CRANIO SACRAAL & DIABETES MELLITUS de kracht van (on)macht
door Ronald Stoot juni 2011
PROLOOG
Ik heb altijd in de overtuiging geleefd dat wat ik heb, diabetes mellitus type 1, ongeneeslijk is. Dit is wat de doktoren mij altijd vertelden. Toch is mij twee jaar geleden iets overkomen wat mijn wereld volledig op de kop heeft gezet. Een ontmoeting met een volledig nieuw bewustzijn, het verhaal dat de doktoren je niet vertellen. Deze scriptie gaat over mijn levensverhaal. Een verhaal waarin diabetes mellitus lange tijd een belangrijke rol speelt in mijn leven en bewustzijn. Het verhaal vertelt mijn beleving, zoals ik deze persoonlijk heb ervaren, en hoe ik deze ervaring met nieuwe inzichten heb kunnen veranderen. Tijdens een open dag van de Cranio Sacraal opleiding in 2009, maak ik kennis met Etienne Peirsman. Hier begint mijn transformatie naar een ander bewustzijn. Deze metamorfose betekent voor mij -en mogelijk ook voor andere diabetici- een revolutie op het gebied van inzichten over diabetes. Wellicht zelfs een inzicht op ziekte in het algemeen.
Ronald Stoot
INHOUDSOPGAVE
I
Ik en diabetes mellitus
II
Historie van diabetes
III
Wat is diabetes?
IV
Diabetes typen 1 en 2
V
Werking van de alvleesklier
VI
De eilandjes van Langerhans
VII
Bloedglucose op peil
VIII
De suikerverwerking op celniveau
IX
Te veel glucose
X
Diabetes en de relatie met overgewicht
XI
De impact van je leefstijl
XII
Diabetes en de relatie met stress
XIII
Diabetes en de relatie met beweging
XIV
Diabetes energetisch bekeken
XV
Een zoektocht naar ‘mijzelf’?
XVI
Inzichten tijdens de opleiding
XVII
Er is een oplossing voor diabetes!
XVIII
La grande finale
XIX
Dankwoord
XX
Bronvermelding
I
IK BEN RONALD
EN IK HAD DIABETES MELLITUS
De dag des onheils: 4 december 1981 Het is vrijdag 20 november 1981. Sinds enkele weken heb ik vage klachten van vermoeidheid, buikpijn en duizeligheid. Op dit moment zit ik in de tweede klas van de middelbare school; afgelopen augustus ben ik dertien jaar geworden. Het kost me vandaag veel moeite om de lessen te volgen. Ik wordt overvallen door een aanhoudende dorst en een constante drang om te plassen. Gelukkig heb ik maar een halve dag school en kan ik aan het begin van de middag weer naar huis. In het weekend dat volgt verergeren de klachten aanzienlijk. Ik heb steeds minder trek, maar mijn dorst lijkt ontembaar. Op maandagochtend, het is dan inmiddels 23 november, besluit ik toch maar even met mijn klachten naar de huisarts te gaan. Ik geef aan dat ik veel last heb van vermoeidheid, buikpijn en duizeligheid, en ook dat ik ontzettende dorst heb met een voortdurende drang om te plassen. Hieruit concludeert hij dat ik wellicht maagklachten heb. Net zoals mijn vader, die chronisch last heeft van zijn maag en vaak kampt met maagzweren en zweren aan de twaalfvingerige darm. Zo vader, zo zoon. Ik krijg hiervoor medicatie die ik trouw ga gebruiken. Maar ondanks de medicijnen, blijven de klachten in de dagen daarna toenemen. Die vrijdag (27 november) besluit ik opnieuw naar de huisarts te gaan. Ook deze keer leg ik de klachten voor die ik eerder heb gemeld, met de opmerkingen dat ze steeds heviger worden. Omdat de klachten niet zijn veranderd, kan ik met de medicatie doorgaan. De huisarts voegt daar nog een andere medicatie aan toe. Hij denkt dat ik, net als mijn vader, ook last heb van spanningen. Die werken indirect weer op de maag, waarmee de conclusie voor zover logisch lijkt. In het weekend dat volgt nemen de klachten nog verder toe. Nu wordt ook zichtbaar dat ik veel gewicht verlies. Op maandagochtend, het is dan 30 november, neem ik toch maar even telefonisch contact op met de huisarts. Ik maak hem duidelijk dat de klachten alleen maar verergerd zijn en dat ik nu ook ontzettend veel gewicht verlies. Logisch, vindt hij: gewichtsverlies kan een gevolg kan zijn van de maagklachten en wijst mogelijk op zweren aan de maag of twaalfvingerige darm. Net zoals bij mijn vader. Inmiddels zijn de klachten zo hevig dat ik elk lesuur twee keer naar het toilet moet om te plassen. De continue dorst die ik ervaar, lijkt niet te stillen. Ook het gewichtsverlies neemt nu drastische vormen aan. Daar boven op dienen nieuwe klachten zich aan, zoals verdroging van de huid, vooral in mijn gezicht. Deze plekken barsten open en gaan dan spontaan bloeden. Op woensdag 2 december fiets ik voor school toch nog maar even naar de huisarts. Omdat de klachten zo sterk zijn verergerd, besluit de
huisarts dezelfde medicatie als mijn vader voor te schrijven. Tevens maakt hij een afspraak voor een verdergaand maagonderzoek in het ziekenhuis. Ik sleep me door deze dag met drinken en plassen en kijk uit naar de afspraak in het ziekenhuis, in de hoop dat ik dan meer duidelijkheid heb. Ondertussen kan ik alleen maar denken aan drinken; mijn eetlust is volledig verdwenen! Ook bij het avondeten heb ik geen trek en pak ik alleen wat groenten. De volgende ochtend heb ik vrij. Mijn lessen beginnen pas om 11.30 uur, maar duren wel tot 17.00 uur. En dan moet ik ook nog naar huis fietsen. Van de rit naar huis weet ik weinig meer, behalve dat ik me draaierig en duizelig voelde. Thuisgekomen voel ik me volledig uitgeput. Het lijkt wel of mijn benen mij niet meer kunnen dragen. Ik ben zo moe en kan alleen maar denken aan slapen en drinken. Ook voel ik steeds die plasdrang, maar het is me teveel om hiervoor op te staan. Zin in eten heb ik nog steeds niet. Als ik opmerk dat ik de hele dag nog niets op heb, dringt mijn moeder aan om dan toch maar een beetje zelfgekookte pudding te eten. In de hoop dat dit binnen blijft. Niet dus. Door de hoge hoeveelheid suikers in de pudding, gooit mijn lichaam er binnen een half uur weer alles uit. Om rustig te worden, ga ik maar weer op de stoel voor de haard zitten. Op dat moment wordt er aan de voordeur gebeld. Het is een verzekeringsman die een afspraak heeft met mijn broer. Mijn ouders voegen zich bij het gesprek. Ik val in slaap en merk niets meer van wat zich in de kamer afspeelt. Achteraf blijkt dat mijn ouders en broer mij samen naar de slaapkamer hebben moeten dragen! En dan is het vrijdagochtend 4 december. Ik word wakker doordat iemand met iets nat over mijn gezicht wrijft. Het voelt alsof ik uit een enorm diepe duisternis moet komen. Nu kan ik mijn moeder waarnemen. Ze heeft een washandje in haar hand. Op dat moment weet ik niets van de paniek die die ochtend uitbrak in ons huis. Ronald werd niet meer wakker! De huisarts is gebeld en met spoed onderweg. Tegen de tijd dat hij arriveert, ben ik inmiddels wakker van de natte washandjes van mijn moeder. Strompelend bereik ik de bank in de woonkamer. De huisarts komt bij me zitten, stelt wat vragen en doet een kort onderzoek. Mijn antwoorden en de resultaten van zijn onderzoek zijn reden om een ambulance te laten komen. Die brengt mij met de hoogste spoed naar de eerste hulp van het ziekenhuis in Heerlen. Zijn diagnose: een acute blinde darmontsteking, die mogelijk op springen staat. Net zoals bij mijn vader toen hij jong was. Aangekomen in het ziekenhuis, lig ik al snel op een brancard van de eerste hulp. Er wordt bloed afgenomen en ik moet een plasje inleveren. Wat een opluchting: ik mag plassen! Een paar tellen later geef ik de broeder een twee liter fles vol met urine. Hij kijkt me
verbaasd aan, neemt de fles over en zegt: “Ga maar liggen. Volgens mij weet ik voldoende!” Het volgende moment dat ik me ‘bewust’ ben, zie ik mezelf liggen in een ziekenhuisbed in een klein kamertje, met overal slangen op mijn lichaam. Ik begrijp niet goed waarom ik mezelf zo zie liggen. Ik voel me ‘wezenloos’. Het lijkt wel of ik mijn lichaam niet kan voelen, maar toch geeft het me een gevoel van een benauwde warmte. Waar ben ik? Wat is er aan de hand? Het volgende moment begint de apparatuur met al die slangetjes te piepen. In ‘no time’ staan er allemaal mensen om mij heen met witte jassen. Maar als ik kijk, zie ik hun ruggen. Ik snap er niets meer van! Heel langzaam lijkt het licht uit mijn ogen te gaan. Na een tijdje zie ik mezelf weer liggen. Nu is het rustig. Geen piepende apparatuur meer, geen witte jassen. Er heerst nu uiterste rust in de ruimte. Dan zie ik mijn moeder. Ze gaat naast me zitten aan het bed. Ik wil haar iets zeggen, maar het lijkt alsof ze me niet hoort. Wat is dit toch? Deze situatie houdt een hele tijd aan, zonder enig besef van tijd en datum. Op een zeker moment ben ik getuigen van een gesprek tussen mijn moeder en een vreemde vrouw. Het schijnt over mij te gaan. Nu wordt het me pas duidelijk: ik lig in coma. De vrouw merkt op dat ik mogelijk nooit meer uit deze coma zal ontwaken. En als ik er al uit kom, moeten mijn ouders rekening houden met een enorme hersenbeschadiging. Ik val weer weg en voel in het volgende moment dat mijn moeder dicht bij me zit. Ik voel sterk de drang om terug te gaan naar mijn ouders, maar weet niet hoe. Dan word ik op een ochtend wakker. Het blijkt dat ik drie weken in een coma diabeticum heb gelegen. Vanaf hier start mijn verhaal.. ‘Leven met diabetes mellitus’.
II HISTORIE VAN DIABETES
* DCCT = The Diabetes Control and Compications Trial Diabetes is één van de oudste ziekten die goed beschreven zijn. Zo’n 1500 voor Christus werd de ziekte door de Egyptenaren (Ebers Papyrus) al een slopende ziekte genoemd. In ongeveer 300 voor Christus verzon de Griekse geneesheer Demetrius een naam voor de ziekte: ‘diabetes’. Letterlijk betekent diabetes ‘doorstromen’. Dit gaat over het vele vocht dat diabetespatiënten innemen en uitscheiden. In 1674 werd er nog een naam aan deze ziekte toegevoegd: ‘mellitus’. Dit betekent ‘zoet’. Deze naam slaat op het feit dat urine van diabetespatiënten zoet is. ‘diabetes mellitus’ betekent dan ook ‘zoete doorstroming’. Pas in 1922 wordt een patiënt met diabetes voor het eerst behandeld met insuline. Dit woord komt van het Latijnse woord ‘insula’, dat eiland betekent. Insuline word namelijk gemaakt in de eilandjes van Langerhans. Deze zitten in de alvleesklier.
III WAT IS DIABETES? Diabetes is een stoornis in de stofwisseling, veroorzaakt door een gebrek aan insuline. Dit hormoon wordt door het lichaam zelf geproduceerd en zorgt ervoor dat glucose uit de voeding als brandstof kan worden gebruiken. Door de afwezigheid of het gebrek aan (voldoende) insuline is de hoeveelheid glucose in het bloed te hoog: men spreekt bij diabetes dan ook van een verhoogd bloedglucosegehalte. Dit is meetbaar in de urine. De nieren kunnen de grote hoeveelheid glucose niet meer in het lichaam houden en scheiden deze uit. Aan dit verschijnsel dankt ‘diabetes mellitus’ zijn naam.
IV DIABETES TYPEN 1 EN 2 Er wordt onderscheid gemaakt tussen diabetes type 1 en type 2. Type 1 begint meestal op (zeer) jonge leeftijd en is het gevolg van een defect van de bètacellen. Hierdoor maakt de alvleesklier geen insuline meer aan. Diabetes type 1 wordt dan ook veroorzaakt door de vernietiging van bètacellen in de eilandjes van Langerhans in de pancreas. Het lichaam kan hierdoor uiteindelijk geen insuline meer aanmaken. Dit is toe te schrijven aan een combinatie van omgevingsfactoren en genetische factoren die bij genetisch gevoelige mensen een auto-immuundestructie van de bètacellen teweegbrengen. De vernietiging van de eilandjes begint waarschijnlijk al op (zeer) jonge leeftijd. Bekend is dat dit destructieproces bij diabetes type 1 (= auto-immuun insulitis) al enige tijd (tot jaren) vóór de klinische manifestatie begint. Dit is bij mij ook het geval.
Diabetes type 2 doet zich bijna altijd op wat latere leeftijd voor. Bij deze vorm van diabetes is het lichaam ongevoelig geworden voor de werking van insuline. De alvleesklier werkt meestal nog wel, maar onvoldoende. Diabetes type 2 ontstaat door een wisselende combinatie van insulineresistentie (afweer) en relatieve insulinedeficiëntie (tekort). Bekend is nu dat dit type diabetes een breed scala van aandoeningen omvat, waarvan de progressie en vooruitzichten uiteenlopen.
Het onderliggende mechanisme is vaak een combinatie van een gestoorde insulinesecretie (een defect van de eilandjes van Langerhans), een verhoogde perifere resistentie (weerstand van de prikkels) tegen de werking van insuline die resulteert in een verminderde perifere opname van glucose, en een verhoogde afgifte van glucose door de lever. Bij beide vormen van diabetes ontstaan belangrijke veranderingen in de koolhydraat-, eiwit- en vetstofwisseling. Op de lange duur kan hierdoor de functie van verschillende organen ernstig verslechteren, zoals de ogen, de nieren, de zenuwen, het hart en de bloedvaten.
V WERKING VAN DE ALVLEESKLIER De alvleesklier (ook wel pancreas genoemd, naar het Griekse ‘kreas’ = vlees) produceert insuline. Dit hormoon zorgt ervoor dat het lichaam glucose als brandsof kan gebruiken. De cellen van de darmwand nemen de glucose op en geven dit af aan het bloed. Bij diabetes is een vicieuze cirkel ontstaan, waarin een te hoog bloedglucosegehalte, een afgenomen gevoeligheid voor insuline en een verminderde insulineafgifte door de cellen van de alvleesklier elkaar versterken. Alleen al een verhoogde bloedsuikerspiegel is schadelijk voor de functie van deze insulineproducerende cellen. De alvleesklier speelt dus een grote rol bij de verwerking van energie door het lichaam. Het is één van de grootste klieren die hormonen produceert die aan het bloed worden afgegeven. Insuline en glucagon (vloeibare suiker) zijn de belangrijkste hormonen. Ook geeft de alvleesklier enzymen af aan de darmen voor de vertering van het voedsel.
VI DE EILANDJES VAN LANGERHANS De alvleesklier ligt achter de maag, tegen de achterkant van de buikholte, tussen de twaalfvingerige darm en de milt en staat in contact met de linkernier en de bijnier. Bij volwassenen is de alvleesklier 12 tot 15 centimeter lang met een gewicht van 70 tot 100 gram. De hormonen worden afgegeven door eilandjes van Langerhans. Deze geclusterde kliercellen (zo’n 1 tot 1,5 miljoen in totaal) maken slechts 1,5% uit van de alvleesklier. De eilandjes van Langerhans bestaan uit drie soorten cellen:
1. de alfacellen (20 tot 30%), die glucagon produceren; 2. de bètacellen (60 tot 80%), die insuline produceren; 3. de deltacellen (zo’n 10%), die samen met de alfacellen gastrine produceren. Ondanks het feit dat de eilandjes van Langerhans slechts een klein deel uitmaken van het gehele alvleesklierweefsel, is de productie van insuline en glucagon van vitaal belang voor de glucosestofwisseling. Deze hormonen bepalen wat er met de in de darm opgenomen glucose gebeurt. Insuline zorgt -door het voor glucose toegankelijk maken van de celwand- voor een daling van de bloedglucosespiegel en stuurt zo de in het bloed aanwezige glucose de spier- en levercellen in. Het hormoon gastrine zorgt voor de uitscheiding van maagzuur in de maag. * Eilandjes van Langerhans
VII BLOEDGLUCOSE OP PEIL De spiercellen hebben glucose nodig voor de energievoorziening van de spiervezels. Glucose wordt in de lever, onder invloed van insuline, opgeslagen in de vorm van glycogeen. Dit is een glucosereserve voor momenten dat er geen suikertoevoer is. Direct na de maaltijd, als de toevoer van glucose het hoogst is, is de productie van insuline ook het hoogst. Wanneer er lange tijd niet(s) is gegeten, daalt het bloedglucosegehalte en komt het hormoon glucagon in actie: het in de lever opgeslagen glicogeen wordt weer omgezet in glucose, dat aan het bloed wordt afgegeven. Hierdoor blijft de bloedglucosespiegel op peil. Insuline en glucagon zorgen er samen voor dat de bloedglucosespiegel op het juiste niveau blijft. Er vindt dus voortdurend een samenspel plaats tussen verschillende hormonen die de bloedglucose-spiegel bepalen. Dit voorkomt grote schommelingen. Zulke schommelingen kunnen bijvoorbeeld optreden door het aanbod van suiker uit voedsel of het gebruik van suiker (door de spieren) bij lichamelijke inspanning. Als de suikervoorraden in het lichaam zijn verbruikt, kan glucose worden gemaakt uit eiwit. Dit heet gluconeo-genese. Dit gebeurt onder invloed van hormonen uit de bijnierschors, de corticostereoïden.
VIII DE SUIKERVERWERKING OP CELNIVEAU Een cel heeft glucose nodig om te kunnen functioneren. Glucose is de ‘brandstof’ voor allerlei energieverbruikende processen. Het kan door de cel worden opgenomen onder invloed van insuline. Dit hormoon geeft een signaal aan de cel om de kanaaltjes open te zetten, zodat glucose naar binnen kan komen. Een goede verhouding tussen energieopname en energieverbruik (verbranding) is belangrijk. Als het aanbod van energie (voedsel) de vraag lange tijd overstijgt, komt er te veel glucose in de cel terecht. Een ‘overaanbod’ kan uiteindelijk ook tot overgewicht leiden.
IX TE VEEL GLUCOSE Een teveel aan glucose wordt niet helemaal ‘op’ gebruikt. Allerlei niet goed verteerde tussen- en eindproducten stapelen zich hierdoor in de cel op. Deze opstapeling van glucose en ‘restproducten’ heeft tot gevolg dat de concentratie moleculen in de cel stijgt. Hierdoor treedt een verschijnsel op dat osmose heet: door wateropname door de cel wordt de concentratie moleculen in deze cel ‘verdund’ en gelijk gemaakt aan de concentratie moleculen in de vloeistof buiten de cel. Door deze wateropname zwellen de cellen in het lichaam op en functioneren zij minder goed. Gezwollen cellen worden minder gevoelig voor insuline en nemen daardoor minder of nauwelijks glucose op. Ook het teveel aan ‘brandstof’ stapelt zich hierdoor steeds meer op. Doordat de glucose niet (goed) meer door de cel wordt opgenomen, stijgt de glucosespiegel in het bloed. Ook de hoeveelheid insuline stijgt, omdat de alvleesklier nog steeds signalen krijgt dat de bloedglucosespiegel te hoog is en daarom insuline blijft produceren. Dit is het beginstadium van diabetes. Na verloop van tijd beschadigen de cellen van de alvleesklier en andere cellen in het lichaam. Deze cellen functioneren daardoor steeds minder goed. In een later stadium van diabetes produceren deze (steeds verder) beschadigde cellen te weinig of helemaal geen insuline meer.
X DIABETES EN DE RELATIE MET OVERGEWICHT Er werd altijd vanuit gegaan dat het krijgen van diabetes erfelijk bepaald is. Er zijn echter steeds meer aanwijzingen dat omgevingsfactoren een belangrijkere rol spelen bij de ontwikkeling van diabetes. Mensen met overgewicht ontwikkelen vaker diabetes dan mensen zonder overgewicht. Overgewicht is in deze moderne tijd een groeiend volksgezondheidsprobleem. Verkeerde voeding, te weinig beweging en aanleg zijn hedendaagse factoren die tot overgewicht leiden.
Het ontstaan van diabetes door overgewicht wordt waarschijnlijk mede veroorzaakt door het verhoogde vetgehalte rond de spieren. Daardoor wordt glucose minder goed opgenomen, met als gevolg dat er te veel glucose in het bloed aanwezig blijft. Naarmate iemand meer snoept, komt er extra glucose bij. De alvleesklier blijft maar insuline maken, omdat er te veel glucose in het bloed zit. Uiteindelijk raakt de alvleesklier overbelast en krijgt diabetes vrij spel.
XI DE IMPACT VAN JE LEEFSTIJL Overgewicht en diabetes zijn typische leefstijlaandoeningen, die vooral de laatste decennia in de westerse wereld enorm zijn toegenomen. Niet alleen volwassenen, ook steeds meer kinderen krijgen diabetes. De toename van het aantal diabetespatiënten is dus niet alleen een gevolg van de vergrijzing; het is vooral het gevolg van een veranderende leefstijl die mede wordt ‘gevoed’ door de voedingsindustrie.
Op zich is het gunstig dat diabetes voor een belangrijk deel te wijten is aan iemands leefstijl. Immers, als men zelf debet is aan de toename van diabetes, kan men er ook iets aan doen. Het blijkt dan ook dat diabetes in veel gevallen te voorkomen en te genezen is. We hebben het dan voornamelijk over diabetes type 2. Tevens blijkt dat een alvleesklier die op hoge toeren insuline maakt, kwetsbaarder is voor beschadiging en dus voor het ontstaan van diabetes.
Ook de overconsumptie van suiker en koolhydraten tast de functie van de alvleesklier aan. In alle gezonde culturen waar mensen langer leven, zoals in Indonesië, Italië, Spanje, Japan en China, zijn mensen zeer zuinig met voeding, vooral waar het koolhydraten betreft. Overgewicht komt daar dan ook niet of nauwelijks voor. Behalve matig met voedsel, blijven deze mensen tot op hoge leeftijd fysiek actief. Het gevolg hiervan is dat de insulinegevoeligheid wordt verhoogd, terwijl de insulinespiegel tegelijkertijd wordt verlaagd. Hoewel er bij diabetes een erfelijke factor in het spel kan zijn, valt er dus veel te voorkomen. Dat geldt tevens voor alle aan diabetes gerelateerd aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten, nierproblemen en nierschade. Paradoxaal genoeg is de diabetesepidemie een gevolg van onze welvaart. Die leidt, zoals we zo vaak zien, tot onze eigen ondergang.
XII DIABETES EN DE RELATIE MET STRESS Van oudsher is bekend dat stress de bloedglucoseregulatie sterk kan beïnvloeden. Hierbij spelen onder meer de stresshormonen adrenaline, noradrenaline en cortisol een belangrijke rol. Deze zorgen voor een verhoogde activiteit, die tot uiting komt in bijvoorbeeld een verhoogde alertheid, versnelde hartslag, transpiratie en gespannen spieren. Onder invloed van stress kunnen sterke schommelingen optreden in de bloedglucose. Bij diabetes kan de last die de aandoening zelf met zich meebrengt, oorzaak zijn van bovenmatige stress. Er kunnen ook andere gebeurtenissen aan ten grondslag liggen. Schommelingen in de bloedglucose kunnen het directe gevolg zijn van de invloed van stresshormonen. Ook de negatieve gevolgen van stress door de manier waarop je voor jezelf zorgt, kunnen schommelingen in de bloedglucose veroorzaken. Denk aan slecht slapen, maaltijden overslaan, meer alcohol drinken, roken en medicijngebruik. Veelvuldige stress kan zelfs ook bijdragen aan het ontstaan van diabetes. Het leidt tot verhoging van de stresshormonen adrenaline en cortisol. Die zorgen voor verminderde gevoeligheid van de insulinereceptoren, wat leidt tot een hogere bloedglucosewaarde en hogere insulineconcentraties; met als doel voldoende brandstof voor de hersenen op voorraad te houden. Deze gestoorde regulatie (te veel insuline en resistentie voor insuline) kan na verloop van jaren de oorzaak van diabetes zijn. Overmatige stress vormt dan ook een serieuze bedreiging voor de gezondheid. Wanneer het lichaam wordt geconfronteerd met enige vorm van stress, komt het automatisch in staat van paraatheid.
Het lichaam bereidt zich voor om te vluchten of zich te verdedigen, de zogenaamde vecht- of vluchtreactie. Wat gebeurt er bij stress? Bij stress reageert het lichaam als volgt: in opdracht van de hersenen scheiden de bijnieren onmiddellijk adrenaline, cortisol en andere hormonen uit. Deze hormonen bereiden overal in het lichaam de organen voor op een vlucht of een gevecht. De spijsvertering verloopt trager, omdat het bloed in het spijsverteringskanaal wordt omgeleid naar de spieren en de hersenen. Deze plotselinge reactie veroorzaakt een gevoel van onrust in de buik en geeft soms misselijkheid die in verband staat met angst. De ademhaling versnelt, zodat het lichaam meer zuurstof kan opnemen. Het hart klopt sneller en de bloeddruk stijgt om ervoor te zorgen dat de spieren en de hersenen voldoende bloed krijgen. De lever scheidt extra bloedsuiker (glucose) uit en de alvleesklier levert de insuline om deze glucose snel te kunnen benutten. De transpiratie neemt toe, zodat het lichaam kan afkoelen. Hierdoor is het in staat om meer energie te verbruiken. De spieren spannen zich en maken zich klaar voor actie. Het lichaam produceert nu ook stoffen die de bloedstolling bevorderen voor het geval het gevaar tot een verwonding leidt. Bij werkelijke nood blijft het lichaam alert, totdat het gevaar is geweken of totdat de persoon is uitgeput.
XIII DIABETES EN DE RELATIE MET BEWEGING De rijke westerse wereld, ook wel de geïndustrialiseerde landen genoemd, kenmerken zich door een grote mate van bewegingsarmoede. Te weinig bewegen heeft in het algemeen een negatieve invloed op het lichaamsgewicht, het vetpercentage, het cholesterol, de glucosetolerantie, de insulinegevoeligheid, de botdichtheid, de bloeddruk, de fysieke belastbaarheid en het functioneren van gewrichten. Deze risicofactoren bevorderen het ontstaan van hart- en vaataandoeningen, bepaalde vormen van kanker, angst en depressie, diabetes en botontkalking. Lichamelijke inactiviteit is bovendien één van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdig overlijden.
XIV DIABETES ENERGETISCH BEKEKEN Het boek ‘De Sleutel tot Zelf-Bevrijding’ van de Vlaamse auteur en levensfilosoof Christiane Beerlandt wordt wereldwijd, zowel door leken
als professionele hulpverleners, als hét referentiewerk beschouwd over het verband tussen psyche en lichaam. In dit boek omschrijft ze diabetes als volgt: “Je verdriet loopt uit de hand; je kunt het geluk niet ‘vatten’. Een innerlijk wenen om warmte, liefde. Je zou er naar willen grijpen. Je ervaart jezelf als te klein en machteloos en je wilt dit graag omkeren. Door te worden opgenomen in het zoete buiten jezelf, in een energiestroom van warmte, door anderen gegeven. Maar hieraan kan natuurlijk nooit worden voldaan, zolang je jezelf waardeloos vindt en je jezelf de liefde (het ‘zoete’) ontzegt. Het ontbreekt je aan moed en je ervaart je als hulpeloos. Dit uit zich in prikkelbaarheid en agressie, omdat anderen je niet geven wat je nodig hebt. Je probeert alles te grijpen, te regelen, te organiseren met een innerlijke angstig, een agressief gevoel. Je bent er van overtuigd dat het leven een verdrietige poel is en dat niets moois voor jou is weggelegd, en dat, wanneer je het niet zelf grijpt of naar je toe trekt, het leven je helemaal niets zal bieden. Je hebt dus absoluut geen vertrouwen in het leven. Je beseft niet dat alle verdriet en droevige gebeurtenissen in je leven werden veroorzaakt, ja opgeroepen, door jouw negatieve overtuigingen. Om er toch maar zeker van te zijn een beetje liefde te ‘hebben’, klamp je je vast en doe je jezelf vaak pijn; door je op te offeren in ruil voor een klein beetje houvast in het leven, bijvoorbeeld aan een partner. Je leven wordt zo een gevangenis. Je stelt je geluk afhankelijk van een partner, van anderen... niet van je Zelf. Dit is juist je vergissing: het geluk kan alleen beginnen bij jou. Kom tot liefde, in harmonie met jezelf. Dan pas zal een heerlijke relatie volgen. Je leeft niet op je eigen grondvesten. Er zou eens een landmijn onder moeten liggen: wantrouwen naar jezelf toe.”
XV EEN ZOEKTOCHT NAAR ‘MIJZELF’? Tegen de tijd dat ik uit het ziekenhuis word ontslagen, is het alweer bijna eind januari 1982. Ruim zes weken nadat de diagnose diabetes mellitus is vastgesteld. In de eerste maanden na de opname krijg ik veel nazorg vanuit het ziekenhuis; door de diabetesverpleegkundige, de diëtiste en uiteraard ook door de kinderarts tijdens de consulten. In die periode -voor mij de start van een vorm van ‘rouwverwerking’ontdek ik dat de wereld niet heeft stilgestaan bij wat mij is overkomen. Het is voor de wereld om mij heen alsof deze gebeurtenis nooit heeft plaatsgevonden. Het mag dan ook wel duidelijk zijn dat de mate waarin ik begeleid werd destijds behoorlijk tekortschoot.
Achteraf kan ik zeggen dat ik in deze periode eigenlijk nooit aan de rouwverwerking ben begonnen. Alles wat ik deed, en ook al vóór de diagnose van diabetes deed, was puur een vorm van overleven. Ik was tenslotte pas dertien jaar en moest op dat moment al leren leven met een ziekte die zelfs menig volwassene op zijn grondvesten zou doen schudden. Hier start dan ook als het ware een onbewuste zoektocht naar ‘iets’ wat later een zoektocht naar ‘mijzelf’ blijkt te zijn. Aanvankelijk is die zoektocht voor mij een uitdaging in het vinden van mijn mogelijkheden met diabetes. Ik bedoel hier geen extremen mee, maar meer het zoeken naar de uiterste mogelijkheden in bijvoorbeeld opleiding of hobby. Ik zie dit dan ook meer als het tarten van de uitspraken van de professionals die mij in die tijd een goede begeleiding hadden moet geven. In het begin, in de periode direct na mijn coma, was de kinderarts ervan overtuigd dat ik door de coma een behoorlijke hersenbeschadiging had opgelopen. Als dit het geval was, dan zou het voor mij niet mogelijk zijn geweest om in 1991 mijn opleiding bedrijfseconomie ‘cum laude’ af te ronden. In die tijd was men er heilig van overtuigd dat diabetespatiënten geen zwaar werk mochten verrichten en dat zware sporten absoluut onmogelijk waren. Dat zware werk bleef mij bespaard; ik had immers een opleiding bedrijfseconomie op zak. Mijn ouders hebben dat ook jarenlang gepromoot vanwege de beperkingen die de artsen mij oplegden. Toch ben ik in 1985 gestart met een cursus stijldansen. In de jaren daarna liep dat al snel uit op professioneel wedstrijddansen. Ik danste ongeveer 21 uur per week, naast mijn opleiding. Deze ‘topsport’ heb ik tot 1994, tot ieders verbazing, intensief bedreven. Na mijn studie bedrijfseconomie ging ik werken bij een middelgroot bedrijf als assistent hoofd financiële administratie. Binnen een jaar was ik hoofd van de afdeling. In alles wat ik deed en oppakte, leek het alsof ik moest streven naar het hoogst haalbare. Het was bijna een vorm van ‘mezelf bewijzen’. Bij dit bedrijf heb ik ongeveer vier jaar gewerkt. Ook bij de bedrijven waar ik later ging werken, groeide ik steeds binnen de kortste keren tot het hoogst haalbare niveau binnen de organisatie. Ik bleef nooit langer dan vier jaar. Dan begon de onrust weer en moest ik op zoek naar een andere, betere of nieuwe uitdaging. Dit maakte dat ik in 2004 zelfs werd benoemd tot ‘general manager’ van het bedrijf waar ik toen als financieel directeur werkte. Ondanks al deze successen, bleef ik toch een gevoel van rusteloosheid houden waardoor ik continue werd opgejaagd op zoek naar... mijzelf? In de tijd dat ik ‘general manager’ was, heb ik veel mogen ontdekken over de menselijke aard en het politieke spel bij grote bedrijven. Ik was er immers deel van gaan uitmaken. Omdat ik dit niet langer wilde, besloot ik in 2006, in plaats van een vaste functie voor een bedrijf, te kiezen voor het vak van ‘interimmer’ op basis van opdrachten voor meerdere werkgevers.
In deze functie voel ik me minder emotioneel betrokken, wat het voor mij mogelijk maakt om dichter bij mijzelf te komen. Nu mag ik kijken als een buitenstaander, van de zijlijn. Een positie waarin ik veel inzichten krijg over het menselijke functioneren, en nog belangrijker: hoe ik zelf in het verleden heb gefunctioneerd. Dit zorgt ervoor dat ik in staat ben om echt naar mezelf te kijken en me af te vragen wat ík wil. De vraag is in deze periode ook of ik mezelf kan aanvaarden zoals ik ben, inclusief diabetes. Steeds vaker ga ik naar spirituele beurzen en bezoek ik energetisch therapeuten. Totdat ik in 2008 in aanraking kom met een Cranio Sacraal Therapeut die mij in mijn hele zijn ontzettend raakt. Begin 2009 besluit ik dan ook om een keer een open dag te bezoeken voor de opleiding tot Cranio Sacraal Therapeut bij Peirsman Cranio Sacraal Academie. Deze dag kom ik als het ware thuis bij mijzelf.
XVI INZICHTEN TIJDENS DE OPLEIDING De opleiding tot Cranio Sacraal Therapeut is een weg waar ik langs vele inzichten kom over mij zelf, maar nog belangrijker: ook over mijn diabetes. Ik ben de opleiding in eerste instantie begonnen omdat ik graag anderen in hun levensweg wil ondersteunen. Wat mij vooraf vooral aansprak, is de directe benadering van een probleem en de ‘zachte’ manier van helen met veel liefde en emotie. Al snel blijkt dat de opleiding mij veel meer te bieden heeft dan dit. De inzichten die ik tijdens de opleiding krijg, helpen mij met mijn eigen bewustwordingsproces. En daarmee ook met de acceptatie van mezelf, inclusief mijn diabetes. Tijdens de module ‘Talking to the heart’ ervaar ik duidelijke inzichten met betrekking tot mijn diabetes en heb ik voor het eerst het gevoel dat er mogelijkheden zijn voor verbetering van dit ziektebeeld of patroon. Later blijkt dat de meeste inzichten over (mijn) diabetes zich voornamelijk aandienen tijdens de SERmodules (Somato Emotional Release). Er is dus duidelijk een verband tussen de emotie of psyche en het ontstaan van diabetes. Dit is voor mij een eye-opener, waarnaar ik graag uitgebreider onderzoek wil doen. Inmiddels heb ik zelf bijna de volledige opleiding afgerond en ben ik aan het experimenteren met de mogelijkheden van Cranio Sacraal Therapie en andere methoden om mijn diabetes significant te verbeteren. In de afgelopen maanden heb ik al enige successen bereikt. Die wil ik graag met iedereen delen door middel van deze scriptie. Hieronder volgt een overzicht van de inzichten en ervaringen die ik heb opgedaan tijdens de verschillende modules, en de
resultaten die ik daarmee heb bereikt. Precies dertig jaar na de diagnose diabetes mellitus. Talking to the heart Het is juni 2010. De afgelopen maanden heb ik tijdens de Cranio Sacraal modules, en de hierbij behorende oefendagen, vaak mogen ervaren hoe het is om volledig in ontspanning te zijn, in het niets (parasympathicus). Nu sta ik aan de vooravond van een nieuwe ervaring: de module ‘Talking to the heart’ (praten met je hart). Dit is de eerste module waarin met SER (Somato Emotional Release) wordt gewerkt. SER wordt gebruikt om te praten met bijvoorbeeld een orgaan of met andere (immuun)cellen van het lichaam van je cliënt. In één van de sessies tijdens deze module gaan we het gesprek aan met het hart. Ik lig op de bank en krijg een duidelijk beeld van mijn hart, dat mooi vol en rood is. Het hart en ook de aorta ogen gezond en schoon; er is een goede doorstroming van mooi rood bloed. Vervolgens gaan we naar mijn hartbeschermer, ook daar is alles OK. Wel laat mijn hartbeschermer weten dat er problemen zijn met mijn pancreas. Het volgende moment krijg ik hier een beeld van. Ogenblikkelijk zie ik dat het niet goed is en ik raak in paniek. Mijn pancreas lijkt op een slang, zoals je die vindt onder de motorkap van een auto, waardoor vloeistof van het ene deel van het motorblok naar het andere deel loopt. Het verschil is dat de slang onder de motorkap van de auto wel is aangesloten aan de in- en uitgang en mijn pancreas niet! Ik begrijp niet helemaal wat ik zie, maar het is wel duidelijk dat mijn pancreas zijn werk niet kan doen. Het is niet de bedoeling dat we in deze sessie al naar een mogelijke oplossing of antwoord toe werken. De sessie wordt dan ook beëindigd. Het is de bedoeling om onze ervaringen tijdens de sessie uit te tekenen/werken op papier. Ik teken mijn pancreas als een ‘losse’ slang onder de motorkap van een auto. De volgende ochtend worden de tekeningen besproken, wat voor mij behoorlijk emotioneel is. Vervolgens is het de bedoeling dat we vanuit onze ervaringen weer gaan werken, en mogelijk tot een inzicht, antwoord of oplossing komen van de situatie. Ik lig als cliënt op de bank en ben erg zenuwachtig voor wat er komen gaat. Als we weer bij mijn pancreas zijn, mag ik kijken waarom de slang los zit. De reden wordt mij echter niet helemaal duidelijk. Als ik verder kijk, zie ik nogmaals dat mijn pancreas inderdaad geen aansluiting heeft aan de in- en uitgang. Dit is aanleiding voor een grondigere inspectie. Nu krijg ik wel een duidelijk beeld te zien: de openingen van de slang zijn aan beide zijden groter dan de aansluiting waarop hij moet passen. De
vloeistoffen die normaal via de pancreas worden getransporteerd, vloeien zonder enige werking weg. Een oplossing kan ik hiervoor op dat moment niet bedenken. We besluiten dan ook aan het einde van de sessie een aantal ‘monteurkes’ naar binnen te sturen. Zij krijgen de tijd om aan het probleem te werken. Het is me nu duidelijk waarom mijn pancreas geen mogelijkheid heeft mijn lichaam te voorzien van insuline. De inzichten die ik uit deze module meekrijg, zijn voornamelijk het kijken naar de nog niet aangeboorde mogelijkheden buiten het reguliere medische systeem.
Talking to the alarm clock De module ‘Talking to the alarm clock’ dient zich aan. Deze module gaat over de werking van je alarmsysteem en de gevolgen van een slechte werking van dit systeem. Tijdens één van de sessies gaan we werken met de RAS (Riticular Alarm System). Ik lig op de bank en na een paar minuten ben ik al in mijn parasympathicus terecht gekomen. Mijn behandelaar gaat vervolgens naar mijn RAS. Mijn lichaam voelt onrustig en het is daarom moeilijk te antwoorden op de vragen die mijn behandelaar mij stelt. Het ‘vraaggesprek’ verloopt dan ook moeizaam. Dan komt er hulp van één van de begeleiders en krijgt het gesprek een andere wending. Mijn RAS laat weten dat zijn stressniveau op 3 staat op een schaal van 1 tot 10. Dit is oké voor mij. Ook laat mijn RAS weten dat mijn stressniveau onder sommige omstandigheden stijgt tot het hoogst haalbare niveau; het explodeert als het ware. Dit gebeurt als de situatie voor mij aanleiding is om naar mijn emotie te gaan. De emotie die ik hierbij voel is ‘onmacht’. Als mijn alarm systeem op een stressniveau van 10 staat, heeft dit dus ook gevolgen voor de aanmaak van adrenaline en cortisol. Immers, een verhoogd cortisol-level zorgt direct voor een verhoging van de bloedglucosewaarden. Daardoor slaat mijn alarmsysteem opnieuw op hol en ontstaat een vicieuze cirkel. Als ik hier nogmaals mijn aandacht op richt, lijkt het een vicieuze cirkel van ‘onmacht’. Na deze sessie vind ik het moeilijk om me de rest van de module nog open te stellen. Het lijkt alsof ik de dagen erna volledig verlamd ben. Later besef ik dat dit ook een onderdeel is van de module.
Talking to the immune system De module ‘Talking to the alarm clock’ is alweer een paar weken geleden. Deze module, en ook ‘Talking to the immune system’, zullen hun sporen -blijkt laterbehoorlijk nalaten. ‘Talking to the immune system’ is voor mij een bijzonder interessante module, omdat diabetes mellitus ook wel bekend staat als een ‘autoimmuunziekte’ binnen de reguliere medische gezondheidszorg. Ik ga deze module dan ook volledig open in en zal alles wat zich aandient met open armen ontvangen. Vanaf het eerste moment hang ik aan de lippen van Etienne. Deze module lijkt voor mij gemaakt. Etienne gaat uitgebreid in op de immuuncellen in het lichaam, zoals de macrofagen, monocyten, lymfocyten en t-lymfocyten, hun functies in het lichaam en wanneer en hoe ze in actie komen. Als ik terugdenk aan de sessie ‘Talking to the heart’, stel ik me voor dat de ‘monteurkes’ die naar binnen mochten om het probleem bij mijn pancreas op te lossen, eigenlijk mijn eigen ‘immuuncellen’ waren. Tijdens de volledige sessie op zaterdagmiddag gebeurt dan eindelijk waar ik al lang op wachtte. Ik word behandeld door iemand die ik al langer ken van de opleiding. Ook zij voelt dat er tijdens deze behandeling een behoorlijke doorbraak kan komen. Ze begint bij de thymus. Dit orgaan weet heel goed wat er aan de hand is. Mijn lichaam voelt enige spanning. Of eigenlijk voelt mijn thymus zich schuldig dat het niet heeft ingegrepen toen de immuuncellen destijds mijn eigen bètacellen aanvielen, wat leidde tot diabetes mellitus type 1. Dit gevoel maakt me triest en mijn lichaam wordt nog onrustiger. Mijn behandelaar kalmeert me en vervolgt de sessie via het hart naar de longen, dan weer terug naar het hart om via de aorta naar de milt te gaan. Er doen zich tot dusver geen problemen voor. Van de milt vervolgt ze dan de weg naar de lever via de poortader. Deze blijkt flink verstopt te zijn. We vragen de macrofagen om de poortader schoon te maken. Al snel komen er veel mannetjes in pakken met grote waterslangen om de ader met hoge druk te reinigen. Zo, nu is er weer doorgang naar de lever. Direct zie ik in de verte mijn lever. Het lijkt wel een grote oude chemische fabriek die nodig aan een opknapbeurt toe is. Daar aangekomen, lijkt de lever zijn werk naar omstandigheden heel goed te doen. Toch wordt mijn lichaam op dat moment heel onrustig. Ik raak
in een soort vacuüm van emoties en hele diepe gevoelens die ik niet kan thuisbrengen. Langzaam wordt mijn lichaam volledig koud. Het liefst wil ik mijn lichaam ‘uitzetten’, dit nare gevoel wegstoppen, maar ik lijk de juiste knop niet te vinden. De hand van mijn behandelaar ligt inmiddels op mijn galblaas. Het voelt of deze er met grote druk wil uitspringen, maar het gal wordt steeds weer teruggeduwd. Mag niet, mag niet, mag niet... Ik begin te woelen en wordt onpasselijk van de heftigheid van deze emoties en gevoelens. Het lijkt alsof ik word geslagen, maar geen armen en benen heb om me te weren of terug te slaan. Ik voel me volledig verteerd door het gevoel van ‘onmacht’. Na een paar minuten wordt dit gevoel zo hevig en vervelend, dat ik mijn behandelaar vraag om er hulp bij te halen. Etienne schuift aan en vraagt waar het probleem naar boven is gekomen. Ik vertel hem dat het begon bij de lever, maar dat het naar boven kwam toen we bij de galblaas aankwamen. Etienne vraagt me of ik naar binnen wil gaan om te kijken wat daar is. De paniek slaat toe: er is niets! Als ik nog een keer goed kijk, is er een groot zwart gat met daaromheen een soort bruin vlies. Onder dit zwarte gat met het bruine vlies lijken veel emoties te zitten, die ik angstvallig vasthoud. De reden waarom is me onduidelijk. Wel merk ik dat ik, door het benoemen van wat daar is, een stuk rustiger word. Omwille van de tijd en omdat we in een cursus zitten, vraagt Etienne of ik er klaar voor ben om het hier bij te laten. Diezelfde avond op weg naar huis worden die onpasselijkheid en dat vervelende gevoel van ‘onmacht’ in mijn lichaam en hoofd alleen maar heviger. Eenmaal thuis, komt er ook nog een zware hoofdpijn op en mijn hele lichaam begint te protesteren. Ik probeer mezelf te concentreren om naar binnen te gaan. Daar aangekomen, zie ik allemaal legers (macrofagen, monocyten, lymfocyten, dendrieten)die kruislinks tegenover elkaar staan, klaar om elkaar aan te vallen. Nu begrijp ik waarom ik onpasselijk word van dit gevoel: dit is wat er aan mijn diabetes ten grondslag ligt! Dit gevoel houdt de hele avond aan, compleet met stevige huilbuien, hevige emoties, braakneigingen en grote stemmingswisselingen. Ik kan niet anders dan het hele proces over me heen laten komen. Uiteindelijk word ik rustiger en ga ik slapen. Die zondag word ik wakker met het gevoel alsof er een stuk ballast uit mijn lichaam is verdwenen op de plaats waar de dag daarvoor nog een zwart gat zat. Nu voel ik hier een enorme ruimte. De inzichten die ik tijdens de ‘immune class’ kreeg, hebben voor mij duidelijk te maken met het ontstaan van mijn diabetes. Het is mij volledig helder wat er zich in mijn lichaam afspeelde voordat de diabetes zich manifesteerde. In de weken na deze module breiden de inzichten zich verder uit. De beelden die ik hierbij krijg, geven een duidelijk verband aan tussen psychologische en emotionele oorzaken
met mijn diabetes als gevolg. Dit past dan ook goed in de volgende module ‘Primal healing’. Primal healing Bij aanvang van de module ‘Primal healing’ voel ik een weerstand om me open te stellen; bang ben voor wat zich aandient. Toch probeer ik vandaag open te starten. En al snel blijkt dat ik me binnen de groep ook nu weer heel prettig voel. Ook bij deze module komen tijdens enkele sessies emoties omhoog die duidelijk te maken hebben met mijn diabetes, vooral met de periode daarvoor. Wat steeds weer naar boven komt, is dat ik heel lang in een situatie van ‘overleven’ keuzes heb gemaakt waardoor ik mijn emoties niet goed kon uitwerken. Het gaat dan met name om de periode vóór mijn diabetes. Het lijkt er op dat ik deze ‘ziekte’ zelf heb gecreëerd uit een vorm van overleven. Ook hier dient zich elke keer de emotie ‘onmacht’ aan. Op zaterdagochtend starten we, zoals altijd, met een half uur Kundalini-meditatie. Direct na de sessie krijg ik, tijdens een moment rust, een enorm euforisch gevoel. Heel duidelijk zie ik dat het wel degelijk mogelijk is om los te komen van diabetes! Dit stemt me gerust. In de vele gesprekken die tijdens deze module plaatsvinden, loop ik steeds weer aan tegen mijn familiesysteem, mijn emoties en die onmacht die in mijn leven behoorlijk de boventoon voert. De inzichten die ik hieruit meeneem, doen me uitzien naar de module ‘familieopstellingen’.
Familieopstellingen Naar de module ‘familieopstellingen’ heb ik lang uitgekeken. Ik ben dan ook oprecht blij dat ik er vandaag bij mag zijn. Deze module, en daarna ook de oefendagen, maken mij duidelijk welke rol het gezin en de omgeving waar ik uitkom spelen en hebben gespeeld in mijn leven. Ons gezin bestond uit mijn vader en moeder en dan -volgens de ordening van de familieopstelling- mijn zus (1952), mijn oudste broer (1959), de derde was een miskraam van een zus (1960), mijn tweede
broer (1961), de vijfde was ook een miskraam van een zus (1966) en ikzelf als zesde kind (1968). In deze opstelling kun je zien dat er tussen mij en mijn oudste zus een verschil zit van 16 jaar. Om maar met de deur in huis te vallen, heeft zij, zoals dat in die tijd gebruikelijk was, de rol van tweede moeder voor mij op zich genomen. Zelfs nu is dit nog steeds merkbaar in haar gedrag naar mij, zij het niet meer zo sterk als destijds. Ik heb hier echter weinig moeite mee. In één van de sessies van deze module vindt er een opstelling plaats, waarbij in eerste instantie alleen mijn moeder, en later ook mijn vader, een rol speelt. Het knelpunt dat naar boven komt, is dat ik als kind van de kinderplek ‘getrokken’ ben omdat mijn moeder veel verdriet had over mijn vader. Bij hem werd in 1976 levercirrose geconstateerd met een levensverwachting van maximaal één jaar. Doordat ik de emotie van mijn moeder oppikte, ben ik uit liefde en loyaliteit voor haar en uiteindelijk ook mijn vader gaan ‘zorgen’. Op dat moment trok ik hiermee een volwassen verantwoordelijkheid naar mij toe, waarmee ik hun verdriet en pijn wilde compenseren. Op onbewust niveau kwam ik op een pseudo-volwassen plek terecht tussen mijn ouders, als vertrouweling van mijn moeder. Door die situatie werd de ordening verstoord en ontstond er een disbalans. Ouders zijn immers de ‘groten’ en kinderen de ‘kleinen’. Deze situatie is nooit meer veranderd en het wordt me nu duidelijk dat de ‘onbewuste’ disbalans voor mij grote gevolgen heeft gehad. Door deze sessie kon ik mijn eigen plek weer innemen binnen ons gezin. Het verdriet dat daarbij naar boven kwam, was wederom met name de emotie ‘onmacht’. Tijdens een andere sessie, waarin ik weer terugga naar deze periode, komt de relatie tussen mij en mijn broers aan de orde. Zoals in de vorige sessie al duidelijk is geworden, is de ordening verstoord voor wat betreft mijn plaats in ons gezin. Dit gaat ook weer samen met een onbewuste disbalans voor mij, maar ook voor ons gezin. In de beleving van mijn broers is de hechte band en relatie tussen mij en mijn moeder, die dus eigenlijk is ontstaan door de verstoorde ordening, een vorm van een voorkeursbehandeling van mijn moeder naar mij als jongste kind. In hun ogen was ik haar oogappel. De ordeverstoring, die ook voor mijn broers onbewust een ingrijpende gebeurtenis was, gaf hen het gevoel dat mijn moeder een voorkeur voor mij had. Ten opzichte van mij (geweten) pasten zij daardoor hun gedrag aan (vorm van jaloezie). Dit is een onbewuste natuurlijke aanpassing of reactie. Zij hebben mij dan ook jarenlang als ‘grotere’ broers gepest. Aan het einde van deze sessie komt weer dezelfde emotie naar boven die ik eerder al herkende als ‘onmacht’. Ook in andere sessies, niet alleen gerelateerd aan familieopstellingen, loop ik keer op keer tegen deze emotie aan. Het wordt me dan ook duidelijk dat onmacht mijn thema is.
Onmacht De opleiding tot Cranio Sacraal Therapeut heeft me door de modules heen veel inzichten gegeven. De emotie die hierbij elke keer naar boven komt is ‘onmacht’. Als ik hierover nadenk, kom ik al snel tot de conclusie dat mijn hele leven een optelsom is van deze emotie. Onmacht loopt als een rode draad door mijn leven, tot in het heden. Ik besef maar al te goed dat deze emotie de keuzes in mijn leven heeft bepaald. Vooral de periode vóór mijn diabetes, waarin onmacht voor mij duidelijk aanwezig was. Omdat ik toen nog geen stem had en me daardoor niet voldoende kon weren. Als voorbeeld wil ik hier het intense pesten door mijn broers aanhalen, die zeven en negen jaar ouder zijn. Niet alleen fysiek waren zij natuurlijk veel sterker, ook verbaal. Het pesten gebeurde meestal als ze samen waren en als niemand het zag. Een ander voorbeeld waarin onmacht mij duidelijk parten speelt, is de situatie waarin mijn vader destijds zat. De diagnose levercirrose was voor mijn ouders een lastige situatie, vooral omdat mijn vader ten onrechte werd verweten alcoholist te zijn. Mijn ouders waren hier erg verdrietig over. Ik wilde hen als achtjarige graag helpen. Hier is dan ook duidelijk sprake van het kind Ronald dat onbewust in de ouderrol gaat staan. Deze periode heeft tot mijn dertiende geduurd. Pas toen werd duidelijk dat mijn vader geen alcoholist was, maar jarenlang zijn werk heeft moeten uitvoeren in ruimtes met een hoge concentratie alcoholdampen. Het patroon ‘onmacht’ of machteloosheid is als een vorm van ‘imprint’ in mijn leven een proces dat zich continu herhaalt. Pas sinds kort herken ik dit patroon en kan ik het in sommige gevallen voorkomen.
XVII ER IS EEN OPLOSSING VOOR DIABETES! Diabetes neemt op dit moment wereldwijd epidemische vormen aan, vooral in de westerse en hoog geïndustrialiseerde landen. De ‘onmacht’ te boven, ben ik ervan overtuigd dat het mogelijk is om los te komen van diabetes. Door het aanpassen van je levensstijl en de manier waarop je in je leven staat. Hoe je dat concreet kunt doen, geef ik weer in de volgende vijf fasen: 1. Verbetering van de voedingsgewoonten 2. Natuurlijke kruiden als voedingssupplementen 3. Meer lichaamsbeweging
4. Verlaging van het stressniveau 5. Reiniging van het totale lichaam 1. Verbetering van de voedingsgewoonten Voeding is voor mij meer dan alleen de voeding zoals wij die in de westerse wereld (her)kennen. Ik wil voeding dan ook verdelen in ‘mentale voeding’ en ‘fysieke voeding’. Mentale voeding heeft met ons zijn, onze manifestatie en onze omgeving te maken. Dit is voor mij een meer kwantumfysische benadering. Fysieke voeding heeft te maken met wat we fysiek eten. Alleen als beide in balans zijn, kunnen we ons als mens volledig vervuld voelen. Dan zullen we ook niet meer constant teruggrijpen naar het vervullen van de wensen van ons ‘ego’. Ik wil hierover mijn zienswijze weergeven. Mentale voeding In ons leven hebben we naast ‘fysieke voeding’ ook te maken met ‘mentale voeding’. Mentale voeding is de voeding die we hebben meegekregen van onze ouders. De manier waarop zij ons hebben opgevoed, de omgeving waarin we zijn opgegroeid en, in het nu, de omgeving waarin we ons bevinden. Je zou kunnen stellen dat mentale voeding te maken heeft met ons zijn en doen. Als ik dit richt op ziekte, in mijn geval specifiek op diabetes, dan is dit niet meer dan een kapstok om andere dingen aan op te hangen. Het draait in de kern niet om de ziekte. Ziekte, diabetes, is niet het doel, het is het middel. Een middel om dingen te leren. Mezelf te leren begrijpen. De diepere samenhang tussen wie ik werkelijk ben en mijn fysieke lichaam. Je zou kunnen stellen dat het ‘doen’ een functie is van het lichaam en het ‘zijn’ een functie van de ziel. ‘Doen’ moet voortkomen uit ‘zijn’, niet andersom. Je lichaam is altijd bezig en alles wat het doet, doet het om een bepaalde staat van zijn te bereiken. Wat simplistische zwart-wit voorbeelden: je eet gezond (doen), omdat dit leidt tot gezondheid van je lichaam (zijn). Je slaapt, omdat je dan uitgerust bent en dat leidt tot gezondheid. Je sport, omdat je wilt ontspannen en plezier wilt hebben en dat leidt weer tot gezondheid. Waar het op neer komt, is dat het ‘doen’ altijd naar het ‘zijn’ verwijst. Dit geldt in zijn algemeenheid. Maar om het specifiek op ziekte of diabetes te betrekken, geldt voor veel mensen dat ze alleen maar ‘doen’ en niet ‘zijn’. Met andere woorden: er wordt alleen gekeken naar het lichaam en niet naar het zijn. Eigenlijk is dit dus alleen symptoombestrijding. De oorzaak zoeken bij het lichamelijk ‘doen’, terwijl je bij het veel grotere ‘zijn’ moet... zijn. Je ‘mind’, je verstand, geeft je lichaam de opdracht om te doen wat het aan het doen is. Je ‘mind’ denkt dat dit de enige manier is om het ‘zijn’ te bereiken, terwijl het in feite precies andersom werkt. Ik realiseer me dan ook dat het niet mijn verstand of mijn lichaam is dat de boel aanstuurt, maar dat die slechts reageren op de impulsen die ik geef. Ik sta aan het roer. Wij mensen hollen maar rond en doen, doen, doen. In
de hoop daarmee de staat van ‘zijn’ te bereiken die we zoeken, zoals geluk, overvloed, verlichting of, zoals in mijn geval, gezondheid. Dat is namelijk de staat van ‘zijn’ en van daaruit regeer je jouw koninkrijk, het lichaam. Verder met gezondheid als staat van ‘zijn’. Mogelijk treden er eerst veranderingen op die je negatief zou kunnen uitleggen. Als je staat van ‘zijn’ gezondheid is, komt eerst alles bij je langs wat dit niet weerspiegelt. Wees je hiervan bewust, want dan kun je jezelf daarop voorbereiden. Dan kun je het als iets positiefs zien. Het is immers een teken dat je op de goede weg bent. Dit werkt overigens niet alleen zo met gezondheid, maar met alles in het leven. Het gaat over tegenstellingen. Die bestaan niet, tenzij ze naast elkaar voorkomen. Bedenk maar: ‘heet’ bestaat niet, tenzij er ook sprake is van ‘koud’. ‘Lang’ bestaat niet, tenzij er zoiets is als ‘kort’. En ‘snel’ betekent niets, tenzij er ‘langzaam’ tegenover staat. Het is metafysisch van aard; je kunt pas iets ‘zijn’ als je eerst ervaren hebt wat je niet bent. De tegenstellingen helpen je om dit te bereiken. Dat is de manier waarop het universum werkt; één van de wetten van het universum. Vecht er dus niet tegen, maar wees erop voorbereid en zie het als iets positiefs. Weerstand kan in veel vormen komen; niet alleen in de vorm van eventuele fysieke klachten, maar misschien ook van een conservatief ingestelde dokter of een familielid die je van het toepassen van deze nieuwe inzichten wil afhouden. Een bekend gezegde luidt: ‘Waar je weerstand aan biedt groeit, waar je naar kijkt verdwijnt’. Met andere woorden: als je vecht tegen weerstand, wordt het alleen maar groter. Als je iets objectief bekijkt en loslaat, verdwijnt het. Dat is ook wat je doet met de essentie van ziekte. Je kijkt er objectief naar en laat het los. Dus weten wie en wat je bent en weten dat ‘zijn’ aanstuurt, zou je dan ook één van de conclusies kunnen noemen. Door simpelweg te ‘zijn’ wat je wilt ‘zijn’, komt het ‘doen’ vanzelf. Met ‘doen’ bedoel ik de manier waarop het ‘zijn’ zich openbaart. De manier waarop gezondheid zich openbaart. Laat daarbij de verwachtingen over de uitkomst, hoe dat ‘doen’ zich openbaart, los. Daarmee beperk je jezelf alleen maar. Laat het zich gewoon aandienen. Immers, we zien slechts een beperkt deel van het plaatje. Je staat van ‘zijn’ drukt zich vroeg of laat ‘in het vlees’ uit. Dat is zijn aard. Het creëert wat het zonder vorm al had ervaren, om het in vorm te kunnen ervaren. Ik zie dit dan ook als een leerproces dat bij een ziekte hoort! Ook een ziekte dient namelijk om je wat te laten ervaren. In deze context betekent het dat je staat van ‘zijn’ gezondheid is. Je ‘bent’ gezondheid. Probeer niet gezond ‘te doen’. De manier waarop gezondheid vanuit je staat van ‘zijn’ naar je toekomt, openbaart zich vanzelf en zet zich in op het moment dat je gezondheid ‘bent’.
Alles bestaat uit energie. Alles behalve wij zelf, en dan heb ik het over de essentie van wie we zijn. Wij bestaan uit een andere, noem het maar substantie. Puur bewustzijn. Het heeft geen naam, ik kan het niet benoemen. Het heeft ook geen zin om het te benoemen, dan zou het alleen maar weer mentaal worden. De aard van energie is om te dienen. Ons te dienen. Het is belangrijk te beseffen dat het geen zin heeft om je werkelijkheid met je wil en kracht te manipuleren. Of dat nu je eigen werkelijkheid is of te maken heeft met de controle die je op iemand anders wilt uitoefenen. Het gebruiken van ‘power’ om de werkelijkheid te controleren, is een illusie. Het werkt niet zo, simpelweg omdat de ‘kern’ van wie je bent niet bestaat uit energie. Het enige wat je met ‘power’ doet, is energie verschuiven. Energie manipuleren. Vanuit dit gegeven zijn twee dingen duidelijk: 1. Niemand, maar dan ook niemand kan invloed op je uitoefenen als je doordrongen bent van wie en wat je bent, want je bent geen energetisch wezen. Niemand kan je iets doen of je een bepaald gevoel bezorgen, tenzij je dat zelf toestaat. Je bent een soeverein, autonoom wezen. 2. Vraag je af waarom je iets of iemand zou willen controleren of manipuleren, want de energie is altijd daar. Altijd daar en overvloedig aanwezig om jou te dienen in iedere vorm die je verkiest. Ga de energie gebruiken in plaats van misbruiken. Overvloed is voor iedereen aanwezig, onuitputtelijk. In tegenstelling tot de essentie van diabetes: het geloof in een tekort en het agressief controleren van de werkelijkheid. Je hoeft dit niet te doen. Het is niet nodig. Weet wie je bent en ga vol gratie om met wat je gegeven is. Kom in een staat van moeiteloosheid. Met een simpele keuze beweeg je de energie de richting op waar jij naartoe wilt. Simpelweg ‘zijn’ betekent terugkeren naar de kern van wie je bent, je essentie. Het terugkeren naar jezelf en het onderzoek doen naar de essentie van je ziekte, in mijn geval diabetes, heeft te maken met de overtuigingen en conditioneringen die in je vastzitten. Je kunt niet iets zijn wat je niet bent en omgekeerd. Als je het hebben van eigenwaarde en eigenliefde wilt ervaren -dat is de reden waarom bijvoorbeeld diabetes zich in je lichaam openbaart- kun je niet ineens ‘doen’ alsof je al eigenwaarde en eigenliefde hebt ervaren. Je kunt het alleen ‘zijn’. En om dat te kunnen ‘zijn’, moet je eerst ervaren hoe het is om die eigenschappen te hebben. Fysieke voeding De voeding die we dagelijks -vaak onbewust- tot ons nemen, maakt ons wie we zijn. In het geval van diabetes is het van belang dat we een vaste dagelijkse routine volgen. Die is opgebouwd uit een verzameling handelingen om het lichaam in topconditie te houden. Hieronder volgt een aantal belangrijke leefregels. Ze dragen bij aan
een optimale gezondheid voor iedereen en helpen zeker bij diabetes, of het oplossen ervan. Regel 1: Eet de juiste hoeveelheid voeding, niet te veel, niet te weinig. Immers, je maag is geen afvalbak waarin je onbeperkt eten kunt ‘gooien’, maar heeft een beperkte capaciteit voor de inname van voedsel. Te veel eten leidt tot overbelasting en daardoor tot onvoldoende vertering. Te weinig voedsel geeft oververtering, dat ook niet goed is. Voor de juiste hoeveelheid voeding kun je stellen dat de inhoud van je beide handen tot een kommetje gevormd, precies de goede hoeveelheid is per maaltijd. Regel 2: Eet op vaste tijden. Zeker als je medicijnen of insuline gebruikt is het belangrijk om regelmatig te eten. Het beste is om drie maaltijden per dag te eten op vaste tijdstippen. Regelmatig eten is belangrijk voor het behoud van een normale bloedglucosewaarde. Eet pas bij een goede eetlust en niet voordat de vorige maaltijd verteerd is. Het is belangrijk dat de laatste maaltijd helemaal is verteerd, voordat je opnieuw iets eet. Als je op vaste tijden eet, heb je geen last van een slechte vertering. Voedsel verteert niet optimaal als je steeds iets eet, voordat het laatst genuttigde is verteerd. Wees daarom matig met tussendoortjes en eet dan bij voorkeur (niet te zoet) fruit, bijvoorbeeld een appel, een droog biscuitje of wat noten. Regel 3: Drink niet te veel tijdens, voor of na het eten. Dit verdunt de spijsverteringssappen (enzymen) en spoelt ze weg zonder dat ze hun werking op ons voedsel goed kunnen doen. Kleine slokjes water tijdens de maaltijd zijn wel heel goed. Hierdoor wordt het voedsel bevochtigd, waardoor de spijsverteringssappen er beter bij kunnen komen. Regel 4: Drink als je dorst hebt en eet als je honger hebt. Je lichaam geeft aan wat het nodig heeft. Bij dorst is er behoefte aan vocht, bij honger aan voedsel. Luister hiernaar, maar houdt wel zoveel mogelijk rekening met eten op vaste tijden. Wel is het goed om veel water te drinken (zes tot acht glazen per dag). Begin iedere ochtend na het opstaan met twee glazen warm water. Dit brengt het hele organisme op gang en zorgt voor een goede spijsvertering. Het is het beste om pas een half uur na het drinken van de twee glazen water te ontbijten. Regel 5: Nuttig je maaltijd in een rustige omgeving. Dit is belangrijk om het eten goed te kunnen verteren. Neem de tijd voor je voedsel, behandel het met respect. Eet je maaltijd niet achter de televisie; dat is niet goed voor de spijsvertering. Regel 6: Het is belangrijk je voedsel goed te kauwen. Hoe langer je het voedsel kauwt, hoe beter dit is voor de spijsvertering. Kauw elk hapje zo’n dertig keer voordat je het doorslikt. Voedsel moet zo lang worden gekauwd, dat het (bijna) vloeibaar is. Drink niet gulzig of met grote slokken, maar houdt een slokje even in je mond voordat je het
doorslikt. Tijdens het eten is het goed om rechtop te zitten. Zo raken de organen in je buik niet bekneld en kunnen ze hun functie optimaal uitvoeren. Regel 7: Het is het beste niet overdag te slapen, met name voor mensen met diabetes. Dit zorgt er namelijk voor dat je lichaam uit balans raakt. Tijdens de slaap werkt de spijsvertering op ongeveer 30%. Met als gevolg dat voedsel in de maag en darmen niet goed verteert. Je kunt het beste slapen tussen tien uur ’s avonds en zes uur ’s morgens. Eet de laatste twee uur voor het slapen gaan niet meer. Mocht je onverhoopt last hebben van een lage bloedsuiker, neem dan iets wat licht verteerbeer is, zoals een stuk fruit. Fruit verteert binnen een half uur. Regel 8: Het is goed om na iedere maaltijd een half uur te rusten en vervolgens een kleine wandeling te maken. Dit geeft de spijsvertering de kans om het eten goed te verteren. Richtlijnen voor een goed en gezond voedingspatroon Eet 85 tot 90% plantaardig voedsel: •
• •
50% volkoren granen, bruine rijst, volkoren pasta, gerst, muesli, volkoren of spelt brood en bonen zoals sojabonen, nierbonen, kikkererwten, linzen, duivenbonen, zwarte, witte en roze bonen. 30% groene en gele groenten, knol- en wortelgewassen zoals aardappelen, wortelen, bieten, en zeegroenten. 5 tot 10% fruit, zaden en noten.
Eet 10 tot 15% dierlijke eiwitten (niet meer dan ca. 100 gram per dag): • • • •
Alle soorten vis. Gevogelte zoals kip, kalkoen, eend (in kleine hoeveelheden). Eieren. Sojamelk, sojakaas, rijstemelk, amandelmelk.
Voedingsmiddelen en stoffen die je dient te vermijden of te beperken: • • • • • • • • • •
Rund-, lams-, kalfs- en varkensvlees. Zuivelproducten zoals koemelk, kaas, yoghurt en andere melkproducten. Biologische koemelk mag wel worden gebruikt. Koffie (als je per se koffie wilt drinken, doe dit dan met mate). Zoetigheden en suiker. Nicotine. Alcohol. Chocolade. Vetten en oliën. Gefrituurde producten. Tafelzout (gebruik alleen zeezout).
Het verdient over het algemeen de voorkeur om alleen biologische producten te eten. Die zijn namelijk niet bewerkt en bevatten geen toevoegingen die de spijsvertering en je gezondheid beïnvloeden. 2. Natuurlijke kruiden als voedingssupplementen Kruiden spelen een belangrijke rol in ons voedingpatroon. Niet alleen brengen ze gerechten op smaak; een aantal kruiden is bovendien in staat de spijsvertering te stimuleren. Dit kan bijdragen aan verbetering van de gezondheid. Hieronder vind je een aantal kruiden en de werken ervan: • Geelwortel (kurkuma) is een bloedzuiverend middel dat verstoppingen oplost. Het heeft een antibacteriële werking en kan de bloedglucosespiegel laten dalen. • Gember neutraliseert gifstoffen, verdrijft winderigheid en werkt eetlustopwekkend. • Kaneel verwijdert ook gifstoffen; er wordt van gezegd dat hierdoor ook de bloedglucosespiegel daalt. • Kardemon wakkert het spijsverteringsvuur aan en werkt verfrissend op de geest. • Koriander is een goed middel bij gasvorming, indigestie, misselijkheid en braken. • Mosterdzaad neutraliseert gifstoffen en versterkt het spijsvereringsvuur. • Nootmuskaat werkt prima bij diarree, gasvorming, verlies van eetlust en lever- en miltstoornissen. • Spaanse peper vuurt de spijsvertering aan en wekt de eetlust op. Het verbetert de bloedsomloop en veroorzaakt transpiratie. Het komt daarom goed van pas bij verkoudheid, hoest en congestie. • Zoethout in de vorm van thee na de maaltijd bevordert en verlicht constipatie. Zoethout werkt bovendien effectief bij maagzweer- en galblaasontsteking. • Zwarte peper verhoogt de uitscheiding van spijsverteringssappen en verbetert de smaak van het voedsel. Het wordt toegepast ter verlichting van constipatie, gasvorming en verlies van eetlust.
3. Meer lichaamsbeweging We weten met zijn allen dat we meer moeten bewegen, maar meestal ‘komt het er niet van’. We verzinnen allerlei excuses en smoesjes
waarom we niet zoveel bewegen. Als we aanvaarden dat we iets willen veranderen in ons leven -zie het maar weer als een aanpassing van onze levensstijl- dan zullen we hiervan op een zeker moment ook de vruchten plukken. Omdat lichaamsbeweging de bloedglucose verlaagt, is beweging juist voor diabetespatiënten goed. Bij regelmatig bewegen, worden de spiercellen gevoeliger voor glucosetransport. Vooral in geval van diabetes type 2 neemt door beweging de gevoeligheid van de celwanden toe, waardoor insuline gemakkelijk haar werk kan doen. De aanvoer van voedingstoffen verloopt zo sneller en beter. Lichaamsbeweging zorgt voor een betere doorbloeding. Hierdoor is er minder insuline nodig om het lichaam goed te laten functioneren. Om een blijvende verminderde behoefte aan insuline te bereiken, is het belangrijk dagelijks een half uur aan lichaamsbeweging te doen met een behoorlijke intensiteit. Dat wil zeggen dat de hartslag moet verhogen, de ademhaling moet versnellen en dat je licht moet gaan transpireren. Regelmatige lichaamsbeweging draagt ook bij aan gewichtsverlies en ook dat is juist voor diabetespatiënten goed; overgewicht en diabetes gaan immers vaak hand in hand. Nog beter is het om na elke maaltijd een half uur te rusten en daarna een half uur rustig te bewegen. Als je dit doet in combinatie met een regelmatige lichaamsbeweging met een behoorlijke intensiteit zal het effect veel hoger zijn. Dit geldt overigens ook voor diabetes type 1. Goede beweging is beweging die je spieren niet verzuurt, zoals wandelen, nordic walking, rustig joggen, fietsen, yoga, tai chi, dansen en roeien.
4. Verlaging van het stressniveau Zoals eerder vermeld, heeft een hoog stressniveau een zeer nadelige invloed op de gezondheid, en diabetes in het bijzonder. Wat kun je zelf aan stress doen? Het belangrijkste is de wil om er iets aan te doen! Eigenlijks is stress niet goed te scheiden van je voedingsgewoonten. Niet de stress veroorzaakt de hyperglykemie, maar de mogelijkheid om de stress te hanteren. Met een goed voedingspatroon, waarvan de basis al in de jeugd gelegd moet zijn, is het zenuwstelsel in balans en ben je beter bestand tegen stresssituaties. Iemand die zo in het leven staat, zal veel evenwichtiger en rustiger reageren op iets wat zich voordoet dan iemand die de hele dag zwarte koffie drinkt, sigaretten rookt en het zichzelf niet gunt regelmatig te eten. In onze westerse wereld besteden we te veel energie aan overwaardering van het intellect. Heel zwart-wit gezien, betekent dit dat iemand die gestudeerd heeft een hoger aanzien geniet dan de goede vakmens of de huismoeder. Hieruit ontstaan veel frustraties. In de meer oosterse filosofie wordt de mens voorgesteld als een naar
evenwicht zoekend wezen. Drie elementen zijn daarbij van belang: denken, voelen en willen. De mens functioneert het beste als deze drie elementen in balans zijn. Opvallend is dat er nog nooit zoveel trainingen en cursussen zijn gegeven als tegenwoordig om bij je gevoel te komen. De volgende mogelijkheden kun je gebruiken voor stressverlichting: • • • •
• •
•
• • •
Ademhalingsoefeningen: adem lang en diep in en adem je spanning uit (puftechniek uit ‘alarm clock’). Neem een heerlijke, ontspannende voet- of lichaamsmassage. Meditatie en yoga helpen stress te verminderen en er beter mee om te gaan. Tai-Chi: deze bewegingstechnieken bevorderen de ontspanning en het algeheel welbevinden (tevens ook de belangrijke aspecten van stressmanagement). Vervang negatieve gedachten door positieve. Alleen al het veranderen van je gedachten of houding kan stress verlichten. Onderzoek je rol en doel: zoek de baan die bij je persoonlijkheid past. Bedenk dat wanneer je iets met plezier doet, het geen stress oplevert. Analyseer je stress. Breng deze onder in twee categorieën: dingen waaraan je iets kunt doen en dingen waaraan je niets kunt doen. Kun je er iets aan doen, doe dat dan! Als je er niets aan kunt doen, geef je dan over en accepteer het. Door te accepteren vind je rust. Sta jezelf toe te huilen. Huilen is een uitstekende manier om emoties te uiten en los te laten. Lachen is een goed geneesmiddel. Lachen is ook een manier om stress te verlichten en daarmee spanning weg te nemen. Neem alleen voedsel tot je waar je rustig van wordt. Meestal bestaat dit voedsel uit geen of weinig zoetigheid en is dit niet al te pittig.
Als stress de slaap belemmert en daardoor bijdraagt aan het ontstaan van een vicieuze cirkel van stress en slapeloosheid, zoek dan het liefst een therapie die bij je past en deze cirkel doorbreekt. Omdat ziekte ook stress kan veroorzaken, is behandeling van de onderliggende aandoening ook belangrijk. Meditatie Meditatie is een goede manier om tot rust te komen, om je hoofd helemaal ‘leeg’ te maken. Zolang er mensen zijn, is er al meditatie. Vroeger trokken ze zich terug op bergtoppen en in grotten. Daar gingen ze mediteren om tot rust to komen, voor innerlijke vrede, verdieping en wijsheid. Allerlei culturen en religies gebruiken meditatie. Meditatie is een manier om helemaal tot rust te komen, om te leren
luisteren naar je lichaam. Meditatie is niet bedoeld om de wereld te ontvluchten, maar om jezelf beter te leren kennen. Meditatie is geschikt voor iedereen. Jong en oud, spiritueel aangelegd of niet; iedereen kan het leren. Zolang je maar bereid bent om je ervoor open te stellen. Mediteren kun je op elke plaats, waar je maar wilt. Het is wel verstandig om een vaste, rustige plek te zoeken, waar je niet gemakkelijk gestoord wordt. Dat kan gewoon een hoekje in je slaapkamer zijn of bijvoorbeeld achterin de tuin. Je zou ook naar een speciaal meditatiecentrum kunnen gaan, waar je in groepsverband kunt mediteren en meditatiecursussen kunt volgen. Mediteren kan op elk gewenst tijdstip van de dag. Mediteer dan ook op het moment dat het je het beste uitkomt en waar je je het prettigst bij voelt. Sommige mensen mediteren elke dag, terwijl anderen één keer in de week voldoende vinden. Ook dat is goed. Meditatie heeft invloed op lichaam en geest. Door meditatie worden we steeds gevoeliger en bewuster. We luisteren beter naar ons lichaam. We leren om spanningen los te laten en om onszelf tot rust te brengen. Door meditatie beginnen we het geluk in onszelf te zoeken. We hebben allemaal wel eens een moment van meditatie meegemaakt. Lopend in de natuur besef je ineens hoe mooi het daar is. Je blijft staan om naar een zingende vogel te luisteren, je voelt je ineens intens gelukkig. Het zijn ogenblikken van stilte en vrede. Het is belangrijk om niet over jezelf te oordelen als er storende gedachten opkomen of als het niet meteen lukt. Laat die gedachten komen, maar laat ze ook weer voorbij gaan. Je hoeft niet per se in de lotushouding te zitten, op een stoel kan ook. Maar zorg ervoor dat je alert blijf, gemakkelijk zit en ontspannen bent. Sluit je ogen of kijk naar een vast punt vóór je. Begin met een korte periode mediteren. Later kun je het opbouwen naar langere periodes. Haal een paar keer diep adem voor je begint.
5. Reiniging van het totale lichaam In dit hele proces is het van belang dat je zorgt voor een schoon lichaam. Goede zuiveringen zijn bijvoorbeeld de lever- en galblaaszuivering beschreven door Andreas Moritz in het boek ‘De ongelooflijke lever- en galblaaszuivering’. Naast de lever- en galblaaszuivering is het ook goed om regelmatig een darmzuivering of darmspoeling te doen. Dit kan door middel van een hoge darmspoeling (colonhydrotherapie). Vind je een darmspoeling niet prettig, dan kun je je darmen ook reinigen met ‘Luvos Heilaarde’. Als je de lever- en galblaaszuivering hebt gedaan, is het ook van belang om
je nieren en blaas te reinigen met een goede nierthee. Je kunt deze thee verkrijgen bij een goede drogist of kruidenwinkel. In het boek van Andreas Moritz staat hiervoor ook een goed recept. Verder is het te adviseren veel water te drinken (zes tot acht glazen per dag) en alleen biologische producten te gebruiken.
XVIII LA GRANDE FINALE Toen ik aan de opleiding tot Cranio Sacraal Therapeut begon, wist ik niet dat die mijn leven volledig op de kop zou zetten. Eigenlijk kan ik hier schrijven dat deze opleiding mij mijn bewustzijn heeft terug-gegeven. Het is daarom dat ik dit verhaal begin met de woorden ‘Ik BEN Ronald en ik HAD diabetes mellitus’. Dit was dertig jaar geleden heel anders, omdat iedereen mij behandelde als diabetespatiënt, die toevallig Ronald heette. Dit jaar ben ik gestart met het aanpassen van mijn voedingsgewoonten en -patronen. Direct daarna ben ik ook begonnen met het reinigen van mijn lichaam. Deze verandering heeft er al aan bijgedragen dat ik 40 procent (!) minder insuline nodig heb. Stapje voor stapje bouw ik het proces dat ik omschreven heb onder het hoofdstuk ‘Er is een oplossing voor diabetes’ uit, totdat ik mijn levensstijl volledig heb veranderd. Ik heb genoten van het proces tot nu toe en zal er ook in de toekomst van blijven genieten. Het is een zoektocht naar de mogelijkheden die bij mij passen. Het hoeft niet te betekenen dat ik fysiek van mijn diabetes afkom. De essentie genezen is immers al voldoende!
XIX DANKWOORD Tijdens de vele reizen naar ‘parasympathicus’ die ik de afgelopen twee jaar in mijn bewustwordingsproces bewust of onbewust heb gemaakt, heb ik veel reizigers ontmoet die aan mijn proces hebben bijgedragen. Soms voelde ik me net ‘Alice in Wonderland’. Een kleurrijke aaneenschakeling van mensen heeft mijn pad gekruist. Velen van hen hebben op hun eigen manier iets aan mijn leven bijgedragen, waaraan ik op dat moment of later iets had. Zij hebben mij mede gevormd tot wie ik nu ben. Dus... dank! Naast al dit ‘gereis’, is het ook wel prettig als er bij thuiskomst iemand is die voor je klaarstaat. Ik wil mijn man Eric dan ook bedanken voor alle steun, geduld en vertrouwen die hij de afgelopen jaren in mij gesteld heeft. De laatste persoon die ik wil noemen is Etienne Peirsman. Ik wil Etienne in het bijzonder danken dat hij zich inzet voor het uitdragen van een andere kijk op gezondheid. Etienne, je bent de beste ‘reisgenoot’ die ik me kan wensen.
XX BRONVERMELDING • ‘De jongen die (van) suikerziekte genas’ - Franklin Leers • ‘Diabese’ - Drs. Victor Manhave • ‘De Enzym Factor’ - Dr. Hiromi Shinya (Het dieet van de toekomst tegen hart- en vaatziekten, kanker en type 2 diabetes) • ‘De Sleutel tot Zelf-Bevrijding’ - Christiane Beerlandt • ‘Diabetes Mellitus’ - Dr. Adriaan Kooy (Diagnostiek, Complicaties en Behandeling)