culturele a tlas brabant monitor professionele kunsten 2013
culturele a tlas brabant monitor professionele kunsten 2013
samenstelling en redactie Nathalie Jansen Jenneke Harings
uitgave bkkc brabants kenniscentrum kunst en cultuur
2
culturele atlas brabant
reflectie
inhoud voorwoord
Nathalie Jansen
verantwoording
5
7-9
Nathalie Jansen
naar een goed geïnformeerde, zelfbewuste culturele infrastructuur
11 - 15
Hans Mommaas
op weg naar een ambitieus cultuursysteem
17 - 21
Chris van Koppen
deel 1
trends&ontwikkelingen 2011-2013
de brabantse culturele infrastructuur in feiten en cijfers 25 - 55 Nathalie Jansen
deel 2
sectoranalyses
beeldende kunst, vormgeving en architectuur
59 - 65
Jos Wilbrink
av/multimedia
67 - 73
Iduna van de Ven
letteren
75 - 85
Jenneke Harings
muziek
87 - 91
Gosuin van Heeswijk & Rick Hoedemaker
theater en dans Nathalie Jansen
93 - 99
4
culturele atlas brabant
reflectie
Nathalie Jansen
voorwoord Als culturele sector zijn we de afgelopen jaren diverse malen aangelopen tegen de onvolledige en eenzijdige kennis van politici en bestuurders, hetgeen direct van – nadelige – invloed is geweest op besluitvorming. Het gaat dan om het ontbreken van kennis over bijvoorbeeld de bedrijfsvoering van culturele instellingen, over productieprocessen, over internationale erkenning van organisaties en over het belang van productiemiddelen. bkkc krijgt regelmatig het signaal dat er bij de Brabantse overheden een grote behoefte bestaat aan een overzicht van de infrastructuur en van (cijfermatig) inzicht in prestatie-, financiële en organisatorische gegevens. Er zijn, in vergelijking met andere economische sectoren, weinig kwantitatieve onderzoeksgegevens over de culturele sector in Brabant voorhanden. Het verkrijgen van dergelijke gegevens is vaak een ad-hocaangelegenheid en van vergelijkend onderzoek (met bijvoorbeeld de Randstad) en/of onderzoek met een langetermijnperspectief is nauwelijks sprake. Op landelijk niveau is de handschoen opgepakt door de Boekmanstichting en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP): eind dit jaar verschijnt de Cultuurindex Nederland . In een artikel over de Cultuurindex in NRC Handelsblad op 5 juni 2013 zegt Cas Smithuijsen, directeur van de Boekmanstichting, dat men hoopt dat de index bijdraagt aan een debat over cultuur dat meer dan voorheen is gebaseerd op feiten. Niet alleen op landelijk maar ook op provinciaal niveau is het van groot belang politici, beleidsmakers en andere personen op strategische posities te (blijven) voorzien van actuele gegevens. Met de Monitor professionele kunsten willen we eens in de twee jaar facts & figures bieden over de professionele kunsten in Noord-Brabant. Deze eerste keer doen we dat met de blik gericht op 2011 en 2013 en op de ontwikkelingen die in de tussenliggende periode hebben plaatsgevonden. Over twee jaar doen we dit opnieuw, wellicht op basis van meer instellingen en uitgebreidere gegevens. Samen met de ‘bloementuin’ (www.cultureleatlasbrabant.nl) vormt deze monitor de Culturele atlas Brabant. Waar we in de bloementuin een, vooralsnog beperkt, overzicht geven van de culturele infrastructuur in Brabantstad, willen we met deze monitor op een objectieve manier zaken signaleren en analyseren. Graag willen we op deze plek alle instellingen die hebben deelgenomen aan dit onderzoek heel hartelijk bedanken voor hun tijd en inzet. We realiseren ons dat het invullen van vragenlijsten een extra belasting is waarvoor niet altijd gelegenheid is. Tegelijkertijd hopen we andere instellingen met deze publicatie te overtuigen van de noodzaak ‘munitie’ te verzamelen waarmee we als sector een gefundeerd signaal kunnen afgeven. Tot slot gaan we graag in gesprek met iedereen die na het lezen van deze monitor vragen en/of opmerkingen heeft. culturele atlas brabant
5
6
culturele atlas brabant
reflectie
Nathalie Jansen
verantwoording
Bij de totstandkoming van de Monitor professionele kunsten 2013 hebben we een aantal keuzes moeten maken, die van belang zijn geweest voor de uitvoering en de resultaten van de enquête. Hieronder staat uitgelegd welke instellingen we bij de enquête hebben betrokken en hoe we met de gegevens zijn omgegaan.
Uitgangspunten Voor deze eerste publicatie hebben we gekozen: - te beginnen met een relatief kleine groep instellingen; - ons te concentreren op de B5 (Breda, Tilburg, ’s-Hertogenbosch, Eindhoven en Helmond).1 Dit betekent dat de scope van dit onderzoek beperkt is en dat we niet pretenderen met deze publicatie een volledig beeld te verstrekken van de infrastructuur voor de professionele kunsten in Noord-Brabant. Zo ook hebben we ons beperkt in het aantal en type vragen dat is voorgelegd aan de instellingen. We wilden vooral iets kunnen zeggen over de basisgegevens van de sector: financiële, prestatie- en organisatorische gegevens. Dit zijn gegevens die relatief eenvoudig via een gesloten vragenlijst te verkrijgen zijn. Een volgende keer verzamelen we graag ook gegevens over samenwerking en internationale prestaties. Dit zijn belangrijke onderwerpen die zich moeilijk laten vatten in gesloten vragen willen ze zinnige informatie opleveren. We hebben er dan ook voor gekozen deze onderwerpen nu niet op te nemen in de vragenlijst, maar hebben er, mede op basis van jaarverslagen, werkplannen en overige bronnen, in de kwalitatieve analyses per sector wel aandacht aan proberen te schenken.
1 Indien
een instelling niet in een van deze steden gevestigd is, maar wel meerjarig werd en/of wordt ondersteund door de provincie Noord-Brabant in de periode 2009-2012 dan wel in de periode 2013-2016, is deze instelling meegenomen in dit onderzoek.
culturele atlas brabant
7
Welke instellingen zijn betrokken in het onderzoek?
2 Met
uitzondering van het Slokdarmfestival, dat wel deelneemt aan DISC, maar niet is meegenomen in het onderzoek.
De instellingen die we hebben benaderd zijn onder te verdelen in de volgende categorieën: - producenten podiumkunsten, meerjarig ondersteund door de provincie Noord-Brabant in de periode 2009-2012 dan wel in de periode 2013-2016; - (presentatie)instellingen BKV/AV, meerjarig ondersteund door de provincie Noord-Brabant in de periode 2009-2012 dan wel in de periode 2013-2016; - festivals, meerjarig ondersteund door de provincie Noord-Brabant in de periode 2009-2012 dan wel in de periode 2013-2016 en/of deelnemer aan het samenwerkingsverband van Brabantse culturele festivals, genaamd DISC;2 - musea, met een kunstcollectie en geregistreerd in het landelijk museumregister; - podia, voor zowel podiumkunsten als film. Hierbij dient opgemerkt dat de categorieën niet bestaan uit een homogene groep instellingen. De instellingen hebben weliswaar eenzelfde functie, maar kunnen verschillend zijn in omvang, discipline en werkgebied. Waar cijfers aanleiding geven uitleg te geven, doen we dat.
3 Dit
betreft één museum, dat bij nader inzien niet voldeed aan de uitgangspunten, en negen filmproducenten. Vier van de filmproducenten heeft de vragenlijst ingevuld, maar alleen voor 2013. Omdat dit onvoldoende bruikbaar cijfermateriaal opleverde, is besloten deze groep niet op te nemen in ‘deel 1’ Daar waar zinvol zijn de gegevens wel gebruikt bij de ‘sectoranalyse AV/ multimedia’. 4 Hiertoe
rekenen we niet alleen de instellingen van wie we voor beide jaren een volledige vragenlijst hebben ontvangen, maar ook de instellingen die slechts voor een van beide jaren gegevens hebben verstrekt en de instellingen die de jaarstukken hebben ingediend, maar waarvan we de vragenlijsten uiteindelijk niet hebben ontvangen. In het laatste geval hebben we de gegevens alleen gebruikt indien we dat op grond van de jaarstukken verantwoord vonden.
8
culturele atlas brabant
Respons 78% In het voorjaar van 2013 hebben wij 92 instellingen aangeschreven in verband met dit onderzoek en verzocht ons de jaarstukken van 2011 (jaarrekening en -verslag) en de prognoses voor 2013 (begroting en werkplan) te sturen. Op basis hiervan is door bkkc de vragenlijst per instelling zo ver als mogelijk ingevuld. In juli ontvingen de instellingen de, al dan niet deels ingevulde, vragenlijst met het verzoek deze in- of aan te vullen. Gedurende het onderzoeksproces hebben we besloten om tien instellingen van de 92 niet mee te nemen in het onderzoek.3 Dat betekent dat we voor de berekening van de respons zijn uitgegaan van 82 instellingen. In totaal hebben 64 instellingen gereageerd.4 Dit levert een respons op van 78%. We moeten hierbij twee zaken opmerken. - Van de 64 instellingen heeft een zevental instellingen (2 producenten podiumkunsten, 1 (presentatie)instelling BKV/AV, 1 festival, 1 museum, 2 podia) slechts gegevens verstrekt voor 2011. Daarnaast is er een instelling (1 (presentatie)instelling BKV/AV) die slechts gegevens heeft verstrekt voor 2013. In de verwerking van de gegevens is hier rekening mee gehouden; - In het geval van festivals die eens in de twee jaar plaatsvinden zijn – indien de edities spelen in even jaren – de gegevens gebruikt van 2012 en 2014. Alle instellingen die gegevens hebben aangeleverd staan vermeld op de binnenzijde van de achterflap.
verantwoording
Figuur 1 Aantallen respondenten per categorie
niet gereageerd 1
niet gereageerd 1
14 gereageerd
20 gereageerd Producenten podiumkunsten
Presentatieinstellingen BKV/AV
niet gereageerd 7
niet gereageerd 3
9 gereageerd 5 gereageerd Festivals
Musea
niet gereageerd 6
16 gereageerd Podia
verantwoording
culturele atlas brabant
9
10
culturele atlas brabant
reflectie
Hans Mommaas
naar een goed geïnformeerde, zelfbewuste culturele infrastructuur
De gesubsidieerde wereld van de kunst en de cultuur ondergaat een lastige periode. Terwijl enerzijds onze omgeving ‘cultureler’ is dan ooit, met een overvloed aan culturele vormen en betekenissen, zowel in de klassieke gedaante van tekst, beeld en geluid, als in de meer alledaagse vorm van het ontwerp van gebruiksvoorwerpen, kleding, gebouwen en een grotere diversiteit van talen, gerechten en leefwijzen, wordt anderzijds meer dan evenredig bezuinigd op gesubsidieerde domeinen van kunst en cultuur. Zo op het eerste oog lijkt daar geen tegenstelling in te zitten, integendeel. Als de omliggende wereld ‘uit zichzelf’, dat wil zeggen als onderdeel van het onderlinge economische verkeer, in staat is tot een steeds grotere culturele productie en diversiteit, waarom zou de overheid daar dan nog een bijzondere zorg in moeten hebben? Is de groei de afgelopen jaren van een eigenstandige culturele economie, die het zelfs heeft gehaald tot de status van een ‘economische topsector’, niet het beste bewijs dat in een volwassen economie, dat wil zeggen een economie die daadwerkelijk wordt gedragen door een brede en maatschappelijk betrokken middenklasse, kunst en cultuur weer kunnen worden overgelaten aan het alledaagse maatschappelijke verkeer? Waarom zou de overheid daar een actieve rol in moeten spelen, eens te meer wanneer blijkt dat de afname van die gesubsidieerde kunst en cultuur door de bank genomen vooral plaatsvindt door een minderheid van een doorgaans beter gefortuneerd en goed opgeleid culturele atlas brabant
11
bevolkingsdeel? Te midden van de strijd om de gunst van de kiezer en in het overheersende streven naar ‘een kleine overheid’ is het pleit dan snel beslecht.
Utilitair vaarwater Wat zich hier wreekt is het feit dat de maatschappelijke beoordeling of waardering van kunst en cultuur steeds meer in een utilitair vaarwater terecht is gekomen, terwijl anderzijds, parallel daaraan, het verhaal van de intrinsieke waarde van kunst en cultuur steeds meer aan geloofwaardigheid en zichtbaarheid heeft verloren. Eigenlijk heeft dit thema direct vanaf het begin van het georganiseerde onderzoek naar de maatschappelijke waarde van kunst en cultuur in het teken gestaan van enerzijds vraagstukken van sociale participatie en anderzijds van ‘het profijt van de overheid’. In het onderzoek ging de aandacht steevast uit naar wie zoal deelnam aan culturele uitingen en manifestaties en wie niet. En kunst en cultuur kwamen er vervolgens steevast uit als een domein waarlangs niet zozeer een herverdeling plaatsvond van inkomen en welvaart, maar juist een opeenstapeling: de subsidies komen ten goede aan dat deel van de bevolking dat het al goed heeft. Vervolgens is het beeld niet ver van een elite die zichzelf via de publieke middelen een cadeautje geeft.
Wat zich hier wreekt is het ontbreken van een bij de tijd passend verhaal over de eigenwaarde van kunst en cultuur, krachtig genoeg om in te worden gezet in het veelvormige landschap van waarden en belangen. Later, aan het einde van de jaren tachtig en het begin van de jaren negentig, komen noties van een ‘creatieve industrie’ of ‘culturele economie’ op. Het besef dringt door dat cultuur en economie niet noodzakelijkerwijs tegenstrijdig aan elkaar zijn en elkaar zelfs kunnen versterken. In een postindustriële economie bestaat enerzijds behoefte aan creativiteit, als een bron van nieuwe productontwikkeling en economische groei. Anderzijds komt rondom domeinen van design, architectuur, film, mode, muziek, musical, entertainment, events en digitale animatie een eigenstandige culturele economie op die parallel aan de stijging van de welvaart in omvang toeneemt. Bovendien lijken kunst en cultuur in toenemende mate van belang als vestigingsplaatsfactor voor een groeiende klasse van mobiele hoger opgeleiden die op hun beurt van toenemend belang zijn voor het welslagen van de regionale economische ontwikkeling. UNESCO komt binnenkort met haar jaarrapport over 2013 met betrekking tot de creatieve economie. Daaruit zal blijken in welke veelheid van gedaanten de culturele industrie al van belang is voor de ontwikkeling van het ‘mondiale zuiden’. 12
culturele atlas brabant
naar een goed geïnformeerde, zelfbewuste culturele infrasructuur
Maar terwijl dit toenemende economische belang enerzijds een nieuwe maatschappelijke legitimatie en een nieuwe maatschappelijke ruimte lijkt te leveren voor aandacht voor kunst en cultuur, deels ook gedragen door een nieuwe generatie van actoren, brengt die aandacht anderzijds het belang van kunst en cultuur steeds verder in utilitair vaarwater. Naast sociale duiken economische ontwikkeldoelen op en het gevaar is groot dat dit alweer een geval zal zijn van schieten in je eigen voet. Als we kunst en cultuur vooral moeten beoordelen omwille van haar bijdrage aan de economische ontwikkeling dan ligt de omgekeerde conclusie ook snel voor handen: kunst en cultuur die zich niet of lastig vertaalt in economische ontwikkeling is dus kennelijk van een mindere waarde.
Waar zouden we aangrijpingspunten kunnen vinden voor een meer hedendaagse verwoording van het belang van kunst en cultuur die enerzijds de aandacht vestigt op de ‘eigenwaarde’ daarvan, maar anderzijds in staat stelt tot het aanleggen van een verbinding tussen de klassieke kunsten en hedendaagse culturele praktijken? Wat zich hier wreekt is het ontbreken van een bij de tijd passend verhaal over de eigenwaarde van kunst en cultuur, krachtig genoeg om in te worden gezet in het veelvormige landschap van waarden en belangen. Van oudsher staan daarbij argumenten van ‘kwaliteit’ en ‘ intrinsieke waarde’ centraal. Maar je mag je afvragen in hoeverre die nog werken. Staan ze niet teveel in het teken van het beschermen van eens gevestigde posities en disciplines? Hoe vertaalt die aandacht voor ‘intrinsieke waarde’ en ‘kwaliteit’ zich in andere dan gevestigde kunstendomeinen, zoals het locatietheater, de film, de wereld van gaming? Waar zouden we aangrijpingspunten kunnen vinden voor een meer hedendaagse verwoording van het belang van kunst en cultuur die enerzijds de aandacht vestigt op de ‘eigenwaarde’ daarvan, maar anderzijds in staat stelt tot het aanleggen van een verbinding tussen de klassieke kunsten en hedendaagse culturele praktijken?
Cultuur 3.0 Ik heb zelf het gevoel dat we die aansluiting zouden kunnen vinden in het toenemende eigenstandige belang van ‘verbeelding’ als een basiscompetentie voor het leven in een postindustriële of postmoderne samenleving. Iets dergelijks formuleert Pier Luigi Sacco (2011) wanneer hij spreekt over cultuur 3.0.1 Waar ‘cultuur 1.0’ stond voor het stelsel van de overheidgestuurde patronage, het stelsel waar het hedendaagse naar een goed geïnformeerde, zelfbewuste culturele infrasructuur
1 Pier
Luigi Sacco, Culture 3.0: A new perspective for the EU 2014-2020 structural funds programming on behalf of the European Expert Network on Culture (EENC), produced for the OMC Working Group on Cultural and Creative Industries. April 2011.
culturele atlas brabant
13
cultuurbeleid nog in belangrijke mate op is gebaseerd, met zijn aandacht voor de autonome kunsten aan de ene kant en voor kunsteducatie en -participatie aan de andere, daar staat ‘cultuur 2.0’ voor het model van de culturele economie, voor de situatie waarin kunst en cultuur worden geproduceerd voor en gefinancierd door een markt. Inmiddels, zo stelt hij, zien we overal kenmerken opkomen van een situatie van ‘cultuur 3.0’. In cultuur 3.0 verandert de aandacht voor cultuur van een sectorale aangelegenheid, ondergebracht in hetzij een apart kunstendomein of een aparte cultuursector, in een basiskwaliteit van het alledaagse leven zelf. Sacco benadrukt hoe wij in ons alledaagse leven steeds meer zelf deelgenoot worden van de muziek die we horen of de beelden die we zien, dan wel de teksten die we lezen. We worden meer en meer een actieve participant in culturele werelden in plaats van louter een passieve ontvanger of consument. We hebben niet alleen in toenemende mate te leven met een grotere diversiteit van culturele uitingen, maar worden zelf bovendien een actieve deelgenoot in de reproductie daarvan. Het eigenbelang van ‘verbeelding’ als een basiscompetentie van het leven in een hoogontwikkelde, mondiaal opererende samenleving, in al zijn vormen en gedaanten, zowel ‘bevestigend’ (als basis voor de vormgeving van gedeelde werelden) als ‘ontketenend’ (ter verkenning of bevraging, ter verrassing of verwondering), zowel figuratief als abstract, zowel omwille van de beleving en het vermaak als omwille van de vernieuwing en de verkenning.
In cultuur 3.0 verandert de aandacht voor cultuur van een sectorale aangelegenheid, ondergebracht in hetzij een apart kunstendomein of een aparte cultuursector, in een basiskwaliteit van het alledaagse leven zelf. Bij een dergelijke opvatting hoort een monitoringsysteem dat ons in staat stelt om na te gaan of onze ‘verbeeldingswereld’ nog op orde is. Net zo goed als we van tijd tot tijd de barometer in de natuur steken, om na te gaan hoe het staat met de biodiversiteit, als randvoorwaarde voor een vitaal ecologisch systeem, of in de wetenschap, om na te gaan hoe het zit met ons kennissysteem, of in de economie, om na te gaan of die nog vitaal genoeg is, hebben we nood aan een monitoringsysteem dat ons iets zegt over de staat van de wereld van de verbeelding. In welke vormen van verbeelding zijn we goed, welke verbeeldingsvormen zijn zwakker ontwikkeld? Hoe staat het met de talentontwikkeling? Hoe met de werkgelegenheid? Zijn we onderscheidend genoeg, of vernieuwend, verrassend? Het Brabantse culturele veld heeft de afgelopen tijd door de economische crisis en de daaropvolgende bezuinigingen de nodige klappen gekregen. Dat heeft zijn uitwerking op de vitaliteit van de Brabantse verbeeldingswereld 14
culturele atlas brabant
naar een goed geïnformeerde, zelfbewuste culturele infrasructuur
Bij een dergelijke opvatting hoort een monitoringsysteem dat ons in staat stelt om na te gaan of onze ‘verbeeldingswereld’ nog op orde is. niet gemist. De informatie zoals die in deze publicatie daarover is samengebracht zou tot nadenken moeten stemmen. Wanneer ‘verbeelding’ inderdaad een basiscompetentie is geworden van het leven in een postindustriële samenleving, dan moeten we ons beginnen zorgen te maken. Nu al, zo blijkt uit de cijfers, moet een belangrijk deel van de Brabantse burgerij zijn verbeeldingshonger elders zien te stillen. Het niet behalen van de titel van Europese Culturele Hoofdstad 2018 maakt de urgentie alleen maar sterker. Die situatie past niet bij een regio die zich naast de Randstad wil profileren als de tweede economische regio van het land.
naar een goed geïnformeerde, zelfbewuste culturele infrasructuur
culturele atlas brabant
15
16
culturele atlas brabant
reflectie
Chris van Koppen
op weg naar een ambitieus cultuursysteem Begin van de zomer publiceerde het PON een interessant rapport: Culturele smaak van Brabanders. Een onderzoek naar de verschillende cultuurconsumenten in Noord-Brabant.1 Aansluitend bij Mosaic, een internationaal segmentatiesysteem op huishoudniveau dat mondiaal meer dan één miljard mensen classificeert, onderscheidt het PON acht verschillende publieksgroepen of culturele smaken van Brabanders: jonge cultuurontdekkers, lokale gezelligheid, hectisch gezinsleven, sportieve ruimtegenieters, welvarende cultuursnuivers, traditionele plattelanders, gepensioneerde cultuurliefhebbers en vergrijsde eenvoud. Het zijn termen waarbij iedereen zich meteen iets kan voorstellen, concrete mensen voor zich ziet. Interessant is vooral de vergelijking tussen Brabant en Nederland: welke groepen zijn in Brabant onder- en welke oververtegenwoordigd. De verschillen blijken klein: Brabant lijkt heel erg op de rest van Nederland. De meeste Brabanders zijn mensen van het type ‘lokale gezelligheid’. Het verrast niet, het beantwoordt ook erg aan het Brabantse zelfbeeld. Verrassender is dat die groep in Brabant kleiner is dan landelijk gemiddeld: in Brabant valt 25% van de huishoudens binnen deze groep, landelijk 27%. Ondervertegenwoordigd zijn in Brabant de jonge cultuurontdekkers: 8% van de huishoudens tegenover landelijk 11%. Het heeft wellicht te maken met het ontbreken in Brabant van een grote universiteit. Spectaculair is het verschil in welvarende cultuursnuivers – zeg maar de hardcore liefhebbers van kunst en cultuur: hij is in Brabant anderhalf keer zo groot als in de rest van Nederland, 12% tegen landelijk 8%. Ze wonen vooral in Zuidoost- en Noordoost-Brabant, in plaatsen als Vught, Nuenen, Waalre, Haaren en Oisterwijk, maar ook in West-Brabant is de groep groter dan het landelijk gemiddelde. Ze blijven graag goed op de hoogte: van het nieuws, van sport en van financiën. Ze lezen het Financieele Dagblad, de Volkskrant of NRC Handelsblad. Ze kijken niet zoveel televisie, en als ze kijken, dan vooral naar de publieke omroep. Ze internetten veel. En ze gaan graag uit eten. Het profiel van de welvarende cultuursnuivers lijkt erg op dat van de mensen die beslissingen nemen die wezenlijk zijn voor de economische vitaliteit van onze provincie. Met die groep is iets problematisch aan de hand:
1 M.
van Bommel en K. du Long, Culturele smaak van Brabanders: een onderzoek naar de verschillende cultuurconsumenten in Noord-Brabant. Tilburg, 2013.
culturele atlas brabant
17
2 Idem,
p. 29
ze komen in Brabant in cultureel opzicht niet aan hun trekken. Het PON constateert: ‘Ze bezoeken ook vaak voorstellingen buiten Brabant omdat ze het aanbod in de regio onvoldoende vinden.’2 De culturele infrastructuur in de provincie is blijkbaar ontoereikend om deze economisch relevante groep aan de provincie te binden. Het geeft extra scherpte aan het gesprek dat we voeren over de noodzaak de Brabantse culturele infrastructuur te versterken.
Aantrekkingskracht Over de waarde van kunst en cultuur wordt veel en verschillend gedacht. Kunstenaars praten graag over de intrinsieke waarde van hun kunst. En uiteraard moet ieder gesprek over kunst allereerst over die intrinsieke waarde gaan. Kunst is onlosmakelijk verbonden met het menselijk bestaan. Kunst voegt iets toe aan dat bestaan, het verlegt grenzen, verruimt de horizon, is in essentie dat wat ons bestaan menselijk maakt. Maar intrinsieke waarde staat niet los van, laat staan tegenover maatschappelijke waarde. Intrinsieke waarde en maatschappelijke waarde liggen in elkaars verlengde. Het is de intrinsieke waarde die kunst van maatschappelijke betekenis maakt. Die maatschappelijke betekenis ligt, het meest tastbaar, in de economische waarde van kunst en cultuur. Meer nog dan om het directe economische belang van de creatieve sector gaat het dan om de betekenis van de culturele infrastructuur voor het woon- en werkklimaat in de regio.
Het profiel van de welvarende cultuursnuivers lijkt erg op dat van de mensen die beslissingen nemen die wezenlijk zijn voor de economisch vitaliteit van onze provincie. Steden met een groot en gevarieerd aanbod aan kunst en cultuur hebben een grote aantrekkingskracht op hoger opgeleiden en op mensen uit de hogere inkomensgroepen. Die steden doen het om die reden dan ook economisch beter. Alleen daarom al verdienen kunst en cultuur de volle aandacht van bestuurders, juist in economisch onzekere tijden en zeker in een regio die pretendeert na de Randstad het belangrijkste economische knooppunt van ons land te zijn. In een gesprek dat ik onlangs had bij de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij maakte men zich juist daarom zorgen over de bezuinigen op kunst en cultuur: ze tasten het creatieve klimaat aan, verminderen zo de innovatieve kracht van het bedrijfsleven en bemoeilijken uiteindelijk het economische herstel. Daarnaast of misschien zelfs meer nog zijn kunst en cultuur voor de overheid van belang vanwege de identiteitsvormende rol die zij kunnen spelen. Overheden, die per definitie geografisch gebonden eenheden zijn, hebben een legitimiteitsprobleem in een wereld waarin steeds meer mensen in toenemende mate acteren in netwerken die die geografische eenheden te boven en te buiten gaan. Overheden moeten hun inwoners een belang geven 18
culturele atlas brabant
op weg naar een ambitieus cultuursysteem
De provincie realiseert zich dat de culturele kwaliteit van de leefomgeving een doorslaggevende factor is om burgers en bedrijven te boeien en talenten te binden. bij betrokkenheid bij de plek waar ze wonen en werken. Kunst en cultuur zijn vanouds en bij uitstek instrumenten die dat gevoel van betrokkenheid kunnen creëren. Ze geven vorm aan de normen en waarden die groepen in onze samenleving verbinden. Ze tonen en geven ruimte aan diversiteit in die samenleving en schragen daarmee onze democratie. Ze voeden onze verbeeldingskracht en stellen ons zo in staat greep te krijgen op de werkelijkheid en er aan te ontsnappen, ze laten ons de werkelijkheid niet als gesloten maar als open ervaren. De discussie zoals die met name de afgelopen twee jaar is gevoerd markeert een crisis in de maatschappelijke legitimering van kunst en cultuur. Het is een crisis die vele en gecompliceerde oorzaken heeft. Ik noem er hier drie: de teloorgang van de culturele canon, de oriëntatie van relevante onderdelen van het kunstenveld op een selecte groep deskundigen in plaats van op het brede publiek, maar ook en misschien vooral de dominantie van een economisch discours dat veronderstelt dat waarde kan worden gereduceerd tot rendement en waarin geen ruimte is voor het nut van het (schijnbaar) nutteloze. Het is een verarmd en verarmend discours. Het gaat voorbij aan wetenschappelijke inzichten, het meest pregnant al in 1977 verwoord door Nobelprijswinnaar Amartya Sen in zijn kritiek op de rationele keuzetheorie.3 Maar, zo is gebleken, het economisch reductionisme leent zich beleidsmatig goed voor een gemakzuchtige legitimering van aanslagen op de domeinen van natuur, onderwijs, wetenschap en kunst en cultuur. Het wordt gevoed door de gedachte dat kunstsubsidie het doel heeft de kunstsector van middelen te voorzien. Dat is zoals Maxim Februari uitlegde op ons symposium over de waarde van cultuur, op 2 november 2012 in Den Bosch, een misvatting: ‘Subsidie wordt verstrekt in het belang van de gemeenschap, niet in het belang van de medewerkers in de culturele sector.’
3 Amartya
Sen, ‘Rational Fools: A Critique of the Behavioral Foundations of Economic Theory’. In: Philosophy & Public Affairs, voI. 6 no. 4 (1977) p. 317-344.
Afnemende giftbereidheid Dit onderzoek laat de eerste effecten op de culturele sector zien van de bezuinigingen die in eerste instantie door het Rijk, maar vervolgens ook door provincie en gemeenten zijn doorgevoerd. Daarbij vallen een paar zaken op. Het is de vraag of de vooronderstelling die aan de bezuinigingen ten grondslag lag, dat de culturele sector in veel te hoge mate afhankelijk is van overheidsmiddelen, ‘aan het subsidie-infuus’ hangt, juist is. Het geldt in ieder geval niet voor de culturele sector als geheel. Publiek-private samenwerking heeft in delen van de culturele sector een mate van vanzelfsprekendheid bereikt waarvan de overheid op andere infrastructurele terreinen – de aanleg van wegen, de bouw van tunnels – alleen maar kan dromen. Het is ook de vraag of het huidige overheidsbeleid het beleden doel, de sector minder afhankelijk maken van overheidsmiddelen, daadwerkelijk op weg naar een ambitieus cultuursysteem
culturele atlas brabant
19
4 Th.N.M.
Schuyt, Geven in Nederland 2013. Giften, legaten, sponsoring en vrijwilligerswerk. Amsterdam, 2013.
5 Provincie
Noord-Brabant, Projectteam Agenda van Brabant, Agenda van Brabant. Traditie en technologie. Den Bosch, 2010.
6 G.
Marlet, De aantrekkelijke stad. Nijmegen, 2013; G. Marlet en C. van Woerkens, Atlas voor gemeenten. De 50 grootste gemeenten van Nederland op 40 punten vergeleken. Nijmegen 2012. 7 H.
de Groot, G. Marlet, C. Teulings en W. Vermeulen, Stad en land. Den Haag, 2011.
20
culturele atlas brabant
dichterbij brengt. De wijze waarop de culturele sector is ‘geframed’ door politici die poogden de bezuinigingen op cultuur te rechtvaardigen heeft het de sector merkbaar moeilijker gemaakt om andere geldbronnen aan te boren. Uit het tweejaarlijkse onderzoek Geven in Nederland, dat de werkgroep Filantropische Studies van de Vrije Universiteit dit voorjaar publiceerde blijkt dat de culturele sector meer dan evenredig wordt geraakt door de afnemende bereidheid van Nederlandse particulieren en bedrijven om te geven aan goede doelen. Daalde het totaal aan giften en sponsoring van ruim €4,7 miljard in 2009 naar krap €4,25 miljard in 2011, de cultuursector zag het door bedrijven en huishoudens geschonken bedrag teruglopen van €454 miljoen naar €287 miljoen. Vooral de sponsoring door bedrijven loopt hard terug: van €296 naar €124 miljoen.4 Zeker zo belangrijk is dat de korte termijn waarop de overheid culturele instellingen ondersteunt door zakelijke investeerders die op langere termijn denken als risicovol wordt ervaren. Wie heeft gezien heeft hoe de lokale politiek binnen enkele weken kon besluiten tot sluiting van het Jan Cunen Museum in Oss zal zich nog wel eens bedenken voordat hij zich verbindt aan een van de andere kleinere Brabantse musea. Overheden die oprecht beogen zakelijke partijen te interesseren voor hun culturele sector, zullen zich bereid moeten tonen tot veel structurelere arrangementen dan zij tot nu toe gewend waren. Evenmin lijkt het beleid professionalisering van de culturele sector te stimuleren. Het verlies aan werkgelegenheid in de sector is spectaculair. Er werken meer vrijwilligers en stagiaires dan professionals. Financiële deskundigheid, marketing, communicatie: er wordt op bezuinigd om in ieder geval zo veel mogelijk van de inhoud overeind te houden. Het is een keuze die voortkomt uit passie, maar of ze op de lange termijn verstandig is, is zeer de vraag. Op sommige plekken lijkt de culturele infrastructuur zo dun geworden, zo afhankelijk van enkele personen, dat nauwelijks meer van een ‘systeem’ gesproken kan worden.
Van cruciaal belang In Noord-Brabant wordt de overtuiging dat een vitale en ondernemende kunst- en cultuursector voorwaarde is voor een bloeiende provincie breed gedragen. Die overtuiging ligt vast in de Agenda van Brabant.5 Cultuur wordt daar gedefinieerd als een van de provinciale kerntaken, naast ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, bereikbaarheid van de regio en regionaal economisch beleid. Die definitie van cultuur als kerntaak komt voort uit de focus op vestigings- en leefklimaat: de provincie realiseert zich dat de culturele kwaliteit van de leefomgeving een doorslaggevende factor is om burgers en bedrijven te boeien en talenten te binden. De provincie onderschrijft daarmee de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek door onder meer de Atlas voor Gemeenten 6 en het Centraal Planbureau 7, die laten zien dat het aanbod van kunst en cultuur in hoge mate bepalend zijn voor de concurrentiepositie van steden. Deze visie op de betekenis van kunst en cultuur vormt een goed uitgangspunt voor een ambitieus cultuurbeleid, neergelegd in de Cultuuragenda van Brabant voor 2020: ‘Op weg naar Brabant als topregio op weg naar een ambitieus cultuursysteem
in Europa op het gebied van kennis en innovatie, is een sterke identiteit en een goede woon- en werkomgeving belangrijk. […] Cultuur is het cement van onze samenleving én van cruciaal belang voor de toekomst van Brabant […] De culturele rijkdom van Brabant […] is de motor voor de ontwikkeling van creativiteit en geeft ruimte, kennis en inspiratie aan die mensen die nodig zijn voor de topregio Brabant.’8 De provinciale ambitie om Brabant te positioneren als complete kennisen innovatieregio die op Europees en mondiaal niveau kan meespelen, geeft de provincie een specifieke verantwoordelijkheid voor de Brabantse culturele infrastructuur. Die verantwoordelijkheid klemt te meer waar CBS-cijfers erop wijzen dat de uitgaven voor cultuur door de verschillende overheden gezamenlijk per hoofd van de bevolking vrijwel nergens lager zijn dan in Brabant. Dat wordt in belangrijke mate veroorzaakt door de wel zeer geringe bijdrage van het Rijk aan de Brabantse culturele infrastructuur. Die daalde na het laatste rondje, vorig jaar, van de Raad voor Cultuur naar minder dan 2% van de rijksmiddelen voor cultuur. Dat heeft voor een deel te maken met de verdeelsystematiek, maar leden van de Raad, wetenschappers en zelfs vertegenwoordigers van de culturele sector wijzen ook op een neiging tot navelstaren, misplaatste bescheidenheid en een gebrek aan cultureel zelfbewustzijn.9 Datzelfde gebrek aan cultureel zelfbewustzijn blijkt uit de uitkomsten van de dit jaar voor het eerst gehouden Cultuursector Merkenonderzoek provincies, waarin wordt geconstateerd dat in NoordBrabant en Overijssel het provinciale cultuuraanbod als het zwakst wordt ervaren. ‘Tekenend voor het beperkte draagvlak voor de Noord-Brabantse cultuursector is de koppositie van Pathé. Niet een typisch Brabantse organisatie, maar een nationale bioscoopketen is voor de Brabanders de meest gewaardeerde cultuurinstelling’, aldus merkadviseur Hendrik Beerda, verantwoordelijk voor het onderzoek.10 Het programma voor 2018|Eindhoven Culturele Hoofdstad van Europa was onder meer bedoeld om de zichtbaarheid van cultuur in Brabant te vergroten, het culturele zelfbewustzijn te versterken en te werken aan een nadrukkelijker internationale oriëntatie. Om een cultuursysteem te creëren met een brede basis en een toonaangevende top, waarin overheden, culturele ondernemers, onderwijs, bedrijfsleven en publiek vanuit een gedeelde verantwoordelijkheid samenwerken en de culturele infrastructuur zo te tillen naar een niveau dat recht doet aan de positie van Brabant als tweede economische regio van ons land en van Eindhoven als slimste regio van de wereld. We weten sinds 6 september dat Eindhoven geen culturele hoofdstad wordt. Maar het doet, dat maakt ook deze culturele atlas duidelijk, niets af aan de urgentie van het programma dat aan de ambitie ten grondslag lag: ‘versterk de kwaliteit die voorhanden is, die keer op keer bewijst het publiek te raken, van belang is voor de ontwikkeling van de kunst zelf, economisch effect sorteert, bij uitstek laat zien dat “de kunst van het samenwerken” en “samen leven” in Brabant in de genen zit.’11 Alleen dan zijn de doelstellingen neergelegd in de Cultuuragenda van Brabant voor 2020 realiseerbaar.
op weg naar een ambitieus cultuursysteem
8 Jet
Duenk en Annick van Tilburg, Cultuuragenda van Brabant voor 2020. Kaderstellende nota voor provinciaal cultuurbeleid. 1 mei 2013.
9 Mijke
Pol, ‘Waarom cultuurgeld vooral naar de Randstad rolt… …en het zuiden wederom weinig opstrijkt’, in: MEST, mei/juni 2013.
10 H.
Beerda, Cultuursector Merkenonderzoek Provincies 2013. Amsterdam, 2013.
11 Martin van Ginkel, ‘Maak het grote culturele verhaal van Brabant’. Brabants Dagblad, 11 september 2013.
culturele atlas brabant
21
22
culturele atlas brabant
reflectie
deel 1 trends en ontwikkelingen 2011-2013
24
culturele atlas brabant
reflectie
Nathalie Jansen
de brabantse culturele infrastructuur in feiten en cijfers De periode tussen 2011 en 2013 kenmerkt zich door grote en ingrijpende veranderingen, weinig doordachte en nauwelijks op elkaar afgestemde bezuinigingen door de drie overheden en een negatieve toonzetting over de rol van kunst en cultuur in de samenleving. Voor de meeste instellingen was het daardoor vooral een periode van langdurige onzekerheid over het eigen voortbestaan en dat van anderen. Pas half september 2012 wisten instellingen hoe ze er de periode 2013-2016 voor stonden, of ze al dan niet ondersteund zouden worden door het ministerie van OCW, een van de landelijke fondsen en/of de provincie Noord-Brabant. De gemeenten kwamen vaak nog later in dat jaar met hun financiële plannen. De consequentie van deze late besluitvorming was dat instellingen pas eind 2012 hun definitieve plannen voor 2013 konden voorbereiden, uitvoeren dan wel (drastisch) bijstellen of afblazen. Is 2013 (seizoen 2012-2013) daardoor, zoals vaak wordt beweerd, een verloren jaar of seizoen? In deze Monitor professionele kunsten 2013 proberen we een beeld te geven van de actuele stand van zaken in het Brabantse culturele systeem en van de veranderingen die door de ontwikkelingen van de laatste twee jaar in gang zijn gezet. Ter voorbereiding op en naar aanleiding van de provinciale besluitvorming in het kader van de Subsidieregeling infrastructuur professionele kunsten Noord-Brabant 2013-2016 verschenen twee, onafhankelijk van elkaar geschreven, adviezen c.q. analyses die de eerste contouren schetsten van de nieuwe situatie als gevolg van het gewijzigde cultuurbeleid. Dat waren: Het cultureel dna van een eigengereide, innovatieve provincie. Van functie tot festival, van knelpunt tot kans van de provinciale Adviescommissie Kunsten1 en ‘Advies C10’2. In dit algemene deel en in de hierna volgende sectoranalyses baseren wij ons op deze adviezen c.q. analyses. Daarnaast zijn een kleine honderd3 Brabantse culturele instellingen uitgebreid bevraagd op hun actuele situatie en de ontwikkeling sinds 2011.
1
Adviescommissie Kunsten Provincie Noord-Brabant, Het cultureel DNA van een eigengereide, innovatieve provincie. Van functie tot festival, van knelpunt tot kans. Den Bosch, mei 2012.
2 Advies 3 Zie
C10. Oktober 2012.
‘verantwoording’, p.7.
Wat is de stand van zaken in vergelijking met 2011 en in vergelijking met de vorig jaar geschetste contouren? culturele atlas brabant
25
Figuur 1 Stand van zaken infrastructuur september 2013
43
28 12
14
22
19
08 29
24
09 16 23 15
02
06 03
04 05
meerjarig ondersteund, vaak minder budget geen activiteiten, opgehouden te bestaan onder (zware) druk; doorstart en/of nieuwe organisatievormen (zie ook p.28) culturele atlas brabant
feiten en cijfers
34
45 38
17
26
36
35 33
31
10
01
27
21
20
07
40 39
37
44
18
13
30
25
26 11
41
42
32
48 54 50
55
52 51 53
47
49 46
57
56
Instellingen index Breda 01. Noisivision 02. IDFX 03. KOP 04. Lokaal 01 05. CBK West-Brabant 06. LeineRoebana 07. Stichting De Stilte Tilburg 08. Argument 09. Fundament 10. Podium T 11. NIAf 12. Playgrounds Festival 13. Stichting Zuidelijke Dansvoorziening (Danshuis Station Zuid) 14. Stichting Trash 15. Kostic stg. Hedendaagse kunst 16. Stichting Vloeistof 17. Tilburg Dansstad 18. DansBrabant 19. Stichting Muzieklab Brabant 20. Stichting Alfa (International Gipsy Festival) BKV/AV
theater
dans
festival
21. Stichting Paul van Kemenade Quintet 22. Stichting Cappella Pratensis 23. Lunapark 24. Stranger than Paranoia 25. Ambiance Tracks 26. Stichting Incubate 27. Festival Mundial 28. Het Zuidelijk Toneel 29. Stichting Drie Ons Theater Produkties 30. Het Zuidelijk Toneel/De Studio's ‘s - Hertogenbosch 31. CBK 's-Hertogenbosch 32. KW14 33. EKWC 34. Panama Pictures 35. LaMelis 36. Stichting November Music 37. Internationaal Vocalisten Concours 38. Slokdarmfestival 39. Stichting Festival Cement 40. Stichting Theaterfestival Boulevard 41. Stichting Theater Artemis 42. Stichting Matzer Theaterproducties
43. Circo Circolo 44. Het Groote Hoofd 45. Stiching Productiehuis Brabant Eindhoven 46. CBK Krabbedans 47. Onomatopee 48. MU 49. STRP 50. Stichting Tegentijd (United-C) 51. Het Brabants Orkest 52. Stichting Storioni International Chamber Music Festival 53. Stichting Tromp Muziek Biënnale 54. Afslag Eindhoven 55. Stichting Het Paard dat vliegt Helmond 56. Cacaofabriek 57. Stichting RAZ dansvoorziening van het Zuiden
muziek feiten en cijfers
culturele atlas brabant
27
1.1
4 Adviescommissie
Kunsten Provincie Noord-Brabant, Het cultureel DNA van een eigengereide, innovatieve provincie. Van functie tot festival, van knelpunt tot kans. Den Bosch, mei 2012.
‘Groot in kleinschaligheid’
‘Een levendig kunstenveld, innovatief en eigengereid, groot in kleinschaligheid…’ Zo typeerde de Adviescommissie Kunsten het Brabantse culturele landschap vorig jaar in haar advies.4 Wat is hier een jaar later van over? Welke instellingen zijn (relatief) stabiel, welke instellingen zijn op dit moment kwetsbaar en welke zijn inmiddels opgehouden te bestaan? En welke consequenties heeft dat voor de functieketens? En, vormt de door de provincie met haar Subsidieregeling infrastructuur professionele kunsten Noord-Brabant 2013-2016 neergelegde blauwdruk voor een provinciale ‘basisinfrastructuur’ een voldoende solide basis voor een toekomstbestendig kunstenveld?
Stand van zaken infrastructuur september 2013 Toelichting figuur 1 (pagina 26-27) In deze figuur zijn instellingen opgenomen, die: - in de periode 2009-2012 meerjarig werden ondersteund door de provincie Noord-Brabant en/of - voor de periode 2013-2016 een aanvraag hebben ingediend in het kader van de Subsidieregeling infrastructuur professionele kunsten Noord- Brabant 2013-2016. Wat betekent deze figuur? - De ‘groene’ instellingen ontvangen in 2013 meerjarige subsidie van de provincie Noord-Brabant en/of het Ministerie van OCW of het Fonds Podiumkunsten. En voeren – vaak met minder budget, dus noodgedwongen – minder activiteiten uit; - De ‘oranje’ instellingen staan onder (zware) druk. Ze proberen een doorstart te maken en/of zijn zoekende naar nieuwe werkwijzen c.q. organisatievormen; - De ‘rode’ instellingen voeren geen activiteiten meer uit en/of zijn opgeheven. Kijkend naar hoe de instellingen ervoor staan valt onmiddellijk op dat bijna de helft (28 van de 57) van de instellingen zich in een kwetsbare positie bevindt (17), dan wel is opgehouden te bestaan (11). Dit wil niet zeggen dat voor de ‘groene’ instellingen alles bij het oude is gebleven: ook zij zien zich veelal geconfronteerd met een terugloop in hun financiële middelen en zoeken naar nieuwe manieren van organiseren of overlevingsstrategieën. De grootste klappen doen zich voor in de sectoren BKV en AV. Kende de provincie in de afgelopen periode nog een beleid en financiële middelen voor deze sector, vanaf 2012 is dat niet langer het geval. Diverse (presentatie-) instellingen, die niet alleen op provinciaal maar ook op landelijk niveau van betekenis waren, hebben (mede) als gevolg hiervan noodgedwongen hun deuren gesloten. Voorbeelden daarvan zijn NIAf, Lokaal 01, Argument en de CBK’s in West-Brabant, ’s-Hertogenbosch en Eindhoven. Het in kort tijdsbestek verdwijnen van deze instellingen (en daarmee van 28
culturele atlas brabant
feiten en cijfers
kennis en expertise) heeft ertoe geleid dat de bestaande infrastructuur voor BKV en AV is geïmplodeerd, waarmee ook de functieketen grotendeels is verdwenen. De gevolgen die deze nieuw ontstane situatie heeft voor bijvoorbeeld talentontwikkeling en zichtbaarheid op (inter)nationaal niveau worden beschreven in de sectoranalyse (zie p.59 en 67). In september 2013 verscheen in NRC Handelsblad een fors artikel over verschuivingen in de podiumkunsten. Met een overdonderende conclusie: ‘Van meer dan 130 podiumkunstgezelschappen die geen of veel minder [landelijke – NJ] subsidie ontvangen dan voorheen, zijn 11 gezelschappen gestopt, 37 gezelschappen maken minder producties en 39 gezelschappen schrappen banen.’5 Ook in het geval van de podiumkunsten in Noord-Brabant hebben zich verschuivingen voorgedaan. Zo zijn, primair als gevolg van het gewijzigde rijksbeleid, twee prominente spelers moeten ophouden te bestaan, namelijk Productiehuis Brabant en Danshuis Station Zuid. Met name op het gebied van talentontwikkeling en het aanbod van dans zorgt dit voor een forse aderlating. Daarnaast staan vooral de kleine tot middelgrote gezelschappen onder druk waardoor zij in hun ambities zich te ontwikkelen en door te groeien naar (inter)nationaal niveau worden belemmerd. Ook dreigt de diversiteit in het aanbod – mede als gevolg van het wegvallen van de productiemiddelen op provinciaal niveau – beduidend minder te worden. De functieketen voor theater en dans, die in Brabant tot voor kort goed belegd was en zich landelijk onderscheidde, vertoont anno 2013 zwakke plekken. In de sectoranalyse gaan we hier dieper op in (zie p.93). De meest ingrijpende wijziging binnen de muziek betreft het orkestbestel. Voor Het Brabants Orkest betekende het nieuwe rijksbeleid een gedwongen fusie met het Limburgs Symfonie Orkest. Inmiddels is philharmonie zuidnederland opgericht en aan z’n eerste seizoen begonnen. Uit figuur 1 blijkt dat het aandeel instellingen dat activiteiten uitvoert op het gebied van de muziek, binnen de groep ‘groene’ instellingen relatief het grootst is (zie ook de sectoranalyse muziek, p.87).
5 ‘Minder
geld: afhaken of doorspelen’, NRC Handelsblad, 12 september 2013.
De festivals lijken er ogenschijnlijk goed voor te staan. De provincie subsidieerde er in 2011 acht, in 2013 is dat aantal toegenomen tot twaalf. Echter, schijn bedriegt want vier daarvan worden (vooralsnog) slechts twee in plaats van vier jaar gefinancierd en ondanks positieve beoordelingen door het landelijke Fonds Podiumkunsten, bleven grote en gerenommeerde festivals zoals Theaterfestival Boulevard, Circo Circolo, Mundial en Incubate met lege handen staan als gevolg van onvoldoende budget bij het fonds.
feiten en cijfers
culturele atlas brabant
29
Figuur 2 ‘Infrastructuur professionele kunsten Noord-Brabant 2013-2016’. Visualisatie op basis van functies belegd in de regeling Infrastructuur professionele kunsten Noord-Brabant 2013-2016 (besluitvorming door GS d.d. 19 september 2012) en aanvullende besluitvorming d.d. 20 november 2012 Groot- en kleinschalige infrastructuur Groot- en kleinschalige infrastructuur 04
09
04
01 01
09
05
07
10
12
05
07
10
12
02
03
06
08
11
13
14
15
02
03
06
08
11
13
14
15
talentontwikkeling
productie kleinschalig
productie grootschalig
talentontwikkeling
productie kleinschalig
productie grootschalig
Presentatie Presentatie 23 23 16
20
16
20
17
18
17
18
19
21
22
19
21
22
24
26
24
26
25
27
25
27
kleinschalige festivals
middelgrote festivals
grote festivals
kleinschalige festivals
middelgrote festivals
grote festivals
Instellingen index 01. Het Zuidelijk Instellingen index Toneel | De Studio's 02. DansBrabant 03. Muzieklab Brabant 01. Het Zuidelijk Toneel | De Studio's 04. DansBrabant Matzer Theaterproducties 02. 05. Muzieklab Afslag Eindhoven 03. Brabant 06. Matzer Hetpaarddatvliegt - t/m 2014 04. Theaterproducties 07. T.R.A.S.H. 05. Afslag Eindhoven 08. 06. LaMelis Hetpaarddatvliegt - t/m 2014 09. T.R.A.S.H. Cappella Pratensis 07. 10. Ambiance 08. LaMelis tracks 09. Cappella Pratensis 10. Ambiance tracks dans muziek theater 30
theater
dans
muziek
culturele atlas brabant
11. Paul van Kemenade Quintet 12. Theater Artemis 13. Het Zuidelijk ToneelQuintet 11. Paul van Kemenade 14. Theater De StilteArtemis 12. 15. Het Philharmonie zuidnederland 13. Zuidelijk Toneel 16. De Internationaal Vocalisten Concours 14. Stilte 17. Tromp Biënnale 15. Philharmonie zuidnederland 18. Cement 16. Festival Internationaal Vocalisten Concours 19. Tromp Playgrounds Festival 17. Biënnale 20. Festival International Gipsy Festival - t/m 2014 18. Cement 19. Playgrounds Festival 20. International Gipsy Festival - t/m 2014 mengvorm mengvorm
feiten en cijfers
21. Storioni International Chamber Music Festival - t/m 2014 22. STRP International Chamber 21. Storioni 23. Music Incubate Festival - t/m 2014 24. Theaterfestival Boulevard 22. STRP 25. Circo Circolo - t/m 2014 23. Incubate 26. Theaterfestival Festival MundialBoulevard - t/m 2014 24. 27. Music 25. November Circo Circolo - t/m 2014 26. Festival Mundial - t/m 2014 27. November Music
‘Infrastructuur professionele kunsten Noord-Brabant 2013-2016’ Wanneer we – mede op basis van figuur 2 – kijken naar de meerjarige ondersteuning door de provincie vallen twee zaken op. - -
Als het gaat om instellingen op het terrein van BKV en AV konden in 2011 veertien instellingen rekenen op provinciale middelen. In 2013 zijn dat er nul; In het kader van de provinciale kunstenplannen 2009-2012 en 2013-2016, ondersteunde de provincie 24 organisaties in 2011 en 27 in 2013.
Op basis van de Subsidieregeling infrastructuur professionele kunsten Noord-Brabant 2013-2016 c.q. de blauwdruk voor een provinciale ‘basisinfrastructuur’ kunnen we constateren dat de provincie niet langer verantwoordelijkheid neemt voor de sectoren BKV en AV. Vraag is op grond waarvan deze keuze is gemaakt. Hebben provincie, Rijk en de grote steden in onderling overleg hun beleid op dit terrein opnieuw bepaald en afgestemd? Daar lijkt het niet op. Figuur 2 laat echter zien dat de urgentie van een dergelijke afstemming groot is, wil men nog kunnen spreken van een algemeen stimulerend Brabants klimaat voor de kunsten. Wat betreft de podiumkunsten lijkt de provincie met de regeling een redelijk evenwichtige basis gelegd te hebben: de functieketen (talentontwikkeling, productie, presentatie) is in iedere discipline van de podiumkunsten minimaal belegd. De beschikbare budgetten (2011: €3.573.886 6 en 2013: €3.355.000) zijn weliswaar fors minder (rekening houdend met de inflatie, ongeveer 10%), maar in vergelijking met de teruggang elders is de afname niet dramatisch. Het grootste verschil ligt in het feit dat de regeling 2013-2016 anders dan voorheen werkt met functies en daaraan gekoppelde subsidieplafonds. De vraag die de provincie hiermee heeft gesteld is niet ‘wat kost het?’, maar ‘wat hebben wij er voor over?’. Deze benaderingswijze is vanuit politiek en beleidsmatig oogpunt wellicht legitiem, maar toont een aantal keerzijdes. De belangrijkste is dat deze aanpak onvoldoende recht doet aan de praktijk. Zo gaan de plafonds voorbij aan de potentie, het draagvlak, de output, de eigen inspanningen en de positie op provinciaal en (internationaal) niveau van instellingen. De regeling werkt hierdoor belemmerend op de zo noodzakelijk geachte ontwikkeling, professionalisering en verzelfstandiging van de kunstensector. De ruimte voor maatwerk, creatief ondernemerschap en doelgerichte stimulering lijkt met de huidige regeling (grotendeels) te zijn verdwenen.7
feiten en cijfers
6 Dit
bedrag is exclusief €174.115 makersubsidie en €73.041 programmeringsubsidie. Gegevens beschikbaar gesteld door provincie Noord-Brabant.
7 Advies
C10. Oktober 2012.
culturele atlas brabant
31
1.2 8 Bij
het vergelijken van de cijfers 2011 en 2013 dient rekening gehouden te worden met het feit dat een zevental instellingen slechts gegevens heeft verstrekt voor 2011. Daarnaast is er één instelling die slechts gegevens heeft verstrekt voor 2013. Zie hiervoor ‘verantwoording’, p.7.
De financiële werkelijkheid
Welke bedragen gaan er om in het Brabantse kunstenveld, hoe verhouden die zich tot elkaar en welke conclusies kunnen we daar uit trekken?8
Subsidies Figuur 3.1 Totaal subsidiegelden van alle instellingen 2011 en 2013. Onder ‘subsidies’ verstaan we rechtstreekse bijdragen uit de cultuurgelden van overheden (Rijk, provincie, gemeenten) of bijdragen uit door overheden gevoede cultuurfondsen. In de vragenlijst hebben we gevraagd naar zowel eenmalige als meerjarige subsidies
€ 70.000.000 € 63.000.000 € 56.000.000 € 49.000.000 € 42.000.000 € 35.000.000 € 28.000.000 € 21.000.000 € 14.000.000
fondsen gemeenten provincie Rijk
€ 7.000.000 €0 2011
2013
Toelichting figuur 3.1 Het totaal aan subsidies dat de deelnemende instellingen in 2011 hebben ontvangen en in 2013 verwachten te ontvangen laat een teruggang zien van 42% (2011: €60.383.425, en 2013: €35.137.948). Wanneer we, op basis van de figuur én de onderliggende cijfers, kijken naar de onderverdeling naar subsidiërende partij (Rijk, provincie, gemeenten, fondsen) dan vallen verscheidene zaken op. Meest opvallend is de drastische vermindering van de meerjarige subsidies van het Rijk met 83%. Ook van de fondsen (eenmalig en meerjarig) lopen de bijdragen terug met 36%. De meerjarige subsidies van de gemeenten lijken vooralsnog redelijk stabiel, terwijl de eenmalige subsidies van de gemeenten afnemen met ruim 30%. 32
culturele atlas brabant
feiten en cijfers
Figuur 3.2 Totaal subsidiegelden per groep in 2011 en 2013. In deze groep is binnen de groep podia onderscheid gemaakt tussen de poppodia enerzijds en de vlakkevloertheaters, schouwburgen en filmhuizen anderzijds
Producenten podiumkunsten
2011 2013 2011
Presentatieinstellingen BKV/AV
2013
Festivals
2011 2013
Musea
2011 2013
Poppodia
2011 2013
Overige podia
2011 2013
€0
€ 5.000.000
€ 10.000.000
€ 15.000.000
€ 20.000.000
Toelichting figuur 3.2 Uit de figuur blijkt duidelijk dat de grootste afwijkingen zich voordoen bij de groep producenten podiumkunsten, (presentatie)instellingen BKV/AV en de overige podia. feiten en cijfers
culturele atlas brabant
33
Figuur 3.3 Totaal subsidiegelden producenten podiumkunsten per subsidiërende partij in 2011 en 2013
€ 20.000.000 € 18.000.000 € 16.000.000 € 14.000.000 € 12.000.000 € 10.000.000 € 8.000.000 € 6.000.000 € 4.000.000
fondsen gemeenten provincie Rijk
€ 2.000.000 €0 2011
2013
Toelichting figuur 3.3 De groep producenten podiumkunsten heeft te maken met een achteruitgang van 68% als het gaat om het totaal aan subsidies in 2013 ten opzichte van 2011. De verschuiving is hoofdzakelijk te vinden bij de meerjarige subsidies van het Rijk (80% minder), als gevolg waarvan enkele instellingen zijn opgehouden te bestaan en bij de eenmalige subsidies van de provincie Noord-Brabant. Ontvingen de deelnemende instellingen tezamen in 2011 nog circa €330.000 provinciale projectsubsidie, in 2013 ligt de verwachting op circa €50.000. Deze terugval is het directe gevolg van het verdwijnen van de verdeelsubsidies die door bkkc in mandaat van de provincie t/m 2012 werden verleend. Hoewel de provincie in het voorjaar 2013 impulsgelden beschikbaar heeft gesteld, verwachten instellingen dat dit programma minder ruimte en mogelijkheden biedt voor incidentele middelen dan de oude verdeelsubsidies. 34
culturele atlas brabant
feiten en cijfers
Figuur 3.4 Totaal subsidiegelden BKV/AV per subsidiërende partij in 2011 en 2013
€ 6.000.000 € 5.400.000 € 4.800.000 € 4.200.000 € 3.600.000 € 3.000.000 € 2.400.000 € 1.800.000 € 1.200.000
fondsen gemeenten provincie Rijk
€ 600.000 €0 2011
2013
Toelichting figuur 3.4 Ook de groep (presentatie)instellingen BKV/AV laat op het niveau van het totaal aan subsidies in 2013 een vermindering zien van 68% in vergelijking met 2011. Deze daling wordt in hoge mate veroorzaakt door een vermindering van subsidies van fondsen (75% minder) en van het Rijk. De structurele provinciale bijdrage loopt, zoals al eerder geconstateerd, terug naar nul, instellingen verwachten nog wel in aanmerking te komen voor eenmalige provinciale budgetten. Ook hier geldt dat instellingen verwachten dat de impulsgelden minder ruimte en mogelijkheden bieden voor financiering dan de provinciale bijdragen in de voorgaande jaren. De onderliggende cijfers laten zien dat de structurele bijdragen van de gemeenten aanzienlijk afnemen, maar dat instellingen verwachten dat de eenmalige subsidies van de gemeenten in 2013 op enigszins gelijk niveau blijven als in 2011. feiten en cijfers
culturele atlas brabant
35
Figuur 3.5 Totaal subsidiegelden festivals per subsidiërende partij in 2011 en 2013
€ 4.000.000 € 3.600.000 € 3.200.000 € 2.800.000 € 2.400.000 € 2.000.000 €1.600.000 € 1.200.000 € 800.000
fondsen gemeenten provincie Rijk
€ 400.000 €0 2011
2013
Toelichting figuur 3.5 Wanneer we kijken naar het totaal aan subsidie dat de groep festivals ontving in 2011 en verwacht te ontvangen in 2013 zien we een negatief verschil van 30%. De figuur laat duidelijk zien dat het Rijk geen rechtstreekse ondersteuning biedt aan de Brabantse festivals, maar deze verantwoordelijkheid heeft belegd bij de landelijke fondsen. Uit de onderliggende cijfers blijkt dat de meerjarige subsidie van deze fondsen aan de festivals met circa 50% afneemt, de eenmalige subsidies met ruim 10%. Wat betreft de bijdragen van de provincie is al eerder opgemerkt dat in 2013 twaalf festivals worden ondersteund, tegen acht in 2011. Hiermee zijn de meerjarige bijdragen van de provincie toegenomen, waarbij moet worden opgemerkt dat vier van deze twaalf festivals zich slechts t/m 2014 verzekerd weten van provinciale subsidie. De ingeschatte eenmalige bijdragen van de provincie tonen een drastische terugval van ruim 80%, waardoor de totale bijdrage van de provincie aan de festivals in 2013 bijna 40% lager ligt dan in 2011. De gemeentelijke bijdragen ten slotte blijven wat betreft de meerjarige subsidies redelijk constant, maar de eenmalige subsidies laten ook hier voor 2013 een minder rooskleurig beeld zien dan in 2011. 36
culturele atlas brabant
feiten en cijfers
Figuur 3.6 Totaal subsidiegelden musea per subsidiërende partij in 2011 en 2013
€ 15.000.000 € 13.500.000 € 12.000.000 € 10.500.000 € 9.000.000 € 7.500.000 € 6.000.000 € 4.500.000 € 3.000.000
fondsen gemeenten provincie Rijk
€ 1.500.000 €0 2011
2013
Toelichting figuur 3.6 De figuur laat zien dat de gemeenten primair verantwoordelijk zijn voor de musea, zij nemen dan ook het grootste deel van de subsidiëring voor hun rekening. De gemeentelijke bijdragen nemen echter af, waardoor musea genoodzaakt zijn om eventuele aanvullende middelen te genereren bij bijvoorbeeld (niet-private) fondsen. Verder valt op dat Brabant geen rijksmusea kent en dat de provincie op het terrein van museumbeleid slechts een marginale rol speelt. feiten en cijfers
culturele atlas brabant
37
Figuur 3.7 Totaal subsidiegelden podia (poppodia en vlakkevloertheaters, schouwburgen en filmhuizen) per subsidiërende partij in 2011 en 2013
€ 20.000.000 € 18.000.000 € 16.000.000 € 14.000.000 € 12.000.000 € 10.000.000 € 8.000.000 € 6.000.000 € 4.000.000
fondsen gemeenten provincie Rijk
€ 2.000.000 €0 2011
2013
Toelichting figuur 3.7 Ook de podia zijn gemeentelijke instellingen en dus in hun subsidie grotendeels van de gemeente afhankelijk. Wat betreft die gemeentelijke bijdrage laat de figuur een aanzienlijke terugval zien. Zowel voor poppodia als voor andere podia/theaters geldt daarnaast dat het bij de fondsen steeds lastiger wordt om voor subsidiëring in aanmerking te komen. Het gaat dan met name om eenmalige bijdragen c.q. projectsubsidies van (niet-private) fondsen. 38
culturele atlas brabant
feiten en cijfers
Eigen inkomsten Figuur 4.1 Gemiddelde totaal eigen inkomsten per instelling in 2011 en 2013. Onderscheid tussen publieksinkomsten (kaartverkoop, uitkoopsommen, horeca, verkoop van programma’s, crowdfunding), sponsoring, private fondsen (zoals Prins Bernhard Cultuurfonds, VSB Fonds) en overige inkomsten (verhuur, uitleen personeel, merchandising, schenkingen, contributies, bijdragen vriendenstichting, bijdragen coproducties)
€ 800.000 € 720.000 € 640.000 € 560.000 € 480.000 € 400.000 € 320.000 € 240.000 € 160.000
overige inkomsten private fondsen sponsoring publieksinkomsten
€ 80.000 €0 2011
2013
Toelichting bij figuur 4.1 Totaal eigen inkomsten per instelling 2011: €780.416, dit is 44,5% van de gemiddelde omzet in 2011. Totaal verwachte eigen inkomsten per instelling 2013: €702.703, dit is 50,1% van de gemiddelde omzet in 2013. De figuur laat een terugloop zien wat betreft de verwachte publieksinkomsten. Daarnaast verminderen ook de overige inkomsten, waartoe we schenkingen, donaties en bijdragen uit vriendenstichtingen rekenen. Dit bevestigt dat wat we in de inleiding schreven: de culturele sector wordt meer dan evenredig geraakt door de afnemende bereidheid van Nederlandse particulieren en bedrijven om te geven aan goede doelen.9 Dit betekent dat ook aan de verwachting substantiële inkomsten uit sponsoring te verkrijgen moeilijk kan worden voldaan. Tot slot hebben ook veel private fondsen te maken met bezuinigingen en wordt het voor veel instellingen lastig om uit deze hoek bijdragen te genereren. Dat wordt bevestigd door het al eerder aangehaalde onderzoek naar de podiumkunsten van NRC Handelsblad: ‘De politiek vindt dat culturele instellingen meer bedrijven als sponsor moet werven of het publiek tot schenkingen moet bewegen. Dat blijkt erg moeilijk.’10 feiten en cijfers
9 Th.N.M.
Schuyt, Geven in Nederland 2013. Giften, legaten, sponsoring en vrijwilligerswerk. Amsterdam, 2013.
10 ‘Minder
geld: afhaken of doorspelen’, NRC Handelsblad, 12 september 2013.
culturele atlas brabant
39
Figuur 4.2 Gemiddelde totaal eigen inkomsten per instelling uitgesplitst naar groep in 2011 en 2013
Producenten podiumkunsten
2011 2013 2011
Presentatieinstellingen BKV/AV
2013
Festivals
2011 2013
Musea
2011 2013
Poppodia
2011 2013
Overige podia
2011 2013
€0
€ 500.000
€ 1.000.000
publieksinkomsten
sponsoring
€ 1.500.000
private fondsen
€ 2.000.000
€ 2.500.000
€ 3.000.000
overige inkomsten
Toelichting bij figuur 4.2 Wanneer we kijken naar de herkomst van de eigen inkomsten bij de verschillende groepen instellingen, dan vallen verscheidene zaken op. De (pop)podia verkrijgen verreweg het grootste deel van de eigen inkomsten uit publieksinkomsten via kaartverkoop. Dit geldt – in iets mindere mate – voor de producenten podiumkunsten, waarbij de eigen inkomsten worden verworven via uitkoopsommen. Bij de musea ligt het zwaartepunt bij de overige inkomsten. Aangenomen mag worden dat dit vooral samenhangt met de goed ontwikkelde vriendenstichtingen en overeenkomstige initiatieven, waarover (vooral de grotere) musea veelal beschikken. De festivals tot slot laten het meest evenwichtige beeld zien wat betreft de verdeling van de eigen inkomsten. Opvallend is dat deze groep het best in staat blijkt om inkomsten te verwerven uit sponsoring en uit private fondsen. 40
culturele atlas brabant
feiten en cijfers
Geldstromen Figuur 5 Gemiddelde verhouding eigen inkomsten en subsidies per groep in 2011 en 2013
Producenten podiumkunsten
2011 2013 2011
Presentatieinstellingen BKV/AV
2013
Festivals
2011 2013
Musea
2011 2013
Poppodia
2011 2013
Overige podia
2011 2013
0%
20%
subsidies
40%
60%
80%
100%
eigen inkomsten
Toelichting bij figuur 5 Op het eerste gezicht valt op dat met name de presenterende instellingen, festivals en (pop)podia, percentueel meer eigen inkomsten hebben dan subsidie. De musea daarentegen laten samen met de producenten podiumkunsten en de (presentatie)instellingen BKV/AV een tegenovergesteld beeld zien. Maar wat zegt dit nu? De natuurlijke noodzaak en politieke eis om meer eigen inkomsten te genereren wordt steeds pregnanter. Echter, op basis van deze cijfers kunnen en willen we geenszins concluderen dat een bepaalde groep ‘het beter doet’ dan een andere. De cijfers vormen wel een interessante aanleiding voor een gefundeerd gesprek met politici en bestuurders over het realiteitsgehalte van bepaalde verwachtingen ten aanzien van de eigen inkomsten en over de manier waarop instellingen én potentiële sponsoren, particulieren, fondsen hiertoe gestimuleerd kunnen worden. In dit gesprek zou onder meer aandacht moeten zijn voor de volgende vier invalshoeken. feiten en cijfers
culturele atlas brabant
41
- - - -
De mate waarin een groep van instellingen in staat is om eigen inkomsten te verkrijgen wordt sterk bepaald door zaken als de functie die een instelling heeft, de voorwaarden die aan een instelling worden gesteld door subsidiënten, de context waarin een instelling opereert en de doelgroep voor welke de instelling werkt; Hoe verhoudt de eis om (een bepaald percentage) eigen inkomsten te verwerven zich tot de keuze van instellingen wat betreft (de artistiek- inhoudelijke kwaliteit van) het activiteitenprogramma; Het spanningsveld tussen risicovol ondernemerschap en overheidsfinanciering; De (dis)balans tussen de inkomsteneis die door de overheid opgelegd
wordt en de maatschappelijke taken die de culturele sector ook heeft.
Hoewel Brabant wel degelijk instellingen kent die al langere tijd aantonen over een gezonde dosis creatief ondernemerschap te beschikken, suggereren de cijfers, heel voorzichtig, een verband tussen betrouwbaar lijkende overheidsfinanciering en het vermogen geld uit de markt te halen. Omgekeerd: de instellingen die het meest te lijden hebben onder een wispelturige overheid (de gezelschappen, BKV/AV en festivals) hebben private partners onvoldoende houvast te bieden om met succes alternatieve inkomstenbronnen aan te boren. De overheid is dus mede verantwoordelijk voor het creëren van een klimaat waarin ondernemerschap zich bij culturele instellingen succesvol kan ontwikkelen.
42
culturele atlas brabant
feiten en cijfers
Organisaties Figuur 6.1 Gemiddelde totaal aantal werkzame personen per instelling in 2011 en 2013
72 64 56 48 40 32 24 16 stagiaires vrijwilligers freelancers fte met arbeidsovereenkomst
8 0 2011
2013
Toelichting figuur 6.1 Uit de figuur blijkt dat het aantal vrijwilligers dat actief is in de professionele kunstensector groter is dan het aantal werkzame professionals. Daarnaast valt op dat instellingen voor de uitvoering van activiteiten in hoge mate afhankelijk zijn van freelancers c.q. zzp’ers. Vaak bestaan organisaties uit een relatief kleine kern van vaste krachten, tijdelijk uitgebreid met zelfstandigen. Uitzondering hierop vormen enkele grote(re) organisaties zoals podia en musea, die vaak meer vast personeel in dienst hebben. Het aandeel vaste krachten loopt naar verwachting echter terug met circa 30%, het aandeel freelancers met circa 25%. Het aandeel stagiaires blijft nagenoeg gelijk. feiten en cijfers
culturele atlas brabant
43
Figuur 6.2 Gemiddelde totaal aantal werkzame personen per instelling uitgesplitst naar groep in 2011 en 2013
Producenten podiumkunsten
2011 2013 2011
Presentatieinstellingen BKV/AV
2013
Festivals
2011 2013
Musea
2011 2013
Poppodia
2011 2013
Overige podia
2011 2013
0
30
fte met arbeidsovereenkomst
60
freelancers
90
vrijwilligers
120
150
stagiaires
Toelichting figuur 6.2 Wanneer we in aansluiting op het hierboven gestelde, kijken naar de gemiddelde opbouw van organisaties per groep instellingen, dan valt het volgende op. De groep producenten podiumkunsten werkt veelal met freelancers en verwacht dat ook in 2013 te blijven doen. Het aandeel fte in vaste dienst bij deze groep is in 2013 gehalveerd. Uit de cijfers blijkt dat de festivals veelal beschikken over een bijzonder kleine vaste organisatie; gemiddeld niet meer dan 2,5 fte. Daar staat tegenover dat deze groep veruit de meeste vrijwilligers kent. De gemelde daling van dit aantal in 2013 (bijna de helft minder dan in 2011) valt moeilijk te verklaren en staat op gespannen voet met de juist grotere inzet van vrijwilligers die bij een aantal festivals in de praktijk wordt geconstateerd. Bij de gemeentelijke instellingen als musea en poppodia, zijn nauwelijks significante veranderingen waar te nemen. Opvallend is wel dat bij de poppodia de meeste stagiaires werkzaam zijn. De overige podia (theaters, concertzalen) laten op alle vier de subcategorieën een inkrimping van hun personeelsbestand zien. 44
culturele atlas brabant
feiten en cijfers
Scholing en professionalisering Figuur 7 Gemiddelde totaal van uitgaven aan scholing en professionalisering per instelling uitgesplitst naar groep in 2011 en 2013. Het gaat hierbij om het bedrag dat een organisatie investeert in scholing en professionalisering van de eigen organisatie, bijvoorbeeld door cursussen, opleidingen en externe adviseurs
Producenten podiumkunsten
2011 2013
Presentatieinstellingen BKV/AV
2013
Festivals
2011
2011
2013 Musea
2011 2013
Poppodia
2011 2013
Overige podia
2011 2013
€0
€ 5.000
€ 10.000
€ 15.000
€ 20.000
€ 25.000
Toelichting figuur 7 De figuur laat zien dat de groep poppodia en in mindere mate de (presentatie-) instellingen BKV/AV in 2013 verwachten minder uit te geven aan scholing en professionalisering. Bij de groep producenten podiumkunsten en festivals blijft dit nagenoeg gelijk. Opvallend is dat zowel de musea als de nietpoppodia voornemens zijn om dit jaar meer te investeren op dit gebied. feiten en cijfers
culturele atlas brabant
45
Marketing en communicatie Figuur 8 Gemiddelde totaal van uitgaven aan marketing en communicatie per instelling uitgesplitst naar groep in 2011 en 2013
Producenten podiumkunsten
2011 2013
Presentatieinstellingen BKV/AV
2013
Festivals
2011
2011
2013 Musea
2011 2013
Poppodia
2011 2013
Overige podia
2011 2013
€0
€ 20.000
€ 40.000
€ 60.000
€ 80.000
€ 100.000
€ 120.000
Toelichting figuur 8 Net als uit figuur 7 blijkt uit deze figuur dat de musea verwachten dit jaar meer uit te geven aan marketing en communicatie dan in 2011. Ook de poppodia laten eenzelfde beeld zien. Bij de overige groepen instellingen wordt op de uitgaven aan marketing en communicatie gekort. Uit de onderliggende cijfers blijkt dat de uitgaven op dit terrein in 2013 gemiddeld per instelling met ruim 10% verminderen ten opzichte van 2011. 46
culturele atlas brabant
feiten en cijfers
Media-aandacht Figuur 9 Offline media-aandacht in 2011
> 50 28%
33% 26-50
0-25 39%
> 50 37%
27% 26-50
Producenten podiumkunsten
0-25 36%
Presentatieinstellingen BKV/AV
0-25 22% 26-50 40%
11% 26-50
67% > 50
Festivals
60% > 50
Musea
0-25 6% 26-50 24%
65% > 50 Podia
Toelichting figuur 9 Deze vraag heeft alleen betrekking op 2011. De instellingen is gevraagd hoe vaak er in 2011 recensies, artikelen en aankondigingen in de media over hun organisatie en activiteiten zijn verschenen: minder dan 25 keer, 26 tot 50 keer of meer dan 50 keer. Met media wordt bedoeld kranten, dagbladen, weekbladen, maandbladen, vakbladen, radio, tv en internet. De sociale media werden niet meegeteld. feiten en cijfers
culturele atlas brabant
47
Opvallend in deze figuur is dat met name de podia, festivals en musea hoog scoren wat betreft de media-aandacht. Op zich is dat niet verwonderlijk, zij zijn erg afhankelijk van publieksinkomsten, bijdragen van sponsoren en investeren dus veel tijd en energie in kaartverkoop en zichtbaarheid.
De inhoud overeind
11 In haar toespraak tijdens het Paradisodebat op 1 september 2013 prees de minister de kunstsector om zijn veerkracht. 12 Kamerbrief
31-052012, ‘Programma Ondernemerschap Cultuur’.
48
culturele atlas brabant
Het beeld dat op basis van de figuren 6 t/m 8 ontstaat, kunnen we typeren als kapitaalvernietiging. Niet alleen verdwijnen kennis en expertise als gevolg van het verdwijnen van instellingen, de instellingen die wel voortbestaan bezuinigen ook op professionele krachten, op de ontwikkeling van personeel en daarmee van hun organisatie en op marketing en communicatie. Veelal op grond van de aan de overheidssubsidie verbonden prestatie-eisen en de keuze zoveel mogelijk van de inhoud overeind te houden. Zoals in de inleiding reeds aangestipt, leidt dit tot een kwetsbare situatie. Veel instellingen zijn dit jaar vooral bezig om de eindjes aan elkaar te knopen, hetgeen in veel gevallen ten koste gaat van het uitzetten van een nieuwe inhoudelijke en strategische koers en van doelgerichte investeringen daarin. Er tekent zich in Brabant momenteel een kleine groep ‘koplopers’ af. Instellingen die slim weten mee te bewegen met de nieuw ontstane situatie, kansen zien en in staat zijn om, al dan niet samen met anderen, aansprekende product-marktcombinaties te ontwikkelen. Daarnaast is er een groot middensegment zichtbaar. Instellingen die wel willen, ideeën hebben, maar (nog) niet goed weten hoe deze om te zetten in concrete, succesvolle acties. Voor de toekomst van de culturele sector is het van evident belang deze groep niet te verliezen door ze aan hun lot over te laten. Tot slot is er een groep instellingen die naar verwachting zal verdwijnen of al is opgehouden te bestaan. Op zich is deze situatie niet uniek; als gevolg van de economische crisis spelen dezelfde zaken in alle sectoren van de economie. De vraag is nu hoe de culturele sector, in de huidige tijd die andere en nieuwe eisen stelt, niet alleen kan overleven maar haar positie dusdanig weet te versterken en te verankeren dat ze in de toekomst minder kwetsbaar zal zijn. Om dit te realiseren zullen culturele instellingen moeten (kunnen) werken aan een verdere professionalisering op het gebied van financiële deskundigheid, bedrijfsvoering, verdienmodellen, samenwerking, personele ontwikkeling en marketing. Hoewel minister Jet Bussemaker (en met haar andere politici) de kunstsector roemt om zijn veerkracht,11 moeten wij opmerken dat deze veerkracht niet altijd vanzelfsprekend aanwezig is. Zoals hierboven gesteld, met name het middensegment moet de kans krijgen om ‘aan te haken’. Op landelijk niveau is op initiatief van het ministerie van OCW het Programma Ondernemerschap Cultuur ontwikkeld.12 Of dit de gewenste effecten gaat sorteren zal na verloop van tijd blijken. In Brabant biedt de Cultuuragenda 2020 aanknopingspunten wat betreft (collectieve) marketing, belangenbehartiging en Europese middelen. Uiteraard ligt hier een grote verantwoordelijkheid bij de culturele instellingen zelf. Echter, wil de provincie de in de cultuuragenda benoemde ambities daadwerkelijk gerealiseerd zien, dan zal ze ook zelf initiatief moeten nemen en haar rol als verbinder feiten en cijfers
en ondersteunde overheid concreet invulling moeten geven en waar moeten maken.
1.3
Activiteiten en bezoekers
We hebben de instellingen gevraagd naar het aantal activiteiten dat zij in 2011 uitvoerden. In het geval van presentatie-instellingen BKV zijn dat bijvoorbeeld tentoonstellingen, in het geval van podiumkunstgezelschappen voorstellingen en bij festivals programmaonderdelen. Daarnaast hebben we gevraagd naar het aantal nevenactiviteiten, hierbij valt te denken aan lezingen, masterclasses, rondleidingen, maar ook aan educatieve activiteiten en in het geval van podia activiteiten in het kader van verhuur. Tot slot hebben de instellingen – voor zover bekend – aangegeven hoeveel bezoekers ze met hun activiteiten hebben bereikt. Omdat dit onderzoek is uitgevoerd in 2013 en het aantal activiteiten en bezoekers voor dat jaar dus nog niet bekend was, beperken we ons tot gegevens over 2011. Of het aantal activiteiten en bezoekers in de jaren na 2011 af- of toeneemt, kunnen we dus pas inzichtelijk maken in de volgende publicatie. Mede op basis van paragraaf 1.1 en de signalen en geluiden uit het veld, kunnen we nu al wel constateren dat er sprake is van een verschraling van het aanbod ten opzichte van 2011.
Activiteiten Figuur 10.1 Gemiddelde totaal nevenactiviteiten per instelling
overig 38%
62% educatief
feiten en cijfers
culturele atlas brabant
49
Toelichting figuur 10.1 De figuur laat zien dat van het totaal van nevenactiviteiten per instelling een substantieel deel een educatief karakter heeft. De onderliggende cijfers laten zien dat dit met name van toepassing is bij de producenten podiumkunsten, de musea en in iets mindere mate bij de podia (poppodia uitgezonderd).
Figuur 10.2 Verhouding spreiding activiteiten producenten podiumkunsten in 2011: uitgesplitst naar speellocatie en naar geografische bepaling
Locaties
Geografisch
overig 5%
buitenland 13%
standplaats 17%
podia 46% 39% scholen
41% Nederland
29% provincie Noord-Brabant
10% festivals
Toelichting figuur 10.2 Interessant te zien is dat de producenten podiumkunsten met hun voorstellingen niet alleen in de eigen standplaats maar vooral daar buiten zichtbaar zijn. Het aandeel speelbeurten buiten Brabant, dus in de rest van Nederland is veruit het hoogste. Ook in het buitenland vinden naar verhouding een significant aantal vertoningen plaats. Je zou deze groep instellingen kunnen beschouwen als (potentiële) ambassadeurs voor Brabant. Van enkele instellingen, te denken valt aan De Stilte en T.R.A.S.H., is bekend dat zij deze rol al gedurende langere tijd succesvol spelen in het buitenland. 50
culturele atlas brabant
feiten en cijfers
Bezoekers Figuur 11 Gemiddelde bezoekersaantallen in 2011 per instelling uitgesplitst naar groep
Producenten podiumkunsten Presentatieinstellingen BKV/AV Festivals Musea Poppodia Overige podia
0
21.000
42.000
63.000
Toelichting figuur 11 Wat in deze figuur naar voren komt is dat het gemiddelde aantal bezoekers per instelling bij poppodia het grootst is. Natuurlijk is een en ander afhankelijk van het aantal activiteiten, maar muziek blijft aantrekkelijk voor een grote groep bezoekers. Onderliggende cijfers laten zien dat spreiding van de bezoekers – waar komen de bezoekers vandaan: standplaats, Brabant, Nederland, buitenland – bij musea en festivals het meest evenwichtig is. Dit betekent dat met name de festivals en musea een belangrijke rol spelen ‘in het naar Brabant halen’ van bezoekers. Dit wordt bevestigd door cijfers van de landelijke branche organisatie voor festivals.13 Deze laten een top 25 zien, opgesteld naar het aantal bezoekers, voor zowel de entree heffende als de
84.000
105.000
13 VVEM,
Branchecijfers Festivals 2012.
gratis toegankelijke festivals in Nederland. In totaal komen op beide lijstjes zes Brabantse festivals voor, namelijk Dutch Design Week, Theaterfestival Boulevard, Paaspop, Decibel Outdoor, Breda Jazz Festival en Jazz in Duketown. We zien echter ook dat het antwoord op de vraag waar bezoekers vandaan komen voor veel instellingen niet bekend is. feiten en cijfers
culturele atlas brabant
51
Vraag is of de instellingen de komende jaren hun koppositie en slagkracht overeind kunnen houden. Toonaangevende top
14 Cultuuragenda van Brabant 2020, 1 mei 2013, p.8 en p.19.
15 Kunsten’92, Het beeld van de sector, december 2012, p.13.
16 Kunsten’92, Het beeld van de sector, december 2012, p.13.
52
culturele atlas brabant
In de Cultuuragenda 2020 formuleert de provincie doelen met betrekking tot een internationaal toonaangevende top en tot een sterkere profilering op internationaal niveau.14 De getoonde figuren en de hierna volgende sectoranalyses laten zien dat hiertoe volop potentie aanwezig is; gezelschappen zijn ‘het gezicht van Brabant’ door heel Nederland en Europa (en daarbuiten) en de Brabantse festivals en musea weten publiek naar Brabant te halen. Echter, er valt hier nog veel winst te behalen. Door met instellingen, overheden en steunfuncties en kennisinstituten – meer dan tot nog toe het geval – vanuit een gezamenlijke en resultaatgerichte strategie te opereren. Vraag is of de instellingen de komende jaren hun koppositie en slagkracht overeind kunnen houden. Ook op dit punt is het dus evident dat er op korte termijn invulling moet worden gegeven aan deze ambities uit de Cultuuragenda. Wat we tot slot – niet zo zeer aan de onderzoeksresultaten, maar vooral om ons heen – zien als het gaat om aanbod en afname, is dat er een verschuiving plaatsvindt van het reguliere presentatiecircuit naar nieuwe presentatieplekken. Daarmee bedoelen we onder meer de festivals, maar ook de openbare ruimte (denk aan stedelijke gebiedsontwikkeling in de Spoorzone, STRP-S, De Noordkade, enzovoort), leegstaande winkel- en bedrijfspanden, landkunst, maar ook via presentatieplatforms als sociale media. Zowel door de bekende presentatieplekken (musea, galeries, schouwburgen en concertzalen), die veelal onder druk (komen te) staan vanwege gemeentelijke bezuinigingen, als op de nieuwe(re) plekken wordt meer dan voorheen programmatisch en thematisch geprogrammeerd. Waarbij de ‘randactiviteiten’ niet langer iets extra’s zijn maar een wezenlijk onderdeel vormen van het totale aanbod. De gemiddelde bezoeker gaat tegenwoordig vooral voor ‘de beleving’ en is steeds op zoek naar iets nieuws, naar een ‘event’.15 Daarnaast komen er steeds meer grootschalige evenementen, zogenaamde ‘mega-events’16 zoals het Jeroen Bosch jaar en – inmiddels op losse schroeven – het programma van 2018|Eindhoven Culturele Hoofdstad van Europa. Evenementen die door hun status en uitstraling in staat zijn om een groots en breed programma te realiseren bestaande uit een diversiteit aan activiteiten en daarmee verwachten breed publiek te trekken. Of deze ‘mega-events’ (blijven) voldoen aan de behoeften van het publiek is de vraag. Daar groeit namelijk de belangstelling voor het kleinschalige, unieke, intieme, oprechte. Het succesvolle popfestival Best Kept Secret, dit voorjaar in Hilvarenbeek, was daarvan een voorbeeld. Een andere feiten en cijfers
relevante vraag is in hoeverre extra investeringen in eenmalige evenementen leiden tot structurele verbinding met reguliere evenementen, activiteiten en instellingen en hun publiek, die behoren tot het culturele DNA van de provincie. Om bovengenoemde ambities uit de Cultuuragenda waar te maken zouden we in Brabant niet alleen moeten focussen op de grootschalige programma’s, maar juist ook moeten inzetten op onderscheidend vermogen, op kwaliteit, op inhoud en op duurzaamheid.
De gemiddelde bezoeker gaat tegenwoordig vooral voor ‘de beleving’ en is steeds op zoek naar iets nieuws, naar een ‘event’. 1.4
BrabantBod 3.0
Na de voor Brabant teleurstellende uitkomsten van de besluitvorming op landelijk niveau over welke instellingen gedurende 2013-2016 al dan niet meerjarig ondersteund zouden worden, deed C10 in haar advies van oktober 2012 een dringend verzoek aan provincie en de vijf grote steden: begin op tijd met een gezamenlijke strategie richting het Rijk voor de periode 20172020. Het BrabantBod dat op 21 juni dat jaar door gedeputeerde Brigite van Haaften in Den Haag werd overhandigd aan Bas Jan van Bochhove (CDA en toenmalig voorzitter vaste kamercommissie voor cultuur) bleek geen enkel effect gesorteerd te hebben. MEST wijdde er in zijn eerste editie een artikel aan. Daaruit blijkt dat in het rijtje provincies Brabant op de negende plaats staat als het gaat om het aantal euro subsidie per inwoner per provincie per jaar van het Rijk voor cultuur 2013-2016.17 Voor een regio die te boek staat als slimste regio van de wereld en tweede economische regio van Nederland is dat ver beneden de maat. Ook de cijfers op pagina 55 lijken in strijd met deze karakterisering van Brabant. Inmiddels wordt de urgentie om als Brabantse overheden beleid op elkaar af te stemmen en om gezamenlijk op te trekken richting het Rijk en landelijke fondsen bestuurlijk breed gedragen. In de Cultuuragenda 2020 wordt deze ambitie dan ook benoemd als concreet actiepunt: ‘Wij faciliteren een gezamenlijke lobby richting het Rijk en agenderen cultuur onderwerpen op basis van gedeeld besef.’18 Tegelijkertijd zien we de ambitie en daadkracht die ten grondslag lagen aan het programma 2018|Eindhoven Culturele Hoofdstad van Europa op losse schroeven komen te staan, ondanks het vaak beleden credo dat de weg en het proces naar 2018 toe zeker zo belangrijk zijn als de titel zelf. Daar komt bij dat gemeenten geconfronteerd worden met forse bezuinigingen, mede als feiten en cijfers
17 Mijke
Pol, ‘Waarom cultuurgeld vooral naar de Randstad rolt… …en het zuiden wederom weinig opstrijkt’, in: MEST. Mei/ juni 2013.
18 Cultuuragenda
van Brabant voor 2020; Kaderstellende nota voor provinciaal cultuurbeleid, 1 mei 2013.
culturele atlas brabant
53
19 Nieuwsbrief
Cor Wijn (BMC), ‘Grote decentralisaties brengen cultuur in het nauw’, augustus 2013.
20 Bericht CBS, ‘Bezuinigingen gemeenten op kunst en cultuur worden zichtbaar’, 16 september 2013.
21 Op
basis van gegevens beschikbaar gesteld door de genoemde steden. De cijfers van Helmond zijn inclusief incidentele subsidies aan amateurkunst en cultuureducatieve activiteiten.
54
culturele atlas brabant
gevolg van de decentralisatie van rijkstaken19. Deze – deels onvermijdelijke – bezuinigingen zullen naar verwachting ook de sector kunst en cultuur hard gaan treffen. Zo verwachten de Nederlandse gemeenten in 2013 gezamenlijk 3,7% minder aan kunst en cultuur uit te geven dan in 2012.20 In Brabant zien we eenzelfde beeld ontstaan wanneer we kijken naar de uitgaven van de vijf grote steden (Breda, Tilburg, Helmond, Eindhoven en ’s-Hertogenbosch) in 2011 en 2013 aan incidentele subsidies voor professionele kunsten. Deze lopen in z’n totaliteit met 8,2% terug.21 Wat dit concreet gaat betekenen voor de Brabantse gemeenten en hoe er door de vijf grote steden en de provincie invulling gegeven gaat worden aan de Cultuuragenda 2020, is op dit moment onduidelijk. Op basis van deze publicatie en in de wetenschap dat de nieuwe beleidsplannen en subsidieaanvragen van Brabantse culturele instellingen al in het najaar van 2015 moeten worden ingediend wordt wel duidelijk dat de noodzaak om deze handschoen op te pakken onverminderd van kracht blijft.
feiten en cijfers
Figuur 12 Subsidies landelijke fondsen naar Brabant in 2011
Mediafonds 12%
Mondraan stichting 5,2%
Fonds podiumkunsten 4,5%
Stimuleringsfonds Creatieve Industrie 2,6%
Fonds BKVB 2,4%
22
22 Meerjarige
subsidies aan Brabant niet meegerekend, want onbekend.
Nederlands Filmfonds 0,4%
23 Indicatief
Nederlands Letterenfonds 0,94%
percentage op basis van de toekenningen voor de binnenlandse regelingen (voor auteurs en voor literaire uitgeverijen, festivals en tijdschriften, maar exclusief literair vertalers en buitenlandse taakstelling (promotie van Nederlandse literatuur in het buitenland)).
23
feiten en cijfers
culturele atlas brabant
55
56
culturele atlas brabant
reflectie
deel 2 sectoranalyses
58
culturele atlas brabant
reflectie
Jos Wilbrink
sectoranalyse
beeldende kunst, vormgeving en architectuur De situatie binnen de sector beeldende kunst en vormgeving (BKV) wijkt af van die van andere sectoren. Dat heeft onder andere te maken met de professionaliseringsgraad van de instellingen, de individualistische manier van werken van beeldend kunstenaars en het gebrek aan aandacht van de overheid voor de sector als geheel. Voor vormgeving en architectuur geldt bovendien dat het beleid voor deze sectoren op lokaal en provinciaal niveau niet gedefinieerd is, waardoor er geen cijfermateriaal beschikbaar is. De situatie kan daarom slechts op hoofdlijnen worden geduid; we bespreken deze disciplines in een eigen paragraaf. Ook besteden we apart aandacht aan omgevingskwaliteit. Dat vinden we zinvol, omdat de provincie NoordBrabant al jaren een helder beleid voert om de kwaliteit van de woon- en werkomgeving te verbeteren, waarbij cultuur een integraal onderdeel van de ontwikkeling en inrichting van de openbare ruimte is.
Infrastructuur Wanneer we kijken naar de functieketen zien we dat zowel het middensegment als de uiteinden onder druk zijn komen te staan. Het aantal presentatieplekken en kunstenaarsinitiatieven is drastisch afgenomen. Alle drie stedelijk/regionale Centra voor Beeldende Kunst (CBK’s) zijn opgeheven (Krabbedans Eindhoven, CBK West-Brabant, CBK Den Bosch). Met het wegvallen van het CBK West-Brabant kent het culturele plaatje van die regio wat de BKV betreft opnieuw de beruchte ‘witte vlek’. Van de 14 kunstenaarsinitiatieven/presentatie-instellingen die voorheen in aanmerking kwamen voor provinciale BKV-gelden hebben er inmiddels vijf de deuren gesloten (drie CBK’s, Argument, Lokaal 01). Enkele andere staan onder zware druk (Noisivision en Fundament). De meeste kunstuitlenen zijn opgeheven of proberen in geprivatiseerde vorm een doorstart te maken. Door deze ontwikkelingen zijn de mogelijkheden voor (startende) kunstenaars om hun werk te presenteren en af te zetten aanzienlijk teruggelopen. Bovendien is de vraag naar kunstwerken tot een dieptepunt gedaald, waardoor ook galerieën een troosteloos bestaan lijden. culturele atlas brabant
59
1 Zie
ook paragraaf 1.1 en sectoranalyse AV/ multimedia.
2 STRP
en Incubate besteden aandacht aan BKV en worden wel meerjarig ondersteund door de provincie.
3 Voor
de cijfers verwijzen we opnieuw naar ‘deel 1’, waarin cijfers te vinden zijn van zowel musea als BKVinstellingen.
4 Expertisecentrum
Kunst en Vormgeving, De Hybride Kunstenaar. AKV/St.Joost Avans Hogeschool, 2012.
Sommige dobberen voort met behulp van andere inkomstenbronnen, andere hebben het roer omgegooid. De gerenommeerde galerieën Willy Schoots en Resy Muijsers verlieten Brabant en vertrokken respectievelijk naar Antwerpen en Frankrijk. We signaleren in het veld dat ook bij alle andere galerieën de omzetten sterk zijn teruggelopen. De werkplaatsvoorzieningen staan eveneens onder druk. Het NIAf heeft zijn deuren al moeten sluiten.1 Sundaymorning@ekwc heeft na een ingrijpende reorganisatie een beroep gedaan op de provinciale impulsgelden om met een vernieuwd programma door te starten op een andere locatie: het KVL terrein in Oisterwijk. De Digitale Werkplaats, Beeldenstorm en het TextielLab hebben voor vernieuwde programma’s in 2013 eveneens een beroep gedaan op het impulsgeldenprogramma. Daarbij wordt gezocht naar nieuwe financieringsmodellen, innovatieve producten, nieuwe samenwerkingsverbanden en verbinding met andere sectoren zoals bedrijfsleven en onderwijs. Ook festivals 2 en incidentele manifestaties kampen met steeds groter wordende problemen. De financieringsmogelijkheden van Rijk, gemeenten en provincie zijn grotendeels weggevallen en die bij de particuliere fondsen nemen verder af. Musea worden met sluiting bedreigd (Breda’s Museum, MOTI, Museum Jan Cunen, De Wieger) of hebben de deuren al gesloten (Museum Kempenland, Kunstlicht in de Kunst). Praktisch overal worden de gemeentelijke budgetten teruggeschroefd of bevroren.3 Opvallend is dat het kunstvakonderwijs zich heroriënteert wat betreft het onderwijsaanbod. Door diverse digitale technieken, de game-industrie en internettoepassingen verandert het aanbod met de tijd mee. Want er is steeds meer behoefte aan vakinhoudelijke kaders voor multidisciplinaire benaderingen, kunst in relatie tot de openbare ruimte en community-art. In het algemeen is de situatie voor individuele beeldend kunstenaars in korte tijd drastisch veranderd. Er is steeds meer sprake van een hybride beroepspraktijk waarbij er inkomen wordt vergaard uit andere werkzaamheden dan de kunst zelf.4 Voor veel oudere kunstenaars geldt dat hun beroepspraktijk stevig onder druk staat of beëindigd moet worden. Omscholingsmogelijkheden zijn er onvoldoende. De rijksregeling voor omscholing van door de bezuinigingen gesneuvelde culturele medewerkers5 geldt uitsluitend voor podiumkunstenaars (theater, muziek en dans).
5 Servicepunten
UWV ingericht met middelen van het Ministerie van OCW 2013.
Financiën Uit de cijfers over 2011 en 2013 blijkt dat de BKV-sector onevenredig zwaar is getroffen door de bezuinigingen. Subsidiestromen van de drie overheden zijn teruggelopen of tot nul gereduceerd. Met name het wegvallen van de meerjarige subsidies van het Rijk en het ontbreken van beleid voor BKV van de provincie treffen deze sector. De provinciale BKV-regeling die sinds 2008 van kracht was, maar nooit tot een echte subsidieregeling werd uitgewerkt, hield per 2012 op te bestaan. Daarmee kwam een eind aan een verkapte meerjarige subsidie aan twaalf presentatie-instellingen en drie stedelijke Centra voor Beeldende Kunst. In 2012 was er nog wel een overgangsregeling voor grootschalige projecten kunst in relatie tot de openbare ruimte alsmede voor een incidentele manifestatie waar vier instellingen aan
60
culturele atlas brabant
beeldende kunst, vormgeving en architectuur
deelnamen. De terugval in middelen vanuit de BKV-regeling heeft diep ingegrepen in de functies van gebiedsontwikkeling, talentontwikkeling, productie en presentatie. De bijdrage betrof in 2011 nog €581.000. In 2012 €220.000 en in 2013 nog slechts €45.000, voor één instelling. Wat kunst in de openbare ruimte en omgevingskwaliteit betreft laat de analyse zien dat de provinciale middelen hiervoor van €120.000 per jaar voor grootschalige projecten per 2013 zijn komen te vervallen. Ook de gemeentelijke activiteiten zijn op dit gebied drastisch teruggelopen. Exacte cijfers zijn er niet. Het vakblad voor beeldend kunstenaars BK-informatie is in 2010 gestopt met de jaarlijkse meting. Graadmeters zijn het beperkte aantal openbare oproepen voor kunstopdrachten en het teruglopende aantal verzoeken om advies en begeleiding bij bkkc. Een analyse van de programma’s cultuurbeleid van de Brabantse gemeenten bevestigt het beeld. 6 In de slipstream van de teruggelopen meerjarige financiering is ook het functioneren van veel organisaties onder druk komen te staan. Het aantal fte’s nam af en in gelijke tred daarmee de inzet van freelance medewerkers en vrijwilligers. Budgetten voor scholing en marketing werden meer dan gehalveerd. Daarnaast werden er minder randactiviteiten geprogrammeerd en ook de educatieve activiteiten liepen terug. Al met al is de conclusie gerechtvaardigd dat de sector als geheel ernstig getroffen is . Vanuit de provincie wordt er voor de BKV-sector geen meerjarige financiële ondersteuning geboden. Dit in tegenstelling tot de podiumkunstsector. Nieuw beleid voor BKV is nodig.
6 Integraal
Gemeentelijk Cultuurbeleid, onderzoek uitgevoerd door IVA in opdracht van en gepubliceerd door bkkc in 2011.
Er is steeds meer sprake van een hybride beroepspraktijk waarbij er inkomen wordt vergaard uit andere werkzaamheden dan de kunst zelf. Prestaties Toch constateren we ook nieuwe ontwikkelingen. Enerzijds als directe reactie op de bezuinigingen anderzijds als autonome ontwikkeling vanuit het vakgebied zelf. Zo is er een tendens waarneembaar waarin enkele kunstenaarsinitiatieven en presentatieplekken succesvol onderling samenwerken en/of aansluiting zoeken bij maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. Vaak is er sprake van één penvoerende organisatie die met wisselende partners programma’s maakt. Ook zijn bestaande organisaties steeds meer bereid om programma’s van anderen te tonen. Bovenlokale presentatieplekken en manifestaties vinden elkaar in soms vergaande vormen van samenwerking. beeldende kunst, vormgeving en architectuur
culturele atlas brabant
61
Wat de presentatieplekken betreft is er sprake van een nieuwe impuls door succesvolle publieksgerichte activiteiten en nieuwbouw van accommodaties (SM’s, Noord-Brabants Museum, Museum De Pont) en door de realisatie van nieuwe presentatieruimtes (PARK in Tilburg, De Nederlandsche Cacaofabriek in Helmond en Kunstencluster Willem II in ’s-Hertogenbosch). In Breda neemt Club Solo de plaats in van Lokaal 01 en ook TAC in Eindhoven is bezig met een doorstart. Prijzenswaardige voorbeelden van gebiedsontwikkeling waarbij kunst en cultuur een belangrijke rol spelen mogen in dit verband niet onvermeld blijven: Strijp-S en Strijp-R Eindhoven, Spoorzone Tilburg, Noordkade Veghel en het KVL-terrein Oisterwijk. Bij jonge kunstenaars zien we veranderingen in attitude ten opzichte van bestaande instituties. Ze zoeken, in de wetenschap ondernemend te moeten zijn, naar alternatieve verkoopwegen en vinden die in pop-up stores en guerillagalerieën of in tijdelijke acties waarbij ze hun werk tegen stuntprijzen verkopen. Velen zien het museum niet meer als het ultieme doel van hun loopbaan. Een prominente plek op You Tube of een presentatie op festivals zoals Lowlands of Oerol spreken soms meer tot de verbeelding. Het internet als laboratorium, presentatie- en ontmoetingsplek lijkt geleidelijk de rol van de kunstenaarsinitiatieven over te nemen. Het belang van (incidentele) festivals en manifestaties als presentatiepodia neemt toe. Vaak wordt er niet meer gesproken van tentoonstellingen maar van, meestal kortlopende, events waaraan verschillende partners deelnemen en waar voor het publiek een bijzondere betrokkenheid is weggelegd. Om de teruggang van subsidiemogelijkheden het hoofd te bieden zijn er nieuwe vormen van fondswerving als crowdfunding en crowdsourcing ontstaan.
Uit de cijfers over 2011 en 2013 blijkt dat de BKV-sector onevenredig zwaar is getroffen door de bezuinigingen. Bovenstaande constateringen roepen de vraag op of de oorspronkelijke ketendefiniëring nog wel voldoende aansluit bij de feitelijke situatie. Aan de ene kant zien we dat traditionele plekken voor talentontwikkeling en presentaties zoals kunstenaarsinitiatieven, kunstuitlenen en centra voor beeldende kunst zijn gemarginaliseerd en aan de andere kant zien we dat kunstenaars op zoek zijn naar nieuwe wegen om hun beroep uit te oefenen en zich maatschappelijk te manifesteren. Dit is het uitgelezen moment om deze ontwikkelingen in kaart te brengen en waar nodig te faciliteren. Het provinciebeleid, zoals vastgelegd in de Cultuuragenda Brabant 2020, dat niet meer gericht is op ondersteuning van instellingen, maar op het faciliteren van functies als talentontwikkeling, productie en presentatie, biedt daartoe voldoende aanknopingspunten.
62
culturele atlas brabant
beeldende kunst, vormgeving en architectuur
Omgevingskwaliteit De provincie Noord-Brabant heeft ondanks het stopzetten van de bestaande financiering in 2013 de koppositie in de ontwikkeling van kunst in relatie tot de openbare ruimte kunnen behouden. Dat is vooral het resultaat van het gevoerde integraal beleid waarbij kunst en cultuur gekoppeld worden aan andere beleidsterreinen. Van succesvol integraal cultuurbeleid is met name sprake bij bovenlokale grootschalige projecten van gebiedsontwikkeling en infrastructuur.
De samenwerking, overlap en verbinding tussen beeldende kunst, vormgeving en architectuur is de laatste jaren intensiever geworden. Een integrale aanpak bij lokale en stedelijke ontwikkelingsprojecten verloopt daarentegen veel moeizamer. Een blijvend probleem is om voor kunst en cultuur een prominente en effectieve positie te verwerven in ruimtelijke ontwikkelingsprocessen. Gelijkwaardig aan die van de stedenbouwer, architect en projectontwikkelaar. Dat geldt zowel voor grootstedelijke uitbreidingsprojecten als voor herbestemmingsprojecten en de ontwikkeling van grootschalige cultuurhistorische complexen. Voor de provincie ligt hier een blijvende opdracht om enerzijds zelf het goede voorbeeld te geven en anderzijds de lagere overheden ertoe aan te zetten die voorbeelden te volgen. Opgemerkt moet worden dat het wegvallen van stimuleringsgelden voor integrale grootschalige projecten na 2012 niet zonder gevolgen kan blijven. In de praktijk is gebleken dat de inzet van stimuleringsgelden steeds heeft geleid tot extra bijdragen uit andere bronnen. Het multipliereffect van een relatief kleine investering is groot, zo bleek uit de evaluaties van de provinciale BKV-regeling. De afname van het aantal opdrachten vanuit de gemeenten heeft zich in de voorbije periode voortgezet. Deze ontwikkeling staat haaks op de door de provincie ingezette stimulerende maatregelen om jonge talenten en kunstenaars met een gevorderde beroepspraktijk te interesseren voor het werken in opdracht. Opmerkelijk is daarentegen dat pogingen nieuwe markten aan te boren – door bijvoorbeeld de zorgsector te attenderen op de positieve gevolgen van de inzet van kunst en cultuur (Healing Environment) – zijn vruchten begint af te werpen. Enkele ziekenhuizen en verpleeginrichtingen beginnen hiervoor beleid te ontwikkelen. Community art & intergemeentelijke samenwerking Kansen liggen er ook door meer in te zetten op de ontwikkeling van community art-projecten. De buurtcultuurfondsen van de woningcorporaties en het Prins Bernhard Cultuurfonds, en een samenwerking met Kunstbalie en beeldende kunst, vormgeving en architectuur
culturele atlas brabant
63
de Centra voor de Kunsten bieden voor professionele kunstenaars een kans om in opdracht te werken en zich te scholen in buurtcultuur. Opvallend zijn ook nieuwe vormen van samenwerking zoals de intergemeentelijke projecten de Halve Zolen Lijn en het Bels Lijntje waarbij meerdere gemeenten en diverse particuliere organisaties op lokaal niveau betrokken zijn. Eigentijdse kunst raakt hier aan de beleidsterreinen van cultuurhistorie, vrijetijdsmarkt, recreatie en toerisme. De vanuit het project Landkunst ontwikkelde projecten en gps-routes kunnen rekenen op een gestage groei. Steeds meer initiatieven sluiten hierbij aan, hoewel het nog enige inzet zal vergen om uiteindelijk van een provinciale dekking te kunnen spreken. Bezoekersaantallen Bij deze paragraaf over omgevingskwaliteit moeten we opmerken dat bezoekersaantallen moeilijk meetbaar zijn. Er zijn ook weinig cijfermatige gegevens voorhanden. Kunst in de openbare ruimte biedt in de brede zin – want niet alleen kunstwerken buiten maar bijvoorbeeld ook alle content voor beeldschermen in de openbare ruimte – individuele kunstenaars kansen.
Vormgeving en architectuur De provincie heeft pas bij de oprichting van het huidige bkkc in 2009 besloten meer invulling te geven aan beleid voor vormgeving en architectuur. Beide disciplines zijn commercieel van aard en kennen van oorsprong een eigen financieringsstructuur. Van een ‘klassiek’ subsidiesysteem op lokaal en regionaal niveau is geen sprake. Wel zijn er subsidiemogelijkheden voor innovatie en cross-sectoraal werken, professionalisering van ondernemerschap en voor het versterken van de inhoudelijke kwaliteit bij landelijke sectororganisaties als Het Nieuwe Instituut en het nieuwe Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Het is zinvol om ook cijfers van deze landelijke fondsen in een volgende monitor mee te nemen. Waar het architectuur betreft is het belangrijk te vermelden dat er in Brabant een aantal actieve en kwalitatief sterke architectuurcentra zijn. In de vier grote steden zijn dat CAST (Tilburg), BAI (Den Bosch), Gebouw F (Breda) en Architectuurcentrum Eindhoven. We weten dat er sinds 2013 meer dan voorheen wordt gewerkt aan zichtbaarheid en samenwerking, vooral ook met het oog op de toekomst. Kenmerkend voor de laatste decennia is dat de grenzen tussen de disciplines langzaam maar zeker aan het vervagen zijn. Kunstenaars presenteren zich als vormgever en vormgevers begeven zich op het terrein van de kunstenaar. De resultaten daarvan zien we vooral op het terrein van de omgevingskwaliteit. Meer in het algemeen kunnen we stellen dat de samenwerking, overlap en verbinding tussen de drie sectoren beeldende kunst, vormgeving en architectuur de laatste jaren intensiever is geworden. Voor de provincie ligt er een taak om de ontwikkelingen nauwkeurig te volgen en waar mogelijk te integreren met het bestaande beleid ten aanzien van de omgevingskwaliteit en BKV in het algemeen.
64
culturele atlas brabant
beeldende kunst, vormgeving en architectuur
Tot slot Het geheel van de sector beeldende kunst, waaronder dus ook vormgeving en architectuur vallen, is een sector die in beweging en zoekende is. Grootste verschil met 2011 is dat de infrastructuur ernstig verzwakt is, wat het zoeken bemoeilijkt. De vraag is of de sector de afgelopen jaren niet te veel beschadigd is om op korte termijn weer op te kunnen bloeien.
KANSEN - Inzetten op grootschalige projecten integraal cultuurbeleid, ondanks wegvallen stimuleringsgelden, waarbij integratie met andere beleidsterreinen gerealiseerd wordt. - Herdefiniëren van structuur basisvoorzieningen, keten en systeem, waarbij rolverdeling tussen overheden duidelijk wordt. - Nieuw te ontwikkelen beleid voor beeldende kunst, vormgeving en architectuur, waarbij gekeken wordt naar samenhang tussen de drie disciplines. - Bijzondere status van omgevingskwaliteit in Brabant (grootschalige projecten, community art, landkunst, enzovoort).
KNELPUNTEN - Er is geen provinciaal beleid op het gebied van beeldende kunst, vormgeving en architectuur. - Diverse presentatie-instellingen staan onder druk; dit gaat ten koste van onder andere talentontwikkeling. - Bestaand beleid schiet te kort voor individuele kunstenaars. - Financieringsstructuur na bezuinigingen is problematisch. - Functieketen vertoont slijtageplekken; infrastructuur BKV is ernstig aangetast. beeldende kunst, vormgeving en architectuur
culturele atlas brabant
65
66
culturele atlas brabant
reflectie
Iduna van de Ven
sectoranalyse
av/ multimedia
Dat de creatieve industrie door het Rijk is aangewezen als economische topsector biedt veel kansen voor de AV/multimediasector. Het is voor makers binnen deze sector heel normaal om zowel autonoom als commercieel te werken. De sector heeft een bloeiend toekomstperspectief door de digitalisering en toenemende multimedialiteit. De kracht van de sector ligt onder andere in de vernieuwende technologie en de toenemende vraag naar AV-producties door de mobile screen culture. AV/multimedia is echter veel meer dan de verbinding van de culturele sector met de economie. AV/ multimedia verbindt ook kunstdisciplines met elkaar en met sectoren als wetenschap, technologie, ICT, zorg, en niet in de laatste plaats het bedrijfsleven.
Infrastructuur Of de Brabantse AV/multimediasector bovenstaande kansen voldoende kan benutten is de vraag. De sector in Brabant is versnipperd en onvoldoende zichtbaar en heeft een incomplete en zwakke culturele functieketen door het ontbreken van onder andere voldoende productiecapaciteit en talentontwikkelingsmogelijkheden. De sector bestaat uit veel eenpitters die te weinig slagkracht hebben om zich te specialiseren en te innoveren. Het ontbreekt verder aan voldoende organisaties en instellingen met een structurele financiële basis die een bovenlokale rol kunnen spelen. Producenten, festivals en podia werken veelal met een incidentele financiering per project en/of editie zodat er geen budget resteert om een reservering te maken ten behoeve van projecten ter versterking van de gehele sector. KONKAV, het online platform voor het audiovisueel netwerk Brabant, heeft een belangrijke rol in het zichtbaar en transparant maken van de sector. Het verbindt de verschillende onderdelen binnen de sector (onderwijs, bedrijfsleven, makers, opdrachtgevers). KONKAV is voortgekomen uit het culturele atlas brabant
67
AV-impulsprogramma dat door de B5 en de provincie (Economie) is gefinancierd en wordt door bkkc beheerd en doorontwikkeld en gefinancierd. Talentontwikkeling In Brabant zijn onvoldoende ontwikkelmogelijkheden voor jonge talentvolle AV/multimediamakers. Er zijn te weinig producenten die werk van jonge makers produceren en er zijn geen producenten gespecialiseerd in animatiefilm. Met het wegvallen van de landelijke werkplaats voor animatiefilm, het NIAf, ontbreekt het in zijn geheel aan een werkplaatsfunctie ter bevordering van talentontwikkeling. Met ingang van 2013 is NIAf gestaakt met alle activiteiten. Dit als gevolg van de bezuinigingen door het Rijk. Na ruim twintig jaar is er een einde gekomen aan de talentontwikkeling voor animatieprofessionals en de overige activiteiten van het NIAf op het gebied van educatie, distributie en promotie. Wrang, omdat er juist bij AKV/St Joost, en dan met name van de Master in Animatie jaarlijks vele talentvolle studenten afstuderen. Het is belangrijk dat verschillende partijen binnen de sector gaan samenwerken in het kader van talentontwikkeling zodat de talenten behouden blijven voor een bloeiende Brabantse AV/ multimediasector. Vertoningsplekken Brabant heeft een over de gehele provincie verspreid netwerk van gedigitaliseerde grote en kleine filmtheaters. Uniek in Nederland is de wijze waarop, ondersteund door bkkc, deze filmtheaters aan collectieve marketing doen en gezamenlijke projecten rond kwetsbaar filmaanbod presenteren. Door bezuinigingen, veranderingen binnen het netwerk van filmtheaters en de veranderende rol van het bkkc zal 2013 voorlopig het laatste jaar zijn waarop op deze wijze Brabantbreed wordt samengewerkt door de filmtheaters.
Het is belangrijk dat verschillende partijen binnen de sector gaan samenwerken in het kader van talentontwikkeling, zodat talenten behouden blijven voor een bloeiende Brabantse AV/multimediasector. Onderzocht wordt of er in plaats van deze projecten andere projecten op het gebied van collectieve marketing ontwikkeld kunnen worden. Binnen het netwerk van filmtheaters constateren we een aantal veranderingen. Met ingang van 2013 is filmtheater Filmfoyer in Tilburg gesloten als direct gevolg van bezuinigingen en teruglopende 68
culturele atlas brabant
av/multimedia
bezoekersaantallen bij Theaters Tilburg, waarvan het filmtheater deel uitmaakte. Stichting Kwaliteitsfilm Tilburg heeft van de gemeente Tilburg een zeer beperkt budget toegekend gekregen om de vertoning van de kwaliteitsfilm in Tilburg te stimuleren. In het najaar van 2014 zal Cinecitta, een commerciële bioscoop, haar deuren heropenen na een langdurige verbouwing. Naar alle waarschijnlijkheid zal een deel van de programmering van het filmtheateraanbod in een van de vier nieuwe zalen worden voortgezet. Plaza Futura, het filmtheater in Eindhoven, is in oktober 2013 verhuisd naar het nieuwe Natlab op Strijp S, een cultuurverzamelgebouw met daarin bedrijven en instellingen op het gebied van multimedia, cultuur, technologie en design. De instellingen die daar samengaan zijn Baltan Laboratories (werkplaatsfunctie die innovatief onderzoek en vernieuwende activiteiten op het gebied van kunst, technologie en cultuur initieert, ondersteunt en verspreidt), Broet (filmplatform, werkplaats voor de filmmaker op semiprofessioneel niveau), St Lucas (MBO-opleiding met technisch, creatieve opleidingen) en Plaza Futura. Dit betekent voor het filmtheater concreet een schaalvergroting van drie vertoningszalen naar zes en een exporuimte, van 226 stoelen naar 501, van 69 voorstellingen per week naar 123. Het festival Playgrounds Digital Arts Fest is met ingang van 2013 meerjarig gesubsidieerd binnen de Subsidieregeling infrastructuur professionele kunsten Noord-Brabant 2013-2016. Dit in het kader van kleinschalige culturele infrastructuur presentatie door middelgrote festivals (zie ook deel 1.1, p. 26). Playgrounds vindt in 2013 plaats in Tilburg, Eindhoven en Amsterdam; de eerdere edities alleen in Tilburg en Amsterdam. Playgrounds neemt een belangrijke plek in binnen de infrastructuur AV/multimedia. Door het internationale netwerk en dito programma draagt het festival bij aan versterking van de AV-sector in Brabant. Het festival heeft ook een belangrijke educatieve functie, omdat de AV-opleidingen actief betrokken worden bij het festival. Overheden Na afloop van het AV-impuls programma (2009 tot 2011) van de provincie en de B5 waarin geïnvesteerd werd in het versterken van de AV-industrie in Brabant hebben Breda en Eindhoven respectievelijk beeldcultuur en multimedia als speerpunten benoemd binnen het cultureel en, in het geval van Breda, ook economisch beleid. Breda en Eindhoven nemen dan ook een belangrijke positie in binnen de infrastructuur van de Brabantse AV/ multimediasector. De gemeente Breda heeft, zoals beschreven in het visiestuk De Culturele toekomst van Breda 2008-2020. al vanaf 2008 gericht geïnvesteerd in het profiel beeldcultuur.1 AV/multimedia maakt een belangrijk deel uit van dat profiel. In Breda zijn de meeste audiovisuele ondernemingen gevestigd.2 Van de opleidingen AKV St Joost en de NHTV komen elk jaar nieuwe talenten op het gebied van film, documentaire, animatie en gaming. Er is een bedrijfsverzamelgebouw, het AV-huis, dat specifiek voor de AV-sector is av/multimedia
1 Nota
Factor C, De Culturele toekomst van Breda 20082020.
2 TNO-rapport,
TNO-034DTM-2009-04449, De audiovisuele sector in Noord-Brabant.
culturele atlas brabant
69
ontwikkeld op de triple-O campus, en het Huis voor Beeldcultuur. Het Huis voor Beeldcultuur in Breda is geopend in december 2011. Het initieert en ondersteunt projecten en evenementen rondom hedendaagse ontwikkelingen binnen beeldcultuur. Het presenteert samen met verschillende partners een programma van exposities, festivals, filmvertoningen, presentaties, lezingen en evenementen. In het Europese samenwerkingsproject VIVID (Value Increase by Visual Design) bundelen negen toonaangevende partijen op het gebied van visual design de krachten om de sector een economische impuls te geven. Naast de Gemeente Breda als hoofdpartner zijn dit Avans Hogeschool (NL), NHTV Internationale Hogeschool (NL), Huis voor Beeldcultuur (NL), Strategische
3 G.
Grosfeld, Multimedia in Eindhoven, de ontwikkeling van een vitaal ecosysteem AV, Multimedia, Transmedia en Crossmedia – een verkenning. juli 2013.
Projectorganisatie Kempen (B), Les Rencontres Audiovisuelles (F), CRRAV/ Pôle Images (F), Solent University Southampton (UK) en Anglia Ruskin University Cambridge (UK). Het project wordt financieel ondersteund door het Europese Interreg IV A programma ‘2Zeeën’. Een van de culturele pijlers van de gemeente Eindhoven is het hierboven beschreven Natlab op Strijp-S. De gemeente Eindhoven heeft verder het bureau Sonax in 2013 de opdracht gegeven een toekomstscenario te schrijven voor multimedia in Eindhoven. Met als doel een juiste ontwikkeling van de programmering van het Natlab maar vooral ten behoeve van het gericht acquireren/faciliteren van aanpalende functies op Strijp-S. In 2013 is Volt (een initiatief van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, de gemeente Eindhoven en woningcorporatie Trudo) gestart met het organiseren van activiteiten op Strijp-S.3 Binnen Volt gaat het om multimedia vanuit een instrumentele invalshoek. Volt ambieert invulling te geven aan presentaties, cocreatie, kennisontwikkeling, testen van nieuwe mediatoepassingen en versterken van commerciële potentie op dit gebied. In de loop van 2014 wordt definitief besloten tot de bouw van een eventuele fysieke plek.
Financiering Uniek in Brabant was de mogelijkheid om subsidie aan te vragen ten behoeve van filmproductie binnen de Incidentele subsidieregeling professionele kunsten Noord-Brabant. Deze regeling heeft een enorme stimulerende werking gehad en stelde makers en producenten in staat bij andere fondsen en investeerders het budget te vermenigvuldigen en producties te realiseren. Jonge makers waren in staat een trackrecord op te bouwen dat noodzakelijk is voor hun ontwikkeling als autonoom maker. De regeling heeft er mede voor gezorgd dat de AV-sector in Brabant een traditie en reputatie op het gebied van animatie en documentaire opgebouwd heeft. Met ingang van 2013 is deze subsidieregeling komen te vervallen met als gevolg dat, doordat het zonder een stimuleringsbudget vele malen moeilijker is bij andere fondsen aan te kloppen, er veel minder productiemiddelen beschikbaar zijn. Omroep Brabant organiseerde van 2009 tot 2013 een project waarin jonge talentvolle makers gekoppeld werden aan ervaren producenten en voorzien werden van een klein productiebudget. Ook binnen dit project werkte het multipliereffect van een klein stimuleringsbudget. Omroep Brabant heeft gedurende die vier jaar geïnvesteerd in 24 producties. 70
culturele atlas brabant
av/multimedia
Met dit stimuleringsbudget hebben deze 24 producties uiteindelijk 3,5 keer zoveel aan additionele productiemiddelen kunnen verwerven, met name bij het Mediafonds (zie ook figuur 12, p.65). Met ingang van 2013 is dit project gestopt vanwege bezuinigingen bij Omroep Brabant. Een initiatiefgroep samengesteld uit overheid, ondernemers en onderwijs is aan het onderzoeken of het mogelijk is een stimuleringsprogramma voor AV/multimedia in Brabant op te zetten naar voorbeeld van het succes van bovenstaand project. Deze partijen zijn bereid om in dit programma te investeren en te participeren. Nieuwe vormen van financiering Vanwege het wegvallen van de regionale productiemiddelen en het feit dat het ook op landelijk niveau steeds moeilijker wordt financiering voor filmproducties te vinden door onder andere de bezuinigingen bij het Filmfonds, bezuinigingen bij de omroepen en het ontbreken van een tax shelter voor filmproductie, is de sector aan het zoeken naar nieuwe vormen van financiering. Crowdfunding wordt steeds meer als middel ingezet om een gedeelte van producties te financieren, maar het is zeker niet dé oplossing voor het wegvallen van de productiemiddelen. Met crowdfunding wordt doorgaans slechts een klein gedeelte van de producties gefinancierd, omdat met AV-producties grote bedragen gemoeid zijn. Er wordt gebruik gemaakt van het platform speciaal voor filmprojecten CineCrowd (www.cinecrowd.nl), maar er is ook een aantal filmprojecten succesvol gecrowdfund via www.voordekunst.nl/brabant en verschillende internationale platforms.
Crowdfunding wordt steeds meer als middel ingezet om een gedeelte van producties te financieren, maar het is zeker niet dé oplossing voor het wegvallen van de productiemiddelen. Een innovatief voorbeeld in het kader van financiering is het landelijke, publiek-private digitaliseringsprogramma Cinema Digitaal. Dit programma heeft voorkomen dat ten gevolge van de transitie naar de digitale technologie een gedwongen sluiting van filmtheaters en bioscopen in Nederland zou plaatsvinden. Tussen begin 2011 en september 2012 zijn alle bioscopen en filmtheaters in Nederland voorzien van digitale projectie apparatuur. De totale filmsector in Nederland investeerde in korte periode ruim €55 miljoen in digitalisering. Cinema Digitaal werd mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, het av/multimedia
culturele atlas brabant
71
Nederlands Filmfonds, de filmdistributeurs en de commerciële en nietcommerciële vertoners. Op het gebied van internationale coproductie en cofinanciering is er binnen Brabant (te) weinig ervaring, terwijl daar wel kansen liggen. Ook het nieuwe Europese programma Creative Europe dat met ingang van 2014 het MEDIA programma vervangt, biedt kansen. Naast de mogelijkheden voor trainingen, ontwikkeling, distributie, sales agents, promotie en cinemanetwerken ligt in 2014 de nadruk op, publieksontwikkeling door middel van coöperatieve educatieve filmprojecten en het uitbrengen van films op verschillende platformen.
Prestaties 4 Jaarverslag
2012, Nederlandse Vereniging van Bioscoopexploitanten en Nederlandse Vereniging van Filmdistributeurs. 5 Bioscoopmonitor 2012/2013, onderzoek in opdracht van de Nederlandse Vereniging van Filmdistributeurs en de Nederlandse Vereniging van Bioscoopexploitanten, juli 2013.
De bezoekcijfers van de Nederlandse filmtheaters zijn in 2011 en 2012 gestegen 4 en dat geldt ook voor de Brabantse filmtheaters. Ondanks of misschien zelfs dankzij de crisis. In vergelijking met theaterbezoek blijft een bezoek aan het filmtheater een goedkoop avondje uit. Dat de relatief lage kosten van een kaartje aantrekkelijk zijn, blijkt ook uit de Bioscoopmonitor,5 een jaarlijkse publicatie van de Stichting Filmonderzoek. Men verwacht echter voor 2013 een daling. Dit heeft te maken met het filmaanbod, minder grote publieksklappers en de mooie zomer. Door het wegvallen van Brabantbrede programma’s rond Brabantse filmmakers vinden er minder vertoningen van Brabantse producties plaats in de filmtheaters. Dit mede als gevolg van de bezuiniging en de veranderende rol bij het bkkc. De filmtheaters vertonen nu hoofdzakelijk nog Brabantse producties uit de directe regio, makers uit eigen stad en dan op incidentele basis. Er is een aantal nieuwe initiatieven en instellingen dat Brabantse producties een podium biedt. Solar Cinema neemt regelmatig Brabantse producties in de programmering op, De NWE Vorst is in 2013 begonnen met een maandelijks programma en het Eindhovens Film Festival besteedt ruim aandacht aan producties uit de provincie. Vernoemenswaardig is de Verkadefabriek in Den Bosch. Het is, naast vlakkevloertheater, een groot filmtheater en qua bezoekersaantallen – 154.000 in 2012 – zelfs het vierde van Nederland.
Slot
6 Advies
C10. Oktober 2012.
De Brabantse AV/multimediasector biedt veel aanknopingspunten om uit te groeien tot een bloeiende en succesvolle sector, maar dat lijkt maar niet te lukken. Een probleem dat ook onderschreven wordt door de C10 in hun notitie is het volledig ontbreken aan provinciaal beleid voor de periode 2013-2016 op het terrein van AV/multimedia. 6 Dit ondanks het feit dat beeldcultuur (naast podiumcultuur en erfgoed) een van de drie domeinen van het provinciaal cultuurbeleid is. AV/multimedia zou daarvan toch, zeker in deze tijd, als vanzelf deel moeten uitmaken. Misschien komt het doordat de Brabantse AV/multimedia-sector, ondanks verschillende pogingen daar iets aan te doen, versnipperd en onvoldoende zichtbaar is. Een van de oorzaken daarvan is de incomplete en zwakke culturele waardeketen, het ontbreken van voldoende productiecapaciteit
72
culturele atlas brabant
av/multimedia
en talentontwikkelingsmogelijkheden. Het ontbreekt verder aan voldoende organisaties en instellingen met een structurele financiële basis die een bovenlokale rol kunnen spelen. Producenten, festivals en podia werken veelal met een incidentele financiering per project/editie zodat er geen budget resteert om een reservering te maken ten behoeve van projecten ter versterking van de gehele sector. Er gebeurt erg veel in deze bijzondere sector, die mee kan groeien met de innovatieve provincie die Brabant is. Daarvoor moet er meer samenhang komen in de verschillende activiteiten en moet kennis meer over de stadsgrenzen heen gebundeld worden. Het is niet alleen aan de sector, maar ook aan bestuurders en beleidsmakers om daarmee een start te maken. Dit, zodat ook AV en multimedia goed voorbereid de volgende beleidsplanperiode tegemoet kunnen treden en hun logische plek binnen de Brabantse infrastructuur en de Cultuuragenda Brabant 2020 kunnen behouden.
KANSEN - Combinatie van autonoom en commercieel werken is aanknopingspunt voor verbinding met andere sectoren. - Bloeiend toekomstperspectief topsector creatieve industrie, waarvan AV/multimedia deel uitmaakt. - Beeldcultuur en multimedia zijn speerpunt binnen cultuur- en economisch beleid van Breda en Eindhoven. - Internationale coproductie en cofinanciering.
KNELPUNTEN - Onvoldoende productiemiddelen. - Weinig ervaring met internationale coproductie en cofinanciering. - Geen provinciaal beleid op gebied van AV/multimedia, onderdeel van beeldcultuur, dat wél een van domeinen binnen provinciaal cultuurbeleid is. - AV/multimediasector is versnipperd en onvoldoende zichtbaar. - Zwakke functieketen: onvoldoende productiecapaciteit en talentontwikkelingsmogelijkheden. - Onvoldoende organisaties die bovenlokale rol kunnen spelen. - Er wordt veelal met incidentele financiering gewerkt, waardoor er geen budgetten gereserveerd kunnen worden ter versterking van de hele sector. av/multimedia
culturele atlas brabant
73
74
culturele atlas brabant
reflectie
Jenneke Harings
sectoranalyse
letteren
Letteren als sector zien of de letteren als zelfstandige discipline binnen kunst en cultuur niet vergeten is niet iets wat beleidsmakers cultuur van nature als vanzelf afgaat. Het is een van de redenen dat er uit de enquête geen cijfers uit de sector letteren komen: instellingen en organisaties werden niet bevraagd, want voldeden niet aan onze criteria.1 Omdat er geen cijfers zijn, en omdat de sector letteren in Brabant onontgonnen gebied is, een wat langere sectoranalyse, waarmee we een soort van nulmeting, of beter nog: startpunt willen markeren. Letteren heeft niet voor niets een lange traditie binnen de provincie Noord-Brabant. Voorheen was de sector ondergebracht bij Literair Informatiepunt Brabant, nu bij bkkc. Uit een onderzoek dat bkkc uitvoerde naar de stand van zaken in het Brabantse letterenveld2, blijkt dat de letteren geen vanzelfsprekende plek innemen binnen provinciaal en gemeentelijk cultuurbeleid. Soms worden ze helemaal vergeten, soms is er sprake van begripsverwarring en soms lijkt onbekend ook onbemind te maken. Om iets over de sector te kunnen zeggen, is het in de eerste plaats noodzakelijk de sector te definiëren. Dat doen we in de eerste paragraaf, die over de infrastructuur, waarin we ook bekijken hoe het veld, dat wel degelijk bestaat, en de bijbehorende keten in elkaar zit. De tweede paragraaf, over de financiën, gaat in op de geldstromen op de verschillende niveaus binnen de sector letteren en in de laatste paragraaf bekijken we de daadwerkelijke prestaties binnen het Brabantse letterenveld. Uiteraard blikken we ook vooruit.
1 Zie
hiervoor de ‘verantwoording’, p.7-9.
2 Fanny
van Rooij, Van moeras tot gecultiveerd landschap. Een onderzoek naar het Brabantse letterenveld en letterenbeleid. bkkc, 2013.
Infrastructuur Wat is de sector letteren? De worsteling met het antwoord blijkt uit de wisselende plaats die letteren inneemt in de verschillende beleidsstukken, zowel landelijk als in de vijf grote steden in de provincie, onder de loep genomen voor het onderzoek van bkkc. Uit het bovengenoemde onderzoek dat bij bkkc werd uitgevoerd, blijkt dat het verschil tussen letterenbeleid en bibliotheekbeleid in de vijf grote steden nauwelijks of niet gemaakt wordt en dat als we de beleidsmakers naar letteren vragen, ze over het algemeen met een bibliotheekantwoord komen. Verhelderend is de publicatie van Kunsten’92 Het beeld van de sector uit december 2012, waarin zowel het hoofdstuk ‘Letteren’ als het hoofdstuk ‘Bibliotheken’ is opgenomen. Met andere woorden, bibliotheekbeleid is nog geen letterenbeleid en de culturele atlas brabant
75
bibliotheken vallen niet per definitie binnen de sector letteren. Dat blijkt ook uit Cultuur in beeld, de publicatie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit 2012, waar de letteren samen met beeldende kunst en film in een hoofdstuk zitten en de bibliotheken bij amateurkunst en cultuureducatie. Het is een interessante kwestie, want door het beleidsmatig ontkennen van een sector letteren dreigt de sector blijvend tussen wal en schip te vallen. Een legitimiteitsprobleem, dat zich al a priori afspeelt, met name op papier. In deze sectoranalyse spreken we over beide sectoren, die zich uiteraard tot elkaar kunnen, en vaak ook moeten verhouden.
Door het beleidsmatig ontkennen van een sector letteren dreigt de sector blijvend tussen wal en schip te vallen. Een legitimiteitsprobleem, dat zich al a priori afspeelt, met name op papier.
3 www.nrcnext.nl/
blog/2012/03/20/nextcheckt-een-miljoennederlanders-willenschrijver-worden
Het letterenveld als piramide Bij een poging het letterenveld als conclusie van het gehouden onderzoek te beschrijven, spelen verschillende zaken een rol. Een heel brede basis – er willen in Nederland blijkbaar nog steeds 60.000 mensen schrijver worden3 – en een heel minimale top en alles daartussen. De brede basis bevindt zich op het gebied van de amateurkunst, waar heel veel gebeurt. Interessant is dat bibliotheken, maar ook kunstencentra en volksuniversiteiten, daar vaak een fikse rol in spelen: zowel in het bieden van een podium, als in het bieden van talentontwikkeling. Je zou kunnen zeggen dat de basislaag gevormd wordt door amateurschrijvers en instellingen voor amateurkunst, inclusief de bibliotheken. Hoewel deze basislaag niet in zijn volledigheid te kennen is en activiteiten zelden een bovenregionale uitstraling hebben, is het van belang deze goed te monitoren. Dat zou moeten gebeuren op gemeentelijk niveau, maar ook Cubiss en Kunstbalie kunnen en/of moeten daar een rol in spelen. Aan de bovenkant van de basislaag staan de amateurschrijvers (beginnende professionele schrijvers) die lokale bekendheid genieten, af en toe wat geld verdienen met hun schrijven, zo nu en dan ook literaire activiteiten organiseren, zich in elk geval in hun regio laten gelden als schrijver en in het gunstigste geval doorgroeien naar professioneel schrijverschap. Deze professionele schrijver publiceert, verdient (deels) zijn geld met schrijven, is betrokken bij lokale en regionale literaire activiteiten en groeit uiteindelijk mogelijk door naar de landelijk bekende top. Deze doorgroei is een moeilijk te maken stap. Het is wel de hybride en zelfs enigszins vage grens die de amateurschrijver van de professional onderscheidt.
76
culturele atlas brabant
letteren
Podium & talentontwikkeling
Stakeholders
internationale festivals
andere disciplines boekwinkels provincie erfgoed
bibliotheken
podia
gemeente
Top
uitgeverijen
professionele schrijvers
publicaties
literaire festivals
debat
letterenfonds
literaire tijdschriften steuninstellingen
opleiding
Midden
coaching
literaire avonden
semi-professionele schrijvers
schrijfwerkplaatsen
masterclasses boekhandels
vervolg- & verdiepingscursussen
Basis 2
bibliotheken
gevorderde amateurschrijvers
Basis 1
schrijfclubs
schrijfcursussen
amateurschrijvers
Aan deze piramide kunnen we de partners, stakeholders, literaire organisaties, instellingen en evenementen hangen. Wie spelen op welke plek een rol? We noemden de instellingen voor amateurkunst en de bibliotheken al. Centra voor kunsteducatie en leesclubs kunnen daar aan toegevoegd worden. In het middenveld – bovenin de basislaag tot de top – spelen literaire avonden een rol. Die worden georganiseerd in café’s, kleine theaters, ontmoetingscentra, bibliotheken en/of boekhandels. In de programmering is bij dit soort literaire avonden een plaats mogelijk voor lokale auteurs, lokaal talent. De inhoudelijke programmering van dit soort avonden groeit kwalitatief mee met de voor dit soort avonden beschikbare budgetten, zodat de literaire avond ook in de bovenste laag van het middenveld nog een belangrijke rol speelt. Vanaf de bovenste laag van het middenveld tot in de top spelen professionele landelijke uitgeverijen, landelijke literaire tijdschriften, grote literaire festivals, grote podia en het Letterenfonds een rol. Als we vanaf het middenveld spreken van de ‘professionele letteren’, dan is ook duidelijk wat voor soort partners en stakeholders er in deze sector te vinden zijn. Wat betreft talentontwikkeling – de leverancier van de piramide – kan nog een aantal partners en stakeholders aan de sector toegevoegd worden. Van cultuureducatie op scholen en allerhande schrijfcursussen aan diverse instellingen op het gebied van amateurkunst in de basislaag, via schrijfwerkplaatsen, masterclasses en kunstvakopleidingen in het middenveld, naar de top. Het kan een mooie keten zijn. letteren
culturele atlas brabant
77
Na de definitie Nu we de professionele letteren hebben gedefinieerd kunnen we naar de bijbehorende infrastructuur in Brabant kijken. Waar het organisaties betreft zijn het meest in het oog springend en van bovenlokaal belang de twee grote literatuurfestivals: TiLT in Tilburg en Geen Daden Maar Woorden in Den Bosch. Ook de Literaire Manifestatie aan de Parade in Den Bosch en het al vijfentwintig jaar succesvolle Schrijverscafé in Helmond genieten bovenlokale bekendheid. De Avondeditie, een programma in de Bossche Verkadefabriek, is een succesvolle talkshow met een literair randje. Verder zijn er veel, heel veel kleine literaire avonden, die soms al lang en soms pas kort bestaan. In Tilburg zijn dat bijvoorbeeld DichterBij en Schuimt. In
4 Om
meer zicht op de activiteiten bij de boekhandels en (basis) bibliotheken te krijgen is het wellicht de moeite waard om deze partijen bij een volgende monitor te bevragen: ze spelen, zoals in deze sectoranalyse op meerdere plekken te lezen is, een belangrijke rol bij de talentontwikkeling.
5 Letterenfonds,
Beleidsplan
2013-2016, p.19. 6 Wat
jeugdliteratuur betreft is er in Brabant wel iets aan de hand. Bij de laatste uitreiking van de Prijzen der Brabantse letteren in 2011 is ook een Jeugdliteratuurprijs uitgereikt. Het aantal ingezonden boeken voor deze prijs lag hoger dan het aantal voor de volwassenenprijs. De kwaliteit was hoog. Dat Knetters, een jaarlijks festival op het gebied van jeugdliteratuur in Tilburg, jaarlijks een vol 013 trekt, is het vermelden waard. Het klimaat voor jeugdliteratuur lijkt goed in het zuiden, maar dat is een vermoeden dat nader onderzocht zou moeten worden. 78
culturele atlas brabant
Eindhoven zijn dat Literair Open Podium PEPPER en Café Kraaij en Balder dat een traditie heeft in het programmeren van literatuur en dat ook incidenteel nog doet. In Breda vond in april 2011 voor de zesde en laatste keer Verse Waar plaats, een literatuur- en theaterfestival dat bij gebrek aan financiering in 2012 ophield te bestaan. Een traditie op het gebied van literaire avonden is daar niet, maar Breda heeft wel veel lezers die kunnen kiezen uit een aantal zeer gespecialiseerde boekwinkels. Om te koesteren is er de landelijk bekende, onafhankelijke en kwalitatief hoogstaande professionele Uitgeverij De Geus. In poppodium Mezz Café was in september jongstleden de eerste editie van VONK, een literaire avond mogelijk gemaakt door zes partijen: Boekhandel Polare, Bibliotheek Breda / Nieuwe Veste, Kees van Meel & Rick Baggermans, Uitgeverij De Geus, Boekhandel van Kemenade & Hollaers en Mezz. Dit alles naast alle activiteiten die plaatsvinden bij bibliotheken en boekwinkels.4 Wat de vijf steden betreft concluderen we, en dat bleek ook uit het eerder genoemde onderzoek, dat er weinig coherentie zit in de over het algemeen weinig zichtbare literaire activiteiten die er zijn. Op Tilburg na is er in de gemeentelijke cultuurnota’s geen enkele aandacht voor de letteren, dat betekent dat de sector nauwelijks serieus wordt genomen, wat niet alleen jammer is, maar ook een gemiste kans. Auteurs
‘De interesse voor het gesproken woord over literatuur is de afgelopen twee, drie decennia wereldwijd sterk gegroeid. Daarmee hangt een toename samen van het aantal literaire festivals, in Nederland en met name daarbuiten. Veel grote steden die hun culturele klimaat serieus nemen, hebben of ambiëren een internationaal literair festival. De groei van het aantal literaire festivals (die in veel gevallen gepaard gaat met een toegenomen professionalisering) biedt auteurs meer ruimte voor optredens.’ 5
De auteurs. Want daar gaat het om, zonder auteurs geen sector, dat moge duidelijk zijn. Er zijn 33 Brabantse schrijvers – inclusief jeugdliteratuur6 – bekend bij het Letterenfonds, 26 hebben een online profiel bij bkkc, 38 schrijvers sloten zich aan bij het Eindhovense collectief 040-schrijvers en 17 Bossche schrijvers kent de Bibliotheek in Den Bosch. Er zit maar letteren
weinig overlap in deze lijsten met namen; de lijsten zijn niet uitputtend en benadrukken nogmaals de hybride grens tussen amateur en professional. Het ontbreken van literaire evenementen van bovenlokale betekenis (belangrijk voor zichtbaarheid van schrijvers en hun boeken) betekent ook dat er voor auteurs in de provincie weinig optreedmogelijkheden zijn. Talentontwikkeling Interessant is dat er voor amateurschrijvers heel veel aanbod op het gebied van scholing en professionalisering is. Ontelbare schrijfcursussen, gegeven door particulieren, of georganiseerd door centra voor kunsteducatie (CKE) en/of bibliotheken. In dat opzicht is de Schrijversschool van het Centrum voor de Kunsten in Eindhoven belangrijk, een kleine school in een groter geheel, die ook schrijvers van buiten Eindhoven aantrekt en als een van de weinige plekken ook cursussen voor gevorderden, de bovenlaag van de brede basis, organiseert. De schrijver die zich daarna verder wil ontwikkelen, kan nergens heen. Hij moet het doen met de podia die geboden worden in de steden. Maar die zijn weinig zichtbaar en zullen, zo lang ze niet gesteund worden door gemeenten en waar mogelijk provincie, nooit leiden tot aansluiting bij de landelijke top. Landelijke schrijfwedstrijden voor jongeren, Kunstbende Taal en Write Now van Passionate, een Rotterdamse organisatie, wel door het Rijk ondersteund en ook verantwoordelijk voor Geen Daden Maar Woorden in Den Bosch, brengen talent aan de oppervlakte, maar het is niet altijd even goed zichtbaar wat er met dit talent gebeurt en/of wie zich voor dit talent verantwoordelijk voelt. Andere schrijfwedstrijden zijn onzichtbaar en kunnen niet anders dan een lokaal doel dienen. Brabant heeft geen kunstvakopleidingen op het gebied van schrijven en literatuur. Het gat in de ontwikkeling zit in het middenveld. Meer samenwerking tussen de belangrijkste literaire avonden en eventueel schrijfwedstrijden in de steden en het ontwikkelen van schrijfwerkplaatsen zouden dit gat kunnen opvullen. Schrijfwerkplaatsen zijn lokale collectieven van schrijvers die samen schrijven, samen ontwikkelen, elkaars werk lezen, bekritiseren en ook als collectief naar buiten kunnen treden. Als groep zijn deze schrijvers zichtbaarder dan alleen, ook voor gemeente en publiek. Hoe deze werkplaatsen worden vormgegeven, hangt af van de betrokken schrijvers. Dat bkkc hierover nadenkt is ook naar voorbeeld van Literair Productiehuis Wintertuin in Nijmegen, dat met een dergelijke schrijfwerkplaats talent ontwikkelt (basis > midden) en met de besten een talentontwikkelingstraject aangaat (midden > top).
Financiën De landelijke verschuiving binnen de BIS is een interessante. Waar in 2009-2012 nog een aantal literatuurfestivals en ontwikkelinstellingen werden gesubsidieerd, is in 2012 een nieuwe regeling ingesteld bij het Nederlands Letterenfonds – per 1 januari 2010 een fusie-instelling van het Nederlands Literair Productie en Vertalingenfonds en het Fonds voor de Letteren. Festivals dienen voortaan daar hun meerjarige – per 2013 zijn dat zeven instellingen – of incidentele aanvraag voor literaire manifestaties in te dienen. ‘De rol van het Rijk is vanaf 2013 verder beperkt tot de letteren
culturele atlas brabant
79
7 OCW,
Cultuur in Beeld, 2012, p.43.
instandhouding van twee leesbevorderende instellingen [Stichting Lezen en Schrijvers School Samenleving – JH] en een fonds voor de subsidiëring van kwaliteitsjournalistiek en non-fictie.’7 Daarnaast krijgt het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken – een nieuwe organisatie zodat de Vereniging Openbare Bibliotheken, voorheen belast met deze taak, nu weer volledig als brancheorganisatie kan fungeren – een kleine 15 miljoen om samenhang en innovatiekracht van de bibliotheeksector te versterken. De reactie op de bezuinigingen in de letterensector werd goed omschreven in ‘Het beeld van de sector’, een uitgave van Kunsten’92.
Er zaten geen Brabantse literatuurfestivals of letterenorganisaties in de BIS; ze zitten nu ook niet bij de meerjarig gesubsidieerde instellingen van het Letterenfonds. In de provinciale culturele basisinfrastructuur zijn geen coördinerende letterenorganisaties zichtbaar; de twee grote festivals worden ook niet door de provincie ondersteund. Er zaten geen Brabantse literatuurfestivals of letterenorganisaties in de BIS; ze zitten nu ook niet bij de meerjarig gesubsidieerde instellingen van het Letterenfonds. In de provinciale culturele basisinfrastructuur zijn geen coördinerende letterenorganisaties zichtbaar; de twee grote festivals worden ook niet door de provincie ondersteund. Wel hebben de bibliotheken er een plek, de grootste vijf zijn de bibliotheken van de B5. Van oudsher worden bibliotheken door de gemeenten gefinancierd. Stichting Cubiss heeft, ondersteund door de provincie, als belangrijke taak het provinciaal werkplan van de Brabantse bibliotheken uit te voeren, vastgelegd door overlegorganisatie Brabantse Netwerkbibliotheek. Teruglopende cijfers bij de sector bibliotheken zijn vooral het gevolg van bezuinigingen bij gemeenten, maar de bibliotheken vallen vaak niet onder de cultuurbegroting. Terwijl ze wel onderdeel uitmaken van een cultureel systeem. Hoewel in de Kamerbrief van Halbe Zijlstra nog stond dat ‘(b)ij de bezuinigingen erfgoed en bibliotheken zoveel mogelijk [worden] ontzien’, hebben de gemeentelijke begrotingen daar weinig boodschap aan. Gezien de door mij in de vorige paragraaf beschreven infrastructurele piramide, betekent bezuinigen op bibliotheken een flink mes in de brede basis die de bibliotheek de sector letteren biedt. En dat terwijl de legitimatievraag van de bibliotheek sinds de 80
culturele atlas brabant
letteren
opkomst van de digitalisering van de samenleving uiterst relevant en actueel is. Immers voornamer nog dan genoemde functies van de bibliotheek – activiteiten, educatie – is de functie van de collectie, het onderhoud en het aanbod. Inspiratie en ontwikkeling staan hoog in het vaandel. Interessant is om de verhouding tussen collectieonderhoud en -beheer en het letterenveld te onderzoeken.
‘Uitgevers en boekwinkels zullen van de bezuinigingen het minste voelen, omdat daar van oudsher toch al nauwelijks subsidie naartoe gaat. Zeker in tegenstelling tot andere economische sectoren. De bezuinigingen treffen vooral de cultuureducatie en festivals, de bibliotheken, het literaire erfgoed en de schrijvers en vertalers zélf. En daarmee de bron van de letteren en de lezers van de toekomst.’8
In 2011 kregen drie Brabantse auteurs een werkbeurs van het Letterenfonds: A.H.J. Dautzenberg, Kreek Daey Ouwens en Florette Dijkstra. Ook kreeg een aflevering van het Nijmeegse poëziefestival Onbederf’lijk Vers dat dat jaar ook neerstreek in Den Bosch een bescheiden subsidie. TiLT heeft de afgelopen drie jaar subsidie van het Letterenfonds gekregen; bewijst TiLT de komende jaren zijn duurzame karakter, dan zou het mogelijk aanspraak kunnen maken op een structurele meerjarige subsidie, die het Letterenfonds in 2016 weer verdeelt. In 2011 bestond in Tilburg nog de subsidieregeling Incidentele Letteren Activiteiten (ILA). In 2013 moeten alle aanvragen lopen via het Cultuurfonds Tilburg.9 Tilburgse kunst en cultuur wordt per project voor 50% gesubsidieerd vanuit een fonds, waar een zestal Tilburgse ondernemers een jaarlijkse bijdrage in stort. De andere 50% moeten de projecthouders crowdfunden. Dat is een keuze waarover het hier niet hoeft te gaan, maar het is opmerkelijk dat een stad die expliciet letterenbeleid handhaafde, nu alle projecten via dit fonds laat gaan. Wat er in Tilburg overbleef is gemeentelijke steun voor de E. du Perronprijs, een samenwerkingsverband met Universiteit Tilburg en bkkc, en de stadsdichter, de afgelopen jaren Esther Porcelijn, nu Jasper Mikkers. TiLT wordt ondersteund, maar niet structureel. In Eindhoven ging het rode potlood resoluut door een aantal, relatief kleine, subsidies voor de stichting Literatuurstimuleringsprijs (LIST) en de stadsdichter. Opmerkelijk is dat juist twee kleine gemeenten wel nog een stadsdichter hebben die betaald wordt met gemeentelijke gelden: Helmond (nu Wim Daniëls) en, pas sinds 2013, Veghel (Bas Geeraets).
8 Kunsten
‘92, Het beeld van de sector. December 2012, p.29.
9 www.tilburgvoorcultuur.nl
Prestaties ‘De tijd dat een literair werk op eigen kracht een succes kon worden, ligt geruime tijd achter ons. De promotie van literatuur, het vergroten van de zichtbaarheid van auteurs en hun werk, is een wezenlijk en omvangrijk aspect van het literaire bedrijf geworden. Die promotie is een zaak van nauwe samenwerking tussen auteurs, uitgeverijen, festivals, media – het Letterenfonds speelt hierin een actieve rol als bemiddelaar en als organisator.’10 letteren
10 Letterenfonds, Beleidsplan 2013-2016, p.19.
culturele atlas brabant
81
11 Zie: ‘Literatuur is een warm bad’, NRC Handelsblad: www.nrc.nl/ boeken/2012/05/18/ literatuur-is-een-warm-bad
In 2011 vond literatuurfestival TiLT voor het eerst plaats, in 2012 verkocht het voor de tweede keer in de NWE Vorst uit, in 2013 verhuisde het naar een uitverkocht 013. TiLT was, gesteund door Collectieve Propaganda Nederlandse Boek (CPNB), afsluiter van de landelijke Boekenweek en verkocht meer dan 800 kaarten. In 2014 is TiLT voor het eerst een vierdaags festival. De Verkadefabriek is altijd vol tijdens Geen Daden Maar Woorden (GDMW), literatuurfestival georganiseerd door de (landelijk meerjarig ondersteunde) Rotterdamse organisatie Passionate. De literaire avonden zijn dan wel niet zo heel erg zichtbaar, door hun eigen achterban en publiek, zijn ze wel geliefd: het is er druk en dynamisch. Literatuur leeft, dat bewijzen ook artikelen in landelijke kranten11 en bijvoorbeeld het succes van het nieuwe (landelijke) literaire tijdschrift Das Magazin, dat van het Amsterdams Fonds voor de Kunst zelfs de jaarlijkse Amsterdamprijs ontving. Een literair tijdschrift! Uitgeverij De Geus Bijzonder is de positie van uitgeverij De Geus. De blik van de uitgeverij is gericht op Nederland, Vlaanderen, Europa en de wereld. Ze werkt met een grote groep vertalers. Vertaalbeleid is een taak van het Letterenfonds en een deel van de vertalers van boeken die bij De Geus verschijnen werkt met vertaalbeurzen van het Letterenfonds. Aanknopingspunt biedt opnieuw het beleidsplan van het fonds, dat expliciet aandacht vraagt voor de zichtbaarheid van vertalers:
12 Letterenfonds,
Beleidsplan 2013-2016, p.15-16
‘Het Letterenfonds heeft zich altijd ingespannen voor de professionalisering van de literair vertaler, waarbij niet alleen de projectwerkbeurzen belangrijk zijn. De waaier aan ondersteuningsmogelijkheden, van deskundigheidsbevordering tot het toekennen van prijzen en reis- en verblijfsbeurzen, draagt bij aan een versterking van de maatschappelijke positie van vertalers en zorgt dat het vak aantrekkelijk is voor toekomstige generaties. Juist op het punt van de zichtbaarheid van de vertaler en het vertaalproces moeten de activiteiten worden uitgebreid. Het is nog steeds zo dat vertalers zelden worden uitgenodigd om deel te nemen aan persconferenties, boekpresentaties en lezingen. En dat terwijl zij als de meest geoefende en ervaren lezers van een literair werk, bij uitstek intermediairs zijn tussen het publiek en de wereld van de auteur. De vertaler kan vertellen over de keuzes die gemaakt moeten worden om cultuurverschillen te overbruggen – een ideale manier om de dialoog in Europa op gang te houden en te verdiepen.’12
Ook heeft De Geus oog voor ten eerste de geografische locatie van waaruit er boeken gemaakt worden en de talenten van dichtbij en ten tweede voor de transitie die het boekenvak doormaakt. Het is niet voor niks dat juist De Geus de uitgever werd van Mijke Pol, via het talentontwikkelingstraject van bkkc bij De Geus binnengebracht. En dat De Geus bij literaire activiteiten in Breda vaker wel dan niet een rol speelt. Overigens debuteerde Buddy Tegenbosch een jaar eerder begeleid door Rien Broere in een talentontwikkelingstraject 82
culturele atlas brabant
letteren
bij bkkc, als jeugdboekenauteur bij de kinderboekenuitgeverij Van Goor in Utrecht. Zowel op het gebied van vertaalbeleid en talentontwikkeling is De Geus een interessante partner. Dat er behoefte is het hiaat in de talentontwikkelingsketen op te vullen, bewijzen Henk van Straten en Mijke Pol. Van Straten is eind 2013 gestart met Write Club: een ‘schrijfcursusleesclub’ in de vorm van een wekelijkse avond onder leiding van Henk van Straten voor mensen die (beter) willen leren schrijven.13 Mijke Pol schrijft sinds het talentontwikkelingstraject van bkkc wekelijks samen met Anneke van Wolfswinkel, ook uit het bkkctalentontwikkelingstraject, en breidt die schrijverssamenwerking nu uit: ook de bibliotheek in Den Bosch krijgt in een wekelijkse schrijfwerkplaats, die mensen moet uitnodigen te komen schrijven, voor te dragen en naar elkaar te luisteren om een betere schrijver te worden. Henk van Straten laat overigens zien dat een schrijver in de top van de piramide een belangrijke rol kan spelen in de plek waar hij woont: op het nieuwe muziekfestival Hit the City in Eindhoven programmeert hij de literatuur. Dat literatuur er ook bij hoort, besefte in 2012 ook Incubate, dat sinds twee jaar ook een bescheiden literatuurprogrammering heeft. Verrassend is ook de aandacht van het Slokdarmfestival in Veghel voor de literatuur. De reeds genoemde stadsdichter werd dit jaar tijdens het festival gekozen.
13 www.writeclubeindhoven. tumblr.com
De literaire avonden zijn dan wel niet zo heel erg zichtbaar, door hun eigen achterban en publiek zijn ze wel geliefd: het is er vaak druk en dynamisch. Literatuur leeft. Tot slot Zo slecht gaat het niet met de letteren, alleen: dat ziet niemand. We zochten ook in het bidbook van Culturele Hoofdstad vergeefs naar activiteiten met een literair karakter. Misschien dat met het geld dat we nog wel in kunst en cultuur gaan investeren iets meer aandacht voor deze vergeten sector kunnen vragen. Willen we in Brabant een rol spelen waar het de talentvolle schrijvers betreft, dan zullen we wat meer over de letteren moeten praten. Het gaat dan om zowel de beleidsmaker, als ook om de andere disciplines, waar letteren zich zo lekker aan laten binden. Ja, op het gebied van de zichtbaarheid valt misschien wel het meest te winnen. Bescheiden budgetten kunnen de sector veel brengen. Het moge duidelijk zijn dat de letteren eenvoudig in te zetten zijn, ook binnen andere disciplines; de verbinding met de podiumkunsten is zelfs evident. In Utrecht is in 2013 een Literatuurhuis geopend, waarin versnipperde activiteiten op het gebied van literatuur en talentontwikkeling een plaats letteren
culturele atlas brabant
83
14 ‘Elke
stad hoort een literatuurhuis te hebben’, de Volkskrant, 31 augustus 2013.
15 Letterenfonds, Beleidsplan 2013-2016, p.19.
16 Zie ook de publicatie Uitgeschreven ruimte. Literatuur en beeldende kunst in het publieke domein. bkkc, 2012.
84
culturele atlas brabant
krijgen. Bij de opening sprak directeur Michaël Stoker (34): ‘Zoals elke stad een filmhuis heeft, hoort zij ook een literatuurhuis te hebben’14 Het zou Brabant sieren ergens ook een literatuurhuis te openen, en dat hoeft dan, geheel gedacht in lijn van de Cultuuragenda 2020, heus niet in elke stad. De sector zoekt dus zelf naar manieren om de zichtbaarheid te vergroten en de literatuur te promoten. Dat doet hij nog wat ongestructureerd en versnipperd, getuige de activiteiten die er plaatsvinden, maar over het algemeen wel met groot enthousiasme en geloof in de literatuur. Het netwerk waarin de sector zich begeeft is bij uitstek niet alleen een cultureel netwerk: kijk maar naar de boekwinkels en uitgeverijen, feitelijk commerciële bedrijven.
‘Dit past bij de veranderende maatschappelijke rol van de schrijver – die rol is al lang niet meer beperkt tot de schrijfkamer. De hedendaagse auteur wordt geacht zelf actief bij de promotie van zijn of haar werk betrokken te zijn, contact te zoeken met het lezerspubliek, zich in de media te presenteren en uit te spreken over culturele en andere zaken.’15
De beroepspraktijk van de auteur is een gemengde beroepspraktijk, waarbij werken in opdracht een wezenlijk onderdeel uitmaakt van het vak. Dat betekent dat de mogelijkheden ook verder geëxploreerd worden, aan de lopende band. Het project ‘Uitgeschreven ruimte’, dat bkkc samen met het Mondriaan Fonds en het Letterenfonds uitvoerde, liet zien hoe schrijvers en kunstenaars samen verder kunnen komen dan een gedicht op een muur en wat dat kan betekenen voor de openbare ruimte.16 Met andere woorden, de literatuur laat zich gemakkelijk verbinden. Dat betekent ook dat er per stad of regio gekeken kan worden naar welke rol de letteren kunnen spelen. We zeiden het al in de sectoranalyse van 2012: letteren is veel meer dan op een zolderkamer in je eentje aan een boek werken of alleen met een boekje in een hoekje zitten. De diversiteit van de literatuur zorgt misschien in eerste instantie voor versnippering, maar biedt uiteindelijk uiteenlopende kansen voor verbinding en samenwerking.
letteren
KANSEN - Eén professionele culturele organisatie of literatuurhuis, met festival met bovenlokale uitstraling en als mogelijk aanspreekpunt voor jonge schrijvers. - Diversiteit en pluriformiteit van de sector letteren benadrukken. - Groeiende bewustwording van de professionele letteren als zelfstandige sector met verregaande crossover- en samenwerkingsmogelijkheden, zowel met andere disciplines als met andere sectoren en domeinen. - Relatief ‘goedkoop’ als sector; met weinig geld is veel mogelijk. - Collectieve marketing vergroot de zichtbaarheid. - Door gemeenten ondersteunde stadsdichters met een duidelijk omschreven opdracht en projectbudget; letteren in de openbare ruimte. - De Geus als uitgeverij, en als literaire organisatie met aandacht voor talentontwikkeling en vertalers en vertalingen.
KNELPUNTEN - Versnipperd aanbod, veelal lokaal georiënteerd. - Definitie van de sector is niet uniform. - Schrijvers vertrekken uit de provincie. - Letteren hebben geen plek binnen lokaal en provinciaal cultuurbeleid. - Onzichtbaar binnen beleid (dus voor politici en bestuurders) en voor publiek. - Geen bodem voor talentontwikkeling. letteren
culturele atlas brabant
85
86
culturele atlas brabant
reflectie
Gosuin van Heeswijk & Rick Hoedemaker
sectoranalyse
muziek
In algemene zin kunnen we stellen dat Brabant een levendig muziekklimaat kent. Dat was in 2011 zo en dat is in 2013 nog steeds zo. Het is echter niet zo dat er in de afgelopen jaren in deze sector geen verschuivingen zijn opgetreden. Veel van die verschuivingen hebben we besproken in deel 1; we willen in deze bondige sectoranalyse ingaan op enkele specifieke kenmerken, waarbij we de cijfers voorzien van namen en rugnummers.
Infrastructuur Fontys Hogeschool voor de Kunsten huisvest in Tilburg zowel een conservatorium als een rockacademie. Een lange traditie van een bloeiend amateurcircuit met harmonieorkesten, fanfares en brassbands (HaFaBra), bands, dj’s, orkesten en diverse koren floreert (hoewel er verschuivingen plaatsvinden binnen de demografische samenstelling van dit amateurcircuit). Boven deze brede basis is er sprake van een groot professioneel netwerk, waarin vele (gerenommeerde) podia, festivals, concoursen, ensembles, muzikanten en dj’s werken. De scheidslijn tussen het amateurcircuit en het professionele circuit is niet altijd duidelijk te trekken. Dat hoeft ook niet, dat is niets nieuws: het kenmerkt de sector al sinds jaar en dag. Brabant kan ook op het gebied van muziek getypeerd worden als ‘groot in kleinschaligheid’.1 De sector dankt die rol aan een flink aantal relatief kleine instellingen die allemaal een functie vervullen in de profilering van Brabant op het gebied van muziek. Naast deze groep instellingen kent Brabant ook een aantal grote, landelijk bekende podia en festivals zoals 013, Muziekgebouw Frits Philips en Paaspop. Een bijzondere groep vormen de relatief kleine podia en festivals die groot zijn – landelijk en zelfs internationaal bekend – binnen de nichemarkten waarin zij opereren. Denk hierbij aan een podium als Paradox en festivals als November Music, Incubate en Roadburn. Er hebben zich in de infrastructuur veranderingen en verschuivingen voorgedaan, maar de functieketen in de provincie lijkt in tact. Hij staat desalniettemin flink onder druk: een aantal podia staat er financieel niet goed voor. Verder is het nog de vraag hoe Muzieklab Brabant, dat
1 Zo
typeerde de Adviescommissie Kunsten het Brabantse kunstenlandschap vorig jaar al in haar advies. Zie: Adviescommissie Kunsten Provincie Noord-Brabant, Het cultureel DNA van een eigengereide, innovatieve provincie. Van functie tot festival, van knelpunt tot kans. Den Bosch, mei 2012. Zie ook paragraaf 1.1.
culturele atlas brabant
87
een belangrijke taak vervult op het gebied van talentontwikkeling, zal voortbestaan. Het is nog afwachten hoe het fusieorkest philharmonie zuidnederland zijn taak op gebied van talentontwikkeling en educatie in gaat vullen. En interessant is of de bijzondere festivals zoals Boogiedown Breda en Folkwoods, die geen doorgang vinden in 2013, in de toekomst mogelijk in staat zijn een doorstart te maken.
Financiën 2 Bij
de landelijke poppodia ging het in 2011 om 14% van de totale activiteiten. Dat is 8% meer dan in 2010 en maar liefst 76% meer dan in 2009.
3 Zie
voor cijfers van 013 en concertzaal: www.tilburg.nl (zoekwoorden: ‘Tilburg in cijfers’). 4 Onderzoek
VNPF – Poppodia in cijfers 2011 en Poppodia in cijfers 2012.
5 Het
gemiddelde percentage aan subsidie bij podia aangesloten bij het VNPF bedroeg in 2011 28% van de totaalbegroting. Daarvan is gemiddeld 26% afkomstig van de gemeenten waarin de podia huisvesten.
6 http://eindhoven.nieuws.
nl/overig/20130527/ Muziekcentra-infinancieel-zwaar-weer en http://3voor12.vpro.nl/ nieuws/2012/mei/EffenaarMuziekgebouw.html 7 http://www.013.nl/blog/
1294_013_wil_nog_mooiere _concerten_in_nog_betere _zalen en http:// www.omroepbrabant.nl/ ?news/190905852/ Poppodium+013+in+Tilburg +wil+uitbreiden+om+te+ kunnen+overleven.aspx
88
culturele atlas brabant
Bezuinigingen binnen de culturele sector zien we ook terug in het Brabantse muziekveld. Door terugtrekkende overheden en publiek dat het geld vaker in de zak houdt, is het vinden van private middelen ook voor deze sector niet eenvoudig. Een gevolg hiervan is dat podia steeds minder risico’s durven te nemen in hun programmering, wat ertoe leidt dat er minder culturele en kwetsbare – maar net als daarvoor bijzondere en kleinschalige – activiteiten plaatsvinden op de Brabantse podia. Ze lenen zich noodgedwongen vaker voor de commerciële verhuur.2 Dit heeft gevolgen voor de profilering en voor het totaal aantal bezoekers van culturele activiteiten.3 Een andere maatregel die programmeurs (moeten) nemen is dat ze vaker dan voorheen op safe spelen: ze programmeren minder divers en er is minder ruimte voor jong, met name Nederlands talent. In het voor deze sector ergste geval wordt er zelfs steeds minder muziek geprogrammeerd.4 Deze maatregelen in de programmering treffen vooral de muzikanten, voor wie het steeds moeilijker wordt een solide loopbaan in de muziekwereld op te bouwen. Dat de overheid zich terugtrekt, merkt een aantal poppodia met name in de gemeentelijke subsidies.5 Zo zitten zowel Effenaar als het Muziekgebouw Eindhoven in financieel zwaar weer. 6 Ook Axesjazzpower, podium voor avontuurlijke muziek in Eindhoven, heeft te kampen met flinke gemeentelijke bezuinigingen. Poppodium 013 heeft aangegeven structurele financieringsproblemen te hebben. In 2014 valt een deel van de subsidie weg. Gecombineerd met verliezen van sommige bedrijfsonderdelen zorgt dit vanaf volgend jaar voor een groot begrotingstekort bij het podium. De ogenschijnlijke paradox: verregaande plannen voor verbouwing en schaalvergroting, waarbij de nieuwe zalen zowel 50 als 3000 personen en alles daartussen onderdak kunnen bieden. Meer mogelijkheden dus met de programmering, en daarmee kan het podium de concurrentie beter aangaan met bijvoorbeeld het nieuw te openen podium TivoliVredenburg in Utrecht 7. Rijk en provincie Een deel van de Brabantse muzieksector heeft ook gevolgen ondervonden van de landelijke en provinciale bezuinigingen op cultuur. Productiehuis Muzieklab Brabant is zwaar getroffen door de landelijke cultuurbezuinigingen. Met slechts een beperkte provinciale bijdrage van €150.000 dient de organisatie haar functie op het gebied van talentontwikkeling te waarborgen. Het Brabants Orkest is als gevolg van de landelijke bezuinigingen verdwenen. Het orkest werd gedwongen te fuseren met het Limburgs Symfonie Orkest. De nieuwe organisatie, philharmonie zuidnederland, ontving van de provincie Noord-Brabant een extra impuls van €6 miljoen euro voor de komende vier jaar. Door deze investering heeft het muziek
nieuwe orkest, naast haar symfonische taak, een bredere taak gekregen op onder andere het gebied van talentontwikkeling en educatie. November Music heeft een zeer positief advies gekregen van Fonds Podiumkunsten. Desondanks moet het festival het wel stellen met minder subsidie dan voorheen. Dit laatste probeert de organisatie deels te compenseren door meer bezoekers naar het festival te trekken.
Brabant is ook op het gebied van muziek ‘groot in kleinschaligheid’. De Brabantse muzieksector weet, in verhouding met andere podiumkunsten zoals theater en dans, niet altijd goed de weg te vinden naar productiemiddelen en subsidies bij (landelijke) fondsen en overheden. Zo heeft bijvoorbeeld het Fonds Podiumkunsten voor de regeling Subsidie Nieuwe Makers in de eerste ronde geen enkel plan ten behoeve van makers in de muziek toegekend; het is opmerkelijk, maar niet alleen een Brabants probleem. In Brabant zou het te maken kunnen hebben met het wegvallen van capaciteit en middelen bij Muzieklab Brabant. Zij maakten in het verleden regelmatig aanspraak op productiemiddelen bij verschillende fondsen. Het heeft er ook mee te maken dat podia en festivals met name binnen de popmuziek hun spaarzame manuren vaak niet inzetten op het binnenhalen van (productie)subsidies, omdat ze het vanuit het verleden niet gewoon zijn. Ze vinden het ook niet tot hun kerntaken behoren, al helemaal niet nu de fondsen minder middelen tot hun beschikking hebben en dus strengere criteria hanteren waardoor de kans op toekenning kleiner is.
Prestaties De Brabantse organisaties weten zich tot in 2013 redelijk goed aan te passen aan de nieuwe situatie. Podia en festivals, maar ook de muzikanten, zijn steeds meer op zoek naar nieuwe crossovers en verbreding van hun muzikale scoop om op die manier hun publieksbereik te verbreden en vergroten. Daarnaast zie je dat podia kosten proberen te drukken en mogelijkheden verkennen, bijvoorbeeld door op andere locaties binnen de eigen gemeentegrenzen te programmeren, locaties die lagere productiekosten met zich meebrengen. Zo maakt de Effenaar in Eindhoven ook programma’s in samenwerking met locaties als Altstad, Area 51, PopEI en de nieuw te openen locatie Nul Zes. Verder is men in toenemende mate bereid tot samenwerking. Goede voorbeelden hiervan zijn verschillende plannen van podia, organisaties en festivals op het gebied van talentontwikkeling. Hierbij maken de podia en festivals zich in gezamenlijkheid – dus over de eigen gemeentegrenzen heen – hard voor de ontwikkeling van Brabantse makers in alle genres. Vooral belangwekkend, omdat dit nooit eerder een vanzelfsprekendheid is geweest.
muziek
culturele atlas brabant
89
8 http://3voor12.vpro.nl/
nieuws/2013/april/festivalsvs-clubcircuit.html
9 http://www.respons.nl/
nieuws/nieuwsuur-maaktfestival-reportage-op-basisvan-cijfers-respons
Populariteit festivals Een landelijke trend maakt zichtbaar dat de aandacht voor en publieksbereik van live muziek verschuift van het podium naar het festival. Aannemelijk is dat dit te maken heeft met de relatief gemakkelijkere vermarkting van festivals. Volgens de podia leidt dit tot verschraling van het clubcircuit. 8 Deze verschuiving kent echter ook drie positieve gevolgen. Ten eerste stijgen de bezoekersaantallen bij de bestaande festivals, voor zo ver er nog groei mogelijk is. Ten tweede komt er ruimte voor nieuwe festivals, zoals Best Kept Secret in Hilvarenbeek, dat in mei 2013 zijn eerste succesvolle, uitverkochte editie beleefde. Ten slotte kunnen festivals, in tegenstelling tot de podia, juist wat meer risico in de programmering nemen, waarmee er vaak ruimte ontstaat voor jonge, nieuwe talenten. Dat de populariteit van festivals, en vooral van muziekfestivals blijft groeien blijkt ook uit onderzoek van Respons, waarbij een interessante conclusie is dat de groep mensen die de voorkeur heeft voor de wat kleinere, minder allround festivals die met hun programmering muzikale nichemarkten aanspreken, groter wordt.9 Hiertegenover staan helaas ook festivals die verdwenen zijn in het Brabantse landschap: Boogiedown Breda, een festival dat een duidelijke signatuur had binnen de Nederlandse hiphop, en Folkwoods vinden in 2013 niet meer plaats.
Op het gebied van de dance concluderen we dat Brabantse producers en dj’s een internationale voortrekkersrol spelen. Tot slot We zien nog steeds dat Brabantse musici meespelen in de landelijke eredivisie. Denk hierbij aan een ensemble als Lunapark en muzikanten als Paul van Kemenade, Bram Stadhouders en Jameszoo. Op het gebied van de dance concluderen we zelfs dat Brabantse producers en dj’s een internationale voortrekkersrol spelen met dj-producers als Tiësto, Hardwell, Sander van Doorn en Brennan Heart. De financiële positie van (semi)professionele muzikanten is echter over het algemeen ongunstig. De verkoop van fysieke albums loopt door digitalisering al jaren terug; de verkoop van online muziek kan daar niet tegenop. Was verkoop vroeger nog een belangrijke inkomstenbron, nu moeten de makers hun inkomsten veel meer genereren via optredens en opdrachten. Helaas is het zo dat door de hoge overheadkosten van podia en festivals, over het algemeen lage gages worden uitgekeerd aan muzikanten. Dat geldt voor popmusici, maar makers binnen de niet-popmuziek (jazz, improvisatie, modern gecomponeerd, klassiek, enzovoort) lopen tegen dezelfde problemen aan: zij verdienden dan weliswaar minder met de verkoop van albums, maar juist voor hen neemt het 90
culturele atlas brabant
muziek
aantal speelplekken de laatste jaren drastisch af. Concluderend wordt het voor talentvolle muzikanten in zowel de popmuziek als de niet-popmuziek steeds lastiger te bouwen aan een stevige en langdurige loopbaan in de muziekindustrie, een loopbaan die ook financieel rendeert. Positief zijn de resultaten van de afgestudeerde muzikanten van de Rockacademie in Tilburg: die doen het goed in de markt. Uit onderzoek van de Rockacademie blijkt namelijk dat tachtig procent van de afgestudeerden binnen een half jaar een baan vindt in de muziek.10 Helaas wil dit niet zeggen dat al deze afstudeerders hun geld kunnen verdienen als scheppende muzikanten. Veelal is dit een baan als sessiemuzikant, docent, manager van andere bands of een combinatie van al deze zaken. Net als in andere sectoren is er dus steeds meer sprake van een gemengde beroepspraktijk.
10 http://www.omroep
brabant.nl/?news/ 190018722/Rock+on!+ Afgestudeerd+aan+ Rockacademie+Tilburg+ betekent+snel+een+ baan.aspx
KANSEN - Stijgende bezoekersaantallen bij muziekfestivals, met name die met een duidelijk en uniek profiel en de festivals die opereren binnen de zogenaamde nichemarkten. - Onderscheidend vermogen en profilering van festivals binnen nichemarkten. - Meer samenwerking en afstemming tussen podia en festivals op het gebied van programma en marketing. - Er liggen nog steeds kansen bij het aantrekken van private middelen en sponsorgelden.
KNELPUNTEN - Podia staan onder druk vanwege de groei en toename van festivals. - Talentontwikkeling staat onder druk. De doorstroom van lokaal talent naar regionaal, landelijk en vervolgens internationaal is niet altijd meer een vanzelfsprekendheid. Mede hierdoor wordt het voor muzikanten steeds lastiger een solide loopbaan op te bouwen. - Er worden minder risico’s genomen door veiliger te programmeren. Dit gaat ten koste van de diversiteit en experiment. - In een aantal gevallen ontbreekt het binnen de organisaties nog aan voldoende expertise om meer publiek en nieuwe doelgroepen te bereiken, maar ook om het aantrekken van private middelen en sponsorgelden naar een hoger plan te tillen. muziek
culturele atlas brabant
91
92
culturele atlas brabant
reflectie
Nathalie Jansen
sectoranalyse
theater en dans Hoe is de stand van zaken in vergelijking met 2011 en in vergelijking met de vorig jaar geschetste contouren?1 Dat er zware verschuivingen hebben plaatsgevonden moge inmiddels duidelijk zijn. Wat dat voor de huidige infrastructuur theater en dans in Brabant betekent, beantwoorden we in deze sectoranalyse.
1 Vorig
jaar publiceerde bkkc ook sectoranalyses. Zie: www.bkkc.nl/bkkc/nieuws/ juni-2012/cultuur-in-brabantvolgens-bkkc
Infrastructuur Wanneer we, ook op basis van figuur 1 en 2 in deel 1 (zie p. 26-27 en p.30), kijken naar de huidige infrastructuur voor producerende instellingen theater en dans, dan vallen verschillende zaken op. Twee grootschalige instellingen, Productiehuis Brabant en Danshuis Station Zuid hebben hun deuren gesloten. Ook Drie Ons en RAZ, twee kleinere gezelschappen maar beiden met een groots verleden, zijn opgehouden te bestaan. United-C, die zich gedurende meerdere kunstenplanperiodes gesteund wist door de provincie Noord-Brabant, ontvangt met ingang van de nieuwe periode niet langer provinciale activiteitensubsidie. Het omgekeerde geldt voor Afslag Eindhoven: zij zijn voor de eerste keer opgenomen in de meerjarige subsidieregeling van de provincie. Hetpaarddatvliegt kan nog tot en met 2014 door met provinciale subsidie, maar of die bijdrage na twee jaar gecontinueerd wordt, is onzeker. Vanuit de makersubsidie stroomt LaMelis door naar de provinciale meerjarige subsidieregeling. Panama Pictures, dat eveneens makersubsidie ontving, blijft echter aangewezen op incidentele middelen. Ditzelfde geldt voor kleinschalige initiatieven en/of zelfstandig opererende makers als Jelena Kostic, Vloeistof en Het Groote Hoofd. Van de instellingen theater en dans die in 2013 meerjarig worden ondersteund door de provincie Noord-Brabant zijn er twee die deel uitmaken van de landelijke basisinfrastructuur (BIS), namelijk Theater Artemis en Het Zuidelijk Toneel. Drie gezelschappen, De Stilte, Matzer Theaterproducties en T.R.A.S.H., worden eveneens meerjarig van rijkswege gesubsidieerd door het Fonds Podiumkunsten (FPK). Niet zichtbaar in figuur 1 maar evenzogoed van belang voor de infrastructuur zijn de kleinschalige initiatieven en/of zelfstandig opererende makers waaronder De Bloem van de Natie, Hertog Zout, Wiersma en Smeets, Lis&Imke, Studio Gebroed, Compagnie Perelman, De Kwekerij en Bodies Anonymous. culturele atlas brabant
93
2 ‘Gedwongen
ontslag bij Chassé Theater’, BN De Stem, 7 januari 2013. 3 In het Advies C10 van oktober 2012 analyseerde C10, op verzoek van de Gedeputeerde voor cultuur, mevrouw Brigite van Haaften-Harkema, zes knelpunten op het terrein van beeldcultuur en podiumkunsten in Brabant. Deze knelpunten werden benoemd tijdens een bijeenkomst op 19 september 2012, waar provincie en culturele instellingen met elkaar spraken over de beperkingen van de Subsidieregeling infrastructuur professionele kunsten Noord-Brabant 2013-2016 en de uitkomsten van het besluit van Gedeputeerde Staten daaromtrent. Omdat vijf van de zes knelpunten in belangrijke mate spelen bij theater en dans, wordt in deze sectoranalyse diverse malen aan het Advies C10 gerefereerd.
4 In
2011 ontvingen Het Zuidelijk Toneel en Danshuis Station Zuid van rijkswege (BIS) tezamen circa €3,7 miljoen. In 2013 ontvangt Het Zuidelijk Toneel van het Rijk €1,5 miljoen, DansBrabant ontvangt geen rijkssubsidie.
94
culturele atlas brabant
De presentatiekant is in figuur 1 slechts ten dele zichtbaar. Naast de festivals, waarover verder in deze sectoranalyse meer, wordt de presentatiefunctie vooral ingevuld door gemeentelijke instellingen, namelijk de (vlakkevloer)theaters en schouwburgen. Deze instellingen zien zich, zo bleek in ‘deel 1’, veelal geconfronteerd met gemeentelijke bezuinigingen op exploitatiesubsidie en met een terugloop in de bezoekersaantallen podiumkunsten, inclusief het vrije aanbod. Zo verloor begin dit jaar een kwart van het personeel van Chassé Theater in Breda zijn baan als direct gevolg van een terugloop van bezoekers aan het grote amusementsaanbod in de grote zaal. 2 In Eindhoven is het voormalige vlakkevloertheater Plaza Futura opgegaan in het nieuwe Natlab, met ingrijpende wijzigingen (veel minder podiumkunstaanbod) in het programma als gevolg. De ontwikkelingen die zich het afgelopen jaar hebben voorgedaan binnen de infrastructuur zijn onder meer van invloed op talentontwikkeling, de sector dans en op de diversiteit en pluriformiteit in de kleinschalige infrastructuur. Talentontwikkeling In het advies van C10 van oktober 2012 3 werd talentontwikkeling als een van knelpunten benoemd, mede als gevolg van het wegvallen van de rijkssubsidie voor de productiehuizen. De voornaamste zorgen lagen onder meer bij de stagnatie in de aanwas en doorstroom van talenten, bij het wegvallen van de provinciale maker- en projectsubsidies en bij de programmering van onbekend en kwetsbaar aanbod door podia en festivals. Hoe ziet de situatie er in 2013 uit? Het Zuidelijk Toneel heeft in Brabant de functie van talentontwikkeling waar het theater betreft; wat betreft dans is dat het nieuw opgerichte DansBrabant. Beide initiatieven richten zich op makers die de potentie hebben om door te groeien naar (inter-) nationale circuits. Het Zuidelijk Toneel heeft gekozen voor drie makers, Leen Braspenning, Marcel Osterop en Lucas de Man, die zich verbinden met een van de grote steden in Brabant. DansBrabant biedt ondersteuning aan vier makers, Pia Meuthen, Jelena Kostic, Jan Martens en Arno Schuitemaker, en wil ook meer beginnende, jonge makers kansen bieden. Zowel op landelijk als op provinciaal niveau moet gaan blijken of deze organisaties in staat zijn om de functie van de productiehuizen over te nemen: in het geval van Het Zuidelijk Toneel gaat het om een BIS-gezelschap conform de ambitie van het ministerie van OCW, in het geval van DansBrabant om een nieuw initiatief dat een veel bredere verantwoordelijkheid kent dan alleen talentontwikkeling. De middelen voor beide organisaties en hun functie(s) zijn echter fors teruggelopen vergeleken met de situatie in 2011.4 Naast bovengenoemde instellingen spelen in Brabant diverse festivals en podia een belangrijke rol waar het gaat om talentontwikkeling: Festival Cement, Theaterfestival Boulevard, Verkadefabriek, Theater De NWE Vorst en PodiumBloos/Gloednieuw. Theaterfestival Boulevard kende dit jaar de eerste editie van BLVRD Fabrikaat, een proeftuin voor nieuw talent en nieuwe initiatieven. Een van de meest opvallende activiteiten was de BLVRD PITCH, waarbij het publiek koos voor de productieplannen van drie jonge makers die uiteindelijk tijdens het festival geprogrammeerd werden. Daarnaast theater en dans
bood BLVRD Fabrikaat met de Entreeprijs ruimte voor de presentatie van afstudeervoorstellingen van studenten van Fontys Hogeschool voor de Kunsten (FHK). Het afgelopen jaar is, mede ingegeven door de provinciale impulsgelden, door bovengenoemde partijen veel geïnvesteerd in het creëren van een nieuw model voor talentontwikkeling. Het doel is om voor het eind van 2013 te komen tot een breed gedragen en op elkaar afgestemde aanpak wat betreft talentontwikkeling voor theater en dans. Waarmee in Brabant een basis gelegd wordt van waaruit talenten na verloop van tijd aansluiting kunnen vinden op (inter)nationale circuits. Voorwaarde voor het slagen van deze aanpak is de talentvolle makers te voorzien van middelen (voor productie en begeleiding) en publiek. Ondanks de vele bewegingen op het gebied van talentontwikkeling theater en dans, zijn de door C10 in hun knelpuntenanalyse benoemde risico’s nog steeds aanwezig 5 en zal in de loop van de tijd blijken of de nieuwe plannen en werkwijzen oplossingen voor deze knelpunten kunnen bieden. Dans Ook de sector Dans werd vorig jaar door C10 benoemd als een van de knelpunten. Het verlies van Danshuis Station Zuid betekende kapitaalvernietiging op meerdere fronten; kennis en ervaring van medewerkers, choreografen en dansers, een goed geoutilleerde ruimte voor dans en een internationaal netwerk van coproducenten, residencies en speelplekken. C10 constateerde dat de infrastructuur c.q. de functieketen voor de dans in Brabant als gevolg van de landelijke en provinciale bezuinigingen vanaf 2013 nogal wat hiaten vertoont. Naast een drietal producerende instellingen voor dans (T.R.A.S.H., LaMelis en De Stilte) en het nieuw gestarte initiatief DansBrabant, met de functie talentontwikkeling, ontbreekt het aan een productiefunctie voor de grote zaal en aan pluriformiteit. Met als kartrekker DansBrabant hebben diverse Brabantse gezelschappen, kleinschalige initiatieven, individuele makers, podia en festivals afgelopen jaar veel tijd en energie geïnvesteerd in een deltaplan voor de dans in Brabant. Een gezamenlijk voorstel voor een dynamisch dansklimaat: kwaliteit, pluriformiteit, nieuwe aanwas, doorstroom, ontwikkeling en innovatie. Doel is om te komen tot een hernieuwde, toekomstgerichte en duurzame infrastructuur voor dans in Noord-Brabant en deze voor de volgende kunstenplanperiode 2017-2020 landelijk ondersteund te zien. 6 Ook hier geldt dat, ondanks de positieve en constructieve houding die ten grondslag ligt aan deze aanpak en er vanuit de impulsgelden middelen beschikbaar worden gesteld, het slagen van dit deltaplan afhankelijk is van meerdere, onzekere factoren en dat de sector dans vooralsnog kwetsbaar is.
5 Advies
C10. Oktober 2012.
6 Uit Voorstel gezamenlijke Brabantse dansinitiatieven (juni 2013).
Diversiteit en pluriformiteit in de kleinschalige infrastructuur Een ander knelpunt door C10 genoemd in het advies van oktober 2012 heeft te maken met de stagnerende doorstroom van kleine en middelgrote gezelschappen. Door de beperkte ondersteuning door het Fonds theater en dans
culturele atlas brabant
95
Podiumkunsten, de plafonds van de provinciale regeling en het wegvallen van productiemiddelen, zijn deze gezelschappen onvoldoende in staat om te investeren in groei op zowel artistiek als organisatorisch vlak. Hierdoor wordt mogelijke doorstroom (naar de BIS, grote zaal, internationale circuits) bemoeilijkt. De in de Cultuuragenda Brabant 2020 door de provincie geschetste doelen met betrekking tot een internationaal toonaangevende top en een sterkere profilering op internationaal niveau lijken op grond van de situatie in 2013 weinig kansrijk.
Het wegvallen van de projectsubsidies (en daarmee ander kapitaal van bijvoorbeeld fondsen) heeft amper een jaar na dato zichtbare gevolgen: de productie van het kleinschalige aanbod stagneert. Financiën
7 Totaalbedrag
van €3.355.000. Dit is €2.455.000 voor 20 instellingen, €400.000 voor vervangers productiehuis en €500.000 voor 6 instellingen tweejarig. Gegevens beschikbaar gesteld door de provincie Noord-Brabant.
96
culturele atlas brabant
Uit figuur 3.3 (p. 35) blijkt dat de groep producenten podiumkunsten geconfronteerd wordt met een forse achteruitgang in het totaal aan subsidies in 2013 ten opzichte van 2011. Geconstateerd werd dat niet alleen de meerjarige subsidies op rijksniveau wegvallen, maar dat ook de voormalige verdeelsubsidies verdwenen zijn. Dit werkt niet alleen nadelig voor de grote(re) gezelschappen die zijn meegenomen in dit onderzoek, maar vooral ook voor de in bovenstaande paragraaf genoemde kleinschalige initiatieven en/of zelfstandig opererende makers. De provinciale projectsubsidies, evenals de eveneens geschrapte provinciale makersubsidies, boden deze groep van makers en gezelschappen de mogelijkheid om op eigen benen te staan, te produceren en andere (private) middelen te genereren. Ook in de sectoren theater en dans blijkt dit lastig, wanneer je geen ‘eigen geld’ kunt meebrengen. Het wegvallen van de projectsubsidies (en daarmee ander kapitaal van bijvoorbeeld fondsen) heeft amper een jaar na dato zichtbare gevolgen: de productie van het kleinschalige aanbod stagneert. Concreet voorbeeld hiervan is Gloednieuw, dat plaatsvond in september 2013. Daar waar dit minifestival de vorige editie nog vier producties presenteerde, waren dat er deze editie slechts twee als direct gevolg van onvoldoende geschikt aanbod op grond waarvan geselecteerd kon worden. Wanneer we kijken naar de verdeling van het totale budget dat de provincie Noord-Brabant in 2013 beschikbaar stelt aan de professionele kunsten7 dan zien we dat van dit budget 16% is bestemd voor de functie talentontwikkeling, 48% voor de functie productie en 36% voor de functie presentatie. Indien we – ervan uitgaande dat talentontwikkeling onder meer is gericht op produceren – deze verdeling specificeren naar aanbod theater en dans
en afname dan levert dat een verdeling op van 64% tegen 36%. Deze cijfers tonen dat de provincie in verhouding tot de productiekant minder inzet op de afnamekant: de presentatie-instellingen. Daar waar ze de afnamekant tot voor kort mede ondersteunde door middel van programmeringssubsidie 8 beperkt de provincie zich wat betreft de subsidiëring van presentatie-instellingen vanaf 2013 tot de festivals: omdat de primaire verantwoordelijkheid voor deze instellingen op gemeentelijk niveau ligt, een legitieme keuze. Wil men in Brabant echter een solide podiumkunstenklimaat waarbij de functieketen evenwichtig is belegd, dan moeten provincie en steden hun beleid ten aanzien van aanbod en afname beter en in elk geval meer dan tot dusver is gebeurd op elkaar afstemmen. Ondernemerschap Wat betreft het creatief ondernemerschap bij theater en dans zien we diverse instellingen die werken aan c.q. zoeken naar manieren waarop ze zich verbinden met andere sectoren, bijvoorbeeld wetenschap, (voedsel-) industrie en (ouderen)zorg. Ook aan maatschappelijke thema’s als duurzaamheid en samenleven wordt door meerdere partijen op verschillende manieren invulling gegeven. Zowel door reeds gevestigde instellingen als gezelschappen, festivals en podia als door een nieuwe generatie makers. Ook het werken in opdracht c.q. het ontwikkelen van aanbod voor een specifieke gelegenheid en/of doelgroep vat meer post dan voorheen. Een mooi voorbeeld hiervan is Panama Pictures dat een choreografie ontwikkelde voor de opening van het nieuwe Museumkwartier in ’s-Hertogenbosch in mei dit jaar en dat tevens een succesvolle bijdrage leverde aan het galadiner van Interpolis. Wat daarentegen lastig blijft is het genereren van substantiële inkomsten uit opdrachten, sponsoring en verbintenissen met andere (commerciële) organisaties. Evenmin biedt een instrument als crowdfunding dé oplossing voor het wegvallen van de provinciale projectsubsidies. Zoals we in ‘deel 1’ naar aanleiding van figuur 5 (zie p. 41) constateerden blijft het ook de komende jaren van belang realistisch te zijn over de haalbaarheid van gestelde eisen met betrekking tot het verkrijgen van inkomsten uit de markt en moet aan culturele instellingen ruimte en handvatten geboden worden zodat ze zich op dit gebied (verder) kunnen professionaliseren.
8 In
2011 bedroeg de provinciale programmeringsubsidie €73.041 ten behoeve van ’t Speelhuis in Helmond, De Verkadefabriek in ’s-Hertogenbosch, Plaza Futura in Eindhoven, Theater De NWE Vorst in Tilburg en Chassé Theater in Breda. Gegevens beschikbaar gesteld door de provincie Noord-Brabant.
Prestaties In ‘deel 1’ werd bij figuur 10.1 (p. 49) aangetoond dat onder meer bij de groep producenten podiumkunsten een substantieel deel van de nevenactiviteiten een educatief karakter heeft. Dansgezelschap De Stilte, Hetpaarddatvliegt en Theater Artemis vormen samen de basis voor het jeugdpodiumkunstenbestel in Brabant. Ook Het Zuidelijk Toneel richt zich op het (voortgezet) onderwijs en enkele podia waaronder Verkadefabriek en PodiumBloos realiseren festivals en producties voor en door jongeren. In het Advies C10 van oktober 2012 werd jeugd binnen het podiumkunstenbestel als een van knelpunten benoemd. Zo is de slagkracht van voornoemde gezelschappen mede als gevolg van de bezuinigingen afgenomen, daar waar de vraag vanuit het onderwijs onverminderd is gebleven. Daarnaast theater en dans
culturele atlas brabant
97
staat het produceren van (grootschalige) kwaliteitsvoorstellingen onder druk, evenals de ruimte om te investeren in innovatie, samenwerking met scholen en marktplaatsen en talentontwikkeling. De in het advies geboden oplossingsrichtingen hebben tot dusver niet geleid tot concrete resultaten waarmee de situatie voor het jeugdbestel in Brabant is verbeterd.
Provincie en steden hebben, net als de instellingen zelf, een gedeelde verantwoordelijkheid wat betreft de afstemming van aanbod en afname.
9 ‘De
opkomst van de reprise’, Theatermaker, maart 2013; ‘Minder geld: afhaken of doorspelen’, NRC Handelsblad, 12 september 2013, geschreven mede op basis van een interview met Andrea Leine van dansgezelschap LeineRoebana over hun reprise van Ghost Track.
10 ‘Participerend
theater maakt toeschouwer verantwoordelijk’, Theatermaker, juni 2013 over voorstellingen die zich (gedeeltelijk) gedragen als spel.
11 Adviescommissie Kunsten Provincie Noord-Brabant, Het cultureel dna van een eigengereide, innovatieve provincie. Van functie tot festival, van knelpunt tot kans. Den Bosch, mei 2012.
98
culturele atlas brabant
Zoals gezegd in de vorige paragraaf hebben provincie en steden een gedeelde verantwoordelijkheid wat betreft de afstemming van aanbod en afname. Dit geldt ook voor de instellingen zelf. Landelijk gezien is het opvallend dat veel gezelschappen oude producties hernemen, omdat er voor nieuw werk vaak geen geld is. Theatermaker schrijft in maart dit jaar over ‘De opkomst van de reprise’ en het NRC schrijft in september 2013 over gezelschappen die oude producties hernemen, omdat het risico fors te investeren in grootschalige nieuwe producties op dit moment te groot is.9 Gevestigde gezelschappen en beginnende makers zijn actief op zoek naar nieuwe concepten en vormen. Interessante voorbeelden hiervan zijn onder meer Stranger van Emke Idema,10 Electro Cha3bi Wedding Party van Het Zuidelijk Toneel en Incubate, Kraud-fun-ding van Katja Heitman, Traan van Lucas de Man en Stg. Nieuwe Helden en Matzer op Zondag van Matzer Theaterproducties. Ook het tonen van producties op locatie en nieuwe podia blijkt goed te werken. Een mooi voorbeeld hiervan is 3 x 3 van Muzieklab Brabant en De Stilte waarbij de toeschouwer op zijn fietstocht langs erfgoedlocaties diverse kleine voorstellingen te zien krijgt. Festivals spelen een niet meer weg te denken rol als het gaat om het presenteren van nieuwe concepten en het spelen op locaties. In Brabant zijn vooral Theaterfestival Boulevard en Festival Cement van belang voor de presentatie van Brabants theater- en dansaanbod. Maar ook Festival Mundial, dat de programmering dit jaar uitbreidde met theater en dans, Incubate, Circo Circolo en festivals als Parkdans, Best of the Fest, Straffemadammenenmakkemannen (dit jaar op het terrein van Piet Hein Eek) en En Plein Public zijn van belang voor de presentatie van theater en dans. De Adviescommissie Kunsten schreef in haar advies over het belang van de festivals voor het podiumkunstklimaat: ‘Festivals vormen over de hele linie een voedingsbodem voor vernieuwing en innovatie. Binnen een festivalcontext durven zowel makers als toeschouwers het avontuur op te zoeken.’11 Echter, ook festivals zijn vorig jaar door C10 benoemd als een van de knelpunten. Voornaamste punt van zorg is het, op lokaal, theater en dans
provinciaal en landelijk niveau, ontbreken van een duidelijk, inhoudelijk beargumenteerd festivalbeleid en daarop gebaseerde overheidsbijdragen. Daarmee vallen festivals vaak tussen wal en schip.12 Dit terwijl de festivals een steeds prominentere rol spelen als het gaat om talentontwikkeling, presentatie en (co)productie. Ook hier geldt dat de in het advies geboden oplossingsrichtingen voor de middellange termijn tot dusver niet hebben geleid tot een concrete verbetering van de festivalpraktijk in Brabant. Tot slot zien we dat podia en festivals samen met gezelschappen en makers plannen ontwikkelen voor nieuwe manieren van produceren en met elkaar verbintenissen aangaan voor een langere periode. De provincie schrijft in de Cultuuragenda 2020 een betere aansluiting tussen productie en presentatie en vraag en aanbod te willen bevorderen. Ook C10 pleitte vorig jaar in haar advies voor het koppelen van productie- en afnamebudgetten. De impulsgelden bieden ruimte om mogelijkheden te onderzoeken voor coproducties, waarbij al aan de voorkant van het productieproces commitment verkregen wordt van zowel de producerende als de presenterende partijen. Een mooi voorbeeld ter inspiratie is het landelijke initiatief COproducers. Een zevental vlakke vloertheaters, waaronder De Verkadefabriek, coproduceert elk seizoen twee producties die daardoor aan een gedeelte van het productiebudget en landelijke speelplekken worden geholpen. Wellicht dat deze manier van werken (voor een deel) een oplossing kan bieden voor het wegvallen van projectsubsidies en de beperkte doorstroom mogelijkheden van toonaangevende producerende instellingen.
12 Advies
C10. Oktober 2012.
KNELPUNTEN - Wegvallen van provinciale projectsubsidies (productiemiddelen), makersubsidie en programmeringsubsidies. - Gebrek aan festivalbeleid. - De provinciale regeling 2013-2016 die werkt met functies en daaraan gekoppelde subsidieplafonds. - Afnemende mogelijkheid voor podia en festivals voor het programmeren van kwetsbaar aanbod. - Het jeugdpodiumkunstenbestel in Brabant.
KANSEN - De samenwerking op het gebied van talentontwikkeling theater en dans. - Samenwerking binnen de sector dans. - Verbinding met andere sectoren. - Werken in opdracht en nieuwe markten. - Coproduceren. - Doelstellingen uit de Cultuuragenda 2020. theater en dans
culturele atlas brabant
99
colofon Culturele atlas Brabant. Monitor professionele kunsten 2013 is een publicatie van bkkc brabants kenniscentrum kunst en cultuur. Ook onderdeel van deze culturele atlas is de ‘Bloementuin’ die je vindt op www.cultureleatlasbrabant.nl. samenstelling en redactie Nathalie Jansen, Jenneke Harings auteurs Nathalie Jansen, Jenneke Harings, Gosuin van Heeswijk, Rick Hoedemaker, Chris van Koppen, Hans Mommaas, Iduna van de Ven, Jos Wilbrink ontwerp Edhv met dank aan Sanne Swinkels, Raijmakers & Hofmeester – adviseurs in cultuur, Edhv, Hans Mommaas, provincie Noord-Brabant, gemeente Eindhoven, gemeente Tilburg, gemeente Breda, gemeente ’s-Hertogenbosch, gemeente Helmond, alle meewerkende fondsen, culturele instellingen en organisaties. uitgave Eerste druk, november 2013 | oplage 1250 druk Drukkerij Hub. Tonnaer isbn 978-90-71092-75-6 nur 612 ©2013 bkkc brabants kenniscentrum kunst en cultuur alle rechten voorbehouden bkkc brabants kenniscentrum kunst en cultuur spoorlaan 21 i-k 5038 cb tilburg 013 750 8400
[email protected] www.bkkc.nl @bkkc_nieuws /brabantskenniscentrumkunstencultuur bkkc