te verlengen. Een van de voorwaarden voor het verkrijgen van subsidie is het meten van ontwikkelingen in de deelname van de bevolking aan uiteenlopende vormen van cultuurdeelname. In 2003 is in opdracht van de afdeling Kunst en Cultuur van de gemeente Maastricht een onderzoek onder de Maastrichtse bevolking naar cultuurparticipatie gehouden. Inmiddels zijn we twee jaar verder en is aan het servicecentrum voor Onderzoek en Informatie gevraagd een eerste effectmeting uit te voeren.
1
Het Actieplan Cultuurbereik en cultuurdeelname, 1999 – 2003, een empirische evaluatie op landelijk niveau, Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) Den Haag, juli, 2005
I
Het onderzoek 2005 is evenals in 2003 opgezet volgens de voorschriften van het landelijk opgezette Richtlijn Cultuurparticipatie Onderzoek (RCO). Deze richtlijn is ontwikkeld in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in samenwerking met vertegenwoordigers van diverse culturele instellingen en gemeenten. De RCO bestaat uit een standaardvragenlijst waarmee op identieke wijze de grote verscheidenheid van cultuurdeelname kan worden gepeild. Het onderzoek beoogt hiermee een instrument te zijn waarmee effecten van beleid in kaart gebracht kunnen worden. Een effectmeting is een vorm van onderzoek dat niet bedoeld is om feitelijke en harde cijfers te verzamelen (daarvoor worden andere onderzoeksmethoden gehanteerd), maar om meer algemene tendensen in het cultuurbeleid te kunnen blijven lokaliseren. Het doel van de RCO is gemeenten bovendien een instrument in handen te geven dat hen in staat stelt door middel van een bevolkingsonderzoek een onderling vergelijkbaar beeld te krijgen van de lokale / regionale cultuurparticipatie. Het instrument is dus geschikt voor de culturele ‘benchmarking’. De probleemstelling van dit onderzoek luidt als volgt: • •
Hoe ziet de cultuurdeelname van de bewoners van de Stad Maastricht er anno 2005 uit? Wat zijn de ontwikkelingen ten opzichte van de resultaten van de nulmeting in 2003?
Het bezoek aan culturele voorstellingen Van alle Maastrichtenaren geeft 79% aan de afgelopen 12 maanden een of meerdere culturele voorstellingen in of buiten Maastricht te hebben bezocht. In vergelijking met 2003 is dit percentage niet noemenswaardig veranderd, destijds gaf 82% aan een of meerdere culturele voorstellingen bezocht te hebben. Laten we het bezoek aan de film in bioscoop of filmhuis buiten beschouwing dan zien we het aantal bezoekers van culturele voorstellingen dalen naar 70%. In 2003 was dit percentage 74%. Net als in 2003 vindt ook nu het merendeel van de bezoeken plaats in de eigen Gemeente Maastricht. Dit geldt eigenlijk voor bijna alle genres, maar vooral voor bezoeken aan literaire bijeenkomsten, cabaret of kleinkunst en concerten klassieke muziek. Concerten voor pop- en wereldmuziek en musicals worden het minst vaak in de eigen gemeente bezocht.
II
Het bezoek aan instellingen en plekken behorend tot ‘cultureel erfgoed’ In het kader van het actieplan Cultuurbereik worden instellingen en plekken zoals een museum, galerie, archief, bezienswaardig gebouw, dorpen of stadsdelen omschreven als instellingen of plekken ten behoud of het presenteren van het ‘cultureel erfgoed’. Van alle Maastrichtenaren geeft 67% aan de afgelopen 12 maanden een of meerdere keren een museum, galerie, archief, bezienswaardig historisch of modern gebouw te hebben bezocht, 33% heeft geen enkele instelling bezocht. In 2003 waren deze percentages respectievelijk 69% en 31%. Destijds was het onderwerp ‘moderne architectuur’ nog geen onderwerp bij deze vraag. Het toevoegen van dit onderwerp aan deze vraag heeft echter geen spectaculaire verandering in de bezoekcijfers tot gevolg. Maastrichtenaren die moderne architectuur bezoeken, bezoeken ook andere instellingen die vallen onder het kopje ‘cultureel erfgoed’.
Uitleencentra Ruim de helft van de Maastrichtenaren (55%) heeft, volgens eigen zeggen, de afgelopen 12 maanden één of meerdere keren een bibliotheek, fonotheek, artotheek of videotheek bezocht. In 2003 lag dit percentage weliswaar iets hoger, namelijk 61%, maar desondanks kan er niet van een significant verschil gesproken worden. Jongeren bezoeken vaker dan ouderen deze uitleencentra.
Het bezoek aan Maastrichtse culturele instellingen Van alle Maastrichtenaren zegt 82% de afgelopen 12 maanden één of meerdere keren een of meerdere instellingen of plekken in Maastricht te hebben bezocht waar voorstellingen, optredens of tentoonstellingen zijn georganiseerd. In vergelijking met 2003 is dit percentage significant afgenomen, destijds gaf 89% van de Maastrichtenaren aan een bezoek aan een culturele instelling te hebben gebracht. Let wel dit zijn geen absolute cijfers maar cijfers gebaseerd op de ervaringen van Maastrichtenaren. Net als in 2003 geven Maastrichtenaren naar mate ze ouder zijn aan, minder vaak naar dergelijke instellingen en plekken voor voorstellingen en optredens te zijn geweest.
III
Festivals Van de Maastrichtenaren heeft 96% wel eens gehoord van de één of meer van de genoemde festivals en activiteiten. In vergelijking met 2003 is deze bekendheid nagenoeg gelijk gebleven (2003; 95%). Van een aantal afzonderlijke festivals is in vergelijking met 2003 is de bekendheid en het aantal Maastrichtenaren dat zegt deze festivals te hebben bezocht beduidend toegenomen. Het gaat dan om festivals als: het Reuzenfeest, de Heiligdomsvaart, de Nederlandse Dansdagen en Cinema Luna – Open air. Ongeveer drie kwart van de Maastrichtenaren (76%) heeft één of meerdere van deze festivals of activiteiten ook daadwerkelijk bezocht.
De informele cultuur Van alle Maastrichtenaren is de afgelopen 12 maanden 59% een of meerdere keren naar een feest in de eigen kring van onder andere familie, kennissen of vereniging geweest, waarbij optredens van muzikanten, dansers, toneelspelers, cabaretiers of dj/vj’s plaats vonden. In vergelijking met 2003 is dit percentage niet noemenswaardig veranderd. Ook nu blijkt weer dat, net als in 2003, naarmate Maastrichtenaren jonger zijn ze vaker een dergelijk feest hebben bezocht.
De deelname aan kunstzinnige vrijetijdsactiviteiten Iets minder dan de helft van alle Maastrichtenaren (47%) heeft de afgelopen 12 maanden aan één of meerdere van deze activiteiten deelgenomen. In vergelijking met 2003 is dit percentage niet veranderd. De overige Maastrichtenaren hebben aan geen enkele activiteit mee gedaan.
Kijk en luistergedrag Net als in 2003 is ook nu ‘Kijken naar film’ de meest populaire bezigheid van Maastrichtenaren als het gaat om het gebruik van de media, drie kwart (76%) geeft aan dit meer dan 1 keer per maand te doen. Ballet- en dansvoorstellingen, jazz- en bluesconcerten, toneelvoorstellingen en opera en operette zijn genres die minder vaak via de radio of tv worden beluisterd of bekeken, 70% of meer van de Maastrichtenaren geeft aan dit nooit te doen.
IV
Iets minder dan de helft van de Maastrichtenaren (45%) luistert via de landelijke Nederlandstalige zenders of programma’s naar culturele uitvoeringen. Ook de lokale Nederlandstalige radiozenders worden door bijna de helft van de Maastrichtenaren beluisterd. In vergelijking met 2003 is er, ondanks enkele verschillen in percentages, geen sprake van significante afwijkingen.
Informatiebronnen Huis-aan-huis bladen zijn de meest gebruikte informatiebron als het gaat om het verkrijgen van informatie over het waar en wanneer van culturele activiteiten. Bijna drie kwart van de Maastrichtenaren zegt hiervan gebruik te maken. Een andere veel gebruikte informatiebron is het horen zeggen van vrienden, familie, kennissen of collega’s. Internetsites van culturele instellingen worden door 21% van de Maastrichtenaren als informatiebron gebruikt. In vergelijking met 2003 is dit een duidelijke toename van 7 procentpunten.
De creatieve klasse De gemeente Maastricht, Heerlen en Sittard-Geleen en de provincie Limburg hebben TNO een onderzoek laten doen naar de omvang en structuur van de creatieve industrie in de Tripool. De creatieve industrie wordt in het onderzoek van TNO opgevat als een specifieke vorm van bedrijvigheid die goederen en diensten voortbrengt die het resultaat zijn van individuele of collectieve, creatieve arbeid en ondernemerschap. Het uitgangspunt voor dit onderzoek is gebaseerd op het gedachtegoed van de Amerikaanse econoom Richard Florida die stelt dat werkgelegenheid in een stad niet het resultaat is van het naar zich toetrekken van bedrijven, maar van een bepaalde groep mensen, genaamd de creatieve klasse. Florida stelt dat de creatieve klasse zich primair vestigt in een cultureel stimulerende en uitdagende omgeving. Uit het onderzoek van TNO blijkt dat in de stad Maastricht in totaal 1925 banen in de creatieve industrie te vinden zijn. Op een totaal van 73.150 banen voor de gehele stad is dit dus 2,6%. In de enquête is aan de respondenten gevraagd aan te geven in welke van sectoren die tot de creatieve industrie gerekend kunnen worden, ze als professional werkzaam zijn. In totaal blijkt dat 5% van de Maastrichtenaren te zijn. Maastrichtenaren die behoren tot de ‘creatieve klasse’ zijn gemiddeld jonger dan de overige Maastrichtenaren. Worden ook wetenschappers meegerekend dat blijkt in totaal 7% van de Maastrichtenaren tot de creatieve klasse te behoren. In de verdere analyses hebben we deze laatste groep niet meegenomen. Het verschil tussen het rapport van
V
TNO en het onderhavige onderzoek is dat TNO het percentage creatieve klasse gebaseerd heeft op het aantal banen en dat in het onderhavige onderzoek aan mensen is gevraagd zelf hun beroep aan te geven. De gemiddelde leeftijd van een Maastrichtenaar behorende tot de ‘creatieve klasse’ is 41 jaar. Van de overige Maastrichtenaren is dat 49 jaar. Van de ‘creatieve klasse’ heeft 45% een leeftijd van 30 tot 50 jaar en is niemand ouder dan 70 jaar. Het merendeel van de Maastrichtenaren behorende tot de creatieve klasse is niet in Maastricht geboren (71%). In vergelijking met de Maastrichtenaren die niet tot de creatieve klasse behoren is dit een duidelijk verschil. Van deze groep is 44% niet in Maastricht geboren. Dit verschil blijft bestaan ook als we corrigeren voor leeftijd en dus de respondenten ouder dan 65 jaar uit de analyses halen. Ook wat woonduur betreft zien we zeer duidelijke verschillen. Van de Maastrichtenaren die niet tot de creatieve klasse behoren, woont 73% al 20 jaar of langer in Maastricht, van de creatieve klasse is dit 37%. Ook hier blijkt dat leeftijd er niet toe doet. Het enige dat over deze groep gesteld kan worden, is dat in vergelijking met de ‘overige’ Maastrichtenaren de ‘creatieve klasse’ vaker vanwege het werk of opleiding in Maastricht woont (71% versus 33%). Het ‘geboren en getogen’ zijn speelt bij de ‘creatieve klasse’ een minder grote rol (26% tegen 50% van de groep ‘overige’ Maastrichtenaren). Deze uitkomsten bieden helaas te weinig houvast en zijn te summier om op grond hiervan vast te stellen of de gemeente Maastricht een goed vestigingsklimaat biedt voor de ‘creatieve klasse’.
VI
Samenvattend overzicht In onderstaande tabel zijn de voornaamste uitkomsten van dit onderzoek samen gebracht. In vergelijking met 2003 is de stand van zaken niet veranderd, met uitzondering van een afname van het percentage Maastrichtenaren dat aangeeft Maastrichtse culturele instellingen te hebben bezocht. tabel S.1
Indicatoren culturele participatie in de jaren 2003 en 2005 (%) indicatoren Bezoek culturele voorstellingen Het bezoek aan instellingen en plekken behorende tot ‘cultureel erfgoed’ bezoek uitleencentra Bezoek aan Maastrichtse culturele instellingen Bekendheid festivals Bezoek festivals Deelname feest eigen kring met optredens: informele cultuur Deelname kunstzinnige vrijetijdsactiviteiten creatieve klassse
2003 82% 69% 61% 89% 95% 73% 62% 53% ---
2005 79% 67% 55% 82% 96% 76% 59% 47% 5%
VII
Inleiding
1.1
hoofdstuk 1
Aanleiding
Met het Actieplan Cultuurbereik 2001-2004 leverden drie overheidslagen –rijk, provincies en gemeenten – voor het eerst een gezamenlijke inspanning om het bereik van cultuur te vergroten. Het actieplan 2001-2004 had tot doel méér en vooral ook nieuw publiek bij cultuur te betrekken. Op basis van uitkomsten van de evaluatie van deze periode zijn de staatssecretaris van OCW, het IPO en de VNG op 13 december 2003 overeengekomen het Actieplan Cultuurbereik met vier jaar te verlengen. Door het Sociaal en Cultureel Planbureau is in 2005 het effect van het Actieplan Cultuurbereik onderzocht. In het onderzoek zijn diverse gemeenten met elkaar vergeleken. Uit het onderzoek is niet gebleken dat het al dan niet deelnemen aan het Actieplan systematisch samenhangt met veranderingen in passieve of actieve cultuurdeelname tussen 1999 en 2003. Er zijn weliswaar enkele verschillen gevonden, maar deze zijn te weinig eenduidig toe te schrijven aan deelname aan het Actieplan. De interventies hebben vooralsnog evenmin geleid tot een verjonging van het publiek. De conclusie is dan ook wat betreft de periode 1999 – 2003 het Actieplan op landelijk niveau geen direct effect heeft gesorteerd. 2 Een van de voorwaarden voor het verkrijgen van subsidie is het meten van ontwikkelingen in de deelname van de bevolking aan uiteenlopende vormen van cultuurdeelname. In 2003 is in opdracht van de afdeling Kunst en Cultuur van de gemeente Maastricht een onderzoek onder de Maastrichtse bevolking naar cultuurparticipatie gehouden. Inmiddels zijn we twee jaar verder en is aan het servicecentrum voor Onderzoek en Informatie gevraagd een eerste effectmeting uit te voeren. Een effectmeting is een vorm van onderzoek dat niet bedoeld is om feitelijke en harde cijfers te verzamelen (daarvoor worden andere 2
Het Actieplan Cultuurbereik en cultuurdeelname, 1999 – 2003, een empirische evaluatie op landelijk niveau, Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) Den Haag, juli, 2005
Inleiding
z
1
onderzoeksmethoden gehanteerd), maar om meer algemene tendensen in het cultuurbeleid te kunnen blijven lokaliseren. Het onderzoek 2005 is evenals in 2003 opgezet volgens de voorschriften van het landelijk opgezette Richtlijn Cultuurparticipatie Onderzoek (RCO). Deze richtlijn is ontwikkeld in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in samenwerking met vertegenwoordigers van diverse culturele instellingen en gemeenten. De RCO bestaat uit een standaardvragenlijst waarmee op identieke wijze de grote verscheidenheid van cultuurdeelname kan worden gepeild. Het onderzoek beoogt hiermee een instrument te zijn waarmee effecten van beleid in kaart gebracht kunnen worden. Het doel van de RCO is gemeenten een instrument in handen te geven dat hen in staat stelt door middel van een bevolkingsonderzoek een onderling vergelijkbaar beeld te krijgen van de lokale / regionale cultuurparticipatie. Het instrument is dus geschikt voor de culturele ‘ benchmarking’.
2
1.2
Probleemstelling
De probleemstelling van dit onderzoek luidt als volgt: • •
1.3
Hoe ziet de cultuurdeelname van de bewoners van de Stad Maastricht er anno 2005 uit? Wat zijn de ontwikkelingen ten opzichte van de resultaten van de nulmeting in 2003?
Onderzoeksopzet en dataverzameling
In de richtlijnen van het RCO zijn de volgende uitgangspunten voorgesteld, dit om een benchmarking met andere steden mogelijk te maken: • een schriftelijke vragenlijst • een respons van 500 respondenten • doelpopulatie is alle inwoners van Maastricht vanaf 13 jaar. Uitgaande van deze richtlijnen is voor het behalen van een respons van 500 en een responspercentage van 30% een steekproef van 1500 bewoners vanaf 13 jaar uit het bevolkingsbestand van Maastricht getrokken. Al deze personen hebben een schriftelijke vragenlijst vergezeld van een begeleidende brief ontvangen. In totaal hebben 606 mensen gereageerd. Wat een respons is van 41%. Als premium hebben alle respondenten een lot gekregen, waarmee ze kans maakten op een theaterbon van €25.00. Het veldwerk heeft in november 2005 plaats gevonden.
Inleiding
z
3
1.4
Opmerkingen bij het onderzoek
Zoals in zoveel onderzoeken gebeurt, is de RCO-vragenlijst als zelfstandige vragenlijst onder de geselecteerde respondenten verspreid, dat wil zeggen dat de vragenlijst geen onderdeel heeft uitgemaakt van een gemeentebreed opgezette omnibusenquête of stadspeiling. Op deze werkwijze is niks aan te merken, maar er bestaat de mogelijkheid dat er sprake kan zijn van een selectieve respons. Dat wil zeggen dat respondenten die zich niet door het onderwerp aangesproken zullen voelen eerder geneigd zullen zijn de vragenlijst niet in te vullen. Dit betekent dat deelname cijfers in dat geval mogelijk hoger uit zullen vallen dan in werkelijkheid het geval zal zijn. Als een vervolgmeting op een vergelijkbare wijze wordt uitgevoerd levert deze eventuele selectieve respons geen problemen op, immers bij deze meting zal zich dezelfde selectieve respons voordoen. In het vergelijken van de resultaten zal dit gegeven dus geen effect hebben. Omdat de resultaten uit de nul-meting van 2003 de indruk gaven dat er sprake zou kunnen zijn van een selectieve respons is in het onderzoek 2005 in de begeleidende brief aan de respondenten gevraagd de vragenlijst altijd op te sturen ook als er geen of slechts enkele vragen zijn ingevuld. In totaal hebben van de 606 respondenten 31 de vragenlijst blanco teruggestuurd. Nadere bestudering heeft echter duidelijk gemaakt dat het betrekken van deze vragenlijsten bij de analyses van marginale betekenis zijn. Om de vergelijking met 2003 zo optimaal te houden is uiteindelijk besloten de niet ingevulde lijsten buiten de analyses te houden. Selectieve respons kan wel effect hebben als het gaat om benchmarking met bijvoorbeeld andere steden en als blijkt dat in deze steden het onderzoek op een andere wijze is uitgevoerd. In de richtlijnen van het RCO zijn hiervoor geen uitgangspunten voorgesteld. Wellicht omdat het niet altijd organisatorisch of financieel mogelijk is een dergelijke vragenlijst op te laten nemen in een gemeentebreed opgezette omnibusenquête of stadspeiling. Navraag heeft in ieder geval duidelijk gemaakt dat in de diverse steden voor een verschillende aanpak is gekozen. Bij het vergelijken van de cijfers van verschillende steden zal dus met het verschil in aanpak rekening gehouden moeten worden.
4
1.5
Subjectief versus objectief
De cijfers die in dit onderzoek worden gepresenteerd, zijn het resultaat van een enquête gehouden onder Maastrichtenaren in de leeftijd van 13 jaar en ouder. Deze gegevens worden ook wel subjectieve gegevens genoemd. Het zijn cijfers die de ervaringen van burgers uit Maastricht weergegeven. Naast dergelijke ‘subjectieve’ cijfers worden als grondslag voor beleid ook vaak objectieve gegevens gebruikt. Dit zijn cijfers die zich bepalen tot feiten en die niet beïnvloed worden door ervaringen of oordelen, een voorbeeld hiervan zijn bezoekersaantallen. Het onderscheid tussen deze cijfers is niet altijd even duidelijk. Als in dit rapport wordt gesteld dat 79% van de Maastrichtenaren de afgelopen 12 maanden een culturele instelling heeft bezocht dan is dat gebaseerd op de eigen waarneming van deze personen. In werkelijkheid kan dit percentage echter variëren van 76% tot 82% (zie paragraaf 1.6 ,betekenis van percentages). Anders is het met objectieve getallen, zoals bezoekersaantallen. Het bezoekersaantal is vaak gebaseerd op het verkocht aantal kaartjes en is een absoluut getal. Maar ook hierbij dient men zich te realiseren dat er waarschijnlijk mensen zijn die vaker een bezoek brengen aan een culturele instelling en dus dubbel mee tellen. Er dient dus een onderscheid gemaakt te worden tussen het aantal bezoekers en het aantal bezoeken. Het vergelijken van objectieve en subjectieve cijfers is vaak een hachelijke zaak omdat ze dus op verschillende manieren tot stand komen. Feit is dat in de dagelijkse praktijk beide soorten cijfers naast elkaar gebruikt kunnen worden. In hoofdstuk 10 van dit rapport worden juist om die reden de in de voorgaande hoofdstukken gepresenteerde subjectieve cijfers naast objectieve cijfers uit jaarverslagen gezet. Enerzijds om de diverse uitgangspunten te kunnen benadrukken en anderzijds om te onderzoeken of er niet mogelijk toch een relatie gezocht kan worden, in de vorm van indicaties of trends. Verder dient nog te worden opgemerkt dat het hier voorliggende onderzoek een bevolkingsonderzoek is en geen publieksonderzoek. Een publieksonderzoek wordt zoals de naam het al zegt gehouden onder het publiek van één of meerdere instellingen. Een bevolkingsonderzoek wordt gehouden onder de bevolking van een geografisch gebied, in dit geval de stad Maastricht.
Inleiding
z
5
1.6
betekenis van de percentages
Bij het uitvoeren van onderzoek kan men zelden alle onderzoekseenheden onderzoeken. In dergelijke gevallen wordt een steekproef getrokken. Op grond van wat in de steekproef wordt gevonden worden vervolgens uitspraken gedaan over de totale populatie. Deze uitspraken zijn echter een schatting van hetgeen zich in de werkelijkheid voordoet. Schatting en werkelijkheid kunnen van elkaar afwijken als gevolg van toeval. De mogelijke afwijkingen als gevolg van dit toeval worden uitgedrukt in een statische betrouwbaarheidsmarge. In dit onderzoek is uit gegaan van 95% betrouwbaarheidsmarge. Dit betekent dat als het onderzoek, volgens dezelfde opzet met dezelfde steekproefgrootte en populatie, vele malen zou worden herhaald, de werkelijke waarde zich in 95 van de 100 gevallen binnen de betrouwbaarheidsmarge zal bevinden. Een betrouwbaarheidsmarge is kleiner naarmate de steekproef groter is, maar verschilt ook met het gemeten percentage: percentages van rond de 50% hebben de grootste onnauwkeurigheid, en hoe verder het percentage van de 50% af zit, hoe kleiner de onnauwkeurigheid. In tabel 1.1 zijn verschillende steekproefgrootte weergegeven, met daarbij de betrouwbaarheidsmarges voor de percentages 10%, 50% en 90%. tabel 1.1
De 95%-betrouwbaarheidsmarge van gemeten percentages steekproefgrootte 50 100 150 200 500
6
is 10 % eigenlijk: 2% - 18% (± 8%) 4 % - 16% (± 6%) 5% - 15% (± 5%) 6 % - 14% (± 4%) 7 % - 13% (± 3%)
is 50 % eigenlijk: 36% - 64% (± 14%) 40% - 60% (± 10%) 42% - 58% (± 8%) 43% - 57% (± 7%) 46% - 54% (± 4%)
is 90 % eigenlijk: 82% - 98% (± 8%) 84% - 96% (± 6%) 85% - 95% (± 5%) 86% - 94% (± 4%) 87% - 93% (± 3%)
Achtergrondgegevens
2.1
hoofdstuk 2
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt op basis van enkele achtergrondkenmerken een globale profielschets van de respondenten gegeven. Deze gegevens worden afgezet tegen het profiel van de Maastrichtse bevolking van 2005 en de gegevens uit 2003. Op deze wijze krijgen we een beeld van de representativiteit van de steekproef en de ontwikkelingen ten opzichte van 2003. Zaken als leeftijd, geslacht, huishoudensituatie komen hierbij aan de orde.
2.2
Geslacht, leeftijd, opleiding en huishoudensituatie
In figuur 2.1 is een overzicht gegeven van de Maastrichtse bevolking en de respondenten van het onderzoek naar leeftijd. De figuur laat zien dat in het onderzoek de vrouwen zijn oververtegenwoordigd, 64% tegen 52%. Ook in 2003 waren vrouwen in het onderzoek oververtegenwoordigd. Destijds was 60% van de steekproef vrouw tegenover 51% in de populatie.
Achtergrondgegevens
z
7
figuur 2.1
figuur 2.2
Geslacht (%)
Huishoudensituatie (%)
34
alleenstaand 57
52
vrouw
38
2 volwassenen
64
18
20
2 volw. + kind 16
48
1 ouder + kind
man 37
steekproef populatie
30
9
40
50
60
anders
steekproef
70 %
populatie 0
10
20
30
40
50
60 %
In figuur 2.2 is de huishoudensituatie weergegeven. Ook hier zien we wat een enkele categorie betreft een over - of onder vertegenwoordiging. Zo zijn de alleenstaanden in het onderzoek minder vertegenwoordigd en volwassenen zonder kinderen wat meer dan in de totale bevolking van Maastricht het geval is.
8
In de figuren 2.3 en 2.4 zijn de huishoudensituatie en de leeftijdsopbouw weergegeven. Wat de leeftijdsopbouw betreft, zijn er in de steekproef wat meer personen in de leeftijd van 50 tot 70 jaar en wat minder jongeren in de leeftijd van 13 tot 20 jaar.
figuur 2.2
figuur 2.3
Leeftijdsverdeling 2003 (%)
Leeftijdsverdeling 2005 (%)
80 - 90
80 - 90
4
4 5
9
70 - 80
10
70 - 80
9
9 15
60 - 70
20
50 - 60
11 19
50 - 60
15 13
40 - 50
15
60 - 70
11
16 16
40 - 50
17
17 20
30 - 40
16
20 - 30
17
30 - 40
17
15 15
20 - 30
18
18
steekproef
5
13 - 20
13 - 20
9
steekproef
4
populatie
9
populatie 0
10
20
30
0
10
20
30
% %
Deze uitkomsten zijn vergelijkbaar met het onderzoek 2003. Ook toen was er sprake van een over- of ondervertegenwoordiging van exact dezelfde groepen als hierboven beschreven. Dit betekent dat een vergelijking van de gegevens uit 2003 en 2005 betrouwbare uitkomsten geeft. Op grond van deze overweging is ook nu evenals in het onderzoek 2003 besloten de cijfers niet te wegen naar leeftijd en geslacht. Dit betekent dat een vergelijking van de resultaten geen problemen oplevert.
Achtergrondgegevens
z
9
Tenslotte is in figuur 2.4 het opleidingsniveau van de respondenten voor de jaren 2003 en 2005 weergegeven. Wat opleiding betreft, heeft ongeveer een op de tien respondenten (12%) geen of lager onderwijs gevolgd en een vijfde (20%) heeft als hoogst voltooide opleiding HBO. Het onderzoek 2003 gaf wat dit betreft een vergelijkbaar beeld te zien. In figuur 2.5 zijn de gegevens van de respondenten opnieuw gerangschikt waardoor een vergelijking met de Maastrichtse bevolking mogelijk is. Uit het overzicht blijkt dat het opleidingsniveau van de respondenten uit de steekproef vergelijkbaar is met het opleidingsniveau van de Maastrichtse bevolking.
figuur 2.4
figuur 2.5
Opleiding (%)
Opleiding van respondenten en Maastrichtenaren (%)
12
WO
10
32
20
HBO
20
hoge opleiding 33
17
MBO/MTS
19 7
LBO/LHNO/LTS
10
32
middelbare opleiding
14
HAVO/VWO
11
30 18
VGLO/MAVO
21 11
lager onderwijs
36
8
lage opleiding
2005
geen
37
steekproef
2003 0
10
20
30 %
10
populatie 0
10
20
30
40
%
In figuur 2.5 is het netto maandinkomen van de respondenten weergegeven. Een vergelijking met Maastrichtse gegevens is niet mogelijk gebleken omdat cijfers in deze klasse indeling niet voorhanden zijn. De helft van de respondenten (50%) heeft een netto maandinkomen van €1.590 of hoger. Dit is twee keer het modaal netto maandinkomen. In vergelijking met 2003 ligt dit percentage iets hoger. De bijstandsnorm voor samenwonenden valt in de categorie van €775 tot € 1.090, van de respondenten valt 9% in deze categorie, 16% van de respondenten heeft een netto maandinkomen van € 775 of minder, de bijstandsnorm voor alleenstaanden.
figuur 2.5
Netto maandinkomen (%)
17
> € 2.770 17
33
€ 1.590 - € 2.770 28
25
€1.090 - € 1.590 29
9
€ 775 - € 1.090 8
16
< € 775
2005 18
2003 0
10
20
30
40 %
Achtergrondgegevens
z
11
12
Bezoek aan culturele voorstellingen
3.1
hoofdstuk 3
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het bezoek aan culturele voorstellingen onder de loep genomen. Onder culturele voorstellingen verstaan we toneelvoorstellingen, klassieke en populaire muziek- en dansuitvoeringen, bezoek aan musicals, kooruitvoeringen, jazzconcerten, harmonie- of fanfareconcerten en bezoek aan literaire of kunsthistorische bijeenkomsten. Ook een bezoek aan de film in bioscoop of filmhuis valt onder deze categorie. Het is echter bekend dat dit laatste soort voorstelling naar verhouding veel bezoekers trekt. Daarom worden in dit hoofdstuk de cijfers over het bezoek aan culturele voorstelling met en zonder het filmbezoek weergegeven.
3.2
Het bezoek aan culturele voorstellingen
Van alle Maastrichtenaren geeft 79% aan de afgelopen 12 maanden een of meerdere culturele voorstellingen in of buiten Maastricht te hebben bezocht. In vergelijking met 2003 is dit percentage niet noemenswaardig veranderd, destijds gaf 82% van de Maastrichtenaren aan een of meerdere culturele voorstellingen te hebben bezocht. Laten we het bezoek aan de film in bioscoop of filmhuis buiten beschouwing dan zien we het aantal bezoekers van culturele voorstellingen dalen naar 70%. In 2003 was dit percentage 74% (zie figuur 3.1). Samenvattend kan gesteld worden dat 20% van de Maastrichtenaren verkaard de afgelopen 12 maanden dus geen enkele culturele voorstelling of film te hebben bezocht. Wat leeftijd betreft is hierin, net als in 2003, een verschil te vinden. Naarmate mensen ouder zijn, is het percentage dat geen enkele voorstelling heeft bezocht, groter.
Bezoek aan culturele voorstellingen
z
13
figuur 3.1
Percentage Maastrichtenaren dat aangeeft een of meerdere culturele voorstellingen te hebben bezocht (%) (inclusief het bezoek aan film en exclusief het bezoek aan film)
70
voorstelling + film 74
79
voorstelling - film 82 2005 2003 0
20
40
60
80
100 %
In tabel 3.1 is het percentage Maastrichtenaren dat zegt culturele voorstellingen in of buiten Maastricht te bezoeken, per genre weergegeven. Zoals al gesteld, trekt de film in bioscoop of filmhuis de meeste bezoekers, 57% van de Maastrichtenaren zegt de afgelopen 12 maanden een of meerdere keren deze culturele voorziening te hebben bezocht. Gemiddeld doet men dat 3,2 keer. Daarnaast worden toneelvoorstellingen, concerten van populaire en wereldmuziek, musicals, cabaret of kleinkunst en concerten klassieke muziek het meest door Maastrichtenaren bezocht (20 tot 30%). Het gemiddeld aantal bezoeken ligt hier echter veel lager en varieert van 0,7 keer voor toneelvoorstellingen tot d 0,1 keer voor literaire bijeenkomsten. Door alle Maastrichtenaren zijn de afgelopen 12 maanden gemiddeld 8,1 voorstellingen bezocht. Dit is iets minder dan in 2003 toen door alle Maastrichtenaren nog 9,2 voorstellingen werden bezocht. Laten we het bioscoop - en filmhuis bezoek buiten beschouwing dan worden gemiddeld door de Maastrichtenaren 5 voorstellingen bezocht, in 2003 was dit hetzelfde.
14
Net als in 2003 vindt ook nu het merendeel van de bezoeken plaats in de eigen Gemeente Maastricht. Dit geldt eigenlijk voor bijna alle genres, maar vooral voor bezoeken aan literaire bijeenkomsten, cabaret of kleinkunst en concerten klassieke muziek. Concerten voor pop- en wereldmuziek en musicals worden het minst vaak in de eigen gemeente bezocht.
tabel 3.1
Percentage Maastrichtenaren dat zegt afgelopen 12 maanden een of meerdere voorstellingen te hebben bezocht (%) en gemiddeld aantal bezoeken. percentage bezoekers film in bioscoop of filmhuis toneelvoorstelling concert pop-/wereldmuziek musical cabaret of kleinkunst concert klassieke muziek concert harmonie, fanfare of brassband uitvoering van een koor opera of operette ballet- /dansvoorstelling jazz-/bluesconcert dance-/houseparty lezing over kunst / kunstgeschiedenis literaire bijeenkomst
2005 57% 30% 25% 23% 21% 20% 19% 18% 11% 16% 15% 8% 7% 5%
2003 60% 30% 22% 21% 21% 18% 17% 20% 14% 14% 10% 10% 8% 6%
totaal (minstens een van bovenstaande bezocht)
79%
82%
Bezoek aan culturele voorstellingen
gemiddeld aantal bezoeken 2005 2003 3,2 4,2 0,7 0,8 0,5 0,7 0,3 0,3 0,4 0,4 0,5 0,5 0,4 0,4 0,5 0,5 0,2 0,2 0,3 0,2 0,3 0,2 0,4 0,3 0,2 0,3 0,1 0,1 8,1
z
9,2
waarvan in Maastricht 2005 2003 76% 81% 77% 86% 46% 45% 46% 55% 83% 82% 80% 80% 78% 91% 78% 83% 69% 79% 74% 83% 76% 80% 59% 65% 68% 90% 92% 93% 73%
80%
15
In tabel 3.2 is het gemiddeld aantal bezoeken van bezoekers van de verschillende genres weergegeven. Er is een duidelijk verschil tussen de verschillende genres te zien. Bioscoopbezoekers hebben de afgelopen 12 maanden gemiddeld zo’n 5,7 keer een bezoek aan de bioscoop of filmhuis gebracht, terwijl bezoekers aan musicals dit gemiddeld 1,4 keer hebben gedaan. In vergelijking met 2003 zijn een aantal cijfers toe- of afgenomen, maar kunnen we niet spreken van een significante verandering.
tabel 3.2
Gemiddeld aantal bezoeken van bezoekers van de verschillende genres.
film in bioscoop of filmhuis dance-/house party lezing over kunst / kunstgeschiedenis concert klassieke muziek uitvoering van een koor toneelvoorstelling concert pop-/wereldmuziek concert harmonie, fanfare of brass band literaire bijeenkomst cabaret of kleinkunst jazz-/bluesconcert opera of operette ballet- /dansvoorstelling musical
16
gemiddeld aantal bezoeken 2005 2003 5,7 7,0 4,8 3,4 3,4 3,2 2,7 3,0 2,7 2,4 2,5 2,6 2,1 3,2 2,1 2,1 2,1 2,0 1,9 2,1 1,9 1,8 1,7 1,5 1,6 1,7 1,4 1,5
Bezoek aan cultureel erfgoed en uitleencentra
4.1
hoofdstuk 4
Inleiding
In het kader van het actieplan Cultuurbereik worden instellingen of plekken zoals een museum, galerie, archief, bezienswaardig gebouw, dorpen of stadsdelen, omschreven als instellingen of plekken die dienen ter behoud of het presenteren van het ‘cultureel erfgoed’. In dit hoofdstuk wordt het bezoek van de Maastrichtenaren aan deze instellingen nader bekeken evenals het bezoek aan uitleencentra zoals de bibliotheek, videotheek, artotheek (kunstuitleen) en de fonotheek (muziekuitleen).
4.2
Cultureel erfgoed
In het onderzoek wordt met een galerie of atelier een plaats bedoeld waar men kunstvoorwerpen kan bekijken en kopen. Een museumbezoek kan zowel een bezoek aan de vaste collectie als ook aan speciale tentoonstellingen zijn. Met bezienswaardige gebouwen worden gebouwen zoals kastelen, kerken en monumenten bedoeld, en een archief wordt omschreven als een plek waar men voor stamboomonderzoek of streekgeschiedenis terecht kan. De vragenlijst is voor het onderzoek 2005 aangevuld met een vraag naar het bezoek aan moderne architectuur. Van alle Maastrichtenaren geeft 67% aan de afgelopen 12 maanden een of meerdere keren een museum, galerie, archief, bezienswaardig historisch of modern gebouw te hebben bezocht, 33% heeft geen enkele instelling bezocht. In 2003 waren deze percentages respectievelijk 69% en 31%. Destijds was het onderwerp ‘moderne architectuur’ nog geen onderwerp bij deze vraag. Het toevoegen van dit onderwerp aan deze vraag heeft echter geen spectaculaire verandering in de bezoekcijfers tot gevolg. Maastrichtenaren die moderne architectuur bezoeken, bezoeken ook andere instellingen die vallen onder het kopje ‘cultureel erfgoed’.
Bezoek aan cultureel erfgoed en uitleencentra
z
17
Wat leeftijd, geslacht of huishoudensituatie betreft zijn ook nu, net als in 2003, geen verschillen gevonden. figuur 4.1
Percentage Maastrichtenaren dat aangeeft de afgelopen twaalf maanden instellingen ten behoud of het presenteren van het ‘cultureel erfgoed’ wel of niet te hebben bezocht (%)
33
niet bezocht 31
67
bezocht 69
2005 2003
0
20
40
60
80 %
In tabel 4.1 is het bezoek per afzonderlijke instelling weergegeven. ‘Bezienswaardige gebouwen’ staat ook nu weer bovenaan als meest bezochte instelling, het archief als minst bezochte instelling. Van alle Maastrichtenaren geeft 20% aan de afgelopen 12 maanden moderne architectuur een of meerdere keren bezocht. De helft van alle bezoeken vindt in de eigen gemeente plaats, met als uitschieter het bezoek aan het archief, waarvan 83% in de eigen gemeente plaats vindt. Het percentage Maastrichtenaren dat verklaart musea in de eigen gemeente te hebben bezocht is significant afgenomen met 9% punten. Maastrichtenaren hebben in 2005 totaal gemiddeld 6,5 keer een instelling bezocht. In vergelijking met 2003 is dit aantal niet noemenswaardig veranderd. Let wel dit zijn cijfers waarbij het bezoek aan moderne architectuur niet is meegenomen. Voegen we dit item toe aan de analyses, dan neemt het gemiddeld aantal bezoeken toe tot 7,5 keer.
18
tabel 4.1
Percentage Maastrichtenaren dat aangeeft afgelopen 12 maanden instellingen voor cultureel erfgoed te hebben bezocht (%) en gemiddeld aantal bezoeken. percentage bezoekers
gemiddeld aantal bezoeken 2005 2003 3,9 3,3 1,4 1,3 1,1 1,2 0,2 0,3
waarvan in Maastricht 2005 2003 44 % 40 % 48 % 57 % 59 % 59 % 83 % 83 %
2005 57 % 43 % 30 % 6%
2003 59 % 44 % 32 % 5%
totaal
67%
69%
6,5
6,1
51%
50 %
moderne architectuur
20 %
--
1,0
---
49 %
--
totaal
67%
bezienswaardige gebouwen museum galerie, atelier archief
7,5
51%
Zoals al eerder gesteld, geeft 67% van de Maastrichtenaren aan de afgelopen 12 maanden een of meerdere instellingen in of buiten Maastricht te hebben bezocht. Ongeveer een vijfde hiervan (22%) heeft één instelling bezocht, bijna een kwart (24%) twee instellingen en nog eens een vijfde (23%) heeft drie of vier verschillende instellingen bezocht. Gemiddeld is er per Maastrichtenaar 1,4 verschillend type instelling bezocht.
Bezoek aan cultureel erfgoed en uitleencentra
z
19
In tabel 4.2 is een overzicht te zien van het gemiddeld aantal bezoeken dat de bezoekers de afgelopen 12 maanden aan de verschillende instellingen hebben gebracht. In vergelijking met 2003 is het gemiddeld bezoek aan bezienswaardige gebouwen toegenomen en de bezoeken aan het archief afgenomen.
tabel 4.2
Gemiddeld aantal bezoeken van Maastrichtenaren die aangeven afgelopen 12 maanden de verschillende instellingen cultureel erfgoed te hebben bezocht
bezienswaardige gebouwen archief galerie, atelier museum moderne architectuur
20
2005 6,8 2,3 3,7 3,2 5,2
2003 5,6 4,8 3,5 3,0 --
4.3
Uitleencentra
Ruim de helft van de Maastrichtenaren (55%) verklaard de afgelopen 12 maanden één of meerdere keren een bibliotheek, fonotheek, artotheek of videotheek te hebben bezocht (zie figuur 4.2). In 2003 lag dit percentage weliswaar iets hoger, namelijk 61%, maar desondanks kan er niet van een significant verschil gesproken worden. Jongeren geven aan deze uitleencentra vaker te bezoeken dan ouderen.
figuur 4.2
Percentage Maastrichtenaren dat aangeeft de afgelopen 12 maanden uitleencentra wel of niet te hebben bezocht(%) 45 niet bezocht 39
55 bezocht 61
2005 2003
0
10
20
30
40
50
60
70 %
Bezoek aan cultureel erfgoed en uitleencentra
z
21
Net als in 2003 worden in 2005 ook bibliotheken en videotheken het meest bezocht, artotheken het minst. Ook wat betreft het gemiddeld aantal bezoeken blijkt dat bibliotheken en videotheken hoger scoren dan de fonotheek en artotheek. In vergelijking met 2003 is het gemiddeld aantal bezoeken van de Maastrichtenaren aan de bibliotheek toegenomen en dat aan de videotheek afgenomen (zie tabel 4.3). Uit verdere analyses blijkt dat in 2005 jongere Maastrichtenaren aangeven zowel de videotheek als ook de bibliotheek vaker te hebben bezocht dan de oudere Maastrichtenaren. Ook blijken volwassenen met thuiswonende kinderen vaker de videotheek te hebben bezocht.
tabel 4.3
Percentage Maastrichtenaren dat aangeeft afgelopen 12 maanden verschillende uitleencentra te hebben bezocht (%) en het gemiddeld aantal bezoeken van Maastrichtenaren. percentage bezoekers bibliotheek videotheek fonotheek /muziekuitleen artotheek / kunstuitleen
22
2005 40 % 32 % 5% 2%
2003 41 % 40 % 9% 2%
gemiddeld aantal bezoeken 2005 2003 6,1 4,2 2,7 4,6 0,5 0,4 0,1 0,1
Kijken we naar het gemiddeld aantal keren dat bezoekers een van de uitleencentra hebben bezocht, dan scoort de bibliotheek het hoogst, met gemiddeld 15,2 bezoeken in de afgelopen 12 maanden. De artotheek is met gemiddeld 3,3 keer, het minst vaak door de bezoekers bezocht (zie tabel 4.4). In vergelijking met 2003 is het aantal Maastrichtenaren dat aangeeft de bibliotheek te hebben bezocht niet toegenomen, maar blijken de Maastrichtenaren die verklaren naar de bibliotheek te gaan dit wel gemiddeld vaker te doen. Het bezoek aan de bibliotheek is dus geïntensifieerd. Ditzelfde geldt ook voor de fonotheek ofwel muziekuitleen. Het bezoekersaantal is niet toegenomen, maar de mensen die gaan, gaan vaker. Maastrichtenaren die aangeven naar de videotheek te gaan, bezoeken deze gemiddeld minder vaak.
tabel 4.4
Gemiddeld aantal bezoeken van Maastrichtenaren die zeggen de verschillende uitleencentra te hebben bezocht
bibliotheek videotheek fonotheek /muziekuitleen artotheek / kunstuitleen
gemiddeld aantal bezoeken 2005 2003 15,2 10,5 8,3 11,5 8,3 4,2 3,3 2,9
Bezoek aan cultureel erfgoed en uitleencentra
z
23
24
Bezoek aan Maastrichtse culturele instellingen
5.1
hoofdstuk 5
Inleiding
Maastricht kent tal van culturele instellingen. In dit hoofdstuk wordt het bezoek aan 38 instellingen en / of plekken waar voorstellingen en optredens plaatsvinden nader bekeken. Verder wordt in dit hoofdstuk het bezoek van Maastrichtenaren aan festivals onderzocht.
5.2
Instellingen en plekken voor voorstellingen en optredens
Van alle Maastrichtenaren geeft 82% aan de afgelopen 12 maanden één of meerdere keren een of meerdere van de in tabel 5.1 weergegeven instellingen of plekken in Maastricht te hebben bezocht. In vergelijking met 2003 is dit percentage met 7 procent punten afgenomen, destijds was dit 89% . Net als in 2003 geven Maastrichtenaren naar mate ze ouder zijn aan minder vaak naar dergelijke instellingen en plekken voor voorstellingen en optredens te zijn geweest.
Bezoek aan Maastrichtse culturele voorzieningen
z
25
figuur 5.1
Percentage Maastrichtenaren dat aangeeft instelling en plekken voor voorstellingen en optredens wel of niet te hebben bezocht(%)
18 niet bezocht
82 bezocht 89
2005 2003
0
20
40
60
80
100 %
In de tabellen 5.1 zijn de verschillende instellingen en plekken naar categorieën weergegeven. In het algemeen staan een aantal instellingen of plekken, wat betreft het aantal Maastrichtenaren dat deze instellingen bezocht heeft, duidelijk aan top. Dit zijn het Mecc Maastricht (46%), de Minervabioscopen (46%) en het Theater aan het Vrijthof (46%). Iets minder dan de helft van de Maastrichtenaren verklaart hier de afgelopen 12 maanden één of meerdere keren naar toe te zijn geweest. Andere instellingen die ook redelijk goed worden bezocht, zijn het Centre Ceramique (42%) en La Bonbonnière (30%). In de tabellen 5.1 is naast het percentage Maastrichtenaren dat deze instellingen bezoekt ook het gemiddeld aantal bezoeken van deze groep bezoekers weergegeven. In vergelijking met de gegevens uit 2003 springen een aantal cijfers er duidelijk uit. Zo lijkt het gemiddeld aantal bezoeken aan het Centre Ceramique in vergelijking met 2003 significant te zijn toegenomen. Maastrichtenaren zeggen deze instelling de afgelopen 12 maanden gemiddeld 6,1 keer te hebben bezocht. In 2003 was dit 4,2.
26
De bezoekers van de Minervabioscopen hebben deze naar eigen zeggen de afgelopen 12 maanden 3,2 keer bezocht. In vergelijking met 2003 is dit aantal afgenomen. Ook het gemiddeld aantal bezoeken van Marres en de Platte Zoal is afgenomen. tabellen 5.1
Maastrichtenaren die aangeven de afgelopen 12 maanden naar instellingen/ plekken in Maastricht te zijn geweest voor voorstellingen optredens of tentoonstellingen (%), en het gemiddeld aantal keren dat bezoekers zeggen deze instellingen of plekken te hebben bezocht. Beeldende kunst gemiddeld aantal keren bezocht door bezoekers
Van alle Maastrichtenaren bezocht 2005
2003
2005
2003
22 %
29 %
1,7
2,4
3%
6%
1,8
2,6
3
Bonnefanten Academie voor Beeldende Kunsten Marres
3%
6%
1,3
2,3
4
Jan van Eyck Academie
3%
4%
1,5
2,3
5
HEDAH
1%
3%
3,2
1,9
6
Academie voor Bouwkunst
1%
1%
2,8
1,7
1 2
Bezoek aan Maastrichtse culturele voorzieningen
z
27
Bioscopen Van alle Maastrichtenaren bezocht
gemiddeld aantal keren bezocht door bezoekers
2005
2003
2005
2003
46 % ---
51 % 29 %
3,2
4,8
Palace
---
2,7
3
Filmhuis Lumière
25 %
21 %
3,8
3,5
4
Cine-K
11 %
10 %
2,2
2,2
1
Minerva Bioscopen Maastricht
2
Erfgoed en Musea Van alle Maastrichtenaren bezocht 2003
2005
2003
14 %
17 %
1,2
1,3
3
13 % 13 %
13 % 12 %
1,4 1,3
1,1 1,3
4
Museum Spaans Gouvernement
10 %
7%
1,2
1,0
5
Derlon – Museumkelder Regionaal Historisch Centrum Limburg Historische Drukkerij
8%
8%
1,2
1,3
4%
---3
1,8
---
2%
1%
1,0
1,2
2
6 7
28
2005 Natuurhistorisch Museum Maastricht Schatkamer Sint-Servaas Schatkamer OLV-Basiliek
1
3
gemiddeld aantal keren bezocht door bezoekers
In 2003 is deze instelling niet in de vragenlijst opgenomen
Podiumkunsten gemiddeld aantal keren bezocht door bezoekers
Van alle Maastrichtenaren bezocht 2003 50 %
2005
2003
2,9
3,0
9% 6%
1,7
Toneelacademie Maastricht
6% 6%
2,7 1,6
2,5
4
Los/Lösstheater
5%
7%
1,8
2,0
5
Huis van Bourgondië
5%
5%
2,1
1,4
1
Theater aan het Vrijthof
2
Conservatorium Maastricht
3
2005 46 %
gezelschappen gemiddeld aantal keren bezocht door bezoekers
Van alle Maastrichtenaren bezocht 2005
4
2005
2003
1
Limburgs Symfonie Orkest
12 %
--
2,2
--
2
Het Vervolg – Derlon Theater
10 %
10 %
1,7
1,7
3
Opera Zuid
4% 3% 2% 2%
1,3
Studium Chorale Intro/In situ Stichting Oude Muziek Limburg
4% 2% 2% 2%
1,4
4
1,1 1,0 1,2
1,7 1,4 1,5
1%
2%
1,0
2,1
1%
2%
1,0
2,1
1%
1%
2,8
1,5
5 6 7 8 9
4
2003
Ensemble ‘88 Stichting Limburg Geïmproviseerde Muziek Het woelige Baren
In 2003 is deze instelling niet in de vragenlijst opgenomen.
Bezoek aan Maastrichtse culturele voorzieningen
z
29
uitgaanscentra gemiddeld aantal keren bezocht door bezoekers
Van alle Maastrichtenaren bezocht 2005
2003
2005
2003
33 % 22 %
1,7
1,6
1,3
1,9
1
La Bonbonnière
2
Platte Zaol
30 % 10 %
3
Night Live
12 %
14 %
2,5
2,2
4
D’n Hiemel
8%
8%
2,3
2,3
5
Backstage
4%
6%
3,4
3,0
overige Van alle Maastrichtenaren bezocht 2005
2003
2005
2003
1
Mecc Maasticht
46 %
53 %
2,0
2,1
2
Centre Céramique Kumulus, Centrum voor de Kunsten Studium Generale
42 %
44 %
6,1
4,2
14 %
19 %
4,0
4,0
8%
6%
2,6
2,7
3 4
5.3
gemiddeld aantal keren bezocht door bezoekers
Festivals
Van de Maastrichtenaren heeft 96% (2003; 95%) wel eens gehoord van de één of meer van de genoemde festivals en activiteiten zoals weergegeven in tabel 5.2. De meest bekende festivals of activiteiten en waar minstens driekwart of meer van de Maastrichtenaren wel eens van heeft gehoord, zijn: de kinderboekenweek (83%), Heiligdomsvaart (79%), de TEFAF (78%) en het Reuzenfeest (7 6%).
30
Ongeveer drie kwart (76%) van de Maastrichtenaren geeft aan één of meerdere van deze festivals of activiteiten ook daadwerkelijk te hebben bezocht. Wat leeftijd, huishoudensituatie en geslacht betreft, is er met betrekking tot het algemeen bezoekcijfer geen verschil gevonden. Wel blijkt opleiding van invloed. Maastrichtenaren met een hogere opleiding stellen de festivals vaker te bezoeken dan Maastrichtenaren met een lagere opleiding. Net als in 2003 blijkt ook nu weer dat bekendheid niet altijd vanzelfsprekend een hoog bezoekersaantal tot gevolg heeft. In tabel 5.2 is naast de cijfers over de bekendheid ook het percentage Maastrichtenaren te vinden dat het betreffende festival of activiteit heeft bezocht. Geusseltrock en de kinderboekenweek scoren wederom hoog als het gaat om bekendheid, maar niet als het gaat om het aantal bezoekers. Wat Geusseltrock betreft, bezoekt maar 12% van de Maastrichtenaren die dit kennen dit festival, voor de kinderboekenweek is dit maar 13%. In vergelijking met 2003 is de bekendheid van een aantal festivals beduidend toegenomen. Het meest in het oog springend is de toename in bekendheid van het Reuzenfeest met 21 procentpunten. Het bezoekersaantal van dit festival is significant toegenomen. Maar dit valt te verklaren door het feit dat het Reuzenfeest slechts één maal in de vijf jaar gehouden wordt en dat het 2005 weer heeft plaats gevonden. Andere festivals waarvan de bekendheid in vergelijking met 2003 is toegenomen, zijn: de Heiligdomsvaart, de Nederlandse Dansdagen en Cinema Luna – Open air. Wat leeftijd betreft, blijkt dat naarmate iemand ouder is men vaker van bepaalde festivals heeft gehoord, dit geldt vooral voor L ‘Europe et L ‘Orgue, Stertocht Muziekkorpsen, Stedelijk muziekfeest en de Korenavond. Voor bijna alle andere festivals zien we een zelfde lijn, maar neemt ‘dit gehoord hebben van’ af als iemand ouder is dan 60 – 70 jaar. Dit geldt voor Limburgs Straattheaterfestival, De Nederlandse dansdagen, het Reuzenfeest, de Heiligdomsvaart, Musica Sacra, Jazztival, Lunchpauzeconcerten, Amati kamermuziekserie, Schubert & CoKamermuziekserie, De Kunsttour, Internationaal Filfestival Lumiere, Vertelfestival, Bassinconcert – klassiek, Geusseltrock, en het Tango Festival Maastricht. Een omgekeerde invloed van leeftijd zien we bij festivals als de popronde en de Kinderboekenweek. Naarmate Maastrichtenaren ouder zijn, hebben ze minder vaak van deze festivals gehoord.
Bezoek aan Maastrichtse culturele voorzieningen
z
31
Wat het bezoeken betreft, blijkt leeftijd ook nu weer op tal van festivals van invloed. Naarmate Maastrichtenaren ouder zijn, geven ze aan de afgelopen 12 maanden vaker een of meerdere van de volgende festivals te hebben bezocht: Heiligdomsvaart, Reuzenfeest, Limburgsstraatfestival, Het parcours – Uitmarkt, L ‘Europe et L ‘Orgue, Musica Sacra, Jazz Maastricht, Lunchpauzeconcerten, Euregionale Kunstmarkt OLV-plein, Bassinconcert-klassiek, Tangofestival, en Stertocht Muziekkorpsen. Geuseltrock, het vertelfestival en de kinderboekenweek zijn met name door een wat jonger publiek bezocht. Ook opleiding blijkt van invloed op de bekendheid van tal van festivals. Met uitzondering van festivals als Internationale Theaterconferentie, Reuzenfeest, Heiligdomsvaart, Jazztival, Kids@- jeugdtheaterfestival, Geuseltrock, Korenavond en Manus van Alles – Wittevrouwenveld, blijken hoger opgeleiden vaker, van de in tabel 5.2 weergegeven festivals, gehoord te hebben dan lager opgeleiden.
32
tabel 5.2
Festivals of activiteiten waarvan Maastrichtenaren gehoord hebben en welke ze zeggen in de afgelopen 12 maanden bezocht te hebben (%) Genre
Van gehoord
Bezocht
2005
2003
2005
2003
1 Kinderboekenweek
6
83%
84%
13%
10%
2 Heiligdomsvaart
7
79%
66%
48%
31%
3 TEFAF Eureopean Fine Art Fair
4
78%
76%
27%
29%
4 Reuzenfeest (1x in de 7 jaar)
7
76%
55%
48%
31%
5 Het Parcours - Uitmarkt
1
66%
72%
58%
55%
6 Jeker Jazz Maastricht / Stichting Jazz
8
64%
67%
28%
27%
7 De Nederlandse Dansdagen Maastricht
5
56%
45%
17%
16%
8 Limburgs Straattheaterfestival
1
58%
61%
29%
32%
9 Geusseltrock
3
58%
60%
12%
12%
11
54%
46%
18%
13%
6/1
48%
41%
19%
22%
12 Tango Festival Maastricht
10
47%
43%
16%
19%
13 Musica Sacra
2
46%
43%
18%
21%
14 Euregionale Kunstmarkt OLV - PLein
4
43%
43%
52%
50%
15 Lunchpauzeconcerten
2
36%
40%
17%
16%
16 Bassinconcert - klassiek
2
36%
37%
21%
23%
17 De Kunsttour (beeldende kunst)
4
34%
27%
31%
33%
1 / 11
31%
19%
26%
21%
10 Internationaal Filmfestival 11 Vertelfestival
18 Cinema Luna – Open air Genres 1. Buiten festival 2. Klassiek muziek 3. Rock / Pop / Dance
4. Beeldende Kunst Vormgeving 5. Podiumkunsten 6. Literatuur
7. Traditie 8. Jazz 9. Amateurkunst
Bezoek aan Maastrichtse culturele voorzieningen
z
10. Film 11. Diverse
33
vervolg tabel 5.2
Genre
Van gehoord
Bezocht
2005
2003
2005
2003
19 Jazztival
8
29%
28%
22%
25%
20 Kids@ - jeugdtheaterfestival
5
25%
22%
6%
4%
21 Stertocht Muziekkorpsen
9
23%
25%
34%
40%
22 Coup Maastricht
10
22%
24%
23%
35%
23 Amati kamermuziekserie
2
21%
22%
7%
11%
24 Manus van Alles - Wittevrouwenveld
9
18%
14%
29%
29%
25 L’Europe et L’Orgue
2
18%
18%
18%
21%
26 Cement Festival
5
17%
12%
25%
27%
27 Korenavond
9
16%
16%
13%
31%
28 Stedelijk Muziekfeest
9
16%
17%
25%
31%
29 International Short Film Festival
11
16%
15%
5%
7%
30 Global Culture Nights - Bonbonnière
3
15%
21%
20%
21%
31 De Popronde
3
15%
15%
18%
21%
5
32 Maastricht International Poetry Nights
6
15%
16%
0%
5%
33 Schubert en Co - kamermuziekserie
2
7%
9%
10%
13%
34 Internationale Theaterconferentie
5
8%
9%
6%
18%
Genres 1. Buiten festival 2. Klassiek muziek 3. Rock / Pop / Dance
5
34
4. Beeldende Kunst Vormgeving 5. Podiumkunsten 6. Literatuur
In 2005 heeft dit festival niet plaats gevonden
7. Traditie 8. Jazz 9. Amateurkunst
10. Film 11. Diverse
De informele cultuur
6.1
hoofdstuk 6
Inleiding
In het onderzoek zijn naast vragen met betrekking tot de formele cultuur ook vragen gesteld die de deelname aan de ‘informele cultuur’ in kaart moeten brengen, zoals het bezoek aan feesten met optredens van verschillende soorten artiesten. De achterliggende gedachte hierbij is dat cultuur een levend begrip is en dat jongeren en immigranten nieuwe cultuurvormen introduceren. Dit is ook de reden dat in de vraagstelling duidelijk is vermeld dat het bij deze vragen gaat om feesten in de eigen kring van familie, kennissen, vrienden, collega’s of verenigingen, en niet om bijvoorbeeld algemeen toegankelijke voorstellingen, festivals of dance-parties.
6.2
Feest met optredens
Van alle Maastrichtenaren is de afgelopen 12 maanden 59% een of meerdere keren naar een feest in de eigen kring van onder andere familie, kennissen of vereniging geweest, waarbij optredens van muzikanten, dansers, toneelspelers, cabaretiers of dj/vj’s plaats vonden. In vergelijking met 2003 is dit percentage niet noemenswaardig veranderd. Ook nu blijkt weer dat, net als in 2003, naarmate Maastrichtenaren jonger zijn ze vaker een dergelijk feest hebben bezocht.
De Informele cultuur
z
35
figuur 6.1
Percentage Maastrichtenaren dat aangeeft de afgelopen 12 maanden feesten met optredens wel of niet te hebben bezocht(%)
41 niet bezocht 38
59 bezocht 62
2005 2003
0
10
20
30
40
50
60
70 %
In tabel 6.1 is een overzicht gegeven van het percentage bezoekers naar soort feest, het gemiddeld aantal bezoeken van Maastrichtenaren in het algemeen en het percentage feesten dat in Maastricht bezocht is. Ongeveer drie kwart (72%) van de bezoeken aan dergelijke feesten heeft in Maastricht plaatsgevonden. Gemiddeld is de Maastrichtenaar de afgelopen 12 maanden volgens eigen zeggen naar 3 van dergelijke feesten geweest. Kijken we naar het soort feest dan blijken vooral de feesten met live muziek in trek, 48% van de Maastrichtenaren is naar een of meerdere van deze feesten toe geweest. In vergelijking met de gegevens uit 2003 zijn er enkele kleine verschillen te zien, maar kunnen we deze niet als significant verschillend beschouwen.
36
tabel 6.1
Percentage Maastrichtenaren dat aangeeft afgelopen 12 maanden een feest met optreden te hebben bezocht (%), en het gemiddeld aantal bezoeken. percentage bezoekers feest met vooral live muziek feest met vooral dj/vj feest met vooral dansvoorstelling feest met vooral toneelvoorstelling feest met vooral cabaret/stand-up-comedy totaal (minstens een van bovenstaande bezocht)
2005 48% 31% 10% 9% 9%
2003 50% 32% 14% 12% 12%
59%
63%
gemiddeld aantal bezoeken 2005 2003 1,6 1,7 1 1,2 0,2 0,3 0,1 0,2 0,2 0,2 3,0
3,6
waarvan in Maastricht 2005 2003 86% 86% 83% 88% 91% 89% 97% 96% 96% 92% 72%
69%
Feesten met vooral live muziek zijn in 2005 het vaakst door bezoekers bezocht, gemiddeld 3,3 keer, feesten met vooral cabaret/stand-up-comedy het minst. Ook nu weer zijn er in vergelijking met 2003 kleine verschillen te zien, maar blijken deze niet significant.
tabel 6.2
Gemiddeld aantal bezoeken van bezoekers van feesten met optredens
feest met vooral live muziek feest met vooral dj/vj feest met vooral dansvoorstelling feest met vooral toneelvoorstelling feest met vooral cabaret/stand-up-comedy
gemiddeld aantal bezoeken 2005 2003 3,3 3,4 3,2 3,6 1,9 1,9 1,6 1,5 1,4 1,8
De Informele cultuur
z
37
De meeste feesten vinden in een feestzaal of zalencentrum plaats, 45% van de feesten wordt gehouden op een dergelijke locatie. Een vijfde van de Maastrichtenaren bezoekt dergelijke feesten in de thuissituatie, en 4% van de Maastrichtenaren bezoekt deze in een kerk, moskee of tempel (zie figuur 6.2).
figuur 6.2
Waar vonden de feesten plaats? (%) 45
feestzaal / centrum
35 29
hotel/ café/ rest.
28 27
geen bezocht
38 25
straat/ plein/ park
20 21
thuis
16 18
buurthuis/ wijkgeb.
17 9
anders
11
2005
kerk/ moskee/ tempel
2003 0
10
20
30
40
50 %
38
De amateurkunst
7.1
hoofdstuk 7
Inleiding
In het onderzoek is gevraagd naar amateurkunst beoefening. In hoeverre zijn Maastrichtenaren zelf cultureel actief en beoefenen ze in hun vrije tijd kunstzinnige activiteiten? Dit hoofdstuk is een verslag van de gevonden resultaten.
7.2
Amateurkunst beoefening
In de vragenlijst is aan de respondenten een lijst met kunstzinnige vrijetijdsactiviteiten voorgelegd, variërend van tekenen en schilderen tot het ontwerpen van websites (zie tabel 7.1). Iets minder dan de helft van alle Maastrichtenaren zegt (47%) de afgelopen 12 maanden aan één of meerdere van deze activiteiten te hebben deelgenomen. In vergelijking met 2003 is dit percentage niet veranderd. De overige Maastrichtenaren hebben aan geen enkele activiteit mee gedaan.
De amateurkunst
z
39
figuur 7.1
Percentage Maastrichtenaren dat aangeeft kunstzinnige activiteiten te ondernemen(%)
47 neemt deel 47
53 neemt geen deel 53
2005 2003
0
20
40
60 %
Het meest populair zijn teken- en schilderactiviteiten, 18% van alle Maastrichtenaren geeft aan zich hiermee de afgelopen 12 maanden een of meerdere keren te hebben bezig gehouden. Op de tweede en derde plaats staan zingen (12%) en een muziekinstrument bespelen (12%). In vergelijking met 2003 zijn deze percentages nagenoeg gelijk gebleven (zie tabel 7.1).
40
tabel 7.1
Percentage Maastrichtenaren dat aangeeft aan kunstzinnige activiteiten deel te nemen (%) deelname door Maastrichtenaren 2005
2003
1
tekenen, schilderen, grafisch werk
18 %
20 %
2
zingen
12 %
15 %
3
muziekinstrument bespelen
12 %
14 %
4
beeldhouwen, boetseren, pottenbakken, sieraden maken
11 %
7%
5
fotografie/film/video (geen vakantie- of familiekiekjes/ familiefilmpjes)
9%
10 %
6
verhalen/gedichten schrijven
8%
12 %
7
(volks)dans, (jazz)ballet
8%
7%
8
websites ontwerpen
5%
7%
9
werken met textiel (textiele werkvormen), wandkleden maken, weven
4%
7%
10
muziek maken op de computer
3%
6%
11
toneel, mime
3%
5%
De amateurkunst
z
41
In tabel 7.2 is een overzicht gegeven van het gemiddeld aantal keren dat deelnemers zeggen een bepaalde activiteit te beoefenen. De Maastrichtenaren die een muziekinstrument bespelen, zijn daar de afgelopen 12 maanden het meest frequent mee bezig geweest. Gemiddeld 78,4 keer, wat neer komt op ongeveer 2 keer per week. Zingen staat op de tweede plaats. Maastrichtenaren die deelnemen aan deze kunstzinnige activiteit doen dat naar eigen zeggen gemiddeld 58 keer, wat neer komt op één keer per week. Websites ontwerpen, beeldhouwen en boetseren worden minder frequent beoefend.
tabel 7.2
Het gemiddeld aantal keren dat deelnemers aangeven een activiteit beoefenen gemiddeld aantal keren 2005
2003
78,4
77,8
58
75,0
29,4
20,6
21,5
26,9
1
muziekinstrument bespelen
3
zingen
2
(volks)dans, (jazz)ballet
4
werken met textiel (textiele werkvormen), wandkleden maken, weven
5
tekenen, schilderen, grafisch werk
21,5
18,2
6
toneel, mime
20,3
11,0
7
verhalen/gedichten schrijven
15,1
12,7
8
muziek maken op de computer
11,9
19,1
9
fotografie/film/video (geen vakantie- of familiekiekjes/ familiefilmpjes)
11,6
16,9
10
beeldhouwen, boetseren, pottenbakken, sieraden maken
8,0
10,0
11
websites ontwerpen
2,1
10,7
42
Van alle Maastrichtenaren geeft 12% aan ingeschreven te zijn bij een instelling voor kunstzinnige vorming en is 25% lid van een vereniging, club of gezelschap wat zich bezig houdt met culturele activiteiten. In 2003 waren deze percentages respectievelijk 13% en 27%. Let wel dit zijn percentages waarbij de Maastrichtenaren die aangeven zich niet met kunstzinnige activiteiten bezig te houden, ook meetellen. Laten we deze groep buiten beschouwing en kijken we alleen naar de groep Maastrichtenaren die zich naar eigen zeggen wel met kunstzinnige activiteiten hebben bezig gehouden (zie figuur 7.1: 47%) dan heeft ongeveer de helft daarvan (52%) zich de afgelopen 12 maanden op een niet-georganiseerde wijze met deze activiteit bezig gehouden. Een op de vijf kunstzinnig actieve Maastrichtenaren zegt dit te doen dit bij een instelling voor kunstzinnige vorming (21%), zoals een muziekschool, balletschool, toneelschool of creativiteitscentrum en twee van de vijf doen dit als lid van een vereniging (41%) (zie figuur 7.2). Let wel, het gaat hier om Maastrichtenaren in de leeftijd van 13 jaar en ouder. Kumulus, bijvoorbeeld, heeft veel leerlingen die jonger zijn dan 13 jaar. Deze Maastrichtenaren zijn niet in de hier genoemde percentages vertegenwoordigd. figuur 7.2
Kunstzinnig actieve Maastrichtenaren die aangeven deel te nemen aan kunstzinnige activiteiten naar wel of niet ingeschreven staan bij instellingen voor kunstzinnige vorming (47%) 21 cursist 19
41 lid van vereniging 42
52 geen lid of cursist 2005
49
2003 0
20
40
60 %
De amateurkunst
z
43
44
Media, culturele informatie en kortingskaarten
8.1
hoofdstuk 8
Inleiding
In dit hoofdstuk worden zaken die te maken hebben met media, culturele informatie en kortingskaarten nader bekeken. Vragen die in dit hoofdstuk aan de orde komen, zijn: ‘Hoe vaak luisteren of kijken Maastrichtenaren via radio en televisie naar culturele uitvoeringen of vertoningen? Via welke zenders doen ze dit? Op welke wijze krijgen Maastrichtenaren informatie over culturele voorzieningen zoals onder anders films, tentoonstellingen, theatervoorstellingen en concerten?’
8.2
Het kijk- en luistergedrag
Van alle Maastrichtenaren geeft 92% aan naar culturele uitvoeringen of vertoningen op televisie te kijken. Via de radio naar dergelijke uitvoeringen luisteren gebeurt minder vaak. Zes van de tien Maastrichtenaren geven aan dit te doen (zie figuur 8.2).
Media, culturele informatie en kortingskaarten
z
45
figuur 8.1
Percentage Maastrichtenaren dat naar culturele uitvoeringen of vertoningen luistert of kijkt via radio en/of tv (%)
92 via tv 94
62 via radio 72
2005 2003
0
20
40
60
80
100 %
In de figuren 8.2 is het aantal keren dat Maastrichtenaren naar bepaalde culturele uitvoeringen of vertoningen via radio of televisie kijken of luisteren, weergegeven. ‘Kijken naar film’ is de meest populaire bezigheid van Maastrichtenaren als het gaat om het gebruik van de media, drie kwart (76%) geeft aan dit meer dan 1 keer per maand te doen. Ballet- en dansvoorstellingen, jazz- en bluesconcerten, toneelvoorstellingen en opera en operette zijn genres die minder vaak via de radio of tv worden beluisterd of bekeken, 70% of meer van de Maastrichtenaren geeft aan dit nooit te doen. In vergelijking met 2003 zijn er geen noemenswaardige verschuivingen in deze percentages te zien.
46
figuren 8.2
Frequentie waarmee Maastrichtenaren via radio of tv naar verschillende culturele uitvoeringen of vertoningen kijken of luisteren (%). film
pop /wereldmuziek
cabaret/kleinkunst
25
76 < 1x per maand
26
< 1x per maand
< 1x per maand
76
32
27
29
14 > 1x per maand
30
> 1x per maand
> 1x per maand
11
26
25
46 niet
44
niet
niet
2005
13
2005
42
2003 0
20
40
60
80
0
10
20
30
40
%
2003
50
0
16
30
40
50
opera/ operette
10 < 1x per maand
< 1x per maand
21
15
19
11
30
> 1x per maand
16
> 1x per maand
> 1x per maand
18
30
19
65
60
niet
75
niet
niet
2005
61
2005
55
2003 10
20
%
musical
< 1x per maand
0
10
%
klassieke muziek
2005
48
2003
20
30
40
50
60
70 %
2005
70
2003 0
10
20
30
40
50
60
2003
70
0
%
Media, culturele informatie en kortingskaarten
20
40
60
80 %
z
47
toneelvoorstelling
jazz- /bluesconcert
< 1x per maand
ballet-/ dansvoorst.
< 1x per maand
< 1x per maand
20
14
> 1x per maand
19
> 1x per maand
> 1x per maand
18
16
19
72
75
niet
75
niet
niet
2005
72
2005
77
2003 0
20
40
60
80 %
48
2005
74
2003 0
20
40
60
80
100 %
2003 0
20
40
60
80 %
Iets minder dan de helft van de Maastrichtenaren (45%) luistert via de landelijke Nederlandstalige zenders of programma’s naar culturele uitvoeringen (zie figuur 8.3). Ook de lokale Nederlandstalige radiozenders worden door bijna de helft van de Maastrichtenaren beluisterd. Ondanks enkele verschillen in percentages als we 2005 met 2003 vergelijken, blijken deze niet significant. Gaat het om het bekijken van culturele programma’s via de tv (zie figuur 8.4) dan zien we ook hier dat de landelijke en lokale Nederlandstalige zenders het meest bekeken worden, maar dat op de derde plaats de buitenlandse Engelstalige zenders of programma’s het meest bekeken worden.6 figuur 8.3
figuur 8.4
Maastrichtenaren naar zenders waarmee ze thuis naar culturele uitvoeringen via de radio luisteren (%)
Maastrichtenaren naar zenders waarmee ze thuis naar culturele uitvoeringen via de tv bekijken (%)
45
landelijk Ned. 42
lokaal Ned. landelijk niet-Ned. lokaal niet-Ned. buit. Engels-talig buit. niet-Eng.
77
landelijk Ned.
51
78 58
lokaal Ned.
46 15
57 45
buit. Engels-talig
17 13
47 41
landelijk niet-Ned.
17 13
buit. niet-Eng.
14 13
lokaal niet-Ned.
14
2005
anders
38 30 33 26 28
2005
anders
2003 0
20
40
60
2003 0
20
40
60
80
100
% % Uit een kijkersonderzoek uitgevoerd in opdracht van TV Maastricht blijkt dat 92% van de Maastrichtenaren soms of regelmatig naar deze zender kijkt. Dit cijfer is niet zonder meer naast het bovengenoemde cijfer te plaatsen omdat er, zoals door de onderzoekers van het kijkersonderzoek ook al wordt opgemerkt, in dit kijkersonderzoek sprake is van een selectieve respons. Het werkelijke percentage kijkers ligt waarschijnlijk lager. Daarnaast is in het hier voorliggende onderzoek specifiek gevraagd naar het bekijken van culturele uitvoeringen en niet naar het kijken naar een zender in het algemeen. 6
Media, culturele informatie en kortingskaarten
z
49
8.2
Informatiebronnen
Huis-aan-huis bladen zijn de meest gebruikte informatiebron als het gaat om het verkrijgen van informatie over het waar en wanneer van culturele activiteiten. Bijna drie kwart van de Maastrichtenaren zegt hiervan gebruik te maken. Een andere veel gebruikte informatiebron is het horen zeggen van vrienden, familie, kennissen of collega’s. Internetsites van culturele instellingen worden door 21% van de Maastrichtenaren als informatiebron gebruikt. In vergelijking met 2003 is dit een duidelijke toename van 7 procentpunten. tabel 8.1
Informatiebronnen over het waar en wanneer van culturele activiteiten (%) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
7
50
huis aan huisbladen zoals de Maaspost en de Trompetter via vrienden, familie, kennissen of collega's brochures, folders, flyers, programmaboekjes affiches, uithangborden, posters lokale/regionale dagbladen zoals De Limburger en het Limburgs Dagblad lokale/regionale televisie landelijke televisie lokale/regionale radio tijdschriften via het blad ‘Uit in Maastricht’ via het blad ‘Week In, Week Uit’ landelijke radio weekbladen internetsites van culturele instellingen landelijke dagbladen andere internetsites kabelkrant, teletekst anders
In het onderzoek 2003 was dit onderdeel omschreven als ‘uitagenda’ en niet nader uitgesplitst.
2005 73% 61% 57% 54% 51% 47% 42% 36% 27% 27% 23% 25% 21% 21% 19% 15% 14% 3%
2003 72% 64% 51% 57% 56% 45% 44% 40% 22% 40%7 28% 21% 14% 21% 12% 20% 3%
8.4
Het bezit van kortingskaarten, lezen van boeken en overige zaken
In vergelijking met 2003 is het percentage Maastrichtenaren dat zegt een 65+ pas in bezit te hebben duidelijk toegenomen, terwijl er in vergelijking met 2003 niet meer ouderen aan het onderzoek hebben deelgenomen. Het bezit van de overige in het onderzoek aan de orde gestelde kortingskaarten is niet noemenswaardig veranderd.
figuur 8.5
Het bezit van kortingskaarten (%)
55 Pas 65+ 38
43 museum jaarkaart 44
10 CJP 10
CKV
2005 2003 0
20
40
60 %
Het merendeel van de Maastrichtenaren heeft 1 maand of korter geleden nog een boek gelezen. Voor 3% is dit 3 tot 6 maanden geleden (zie figuur 8.8). Vrouwen hebben vaker dan mannen 1 tot 3 maanden geleden nog een boek gelezen, terwijl dit voor mannen langer geleden is.
Media, culturele informatie en kortingskaarten
z
51
figuur 8.6
figuur 8.7
Het lezen van boeken (%)
Het stilstaan bij een kunstwerk of kunstvoorstelling (%)
34
22
toneel/dans 2005
25
19
62 < 1 maand
37
20
toneel/dans 2003
62
27
16
12 2 - 3 mnd. 13
beeld/schilder 2005
27
beeld/schilder 2003
28
18
43
22
39
3 - 6 mnd. < 1 mnd. 20
14
muziek 2005
23
43
21
1 - 6 mnd.
> 6 mnd.
2005
22
muziek 2003
19
27
45
> 6 mnd. niet
2003 0
10
20
30
40
50
60
70
0
20
40
60
80
100 %
%
Aan de Maastrichtenaren is verder gevraagd hoe lang het geleden is dat men heeft stilgestaan bij een kunstwerk of kunstvoorstelling op straat, in een park, in een winkel gebied of ergens anders in de openbare ruimte. Het overzicht in figuur 8.7 laat zien dat van de drie voorgelegde genres de muziekvoorstellingen op de meeste aandacht kunnen rekenen, 43% van de Maastrichtenaren heeft korter dan een maand geleden nog stilgestaan bij een dergelijke voorstelling. Een op de tien Maastrichtenaren geeft aan niet bij een dergelijke voorstelling te hebben stilgestaan.
52
Ten slotte is aan de respondenten gevraagd aan te geven of men in de afgelopen 12 maanden onbetaald werk voor een culturele organisatie, zoals een muziek- of toneelvereniging, cultureel festival, museum, bibliotheek of schouwburg heeft verricht. Figuur 8.8 laat zien dat het merendeel van de Maastrichtenaren geen onbetaald werk heeft verricht, 8% zegt dit wel te hebben gedaan.
figuur 8.8
Het verrichten van onbetaald werk (%)
92 geen werk verricht 89
wel werk verricht 2005 2003 0
20
40
60
80
100 %
In 2003 besteedde deze groep gemiddeld 147 uur per jaar aan deze activiteiten, ofwel ongeveer 12 uur gemiddeld per maand. In 2005 is dit gemiddeld aantal uren afgenomen tot 94 uur per jaar, wat neer komt op gemiddeld 8 uur per maand.
Media, culturele informatie en kortingskaarten
z
53
54
Creatieve en innovatieve klasse
9.1
hoofdstuk 9
Inleiding
De gemeente Maastricht, Heerlen en Sittard-Geleen en de provincie Limburg hebben TNO in 2005 een onderzoek laten doen naar de omvang en structuur van de creatieve industrie in de Tripool.8 De creatieve industrie wordt in het onderzoek van TNO opgevat als een specifieke vorm van bedrijvigheid die goederen en diensten voorbrengt die het resultaat zijn van individuele of collectieve, creatieve arbeid en ondernemerschap. Het uitgangspunt voor dit onderzoek is gebaseerd op het gedachtegoed van de Amerikaanse econoom Richard Florida die stelt dat werkgelegenheid in een stad niet het resultaat is van het naar zich toetrekken van bedrijven, maar van een bepaalde groep mensen, genaamd de creatieve klasse. Florida stelt dat de creatieve klasse zich primair vestigt in een cultureel stimulerende en uitdagende omgeving. Aandacht voor onder andere de ruimtelijke kwaliteit van wonen, eigentijdse architectuur en ontmoetingsplaatsen moeten ervoor zorgen dat creatieve bedrijven zich thuis voelen in dit soort omgevingen. Welke bedrijven of beroepen tot deze creatieve klasse gerekend kunnen worden is een punt van discussie. Richard Florida gaat zelf van een veel bredere definitie uit en rekent bijvoorbeeld ook ICT’ers en wetenschappers tot de creatieve klasse (een overzicht van welke bedrijven door TNO tot de creatieve industrie gerekend kunnen worden is in bijlage I te vinden). Naar aanleiding van de studie van TNO zijn in het onderzoek enkele vragen geformuleerd die betrekking hebben op dit onderwerp. Wie zijn de mensen die tot de creatieve klasse behoren en welke eisen stellen zij aan een stad?
8
De creatieve industrie in de zuidelijke Tripool, Maastricht, Heerlen Sittard/Geleen, TNO 2005
Creatieve en Innovatieve klasse
z
55
9.2
De creatieve klasse in Maastricht
Uit het onderzoek van TNO blijkt dat in de stad Maastricht in totaal 1925 banen in de creatieve industrie te vinden zijn. Op een totaal van 73.150 banen voor de gehele stad is dit dus 2,6%. In de enquête is aan de respondenten gevraagd aan te geven in welke sectoren, die tot de creatieve industrie gerekend kunnen worden, ze als professional werkzaam zijn. In totaal blijkt dat 5% van de Maastrichtenaren te zijn. Worden ook wetenschappers meegerekend dat blijkt in totaal 7% van de Maastrichtenaren tot de creatieve klasse te behoren. In de verdere analyses hebben we deze laatste groep niet meegenomen. Maastrichtenaren die behoren tot de ‘creatieve klasse’ zijn gemiddeld jonger dan de overige Maastrichtenaren. De gemiddelde leeftijd van een Maastrichtenaar behorende tot de ‘creatieve klasse’ is 41 jaar. Van de overige Maastrichtenaren is dat 49 jaar. Van de ‘creatieve klasse’ heeft 45% een leeftijd van 30 tot 50 jaar en is niemand ouder dan 70 jaar.
figuur 9.1
Maastrichtenaren al dan niet behorende bij creatieve klasse naar leeftijd (%)
70 - 90 jaar 15 31 50 - 70 jaar 34 45 30 - 50 jaar 32 24 10 - 30 jaar 19
0
10
creatieve klass overige
20
30
40
50 %
56
Het merendeel van de Maastrichtenaren behorende tot de creatieve klasse is niet in Maastricht geboren (71%). In vergelijking met de Maastrichtenaren die niet tot de creatieve klasse behoren is dit een duidelijk verschil. Van deze groep is 44% niet in Maastricht geboren. Dit verschil blijft bestaan ook als we corrigeren voor leeftijd en dus de respondenten ouder dan 65 jaar uit de analyses halen.
figuur 9.2
Maastrichtenaren al dan niet behorende bij creatieve klasse naar geboorteplek (%)
71 niet M'tricht geb. 44
elders gewoond
18 geboren en getogen creatieve klasse
45
overige 0
20
40
60
80 %
Creatieve en Innovatieve klasse
z
57
Ook wat woonduur betreft zien we zeer duidelijke verschillen. Van de Maastrichtenaren die niet tot de creatieve klasse behoren woont ongeveer 73% al 20 jaar of langer in Maastricht, van de creatieve klasse is dit 37%. Ook hier blijkt dat leeftijd er niet toe doet.
figuur 9.3
Maastrichtenaren al dan niet behorende bij creatieve klasse naar tijd van wonen in Maastricht (%)
24 < 5 jaar
16 5 - 10 jaar
24 10 - 20 jaar
37 > 20 jaar
creatieve klasse
73
overige 0
20
40
60
80 %
58
9.3
Verwachtingen ten opzichte van een stad
In het onderzoek zijn de volgende stellingen aan de respondenten voorgelegd en is gevraagd aan te geven of men het hiermee eens of oneens is. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Een veilige woonomgeving vind ik zeer belangrijk Ik woon het liefst in een koopwoning De nabijheid van natuur in een stad vind ik belangrijker dan Cultuur. Het belangrijkste in een stad vind ik het ontmoeten van mensen met creatieve en innovatieve ideeën Het cultuuraanbod speelt een belangrijke rol bij mijn overweging om me te vestigen in een stad. Moderne architectuur in een stad vind ik een belangrijke voorwaarde om er te gaan wonen. Steden met een universiteit vind ik minder aantrekkelijk dan steden die geen universiteit hebben. De stad waar ik woon hoeft wat mij betreft geen historische binnenstad te hebben
Aan de respondenten is gevraagd aan te geven of ze het met deze stellingen ‘helemaal eens’, ‘eens’, niet eens/ niet oneens’, ‘oneens’ of ‘helemaal oneens’ zijn. Omwille van de leesbaarheid zijn de eerste en laatste twee categorieën samengevoegd. De antwoorden zijn in figuur 9.1 weergegeven. Met stelling 1 ‘Een veilige woonomgeving vind ik zeer belangrijk’ zijn de meeste Maastrichtenaren het eens (97%).
Creatieve en Innovatieve klasse
z
59
figuur 9.4
Maastrichtenaren naar ‘ eens’ of ‘oneens’ met de genoemde stellingen (%)
1. Een veilige woonomgeving 97
1
2. Ik woon het liefst in een koopwoning 24
2
17
59
3. De nabijheid van natuur belangrijker dan Cultuur
3
17
36
47
4. Ontmoeten van mensen met creatieve en innovatieve ideeën
4
26
39
35
5. Het cultuuraanbod.
5
41
33
26
6. Moderne architectuur 47
6
33
20
7. Aanwezigheid universiteit minder aantrekkelijk 61
7
28
11
8. Geen behoefte aan historische binnenstad 74
8
0
20
40
17
60
80
9
eens
100 %
60
neutraal oneens
Splitsten we de antwoorden op de verschillende stellingen uit naar ‘creatieve klasse’ en ‘overige’ dan zien we geen significantie verschillen in meningen (zie figuur 9.5).
figuur 9.5
Maastrichtenaren naar ‘eens’ of ‘oneens’ zijn met de genoemde stellingen naar ‘creatieve klasse’ en overige (%).
st.1 overige
98
st.1 creatieve
92
st.5
overige
st.5 creatieve
st.2
overige
24 22
30
16
overige
47
st.3 creatieve
19
34
62
36
16
38
32
st.6 creatieve
overige
25
33
59
st.6
st.2 creatieve
st.3
17
42
48 36
28
st.7
36
49
overige
27
24
60
st.7 creatieve
29 70
19
eens st.4
overige
26
40
34
neutraal
st.4 creatieve
24
30
46
eens st.8
overige
74
st.8 creatieve
17
neutraal
84
oneens 0
20
40
60
80
100
oneens 0
20
40
%
60
80
100
%
In het onderzoek is verder in een open vraag, dus zonder vooraf aangegeven antwoordcategorieën gevraagd naar de drie belangrijkste redenen om in Maastricht te wonen. Voor bijna de helft (49%) van de Maastrichtenaren is het ‘er geboren en getogen zijn’ een van de drie belangrijkste reden waarom ze in Maastricht wonen. Op de tweede plaats staat het gegeven dat de stad gezellig en Bourgondisch is, aangenaam om in te vertoeven en een relaxte sfeer. Voor
Creatieve en Innovatieve klasse
z
61
42% van de Maastrichtenaren is dit een van de belangrijkste reden. Ruim een derde (36%) van de Maastrichtenaren woont hier vanwege werk, opleiding of studie. figuur 9.6
Belangrijkste redenen om te wonen in Maastricht (%) (gebaseerd op antwoorden op een ‘open’ vraag) geboren en getogen
49
gezellig, bourgondisch
42
werk, opleiding
36
familie, vrienden
28
historisch mooie stad
21
veilig, omgeving, natuur
18
centrale ligging
9
cultuur
6
van alles te doen
5
provinicestad, kleinschalig
3
0
10
20
30
40
50 %
Doordat de groep Maastrichtenaren behorend tot de ‘creatieve klasse’ in dit onderzoek slechts in geringe mate zijn vertegenwoordigd is het niet mogelijk diepgaande analyses naar deze groep uit te voeren. Het enige dat over deze groep gesteld kan worden is dat in vergelijking met de ‘overige’ Maastrichtenaren de ‘creatieve klasse’ vaker vanwege het werk of opleiding in Maastricht woont (71% versus 33%). Het ‘geboren en getogen’ zijn speelt bij de ‘creatieve klasse’ een minder grote rol (26% tegen 50% van de groep ‘overige’ Maastrichtenaren). Deze uitkomsten bieden helaas te weinig houvast en zijn te summier om op grond hiervan vast te stellen of de gemeente Maastricht een goed vestigingsklimaat biedt voor de ‘creatieve klasse’.
62
Maastrichtse cijfers in een breder kader geplaatst
10.1
hoofdstuk 10
Inleiding
De cijfers die in de voorgaande hoofdstukken zijn gepresenteerd, zijn het resultaat van een enquête gehouden onder Maastrichtenaren in de leeftijd van 13 jaar en ouder. Deze gegevens worden ook wel subjectieve gegevens genoemd. Het zijn cijfers die de ervaringen van burgers uit Maastricht weergegeven. Naast dergelijke ‘subjectieve’ cijfers worden als grondslag voor beleid ook vaak objectieve gegevens gebruikt. Dit zijn cijfers die zich bepalen tot feiten en die niet beïnvloed worden door ervaringen of oordelen, een voorbeeld hiervan zijn bezoekersaantallen. Het onderscheid tussen deze cijfers is niet altijd even duidelijk. Als in dit rapport wordt gesteld dat 79% van de Maastrichtenaren de afgelopen 12 maanden een culturele instelling heeft bezocht dan is dat gebaseerd op de eigen waarneming van deze personen. In werkelijkheid kan dit percentage echter variëren van 76% tot 82%. Anders is het met objectieve getallen. Het bezoekersaantal is vaak gebaseerd op het verkocht aantal kaartjes en is een absoluut getal. Maar ook hierbij dient men zich te realiseren dat er waarschijnlijk mensen zijn die vaker een bezoek brengen aan een culturele instelling en dus dubbel mee tellen. Er dient dus een onderscheid gemaakt te worden tussen het aantal bezoekers en het aantal bezoeken. Het vergelijken van objectieve en subjectieve cijfers is vaak een hachelijke zaak omdat ze dus op verschillende manieren tot stand komen. Feit is dat in de dagelijkse praktijk beide soorten cijfers naast elkaar gebruikt kunnen worden. In dit hoofdstuk worden om die reden juist verschillende cijfers bij elkaar gezet. Enerzijds om de diverse uitgangspunten te kunnen benadrukken en anderzijds om te onderzoeken of er niet mogelijk toch een relatie gezocht kan worden, in de vorm van indicaties of trends.
Maastrichtse cijfers in een breder kader geplaatst
z
63
10.2
Bezoekcijfers van gesubsidieerde instellingen
In tabel 10.1 is een overzicht gegeven van verschillende bezoekcijfers van instellingen die structurele subsidies van overheden ontvangen. In een aantal gevallen is het niet mogelijk gebleken een onderscheid te maken naar bezoekers van voorstellingen of optredens en bezoekers die komen voor andere zaken, zoals bijvoorbeeld de vaste collectie. De reden hiervoor is dat instellingen in het registreren van bezoekers cq. bezoeken dit onderscheid niet maken. Verder hebben niet alle instellingen cijfers kunnen leveren. In de derde kolom van de tabel zijn de percentages af - en toename berekend. Deze laten duidelijk zien dat in het algemeen bij de instellingen een toename van het absoluut aantal bezoeken te zien is. Uitzonderingen zijn het Bonnefanten, het Huis van Bourgondië en het Limburs symfonie Orkest. Bekijken we de subjectieve gegevens dan zien we een dergelijke toename niet. Ondanks het feit dat sommige percentages in 2005 iets hoger liggen dan in 2003 is hier geen sprake van een significant verschil. Let wel deze cijfers hebben alleen betrekking op het aantal Maastrichtenaren dat de betreffende instelling zegt te hebben bezocht. Daarnaast tellen Maastrichtenaren die deze instellingen hebben bezocht maar één keer in dit percentage mee. Bij de absolute aantallen tellen ook bezoekers van buiten Maastricht mee en zijn het aantal bezoeken geteld en niet het aantal bezoekers. In feite zou je hieruit kunnen concluderen dat de toename van de absolute aantalen te wijten is aan één of beide volgende factoren: Het bezoek aan culturele instellingen in Maastricht is geïntensifieerd; het aantal bezoekers is hetzelfde gebleven, ze bezoeken de instellingen alleen wat vaker. Instellingen worden vaker door mensen van buiten Maastricht bezocht.
64
tabel 10.1
Gesubsidieerde instellingen naar absoluut aantal bezoeken (objectief), het percentage af- en toename en percentage Maastrichtenaren dat zegt de afgelopen 12 maanden één of meerdere keren de instelling te hebben bezocht (subjectief).
gesubsidieerde instelling Bonnefanten Marres Jan van Eyck Academie9 HEDAH Filmhuis Lumière 10 Natuurhistorisch Museum Maastricht11 Museum Spaans Gouvernement Regionaal Historisch Centrum Limburg12 Theater aan het Vrijthof Conservatorium Maastricht 13 Toneelacademie Maastricht 14 Huis van Bourgondië Limburgs Symfonie Orkest Het Vervolg – Derlon Theater Opera Zuid Intro/In situ Stichting Oude Muziek Limburg Ensemble ‘88 bezoekers Centre Céramique Kumulus, Centrum voor de Kunsten
objectieve data % 2003 2005 af – toename 110818 102000 - 8% 42500 57000 + 34% 23111 25564 + 11% 5002 6330 + 27% 143248 143695 + 0,3% 8415 7422 - 11% 24668 22633 - 8% 21457 20089 - 6% 14547 19377 + 33% 3943 4318 + 10% 331615 400010 + 21% 4014 4323 + 8%
subjectieve data 2003 2005 22% 29% 3% 6% 3% 4% 1% 3% 25% 21% 14% 17% 10% 7% 4% 46% 50% 6% 9% 6% 6% 5% 5% 12% 10% 10% 4% 4% 2% 2% 2% 2% 1% 2% 42% 44% 8% 6%
*Bronnen: De vermelde gegevens in deze tabel zijn afkomstig van de instellingen zelf, gehaald uit de jaarverslagen
9 10 11 12
13 14
bezoekers aantallen van specifieke tentoonstellingen worden niet bijgehouden in 2004 had Lumiere 80.000 bezoekers bezoekers aantallen van specifieke tentoonstellingen worden niet bijgehouden Het Regionaal Historisch Centrum Limburg is in onstaan uit een fusie tussen het Rijksarchief Limburg (RAL) en het Gemeentelijk gevraagd was alleen de bezoekersaantallen van de door het theater aan het Vrijthof geprogrammeerde voorstellingen idem
Maastrichtse cijfers in een breder kader geplaatst
z
65
10.3
Bezoekcijfers van evenementen
In tabel 10.2 zijn objectieve en subjectieve data van evenementen in Maastricht weergegeven. Het aantal Maastrichtenaren dat zegt de betreffende evenementen te hebben bezocht is bij alle evenementen gelijk gebleven. Dat zou kunnen betekenen dat de stijging van het aantal deelnemers bij het evenement L’Europe et L’Orgue voornamelijk te wijten is aan een toename van het aantal bezoekers van buiten de gemeente Maastricht. Deze conclusie is echter alleen gerechtvaardigd als de registratie van het aantal bezoekers van het evenement in 2005 op dezelfde wijze heeft plaats gevonden als in 2003.
66
tabel 10.2
Evenementen in Maastricht naar absoluut aantal bezoeken (objectief), het percentage af- en toename en percentage Maastrichtenaren dat zegt de afgelopen 12 maanden één of meerdere keren de instelling te hebben bezocht (subjectief).
evenement Internationaal Filmfestival Musica Sacra Euregionale Kunstmarkt OLV - PLein De Kunsttour (beeldende kunst) Jazztival L’Europe et L’Orgue Cement Festival Maastricht International Poetry Nights
objectieve data % subjectieve data 2003 2005 af – toename 2003 2005 15 4300 3000 - 30% 6% 10% 9621 10200 + 6% 9% 8% 22% 22% 4000 6500 + 63% 9% 11% 542 7% 6% 200 1000 + 400% 2% 3% 4686 - 16 3% 4% 1300 1300 0% 1% 0%
Bronnen: De vermelde gegevens in deze tabel zijn afkomstig van de instellingen zelf, gehaald uit de jaarverslagen
15 16
Dit evenement kende in 2005 een andere opzet en is losgekoppeld van het Rotterdamse filmfestival Dit evenementen werd in 2005 niet georganiseerd
Maastrichtse cijfers in een breder kader geplaatst
z
67
Bijlage I
Aantal banen in de bedrijfstakken van de creatieve industrie in Maastricht
Omschrijving
Aantal
Beoefening van podiumkunst Producenten van podiumkunst Beoefening scheppende kunst Theaters, schouwburgen, concertgebouwen Dienstverlening kunst, cultuur en evenement Kunstgalerieën en -expositieruimten Musea
217 9 75 26 51 56 80
Totaal Kunsten
514
Uitgeverijen van boeken e.d. Uitgeverijen van dagbladen Uitgeverijen van tijdschriften Uitgeverijen van geluidsopnamen Overige uitgeverijen Fotografie Productie van (video)films Ondersteuning (video)filmproductie Vertoning van films Omroeporganisaties Productie radio- en tv-programma's Ondersteunende activiteiten van radio en tv Overig amusement Pers-, nieuwsbureaus; journalisten
12 20 1 3 5 39 29 4 47 118 7 1 14 22
Totaal Media en entertainment
322
Architectuur en technisch ontwerp Technisch ontwerpl advies stedenbouw etc. Reclameontwerp- en adviesbureáus Overige reclamediensten Interieur-, modeontwerpers e.d.
788 14 191 30 66
Totaal Creatieve zakelijke dienstverlening
1.089
Totaal creatieve industrie
1.925
Totaal aantal banen in Maastricht rapport TNO
73.150
Bijlage I
z
69