INHOUD
pag.
- Algemeen - Instrumentenbord - Gebruik van de motor
.
Controle
-
het
3 9 starten
9
. . . .
Controle na het starten Belast draaien Stoppen van de motor Onderhoud tijdens inlopen Onderhoud
11 11 11 13 15
.
15 19 21 23 23 23 24 25 27 29 31 31 33 36 40 43
. Starten
voor
3
Smeeroliesysteem Brandstofsysteem Koelwatersysteem V-snaar Compressiedruk Klepspel ing . Torsietabel voor klembouten . Ci I i nder kopbouten - Velvet-Drive keerkoppe ling - Hurth-HBW-20 keerkoppel ing - Winterberging - In bedrijf stellen na winterberging - Conservering van dieselmotoren - Onderhoudstabel - Storing controlelijst - Technische gegevens
. . . . .
apri I 1978.
9
i,!~ I
-'A ~i-~l '-':--1 .,
!
1
nu
.
i ,
FIG.
2
1
l
INSTRUCTIES SAMOFA
-
VOOR GEBRUIK EN ONDERHOUD VAN DIESELMOTOR:
M.H.I.
4 DQ
ALGEMEEN Lees de navolgende gebruiksen onderhoudsinstructies goed. Real iseer levensduur van uw motor wordt verlengd door een vakkundig en regelmatig
u dat de onderhoud.
De in deze handleiding aangegeven werkzaamheden andere reparaties of storingen dient u contact Samofa erkende reparateur.
Voor aIle of een door
kunt op te
u zelf uitvoeren. nemen met Samofa
Bij het bestellen van reserve onderdelen is het van groat belang dat u motortype en motornummer aan ons opgeeft. Deze gegevens zijn geslagen op het naamplaatje dat gemonteerd is op het kleppendeksel, alsmede in het motorblok, aan de 1 inker-
zijde
onder de uitlaatgasleiding.
-
fig.
1 -
INSTRUMENTENBORD - fig.
2 -
1. SMEEROLIEDRUK-CONTROLE
LAMP
Dit lampje reageert op een smeeroliedruk lager dan 0,5 kg/cm2. Het gaat dan oak branden zodra de motor gestart wordt, om kart daarna weer te doyen. Indien het ni,et dooft, of als het gaat branden terwijl de motor draait, stop dan direct de motor.
3
,,"
, \.
l
1
2
3
0
4
5
0
0
511eRa.. DRUt< FILTEft.
~LW.
AMP.
Q
0
6
7'
8' FIG.2
4
9
10
2. CONTROLELAMP VOOR VERVUILD Indien het filter vervuild en element vernieuwen.
is,
gaat
SMEEROLIEFILTER
deze lamp branden.
Reinig
het filter
3. TOERENTELLER Deze meter
4.
geeft
het
aantal
omwentelingen
per
minuut
van de motor
aan.
KOELWATERTEMPERATUUR-CONTROLELAMP Zodra
de temperatuur
Stop dan dadel ijk
5. CONTROLELAMP Dit
lampje
gaat
van het de motor.
koelwater
te
hoog
wordt,
gaat
het
lampje
branden.
VOOR BATTERIJ-LADING
branden
zodra
de dynamo
niet
bijlaadt. ';;0
6. STOPKNOP
Omde motor te stoppen, weer
7.
knpp uittrekken.
Na het stoppen van de motor
deze
knop
indrukken.
SCHAKELAAR Hiermede
kan
de
VOOR METERVERLICHTING verlichting
van de meters worden in-
of uitgeschakeld.
5
,
UIT
~EN
~
"
START
FIG. 3
6
8.
BEDRIJFSURENTELLER Deze meter wordt ingeschakeld en geeft het aantal draaiuren
9.
zodra de startschakelaar van de motor aan.
in de bedrijfsstand
staat,
GLOEICONTROLELAMP Hierin
is
een gloeispiraal
gemonteerd,
die
aangeeft
wanneer
de motor
kan worden
gestart. 10.
STARTSCHAKELAAR De startschakelaar
(l)
In deze
stand
is
CZ)
In deze
stand
zal
~
~
Dit
is
den,
ziet
daarna
volgende
e
de stand
de spiraal
4
heeft het
contact
de sleutel
waarin
standen:
-
verbroken
en kan
staan
tijdens
u de sleutel
moet
gloeien,
de sleutel
de sleutel indrukken
3
fig.
-
de sleutel
worden
uitgenomen.
bedrijf. plaatsen
in deze stand en gelijktijdig
voor
het
nog 30 tot naar
rechts
voorgloeien.
Zodra
u
60 seconden vasthoudoordraaien
tot
de
stand.
In deze stand vasthouden terugspringt in de stand
tot de motor "bedrijf".
goed draait,
waarna de sleutel
automatisch
7
c
I
Neutraal Ac
ruit uittr.--n ~ ~ wren
!
FIG. I.
J
8
GEBRU I K VAN DE MOTOR CONTROLE VOOR HET STARTEN 1.
Controleer
Het
het
olieniveau
smeerolieniveau
moet
2.
Controleer
het
3.
Controleer
brandstofvoorraad
4.
Open de buitenboordwaterkraan
5.
Controleer
of
in
liggen
waterpeil
tussen in
de
motor
de
peilstok.
merktekens
-
5
fig.
-
op de peilstok.
de expansietank. in
de tank
(alleen
de stopknop
m.b.v.
de be ide
goed
is
en open bij
de brandstoftoevoerkraan.
interkoeling).
ingedrukt.
STARTEN 1.
let
2.
Schakel
3.
Geef gas zander uit te trekken
4.
de bedieningshandel
in
de bedieningshandel
de neutrale in.
de keerkoppeling en dan naar voren
stand.
- fig. in te
de sleutel
door
naar de stand
-
te schakelen drukken. -
Draai de startsleutel in stand "bedrijf". Het lampje voor oliecontrole en lampje
5. Draai
4
dynamo
door fig.
laden
"voorgloeien".
4
de
bedieningshandel
-
moet
dan gaan
Houd de sleutel
branden.
in deze
]
stand tot de controlelamp brandt. In het algemeen zal dit ca. 25 seconden duren. Wanneer dit sneller of langzamer verloopt, gloeipluggen controleren. Nadat de controlelamp brandt, de sleutel nag 30 tot 60 seconden in deze stand vasthouden. N.B. Deze handeling is niet van toepassing bij warme motor.
9
--
-',
,-
!"fA C
i
Vf
:i1" )
7
Ex
#"'
;Jt,)
)
nsietank
"'~'
~',...J
..i /
-
j~t1 ~~1'
.:~
Tc":-:
t
i';;'.~':J
,\
;0.';:) ':::
:";~
IlSTOI<"~"
,
,
"-
FIG. 5 I "'
. .'C
;~ ,*1
"';;
. ;.;;,,:-N, 10
,.
:""",,-.i
i;!
""J
-J
6.
Druk de sleutel in en draai op stand Iistartenil. Zodra sleutel loslaten waarna deze automatisch terugspringt nooit langer dan 15 seconden in een startbehandeling. opnieuw
de motor goed loopt, in de bedrijfstand. Indien de motor niet
startStart start,
voorgloeien.
CONTROLE NA HET STARTEN 1.
Controleer de motor
of de oliedruk stoppen.
2.
Controleer
3.
Luister
4.
Controleer
of of
de dynamo
de motor het
voldoende bijlaadt
Indien
aan de hand
regelmatig
koelwater-,
is.
loopt
en of
brandstof-,
het
controlelampje
van de amperemeter
deze
geen
bl ijft en/of
bijgeluiden
en smeeroliesysteem
branden, controlelamp.
produceert.
op eventuele
lekkages.
"BELAST" DRAAIEN Laat uw motor nooit langdurig ratuur bij "belast" draaien. geleidelijk op toeren komen.
stationair Draai echter
draaien. nooit
Een motor komt het direct vol last, doch
snelst op tempelaat de motor
STOPPEN VAN DE MOTOR 1.
Plaats
de bedieningshandel
in
de neutrale
2.
Trek de stopknop uit. Uitgetrokken stopknop weer indrukken.
houden
stand. tot
de motor
stilstaat.
Hierna
de
11
-'..
...; )
;i7',
,t:
;
C,t,t;5.J?'i
bflcY~
1 i'.:\~'..' ~'.7j n:J2 i :i£~jUG i "::r !J161e (t~!!J i'!
~,
qv
i&&'tB
-r
;If)
n
9:$;~b 6f116 nt!tr~Q:>5
VUlDOP !
, '1'.,.t ,
;1.."6 ,.
I i; ~,,~
ff}(}";:.' :J QC
-
I I
,.
.
,,~;~~(
AFTAPPlUG
FIG. 6 -)
"i'
:' ,~, c.
12
-~.'-~"-
3. let
de startsleutel
in de stand 'Iuit".
4. Indien u de motor voor langere tijd a. brandstoftoevoerkraan b. hoofdschakelaar c. koelwater 5. Bij
stilzet,
dan:
sluiten,
uitdraaien,
aftappen of antivries
interkoelsysteem
Y
toevoegen.
de buitenboordwaterkraan
sluiten.
ONDERHOUD TIJDENS INLOPEN Na ca. 20 bedrijfsuren dient de eerste onderhoudsbeurt door Samofa of erkende reparateur te worden uitgevoerd. De volgende werkzaamheden dienen hierbij te worden verricht: 1. Motorolie
verversen.
2. 01 iefi Iter-element 3. Cilinderkopbouten
vernieuwen. aanhalen.
4. Klepspel ing nastellen. 5. Koppelingen,
bouten en moeren op vast zitten
controleren.
6. V-snaren bijstellen. Na 60 draaiuren het onderhoudsschema volgen. De levensduur van uw motor hangt voor een groat deel af van de manier waarop hij in zijn inloopperiode wordt behandeld. Houdt u daarom tijdens deze periode aan de volgende raadgevingen:
13
"'1-
~
.~-'
"$; i ~'"
;
Centreerbout er
Element ,;': ';
,:;,,'
)
I
I
t 'i" , '\1
Alarmcontact c' c
14
~
.f ~ .."
,
Fig.7
b
IU!1f:t f;;ti,
I
.
-
1.
Laat de motor na het direct voor het volle
2.
Laat de motor leidel ijk op.
nooit
starten zo spoedig vermogen. direct
op het
mogelijk
maximale
arbeid
toerental
verrichten,
draaien,
maar
doch voer
nooit hem ge-
ONDERHOUD IN HET ALGEMEEN
1.
SMEEROLIESYSTEEM
1.1.
OLIESOORT
.j
Smeerol ie.voor
sn~ll~pende
dieselmotoren,.~oet
een m~nerale
hoogwaardlge kwalltelt. Ze moet bestand zlJn tegen hltte moet ze tenminste 2 dopes bevatten, t.W.: een detergerende
sieve
dope.
vinden DG, of 30 bij bevelen
1.2.
De oliesoort
welke
01 ie z~jn
van
'i-
en oxydatle. Daarom en een anti-corro-
aan bovengenoemde voorwaarden
voldoet,
in de klassen CB volgens de nieuwe A.P.I. bedrijfsclassificatie, DM in de Dude classificatie. De viscositeit zal moeten voldoen temperaturen tussen -100 en + 400 C. Bij temperaturen beneden wij SAE 20, en boven de 400 C SAE 40 aan.
zult
u
j
of aan SAE -100 C
OLIEPEIL Ten
behoeve
van
van een peilstok
de dagelijkse
welke
zich
controle
rechts
van
het
01 iepeil,
van het oliefilter
is
de motor - fig.
bevindt.
voorzien 5 -
15
~
~~~~~" ,
-..i""+:~~i?;:i~;,c
. .~ :1
; ..,
'M_M~ ,. 'c O~,,-~..
",;
'~d c'c;~,
M'¥i~'
'
'
,7,'
"
anti ulver -Brandstof retour brandstot At
Overstroom leidin t
--
t
brandst
--=-
0 "
- ---
F- 8 Ig.
16
I
-=-
.~
Brandstci tank
Trek de peilstok uit en veeg deze af met een schone doek. Plaats de peilstok terug en neem hem opnieuw uit. Het aanwezige oliepeil zal moeten 1 iggen in het midden tussen de beide merktekens op de peilstok. Het peil mag nimmer te laag, doch oak nooit te hoog zijn. Indien het noodzakelijk is dat 01 ie moet worden bijgevuld, dan vullen tot het bovenvermelde peil. Gebruik als u bijvult altijd olie
1.3.
van
hetzelfde
merk
en soort.
OLIEVERVERSEN In het algemeen moet na 100 draaiuren, en bij een nieuwe of gerevideerde motor na de eerste 20 uur de olie worden ververst en het filter-element vernieuwd (zie onderhoudsschema en smeerolietabel). Onder bepaalde omstandigheden kan het echter voorkomen dat de 01 ie, ondanks goede werking van de filters, zeer snel vui 1 wordt. Het verdient daarom aanbeveling de olie oak tussentijds te controleren door enkele druppels olie op een stukje filterpapier te laten vallen (zie oak 1.4, smeeroliefi Iter). Laat, als u olie moet verversen, de
motor -
fig.
altijd
6
-
eerst even warmdraaien. Daarna, of aftapplug en vuldop en 01 ie aftappen, of met behulp van het carteraftappompje
uit het carter af en vernieuw
pompen. Tap gel ijktijdig het element. Zorg ervoor
de oliekoeler bij genoemde
van voldoende grootte bij de hand te hebben. Vul het carter weer met olie (ca. 8 liter) en laat stationair draaien. Controleer hierna het 01 iepeil
1.4.
SMEEROLIEFILTER Het oliefilter element moet
-
fig.
is van gelijktijdig
7 het
1
losdraaien de olie
L
en het smeeroliefilter handelingen een blik
de motor enige en vul zonodig
minuten olie bij.
-
type !'Full-Flowl! vernieuwd worden
met met
een papier element. het olieverversen.
Het
filter-
17
~
;[:'::'-
:;t:~_.iO , , I/) ~
..c
c 0
,
m 0\ LA:
18
De binnenzijde van het filter schoonmaken met gasol ie. Controleer het gebruikte element en de 01 ie goed op metaaldeeltjes, in het bijzonder op koperkleurige deeltjes. Veelvuldig voorkomen van deze deeltjes duidt op een grate slijtage van de lagermetalen. Het nemen van maatregelen dan, in overleg met Samofa of een service-station, nodig.
2. 2.1.
BRANDSTOFSYSTEEM - fig.
~
-
BRANDSTOFKEUZE Gebruik als brandstof schikt voor snellopende stof te gebruiken.
2.2.
8
is
gasolie met een cetaangetal dat dieselmotoren. Zorg er altijd
hoger is dan 45, gevoor schone brand-
BRANDSTOF am in de motor schone brandstof te verkrijgen, filters opgenomen. In de brandstofopvoerpomp dat iedere 200 uur ge.reinigd dient te worden.
pomp bevindt
am en in van Na
zich
nag een tweede filter
zijn in het systeem twee bevindt zich een voorfilter, Tussen opvoeren brandstof-
met een papieren
element
-
fig.
9
-.
vuil uit het filter te verwijderen, dient iedere 14 dagen de ontluchtingsaftapplug te worden losgenomen. Na ca. 2.00 bedrijfsuren moet het element het filter worden vernieuwd; reinig tegelijkertijd oak de binnenzijde het filter met schone dieselolie (zie oak "winterberging"). deze werkzaamheden altijd ontluchten (zie 2.3).
19
-c=R1L ( -+ ,
---=g=tl
I
-
T
I
~tj-
I -
~I~
:!
~T:L
I .~
-=all
~ l-tt '--- -'
20
1
~
I~ I~
E 0
-0.. - -
:::
--
-
-
~ ---
~
1;;;"
2.3.
ONTLUCHTEN VAN-HET BRANDSTOFSYSTEEM Lucht in de brandstofleidingen nadel ig beinvloeden. De motor 10pen. Ontlucht daarom altijd
en de inspuitapparatuur zal de inspuiting zal moei 1 ijk te starten zijn en onregelmatig na werkzaamheden aan het systeem, alvorens
de motor te starten. Draai daartoe filter enige slagen 105 en beweeg op en neer - fig. 10 -. Zodra het
i"'; ,~
de ontluchtingsplug op het brandstofde handpomp op de brandstofopvoerpomp brandstoffilter is volgepompt, zullen
via de ontluchtingsplug luchtbellen ontsnappen. Wanneer geen luchtbellen meer worden waargenomen, de ontluchtingsplug weer vastdraaien. Dezelfde handelingen verrichten bij de ontluchtingsplug van de brandstofpomp. Hierna de vier wartelmoeren van de brandstofleiding op de inspuitstukken enige slagen 10sdraaien en de motor met behulp van de startmotor enige omwentelingen laten maken, waardoor de vier leidingen gelijktijdig worden ontlucht. Hierna de wartelmoeren weer goed vastdraaien.
3. KOELWATERSYSTEEM Gebruik altijd schoon en 'Izachtl' water, dat geen zout bevat. Gebruik daarom nooit bronwater of grondwater. Dit tast namelijk het cilinderblok en het inwendige van de motor aan. Om het inwendige van het koelcircuit te beschermen tegen corrosie en ketelsteen, dient u bij de eerste maal aan de circa 10 1 iter benodigde water 1/10 liter emulgeerbare 01 ie, b.v. Shell Donax C, toe te voegen. Bij 2e en volgende vullingen is toevoeging van een t% emulgeerbare 01 ie voldoende. :'~
21
.
--,~~ __,.~Fff}
voelmaat
. !
!
-V> n
;:,"
., ~
~
Q.
~ 22
-
Fig. 11
FG.12
\
4. V-SNAAR
- fig. 11 -
Controleer
iedere 14 dagen de spanning van de V-snaar door deze met de duim, tussen twee pulley's, naar beneden te drukken. Kan de snaar niet verder dan 12 mm worden ingedrukt, dan is hij te strak gespannen. Indien men meer kan indrukken dan 20 mm, is de snaar te slap gespannen. De spanning kan worden veranderd door de dynamo van de motor af, of naar de motor toe te brengen.
5.
COMPRESSIEDRUK Het is aan te bevelen na iedere 300 uur de compressiedruk te laten controleren. Hieruit zal blijken of de motor nag goed functioneert, of dat een grondig onderzoek op eventuele lekkages in de cilinder(s) moet worden ingesteld.
6.
KLEPSPELING
'
-
fig.
12
-
Controleer na elke 300 bedrijfsuren met behulp van een voe-lmaat de klepspeling en stel zonodig na. Hiertoe plaatst men de voelmaat tussen klepstang en tuimelaar en draait dan de borgmoer 105. Met een schroevedraaier is de klepspeling te veranderen. De juiste speling is bereikt als na aandraaien van de borgmoer de voelmaat liGht remmend heen en weer te schuiven is. De juiste klepspeling zowel voor inlaat als uitlaat is 0,25 mm gemeten bij een koude motor.
23
TORSIE TABEL VOOR KLEMBOUTEN MOTOR TYPE
4 DQ 50 Aandraaimoment kg/m ft.lb 10,5 75 Algemeen
Cilinderkop: Zijde
24
inl.
12
86
spruitstuk
Hoofdlagerkappen
8,5
60
Drijfstanglagerkappen
5
35
Vl iegwiel
8,5
60
Inspuitstukken
5
35
Verstuiver-bevestiging
7
50
Persklephouders
3
22
"'::-;-C:c":';7.'.::,:;C;;:;::-
CILINDERKOP
~
~
MET 10,5
'
-
AANHALEN MET 12 KGM AANHALEN
::
KGM
FIG 13
25
t ~ "'Ii
'0 C .2 "'Ii
~
0
.c u
(/)
~ r01
iL
26
~-.")
"VELVET
-
DRIVE" KEERKOPPELING
fig.
14 -
138
0A
De Velvet
koppeling
a. keerkoppeling, b. reductiekast,
is hydraulisch
welke wordt welke
tegen
en keerkoppeling
Reductiekast circulatie
en bestaat uit
2 hoofddelen:
aangedreven door de motor; de keerkoppeling
is bevestigd.
vormen een geheel,
.t sO 16:1",
. 3D :~ 10
oak wat de olie-
betreft. J,
OLIESOORT
0
-
Als 01 iesoort moet worden gebruikt: Fluid, type A, dat zowel dienst doet voor de --Automatic-ILansmission koppeling-bediening als voor de smering. De 01 ie wordt gekoeld door een gecombineerde koeler voor motor en keerkoppeling, welke bij de ~
motor
wordt
meegeleverd.
OLIEPEIL
~H f, "
fJ ,~1, 'i
""
De koppeling dient zodanig met olie gevuld te worden, dat het oliepeil gelijk is met de bovenste merkstreep op de peilstok. Deze peilstok zit aan de vul/aftapplug welke zich aan de zijkant naast de steun bevindt. Peilen dient iedere dag te geschieden, onmiddellijk na het stopzetten van de motor. De plug hierbij ~ inschroeven. Zonodig bijvullen tot de bovenste merkstreep.
27 ~r
BEDIENING De koppel ing wordt bediend door middel van een handel,
-
dat in neutrale
stand vertikaal staat. Door het handel voor- of achteruit te bewegen, wordt de keerkoppel ing in resp. vooruit of achteruit geschakeld. Wij adviseren een een handel bediening, b.v. Morse te gebruiken voor gelijktijdige bediening van motor en keerkoppeling. Bij dit systeem wordt n.l. het toerental van de motor teruggenomen alvorens de keerkoppeling wordt bediend. Schakel nooit, uitgezonderd in geval van nood, bij een toerental dat hoger ligt clan 1000 omw./min.
ONDERHOUD Het onderhoud beperkt zich tot het eenmaal per jaar verversen van de olie. Hiertoe moet eerst de vuldop worden verwijderd, waarna de 0.1ie wordt afgetapt, via de aftapplug. Tijdens het olieverversen client tevens het filter dat zich achter de aftapplug bevindt, met dieselolie te worden schoongemaakt. Wij raden u aan eventuele reparaties aan de keerkoppeling niet zelf uit te voeren, doch dit uitsluitend te laten doen door Samofa of bij een werkplaats waar men bekend is met- en de beschikking heeft over speciaal gereedschap voor de keerkoppelingen.
28
J
01ievulopening met peilstok
Vooruit
Ad"\teruit /
Schakelhandel
f"6ttf#IY-
.-.
~d Atta
HURTH-HBW20 Fig. 15
HURTH-HBW
20
KEERKOPPELING
- fig.
15 -
IN BEDRIJF STELLEN Alvorens
de installatie in bedrijf gesteld wordt, dient de keerkoppel ing met de voorgeschreven oliesoort gevuld te worden tot het op de peilstok aangegeven niveau. Het niveau dient te worden gemeten door de peilstok slechts in de opening te steken (dus niet inschroeven). Indien het vereiste niveau is bereikt, dan dient de peilstok in de keerkoppeling geschroefd en vastgezet te worden.
29
~:'7:""i'~; c'",'; co-!;" """"
OLIESOORT Ais
oliesoort
moet
Automatic
worden
Transmission
,.
'",
gebruikt: Fluid,
type
A.
BEDIENING De
benodigde
met
kracht
een
ning,
om
kabel-systeem b.v.
te
schakelen
is
uitgevoerd
Morse
te
kan
gebruiken
voor
dusdanig
worden.
gering, Wij
gelijktijdige
dat
de
afstandsbediening
adviseren
een
een-handel
bediening
van
motor
bed en
ie-
keerkop-
peling.
ONDERHOUD Het
verdient
aanbevel
navullen De
dient
eerste
of de
of
na
een
met
aantasting
speciale te
stellen,
wijderd
te
worden,
de
keerkoppeling
overeenkomstig
reeds
ca.
25
bedrijfsuren
van tijd
1
deze met
de
instruktie
ca.
eventueel
te te
worden. worden.
~b~~~uren
AIle
uitgevoerd
jaar. gehouden
worden,
door
conservering. dient
Bij
toegepast uitgevoerd
gebruik te
kontroleren.
gebruikte
van
buiten
corrosiewerende
bedrijf
te
de
beschermd
in
tenslotte
regelmatig
als
intervallen
verloop lange
opnieuw
en
30
door
uiterlijk
tegen
ieniveau
na
dienen
keerkoppeling
binnenwerk
01
dient
verversingen
worden
Indien
het oliesoort
olieverversing
volgende te
ing
dezelfde
de
resp.
speciale
spoelol olie
gevuld
~an
volledige
Alvorens
olievulling
met
wordt, een
dient
keerkoppel
ing
conservering ie
gespoeld te
het
olievulling
worden.
verte
worden
'""J"'" ; ,
WINTERBERGING Bij winterberging worden. Verricht 1. 2. 3. 4. 5.
6. 7. 8. 9. 10. 11.
is het van groat daarom de volgende
belang dat aIle handelingen:
motordelen
goed
beschermd
Laat de motor warmdraaien. Motor stoppen en olie aftappen. Carter vullen met conserveringssmeerolie (b.v. BP Energol Protective 011 SAE 20 of Shell Ensis SAE 20). Motor weer laten warmdraaien. Motor stoppen, brandstoftoevoerkraan sluiten en brandstoftoevoerslang bij de tank losnemen en in een blik met 1 liter conserveringsbrandstof brengen. Zorg dat er geen lucht in de slang komt. Start de motor en stop hem als de conserveringsbrandstof bijna op is. Vermijd oak hierbij luchtbellen in de brandstofslang. Koelwater aftappen en aftappluggen open laten. Brandstoftank geheel vullen met dieselolie. Via gloeiplug-gaten een beetje conserveringsolie op de zuigers brengen en de motor enige slagen tornen. Accu verwijderen en op een koele, doch vorstvrije plaats opbergen, nadat hij volledig is opgeladen. Bij interkoeling buitenboordkraan sluiten en deksel en waaier van buitenboordwaterpomp demonteren.
IN BEDRIJF STELLEN NA WINTERBERGING 1. Monteer de accu. 2. Monteer nieuwe smeerolieen brandstoffilterelementen. 3. Koelwater aftapplug monteren en het koelsysteem en 1/10 I iter emulgeerbare 01 ie.
vullen
met
10 liter
water
en
31
4.
Bouten en moeren controleren.
5. 6.
Brandstoftoevoerkraan openen en het brandstofsysteem ontluchten. Bij interkoeling waaier en deksel van buitenboordwaterpomp monteren
openen. 7. Motor zander gloeipluggen tornen, is. 8. Motor warm draaien. 9. Motor stoppen en conserveringsolie 10. Carter vullen met voorgeschreven verversen.
tot
de conserveringsol
aftappen. smeerolie
en smeerolie
ie
op de zuigers
van
keerkoppeling
"HET VERDIENT AANBEVELING DE HANDELINGEN ONDER WINTERBERGING, ALSMEDE DE IN BEDRIJFSTELLING NA WINTERBERGING DOOR SAMOFA TE LATEN UITVOEREN."
",
;~~\!
',:,!o: ,"'.c
,
;:'fVt!f)
;'
; ,
32
'c'
: -iC,;
~c '
H :~ "~,"
_,if;:'
ic;
\. C;'; ,;
c,
en kraan weg
CONSERVERING VAN DIESELMOTOREN INDIEN BUITEN WERKING WORDT GESTELD. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
DE MOTOR VOOR LANGE TIJD
Tap onmiddellijk nadat de motor enige tijd gelopen heeft de dan nag warme carterolie af. Vernieuw het oliefilterelement. Vul het motoroliesysteem met SHELL ENSIS Motorolie met een viscositeit gelijk aan die van de normaal aanbevolen smeerolie. Vul, indien mogelijk, het carter van de brandstofinspuitpomp met SHELL ENSIS Motorolie. Tap de brandstoftank en brandstoffilters af en vul het brandstofsysteem met SHELL Calibration Fluid B. Ontlucht het systeem. Tap het koelsysteem af, laat de motor afkoelen en spoel met leidingwater totdat er schoon water uit het koelsysteem komt.* Vul het koelsysteem daarna opnieuw met een mengsel van een deel GLYCOSHELL PLUS antivries en twee delen water.
7. Start
de motor
en laat
deze ongeveer
de motor
nag warm is,
10 minuten,
bij
voorkeur
belast,
i
warm-
;1 ']
draaien.
8.
Plak,
terwijl
motor af met waterbestendig (Openingenmotor: luchtinlaat,
aIle
materiaal. carter-ventilatie,
openingen
van brandstoftank uitlaat,
en
:
brandstoftank:
ontluchting).
*
Bij
spoelen
thermostaat
I
demonteren.
33
Het weer
in
bedrijf
stellen
het
waterbestendig
1. Verwijder 2. 3.
.
34
de motor. materiaal
waarmee
aIle
openingen
zijn
afge-
plakt. Controleer olieen waterpeil. De motor kan zander de SHELL ENSIS Motorolie te vervangen op de gebruikelijke wijze in bedrijf worden gesteld. Na enkele uren draaien, vooral niet meer dan 10 uren, moet de smeerolie worden vervangen door de normaal aanbevolen smeerolie. Vergeet de brandstofinspuitpomp niet. N.B.:
4.
van
01 ie
aftappen
bij
warme
motor.
Het verdient aanbeveling om het GLYCOSHELL PLUS/watermengsel tappen en het oak IS zomers in het koelsysteem te handhaven, excellente bescherming biedt tegen corrosie.
niet daar
af te het een
.
t
f ci" "-if ~,~",."~,, i ~~" :;,n~"'O, J ""~-~""'£~""'7
! ;;C,;
"
""[;;:-,.:'
"
,-.-,,.~::,(:
I
35
4 DO 50
ONDERHOUDSTABEL Onderdeel
Handeling
1
2 a
Accu
1. peil v.elektroliet controleren
3 b
4 c
x
2. s.g. v. elektroliet Brandstof-filter
-leidingen
controleren
x
1. water en bezinksel aftappen 2. element vervangen
x x
1. aansluitingen
.
controleren -opvoerpomp -tank
Carter
36
x
1. inlaat, pakking en zeef reinigen 1. niveau controleren en aanvullen 2. water en bezinksel aftappen 1. oliepei I controleren 2. olie verversen 3. binnenkant en zeef reinigen
x x x x x bij groat onderhoud
Onderdeel
Handeling
1
3
2
a Cilinderkopbouten en andere bouten en moeren
1. controleren vastzitten
Compressiedruk
1. laten
Dynamo
1. evt. koolborstels laten vernieuwen 2. stroomwisselaar laten verzorgen
Keerkoppeling
Klepspeling
Koelwater
x
1. oliepeil controleren 2. olie verversen
1. controleren pei
1 en
4 c
op
meten
1. controleren, bijstellen
b
x
0
x
0
x
0
x x
evt. x op
evt.
vervuiling 2. systeem ontluchten d.m.v. pluggen
x x
37 I
Onderdeel
Handeling
1
2 a
Luchtfi Iter
Regulateur
Smeeroliefilter
Startmotor
1. oliepeil controleren 2. olie verversen
x x
x
1. Laten controleren op stroomwisselaar, koolborstels en koppeltandwiel 2. Lager 01 ieen 1. Laten testen reinigen
V-snaar
1. Controleren spanning
op
1. Controleren vuil
op
4 c
x
1. Element vervangen en huis reinigen
Verstuiverhouders met verstuivers
Wierbak
38
1. reinigen met spoelol ie, daarna goed droogblazen
3 b
+ x x x
en x x x
0
VERKLARING:
1 2
3 a :)~";;'4 '."
-
. ;-,:,;
".,.
""'I'It,
=
= = =
100
II
II,
a
b
100 = = 200
II II
II II
C
-
~i'~:C:~'C'[";~~-~;
4 = 0 =
:c."
+
-
,~!
moet dagelijks geschieden. moet elke 14 dagen geschieden. bedrijfsuren, doch minimaal
=
,
eens per jaar
(zie a, b en c). doc h mlnlmaa .. 1 . eens per jaar. II
II
II
II
II
II
II
II
II
II
,
300
II
II
bijzonderheden eens per jaar gelijk
,
(zie 0, en +). vervalt.
met 01 ieverversen,
of
indien
signaallamp
brandt.
.
.
;
,.I,:;;:}".:
j.
J~";:'
;",'"';:~e
.
;:
.,
(:j()",j'::I.(!;:'
. ",''""
h5t}(\
'"y:}:;iir:O1,o:;,,'"
;,[: (),",(,
ii:,,;,i
"';;"!
,;;libl~j
~
~',:'"i];~;;\i . '.. co-') c '"
","",:1
:3
~
~.j:';:t.:it)
,
39
STORING CONTROLE LIJST I. Motor draait
II.
Oorzaak.
Oplossing.
A. Startmotor rondsel grijpt wel in startkrans, doch drijft niet aan. resp. startmotor werkt in het. geheel nret.
1. Accu heeft te lage spanning. 2. Losse bedrading. 3. Hoofdmagneetschakelaar van starter defect. 4. Koolborstels van startmotor zitten vast, zijn versleten of gebroken.
1. Accu opladen. 2. Repareren en contacten schoonmaken. 3. Contactpunten schoonmaken en defecte onderdelen repareren. 4. Demonteren en vervangen door nieuwe.
B. Startmotor loopt, doch rondsel grijpt niet in startkrans.
1. Onjuiste afstelling van magneetschakelaar. 2. Rondsel of startkrans beschadigd.
1. Controleer bendix en startkrans. 2. Demonteren en vernieuwen.
Motor draait d.m.v. - ~~. ~...~~~., doch ~~_.. startmotor
Oorzaak.
Oplossing.
start
nlet.
niet.
Jfi7j~§V
1. 2.
Brandstoftank Stopknop niet
1eeg. geheel
ingedrukt. 3. Brandstoffilter verstopt. 4. Brandstofleiding verstopt. 5. Zeef van brandstofopvoerpomp verstopt.
40
1.
Tank vu 11 en en systeem ontluchten.
2. Indrukken. 3. Element vernieuwen. 4. Doorblazen en schoonmaken. 5. Demonteren en reinigen. 6. Demonteren en vernieuwen.
--
6.
Brandstofleiding zuigt lucht aan door gebarsten
of
gebroken
brand-
stofleiding. III.
Motorvermogen onvoldoende.
Oorzaak. 1.
Oplossing. .
3.
Brandstoffllter verstopt. Stopknop niet geheel ingedrukt. Zeef van brandstofop-
4.
voerpomp verstopt. Brandstofleiding
5.
stopt. Inspuitleiding
2.
1. 2. 3. 4. 5.
Element vervangen. Indrukken. Demonteren en reinigen. Doorblazen en schoonmaken. Vastzetten of vernieuwen.
verlekt. i
IV.
Uitlaatleiding rookt
Oorzaak.
enigszins.
1.
.
3.
Brandstoffllter verstopt. Brandstofleiding verstopt. Zeef van brandstofop-
4.
voerpomp Lucht in
5.
systeem. Motor nag
2.
i
Oplossing. 1. 2. 3. 4.
.
!
Element vernleuwen. Doorblazen en schoonmaken. Demonteren en reinigen. Systeem ontluchten.
verstopt. brandstofte
koud.
41 (
V. Motor rookt sterk wit of zwart.
VI. Motor k1opt.
VII.
Motor koe1t niet.
Oorzaak. 1 51 ". f f " . IJtage 0 outleve afste11ing in.spuitapparatuur. 2. 5chroef beschadigd
Op1ossing.
Oorzaak.
Op1ossing.
1. 51ijtage of foutieve afste11ing inspuitapparatuur.
1. Door deskundige 1aten repareren.
Oorzaak.
Op1ossing.
1. Te weinig koe1water. 2. Breuk in de koe1waterleiding. 3. Koe1waterpomp werkt niet. 4. Vervui1d koe1watersysteem
1. Water bijvu11en. 2. Nieuwe pijp 1aten mooteren. 3. Pomp 1aten repareren. 4. 5choonmaken, vu11en met schoon water en ontluchten. 5. Ontluchten.
5. Lucht in koelwatersysteem.
1
.
D
d
k
d.
ocr es un Ige I aten repareren.
.
.42
TECHNISCHE GEGEVENS 4 DO Boring x slag Slagvolume Vermogen bij 2,600 omw./min. bij 3.000 omw./min. bij 3.800 omw./min. Gewicht netto incl. koppeling
HURTH-HBW 20 VELVET
Compressieverhouding Inhoud koelwatersysteem Inhoud olie motor-carter Verstuiver Brandstofpomp Regulateur mechanisch Klepspeling koude motor Inhoud olie keerkoppeling HURTH-HBW 20 Inhoud olie keerkoppeling VELVET Oraairichting HURTH-HBW 20 VELVET 1,91 : 1 Oraairichting VELVET2,1 : 1 2,57 : 1 2,91 : 1
84 x 94 mm 2.084 liter 45 pk/33 kW 52 pk/39 kW 62 pk/46 kW ca. 300 kg ca. 340 kg 21 : 1 10,5 liter ca. 8 liter Bosch type ON 40 SO Bosch type PE 4A 65 B Bosch type EP/RSV 250 0.25 mm 0,75 I iter 2,4 liter Tegen vI iegwielzijde Gezien rechtsom Tegen vI iegwielzijde Gezien I inksom
43
J