Communiceren in groepen Naslagwerk voor presenteren, rapporteren en vergaderen bij probleemgestuurd onderwijs en projectonderwijs G.A.M. Aerts
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Afdeling Techniek Venlo 2012
Communiceren in groepen Naslagwerk voor presenteren, rapporteren en vergaderen bij probleemgestuurd onderwijs en projectonderwijs G.A.M. Aerts
Dictaatnummer 47-7-501 Achtste herziene versie Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Afdeling Techniek Venlo 2012
2
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
Inhoud 1
Inleiding ........................................................................................................... 5
2
Mondeling presenteren…….. ......................................................................... 6 2.1 Voorbereiding ............................................................................................. 6 2.2 Inhoud en opbouw ...................................................................................... 7 2.2.1 Inleiding............................................................................................... 7 2.2.2 Kern ..................................................................................................... 8 2.2.3 Slot....................................................................................................... 9 2.2.4 Checklist ............................................................................................ 10 2.3 Presentatietechnieken ............................................................................... 11 2.3.1 Planning ............................................................................................. 11 2.3.2 Stemgebruik....................................................................................... 11 2.3.3 Houding en gebaren........................................................................... 12 2.3.4 Taalgebruik ........................................................................................ 12 2.3.5 Interactie met het publiek .................................................................. 12 2.3.5.1 Oogcontact........................................................................... 12 2.3.5.2 Omgang met vragen ............................................................ 12 2.3.6 Hulpmiddelen .................................................................................... 13 2.4 Tot slot ...................................................................................................... 17
3
Schriftelijk rapporteren ................................................................................ 18
3.1 Overzicht van de werkwijze ..................................................................... 18 3.2 Voorbereiding ........................................................................................... 19 3.3 Ontwerpen van inhoud en opbouw van de kern ....................................... 20 3.3.1 Verzamelen ........................................................................................ 20 3.3.2 De opbouw plannen ........................................................................... 20 3.3.3 De kern uitschrijven .......................................................................... 27 3.4 Onderdelen van een rapport ...................................................................... 28 3.4.1 Omslag en titelblad .......................................................................... 288 3.4.2 Voorwoord......................................................................................... 29 3.4.3 Samenvatting ..................................................................................... 29 3.4.4 Inhoudsopgave................................................................................... 32 3.4.5 Inleiding............................................................................................. 33 3.4.6 Conclusie en aanbevelingen .............................................................. 35 3.4.7 Slotwoord .......................................................................................... 36 3.4.8 Bijlagen ............................................................................................. 36 3.4.9 Verklarende woordenlijst, symbolenlijst, register en noten .............. 36 3.5 Literatuurverwijzingen in de kern en literatuurlijst .................................. 38 3.5.1 Verwijzingen in de kern van het rapport ........................................... 38 3.5.2 Literatuurlijst ..................................................................................... 39 3.6 Omgang met figuren en tabellen............................................................... 41 3.7 Uiterlijke verzorging ................................................................................. 43 3.8 Ordening en samenhang ........................................................................... 44 3.8.1 Alinea's, kopjes en signaalwoorden ................................................... 44 3.8.2 Inleidende stukjes en overgangsstukjes ............................................. 47 3.9 Taalgebruik .................................................................................................... 48 3.9.1 Stijl .................................................................................................... 48 3
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
3.9.2 Spelling ............................................................................................. 52 3.9.3 Leestekens ........................................................................................ 57 3.9.2 Zinsbouw en woordkeus ................................................................... 59 3.10 Schrijven met een groep: verantwoordelijkheden. ................................... 62
4 4.1 4.2 4.3 4.4
5
Notulen maken van groepsbesprekingen .................................................... 67 5.1 5.2 5.3
6
Gesprekstechnieken bij werken in groepen ......................................... 64 Voorbereiding door de voorzitter ............................................................. 64 Taak van de voorzitter tijdens de bespreking........................................... 65 Taak van de bordschrijver ........................................................................ 66 Taken van de andere deelnemers ............................................................. 66
Waarom notuleren .................................................................................... 67 Soorten notulen ........................................................................................ 67 Tips voor het maken van notulen ............................................................. 70
Het bijhouden van een individueel logboek ............................................... 72
Geraadpleegde bronnen ....................................................................................... 74
Bijlagen 1 Evaluatieformulier presentaties ........................................................................... 76 2 Beoordelingsformulier rapport ............................................................................ 77 3 Voorbeeld van een beoordeeld bouwplan ........................................................... 78 4 Spellingregels werkwoorden .............................................................................. 80 5 Verdeling van verantwoordelijkheden................................................................. 85 6 Richtlijnen reflectieverslag ..……………………………………………………86
4
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
1
Inleiding
Werken in een technisch beroep vraagt heel wat meer dan verstand van techniek. Je communiceert heel vaak met andere mensen over je werk. Wanneer je er niet in slaagt om je inzichten of plannen over te dragen en collega’s of klanten te overtuigen van de waarde van je ideeën, verdwijnt je werk al snel in de prullenbak. Belangrijke communicatieve vaardigheden die daarbij onmisbaar zijn, staan daarom centraal in je opleiding en starten ook meteen in het eerste project in het eerste jaar van de technische opleidingen aan de Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Venlo. Aan de hand van technische problemen leer je niet alleen hoe je problemen aanpakt en tot goede oplossingen komt, je leert ook hoe je doelgericht kunt communiceren over deze problemen en oplossingen. Dit dictaat heeft als doel je daarvoor een aantal handvatten aan te reiken. Tevens kun je dit dictaat ook later in je studie nog goed gebruiken als naslagwerk bij het schrijven van rapporten, het uitvoeren van presentaties en het houden van groepsbesprekingen. In hoofdstuk 2 vind je tips voor het helder kunnen presenteren over een probleem en de daarbij mogelijke oplossingen. Daarna vind je informatie over het schrijven van een duidelijk verslag. Werken in groepen verloopt beter als je je verdiept hebt in gesprekstechnieken. Daarom geeft hoofdstuk 4 informatie over het leiden van groepsbesprekingen en het deelnemen eraan. Vervolgens bevat hoofdstuk 5 richtlijnen voor het maken van notulen van deze groepsbesprekingen. In het laatste hoofdstuk vind je tips over het bijhouden van een logboek, een onschatbare informatiebron als je een presentatie en verslag moet maken. Ten slotte vind je in de bijlagen beoordelingsformulieren voor presentaties en rapporten die je ook zelf kunt gebruiken als checklist.
5
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
2
Mondeling presenteren
Spreken in het openbaar is voor velen de eerste keren een spannend en enerverend gebeuren. Niet iedereen is een geboren redenaar, maar iedereen kan leren een goed verzorgde presentatie te houden. Dit hoofdstuk bevat aanwijzingen voor de voorbereiding van een presentatie, de opbouw van een presentatie, de visuele hulpmiddelen en de presentatietechniek.
2.1 Voorbereiding Zonder een gedegen voorbereiding loopt je presentatie gegarandeerd mis. Een weloverwogen aanpak is essentieel, anders bereik je niet het gewenste effect. De voorbereiding houdt de volgende stappen in: 1. Terrein verkennen: oriëntatie Ken jezelf. Weet wat je zwakke punten zijn en besteed daar in de voorbereiding extra aandacht aan Weet voor welk publiek je moet presenteren. Realiseer je welke verwachtingen het publiek heeft. Ken de omstandigheden: de ruimte de aanwezige hulpmiddelen Ken de eisen waaraan de presentatie moet voldoen (tijdsduur, werken met sheets/ PowerPoint). 2. Inhoud van de presentatie ontwerpen Denk na over wat je in deze presentatie wil bereiken: formuleer je doelstelling(en) en formuleer je probleemstelling na oriëntatie op de opdracht. Deze probleemstelling moet zo concreet mogelijk geformuleerd zijn. Organiseer je gedachten: Schrijf punten op (brainstorm). Maak onderscheid tussen hoofd- en bijzaken en rubriceer. Selecteer datgene wat past bij je doelstelling en de afgesproken publieksgroep. Maak een bouwplan van de structuur van de kern en vraag hier feedback op.
6
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
Meer informatie over deze stap in de voorbereiding vind je in paragraaf 3.3. Deze fase is namelijk vergelijkbaar met het ontwerpen van een rapport.
3. Schrijven Werk het bouwplan uit tot een spreekschema of een kladversie. Schrijf de presentatie (gedeeltelijk) uit. Markeer belangrijke punten. Schrijf de inleiding en het slot uit (zie ook paragraaf 2.2) Verhoog de aantrekkelijkheid met een toepasselijke anekdote, grap, citaat, voorbeeld of spreekwoord. 4. Hulpmiddelen verzorgen Maak transparanten/dia’s en zorg ervoor dat je weet hoe de apparatuur werkt. Maak eventuele andere hulpmiddelen in orde (installeer een PowerPoint-presentatie van te voren op de harde schijf). 5. Proefpresentatie houden: oefenen Begin tijdig met het daadwerkelijk oefenen, reserveer daartoe een ruimte en apparatuur; Spreek je presentatie echt hardop uit. Dan pas weet je of je voldoet aan de gestelde tijdslimiet: oefen voor de spiegel of voor publiek; houd oogcontact met iedereen; vraag feedback; neem eventueel met een videocamera je presentatie op; oefen moeilijke passages extra goed; neem de tijd op. Oefen met hulpmiddelen: oefen met de dia’s/ transparanten (positie, aanwijzen met welke hulpmiddel) oefen met een beameropstelling of een smartboard en beoordeel of het beeldcontrast groot genoeg is.
2.2 Inhoud en opbouw Een presentatie bestaat, net als een geschreven tekst, uit een inleiding, een kern en een slot. Deze drie onderdelen moeten als zodanig ook herkenbaar zijn voor je publiek. Het moet weten wanneer je aan de kern begint en wanneer je de presentatie afrondt.
2.2.1 Inleiding Een inleiding bestaat minimaal uit de volgende onderdelen:
opening/aandacht trekken; indien nodig jezelf voorstellen onderwerp introduceren: situatieschets en centrale vraag (opdracht) kort behandelen doel van de presentatie noemen; overzicht van de inhoud geven: vooruitblik op de structuur geven via b.v. een transparant of dia; procedures aangeven: hoe is de taakverdeling; wanneer mag het publiek vragen stellen. Laten we deze onderdelen eens nader bekijken. Opening/aandachtrekker "Een goed begin is het halve werk", dat geldt zeker voor presentaties. Een pakkende opening die het publiek direct boeit, vergroot de kans op succes. Zorg ervoor dat je met je opening de aandacht van je toehoorders trekt, zodat je informatie ook overkomt bij hen. Een leuke anekdote of een pakkend beeld 7
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
kan hiervoor zorgen. Andere mogelijkheden hiervoor zijn een populair misverstand, een persoonlijke ervaring, een passend citaat of een toepasselijk spreekwoord. Als je presentatie over groepswerk gaat, stel dan ook de andere groepsleden voor (eerst de anderen, dan jezelf). Onderwerp In de inleiding moet je verder duidelijk maken wat je onderwerp is en hoe je het afgebakend hebt: wat zul je er wel van behandelen, wat niet, zo nodig omkleed met redenen. Bed het in in een situatieschets, waarin je het probleem/onderwerp behandelt en de opdracht kort uitlegt. Destilleer daaruit een centrale vraag die je in de presentatie gaat beantwoorden. Doel Alleen je onderwerp noemen is onvoldoende, de luisteraar moet ook weten wat je wilt bereiken met je verhaal. Als het publiek van jouw doel op de hoogte is, kan het gerichter naar je informatie luisteren en de essenties gemakkelijker van de toelichting onderscheiden. Structuur Geef ook een vooruitblik op de structuur van het middenstuk aan (inleiding en slot niet). Je vermeldt de verschillende hoofdpunten die je aan bod laat komen en geeft de samenhang ertussen aan. Deze structuur geef je ook op transparant of dia. Procedure Een punt dat vaak vergeten wordt, is het afspreken van de procedure. Wanneer kunnen er vragen gesteld worden? Achteraf, na elk hoofdpunt of tussendoor? Dit voorkomt dat de lijn van de presentatie wordt verstoord door lastige of zelfs niet terzake doende vragen. Vooral voor de beginnende presentator is het belangrijk dat zijn aandacht hierdoor niet wordt afgeleid. Neem dit eventueel op in je overzichtsdia waarin je de structuur uiteenzet.
2.2.2 Kern Een helder gestructureerde presentatie is makkelijker te volgen en daardoor kan het publiek de informatie beter opnemen. Hoe doe je dat in een presentatie? Een geschreven tekst orden je door een hoofdstukindeling aan te brengen, paragrafen te onderscheiden, alinea's aan te geven. In wezen doe je dat bij een mondelinge presentatie ook; je moet ervoor zorgen, dat de luisteraar weet hoe je verhaal is opgebouwd, met welk onderdeel je bezig bent en wanneer je overstapt op een volgend deelonderwerp. Het grote verschil is echter, dat je andere middelen hebt om deze structuur duidelijk te maken. In een geschreven tekst begin je een nieuw hoofdstuk op een nieuwe pagina en je geeft dat hoofdstuk een titel. Bij een mondelinge presentatie zul je daar een rustmoment in gelasten, mogelijk een nieuwe sheet of dia aankondigen en met wat extra volume een overgangszin formuleren. Daarin rond je het vorige onderwerp af en je kondigt het nieuwe deelonderwerp aan. De kern van een presentatie moet de volgende kenmerken hebben: ontwerp een heldere structuur: neem niet te veel hoofdonderwerpen op (3-5); orden logisch in hoofdonderwerpen en deelonderwerpen; zorg ervoor dat de structuur helder blijft voor het publiek: herhaal de structuurdia of zorg voor een overzicht in de marge;
8
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
werk met signaalwoorden tussen hoofdonderwerpen en deelonderwerpen (dus, concluderend, samenvattend, hieruit volgt, ten eerste, ten tweede; enerzijds, anderzijds; ten slotte); nummer de hoofd- en deelonderwerpen; hou de samenhang helder: formuleer overgangszinnetjes tussen je hoofdonderwerpen en deelonderwerpen; hou het geheel begrijpelijk: geef voorbeelden of vergelijkingen bij moeilijke passages; gebruik niet te veel details (houd je doelgroep in de gaten). In hoofdstuk 3 vind je meer informatie over goed structureren.
2.2.3 Slot Veel presentatoren hebben een gevoel van opluchting als ze heelhuids door de kern van de presentatie zijn gekomen. Aan de afsluiting wordt dan vaak weinig of geen aandacht meer geschonken. Een goede afronding van je presentatie is echter belangrijker dan je misschien vermoedt; het publiek onthoudt het laatste deel van een presentatie het best! De volgende informatie kan in het slot verwerkt worden:
Terugkomen op de doelstelling van de presentatie Een informatieve samenvatting geven De conclusie/aanbeveling geven; ingaan op het belang van het resultaat voor de klant Een blik geven in de toekomst; wat kan er nog verbeterd worden Gelegenheid geven om vragen te stellen Uitsmijter Presentatie afsluiten
Doelstelling In het slot kom je terug op de doelstelling van de presentatie. Als je bijvoorbeeld de vraag wilt beantwoorden of een bepaalde methode voor de oplossing van dit type problemen geschikt is, moet je in het slot nog eens op deze doelstelling terugkomen en de hoofdvraag beantwoorden. Samenvatting In de samenvatting herhaal je nog eens kort de hoofdpunten van je presentatie. Bijvoorbeeld het probleem/opdracht, de eisen, de ontwerpen met voor- en nadelen, de keuze, het eindresultaat. Zorg ervoor dat je een zogenaamde informatieve samenvatting geeft. In hoofdstuk 3 vind je hierover nadere uitleg. Conclusie In de conclusie geef je globaal aan in hoeverre je eindproduct voldoet aan de gestelde eisen (de onderbouwing daarvan hoort in de kern te staan. Ook ga je in op de waarde van de oplossing Toekomst/ aanbevelingen In de blik op de toekomst geef je aan wat de verwachtingen zijn. Hoe zou het product bijvoorbeeld verbeterd kunnen worden? Welke adviezen heb je voor de opleiding of het bedrijf? Vragen Na het inhoudelijke gedeelte van het slot, geef je de mogelijkheid tot het stellen van vragen. Beantwoord deze vragen kort, en check of de vraag naar tevredenheid beantwoord is. Hou bij de beantwoording ook de andere deelnemers in het oog. Dat voorkomt geroezemoes. Uitsmijter Het publiek waardeert het positief als je op een creatieve of ludieke manier de presentatie weet te beëindigen met een uitsmijter. Dat kan bijvoorbeeld een toepasselijk motto, spreekwoord of citaat zijn. Teruggrijpen naar aandachttrekker uit de inleiding is een mooie manier om van je presentatie een 9
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
echt afgerond geheel te maken. Je kunt teruggrijpen naar de inleiding door een passage (vraag, stelling, citaat etc.) te herhalen en er iets aan toe te voegen. Afsluiting Er zijn meerdere manieren om de presentatie af te sluiten. Een zin als "Dat was het" geeft niet direct aan dat de spreker geroutineerd is en vormt ook geen creatieve afsluiting. Maar hoe kun je dan een signaal geven dat duidelijk maakt, dat je aan het einde van je relaas bent gekomen? Bekijk de volgende voorbeelden eens: "Ten slotte wil ik nog één ding opmerken: ..." "Hiermee wil ik mijn presentatie afsluiten." "En zoals ik in de inleiding al gezegd heb: 'eind goed, al goed'." "Ik dank iedereen voor de aandacht."
2.2.4 Checklist De lijst in figuur 2.1 geeft aan wat er in principe allemaal thuis hoort in een goede presentatie. Afhankelijk van het doel van je presentatie en de aard van de taak kun je bepaalde punten toevoegen of weglaten. In ieder geval wordt er van de student verwacht dat hij dit schema verwerkt in zijn presentatie.
Figuur 2.1 Schema voor presentaties Inleiding Welkom, voorstellen Aandachtstrekker: anekdote, vraag, grap, prikkelende opmerking, opvallende dia, etc. Kader: vanuit welke opleiding, welke fase ervan deze presentatie Het onderwerp/de taak Opdracht en probleemstelling Doelstelling van de taak, proef, meting, etc. Doelstelling van de presentatie Hoofdpunten van de kern (op sheet of dia verplicht) Vragenprocedure, taakverdeling en evt. voorstellen van de volgende spreker Kern
Aansluiting bij de inleiding, vorige spreker eventueel bedanken Voorbereiding; eisen aan de opdracht Opstelling of gebruikte materialen Toelichting op belangrijke componenten of programmaonderdelen Werkwijze, methode, meting, etc Resultaten Overgang naar het slot
Slot Aansluiting bij de kern Terugverwijzen naar het doel van de taak, proef, meting, etc. Terugverwijzen naar het doel van de presentatie
10
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
Inhoudelijke samenvatting Conclusies, evt. met verwachtingen voor de toekomst Aanbeveling (zo mogelijk) Vragen Afsluiting (uitsmijter)
In bijlage 1 vind je een formulier dat bij de nabespreking gebruikt wordt om o.a. inhoud en opbouw van de presentatie te beoordelen. Houd er rekening mee bij je voorbereiding.
2.3 Presentatietechnieken Een op papier perfect verhaal kan helemaal ontkracht worden als het mondeling knullig gepresenteerd wordt. De spreker spreekt te snel, te zacht, te eentonig en te veel binnensmonds. Hij kijkt steeds voor zich op de grond, staat naar het scherm gekeerd of friemelt zonder ophouden nerveus met zijn handen. Hieronder volgen enkele tips. Denk niet dat het onmogelijk is iets aan je stemgebruik, je houding of je zenuwachtigheid te verbeteren. Realiseer je wel, dat je alleen door vaak te oefenen de kunst van het boeiend spreken onder de knie kunt krijgen. In deze paragraaf vind je tips over presentatietechnische zaken als: stemgebruik, taalgebruik, houding en gebaren, oogcontact en hulpmiddelen.
2.3.1 Planning Denk aan de tijd. Maak je presentatie niet te lang, anders word je afgekapt. Het afraffelen van je verhaal is geen alternatief. Probeer niet een presentatie van 15 minuten in 10 minuten te voltooien. Goed plannen, oefenen en voorbereiden is het enige wat een goede tijdsinschatting mogelijk maakt.
2.3.2 Stemgebruik Let op onderstaande punten: Begin pas met spreken als het helemaal stil is, zodat iedereen kan volgen waarover je presentatie zal gaan. Weet je publiek dat niet, dan blijft het onrustig, wat voor jezelf ook niet prettig is. Spreek langzaam. Dat kan in je eigen oren overdreven klinken, maar je spreekt al gauw te snel, zeker voor een wat groter publiek. Maak bewust gebruik van pauzes. De toehoorders krijgen dan de tijd om de informatie te verwerken. Geef deze pauzes eventueel in je aantekeningen weer. Spreek verstaanbaar. Dat betekent dat je volume groot genoeg moet zijn (harder dan bij een normaal gesprek) en dat je duidelijk moet articuleren. Let op met dialect. Varieer de toonhoogte en het volume. Daarmee verlevendig je je voordracht en je kunt er belangrijke passages mee benadrukken.
11
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
2.3.3 Houding en gebaren Een presentator die heel stijf voor een groep staat, kan moeilijker de aandacht vasthouden. Een natuurlijke houding ondersteund door handgebaren is aantrekkelijker. Wat houdt dat in? Wees levendig, niet stijf. maar sta wel rechtop en niet doorgezakt.Anders maak je wellicht een nonchalante indruk. Wandel niet te veel. Vermijd storende gewoontes en gebaren (tics). Schakel je handen functioneel in door ermee aan te wijzen en boodschappen te benadrukken zoals dat gebeurt bij bijvoorbeeld presentaties van weerberichten.
2.3.4
Taalgebruik
Luisteren naar een presentatie is gemakkelijker als het taalgebruik niet te ingewikkeld is. Let erop dat je niet in zogenaamde schrijftaalzinnen spreekt. Dat risico loop je als je de presentatie helemaal uitgeschreven hebt.
Vermijd daarom lange zinnen. Hou de zinsbouw verzorgd; maak complete, soepele zinnen. Weet welke vaktermen je wel en niet kan gebruiken. Let op met stopwoorden. Gebruik humor indien dat bij je past, maar gebruik het met mate.
2.3.5 Interactie met het publiek 2.3.5.1 Oogcontact Houd oogcontact met je publiek. Op deze manier kun je de mensen gemakkelijker boeien. Als je voortdurend de scheuren in het plafond controleert of steeds naar de vogels buiten kijkt, zal de aandacht van het publiek gemakkelijker afdwalen dan wanneer je het echt aankijkt. Breng je verhaal aan het publiek en houd de belangstelling vast. Om dit goed te kunnen doen, moet je zorgen dat je inhoudelijk boven je verhaal staat en er niet midden in. Als je alleen met jezelf bezig bent en de grootste moeite hebt om de lijn vast te houden, dan ben je niet bezig met het overbrengen van je boodschap. Boven het verhaal staan, deskundigheid uitstralen, bereik je alleen met een goede voorbereiding. Kan het publiek je verhaal volgen? Goed rondkijken en oogcontact leggen is ook nodig om te zien of het publiek je verhaal kan volgen. Zie je blikken die duiden op onbegrip, dan zul je actie moeten ondernemen: vragen of het duidelijk is of bijvoorbeeld een extra stukje uitleg geven.
12
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
2.3.5.2 Omgang met vragen Overweeg zorgvuldig wanneer je het publiek de gelegenheid geeft tot het stellen van vragen. Er zijn globaal vier keuzes: Op het einde van de presentatie. Voor jezelf heb je dan de rust dat je je verhaal kunt doen zonder onderbroken te worden. Voor het publiek is dit echter lastiger, zeker als sommige stukjes onduidelijk zijn. Tussendoor. Voor het publiek is dit wel goed, maar voor een onervaren spreker is dit een stuk lastiger omdat je telkens opnieuw de draad moet oppakken en ook voor het publiek duidelijk moet maken in welke deel verhaal je bezig bent. Goed boven het verhaal staan is dan een vereiste. Na elk deel van de kern. Vraag na elk deel van de kern of tot zover alles helder is. Je komt dan tegemoet aan de het publiek, zonder dat je verhaal echt onderbroken wordt op een ongelegen moment. Korte vragen tussendoor, uitvoerige vragen op het einde. Geef een van deze vier mogelijkheden aan op het einde van de inleiding, net voordat je aan de kern begint. Beantwoording van verschillende soorten vragen Informatieve vraag. Beantwoord deze bondig. Onduidelijke vraag. Vraag om extra verduidelijking als je de vraag niet helemaal begrijpt. Doe je dit niet, dan loop je het risico een te lang antwoord te formuleren. Dat gaat van de presentatietijd af. Een ander nadeel is dat een uitvoerig antwoord ertoe kan leiden dat de rest van het publiek afhaakt. Vraag die te vroeg gesteld wordt. Soms wordt een vraag gesteld over een onderwerp dat je later in de presentatie so wie so al gepland had. Vraag dan of je het antwoord even uit mag stellen omdat je daar nog bij uitkomt. Doe je dat niet, dan gooi je je eigen structuur overhoop en wordt het voor jezelf en voor je publiek moeilijker het overzicht te bewaren. Als je bij het bewuste onderwerp aangekomen bent, refereer dan aan het feit dat de vraag eerder gesteld is. Dan wordt de vragensteller erop geattendeerd dat zijn antwoord nu komt. Een uitvoerige vraag. Als je in de gaten krijgt dat een vraag vrij uitvoerig is of tot een discussie gaat leiden, stel dan voor dat je op deze vraag terugkomt na de presentatie. Doe dit dan ook.
2.3.6 Hulpmiddelen Het publiek moet veel concentratie opbrengen tijdens een mondelinge presentatie, dus hoe boeiender en duidelijker de presentatie is, hoe gemakkelijker men de aandacht erbij kan houden. Hiervoor is al ingegaan op de opbouw van een presentatie; deze paragraaf gaat in op middelen die je helpen je verhaal duidelijker over te laten komen. Aan de orde komen de computer (PowerPoint), het maken van dia’s en transparanten, de overheadprojector, het bord, de flip-over, film en video.
Computer, beamer en PowerPoint De computer als presentatiemiddel is tegenwoordig de standaard. Dat heeft veel voordelen, omdat je vrij snel zeer professioneel ogende plaatjes kunt maken. Een veel gebruikt pakket is PowerPoint. 13
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
Daarmee kun je diavoorstellingen maken die je met behulp van een beamer kunt projecteren op een wit scherm of op een smartboard. Met PowerPoint kun je overigens ook gewone overheadsheets ontwerpen. Met Word of andere pakketten kun je ook sheets of dia’s ontwerpen. Als je nog geen ervaring hebt met PowerPoint, kun je het beste beginnen met de standaardhulpmiddelen die een pakket als PowerPoint biedt: de wizard. Deze zet je snel op de goede weg. Hij geeft aan, waar standaardpresentaties te vinden zijn. Met een standaardpresentatie kun je dan vrij snel uit de voeten door je eigen teksten in te typen en door eigen plaatjes in te voegen. Een tweede hulpmiddel is het werken met sjablonen die een vaste achtergrond hebben. Er zijn daarbij varianten in diaopbouw voor de verschillende dia’s die je kunt gebruiken: titeldia, tekstdia, grafieken, organisatieschema’s .Ook kleurinstellingen en andere factoren zijn te wijzigen. Ervaren gebruikers kunnen eigen ontwerpen maken, voorzien van een eigen lay-out, met eigen foto’s of tekeningen. Ook is het mogelijk om bewegende beelden (animaties, films) en geluidseffecten toe te passen. Bij demonstratie van werkende opstellingen is dit een uitstekende optie. Het voordeel van het werken met een pakket als PowerPoint is dat je snel een professionele presentatie kunt maken. Zo’n presentatie is makkelijk overdraagbaar en snel aanpasbaar. Met het maken van een diavoorstelling zijn weinig kosten gemoeid: voor het opslaan van de presentatie is een DVD of een USB-stick nodig. Een nadeel van deze werkwijze is dat de neiging ontstaat om te veel dia’s in de presentatie op te nemen. Zorg ervoor dat jij met je verhaal centraal blijft staan. Een tweede nadeel is de afhankelijkheid van de apparatuur. Zorg er daarom voor dat de presentatie van tevoren op het systeem geïnstalleerd is en op DVD, opdat deze ook op een laptop kan draaien. Voor de veiligheid is het aan te bevelen (b.v. bij stagevoordrachten) om een reserveset met transparanten mee te brengen. Een laatste nadeel is dat de presentatieruimte half verduisterd moet worden voor een goede projectie. Let op het contrast. Bij projectie is dat een stuk minder dan op je laptop. Als je kunt werken met een smartboard, heeft dat als voordeel dat je met de bijbehorende schrijfstiften ook tijdens je presentatie kleine dingen kunt schrijven op het scherm Je kunt dus accenten leggen. Daarnaast kun je via een tik tegen dit scherm de volgende dia laten komen. Bij een gewoon scherm vervallen deze voordelen en zul je via een muisklik de volgende dia kunnen laten komen. Vaak kun je een zogenaamde presenter gebruiken (zie figuur 2.2). Dit is een afstandsbediening die via een USB-poort aangesloten wordt op laptop of pc en waarmee je een dia vooruit en terug kunt gaan. Tip: je moet dan wel richten op de laptop en niet op het scherm.
Fig. 2.2 Een presenter (Bron http://nl.kensington.com/html/11667.html)
14
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
Een tweede functie van dit hulpmiddel is een pointer: een lichtstraal waarmee je kunt aanwijzen. Een nadeel daarvan is wel dat je een vaste hand moet hebben, anders dan gaat het lichtpunt op en neer op het scherm. Tip Als je geen ervaring hebt met het werken met PowerPoint, een beamer, een laptop en een smartboard, zorg je ervoor dat je de opstelling al een keer uitgeprobeerd hebt, voordat je werkelijk aan je presentatie begint. In Venlo kun je bij het multimediacenter (mediatheek) een set (beamer en laptop) bespreken en een oefenruimte reserveren, zodat je alles in alle rust kunt uitproberen. Het pakket PowerPoint is op elke Fontys-pc geïnstalleerd zodat het geen probleem is om je dat pakket eigen te maken. Het maken van dia’s of transparanten Hoe dienen ze eruit te zien, wat moet erop staan? Geef elke dia/sheet een goede titel en eventueel een volgnummer. Neem alleen hoofdpunten op; details en toelichting geef je er mondeling bij. Zorg ervoor dat je zelf altijd meer te melden hebt dan wat het publiek op het scherm kan lezen. Behandel nooit meer dan één (deel)onderwerp per dia. Werk op de sheet in telegramstijl. Schrijf maximaal 8 tot 10 regels per dia en maximaal 4 tot 6 woorden per regel. Verdeel de informatie gelijkmatig over de dia. Zorg ervoor dat de letters groot genoeg zijn (5 mm of meer; lettergrootte 20). Maak bewust gebruik van kleuren. Verschillende kleuren kunnen accenten leggen en onderscheid aangeven, maar te veel kleuren maken het beeld rommelig. Toon uitsluitend tabellen en grafieken die relevant zijn. Een tabel waarin veel cijfers staan, is voor de luisteraar niet te overzien; geef liever alleen de relevante cijfers. Maak plaatjes niet te druk. Neem alleen dat op waar je ook iets over te vertellen hebt. Gebruik een deel van de dia eventueel om de lezer overzicht te bieden op de structuur van je presentatie. Zorg ervoor dat je een opstelling in beeld brengt via een tekening of animatie (evt. foto), Zorg ervoor dat veranderingen, resultaten ook weer via (dezelfde) beelden zichtbaar worden. Werk daarbij bij nummers of grafische symbolen (pijlen, ringen) of het aanwijzen van details gemakkelijker te maken. Vergroot deze eventueel uit.
De overheadprojector Een hulpmiddel dat nog steeds nuttig is bij presentaties, is de overheadprojector. De beelden kunnen zeer professioneel zijn als ze met de computer gemaakt zijn (in PowerPoint bijvoorbeeld). Je kunt de sheets van tevoren maken en in noodgevallen kun je er vlak voor de presentatie nog iets aan veranderen (met een overheadstift). Tips bij het gebruik: Stel projector en scherm op elkaar af. Controleer de aan-en-uitknop, kijk of de beelden scherp zijn en of de lamp van de projector functioneert. Orden je sheets. Leg je spreekschema klaar. Kies bewust voor: aanwijzen op scherm of op projector. 15
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
Let op je positie; kan iedereen het hele scherm zien? Als dat niet zo is, moet je actie ondernemen. Zet de projector tijdens de presentatie 'met verstand' aan en uit. Kijk alleen op projector en scherm als dat echt noodzakelijk is. Hou oogcontact met je publiek. Let op met afdekken van je transparanten.
Het bord Een bord leent zich vooral voor het even noteren van een (vak)term, een kreet, een korte schets. Zo'n korte krabbel verlevendigt de presentatie en zorgt voor wat ontspanning. Zorg er wel voor dat het bord vóór de presentatie schoongeveegd is. Anders loop je het risico dat de informatie niet terug te vinden is tussen de andere gegevens die al op het bord stonden. Check van tevoren of wis- en schrijfmiddelen aanwezig zijn. Let er op dat het geschrevene goed leesbaar is. Ook kun je het bord gebruiken voor een grafiek, een tekening of een reeks aantekeningen die gedurende de hele presentatie zichtbaar moet blijven. Dat kan bijvoorbeeld opgaan voor een tekening van de opbouw van een proces of de structuur van je presentatie. Ga in elk geval tijdens de presentatie geen lange verhalen of uitgebreide schema's op het bord zetten; je verliest het contact met je publiek en de toehoorders gaan zich vervelen met alle gevolgen van dien.
De flip-over In wezen kun je een flip-over op dezelfde wijze gebruiken als het bord. Het verschil is dat een flipover kleiner is en dus minder informatie kan bevatten en daarom niet zo gauw voor een groot publiek gebruikt zal worden. Meestal wordt hij bij wat informelere bijeenkomsten gebruikt. Daarnaast is een flip-over mobiel, wat handig is. De informatie die je niet meer nodig hebt, veeg je niet weg, zoals bij een bord, maar kun je bewaren. Daarom wordt deze vaak bij cursussen toegepast.
Video en film Deze hulpmiddelen vergen enige professionaliteit. Het is niet gemakkelijk om een korte, effectieve video te maken. Goede camera’s zijn te leen bij het multimediacentrum; bij mobiele telefoons moet je opletten met de resolutie. Korte filmpjes zijn in te voegen in een PowerPoint-presentatie. Er zijn ook valkuilen bij het toepassen van deze hulpmiddelen: de ruimte moet voldoende verduisterd kunnen worden, genoeg om de beelden goed te kunnen zien - maar ook weer niet zo zeer dat de spreker niet meer te zien is. Een ander nadeel van deze hulpmiddelen is ook dat de presentator zelf naar de achtergrond verdwijnt. Dat is niet de bedoeling. Handig is het dan om zelf toelichting bij een film te geven (geluid weg te draaien). Dan heb je als presentator een functie. Halfproducten of eindproducten Daarnaast zul je bij een presentatie vaak beschikken over halfproducten of eindproducten die bij een project gemaakt zijn. Licht ze toe zorg en zorg dat iedereen ze kan zien. Te kleine producten kun je beter via een foto binnen PowerPoint toelichten. Dat geldt bijvoorbeeld voor foto’s van de productie van onderdelen. Vaak zijn deze onderdelen in het eindproduct niet meer goed zichtbaar. Let op met producten doorgeven: de aandacht verslapt snel.
16
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
2.4 Tot slot Professioneel presenteren is te leren. De belangrijkste voorwaarde hiervoor is dat je de opdracht serieus neemt en de kans om je te profileren aangrijpt door je goed voor te bereiden. Iedereen kan ervoor zorgen dat de inhoud van de presentatie in orde is en de sheets of dia’s er goed uitzien. Te laat op komen dagen of de presentatie later moeten starten door gehannes met de hulpmiddelen (pc, cd, beamer e.d.), getuigt dus van weinig professionaliteit. Ook tijdens de presentatie zelf heb je voordeel van deze goede voorbereiding. In bijlage 1 vind je een formulier dat bij de nabespreking van de presentatietechniek dienst doet. Gebruik het als checklist bij je voorbereiding. Wat minder gemakkelijk te leren is, is het presenteren zelf, de zenuwen onder controle krijgen en duidelijk en helder formuleren. Hiervoor is maar één aanwijzing te geven: heel veel oefenen, thuis (voor de spiegel of de videocamera) en met publiek. Nu je wat meer beeld hebt gekregen van presentatietechnieken, willen we in de volgende hoofdstukken inzoomen op andere communicatieve vaardigheden die bij het projectwerk nodig zijn zoals het schriftelijk rapporteren (hoofdstuk 3) en gesprekstechnieken bij groepsbesprekingen (hoofdstuk 4).
17
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
3
Schriftelijk rapporteren
Een rapport schrijven doen de meesten niet uit liefhebberij. Vaak vormt de uitwerking van een opdracht de aanleiding van het rapport. Dat geldt zowel voor de school-, als voor de beroepspraktijk. De volgende paragrafen bevatten richtlijnen voor het efficiënt schrijven van rapporten. Na een totaaloverzicht van het hele schrijfproces (§ 3.1) en het voorbereidende werk (§ 3.2) zoomen we in op de gestructureerde manier van werken die ervoor zorgt dat je zo weinig mogelijk tijdverlies hebt bij het schrijven van de kern (§ 3.3). Vervolgens komt er informatie aan bod over onderdelen als samenvatting en inleiding (§ 3.4). Ten slotte komen richtlijnen aan bod voor een correcte omgang met literatuurverwijzingen (§ 3.5), figuren en tabellen (§ 3.6), uiterlijke verzorging (§ 3.7), ordening en samenhang(§ 3.8) en - last but not least - taalgebruik (§ 3.9).
3.1 Overzicht van de werkwijze In f0 geven we allereerst een overzicht van de stappen waarin je het schrijfproces doorloopt. Figuur 3.1 De stappen van het schrijfproces Stap 1 Voorbereiding 1.1 Oriënteren op de opdracht 1.2 Een concrete doel- en probleemstelling formuleren 1.3 Een tijdlimiet stellen; planning maken Stap 2 Ontwerpen van inhoud en opbouw van de kern 2.1 Materiaal verzamelen 2.2 De opbouw plannen: - brainstormen over mogelijke deelaspecten - informatie ordenen in een schema - inhoud en opbouw kritisch beoordelen 2.3 De kern uitschrijven Stap 3 Schrijven van de andere onderdelen - Conclusies en aanbevelingen/ slotwoord - Inleiding - Samenvatting
18
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
-
Literatuurlijst Bijlagen Inhoudsopgave Titelpagina
Stap 4 Controleren - Inhoud - Ordening - Taalgebruik: leesbaarheid en correctheid - Literatuurgebruik - Omgang met tabellen en figuren - Uiterlijke verzorging
De volgende paragrafen gaan dieper in op deze aspecten
3.2 Voorbereiding Oriënteren op de opdracht De opdracht is uitgangspunt voor het schrijven van het rapport. Zo'n opdracht is echter lang niet altijd strak geformuleerd: ze kan vaag zijn en daardoor op verschillende manieren uit te leggen zijn. Ze kan ook te ruim of soms verkeerd gesteld zijn. Dan komt er misschien uiteindelijk iets heel anders uit de bus, dan de opdrachtgever voor ogen had. Om de communicatie tussen de schrijver en de lezer van het rapport zo optimaal mogelijk te laten verlopen is een goede oriëntatie op de opdracht nodig. Welk aspecten komen er allemaal bij kijken? Wil de opdrachtgever dit allemaal of heeft hij andere ideeën? Probleemstelling In de oriëntatiefase formuleer je de probleemstelling. Ga daarbij uit van de situatieschets in de opdrachtomschrijving. Het formuleren van een goede probleemstelling maakt deel uit van de gehanteerde methodes: de zevensprong, projectmatig werken, methodisch ontwerpen. Een probleemstelling bestaat uit twee elementen: een probleemschets /situatieschets en de centrale onderzoeksvraag die je hieruit destilleert. De centrale vraag moet zo concreet mogelijk zijn geformuleerd. Daarmee baken je je werk af. Je kunt deze beschouwen als een soort contract met je opdrachtgever. Leg deze dan ook voor aan je opdrachtgever. Doelstelling Een volgende stap is het formuleren van een doelstelling van het rapport. Welk nut heeft het rapport voor de lezer? Wat is het belang van jouw werk voor de lezer (klant, bedrijf)? Wat wil je bereiken? Publiek Een andere belangrijke oriëntatievraag is tot wie je je in dit rapport richt: je jaargenoten, de docent of in het geval van een case de opdrachtgever of de klant. Ieder publiek vraagt zijn eigen benadering. Twijfel je eraan tot wie je je moet richten (welk niveau en welke diepgang), overleg dan met je docent. Randvoorwaarden Meestal zal de docent je bepaalde randvoorwaarden opleggen, b.v.:
inleverdatum minimaal of maximaal aantal bladzijden inhoudelijke punten die in ieder geval in het rapport behandeld moeten worden gebruik van bepaalde literatuur 19
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
vorm waarin het rapport wordt ingeleverd (op papier, elektronisch, per e-mail e.d.) Ook het respecteren van deze randvoorwaarden getuigt van professionaliteit. Als het je niet lukt, je hieraan te houden, overleg dan eerst met de docent of er andere voorwaarden mogelijk zijn. Het schrijven van een verslag hoort bij de afronding van een taak. Bij uitgebreidere taken zal er ook een tussenrapport geschreven worden, zoals dat bij een stage- of afstudeerproject ook gebruikelijk is.
3.3 Ontwerpen van inhoud en opbouw van de kern Het rapport bevat een kern en daarnaast een aantal andere onderdelen. Bij het ontwerpen van de inhoudelijke kern doorloop je verschillende fasen.
3.3.1 Verzamelen Het verzamelen van materiaal voor het samenstellen van deze kern gebeurt tijdens het werken aan de taak: individueel en in de groep. Het materiaal kan bestaan uit notulen, logboek, testresultaten, opgezochte informatie in boeken, tijdschriften, internet en eigen ervaringen. Na te hebben gebrainstormd over elementen die een plaats moeten krijgen in de kern van het rapport, ga je ordenen in hoofd- en bijzaken.
3.3.2 De opbouw plannen Ordening is een belangrijke techniek voor het schrijven van rapporten. Het geeft de lezer de kans gestructureerd informatie op te nemen. Een goede structurering helpt echter op veel meer terreinen: bij het plannen van presentaties, agenda's voor vergaderingen, enz. Het is een mentale discipline die leidt tot logisch denken, tot goede oplossingen van problemen en tot grotere efficiency bij schrijver en lezer. Een goede structurering van de verzamelde informatie kun je bereiken door de volgende stappen te aan te houden. Stap 1: inventariseren en selecteren Inventariseren Allereerst ga je brainstormen, liefst eerst individueel en daarna met de groep. Inventariseer rondom je centrale vraag alle elementen die je te binnen schieten en die wellicht een plaats moeten krijgen in het rapport. Wees in deze fase nog niet kritisch of selectief; in principe zijn alle invallen goed. Het resultaat van deze fase is een soort ‘spinnenweb’ van allerlei informatie-elementen. In deze fase beoordeel je nog niet of al die aspecten ook daadwerkelijk in het rapport moeten komen. Nu gaat het alleen om het verzamelen van ideeën. Je kunt deze eerste stap individueel doen of met een groep. - Neem een flink stuk papier en leg dat dwars. Werk horizontaal, zodat je het geheel in een oogopslag kunt overzien. - Zet de centrale vraag van het rapport in het midden en zet daaromheen allerlei aspecten die met deze vraag te maken hebben.
20
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
-
Orden de punten in rubrieken; maak onderscheid tussen hoofd- en bijzaken. Verdeel het geheel daarna in hoofdstukken of hoofdvragen. Op die manier wordt elk onderwerp genoemd en later worden dat wellicht de hoofdstukken in het rapport. Maak onder elk hoofdstuk een lijst van de punten, die je daarin wilt behandelen. Noteer erbij welke informatie nodig is ter ondersteuning.
Selecteren - Markeer nu de belangrijkste punten, de essentiële stappen in de redenering. - Markeer dan de minst belangrijke punten, de punten irrelevant zijn als je kijkt naar je eigen doelstelling en het beoogde publiek. Waarschijnlijk schrap je die later. - De overblijvende punten zijn de twijfelgevallen. Sommige wil je mogelijk als voorbeeld gebruiken of als bijlage opnemen, maar andere zul je eveneens schrappen. Stap 2: het maken van een bouwplan: ordenen Het is handig om daarna een schema te maken waarin ordening en subordening duidelijk worden. In dit bouwplan of schema ga je verder werken aan het ontwerp van het geraamte voor de latere kern van het rapport. Het bouwplan heeft als voordeel dat je met de opdrachtgever hierover kunt overleggen, zonder dat er al tijd gestoken is in het echte schrijfwerk. Zo kunnen er in een vroeg stadium keuzes gemaakt worden over wat wel en wat niet zinvol is om op te nemen. Dat bouwplan zal per rapport verschillend zijn en moet een bepaalde diepgang hebben wil het goed kunnen werken als communicatiemiddel tussen schrijver en opdrachtgever. Splits de centrale vraag (= probleemstelling) rondom je onderwerp als volgt uit: 1.
Splits de centrale vraag uit in drie tot acht hoofdvragen. De kern van het rapport bestaat uit hoofdstukken die deze hoofdvragen beantwoorden. 2. Splits twee tot vijf van deze hoofdvragen uit in deelvragen. Deze deelvragen vormen straks de kapstok voor de paragrafen van het rapport. Zorg ervoor dat een uitgesplitst hoofdstuk logischerwijs uit minimaal twee paragrafen bestaat. 3. Splits minimaal een deelvraag in het schema uit in (minimaal 2) subvragen. Deze subvragen kun je gebruiken om later subparagrafen aan te brengen in het rapport. 4. Voorzie al deze vragen in telegramstijl van een informatief antwoord. Zorg ervoor dat deze uitwerking nieuwe informatie ( ‘antwoorden’) bevat ten opzichte van de bijbehorende vraag. Figuur 3.2 bevat een voorbeeld van een redelijk goed bouwplan. Een voorbeeld van een bouwplan (met feedback) is opgenomen in bijlage 3.
Figuur 3.2 Voorbeeld van een bouwplan met uitwerking in telegramstijl DE INVOERING VAN VARIABELE WERKTIJDEN BIJ HB LOGISTICS
1. Wat houdt het probleem in? Een sterk wisselende hoeveelheid werk, omdat de opdrachten stroom varieert. Het gevolg daarvan is afwisseling van overcapaciteit en ondercapaciteit van werknemers. Dat leidt enerzijds tot inefficiënt werken en anderzijds tot een hoge werkdruk.
2. Welke oplossingen zijn er? 2.1 Capaciteit lenen bij andere afdelingen in drukke periodes Nadelen: 1. wat te doen bij hoge werkdruk op beide afdelingen? 2. bij specialistisch werk niet haalbaar
21
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
3. lost overcapaciteit niet op bij weinig werk 2.2 Overwerken in drukke periodes. Nadelen: 1. overwerk geeft veel administratieve rompslomp 2. overwerk levert weerstand op bij werknemers 2.3 Variabele werktijden invoeren. 2.3.1 Wat houdt het systeem in? Een minimale bezetting binnen kerntijden; vrijheid in begin- en eindtijden; een maximale bezetting in drukke periodes. 2.3.2 Wat heeft het systeem het bedrijf te bieden? Voordelen: 1. efficiënt gebruik van capaciteit 2. minder overuren 3. minder laatkomers en ziekteverzuim 4. meer controle op aanwezigheid werknemers Nadelen: 1. moeilijkere organisatie 2. onrustiger arbeidsproces 3. verhoging energiekosten 2.3.3 Wat heeft het systeem de werknemer te bieden? Voordelen: 1. gemakkelijker woon-/werkverkeer 2. aanpassing werk aan privé-belangen (tandarts, winkels) 3. meer vrijheid 4. aanpassing arbeid aan levensritme Nadelen: 1. in drukke periodes langer werken 2. geen overwerkvergoeding 3. geen tijdtegoeden 2.4 Welke oplossing is de beste? Invoering van systeem van variabele werktijden.
3. Hoe moet het systeem ingevoerd worden? 3.1 Via een proef. Afdeling X Periode van drie maanden 3.2 Aan welke voorwaarden moet de proef voldoen? Tijdregistratie van werktijden 4 Welke planning wordt aangehouden? 1. ervaringen doorgeven aan evaluatiecommissie 2. commissie stelt een rapport op 3. beslissing nemen: stoppen / doorgaan / aanpassen 5 Wat valt ervan te verwachten? Betere motivatie van werknemers Hoger rendement van arbeid
Hulpmiddel: vaste structuren Een bouwplan is altijd uniek omdat de uitwerking van de vragen in telegramstijl altijd toegespitst is op de actuele taak. Toch zijn er ook elementen in het bouwplan die vaker te gebruiken zijn. Dat geldt dan vooral voor de hoofdvragen.
22
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
In veel situaties moeten namelijk keer op keer dezelfde teksten worden geschreven. Zo zal een student op een HTS regelmatig verslagen moeten schrijven van een project of practicum. Zo schrijven medewerkers van een afdeling Research en Development regelmatig rapporten over het testen van een nieuw product. Bij de opzet van zo'n rapport kan de schrijver gebruik maken van vaste structuren of bouwplannen. Deze vaste structuren hoeft hij dan alleen maar toe te spitsen op de concrete situatie. Dat betekent dat het ontwerp van het rapport minder tijd en energie kost. In Figuur 3.3 komen enkele van die vaste bouwplannen aan de orde. (Zie ook Steehouder e.a. 1984, blz. 88-103 en Janssen 1996-1, blz. 40). Figuur 3.3 Vaste bouwplannen 1. De beschrijving van een onderzoek (onderzoeksstructuur) Onderwerp (= een onderzoeksobject)
Wat wordt er precies onderzocht? Waarom? Volgens welke methode? Met welke opstelling en apparatuur? Met welke resultaten? Wat zijn de conclusies?
2. De beschrijving van een ontwerp (ontwerpstructuur) Onderwerp (= een ontwerp, bijvoorbeeld van een apparaat, product of opstelling)
Wat het doel/functie van het product? Aan welke (soorten) eisen moet het product voldoen? Hoe ziet het uitgangsproduct eruit? Welke concepten zijn er ontwikkeld? Hoe is het gekozen ontwerp doorontwikkeld? Hoe is het prototype gerealiseerd? Hoe ziet het eindresultaat eruit? Wat zijn de voor- en nadelen van het ontwerp? Hoe is het getest? Wat moet er in de toekomst gebeuren met het ontwerp?
3. De beschrijving van een handeling (handelingsstructuur) Onderwerp (een handeling, bijvoorbeeld de bediening van een apparaat)
Wat is het doel van de handeling? Wat zijn de voorwaarden ervoor? Hoe verloopt de handeling achtereenvolgens? Hoe wordt het verloop van de handeling gecontroleerd?
4. De behandeling van een probleem (probleemstructuur) Onderwerp (het probleem)
Wat is het probleem precies? Wie is er bij het probleem betrokken? Waarom is het een probleem? Wat zijn de oorzaken? Welke oplossingen zijn er mogelijk? Wat is de beste oplossing?
5. De toelichting van een maatregel (maatregelstructuur) Onderwerp (de invoering van een maatregel/ de introductie van een plan of actie)
23
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
Wat houdt de maatregel precies in? Waarom is de maatregel nodig? Wie zijn er betrokken bij de maatregel? Wat zijn de voorwaarden voor een succes? Hoe wordt de maatregel uitgevoerd? Wat zijn de effecten ervan?
6. De evaluatie van een project of plan (evaluatiestructuur) Onderwerp (datgene wat de schrijver beoordeelt)
Wat zijn de belangrijke eigenschappen? Wat zijn positieve aspecten? Wat zijn negatieve aspecten? Hoe luidt het totaaloordeel? Wat moet er in de toekomst gebeuren?
7. Ontwikkeling (ontwikkelingsstructuur) Onderwerp (datgene wat een bepaalde ontwikkeling heeft doorgemaakt, bijvoorbeeld een project) Welke fasen heeft het project doorgemaakt? fase A, B en C Waar en wanneer vonden die plaats? Door wie? Welke verklaring is er voor de overgang daartussen? In welke fase bevindt het zich nu? Welke fasen moet het project nog doorlopen?
8. Projectbeschrijving (OASE-model) Onderwerp (In de ontwerpvakken en bij projecten speelt ook het OASE-model vaak een rol (O = oriëntatie, a = analyse, S = synthese, E = evaluatie). Wat voor soort bedrijf verstrekt de opdracht en welke producten maakt het?(O) Hoe ziet het product eruit waar de opdracht aan gekoppeld is? (O) Beschrijving huidige opstelling Toelichting probleem en belang van de oplossing Formuleren centrale vraag (afbakening) Programma van eisen en wensen (A) Soorten eisen Aanvullende wensen Nadere analyse via theorie of praktisch onderzoek (A) Mogelijke oplossingen/concepten (S) Meerdere concepten beschrijven Keuze en verantwoording Verdere detaillering oplossing en (deeloplossingen) Resultaten (S) Evaluatie eindresultaat a.d.h.v. programma van eisen (E) Evaluatie methode/werkwijze (E)
Belangrijke verslagen die in een studie opgenomen zijn, zijn het stageverslag en het afstudeerverslag. Voor meer informatie over de opbouw daarvan kun je terecht op de stage- en afstudeersite,
24
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
https://portal.fontys.nl/instituten/tbm/students/Documents/workplacement%20and%20graduation.aspx ?PageView=Shared waar de meest recente informatie te vinden is Combinaties van vaste bouwplannen Veel teksten kenmerken zich doordat ze als basis een combinatie van verschillende vaste structuren hebben. Dergelijke teksten bevatten dan meestal één vaste hoofdstructuur. In de vertakkingen binnen deze hoofdstructuur komen dan delen voor van andere vaste structuren. In fig. 3.4 staat hiervan een voorbeeld.
Figuur 3.4 Bouwplannen met gemengde structuur (Steehouder 1984, blz. 106) De beschrijving van plan P
1. Wat houdt plan P precies in?
... 2. Waarom is plan P nodig? Om probleem X op te lossen. 2.1 Wat houdt probleem X in? ... 2.2 Wat zijn de oorzaken van probleem X? … 3. Hoe moet plan P worden gerealiseerd? Via een stappenplan S. 3.1 Wat zijn de voorwaarden voor S? ... 3.2 Hoe verloopt stappenplan S in grote lijnen? ... 3.3 Hoe ziet elke stap eruit? ... 3.4 Hoe wordt de uitvoering gecontroleerd? … 4. Wie zijn er betrokken bij plan P? ... 5. Welke effecten zijn er te verwachten van plan P? Zowel positieve als negatieve. 5.1 Wat zijn de positieve effecten van P? ... 5.2 Wat zijn de negatieve effecten van P? ... 6. Hoe luidt het totaaloordeel? … 7. Wat moet er dus in de toekomst gebeuren?
25
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
Het zijn dus hulpmiddelen om het structureren sneller te laten verlopen. De uitwerking ervan in telegramstijl moet echter altijd toegespitst worden op het actuele project of de lopende taak. Stap 3 Inhoud en opbouw kritisch beoordelen Als je het geraamte klaar hebt, houd het dan nog eens goed tegen het licht. Bekijk nogmaals of de gekozen vragen relevant zijn. Dat betekent allereerst dat ze aan moeten sluiten bij de doelstelling en het lezerspubliek. Uitgebreide informatie over de productie van een softwarepakket hoort bijvoorbeeld niet thuis in een handleiding voor Office. Gebruik de volgende richtlijnen om het bouwplan door te lichten. Richtlijnen voor goed structureren 1. Richt de ordening op de lezers. Er kunnen meer manieren zijn om het materiaal van een rapport onder te verdelen. We kunnen bijvoorbeeld kiezen voor ordening waarin een aantal deelopdrachten op volgorde worden afgewerkt (opdracht 1, opdracht 2 etc.) Zo’n ordening is alleen gericht op een docent. Beter is het om de opdrachten te ordenen naar thema’s en de interne samenhang daarbij te verduidelijken. Dan is het makkelijker te volgen voor een relatieve buitenstaander: een student die de opdracht niet kent. Welke methode we kiezen, hangt af van de lezers en hoe zij het rapport willen gebruiken. 2. Zet alle elementen over hetzelfde aspect bij elkaar. Zo zet je bijvoorbeeld alles wat te maken heeft met de hardware van een bepaalde proefopstelling bij elkaar in een hoofdstuk en de software in een ander hoofdstuk. Voor werktuigbouwers geldt bijvoorbeeld dat het informatie over het ontwerpproces van een product niet in hetzelfde hoofdstuk moet staan als constructieve of productieve zaken. 3. Zorg ervoor dat de ordening volledig is. De structurering moet alle feiten en ideeën in het rapport dekken. Vergaarbakken als 'overig', 'algemeen' en 'diversen' laten vaak zien dat de ordeningsprincipes niet goed zijn. 4. Maak een waterdichte onderverdeling. Elk feit of idee zou logischerwijs slechts in één onderdeel moeten passen. Dit lukt niet altijd. Misschien moet je iets herhalen van een vorige bladzijde. Maar geef het niet te gauw op. Te veel herhalen kan namelijk op een slecht ordeningssysteem wijzen. 5. Neem in een ordeningssysteem minimaal twee en niet meer dan zes onderdelen op. Informatie kun je beter onthouden en opnemen als deze geordend is in niet te grote groepen. Gebruik dus bij opsommingen en ordeningen niet meer dan zes onderdelen en daarbij maximaal zes subonderdelen enz. Op die manier is de lezer in staat om de informatie gemakkelijker te onthouden. Daarnaast is het logisch om een hoofdstuk bijvoorbeeld in minimaal twee paragrafen uit te splitsen, want anders is er geen sprake van splitsen. 6. Maak de ordening evenwichtig. Zorg ervoor dat de ordening in een rapport er evenwichtig uitziet. De eerste en laatste hoofdstukken zijn over het algemeen minder uitgesplitst. Hoe meer je in de kern van het rapport zit, hoe verder uitgesplitst de hoofdstukken zullen zijn. 7. Splits gelijksoortige hoofdstukken op een gelijksoortige manier uit. Als je meerdere hoofdstukken hebt, die gelijksoortige onderwerpen hebben, is het vaak mogelijk deze te splitsen in dezelfde paragrafen. In een rapport over sensoren kun je bijvoorbeeld paragrafen reserveren voor principe, voor- en nadelen, en toepassingen.
26
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
Stap 4: overleg met opdrachtgever Omdat een bouwplan een beslissingsmoment, GO–OR-NO-GO, voor het verdere schrijfwerk kan zijn, is het goed om ermee naar de opdrachtgever terug te gaan. Ga na of de geplande opbouw en inhoud aansluiten bij wat de opdrachtgever voor ogen heeft.
3.3.3 De kern uitschrijven Heb je het schema naar tevredenheid klaar, dan schrijf je daarna elk hoofdstuk en elke paragraaf van de kern uit. In deze fase zijn aspecten als stijl, spelling en presentatie nog niet belangrijk. Voor het schrijven zelf zijn geen duidelijke richtlijnen te geven. Het schrijven is een creatief proces. Het is wel mogelijk een aantal adviezen te geven voor de schrijvers die het moeilijk vinden een begin te maken. Die adviezen zijn de volgende: Begin met een stuk dat je het meest interesseert. Bij groepsverslagen worden vaak de hoofdstukken verdeeld. Probeer dan de verantwoording voor dat deel te krijgen dat je het meest interesseert; dat maakt het schrijven plezieriger en makkelijker. Lees daarvan de aantekeningen van het (deel van het) schema nog eens rustig door. Overdenk de aantekeningen rustig. Ga schrijven en blijf schrijven. Corrigeer in deze fase nog niets. Die controle komt later wel. Lees het niet nog een keer door, maar probeer bezig te blijven met schrijven. Pauzeer niet te vaak. De ervaring leert dat het moeilijker is het creatieve proces op gang te brengen, dan het op gang te houden. Omdat de creativiteit in deze fase zo'n grote rol speelt, kan het best zijn, dat het eerder ontworpen schema gaat 'knellen'. We hebben dat schema echter natuurlijk niet voor niets ontworpen. Je moet daarom niet te snel het schema willen veranderen. Maar het schema moet natuurlijk niet een ijzeren wet gaan worden, waaraan niet meer te ontkomen valt. Een bewuste weloverwogen verandering in het schema kan de opbouw van het rapport natuurlijk verbeteren.
Tips
Begin op tijd. Je zult merken dat er in deze fase veel tijd gaat zitten. Als je te laat begint, blijft er daarna minder tijd over voor de controle op bijvoorbeeld spellingfouten of lay-out.
Omdat het nodig is aan te geven op welke bronnen het rapport gebaseerd is, bespaart het tijd, als je tijdens het schrijfwerk meteen een goede notitie maakt van alle schriftelijke en digitale bronnen (zie paragraaf 3.5).
Daarnaast is het handig om verwijzingen naar paragrafen, figuren of bladzijden voorlopig aan te duiden met een speciaal symbool zoals #, &. Via de functie bewerken > zoeken , kun je later bij de controle snel correcte verwijzingen invullen.
Als de kern af is, kun je beginnen aan de afrondende fase. Die bestaat uit het schrijven van extra onderdelen (§ 3.4) en het controleren van de tekst op factoren omgang met literatuur (§ 3.5), omgang met figuren en tabellen (§ 3.6), ordening en samenhang(§ 3.7), (uiterlijke verzorging (§ 3.8) en taalgebruik (§ 3.9).
27
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
3.4 Onderdelen van een rapport Naast de kern omvat het rapport meestal de volgende onderdelen:
Omslag Titelblad Voorwoord Samenvatting Inhoudsopgave 1 Inleiding . . . . (hoofdstuknummers 2 t/m 5 zijn in dit geval in de kern verwerkt) 6 Conclusie 7 Slotwoord Literatuurlijst Bijlagen
In de volgende paragrafen volgt een nadere toelichting op deze onderdelen. Andere voorkomende onderdelen in wat meer uitgebreide rapporten zijn een verklarende woordenlijst, een symbolenlijst, en een register. Deze komen gezamenlijk aan bod in paragraaf 3.4.9. Afhankelijk van wat voor soort rapport het betreft, kan de inhoud variëren. Voor meer informatie hierover verwijzen we naar onderstaande site van de Rijksuniversiteit Groningen. http://www.rug.nl/noordster/schriftelijkevaardigheden/voorstudenten/tekstsoortenconventies/index
3.4.1 Omslag en titelblad Omslag Neem de volgende gegevens op: inhoudelijke hoofdtitel van het verslag (ook evt. een subtitel) namen van de schrijvers in alfabetische volgorde; geef ook aan wie de eindredactie verzorgd heeft plaats en datum van afsluiting van het rapport opleiding en instituut een toepasselijke illustratie Zorg ervoor dat de titel een scherp beeld geeft van wat de lezer kan verwachten. Veel titels zijn te algemeen, bijv. Project De lopende band. Is er dan een lopende band ontworpen of aangepast (hardware)? Of is er misschien alleen een besturingsprogramma geschreven in een bepaalde taal (software)? Of is er een simulatie gemaakt van een proefopstelling? Indien je ook een binnentitelblad maakt, moeten titel, subtitel en schrijvers op de omslag blijven staan. De rest mag doorschuiven. Titelblad Dit bevat de volgende gegevens: titel van het verslag (incl. subtitel) naam van de schrijvers en eventuele andere groepsleden klas- en groepsnummer 28
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
Naam van de module of practicum (evt. Progress-code) plaats en datum van afsluiting van het rapport opleiding en instituut begeleider(s), tutor(s), docent(en)
Omslag en titelblad tellen bij de bladzijdennummering samen voor één pagina. Dit nummer wordt er niet op gezet.
3.4.2 Voorwoord Een voorwoord komt alleen voor in uitgebreide rapporten. In een voorwoord staan zaken die niet tot het eigenlijke onderwerp behoren, zoals: informatie over het kader waarin het rapport tot stand is gekomen (opdracht, scriptie, project, reeks), dankbetuigingen aan personen (begeleidend docent, begeleider tijdens de stage); gegevens over de schrijver (achtergrond, motivatie); een aanduiding van de doelgroep waarvoor het rapport bestemd is. Bij boeken en ook wel rapporten schrijft soms een buitenstaander of indirect betrokken persoon het voorwoord. In dat geval spreken we van een 'Ten geleide'.
3.4.3 Samenvatting Een samenvatting is een essentieel onderdeel als het rapport uit meer dan vijf pagina's bestaat. Ze staat dan meestal tussen de titelpagina (of voorwoord indien dat er is) en de inhoudsopgave. Een samenvatting heeft verschillende functies. Ten eerste stelt ze druk bezette mensen in staat zich een idee van de inhoud te vormen, zonder het hele rapport te lezen. De samenvatting functioneert dan als een soort uitgebreide inhoudsopgave. Ten tweede kunnen lezers op basis van de samenvatting beoordelen of het hele rapport voor hen de moeite waard om helemaal te lezen. Als ze ten slotte besluiten verder te lezen, fungeert de samenvatting als kapstok waaraan ze de rest van de informatie op kunnen hangen. Om deze functies waar te kunnen maken, moet een samenvatting voldoen aan een drietal voorwaarden. Dat houdt in dat ze begrijpelijk, bondig en informatief moet zijn. Deze voorwaarden komen hierna uitgebreider aan de orde (zie ook Elling 2000, blz. 85-87). Voorwaarde 1: Begrijpelijk Een samenvatting moet los van de tekst te begrijpen zijn. Gebruik in de samenvatting dus geen onduidelijke begrippen die de lezer pas kan invullen, als hij de beschrijving ervan in het rapport zelf heeft gelezen. Bovendien moet het onderwerp direct bij het begin duidelijk worden. Dat is niet het geval bij het figuur 3.5.
Figuur 3.5 Samenvatting (Gebaseerd op Elling 2000, blz. 85) 29
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
Origineel: slechte start Heel kort kan dit rapport in drie aspecten worden omschreven: Technische, economische en maatschappelijke kant Fasering van het onderwerp Aanverwante werken De fasering bestaat uit……. Herschrijving: goede start Het sluiscomplex in de Vliet te Leidschendam is te klein om de verkeersstroom op het land en te water te verwerken. Uitbreiding van de capaciteit van de sluis van 400 tot 1000 ton blijkt wenselijk. In dit rapport wordt een ontwerp voor een nieuwe sluis ...
Voorwaarde 2: Bondig Een samenvatting moet bovendien bondig zijn. Een te lange samenvatting schiet namelijk haar doel voorbij. Vermijd daarom informatieloze formuleringen. Zorg ervoor dat een samenvatting niet langer is dan een bladzijde. Voorwaarde 3: Informatief Een samenvatting kan op twee manieren uitgevoerd worden. Je kunt een overzicht geven van wat er in het verslag aan de orde komt: een soort uitgebreide inhoudsopgave die een beeld geeft van wat de lezer in het rapport kan verwachten. We noemen dit een indicatieve samenvatting. De tweede manier om een samenvatting uit te voeren is een korte beschrijving van de hoofdinformatie uit alle hoofdstukken: de probleemstelling, de werkwijze en de belangrijkste resultaten en conclusies. We noemen dit een informatieve samenvatting. ● In een zakelijk rapport kiezen we niet voor een indicatieve uitvoering, maar voor een informatieve. Vertel dus niet dat er over bepaalde zaken gesproken wordt. Zo'n aankondiging hoort eerder thuis in een inleiding. Vertel in een samenvatting kort wat er over die zaken in het rapport staat. Vergelijk de twee versies maar eens in Figuur 3.6.
Figuur 3.6 Informatief (Elling 2000, blz. 87) Origineel (indicatief; niet goed) In dit rapport worden verschillende uitvoeringsvormen van besturingen voor transportwagens besproken om te komen tot geautomatiseerd materiaaltransport in de fabriek. De werking van de verschillende systemen wordt uit de doeken gedaan. De voor- en nadelen van de systemen afzonderlijk worden besproken in de evaluatie. Herschrijving (informatief; goed) Voor de besturing van transportwagens, bij geautomatiseerd materiaaltransport in de fabriek, kan men behalve de traditionele railgeleiding en gleufgeleiding ook een optisch systeem kiezen. Het optische systeem werkt met een witte reflecterende lijn op de vloer en een optische sensor op de wagen.
30
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
De eerste twee systemen hebben het voordeel, dat ze door hun constructie al nauwkeurig gepositioneerd zijn. Bij een optisch systeem is het tracé daarentegen eenvoudiger te veranderen. Een nadeel is de gevoeligheid voor storingen door fabrieksvuil.
Tot slot: wat is een goede samenvatting In de samenvatting geef je dus op een informatieve manier de beknopte inhoud van het totale rapport. In principe komt de inhoud van elk hoofdstuk aan bod. Je geeft duidelijke informatie over de situatie (onderwerp) probleemstelling, de analysefase, ontwikkeling van het ontwerp (concepten), verantwoording van keuzes en uitwerking van een ontwerp tot een prototype. Je besluit met de conclusie. Vaak is het lastig de diepgang van de samenvatting in te schatten. In zo’n geval is het handig om per hoofdstuk van het verslag een alinea tekst te schrijven. Zorg ervoor dat de inhoud van alle hoofdstukken van het verslag informatief terugkomt in de samenvatting. De hoofdstuknummers zelf horen niet in de samenvatting thuis. Voorbeelden van redelijk goede samenvattingen. Figuur 3.8 Goede samenvatting Samenvatting De klok “Rembrandt” is een klok die een verdere ontwikkeling is van een eerder ontworpen klok door Pieter Peeters. Zijn klok werd gekenmerkt door het gebruik van een magneetje. Die magneet werd door een transportband achter een kunststof plaat langs een bepaalde route getrokken. Aan de voorkant van die plastic plaat zat een stalen kogeltje dat door het magneetje mee werd gesleept langs de cijfers één tot twaalf en zo de tijd aangaf. De verbeterpunten voor dit ontwerp waren: 1) Het verfraaien van de voorplaat, die was zwart en vierkant. 2) Verbeteren van het mechanisme, de transportband. 3) Het zoeken van een ander motortje zodat de klok ook op tijd loopt. Het idee, gebruik maken van magnetisme, bleef behouden. De ontwerpfase leverde in eerste instantie een zandlopervorm voor het geheel op. In deze vorm werd het zand opgesloten een plexiglas en een aluminium plaat. Dit idee terzijde geschoven omdat de productie ervan te complex zou zijn. Het uiteindelijke ontwerp is een soort schilderspalet. De voorplaat is gemaakt uit een 4 mm dikke aluminium plaat en voor de achterkant is een PVC plaat genomen vanwege het geringe gewicht. Voor het mechanisme dat de magneet moet voortbewegen is voor een tandwiel-kettingcombinatie gekozen, omdat deze goedkoop is en soepel loopt. In de productie werd de aluminium voorplaat in de gewenste vorm gesneden via plasmasnijden, omdat lasersnijden niet mogelijk is met aluminium. De achterplaat is handmatig uitgezaagd en een centimeter kleiner gehouden dan de voorplaat. De tandwielen zijn bevestigd op asjes die tussen de beide platen zijn geklemd. Die asjes zorgen er meteen voor dat de voorplaat aan de achterplaat is verbonden. Als afwerking is de voorplaat gepolijst en zijn de cijfers erop gezandstraald. Problemen deden zich voor bij de voorplaat, die we niet mooi gepolijst kregen en in het feit dat het motortje niet sterk genoeg was. Het eindontwerp is daarom nog niet optimaal.
31
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
Figuur 3.9 Goede samenvatting (gebaseerd op Romen, 2003, p2) Samenvatting Bluetooth is een draadloze netwerktechnologie tussen diverse kleine mobiele apparaten, zoals mobiele telefoons, PDA's (personal digital assistents), notebooks en headsets. In de afgelopen jaren is de Bluetoothtechniek voor vaak onder de aandacht geweest omdat het draadloze communicatie een stuk eenvoudiger en toegankelijker zou maken. De opkomst van Bluetooth is op dit moment in volle gang. De Bluetoothtechnologie werkt volgens het zend- en ontvangstprincipe net als radio. Met een frequentie binnen de wereldwijd vrij bruikbare 2,4 GHz-band, de draaggolf genaamd, kan een draadloze verbinding c.q. kanaal tot stand worden gebracht. Een kanaal moet, binnen een bepaald ontvangstbereik, gelijktijdig beschikbaar gesteld kunnen worden aan meerdere netwerkgebruikers. Hiertoe wordt het kanaal gedurende korte tijdsperiodes beurtelings opengesteld voor deze gebruikers. Het verdelen van de beschikbare bandbreedte in een kanaal op basis van tijdsperiodes noemt men time-division multiplexing. Omdat deze band vrijgesteld is, wordt deze ook voor andere communicatietechnologieën gebruikt als bijvoorbeeld draadloze huistelefoons. Door interferentie kunnen deze signalen de Bluetoothcommunicatie verstoren. Om hier minder of geen last van te hebben wordt de band opgedeeld in aparte kanalen die in een hoog tempo worden afgewisseld worden tijdens het versturen van gegevens: spread spectrum modulation. Niet ieder apparaat krijgt zomaar toegang tot het Bluetooth-netwerk. Eerst moet het zich aanmelden (authentificatie). Apparaten die toegang hebben verkregen, kunnen gegevens gaan uitwisselen. Deze gegevens kunnen worden versleuteld om ze onherkenbaar te maken voor buitenstaanders (encryptie). Via protocollen worden zaken als authentificatie en encryptie geregeld. Bij Bluetooth zijn verschillende netwerktopologieën mogelijk, zoals verbinding tussen twee apparaten en verbindingen tussen meerdere apparaten. Het ziet ernaar uit dat Bluetooth-technologie haar beloftes waarmaakt. Bluetooth maakt draadloze communicatie een stuk eenvoudiger en toegankelijker. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het gebruik van de technologie over de afgelopen jaren sterk gestegen is, steeds meer apparaten beschikken hierdoor over deze technologie. De toekomst ziet er dus rooskleurig uit voor Bluetooth.
3.4.4 Inhoudsopgave Een inhoudsopgave is nodig bij elk rapport dat meer dan vijf pagina's bevat. De inhoudsopgave is een belangrijk hulpmiddel voor de lezer om: te kunnen overzien waarover het rapport gaat, bepaalde onderwerpen te kunnen opzoeken, de grote lijn te kunnen volgen. De inhoudsopgave behoort te bevatten: alle hoofdstukken, paragrafen en subparagrafen met nummer, titel en bladzijdennummer, ook de literatuurlijst en andere onderdelen, bijlagen, genummerd voorzien van titel en doorlopend bladzijdennummer. Alle kernonderdelen horen een eigen nummer te krijgen. Daar zijn verschillende methoden voor. De meest gebruikelijke is het decimale coderingsstelsel. In hoofdstuk 1 vinden we dan paragraaf 1.1, 1.2 enzovoort. In paragraaf 1.1 vinden we dan subparagraaf 1.1.1 en 1.1.2 enzovoort.
32
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
De titels moeten precies overeenkomen met de titels die in de tekst zelf staan. De indeling moet overzichtelijk zijn zodat de onderlinge samenhang van paragrafen duidelijk blijft. Bij alle onderdelen horen natuurlijk ook paginanummers te staan. De telling begint bij de titelpagina en wordt meestal zichtbaar bij het eerste onderdeel van het rapport (voorwoord of samenvatting bijvoorbeeld). Omslag en titelpagina tellen samen in gedachten voor één pagina. De samenvatting staat op 2, de inhoudsopgave op 3 en de inleiding op 4 etc. De nummering telt na het laatste onderdeel, de literatuurlijst, door. Als deze bijvoorbeeld op blz. 28 staat, dan staat de eerste bijlage op bladzijde 29
3.4.5 Inleiding Na het lezen van de inleiding moet de lezer een beeld hebben van wat hij in het rapport kan verwachten. Bovendien moet hij het rapport kunnen plaatsen in een kader. De inleiding bevat daarom informatie over de volgende onderdelen: 1 Het onderwerp (situatieschets, probleemstelling en doelstelling) Dit onderdeel van de inleiding biedt nadere informatie over de situatie of het probleem (probleem- of situatieschets) waarin het onderwerp speelt. Daarin wordt het onderwerp en de plaats ervan binnen een groter geheel verduidelijkt. Het geheel mondt uit in een probleemstelling. Deze wordt meestal geformuleerd als een concrete vraag. Het is de centrale onderzoeksvraag, die afbakent wat wel en niet in het onderzoek wordt meegenomen. (WAT?). Daarbij hoort een motivatie waarom het van belang is antwoord te geven op de vraag en daarmee een oplossing te geven voor het gesignaleerde probleem. (WAAROM?). De doelstelling van het onderzoek of project sluit hierbij aan evenals een heel korte aanduiding van de werkwijze. 2 De achtergronden van het rapport: het kader Als er geen voorwoord is, hoort de inleiding ook informatie te geven over de 'status' van het rapport, de plaats in de opleiding (projectopdracht, stage, practicum, afstudeerwerk). In het kader van welke opleiding, welk leerjaar en welke module heb je je in het onderwerp verdiept? 3 De doelstellingen van het verslag De doelstelling van het verslag heeft twee invalshoeken: - een schrijversdoelstelling of een didactische doelstelling Voorbeelden hiervan zijn: ‘een rapport kunnen schrijven, een bepaalde methodiek kunnen toepassen.’ - een lezersdoelstelling gericht op het nut van het rapport voor de lezer (WAAROM?). De lezer kan bijvoorbeeld het stagebedrijf zijn of een afgesproken doelgroep van het verslag (toekomstige studenten, toekomstige klanten, opdrachtgever). Belangrijk is dat de lezersdoelstelling in de inleiding staat. De schrijversdoelstellingen kan achterwege gelaten worden omdat deze voor de lezer meestal minder relevant is
33
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
4 Een vooruitblik op de rest van het verslag Uitgaande van de centrale onderzoeksvraag van het rapport geef je aan hoe deze in het rapport wordt beantwoord. Welke onderdelen zijn er nodig en welke relatie hebben ze tot elkaar? De schrijver moet dus de grote lijn van het rapport duidelijk maken. Wat kan de lezer in welk hoofdstuk verwachten? Geef daarnaast een eventuele inperking van het onderwerp (afbakening en uitgangspunten en randvoorwaarden). Deze vooruitblik op de structuur kan gecombineerd worden met de gehanteerde werkwijze bij de diverse onderdelen (HOE?). Tips: In een inleiding hoort geen uitgebreid verhaal over de geschiedkundige ontwikkeling van het onderwerp. Besteed aan de introductie van het onderwerp ca. een alinea. Als een uitgebreidere introductie nodig is d.m.v. een historische schets, kun je daar beter het eerste hoofdstuk van de kern voor gebruiken. Datzelfde geldt voor de beschrijving van de opdracht en/of bedrijf. In de kern kan daar ook een hoofdstuk aan gekoppeld zijn. De inleiding zelf beslaat ongeveer één pagina. De inleiding krijgt hoofdstuknummer 1. In de voorbereidingsfase van het schrijfproces zijn probleemstelling, doelstelling en publiek vaak al gedefinieerd (zie paragraaf 3.2). Deze elementen krijgen in de schrijffase dus een plaats in de inleiding. Figuur 3.10 bevat een voorbeeld van een goede inleiding. Figuur 3.10 Goede inleiding (Bosman, 2003, p.4) 1 Inleiding De administratie binnen het transportbedrijf HB Logistics verloopt niet efficiënt. Als er bijvoorbeeld een klant in het systeem op naam opgezocht moet worden, moet er een kaartenbak doorzocht worden. Dat kost veel tijd, vooral als dit om een behoorlijk klantenbestand gaat. De directie heeft daarom de opdracht gegeven om een softwarepakket te ontwikkelen voor het ondersteunen van de bedrijfsadministratie. De voornaamste reden voor het ontwikkelen van deze software is het vergemakkelijken van de administratie. In het kader van het eerstejaarsproject databases in de studie Hogere Informatica aan de Fontys Technische Hogeschool Venlo hebben we ons verdiept in het ontwerpen en realiseren van een database voor Hb Logistics. In dit tussenverslag van dit project kunt u zien hoe ver dit ontwerp gevorderd is. Om dit softwarepakket te realiseren moet je een aantal belangrijke stappen volgen. De eerste stap is het analyseren van de gebruikers van het systeem en de wensen van deze gebruikers. Het bepalen van de user requirements wordt in hoofdstuk 2 beschreven. Als de users bekend zijn, kunnen de taken en situaties binnen het bedrijf aan de hand van klassen beschreven worden (hoofdstuk3). Met onze analyse en een voorlopig ontwerp zijn we teruggegaan naar HB Logistiscs, wat aanvullende specifieke informatie over gebruikerswensen opleverde (hoofdstuk 4.) Na de afronding van het model, komt de fase van het maken van de database en het maken van een gebruiksvriendelijke interface voor de medewerkers van HB Logistics. Daar zal met name het eindverslag op ingaan.
Figuur 3.10 Goede inleiding (Bosman, 2003, p.4)
34
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
1 Inleiding Een leven zonder elektrische apparaten is bijna niet meer voor te stellen. Deze apparaten worden steeds slimmer en krijgen steeds meer functies. Ook worden veel apparaten steeds kleiner, denk aan de mobiele telefoon van vroeger en vergelijk deze met de mobiele telefoon van nu. Maar welke technologie zorgt ervoor dat er steeds meer intelligentie op een steeds kleiner oppervlakte past? Dat is de Integrated Circuit techniek. De techniek wordt bijna in ieder elektrisch apparaat toegepast. Maar niet veel mensen hebben ooit een integrated circuit gezien. Ze worden steeds kleiner waardoor steeds meer integrated circuits op een kleiner oppervlakte passen. De fabricage van deze integrated circuits is dan ook een heel secuur proces. Dit verslag zal ingaan op de vraag: “Hoe zijn integrated circuits opgebouwd en hoe worden deze gemaakt?”
Het onderzoek dat vooraf ging aan dit verslag is gedaan in opdracht van de module COM3_E. Deze module is onderdeel van het tweede jaar van de studie Mechatronica aan de Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek in Venlo. Het doel van dit verslag is om mensen te informeren over de opbouw en fabricage van integrated circuits, zodat mensen na het lezen van dit verslag meer weten over integrated circuits en wat ze zo speciaal maakt. Om te begrijpen hoe integrated circuits zijn opgebouwd en worden gemaakt, moet wel duidelijk zijn wat integrated circuits precies zijn. Daarom wordt er in hoofdstuk 2 ingegaan op de vraag: Wat zijn integrated circuits? Daarna geeft hoofdstuk 3 een overzicht van de geschiedenis van het integrated circuit. In hoofdstuk 4 zal uitgelegd worden hoe integrated circuits opgebouwd zijn. Dit is belangrijk om te weten want in hoofdstuk 5 wordt uitgelegd hoe deze worden gemaakt. Omdat integrated circuits zo klein zijn, is niet alleen het fabricageproces maar ook de fabriek een heel interessant iets. Daarom zal in hoofdstuk 6 in worden gegaan op de fabriek waar integrated circuits worden gemaakt. In hoofdstuk 7 bekijken we de toekomst van de integrated circuittechnologie.
3.4.6 Conclusie en aanbevelingen Na het laatste kernhoofdstuk volgen de conclusies en aanbevelingen (zie ook Elling 2000, p.95-99). Deze kunnen ook in twee hoofdstukken gepresenteerd worden, afhankelijk vaak van de uitgebreidheid ervan.
Antwoord op de hoofdvraag In de conclusies moet er een helder antwoord komen op de centrale vraagstelling, zoals die in de inleiding staat. Begin het onderdeel ‘conclusie’ daarom hiermee. Als dit antwoord niet te geven valt, vermeldt de conclusie waarom dit het geval is. In een verslag over het doorontwikkelen van een uitgangsmodel geef je in de conclusie bijvoorbeeld aan in hoeverre met het gerealiseerde eindproduct aan de opdracht voldaan is. Geef aan wat de waarde van de resultaten is voor de opdrachtgever. Het antwoord op de hoofdvraag moet ook specifiek zijn. Geef bijvoorbeeld niet aan dat het gevonden alternatief goedkoper is maar geef aan dat het bijvoorbeeld 20% goedkoper is. Onderbouwing in de kern Conclusies mogen niet als een verrassing komen voor de lezer die het rapport gelezen heeft. Er mag dus geen nieuwe informatie in voorkomen. De onderbouwing van of de conclusie aan het programma 35
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
van eisen voldoet, hoort dus in het hoofdstuk ervoor al gegeven te zijn. Conclusies moeten logisch voortvloeien uit het voorafgaande betoog. Daarbij geldt wel dat ze zelfstandig te begrijpen moeten zijn. Verwijzingen naar hoofdstukken of specifiek jargon horen dus niet in de conclusie thuis. Overzichtelijk gepresenteerd Een lezer moet snel een overzicht een overzicht kunnen hebben over hoeveel conclusies het zijn en wat de kern is van elke conclusie. Die kern moet dus telkens in de eerste zin van een alinea staan. Ze moeten kernachtig geformuleerd worden en mogen hoogstens door een korte toelichting gevolgd worden. Argumenten horen dus niet meer in de conclusies thuis. Presenteer ze bij voorkeur puntsgewijs. Aanbevelingen Na de conclusies volgt meestal een reeks aanbevelingen. Deze kunnen ook in een apart hoofdstuk aan de orde komen als ze erg uitgebreid zijn. Aanbevelingen zijn adviezen aan de lezer om een bepaalde actie te ondernemen. Ze kunnen ook ingaan op zinvol vervolgonderzoek, zeker als het gestelde probleem van dit onderzoek nog niet opgelost is. Voor aanbevelingen geldt dat ze moeten aansluiten op de conclusies, dat ze uitvoerbaar moeten zijn en dat ze concreet zijn. Heb je bijvoorbeeld tips voor verbetering van het product, het productieproces of de gehanteerde werkwijze tijdens het project? Geef deze dan zo concreet mogelijk weer.
3.4.7 Slotwoord Bij rapporten met een informatief karakter is het vaak niet gemakkelijk om conclusies te trekken. In zo’n geval is het handiger om een slotwoord te maken. Dat kan bestaan uit de volgende elementen: Terugkoppeling naar de doelstelling van het verslag Eigen mening over belang onderwerp Blik op de toekomst Technische ontwikkeling en verbeteringen Opsomming van toepassingsmogelijkheden Gevolgen van een bepaalde ontwikkeling Opsomming van niet-besproken problemen of vragen Aanbeveling naar bedrijf of school (bijvoorbeeld leerpunten ten aanzien van de werkwijze) Geef concrete suggesties ter verbetering.
3.4.8 Bijlagen Vaak zul je één of meerdere bijlagen willen opnemen. Dat kunnen bijvoorbeeld technische tekeningen zijn of source code.
In de kern of naar een bijlage? Zorg er echter voor dat de hoofdzaken in de kern zelf blijven. Het verslag moet te volgen zijn zonder dat een lezer verplicht naar de bijlagen moet. Een foto van een proefopstelling en een tekening van een eindontwerp horen dus in de kern thuis, evenals een beschrijving van de opbouw en hoofdfuncties 36
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
van geschreven software. Zorg ervoor dat je in de kern minstens één keer naar elke bijlage verwezen hebt. Hoe opnemen? Als er niet al te veel bijlagen zijn, worden deze geplaatst meteen na de literatuurlijst (zie 3.5). Bij een stage- of afstudeerrapport zijn de bijlagen meestal opgenomen in een aparte bundel. Zorg er in beide gevallen voor dat elke bijlage op een nieuwe bladzijde begint. Voorzie elke bijlage van een nummer een titel en een bladzijdennummer. Als de bijlagen na de literatuurlijst staan, nummer je de bladzijden door. Zorg ervoor dat deze bijlagen met nummer, titel en pagina vermeld zijn in de inhoudsopgave. Zijn de bijlagen in een aparte bundel opgenomen, neem dan allereerst een inhoudsopgave op en begin in de bundel bij de paginanummering bij nummer 1. Plaats afbeeldingen zoveel mogelijk rechtop, Tekeningen die te groot zijn, kun je op een uitklapvel (A3) zetten, dat dan dichtgevouwen wordt. Tekeningen die je dwars in de bijlagen zet, moeten met de bovenkant tegen de rug (binnenkant) van het rapport geplaatst worden. Voorkom dat de lezer voortdurend moet draaien om de bijlagen goed te kunnen bekijken.
3.4.9 Verklarende woordenlijst, symbolenlijst, register en noten Bij uitgebreidere rapporten kan een schrijver besluiten om een verklarende woordenlijst (begrippenlijst), een symbolenlijst of een register opnemen. De eerste twee worden ook wel gecombineerd in een ‘begrippen- en symbolenlijst’. Verklarende woordenlijst In een verklarende woordenlijst kun je vaak gebruikte begrippen en afkortingen toelichten. Voor de lezer is het een handig hulpmiddel om snel iets op te zoeken. Deze lijst staat vaak meteen na de inhoudsopgave en is altijd alfabetisch geordend.. Symbolenlijst Een symbolenlijst heeft dezelfde functie als een verklarende woordenlijst en is alleen nodig als er erg veel symbolen in een rapport gebruikt worden. Ook als er zo’n lijst, is moet je in de kern bij de eerste keer dat de symbolen gebruikt worden, deze toch verklaren. Orden de symbolen alfabetisch, eerst de Latijnse, dan de Griekse. Register Met een register of index bied je de service dat een lezer snel een bepaald woord of onderwerp kan terugvinden. Met het tekstverwerkerprogramma Word is zo’n index te genereren door woorden te markeren (selecteren en vervolgens op alt-, shift- en X-toets drukken). Noten In een noot kun je extra informatie geven over een bepaalde passage in de tekst. Die extra informatie kan een eigen opmerking zijn of een verwijzing naar literatuur. De noten komen onderaan de pagina voor, of na elk hoofdstuk of in een aparte lijst met noten. Gebruik noten zo weinig mogelijk. Ze vormen altijd een onderbreking van het leesproces. Dat is lastig voor de lezer. Als de opmerking de moeite waard is, kun je ze beter gewoon in de tekst opnemen. Naar literatuur kun je beter op een andere manier verwijzen (zie 3.5).
37
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
3.5 Literatuurverwijzingen in de kern en literatuurlijst Een correcte omgang met literatuur omvat twee aspecten. Ten eerste hoor je in de hoofdstukken verwijzingen op te nemen naar gebruikte bronnen. Ten tweede hoor je een literatuurlijst op te nemen waar gedetailleerde gegevens te vinden zijn over deze gebruikte bronnen. Beide aspecten komen hieronder aan bod.
3.5.1 Verwijzingen in de kern van het rapport Waarom verwijzingen geven in de kern? Bij een stage- en afstudeerrapport of een bronnenonderzoek moet de lezer zich een oordeel kunnen vormen van de kwaliteit en de actualiteit van de informatiebronnen. Hij wil namelijk nagaan of toonaangevende en recente werken zijn gebruikt. Dus moet traceerbaar en controleerbaar zijn op welke bronnen je je als schrijver hebt gebaseerd. Zeker moet duidelijk zijn wat eigen werk is en wat afkomstig is van anderen. De grootste fout is het nalaten van het geven van verwijzingen. Dat wordt gezien als plagiaat. Voor meer informatie verwijzen we naar de site van de Universiteit van Tilburg (https://plagiaat.rechten.uvt.nl) Daarnaast kun je verwijzingen gebruiken om bepaalde bronnen aan te bevelen aan de lezer die geïnteresseerd is in meer diepgang of juist in verwante onderwerpen. Je moet je onderwerp en probleemstelling in een rapport immers altijd inperken. Omdat dit aspect van het schrijven een onderdeel is dat bij elke schrijfopdracht op hbo-niveau erbij hoort, oefenen we dit meteen vanaf de start van de opleiding, te beginnen bij het eerste projectrapport. Wanneer verwijzingen plaatsen? Als je informatie gebaseerd hebt op een bepaalde bron (boek, dictaat, tijdschrift, opdrachtbeschrijving op n@tschool, Internet), moet je dat aangeven in de kern. Dat gebeurt bij zowel tekst die je gebaseerd hebt op bronnen, als bij illustraties die je niet zelf gemaakt hebt. Er zijn twee soorten overnames:
1. Citaten Je wilt iets letterlijk overnemen: een uitspraak, definitie. Dan zet je het citaat tussen aanhalingstekens ("......") en verwijst naar een specifieke bron (schrijver, jaartal, blz.). Het knippen en plakken van grote tekstdelen uit internet is natuurlijk uit den boze! Je moet informatie brengen in eigen taalgebruik.
2. Navertelling in eigen woorden (parafraseren): Je legt iets uit of beschrijft iets in je eigen woorden, waarbij je je baseert op één of meerdere bronnen. De bronvermelding kun je dan op meerdere plaatsen zetten: aan het einde van de alinea, bv.: (Aerts 2002, blz. 25); aan het einde of in het begin van een paragraaf, bv.: (Zie ook Aerts 2001, blz. 22-24 en Janssen, 2003, blz. 35); aan het begin van een hoofdstuk (bij inleidend stukje) of aan het einde, bv.: Bij het samenstellen van dit hoofdstuk heb ik gebruik gemaakt van Aerts 2001 (blz. 22-34) en Janssen 2003 (blz. 35-45). Daarnaast horen er natuurlijk ook bronvermeldingen te staan bij illustraties die je overneemt of natekent en waarbij het copyright, geestelijk eigendom, bij iemand anders ligt. Als je bijvoorbeeld een schakeling opneemt, die ontworpen is door een ander groepje studenten, hoor je daar de namen van deze studenten bij te zetten.
38
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
Hoe uitvoeren? Je wordt geacht te verwijzen naar bronnen volgens een bepaalde methodiek. Er zijn hiervoor meerdere methoden. Soms gebeurt dat via noten, soms gebeurt dat via verwijzen naar het nummer van het werk in de literatuurlijst. De meest gehanteerde methode echter werkt met verwijzingen via auteursnaam, jaartal van publicatie en bladzijdennummer. (Zie ook Elling 2000, p.101). Op deze laatste methode gaan we hieronder nader in. Schriftelijke bronnen De methode houdt in dat je tussen haakjes vermeldt: de achternaam van de schrijver, het jaartal van publicatie en de bladzijden waar je je op gebaseerd hebt. - Gommans (1982, blz.24) geeft informatie over ... - Daaruit blijkt dat ...(Gommans 1982, blz. 24).
De gedetailleerde gegevens over de bron kan een lezer dan opzoeken in je literatuurlijst die je achter in het rapport opneemt. Elk item uit deze literatuurlijst moet zo minimaal een aan bod komen in een van je hoofdstukken. Digitale bronnen Als bij de geraadpleegde digitale bronnen de auteur, het jaartal en paginanummering bekend zijn, kun je via deze gegevens exact verwijzen. Zijn deze gegevens niet bekend, geef dan telkens de volledige URL (geen homepages) en plaats de datum erbij. Indien deze verwijzing erg lang wordt, kun je in de kern een verkorte notitie geven en een volledige URL in de literatuurlijst opnemen. Enkele voorbeelden Voor verslagen bij Werktuigbouwkunde/Industrieel Product Ontwerpen zullen bijvoorbeeld vaak materialen en prijzen opgezocht moeten worden in bijvoorbeeld de catalogus van Metaalcompagnie Brabant. Een bronvermelding ziet er dan bijvoorbeeld als volgt uit: (MCB-boek 2008, p.65). Ook moet er vaak naar hand-outs of modulewijzers verwezen worden als je de opdracht en de eisen behandelt. Probeer deze bronnen op dezelfde manier te beschrijven, bv.: (Killaars, 2009, p.2).
Let op Als je geen bronverwijzingen in de kerntekst hebt opgenomen, terwijl je wel bronnen geraadpleegd hebt, leidt dat tot een lager cijfer voor het rapport, omdat het blijk geeft van een niet-professionele houding. In een ernstig geval kan het ertoe leiden dat je geen beoordeling ontvangt of dat je wordt beschouwd als fraudeur.
3.5.2 Literatuurlijst Wat? Een literatuurlijst is heeft als doel dat de lezer zich een oordeel kan vormen van de kwaliteit en de actualiteit van het rapport. Hij kan er namelijk uit opmaken of toonaangevende en recente werken zijn gebruikt. Een literatuuropgave is dus een lijst van boeken, artikelen en sites, die je als schrijver geraadpleegd hebt voor het schrijven van het rapport. Soms staan er ook bronnen is die je de lezer aanbeveelt voor verdere studie. Zet die hoedanigheid er in beide gevallen uitdrukkelijk bij in de literatuurlijst. Je kunt daarvoor de aanduidingen 'Geraadpleegde bronnen' en 'Ter aanbeveling' gebruiken. Er wordt ook nog wel onderscheid gemaakt tussen schriftelijke bronnen (boeken, tijdschriften e.d.) en digitale bronnen (cd-rom’s, internetadressen, materiaal op n@tschool). Het onderscheid tussen 39
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
digitale en schriftelijke bronnen is echter aan het vervagen: veel tijdschriften zijn bijvoorbeeld online te bekijken. De schriftelijke bronnen zijn dus digitaal geworden.
Let op! De lijst moet corresponderen met de kern. In de literatuurlijst mag je alleen bronnen opnemen die een rol hebben gespeeld in de kern. Er horen in de lijst geen items te staan, als daar in de kern geen enkele keer naar verwezen is (zie paragraaf 3.5.1).
Hoe uitvoeren? Werk bij het weergeven van schriftelijke en digitale bronnen volgens de volgende richtlijnen.
Schriftelijke bronnen 1. Plaats al je schriftelijke bronnen in alfabetische volgorde op achternaam van de schrijver. 2. Zorg ervoor dat de gegevens compleet zijn. 2.1 Neem bij boeken de volgende gegevens op (zie ook Janssen 1996-2, blz. 276): achternaam, voorletters (zonder titel); jaar van uitgave tussen haakjes; indien onbekend schrijf je: z.j. (zonder jaartal); titel en subtitel (beide cursief of onderstreept weergeven) gescheiden door een puntkomma of dubbele punt; druk, tenzij het de eerste is, plus opmerkingen als gewijzigd, herzien of aangevuld; indien van toepassing vertalers of bewerkers, voorafgegaan door de aanduiding vertaald of bewerkt door; plaats van uitgifte: indien onbekend schrijf je: z.pl. (zonder plaats); eventueel naam van de uitgever; evt. ISBN-nummer Aerts, G.A.M. (2008) Communiceren in groepen; Naslagwerk voor presenteren, rapporteren en vergaderen bij probleemgestuurd onderwijs en projectonderwijs, Interne publicatie Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Venlo, achtste herziene versie
Als er meerdere auteurs zijn, noem je alleen de eerste drie (soms alleen de eerste) met de toevoeging e.a. Als je van dezelfde auteur meerdere publicaties uit hetzelfde jaar gebruikt, moet je deze onderling van elkaar onderscheiden door een extra toevoeging. Janssen, D. (red.), (1996-1) Zakelijke communicatie 1, derde herziene druk Wolters Noordhoff Groningen Janssen, D. (red) (1996-2), Zakelijke communicatie 2, derde herziene druk Wolters Noordhoff Groningen
2.2 Bij een artikel noteer je de volgende informatie: Achternaam en voorletters auteur, jaar van uitgave tussen haakjes, volledige titel (tussen aanhalingstekens). Naam tijdschrift (onderstreept of cursief), jaargang, bladzijden. Emmens, W. en S. Vogelaar (1976), 'Energieopslag in vliegwielen'. De Ingenieur 88, (943947)
2.3 Bij een rapport noteer je de volgende informatie: Naam en voorletters auteur, volledige titel (onderstreept), plaats, jaar, instelling of bedrijf. 40
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
Gommans, W.P.H. (1982) , De besturing van de 'universele flitslampentester' , interne publicatie Océ Nederland, Venlo
2.4 Als er geen auteur is, dan begint de beschrijving met de titel van het werk. Deze neem je in de albetisch geordende lijst op. Energie in Nederland. Den Haag 1990. Studierapport van de Nationale Raad voor Economisch Onderzoek.
Digitale bronnen Over de opname van digitale informatie zijn nog geen standaarden vastgelegd. Je kunt digitale informatie in een aparte groep in de literatuurlijst opnemen of rangschikken in een lijst samen met de schriftelijke bronnen. Dat laatste is bijvoorbeeld heel goed te doen als auteur en titel van de digitale bron ook bekend zijn. Raad van Bestuur Fontys Hogescholen, Idealisme in learning communities; De Fontysstrategie tot 2005, Eindhoven 2002. http://www.fontys.nl/rubrieken/rubriek.asp?id=37926&lang=nl; 2-8-2008
Heb je alleen de internetadressen, dan is een aparte lijst aan te bevelen. Geef bij internetadressen telkens de volgende informatie: de complete naam het internetadres; geen homepages, maar precieze URL’s (Uniform Resource Locator). Het protocolgedeelte (http://) mag vervallen. (zie ook Braas/Couwelaar 2001, p.84). de datum van raadplegen. Tips 1. Omdat de informatie op internet vluchtig is, is het aan te bevelen zelf een kopie van de bron te bewaren (hetzij digitaal, hetzij uitgeprint). Mocht een lezer/opdrachtgever de oorspronkelijke bron willen raadplegen, dan kun je die overleggen. 2. Zorg voor een zorgvuldige documentatie tijdens het schrijfproces. Noteer dus alle gegevens die je voor de lijst nodig hebt en noteer tevens bij elk tekstdeel welke pagina’s uit welke bron daarbij relevant waren. Het achteraf terugzoeken van exacte bronvermeldingen kost veel tijd.
3.6 Omgang met figuren en tabellen Door tabellen en grafieken te gebruiken kun je (meet)resultaten en berekeningen compact en overzichtelijk presenteren. Bij publicaties vormen tabellen en grafieken een belangrijke entree tot de desbetreffende informatie. Het is daarom van belang dat tabellen en grafieken volgens algemeen geldende regels worden opgezet. Algemene richtlijnen: Voorzie elke figuur van een tweeledig nummer en een titel. Verwijs naar een figuur via het nummer. Plaats vervolgens de figuur en licht deze toe. Als de figuur uit een bepaald boek komt of van een bepaalde site, geef dan een bronvermelding. Zorg voor voldoende witruimte rondom de afbeelding. Zet de tabellen en figuren (zoveel mogelijk) rechtop. Begin een hoofdstuk niet met een tekening maar met tekst. 41
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
In figuur 3.12 vind je een geslaagd voorbeeld uit een projectverslag. Figuur 3.12 Omgang met figuren (Bron: Beute 2003, p.8) 3.1 RCX In deze paragraaf behandelen wij de RCX (programmeerbare Legosteen). De RCX is het brein van elke robot, omdat zich in de RCX het NQC-programma bevindt. Wat NQC is, is in een vorig hoofdstuk al besproken. Je kunt de RCX vergelijken met een PLC, er zit een processor, een geheugen in, en je kunt iets op de in- en uitgangen aansluiten. In figuur 3.1 ziet u hoe een RCX er uitziet.
Figuur 3.1: RCX De steen heeft drie ingangen, drie uitgangen, vier besturingsknoppen, een LCD-venster, een infraroodzender, een microprocessor voor het verwerken van programma’s, een intern geheugen voor het opslaan van programma’s, en een ingebouwde luidspreker voor het produceren van geluidssignalen en tonen. De ingangen worden gebruikt voor het aansluiten van licht- en aanraaksensoren (en van rotatie- en temperatuursensoren, die niet in deze set zitten). De uitgangen worden gebruikt voor het aansluiten van motoren (en van lichten en andere uitgangsapparaten, die niet in deze set zitten). Verder beschikt de RCX over drie interne sensoren, een teller (om gebeurtenissen te tellen), een timer (om de tijd bij te houden) en een RCX-berichtenhouder (om berichten te ontvangen die door andere RCX-eenheden zijn verzonden). Door de RCX zo te programmeren dat hij op sensoren reageert, kun je jouw creaties allerlei dingen laten doen. Je kunt je creaties slimmer maken. Voordat je de RCX kunt gebruiken moet je deze eerst voorzien van firmware. Firmware is een speciale software waarmee de computer en de RCX kunnen communiceren. Firmware is eigenlijk het besturingssysteem van de RCX.
Voor tabellen en grafieken gelden daarnaast nog enkele specifieke regels. Tabellen Een tabel dient aan de volgende regels te voldoen: In de kop van de tabel worden de grootheden vermeld, met tussen haken de eenheid waarin de grootheid is weergegeven.
42
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
De getallen in de tabel moeten zodanig worden genoteerd dat de komma op een zinvolle plaats staat (vermijd overbodige nullen voor of achteraan het getal). Lijn uit op de komma. Bij een goed doordachte indeling van de tabel kun je deze ook als uitgangspunt voor de uitwerking van de meetgegevens en voor de presentatie van de resultaten gebruiken. Grafieken Het doel van een grafische voorstelling is een overzichtelijke, compacte presentatie van gegevens of een visuele weergave van het gedrag van een systeem. Geef bij de assen aan welke grootheden zijn uitgezet en in welke eenheden dat is gedaan. De onafhankelijke variabele wordt gewoonlijk horizontaal uitgezet. Meetpunten moeten duidelijk in de grafiek aangegeven zijn. Wanneer je een bepaald gedrag verwacht, kun je naast de meetpunten ook het verwachte verloop van de grafiek weergeven. Bij meerdere lijnen in één assenkruis gebruik je voor elke lijn een verschillend symbool (x, _, , , etc.) of kleur. Geef in een legenda aan welke lijn welke grootheid weergeeft. Als je het verslag inlevert, zorg er dan voor dat dit een kleurafdruk is, anders zijn de lijnen niet meer te onderscheiden.
Keuze: grafiek of tabel? Wanneer moet je een tabel, wanneer een grafiek toepassen? Grafieken geven de lezer meer overzicht, tabellen meestal meer detail en nauwkeurigheid. Gebruik daarom bijvoorbeeld grafieken in de kern van het verslag zelf en plaats de tabellen met meetgegevens in de bijlagen. Ook bij presentaties is het gebruik van grafieken te verkiezen boven tabellen. Andere soorten illustraties Via een foto, tekening of blokschema met toelichting kun je de proefopstelling of het uitgangsproduct weergeven. Geef met pijlen en letters of woorden aan waar welk hoofdonderdeel zich bevindt in het totaal. Via detailtekeningen of foto’s licht je speciale onderdelen toe. Een cirkeldiagram is heel geschikt om een kostprijsberekening overzichtelijk te presenteren. Je kunt daarbij de totale kosten uitsplitsen in machine-uren, manuren, ontwikkeluren, en materiaalkosten en deze in een cirkeldiagram in de kern presenteren. De detaillering kun je vervolgens in tabellen plaatsen in de bijlagen. Bij het ontwikkelen van software worden vaak diagrammen (ladderdiagrammen, flow charts) gebruikt. Zet het complete overzicht in de bijlagen en plaats alleen de hoofdopbouw in de kern van het verslag. Datzelfde geldt voor source code.
3.7 Uiterlijke verzorging Hou onderstaande punten bij de afwerking in de gaten. Hoofdstukopmaak Begin alle onderdelen van het rapport (samenvatting, inhoudsopgave e.d.) en elk hoofdstuk van de tekst op een nieuwe pagina (paragrafen niet.) Zorg ervoor dat de lay-out van titels en nummering bij hoofdstukken, paragraaf en subparagrafen 43
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
logisch en consequent is doorgevoerd. Geef (sub)titels die op hetzelfde niveau staan, een gelijke typografie. Geef de rangorde van hoofdstuk-, paragraaf- en subparagraaftitels via een decimaal nummeringsysteem aan en een consequent toegepaste typografie. Bijvoorbeeld lettertype Times Roman, 16, vet voor hoofdstuktitels en Times Roman 14, vet voor paragraaftitels. Geef subtitels die op hetzelfde niveau staan, dezelfde taalkundige vorm. Formuleer ze ofwel als een vraag, ofwel als een mededeling, ofwel als een woordgroep, maar gebruik deze manieren niet door elkaar. Zo zijn al de adviezen binnen paragraaf 3.7 over uiterlijke verzorging in de gebiedende wijs geschreven.
Paginaopmaak Gebruik ongelinieerd A4-papier en gebruik het slechts aan één kant. Als het verslag veel bladzijden heeft, kun je de opmaak zo aanpassen dat het verslag ook tweezijdig is af te drukken. Hanteer de volgende marges: boven, onder en rechts ongeveer twee cm; aan de rugkant ongeveer 4 cm. De binnenmarge moet afgestemd zijn op de manier van inbinden. Typ met regelafstand 1. Werk met lettergrootte 11 of 12 voor de lopende tekst. Bladzijdennummering Nummer de pagina's in Arabische cijfers. Begin bij de titelpagina te tellen, maar voorzie deze niet van een nummer. Ook de inhoudsopgave krijgt meestal geen paginanummer. Nummer na de literatuurlijst gewoon verder t/m de laatste pagina van de bijlagen. Bij een tweezijdig afdrukbaar document staat het paginanummer op de oneven bladzijde rechts en op de even bladzijde links.
3.8 Ordening en samenhang Een goede ordening houdt meer in dan het onderscheiden van hoofdstukken, paragrafen en subparagrafen. Ook binnen deze onderdelen moet de ordening helder en logisch zijn. Die ordening houdt allereerst het maken van een goede alinea-indeling in. Via inleidende stukjes en overgangsstukjes wordt de samenhang binnen en tussen hoofdstukken en paragrafen duidelijker.
3.8.1 Alinea’s, kopjes en signaalwoorden Bij de alinea-indeling gelden de volgende richtlijnen. 1 Werk met kernzinnen Gebruik één kerngedachte per alinea op een vaste plaats. Geef per alinea niet meer dan één kerngedachte of boodschap weer. Deze kerngedachte krijgt een vaste plaats. Dat houdt in dat de belangrijkste informatie van een alinea ofwel in de eerste zin staat, ofwel in de laatste. We noemen dergelijke zinnen kernzinnen. In het onderstaande voorbeeld staat de belangrijkste informatie in de eerste zin van de alinea: Figuur 3.13 Kernzin De economie in Nederland is volgens de directeur-generaal van het Ministerie van Economische Zaken duidelijk aan het verbeteren. De meeste economische indicatoren wijzen namelijk op een vergroting van de bedrijvigheid. Allereerst groeit de export snel. Daarnaast hebben de winstcijfers in de bedrijven zich
44
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
eindelijk hersteld van de desastreuze ontwikkeling in voorgaande jaren. Bovendien nemen de investeringen fors toe.
2 Geef de kern van een (groep) alinea (’s) aan in een kopje Kopjes moeten net als hoofdstuk- en paragraaftitels informatief zijn. Deze moeten de kern betreffen van de inhoud van het hoofdstuk of de paragraaf. Ze moeten de lezer namelijk voorbereiden op het materiaal dat hij verwachten kan. Koppen van één woord zijn vaak vaag. Wees niet bang om koppen te gebruiken van 8 of 9 woorden. Zij helpen de lezer.
3 Werk de kerngedachte uit in steunzinnen In het vorige voorbeeld vormen de zinnen 2 tot en met 4 een uitwerking van de boodschap in zin 1. Dergelijke zinnen noemen we steunzinnen. Ze ondersteunen de kerngedachte van de alinea zoals die in de kernzin staat.
4 Breng samenhang aan binnen alinea's via signaalwoorden De steunzinnen hebben een inhoudelijke samenhang met de kernzinnen. We maken deze samenhang zichtbaar met signaalwoorden. Signaalwoorden zijn bijvoorbeeld voegwoorden en bijwoorden die een logisch verband aangeven zoals oorzaak, gevolg, conclusie, opsomming, tegenstelling, enz. In het onderstaande voorbeeld zijn de signaalwoorden onderstreept: Figuur 3. 14 Signaalwoorden De economie in Nederland is volgens de directeur-generaal van het Ministerie van Economische Zaken duidelijk aan het verbeteren. De meeste economische indicatoren wijzen namelijk op een vergroting van de bedrijvigheid. Allereerst groeit de export snel. Daarnaast hebben de winstcijfers in de bedrijven zich eindelijk hersteld van de desastreuze ontwikkeling in voorgaande jaren. Bovendien nemen de investeringen fors toe.
Signaalwoorden geven de lezer een tip over de opbouw van een alinea. Zij verhogen de leesbaarheid van een alinea. 5 Breng samenhang aan tussen alinea's via signaalwoorden Alinea's staan met opzet in een bepaalde volgorde. Die volgorde moet logisch zijn. Om de logica van de opbouw van de tekst in alinea’s voor de lezer zichtbaar te maken, gebruiken we ook tussen alinea's signaalwoorden. Deze signaalwoorden staan vaak in de kernzin. Ze bieden de lezer hulp bij het herkennen van de opbouw van een tekst. In figuur 3.15 is het signaalwoord onderstreept dat de samenhang aangeeft tussen de tweede en eerste alinea. De tweede alinea is een tegengestelde van de eerste alinea: Figuur 3.15 Samenhang tussen alinea’s De economie in Nederland is volgens de directeur-generaal van het Ministerie van Economische Zaken duidelijk aan het verbeteren. De meeste economische indicatoren wijzen namelijk op een vergroting van de bedrijvigheid. Allereerst groeit de export snel. Daarnaast hebben de winstcijfers in de bedrijven zich eindelijk hersteld van de desastreuze ontwikkeling in voorgaande jaren. Bovendien nemen de investeringen fors toe. Daarentegen zijn er volgens hem slechts weinig vorderingen te bespeuren op het punt van de
45
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
werkgelegenheid. Hoewel de stijging van de werkloosheid tot staan is gebracht, creëren wij nog altijd niet voldoende nieuwe arbeidsplaatsen. Weliswaar is het aantal nieuwe arbeidsplaatsen dit jaar ongeveer gelijk aan het aantal schoolverlaters, maar het blijft te klein om de bestaande werkloosheid in hoog tempo terug te dringen.
6 Maak een zichtbaar onderscheid tussen alinea's Begin niet elke zin op een nieuwe regel, maar zet de zinnen die over hetzelfde onderwerpje gaan samen in één alinea. Schrijf dus niet zo: Figuur 3.16 Onderscheid tussen alinea’s De economie in Nederland is volgens de directeur-generaal van het Ministerie van Economische Zaken duidelijk aan het verbeteren. De meeste economische indicatoren wijzen namelijk op een vergroting van de bedrijvigheid. Allereerst groeit de export snel. Daarnaast hebben de winstcijfers in de bedrijven zich eindelijk hersteld van de desastreuze ontwikkeling in voorgaande jaren. Bovendien nemen de investeringen fors toe.
Drie methoden Er zijn drie manieren om alinea's en groepen van alinea's uiterlijk van elkaar te onderscheiden: 1 Op een nieuwe regel beginnen bij elke nieuwe alinea; een regel overslaan tussen groepen alinea's; 2 Op een nieuwe regel beginnen en een aantal spaties inspringen bij elke nieuwe alinea; een regel overslaan tussen groepen alinea's; 3 Een regel overslaan na elke alinea; twee regels overslaan tussen groepen alinea's. De traditionele methode, die we meestal in kranten en tijdschriften vinden, is methode 2. Die methode vinden we meestal ook in uitgebreide teksten, zoals in boeken. In zakelijke correspondentie, nota's en korte rapporten zien we vooral methode 3. Deze methode is ook toegepast in deze handleiding. Methode 1 is eigenlijk niet zo handig. Als de regel voor de nieuwe alinea toevallig doorloopt tot de rechtermarge, dan is de nieuwe alinea niet meer gemakkelijk te herkennen voor de lezer.
7 Wissel alinea's soms af met een extra korte alinea Over de lengte van een alinea zijn geen duidelijke regels te geven. Als algemene richtlijn kun je aanhouden dat een alinea zo'n 10 tot 12 zinnen bevat en 250 woorden. Uitzonderingen op deze algemene richtlijn trekken de aandacht van de lezer. Een korte alinea zullen weinig lezers overslaan. Als schrijver kun je daar gebruik van maken door belangrijke informatie op deze manier te benadrukken. In het volgende voorbeeld trekt de middelste alinea sterk de aandacht:
Figuur 3.17 Soms een korte alinea De economie in Nederland is volgens de directeur-generaal van het Ministerie van Economische Zaken duidelijk aan het verbeteren. De meeste economische indicatoren wijzen namelijk op een vergroting van de bedrijvigheid. Allereerst groeit de export snel. Daarnaast hebben de winstcijfers in de bedrijven zich eindelijk hersteld van de desastreuze ontwikkeling in voorgaande jaren. Bovendien nemen de investeringen fors toe. De directeur-generaal concludeerde dat het gevolgde beleid succesvol is geweest. Daarentegen zijn er volgens hem slechts weinig vorderingen te bespeuren op het punt van de
46
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
werkgelegenheid. Hoewel de stijging van de werkloosheid tot staan is gebracht, creëren wij nog altijd niet voldoende nieuwe arbeidsplaatsen. Weliswaar is het aantal nieuwe arbeidsplaatsen dit jaar ongeveer gelijk aan het aantal schoolverlaters, maar het blijft te klein om de bestaande werkloosheid in hoog tempo terug te dringen.
3.8.2 Inleidende stukjes en overgangsstukjes De helderheid van je ordening en de samenhang tussen de verschillende onderdelen kun je verduidelijken via inleidende stukjes in het begin van een complex hoofdstuk en door overgangsstukjes. Inleidende stukjes Schrijf inleidende stukjes bij grotere hoofdstukken en paragrafen om de lezer extra service te bieden. Zo zorg je ervoor dat de lezer de grote lijn van de tekst steeds kan blijven overzien. In zo’n inleidend stukje schrijf je een paar regels over het onderwerp en geef je aan wat de lezer in de daarop volgende paragrafen kan verwachten. Leg eventueel ook een relatie met eerdere hoofdstukken. Hieronder zie je een voorbeeld van een inleidend stukje in het begin van een hoofdstuk over communicatie. Figuur 3.18 Inleidend stukje bij Communicatie We communiceren allemaal elke dag. Dikwijls informeel, maar vaak ook formeel. Daar staan in feite weinigen bij stil. In dit hoofdstuk staan we stil bij wat communicatie is (2.1) en in welke soorten je communicatie kan onderscheiden (2.2). Tot slot vind je informatie over specifieke eigenschappen wanneer je schriftelijk bezig bent met communiceren.
In het volgende voorbeeld lees je een inleidend stukje bij een hoofdstuk over structureren. Figuur 3.19 Inleidend stukje bij Structureren Ordening is niet zomaar een techniek voor het schrijven van rapporten. Structureren helpt bij het plannen van presentaties, agenda’s voor vergaderingen memo's enz. Het is een mentale discipline die leidt tot logisch denken. In dit hoofdstuk vind je eerst een aantal richtlijnen voor de indeling van met name hoofdstukken en paragrafen (4.1). Vervolgens vind je hulpmiddelen die kunnen helpen bij een snelle structurering van rapporten die vaker geschreven moeten worden (4.2). Paragraaf 4.3 geeft aan hoe een tekst op alineaniveau gestructureerd moet worden.
Overgangsstukjes Schrijf overgangsstukjes op het einde van tekstdelen. Maak het verband tussen de verschillende onderdelen duidelijk. Voorkom dat de lezer gedachtesprongen moet maken tussen de verschillende onderdelen van het rapport. Leg daarom op het einde van een hoofdstuk uit waarom het volgende hoofdstuk over een bepaald onderwerp gaat. Twee voorbeelden van overgangstukjes vind je in voorbeeld 3.21. Figuur 3.21Overgangsstukjes Overgangsstukje op het einde van hoofdstuk 4 Structureren: Met behulp van de adviezen in dit hoofdstuk kun je je rapport helder structureren. Structureren speelt een rol zowel bij de voorbereidende als de afrondende werkzaamheden bij het schrijven van een rapport. In die afrondende fase is het met name belangrijk om de alinea-indeling, de inleidende stukjes en
47
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
de overgangsstukjes nog eens goed te controleren. Andere belangrijke controlepunten betreffen de leesbaarheid en de correctheid van het taalgebruik. De volgende twee hoofdstukken zullen hier nader op ingaan. Overgangsstukje op het einde van hoofdstuk 6 Correct taalgebruik Met behulp van de hoofdstukken 3 tot en met 6 kun je je rapport opstellen en bijschaven op het gebied van verbale aspecten. Het rapport zal echter ook non-verbale aspecten bevatten als tekeningen, schema's e.d. Daarom gaat het volgende hoofdstuk in op de omgang met tabellen en figuren.
3.9 Taalgebruik Een rapport dat inhoudelijk best helder en compleet is, kan toch bij een lezer volledig in het verkeerde keelgat schieten als het qua taal niet goed verzorgd is. Hieronder volgen daarom richtlijnen op het gebied van stijl, spelling, interpunctie en correcte zinsbouw en woordkeus (zie ook Aerts 2001, blz.55-64).
3.9.1 Stijl De leesbaarheid van het taalgebruik wordt bepaald door de complexiteit van de zinsbouw en de woordkeus. Globaal kunnen we drie adviezen geven: - schrijf overzichtelijk; - formuleer concreet en begrijpelijk, afgestemd op de doelgroep; - formuleer aantrekkelijk. 1 Formuleer overzichtelijk Maak je zinnen niet te lang (< 25 woorden) Hoe gemakkelijk een lezer door een bepaalde tekst heen komt is onder meer afhankelijk van de gemiddelde zinslengte en de gemiddelde woordlengte. Over het algemeen is een tekst met korte zinnen en korte woorden gemakkelijker te lezen dan een tekst met lange zinnen en veel lange woorden. We kunnen het leesgemak van een tekst bepalen door de gemiddelde zinslengte en de gemiddelde woordlengte uit te rekenen. De Amerikaan Rudolf Flesch heeft op basis van deze twee gegevens een formule ontwikkeld om het leesgemak van een tekst te berekenen (Zie ook De Groot 1968, blz. 66-76). We berekenen het leesgemak als volgt: - We tellen in een tekst het aantal woorden en het aantal zinnen. Daaruit volgt het gemiddelde aantal woorden per zin. - We nemen 100 achtereenvolgende woorden uit de tekst en tellen het aantal lettergrepen. Zo verkrijgen we het gemiddelde aantal lettergrepen per 100 woorden. - Deze twee gegevens gebruiken we in de formule van Flesch. We geven hier deze formule voor de Engelse taal en de voor het Nederlands herziene versie.
48
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
Het leesgemak voor een Engelse tekst is: 206,84 - (0,85 x aantal lettergrepen per 100 woorden) - (1,02 x gemiddelde aantal woorden per zin) Het leesgemak voor een Nederlandse tekst is: 206,84 - (0,77 x aantal lettergrepen per 100 woorden) - (0,93 x gemiddelde aantal woorden per zin)
Als we van een tekst de gemiddelde woordlengte en zinslengte hebben berekend, kunnen we in de onderstaande tabel nakijken: - wat de moeilijkheidsgraad van de tekst is, - voor welk publiek de tekst geschikt is.
Tabel 3.1 Leesbaarheid
leesgemak
stijl
opleiding
lettergrepen per 100 woorden
aantal woorden per zin
90-100 80-90 70-80 60-70 50-60 30-50 0-30
zeer gemakkelijk gemakkelijk vrij gemakkelijk normaal vrij moeilijk moeilijk zeer moeilijk
Groep 6 Groep 7 Groep 8 Vmbo Havo-mbo Vwo Universiteit-hbo
134 of minder 144 153 161 170 183 210 of meer
8 of minder 12 16 19 24 28 33 of meer
(Gebaseerd op De Groot 1968, blz. 66-77)
Met behulp van deze tabel vaststellen of bijvoorbeeld onze eigen schrijfstijl wat leesgemak betreft, geschikt is voor de beoogde categorie lezers. "Geschikt" wil hier zeggen dat iemand met dat niveau van opleiding de tekst zonder grote inspanning kan lezen. Als we onze schrijfstijl bijvoorbeeld als te moeilijk kwalificeren, moeten we bijvoorbeeld de lange zinnen gaan opsplitsen in meerdere korte zinnen. Tip In de tekstverwerker Word kun je de leesbaarheid van je taalgebruik laten testen. Er zit onder de menukeuze Extra > Opties > Spelling en grammatica de mogelijkheid om leesbaarheidsstatistieken te laten weergeven. De tekst wordt dan geanalyseerd m.b.v. de methode van Flesch.
Vermijd tangconstructies Vermijd een zogenaamde tang- of klemconstructie in samengestelde zinnen. Vergelijk de volgende twee zinnen maar eens. Figuur 3.22 Tangconstructie weggewerkt; lange zin Vorige week heb ik voor de vijfde keer dit studiejaar een practicumverslag geschreven, waar ik drie kostbare uren aan besteed had, die ik liever gestoken zou hebben in het uitproberen van mijn nieuwe computer, die ik twee weken geleden gekocht heb in een zaak in Venlo, waar ze mij overigens erg goede informatie hebben verstrekt over de verschillende configuraties.
49
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
Figuur 3.23 Lange zin met tangconstructie Vorige week heb ik voor de vijfde keer dit jaar een practicumverslag, waar ik drie kostbare uren, die ik liever in het uitproberen van mijn nieuwe computer, die ik twee weken geleden in een zaak in Venlo, waar ze mij overigens erg goede informatie over de verschillende configuraties hebben verstrekt, gekocht heb, gestoken zou hebben, aan besteed heb, geschreven.
De twee zinnen bevatten dezelfde woorden. Toch is de tweede zin duidelijk moeilijker te begrijpen. De oorzaak daarvan is de zinsbouw. Deze zin is grammaticaal wel correct, maar zeer moeilijk leesbaar vanwege een tang- of klemconstructie. In zo'n constructie staan gedeelten ver uit elkaar die qua betekenis bij elkaar horen. Zet dus de delen die bij elkaar horen zoveel mogelijk bij elkaar. Dezelfde tekst wordt natuurlijk nog overzichtelijker door de lange zin op te splitsen in kortere zinnen.
Figuur 3.24 Meerdere, korte zinnen Vorige week heb ik voor de vijfde keer dit jaar een practicumverslag geschreven. Daar heb ik drie kostbare uren aan besteed, die ik liever gestoken zou hebben in het uitproberen van mijn nieuwe computer. Twee weken geleden heb ik deze gekocht in een zaak in Venlo. Daar hebben ze me overigens erg goede informatie over de verschillende configuraties verstrekt.
Formuleer bondig en schrap overtollige woorden "Excuus voor deze lange brief; ik had geen tijd om een korte te schrijven." (Renkema 1989, blz. 89). Deze uitspraak geeft aan dat beknopt formuleren moeite en tijd kost. Bij goede schrijvers is de definitieve versie korter dan de kladversies. In de laatste fase van het schrijfproces wegen ze elke zin en elk woord zorgvuldig af. In de beperking toont zich de meester. Die beperking kost inspanning.
Figuur 3.25 Overtollige werkwoorden niet
wel
We zouden kunnen overwegen of de aanvangstijden van hogescholen aangepast kunnen worden aan de verkeersstroom.
We kunnen overwegen de aanvangstijden van hogescholen aan te passen aan de verkeersstroom.
Daarnaast staan er vaak overtollige bijwoorden in teksten. De schrijver wil via die woorden zijn boodschap benadrukken. Logischerwijs zijn ze echter overbodig. Figuur 3.26 Overtollige bijwoorden niet
wel
1 Het is een zeer uniek verschijnsel.
Het is een uniek verschijnsel.
2 Tot uiterlijk 1 oktober kunt u bij ons terecht.
Tot 1 oktober kunt u bij ons terecht.
50
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
2 Formuleer concreet en begrijpelijk voor de doelgroep Maak zinnen eerder actief i.p.v. passief Een passieve formulering laat vaak in het midden wie iets doet of ergens verantwoordelijk voor is. In gevallen waar dat wel nodig is, moeten we dus aangeven wie het betreft. Figuur 3.27 Actief formuleren niet
wel
1 Intern wordt uitgezocht of de kosten vergoed worden.
De heer Willems zal navragen of uitzoeken of de verzekering de kosten vergoedt.
2 Er moet onderzocht worden of deze werkzaamheden ook onder de offerte vallen.
De heer Derks zal onderzoeken of deze werkzaamheden ook onder de offerte vallen.
Formuleer begrijpelijk voor de gekozen doelgroep
Gebruik vaktermen goed en licht ze toe als dat nodig is voor je lezer. Verklaar afkortingen als dat nodig is voor je lezer en voeg eventueel een lijst van begrippen toe. Formuleer precies in plaats van vaag. Soms formuleren schrijvers vager of breder, dan eigenlijk hoeft.
Figuur 3.28 Precies formuleren niet
wel
1 We sturen u binnenkort een bericht.
We sturen u volgende week een bericht.
2 De heer Smits heeft een serviceverlenende functie bij een groot elektronicabedrijf.
De heer Smits is onderhoudsmedewerker bij Philips Nederland, marktgroep Ziekenhuizen.
3 Formuleer aantrekkelijk Hou bij het formuleren van zinnen rekening met het volgende:
Wissel af in de zinsbouw (lang/kort, stellende/vragende/gebiedende wijs.) Schrijf consequent in dezelfde tijd. Gebruik 'gewone' woorden i.p.v. ouderwetse of moeilijke woorden. Gebruik het woordje 'men' niet te veel. Gebruik 'men' en 'je' niet door elkaar. Gebruik persoonlijke voornaamwoorden niet te veel in individuele verslagen Veel lezers vinden dat ergerlijk. Neem het woordje 'ik' zeker niet op in een groepsverslag. Werk eerder met 'we', maar gebruik ook dat niet te veel. Bij een verantwoording van bepaalde keuzes moet je het wel hanteren; bij een beschrijving van de resultaten of de proefopstelling niet of 51
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
nauwelijks. Zorg er wel altijd voor dat duidelijk is wie wat gedaan heeft. Werk in zo’n geval dan met namen Figuur 3.29 Vermijd ‘ik’ Niet: Daarna kreeg ik de taak om (..) Niet: Eerst zal ik ingaan op de eisen .
Tip:
maar De volgende taak bestond uit (…) maar Eerst komen de eisen aan bod.
In de tekstverwerker Word zit onder de menukeuze Extra > Opties >Spelling en grammaticacontrole de mogelijkheid om op stijl en grammatica te laten controleren. Onder de knop Instellingen kun je de gewenste schrijfstijl instellen. De keuze voor ‘strikt’ is dan gepast.
3.9.2 Spelling Algemene richtlijnen Hanteer te allen tijde de nieuwe spellingsregels die met ingang van 1 augustus 2006 gelden en die de spellingregels van 1995 vervangen (Het Groene Boekje 2005 en http://woordenlijst.org/ De belangrijkste regels komen hieronder aan bod. Gebruik altijd de spellingcontrole van de tekstverwerker. Daarmee haal je er veel tik- en spelfouten uit die uiterst storend zijn. Vraag eventueel advies aan anderen. (www.vandale.nl/taaladvies/taalindepraktijk) Werkwoordspelling Controleer speciaal op werkwoordsfouten (t en d). De t gebruik je in de verleden tijd en bij voltooide deelwoorden van werkwoorden waarvan de stam eindigt op k, f, s, ch, p, t, x. (hij faxte, hij heeft gefaxt). Daarnaast gebruik je de t in de tegenwoordige tijd na de stam bij de persoonlijke voornaamwoorden hij/zij/het/jij. (hij werkt, hij faxt, hij ontwikkelt). Voor meer informatie verwijzen we naar bijlage 4 waarin een overzicht staat van de spellingregels voor de werkwoorden Vervoeg Engelstalige woorden op de Nederlandse manier. (Hij heeft het bestand geüpdatet.). Het meervoud van zelfstandige naamwoorden De achtervoegsels -en en -n Deze meervoudsuitgangen komen in het Nederlands erg veel voor. De uitgang -n levert alleen in het volgende geval soms problemen op: Achter alle (sommige, beide) komt een "n" als het verwijst naar personen. Alle meisjes hadden lang haar; de meisjes hadden allen lang haar. Er zijn twee bevestigingsplaatjes gemaakt. Beide zijn gemaakt van plaatstaal.
Het achtervoegsel -s Het achtervoegsel -s wordt meestal direct achter het zelfstandig naamwoord gezet: computer horloge abonnee serie café
52
- computers, - horloges - abonnees - series - cafés
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
Het achtervoegsel -'s Zelfstandige naamwoorden die eindigen op "a, u, o, i, y" krijgen in het meervoud - 's als deze klinker voorafgegaan wordt door medeklinkerletter of een lettergreepgrens: collega's, auto's, accu's, taxi's, hobby's.
De uitgangen -eeën, -ieën en -iën Veel zelfstandige naamwoorden die eindigen op -ee, krijgen in het meervoud -ën: idee
- ideeën
Zelfstandige naamwoorden met aan het eind -ie krijgen in het meervoud "-ën" als de klemtoon op de ie valt. Als de klemtoon niet op de -ie valt, krijgen ze meestal een -s. Soms krijgen ze een -n, en zetten we op de laatste -e een trema. industrie calorie bacterie
- industrieën - calorieën - bacteriën
Vreemde uitgangen Zelfstandige naamwoorden uit een vreemde taal met aan het eind van het woord "-icus, -um, -aaf, oof" krijgen de volgende meervoudsuitgangen: technicus politicus centrum datum filosoof paragraaf
-
technici politici centrums (centra) datums (data) filosofen paragrafen
Verdubbeling van de laatste medeklinker Zelfstandige naamwoorden met aan het eind "-it, -ik, -es, -er" krijgen geen verdubbeling van de medeklinker als de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt, en krijgen wel een verdubbeling als de klemtoon wel op de laatste lettergreep valt. kievit - kieviten havik - haviken prinses - prinsessen
dreumes - dreumesen lemmet - lemmeten brevet - brevetten
Zelfstandige naamwoorden met aan het eind "-as, -is, -os, -us" krijgen een verdubbeling van de medeklinker. atlas notaris
- atlassen - notarissen
kolos - kolossen prospectus- prospectussen
Samenstellingen Samenstellingen ontstaan als twee of meer woorden samen een nieuw geheel vormen. In de regel is de betekenis van de samenstelling anders dan die van de delen samen. Voorbeeld: hoge + school hogeschool. In tegenstelling tot het Engels schrijven we deze woorden altijd aan elkaar. Dat geldt voor: Werkwoorden als: opbellen, uitgaan, terugkeren, tentoonstellen, teleurstellen, thuiskomen, thuisbrengen,
Zelfstandige naamwoorden als: softwarepakket, Ajaxsupporter, Fontysorganisatie, kunststofbuis, rubberhak, nylonkous, hogedrukspuit, langetermijnplanning, multimediafuncties, vrijetijdsbesteding, eenrichtingsverkeer, driewegluidspreker, luxeartikel, koninginnedag, stationsplein
Bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden als: 53
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
zwaarbeladen, zwaarbelast, zwaargebouwd, zwaargewapend (maar: zwaar gewond), hooggeplaatst, hoogbejaard, hoogblond (maar: hoog geprijsd)
Titels: Weledelgeboren, weledelzeergeleerde, edelachtbare.
In de volgende gevallen wordt het koppelteken gebruikt: In samenstellingen met letters, cijfers, afkortingen en andere tekens: rvs-wasbak, pvc-buis, +-pool, v-snoer, I-profiel, CO2-lasapparaat, CNC-plaatschaar, CDApoliticus, Willem II-sigaar ( let op: 9 voltbatterij, 9V-batterij, maar 9 V en 60 W zie http://woordenlijst.org/leidraad/6/7/ )
In een groep of werkstuk genoemd naar de inspirator of auteur: het plan-Oort, de commissie-Dekker
Samengestelde aardrijkskundige namen en hun afleidingen: Oost-Vlaanderen, Oost-Vlaams, Zuidoost-Gronings, Noord-Hollander
In samenstellingen waarvan de elementen gelijkwaardig zijn: secretaris-penningmeester, luitenant-kolonel, zwart-wit, cultureel-maatschappelijk, prijs-kwaliteitverhouding, bout-moerverbinding, pen-gatcombinatie, kom-kogelconstructie
In namen van gehuwde vrouwen: Mevr. A. Linders-Van Dijk.
In samenstellingen die zonder koppelteken onduidelijk zouden zijn: machine-uren, alinea-indeling, video-installatie, stereo-uitzending
In samenstellingen als: kant-en-klare lagers, een kruidje-roer-me-niet, een peper-en-zoutstel
In samenstellingen waarin de laatste letter van een deel en de eerste letter van het volgende deel de tekens voor één klinker kunnen vormen: klinkerbotsing dia-avond, mede-inzittende, gummi-jas, auto-ongeluk, co-ouder, de-escaleren, lila-achtig
Deze regel geldt niet voor in letters geschreven getallen: tweeëntwintig In samenstellingen met Sint (St.): Sint-Nicolaas, St.-Jan.
Het trema We plaatsen trema op de eerste letter van een nieuwe lettergreep in een niet-samengesteld woord(deel), als dat woord(deel) zonder deelteken verkeerd gelezen zou kunnen worden. Het gaat hier om de volgende lettercombinaties: aa, ae, ai, au, ee, ei, ie, oe, oo, ui en uu. geïnd, geüniformeerd, beëdigen, coördinator, geïnstalleerd, industrieel, georiënteerd
Op de "u" van woorden op -eum wordt nooit een deelteken geschreven. Ook de Latijnse uitgangen eus en -ei en de Franse verbinding -ien krijgen geen deelteken: petroleum, baccalaureus, elektricien.
Het trema wordt ook niet gebruikt voor woorden met de uitgang -achtig en bij samenstellingen zebra-achtig, na-apen, toe-eigenen, zee-egel
54
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
De hoofdletter In de volgende gevallen schrijven we een hoofdletter: Het eerste woord van een zin (behalve bij een apostrof) M’n gsm is gestolen. ‘s Morgens ging hij naar school
Als de zin begint met een cijfer of een symbool, krijgt het eerstvolgende woord geen hoofdletter 20 renners haalden de finish niet.
Eigennamen van personen, aardrijkskundige namen, talen, dialecten en culturen, volkeren (behalve bij algemene aanduidingen gebaseerd geloofsovertuiging of bij etnische groepen), feestdagen, instellingen, merken, titel en historische gebeurtenissen enz.) en hun afleidingen (behalve bij personen) Amsterdam, Zuid-Afrika, de Kelten, joden, zigeuners, het Rode Kruis, Nederlandstalig, de Tweede Wereldoorlog, het Suikerfeest, Pasen, paasfeest, marxistisch
Als het verband met de persoon verzwakt is, schrijven we een kleine letter dieselmotor, coopertest, röntgenfoto, dieselmotor (maar Kesselringmethode)
Uit respect (koningin, heilige namen) Toen sprak God tot Mozes; Heilige Vader, Majesteit
Het persoonlijk voornaamwoord u krijgt tegenwoordig een kleine letter. Geen hoofdletter krijgen verder de namen van maanden, dagen, periodes, functiebenamingen en windstreken: oktober, dinsdag, middeleeuwen, de minister-president, westen,
Titels en aanspreekvormen schrijven we met een kleine letter: mevr. De Wit, prof. dr. Aerts, mijnheer de voorzitter,
Als letterwoorden uit een vreemde taal afkomstig zijn, behouden ze hun spelling zolang we het woord nog als ‘vreemd’ ervaren: RAM, ADSL. Als woorden ingeburgerd raken, vervallen de hoofdletters en werken we niet met koppeltekens bij de samenstellingen: aids, led, pin, pincode, petfles, havoleerling
Als het een woord betreft waarbij de letters niet als een woord maar als een letter worden uitgesproken, zoals bij pc en tv, dan werken we wel met een koppelstreepje bij de samenstelling: plc-programma en tv-kijker, IO-kaart.) Symbolen worden soms met een hoofdletter geschreven en soms met een kleine (V en volt). Dat geldt voor zowel grootheden als eenheden. Er zijn internationale afspraken over gemaakt. De meest gebruikte symbolen vind je op http://taaladvies.net/taal/advies/tekst/20/symbolen_voor_grootheden_en_eenheden/ De weglatingstekens: apostrof en streepje We gebruiken het weglatingsteken ' (= apostrof): Bij de zogenaamde tweede naamval van woorden die eindigen op de letter: a, o, u, i, y. Maria's antwoord, Theo's verklaring, Ru's fiets, Rudi's boek, Sony's reclamecampagnes, Philips' bezuinigingen, Lubbers' regering, (alleen maar ' i.p.v. 's). Maar: Henks boek, Eriks nieuwe baan, Océs uitbreidingsplannen
Bij de afkorting van "des": 's maandags; 's morgens
In vormen als: twee a's; een a'tje; twee s'en; twee pc.'s; een CDA'er; slb’er, mts’er We gebruiken het weglatingsstreepje -: In samenstellingen waarvan een deel is weggelaten: in- en uitvoer (invoer en uitvoer); binnen- en buitenland (binnenland en buitenland)
55
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
op zon- en feestdagen (op zondagen en feestdagen).
Let op: we gebruiken het niet in de volgende gevallen: analoge en digitale signalen elektrische variabelen en spanningsvariabelen
De tussenklanken Kijk eerst of het linkerdeel een zelfstandig naamwoord is. Als dat niet zo is, krijgt de samenstelling een tussen –e. rodekool, knarsetanden
Is het linkerdeel een zelfstandig naamwoord, dan geldt de hoofdregel: we schrijven de tussenklank -en als het eerste woord van de samenstelling een meervoud -en heeft (en niet –es) sigarenrook, bessensap, beukenboom, schroevendraaier, gedachtesprong, aspergesoep, weidevogel
Er zijn enkele uitzonderingen op deze hoofdregel. Sommige woorden houden een -e als tussenletter, hoewel ze als je de hoofdregel zou volgen -en zouden moeten krijgen. Woorden die verwijzen naar een unieke persoon of zaak: zonnestraal, maneschijn en Koninginnedag. In bijvoeglijke naamwoorden waarvan het eerste deel alleen maar wordt gebruikt als versterking van het bijvoeglijke tweede deel: apetrots, boordevol, reuzeleuk en beregoed.
Woorden die historisch gezien wel een samenstelling zijn, maar die niet meer als zodanig worden herkend (we noemen dit versteende samenstellingen):
ruggespraak, elleboog Bij sommige zelfstandige naamwoorden die een mannelijk en vrouwelijk meervoud kennen, krijgt de samenstelling de tussenletters –en. studentenhuis, agentenopleiding
De tussenklank -s schrijven we als we die horen, zoals in afdelingshoofd. Als het tweede lid met een s -klank begint, horen we die tussenklank -s niet meer (beoordelingscijfer, afdelingschef). Zoek dan een andere samenstelling met hetzelfde eerste lid en een ander tweede lid (beoordelingsprobleem, afdelingshoofd). Ook hierbij treden nogal eens onduidelijkheden op. Raadpleeg bij twijfel dus het Groene Boekje 2005 of een woordenboek. Voor meer informatie kun je terecht in het Groene Boekje (Woordenlijst Nederlandse Taal, 2005, blz.59-64).
C of K? Er bestaat maar één manier om een woord te spellen. Bij de woorden die je voor 1995 met -c of -k kon spellen, is nu maar één manier goed: in de meeste gevallen komt het erop neer dat je de spelling met c moet gebruiken: directie, contact, conclusie
Voor andere woorden geldt dat ze nu verplicht met c geschreven moeten worden i.p.v. de 'vroegere' k. complot, product, productie, productief, productiviteit, publicatie, insect.
De volgende woorden behoren nog steeds tot uitzonderingen en krijgen een k: akkoord, akoestiek, akte, elektricien, elektron(ica), elektrotechniek, kandidaat, kopie (fotokopie) kopiëren, kritiek (maar criticus), kwantum (maar quotum), lokaal, lokaliseren, oktober praktijk, praktisch (maar practicum), vakantie
56
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
Raadpleeg in dit geval de digitale woordenlijst (http://woordenlijst.org/ ). Let op Een spellingcontroleprogramma van je tekstverwerker kan er een heleboel fouten uithalen, maar als er twee versies van een woord bestaan, dan zul je toch zelf moeten aangeven wat het juiste woord is, zoals in de volgende gevallen:
tikfouten (veel / vel) werkwoordsfouten (gebeurt / gebeurd) samenstellingen (proef opstelling / proefopstelling) vaste uitdrukkingen (ten alle tijden / te allen tijde).
Tip Er zijn verschillende sites waarbij je je kennis op het gebied van de spelling kunt oefenen en controleren. Een voorbeeld is www.cambiumned.nl/de_spelling.htm
3.9.3 Leestekens Hieronder vind je enkele tips voor het gebruik van leestekens. Punt We plaatsen een punt: aan het eind van een zin: Koen Jansen ging ook mee.; na een afkorting: t.a.v. blz. H.K.H. We zetten geen punt in de volgende gevallen: na titels en kopjes; bij symbolen: V, kHz, MB, km/h; bij woorden die gebaseerd zijn op afkortingen: havo, led, pin, pc. Komma We plaatsen een komma op die plaatsen in een zin waar bij het hardop lezen een korte pauze gehoord wordt. Dat betreft globaal de volgende vier plekken: 1 Tussen twee hoofdzinnen: als ze lang zijn: Hij heeft beloofd dat hij meedoet aan de langeafstandsloop in Rotterdam, maar hij heeft gebeld dat hij ziek is.
aan het begin en het einde van een zin die een andere onderbreekt: Het plan om tienduizend banen te schrappen gaf, zo bleek op de personeelsbijeenkomst, veel onzekerheid.
Een hoofdzin die een andere onderbreekt, kan tussen aandachtstreepjes gezet worden wanneer die tussenzin speciale aandacht moet krijgen. 2 Bij bijvoeglijke bijzinnen: In sommige gevallen is de beslissing wel-of-geen-komma van belang voor de betekenis van de zin: bij een beperkende bijvoeglijke bijzin geen komma plaatsen; Onder de gediplomeerden bevonden zich twee studenten uit Venlo die cum laude geslaagd waren.
57
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
bij een uitbreidende bijvoeglijke bijzin wel een komma plaatsen; Onder de gediplomeerden bevonden zich twee studenten uit Venlo, die cum laude geslaagd waren.
In de eerste zin zijn er meer studenten uit Venlo; twee daarvan zijn er cum laude geslaagd. In de tweede zin zijn er in totaal twee studenten uit Venlo. 3 Bij andere bijzinnen: Er is geen komma nodig tussen een korte hoofd- en bijzin. De directie heeft aangekondigd dat het bedrijf fors gaat uitbreiden.
We zetten wel een komma: als de bijzin voor de hoofdzin staat Als het meezit, haal ik voor al deze vakken een voldoende.
als er twee persoonsvormen naast elkaar komen te staan Mijn zus die in Geleen woont, werkt bij D.S.M.
als een hoofdzin of een bijzin wordt onderbroken door een bijzin Je mag, als je tijd hebt, best komen.
Een bijzin die tussen komma's staat, moet je weg kunnen laten. Als een hoofdzin gevolgd wordt door meerdere bijzinnen, plaats dan alleen een komma als de bijzinnen lang zijn. 4 Tussen delen van een opsomming: Hij verkoopt pennen, potloden en schriften.
Dubbele punt We plaatsen een dubbele punt voor een letterlijke aanhaling, een opsomming, en een andere verklaring(i.p.v. want).: - Jan vroeg: "Mag ik mee?" - Je kunt hier van alles kopen: boeken, kleding, enz. - We hebben gekozen voor aluminium: het is licht en heeft een mooi uiterlijk.
Puntkomma We plaatsen een puntkomma tussen twee hoofdzinnen die nauw met elkaar samenhangen: We hebben een proefstukje gemaakt; dit leverde echter niet het gewenste resultaat op: het plaatje trok helemaal krom.
Streepjes Het gedachtestreepje gebruiken we om de aandacht te vestigen op een toevoeging. Het is dan een sterker middel dan de komma. - De voorzieningen voor studenten zullen, in goed overleg met de betrokken partijen, worden uitgebreid. - De voorzieningen voor studenten zullen - in goed overleg met de betrokken partijen - worden uitgebreid.
58
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
Na een gedachtestreep komt soms extra informatie die niet deel uitmaakt van de zin. Het is dan een soort terzijde. Vaak past zo'n mededeling niet in de structuur van de zin. - De minister heeft duidelijk gemaakt dat herziening van de WAO - hij noemde het gisteren in zijn toespraak - voor hem topprioriteit heeft.
Haakjes en schuine streep (Ronde) haakjes gebruiken we in de volgende gevallen: - In de betekenis 'of': Gevraagd: een docent(e) wiskunde
- Bij een verwijzing: Meer informatie vindt u in hoofdstuk 5 (blz. 34-45).
- Bij een verklarende toevoeging: De stagebegeleider heeft het verslag nog niet bekeken. (Hij is nog steeds ziek.)
De schuine streep gebruiken we: - als de lezer mag doorhalen wat niet van toepassing is: hij/zij, en/of - in sommige afkortingen: t/m, p/a
Aanhalingstekens We plaatsen enkele of dubbele aanhalingstekens om de letterlijke weergave van geschreven of gesproken woorden. - De chef zei: "De heer Janssen heeft zich snel ingewerkt". - "De chef", zei de heer Janssen, "heeft zich snel ingewerkt".
- In het boek Schrijfwijzer zegt Renkema: "De kortste definitie van schrijven luidt: 'Schrijven is schrappen.' Bij goede schrijvers is de definitieve versie korter dan de kladversies." (Renkema 1989, blz. 89)
Soms gebruiken we met name de enkele aanhalingstekens ook anders: - Als we het woord zelf bedoelen, en niet de betekenis ervan. De woorden 'binnen twee weken' op bladzijde 3 moeten vervangen worden door 'over twee weken'.
- Als we het woord op een bijzondere manier gebruiken: Het rookverbod in horecagelegenheden is bij veel rokers een 'teer' onderwerp.
Let op: Zet niet vóór een leesteken een spatie, maar erna. Tip Er zijn verschillende sites waarbij je kennis op het gebied van de leestekens kunt controleren. Een voorbeeld is www.cambiumned.nl/de_spelling.htm
3.9.4 Zinsbouw en woordkeus Maak telkens volledige en verzorgde zinnen. Let erop dat je zinnen niet verkeerd afbreekt. Hier zijn twee voorbeelden van hoe het niet moet: We kwamen in de laatste fase van het project in tijdnood. Zodat we geen tijd meer hadden om 10 stuks te produceren. We hebben gekeken naar aluminium, dit was licht en had een mooi uiterlijk, daarom hebben we hiervoor gekozen.
59
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
Gebruik telegramstijl alleen bij opsommingen. Zorg ervoor dat de delen van de opsomming qua taal consequent geformuleerd zijn. Voorbeeld van hoe het niet moet: We hebben de volgende eisen gesteld:
de vormgeving moet anders; lichter materiaal gebruiken; beter mechanisme.
Beter is: We hebben de volgende eisen gesteld:
vormgeving anders uitvoeren; lichter materiaal gebruiken; beter mechanisme ontwikkelen.
Zet onderwerp en persoonsvorm beide in enkelvoud of meervoud. In het algemeen krijgt een enkelvoudig onderwerp een enkelvoudige persoonsvorm. Een meervoudig onderwerp krijgt een meervoudige persoonsvorm. Het verschijnsel dat onderwerp en persoonsvorm in getal met elkaar overeenstemmen, is een voorbeeld van congruentie (= overeenstemming). Bij een aantal woorden levert dit problemen op. Voorbeelden:
Een aantal studenten is momenteel bezig met een stage. Een gedeelte van de tentamenstof staat vast. Een groot percentage van de Nederlanders heeft alle EK-voetbalwedstrijden gekeken. Een paar loopschoenen kost al snel 150 euro.
De onderstreepte woorden zijn grammaticaal enkelvoud, maar qua betekenis meervoud. Omdat de onderstreepte woorden ook in het meervoud kunnen voorkomen, hebben de meeste taaldeskundigen hier een voorkeur voor een enkelvoudige persoonsvorm. Gebruik correcte verwijswoorden. Ter opfrissing volgt hieronder een samenvatting van de regels voor de verwijswoorden (persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden). Met een verwijswoord kunnen we een zelfstandig naamwoord vervangen. Om dat correct te doen, moeten we weten of dat zelfstandige naamwoord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. Hieronder geven we daar kort informatie over. In het Nederlands zijn alle het-woorden onzijdig. We verwijzen naar het-woorden met het en zijn. Voorbeelden: Het elftal heeft gisteren gewonnen. Het heeft daardoor zijn tiende overwinning behaald. Het bestuur had vorige week receptie. Ik ben het maar even gaan feliciteren. Het kamertje is erg klein. Het hoeft daarom niet veel huur op te brengen.
De-woorden kunnen mannelijk of vrouwelijk zijn. Hoe kun je dat bepalen? Daarvoor kun je de volgende richtlijnen aanhouden: 1. 2.
60
Wanneer het de-woord duidelijk een vrouwelijk persoon of dier is, gebruik je vrouwelijke verwijswoorden. Wanneer het de-woord op een bepaalde uitgang eindigt, gebruik je vrouwelijke verwijswoorden.
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
3. 4.
Uitgangen
Voorbeelden
-ade, -ide, -ode, -ude -ee, -ea -age -heid, -teit -ie, -iek, -ica -de, -te, -se -ij -ing -nis -ine -schap -theek -tuur, -suur -sis, -xis, -tis
tirade, methode, piramide, amplitude alinea garage, reportage waarheid, elektriciteit, flexibiliteit discussie, politiek, mechanica lengte, breedte, finesse woestenij regering, legering, beschrijving, opstelling ergernis discipline wetenschap bibliotheek apparatuur, censuur crisis
Wanneer voor een de-woord in een dialect het woordje 'un' kunt zetten is het meestal vrouwelijk; wanneer je er 'unne' voor kunt zetten is het meestal mannelijk. Voorbeeld: 'unne stoel, un tafel'. Bij twijfelgevallen raadpleeg je het Groene Boekje of een woordenboek.
Als je weet welk geslacht het woord heeft, dan volgt stap 2: vaststellen hoe het woord in de zin functioneert. Als het woord onderwerp is, dan volgt er een ander verwijswoord dan wanneer het bijvoorbeeld meewerkend voorwerp is. Het voert te ver om hier nader in te gaan op de Nederlandse grammatica. Wel volgt er een overzicht van de Nederlandse persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden en hun functie in de zin.
Enkelvoud Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig Meervoud
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bezittelijk vnw.
hij zij het ze
hem haar het hen
hem haar het hun
zijn haar zijn hun
Naar vrouwelijke woorden verwijzen we met ze/zij en haar. Naar mannelijke woorden verwijzen we met hij en zijn. Als je het gebruik van hij of zij storend vindt bij het verwijzen naar dingen, kun je het omzeilen door met deze en die te werken of door het meervoud te gebruiken. Hun en hen Hen en hun verwijzen altijd naar personen. Bij verwijzing naar zaken, gebruiken we die. Hen gebruiken we als lijdend voorwerp en na een voorzetsel. Hun gebruiken we als meewerkend voorwerp (zonder voorzetsel). Enkele voorbeelden: Ik heb hen gisteren nog gezien. Heb je het van hen gekregen? Heb je het hun gegeven?
Gebruik nooit hun als onderwerp in plaats van zij. Dus niet: Hun gaan met vakantie, maar: Zij gaan met vakantie. Dat /wat Bij het gebruik van dat en wat worden ook vaak fouten gemaakt. We gebruiken dat steeds aan het begin van een bijvoeglijke bijzin, behalve in de volgende vier gevallen: 61
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
1.
2. 3. 4.
Na: "dat, datgene, iets, niets, alles, enige". B.v.: Dat, wat hij beweert is niet juist. Ik geef je iets, wat je kunt gebruiken. Dat is alles, wat ik heb bereikt.
Als het terugverwijst naar een hele zin is. B.v.: Ik wachtte lang, wat geen pretje is.
Na een overtreffende trap. B.v.: Dat lijkt mij het mooiste wat er bestaat.
Na een voorzetsel. B.v.: Ik geloof geen woord van wat hij vertelt.
Foutief is het gebruik van wat in de volgende zinnen:
Het meisje wat ik gezien heb in de bieb, heeft vorig jaar bij in de projectgroep gezeten, Het boek wat ik aan het lezen ben, moest gisteren terug naar de bibliotheek.
Als/dan Deze woorden worden gebruikt bijvergelijkingen, maar zijn niet verwisselbaar. 1. Als gebruiken we in combinatie met ‘ even’, ‘ zo’ en ‘net zo’ Zij verdient even veel als ik. 2. ‘ dan’ gebruiken in combinatie met ‘meer’ of bij een vergrotende trap. Zij verdient meer dan ik. Zij rent harder dan ik. Let op: bij beide woorden moet je rekening houden met de grammaticale functie. 1. Hij complimenteert jou even veel als mij. (jou en mij zijn beide lijdend voorwerp) 2. Hij complimenteert jou vaker dan mij. (jou en mij zijn beide lijdend voorwerp) 3. Hij complimenteert jou even veel als ik . (hij en ik zijn beide onderwerp) 4. Hij complimenteert jou vaker dan ik. (hij en ik zijn beide onderwerp).
waar/wie Met ‘ waar ‘ verwijzen we terug naar voorwerpen; met ‘wie’ verwijzen we terug naar personen. Het rapport waaraan ik veel tijd besteed heb, heb ik gisteren ingeleverd. De docenten van wie wij veel hulp gehad hebben, willen wij bij dezen bedanken.
3.10 Schrijven met een groep: verantwoordelijkheden Indien je met meerdere studenten aan dezelfde opdracht werkt, zul je vaak een groepsverslag schrijven. Binnen deze groep worden dan verantwoordelijkheden gesplitst. Het gemaakte bouwplan levert daarvoor een vertrekpunt. Taakverdeling en verantwoording Elk groepslid verzorgt de inhoud van één of meerdere hoofdstukken. Twee (soms drie) studenten verzorgen daarnaast de eindredactie. Deze eindredactie wordt op toerbeurt vervuld, dus bij een volgende opdracht doen twee anderen dit.
62
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
De eindredactie stelt alle de volgende onderdelen samen: titelblad samenvatting inhoudsopgave inleiding conclusie literatuurlijst een hoofdstuk van de kern De eindredactie controleert de rest op: opbouw (logica, samenhang en overzichtelijkheid) taalgebruik (stijl, zinsbouw, woordkeus, interpunctie en spelling) omgang met tabellen en figuren (methode) omgang met literatuurverwijzingen bij tekst en bij illustraties (compleetheid, methode en correspondentie met literatuurlijst) uiterlijke verzorging (opmaak) De taakverdeling tussen groepsleden en eindredactie wordt als bijlage opgenomen in het rapport (zie bijlage 5).
Deze groepsleden krijgen een cijfer voor de inhoud van hun deel van het verslag. De taakverdeling neem je dan op in een bijlage (zie bijlage 5). Het inhoudelijke cijfer wordt vastgesteld door de technisch vakdocent
De twee eindredacteuren krijgen ook een cijfer voor de kwaliteit van de eindredactie. Dit cijfer wordt vastgesteld door de communicatiedocent. De taakverdeling binnen de eindredactie moet ook opgenomen worden in een bijlage. Het is zaak om op al deze factoren goed te controleren voordat je een verslag inlevert. In bijlage 2 vind je een voorbeeld van een beoordelingsformulier van een rapport. Doe er je voordeel mee.
Deadlines
Kwaliteit leveren hangt bij het schrijven van rapporten vaak af van een goede planning en een goede samenwerking. Als conceptteksten te laat klaar zijn, is er weinig tijd meer over om de puntjes op de i te zetten. Een goed, gedetailleerd bouwplan is voor alle groepsleden een uitstekend hulpmiddel om efficiënt samen aan een rapport te schrijven. Geef als eindredactie aan dat de groepsleden bij hun eigen deel ook literatuurverwijzingen opnemen. Zorg er voor dat je als groepslid de afgesproken deadlines haalt, opdat eindredacteuren een goed resultaat kunnen leveren. Het niet halen van een deadline heeft consequenties bij de beoordeling voor zowel de eindredacteuren als de andere groepsleden.
63
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
4
Gesprekstechnieken bij groepswerk
Discussies en vergaderingen zijn nuttige vormen van communicatie. Zij kunnen het onderling begrip, het opperen en aanvaarden van ideeën en meningen en het nemen van beslissingen vaak effectiever bevorderen dan via andere vormen van communicatie mogelijk is. In dit hoofdstuk gaan we in op de techniek van het vergaderen bij werken in groepen. Met deze techniek vergroot je de kans op een geslaagde bespreking waarin je tot bevredigende resultaten komt. Met name wordt hierbij aandacht geschonken aan de taak van de voorzitter. Een voorzitter die op zijn taak berekend is, kan een goedwillende groep zodanig leiden, dat de bespreking goed verloopt en dat er goede resultaten geboekt worden.
4.1 Voorbereiding door de voorzitter Wat is de taak van de voorzitter van een vergadering? Kort gezegd: hij moet ervoor zorgen dat het doel bereikt wordt dat de bespreking heeft. Hij is verantwoordelijk voor de gang van zaken tijdens de vergadering, voor de voorbereiding ervan en voor de afwerking of nazorg. De voorbereiding door de voorzitter ziet er als volgt uit:
64
1.
Bepaal welk doel je door de bespreking bereiken Betreft het wellicht een puur informatieve vergadering? Wil je ook meningen boven water krijgen? Of wil je met het oog op de planning en de voortgang meer bereiken? Moeten er knopen doorgehakt worden en concrete taken verdeeld worden?
2.
Verdiep je in de onderwerpen De voorzitter moet zich, evenals de andere deelnemers overigens, verdiepen in de onderwerpen van de vergadering. Pas als je voldoende kennis hebt van de onderwerpen, kun je de juiste vragen stellen en bepalen welke bijdragen ter zake zijn en welke niet, welke facetten voldoende belicht zijn en welke niet.
3.
Stel de agenda op De voorzitter zorgt ervoor dat er een agenda opgesteld wordt. Vaak zal het nodig zijn de hoofdpunten van de agenda bij de bespreking ervan te voorzien van een korte toelichting: wat is het doel van de bespreking van het agendapunt? Wat is relevante achtergrondinformatie? Ook dit lukt alleen als het goed is voorbereid.
4.
Controleer de vergaderruimte Het is een onaangename verrassing als de overheadprojector niet blijkt te werken of als de vergadertafel niet in orde is. Voor een langere bijeenkomst is het ook wenselijk dat je een pauze plant waarin er koffie gedronken kan worden.
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
5.
Bepaal de procedure De voorzitter ontwerpt een globale indeling van de beschikbare tijd per agendapunt.
Hierna volgen enkele voorbeelden van agenda's voor werkbesprekingen van een technisch probleem zoals deze gehanteerd kunnen worden bij probleemgestuurd onderwijs (Voorbeeld 4.1 en Voorbeeld 4.2). Tussen haakjes staan suggesties voor het leiden van de bespreking (zie ook paragraaf 4.2) Voorbeeld 4.1 1. 2. 3.
4. 5. 6.
Opening Taakverdeling: notulist, bordschrijver, voorzitter. Presentielijst opmaken Confrontatie met de taak: 3.1 Introductie door de voorzitter: doel en achtergrond 3.2 Bespreking volgens de zevensprong - Verheldering van begrippen - Definieer het probleem - Analyseer het probleem (inventarisatie door te brainstormen) - Inventariseer op systematische wijze deelproblemen (De eerste stappen kun je starten door een rondje te maken.) Formuleer leerdoelen en zelfstudieopdrachten (actielijst). Rondvraag Sluiting en vaststellen datum volgende bijenkomst
Voorbeeld 4.2 1. 2. 3. 4. 5.
Agenda voor een eerste bespreking van het probleem
Agenda voor een tweede bespreking van het probleem
Opening Presentielijst opmaken Bespreking notulen vorige bijeenkomst Inventarisatie literatuurstudie n.a.v. actielijst (Maak een rondje naar aanleiding van de afspraken van de vorige onderwijsbijeenkomst.) Vergelijking van metingen en toetsing aan de literatuur Eventueel afspraken maken om metingen over te doen of aan te vullen (actielijst). Afspraken maken - voor de mondelinge presentatie (bijv. inleiding, kern, slot, sheets, wie presenteert) - voor het schriftelijke rapport (bijv. inleiding, kern, slot, eindredactie)
-
vastleggen in actielijst
6. Rondvraag 7 Sluiting en vaststelling datum volgende bijeenkomst
4.2 Taak van de voorzitter tijdens de bespreking De voorzitter zorgt voor een goed verloop van de bespreking. Met andere woorden: hij brengt structuur aan in de bespreking, hij begeleidt het gesprek door middel van samenvatten, verduidelijking vragen en het formuleren van de beslissingen. Ook zorgt hij ervoor dat alle deelnemers aan bod komen en dat verschil van mening niet uitloopt op ruzie. Hieronder volgt een aantal ’vergaderwetten’, die het groepsproces tijdens de bespreking in gunstige zin beïnvloeden. 1.
Zorg ervoor dat de groep goed samenwerkt Zorg dat de deelnemers eensgezind het doel nastreven. Trek geen partij, maar blijf neutraal. Laat de deelnemers stoom afblazen, zodat er minder kans op onderhuidse spanningen ontstaat. Laat echter geen ruzie ontstaan! Betrek een neutrale partij bij de discussie als een (hevig) 65
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
meningsverschil ontstaat. Laat deze (en ook de anderen) hun feiten naar voren brengen, voordat meningen aan bod komen. 2.
Zorg ervoor dat niemand afdwaalt Let erop dat men bij het thema blijft en geen zijsporen gaat bewandelen. Stuur het gesprek zo nodig bij, zorg ervoor dat alle bijdragen relevant zijn.
3.
Zorg ervoor dat iedereen de lijn kan blijven volgen Vraag om verduidelijking en controleer of iedereen begrijpt wat er gezegd wordt. Geef ook duidelijk aan wanneer er een punt afgerond is. Vat op dergelijke momenten samen.
4.
Zorg ervoor dat iedereen bijdraagt Zorg ervoor dat je samen tot een beslissing komt, samen bouwt aan een oplossing. Dan heb je de meeste kans dat er een beslissing tot stand komt waar iedereen achter staat. Zorg ervoor dat de 'sterken" de "zwakken" niet overschreeuwen, ook zij hebben goede ideeën! Stimuleer het ventileren van ideeën en neem ze allemaal serieus. Keur (in eerste instantie) geen enkel idee af. Vaak leiden minder goede ideeën uiteindelijk wel tot goede ideeën.
5.
Stuur bordschrijver en notulist aan Laat bij discussies ideeën vastleggen door een bordschrijver (zie 4.3). Zorg ervoor dat de notulist de hoofdpunten opschrijft. Meer informatie hierover is te vinden in hoofdstuk 5.
4.3 Taak van de bordschrijver Het is de taak van de bordschrijver om bij discussies alle ideeën vast te leggen op een bord of een flipover. Dat heeft als voordeel dat iedereen een overzicht houdt. Zo gaat er geen enkel idee verloren en is het mogelijk om op een onderdeel verder in te gaan, zelfs al is het maar eventjes ter sprake geweest. Een ander voordeel is dat het leggen van verbanden en het zien van samenhang een stuk gemakkelijker wordt. De bordschrijver moet in de gaten houden of hij alle bijdragen ook goed weergegeven heeft. Een andere taak is erop te letten of de informatie na afloop van de vergadering gewist mag worden of behouden moet blijven. De groep moet beslissen of de informatie of een deel ervan op papier vastgelegd moet worden. In dat geval hoort dat bij de taak van de notulist (zie hoofdstuk 5).
4.4 Taken van de andere deelnemers Uiteraard is het welslagen van een bespreking niet alleen afhankelijk van voorzitter en bordschrijver. Ook de overige deelnemers moeten zich goed voorbereiden, de structuur in de gaten houden en de 'vergaderwetten' naleven. Bij de voorzitter berust echter de verantwoordelijkheid de deelnemers te sturen en te begeleiden tijdens de vergadering. Als een voorzitter steken laat vallen op dit terrein, is het de taak van de andere deelnemers om bij te sturen door vragen te stellen.
66
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
5
Notulen maken van groepsbesprekingen
5.1 Waarom notuleren Bij iedere formele vergadering is het gebruikelijk dat er genotuleerd wordt, dat wil zeggen dat iemand tijdens de bespreking aantekeningen maakt, en deze naderhand vastlegt in een tekst: de notulen. De functie van notulen is globaal gezien de inhoud en de resultaten van een bespreking vast te houden. Er zijn verschillende redenen voor het maken van notulen: ze dienen als geheugensteun; ze vertellen wat er besproken en besloten is; ze maken controle op de continuïteit in het werk mogelijk; ze dwingen tot precisie in de formulering van besluiten; ze vormen een controle op de juistheid en rechtmatigheid van besluiten en daaruit voortkomende acties. Belangrijk is dat alle deelnemers weten wat er afgesproken is, zodat het werk efficiënt gedaan kan worden en de afgesproken deadlines gehaald worden. Het schriftelijk vastleggen van acties is daarom onmisbaar. Zorg ervoor dat de notulen voor iedereen bereikbaar zijn. Handig is het daarom om een soort van groepsklapper hiervoor te gebruiken en de notulen aan alle betrokken te e-mailen. Bij formele vergaderingen krijgen de vergaderdeelnemers allemaal een kopie van de notulen toegestuurd. Ook een notulist kan fouten maken of een discussie verkeerd begrijpen. Het is daarom onmisbaar dat de notulen op de volgende vergadering worden besproken. Fouten of onvolkomenheden kunnen dan worden gecorrigeerd. Na bespreking en correcties neemt de groep de notulen aan als de juiste weergave van de vorige vergadering.
5.2 Soorten notulen Er zijn verschillende soorten notulen die met name verschillen op het punt van de uitgebreidheid: de uitgebreide notulen, het zakelijk verslag en de actielijst. De uitgebreide notulen geven een letterlijke weergave van de uitspraken van de vergaderdeelnemers en heeft een chronologische volgorde. Namen van sprekers worden opgenomen en er wordt in complete zinnen geformuleerd. Dit soort notulen wordt niet vaak toegepast.
67
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
Het zakelijk verslag bevat een informatieve samenvatting van de informatie die per agendapunt besproken is. Het bevat conclusies èn argumenten. Namen van sprekers worden vaak alleen gebruikt bij besluiten en rondvraag. Het verslag bevat veel puntsgewijze opsommingen en een combinatie van volledige zinnen en zinnen in telegramstijl. Dit soort notulen wordt vaak toegepast. In Voorbeeld 5.1 vind je een praktijkvoorbeeld van goede notulen. Voorbeeld 5.1
Goede notulen
Notulen Project Lamp Klas TWP1A; groep A7 Datum: Vergaderduur: Aanwezig: Afwezig:
25 november 2007 8.45 u. – 9.30 u Tom de Bruyn Hans Janssen (notulist) Sjors Verwaayen (voorzitter) Joep van Asseldonk (met kennisgeving)
1. Notulen 18-11-2007 Tekstueel: er waren geen opmerkingen. Inhoudelijk: er waren geen aanvullingen op vragen.
2. Actielijst 18-11-2007 Tom heeft zijn taak wegens ziekte niet kunnen uitvoeren. Hij zal dit in deze week inhalen. Andere taken zijn klaar.
3. Mededelingen Sjors geeft door dat voortaan ook mobiel bereikbaar is onder nummer 06 237 345 49.
4. Stabiliteit
Probleem Doordat de lamp redelijk hoog is t.o.v. de breedte is hij er wankelig, dit ook mede door de extra arm die horizontaal loopt. Voorlopige oplossing Om de stabiliteit te verbeteren hebben we de voet aangepast. Deze voet wordt nu van hout gemaakt (i.p.v. plexiglas). Ook maken we niet een grote cirkel maar een kleinere cirkel met daaraan vast drie uitstekende poten.
5. Materiaalkeuze
Probleem Het materiaal bepaalt bij 1000 stuks een gedeelte van de kostprijs vandaar dat we goede maar toch ook goedkope materialen gebruiken. Voorlopige oplossing Voor het materiaal kiezen we stalen buizen, dit omdat buizen lichter zijn en dus beter voor een stevige constructie, ook is het materiaal goedkoper. We laten sommige gedeeltes van de lamp verchromen, andere gedeelten gaan we eerst zandstralen en daarna verchromen. Verder gebruiken we in de bochten PVC. Dit wordt een massieve as die we in een bepaalde radius buigen. Dit PVC heeft als functie dat het de + en de – van elkaar isoleert.
6. Montage van de lamp
Probleem De lamp moet zonder elektriciteitskabels bevestigd worden aan het buizen frame van de lamp, dit omdat bij de hele lamp er geen kabels te zien zijn. Voorlopige oplossing De lamp wilden we eerst ook laten bewegen. Dit is echter te overdreven, nu maken we deze lamp vast aan het buizenframe en d.m.v. een ‘gewricht’ willen we de lamp apart nog kunnen verstellen.
7. Eindafmetingen Probleem
68
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
Van de lamp moeten nu alle hoofdafmetingen bepaald worden. Voorlopige oplossing De afmetingen van de staander zijn: buis rond 12, 1300mm hoog en 130mm breed. De afmetingen van de horizontale arm zijn: buis rond 8, 1000mm hoog en 77mm breed. De maten van de voet worden in overleg met dhr. Houben pas gegeven als de lamp verder klaar is.
8. Rondvraag Geen vragen
9. Afspraken/Actielijst Voor de volgende vergadering: donderdag 28 november Ernst, Sjors en Hans verzamelen gegevens over pootjes in de Memphisstijl die op de markt zijn. Tom berekent de exacte afmetingen van de onderdelen.
In Voorbeeld 5.2 vind je een voorbeeld van hoe het niet moet. De notulen zijn niet informatief. Voorbeeld 5.2
Notulen, hoe het niet moet
Datum: 02 december 2007 Vergaderduur: 13.10 u. – 14.15 u. Aanwezig: iedereen
Inleiding De vergadering wordt om 13.10 u. door de voorzitter geopend. Eerst werd de taak voor de komende week besproken waarbij er een tijdplanning werd gemaakt. Bij deze planning werd het meeste tijd ingeruimd voor het maken van het elektronische prototype. Omdat het prototype slechts een beperkt aantal functies moest kunnen vervullen, werd er besloten om de realisatie uit de voeren met HTML en Javascript. Taken die uitgevoerd werden aansluitend op de vergadering Het afmaken van het elektronische prototype Takenverdeling voor de realisering van het Prototype aansluitend op de zevende bijeenkomst Einde van de zevende zitting De voorzitter sloot de vergadering om 14.15 u. Daarop aansluitend begon de groep met de realisering van het elektronische prototype. Het belangrijkste was om een basisontwerp te maken waar men bij de lay-out van het programma mee verder kon.
De actielijst De actielijst houdt in dat de notulist per agendapunt ingaat op drie aspecten: wat, door wie en wanneer. De actielijst geeft dus aan welke acties ondernomen moeten worden (taken, maatregelen, besluiten, adviezen, conclusies). Belangrijk voor de effectiviteit van de werkgroep is dat meteen vastgelegd wordt wie iets gaat uitvoeren en op welke datum iets af moet zijn. Vergeet de voorzitter tijdens de vergadering om afspraken concreet te maken, dan moet de notulist dus aan de bel trekken.
69
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
De actielijst kan er uitzien als in Voorbeeld 5.3. Voorbeeld 5.3
Actielijst
ACTIELIJST Bijeenkomst PGO-Blok 1.1 Groep TEP1B op 12 oktober 2009 Aanwezigen: Ad Adriaans (vz) Ben Bernards, Kees Cornelissen (notulist), Jan Janssen, Piet Pietersen, Wim Willems (bordschrijver) Besluit/actie
Door:
Datum gereed
Bladzijde 1-20 schriftelijk samenvatten
Jan Janssen
16-10
Contact opnemen met tutor over printproblemen
Piet Pietersen
14-10
Blz. 21-38 schriftelijk samenvatten
Kees Cornelissen
Blz. 21-38 inhoud mondeling presenteren
Wim Willems
16-10
Bestuderen blz. 1-38
Gehele groep
16-10
6-10
Combinatie van zakelijk verslag en actielijst. Vaak worden actielijst en zakelijk verslag gecombineerd. De afspraken van het zakelijke verslag worden dan schematisch in kolommen weergegeven. Bij de projecten op school is het ook de bedoeling dat in de notulen de combinatie van zakelijk verslag en actielijst toepast. Ga ervan uit dat iemand die niet bij de vergadering aanwezig is geweest, moet weten wat er besproken is, welke conclusies er getrokken zijn of welke besluiten er genomen zijn en waarom. Op basis van de notulen moet je als groep het verslag kunnen bouwen. Waarom is er voor een bepaald materiaal of kleur gekozen? De redenen ervoor moet je dus opnemen in de notulen.
5.3 Tips voor het maken van notulen Hieronder volgen adviezen voor het maken van notulen. Tijdens de vergadering
70
Vraag de voorzitter om verduidelijking als je het gesprek niet kunt volgen. Hij kan je dan een samenvatting geven (waardoor er ook structuur aangebracht wordt in het gesprek!). Leg op belangrijke momenten in de bespreking je weergave van het besprokene ter controle voor aan de groep. Als je niet weet hoe je een besluit moet formuleren, vraag dan aan de voorzitter/groep wat je moet noteren. Doe dat wel tijdens de bespreking en niet erna. Werk tijdens de vergadering met een blad dat gedeeltelijk voorgestructureerd is. Als de bordschrijver actief is geweest, vraag dan aan de voorzitter of de betreffende informatie (of een deel ervan) ook opgenomen moet worden in de notulen. In dat geval wordt het verslag bij een enkel agendapunt wat uitgebreider.
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
Na de vergadering
Schrijf direct na de bespreking je aantekeningen uit. De informatie zit dan nog vers in je geheugen.
Kop Neem in de titel van de notulen de naam van het project en de groep op (zie voorbeeld 5.1). Neem de namen van alle aanwezigen in de kop (achternaam en voornaam) Werk daarbij alfabetisch en zet eventuele functies tussen haakjes erbij. Vermeld in de kop ook precies om welke bijeenkomst het ging en voeg datum en vergaderduur toe.
Kern Pas in de kern een nummering (en subnummering) en kopjes toe. Werk in de tegenwoordige tijd. Vorm de spreektaal om tot verzorgde zinnen. Bij opsommingen kun je volstaan met telegramstijl. Wees objectief; trek geen eigen conclusie.
Slot Neem in het slot een actielijst op.
Zorg ervoor dat de notulen snel voor iedereen bereikbaar zijn. Stop ze in de groepsklapper, mail ze aan de groepsleden en de betrokken docent en zet ze notulen in N@tschool is een daarvoor bestemde map.
71
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
6
Het bijhouden van een individueel logboek
Elke student houdt voor zichzelf een logboek bij. De bedoeling hiervan is dat je zelf alle belangrijke informatie bij de hand hebt. Je hebt dan altijd een actueel beeld van de stand van zaken van de werkzaamheden. Daarnaast kun je een beeld opbouwen van je eigen functioneren in zo'n groep. Vaak is het handig om met een klapper te werken, waarin al het materiaal een plaats kan krijgen. Doe je veel werk op de pc en heb je de meeste documenten elektronisch, dan ligt een elektronisch logboek voor de hand.
Zo'n individueel logboek kan dan uit twee onderdelen bestaan. 1. Inhoudelijk-technische informatie Daaronder vallen de volgende onderdelen:
aantekeningen die je zelf maakt tijdens onderwijsgroepsbijeenkomsten aantekeningen die je zelf maakt tijdens het werken in partnergroepjes meetresultaten leerpunten voor jezelf t.a.v. apparatuur die je gebruikt aantekeningen die je maakt n.a.v. literatuurstudie samenvattingen die je schrijft n.a.v. literatuurstudie samenvattingen die door andere groepsleden zijn opgesteld notities van gesprekken met derden tussenproducten die je maakt bij het schrijven van het rapport tussenproducten die je maakt bij het werken aan een mondelinge presentatie alle afspraken die jezelf betreffen
Het is verstandig de grote lijn te kunnen volgen. Dat houdt in dat je ook de volgende producten erbij opneemt: kopieën van agenda's en notulen(actielijsten) van de onderwijsgroep 2. Informatie over communicatieve zaken en samenwerking Ook gebruik je het logboek om je mening te geven over hoe het gaat in de groep. Daarbij kun je denken aan: sfeer en samenwerking het nakomen van afspraken sterke en zwakke punten van jezelf wat betreft: 72
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
schriftelijke verslaglegging in een rapport mondeling presenteren notuleren voorzitten bordschrijver zijn eigen bijdrage aan besprekingen Zo'n logboek vormt ook de basis voor het leerproces van een aantal die bij probleemgestuurd onderwijs en projectonderwijs belangrijk zijn:
functioneren in de groep praktische vaardigheden rol van de voorzitter vervullen rol van de notulist vervullen rol van de bordschrijver vervullen mondeling presenteren: inhoud, opbouw en hulpmiddelen goed verzorgen een boeiende presentatie kunnen houden vragen kunnen beantwoorden schriftelijk rapporteren De beoordeling van communicatieve en sociale vaardigheden is dan ook vaak op deze aspecten gestoeld. Om op je eigen groei te kunnen terugkijken en eigen sterke en zwakke punten te kunnen benoemen is zo’n logboek ook handig. Het maken van SWOT-analyses en het schrijven van reflectieverslagen sluit hierbij aan. Hulpmiddelen daarbij vind je in bijlage 1 en 2: beoordelingsformulieren voor presentaties en verslagen. Bovengenoemde elementen kun je in een portfolio opnemen en gebruiken om te onderbouwen dat je bepaalde sociaalcommunicatieve competenties beheerst.
73
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
Geraadpleegde bronnen
Schriftelijke bronnen Aerts, G.A.M. (2001), Schriftelijk en mondeling rapporteren, versie 7, Interne publicatie Fontys Technische Hogeschool Venlo Beuken, L. van, S. Beumers, G. Martens en H. v.d.Pasch (2003 ) Bouwplan 2 groep A7. Interne publicatie Fontys Technische Hogeschool Venlo Beute, G., M. van Ham en L. Visser (2003), Lego-Mindstorms; Robot-wars, Interne publicatie Fontys Technische Hogeschool Venlo Bosman, M. en J. Saris (2003), PROMA-DB; Het ontwerpen van een database; tussenverslag. Interne publicatie Fontys Technische Hogeschool Venlo Braas, C., R. van Couwelaar en J. Kat (2001), Rapporteren; Taaltopics, Groningen, (tweede druk) Elling, R. e.a.(2000), Rapportagetechniek; schrijven voor lezers met weinig tijd, tweede druk, Wolters Noordhoff, Groningen februari 2005-2 Groot, J. de (1968), Schrijven en gelezen worden, Groningen Het Groene Boekje (2005) Woordenlijst Nederlandse Taal, samengesteld door het Instituut voor Nederlandse Lexicologie in opdracht van de Nederlandse Taalunie, SDU /Lannoo Tielt/ Den Haag 2005 Janssen, D. (red.), (1996-1) Zakelijke communicatie 1, derde herziene druk Wolters Noordhoff Groningen Janssen, D. (red) (1996-2), Zakelijke communicatie 2, derde herziene druk Wolters Noordhoff Groningen Romen, D. (2003) Bluetooth, Interne publicatie Fontys Technische Hogeschool Venlo 2003 Steehouder e.a. (1984) Leren communiceren; procedures voor mondelinge en schriftelijke communicatie, Wolters Noordhoff, Groningen 1984 (tweede druk)
Digitale bronnen http://taaladvies.net/taal/advies/tekst/20/symbolen_voor_grootheden_en_eenheden/ http://woordenlijst.org/ http://www.rug.nl/noordster/schriftelijkevaardigheden/voorstudenten/tekstsoortenconventies/index
74
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
https://plagiaat.rechten.uvt.nl https://portal.fontys.nl/instituten/tbm/students/Documents/workplacement%20and%20graduation.aspx ?PageView=Shared nl.kensington.com/html/11667.html www.cambiumned.nl/de_spelling.htm www.fontys.nl/techniek/venlo/stageafstuderen/index.htm www.taalunieversum.org www.vandale.nl/taaladvies/taalindepraktijk
75
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek, Techniek Venlo
Bijlage 1: Evaluatieformulier presentaties INHOUD EN OPBOUW 1 INLEIDING welkom, voorstellen, aandachtstrekker onderwerp + situatieschets +kader+doelstelling/belang van opdracht afgebakende probleemstelling + doelstelling presentatie welke deelonderwerpen in de presentatie (vooruitblik structuur via sheet) procedure (wanneer vragen; welke taakverdeling) 2 KERN helder en logisch onderscheid hoofd- en bijzaken bruggetjes tussen deelonderwerpen (overgangszin + pauze + evt. hoofddia terughalen) publieksgerichte selectie (goede, complete inhoud, duidelijke uitleg via voorbeelden) 3 SLOT doel van de presentatie en de opdracht samenvatting (informatief) conclusie hoe verder in de toekomst met dit product/aanbevelingen evaluatie (wat heb ik geleerd) vragen uitsmijter afsluiting: dankwoord
TECHNIEK 1 STEMGEBRUIK rustig tempo + pauzes toonhoogte afwisselen, levendig duidelijk articuleren (let op met dialect) hard genoeg benadrukken belangrijke passages via stemverheffing 2 NON-VERBAAL GEDRAG rustige houding functionele handgebaren 3 VERBAAL GEDRAG eenvoudige zinsbouw en woordkeus humor 4 INTERACTIE MET HET PUBLIEK publiek aankijken omgang met vragen 5 HULPMIDDELEN op de juiste momenten een sheet/dia tonen apparatuur juist bedienen aanwijzen op scherm positie bij scherm/tafel kwaliteit van de beelden: lettergrootte, vlakverdeling, contrast,keuze, kleur omgang met andere hulpmiddelen
76
Fontys Hogeschool Techniek Logistiek Techniek Venlo
Bijlage 2: Beoordelingsformulier rapport Eindredactie: Inhoud Middenstuk Extra onderdelen Omslag/ titelbladzijde: informatieve titel auteur instituut opleiding plaats en datum Samenvatting: begrijpelijk dekkend informatief Inhoudsopgave: hoofdstuk- en blz- nummering bijlagen specificeren en blz. doornummeren Inleiding: situatieschets probleemstelling kader doel verslag vooruitblik structuur Conclusie: voldaan aan eisen geen nieuwe info Ordening en samenhang Hoofdstuk- en paragraafindeling Ordening is goed in: Kopjes toepassen (p. Een goed inleidend stukje in: Een goed overgangsstukje in: Alinea-indeling Goed gebruik van signaalwoorden(p. Via witregels onderscheiden(p. Taalgebruik Stijl Let op zinslengte (p. Vermijd tangconstructies (p. Vervang 'welke' door 'die' (p. Maak volledige zinnen (p. Geen spreektaal Correctheid (s=spelfout; z=zinsbouwfout) Werkwoordsfout (p. Enkelvoud/meervoud (p. Als/dan (p. Dat/wat (p. Trema (p. Hoofdletter (p. c-/k-fout (p. Omgang met figuren en tabellen Begin met tekst (p. Verwijs naar een figuur voordat je deze plaatst (p. Geef elke figuur een tweeledig nummer en titel (p. Laat voldoende witruimte rondom figuren (p. Geef een bronvermelding (p. Omgang met literatuur Kern Er ontbreken bronvermeldingen in de tekst Goed toegepast in kern op p. Methode: via achternaam, jaartal en blz. verwijzen of exacte URL Uiterlijke verzorging Nummering van blz. is Lay-outopmerkingen Elk onderdeel op een nieuwe blz. Omgang met bijlagen Naar elk bijlage in kern verwezen
Ordening is niet goed in: Bij kleine paragrafen geen indelingsnummer Er ontbreekt een inleidend stukje in: Er ontbreekt een overgangsstukje in: In een alinea zinnen achter elkaar doorschrijven (p. Meer alinea’s onderscheiden (p.
Formuleer opsommingen taalkundig consequent(p. Hou meer afstand van het taalgebruik uit je bron (p. Varieer in woordkeus en zinsbouw.
Koppelstreep (p. Schrijf samenstellingen aan elkaar (p. Verkeerde zinsgrens (p. Verkeerde zinsbouw (p. Foutieve woordkeus (p Plaats een komma tussen bij- en hoofdzin (p. Andere spelfouten (p. Geef toelichting (p.
Goed uitgevoerd (p Lijst Literatuurlijst is niet compleet Literatuurlijst is niet alfabetisch volgens schrijver Naar alle bronnen in kern verwezen
Tikfouten (p. Geen punt na hoofdstuktitels en nummers (of paragrafen) Goed onderscheid kern/bijlagen
77
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
Bijlage 3: Voorbeeld van een beoordeeld bouwplan Bouwplan 2 Groep A7 - TWP1a (gebaseerd op Beuken 2003) Probleemstelling verslag: Doelstelling verslag: Doelgroep verslag:
Het ontwerpen van een kapstok, vervaardigd uit ten minste twee verschillende materialen en die ten minste één mechanisch bewegend element bevat. Inzicht verschaffen in het projectmatig ontwerpen, construeren en fabriceren van een kapstok. Studenten die interesse hebben in de opleiding IPO/werktuigbouwkunde, laten zien wat de projecten inhouden.
1. Opdracht en pakket van eisen De opdracht is om een staande kapstok te maken, van twee verschillende materialen. De kapstok moet voldoen aan de opgegeven maten, en moet ten minste 1 bewegend mechanisch element bevatten. Noem alle eisen hier en maak een splitsing in docenteisen en groepseisen. 2. Wat voor een kapstok maken we 2.1 Oriëntatie wat voor kapstokken zijn er al, Niet informatief genoeg beschreven doel van de kapstok, waar wordt hij gebruikt. Niet informatief genoeg beschreven 2.2 De eerste individuele ideeën Ieder zijn eigen ideeën en het resultaat hiervan, ideeën van mechanische elementen Niet informatief genoeg beschreven 3. Ontwerpproces 3.1 Concept 1: Parasol Uiterlijk en constructie: in telegramstijl benoemen Voordelen en nadelen: Voordeel is dat hij erg compact is. Het nadeel is dat hij erg moeilijk te fabriceren is goed uitgewerkt in telegramstijl 3.2 Concept 2: Vleugel Uiterlijk en constructie zie 3.1 Voordelen en nadelen Het voordeel is dat hij inklapbaar is. Maar dit idee werd niet gesteund door iedereen in de groep. goed 3.3 Concept 3: Rollerband zie 3.1 Uiterlijk en constructie Voordelen en nadelen Hij is weer erg compact, maar ook gebruiksvriendelijk door het horizontaal verplaatsen van de jassen. Dit gebeurt middels een ketting. De jassen die dan weggedraaid zitten zijn dan geen ‘verloren’ ruimte. 3.4 Gekozen ontwerp Hier ontbreekt het antwoord en de motivering, keuzetabel 4. Uitwerken eindontwerp: constructie 4.1 Materiaalkeuze PVC (makkelijk te verwerken RVS (om een stevig frame te realiseren) Plexiglas (omdat ‘openheid’ in de hele kapstok zit) 4.2 Overbrenging van draaiing 78
Fontys Hogeschool Techniek Logistiek Techniek Venlo
4.2.1 Riem (kantelt, is wel goedkoop) 4.2.2 V- snaar (zakt erg door, is wel goedkoop) 4. 2.3 Ketting (duur, wel stevig) 4.3 Tussenstuk (hiermee gaan we de ketting opspannen) 4.4 Voet (dit zijn drie schijven die scharnieren, dit maakt de kapstok altijd stabiel). Uitwerking in telegramstijl is goed Vraag: Kun je hoofdstuk 5 dezelfde hoofdordening geven als h6?? Gebruik in beide gevallen liefst een ordening per onderdeel van de kapstok (bovenstuk, middendeel en voet bijvoorbeeld.) Plaats daar andere onderdelen onder. Denk hier eens goed over na. 5. Productieproces 5.1 Frame buigen, lassen en ineen zetten van het frame 5.2 Tandwielen CNC-frezen en afdraaien van de tandwielen en de assen 5.3 Voetplaten en spanschijven het draaien van de voetplaten en CNC-frezen van de spanschijven) 5.4 Ketting het samenstellen van de ketting 6. Beoordeling van het eindresultaat. Stel het eindresultaat hier voor met beeld en tekst. Geef aan in hoeverre het voldoet aan eisen en uitgangspunten. Eindresultaat (we zijn hier niet tevreden mee omdat het frame helemaal scheef is. Dit is de basis van alle problemen aan de kapstok). Tips ter verbetering: ……… 7. Conclusie en evaluatie Opdracht geslaagd uitgevoerd Planning (we hadden de inhaalweek hard nodig om de kapstok af te krijgen.) Groep (het functioneren van de groep ging redelijk goed) Tips ter aanbeveling Literatuurlijst Bijlagen 1. Alle technische tekeningen van de kapstok 2. Kostprijsberekening. 3. Productievoorbereiding
79
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
Bijlage 4: Spellingregels werkwoorden
1 Waarom hebben zoveel mensen moeite met de werkwoordsspelling? Veel mensen hebben moeite met de spelling van werkwoorden. Het spellen van werkwoorden loopt bij hen niet mis doordat de regels voor de spelling ingewikkeld zijn. De regels voor de spelling van werkwoorden zijn namelijk niet moeilijk, zeker niet als je ze vergelijkt met natuurkundige berekeningen. De fout die slechte spellers maken, ligt op een ander niveau. Ze passen de regels toe op de verkeerde situaties. Ze passen als het ware een verkeerde formule in een som toe. Die verkeerde toepassing ontstaat doordat ze het probleem niet goed geanalyseerd hebben. Je moet immers eerst in de gaten krijgen wat er aan de hand is, voordat je met een oplossing kunt komen. Daarom staan we eerst stil bij wat voor probleemgevallen er op het gebied van de werkwoordsspelling kunnen voorkomen. Daarna geven we voor elke situatie de 'oplossingsregel'.
2 Soorten probleemgevallen In het Nederlands komen vier soorten werkwoorden voor, die allevier hun eigen spellingregels en een eigen naam hebben. Die vier soorten zijn: 1 Persoonsvorm 2 Voltooid deelwoord 3 Onvoltooid deelwoord 4 Infinitief of hele werkwoord Voordat we een spellingregel gaan toepassen, moeten we dus bepalen met welk van deze vier werkwoorden we te maken hebben. We moeten als het ware de werkwoorden herkennen. Deze herkenning kunnen we uitsplitsen in een aantal stappen.
3 Hoe kun je de werkwoorden herkennen? Stap 1 Vraag jezelf af of het werkwoord een persoonsvorm is. In elke zin staat zo'n persoonsvorm; in samengestelde zinnen zelfs meerdere. De persoonsvorm is het centrale werkwoord in de zin. De persoonsvorm heeft twee belangrijke kenmerken: - het werkwoord verandert mee, als je de zin in een andere tijd zet. - het werkwoord verandert ook, als je het onderwerp van enkelvoud naar meervoud verandert (of omgekeerd). In de onderstaande voorbeelden hebben we in de veranderde zinnen de persoonsvorm onderstreept. 1 In 1991 kreeg de HBO-student een OV-jaarkaart. - In 1991 krijgt de HBO-student een OV-jaarkaart. - In 1991 kregen de HBO-studenten een OV-jaarkaart. 2 Het ministerie garandeert dat de Nederlandse Spoorwegen de drukte kunnen opvangen. - Het ministerie garandeerde dat de Nederlandse Spoorwegen de drukte konden opvangen. - De ministeries garanderen dat de Nederlandse Spoorweg de drukte kan opvangen.
80
Fontys Hogeschool Techniek Logistiek Techniek Venlo
3 De opleidingsinstituten hebben beloofd dat zij de aanvangstijden van de lessen zullen veranderen, als de OV-jaarkaart er eenmaal is. - De opleidingsinstituten hadden beloofd dat zij de aanvangstijden zouden veranderen, als de OV-jaarkaart er eenmaal was. - Het opleidingsinstituut heeft beloofd dat het de aanvangstijden zal veranderen, als de OV-jaarkaarten er eenmaal zijn.
Via één van deze twee middelen kun je de persoonsvormen uit elke zin halen, ook al bestaat die zin uit meerdere zinnen. Als je deze twee middelen consequent toepast, voorkom je het gros van de fouten in de werkwoordsspelling. Als je het werkwoord als persoonsvorm herkend hebt, kun je vervolgens de regels voor de spelling van persoonsvormen toepassen (zie.4). Stap 2 Vraag jezelf af of het werkwoord een voltooid deelwoord is. Bij de herkenning van het voltooid deelwoord kun je de volgende hulpmiddelen gebruiken: - Het verandert niet mee, als je de zin in een andere tijd zet of verandert van enkelvoud naar meervoud. Die kenmerken gelden juist voor de persoonsvorm. - Het komt vaak voor met de (hulp)werkwoorden hebben, zijn of worden. - Veel voltooide deelwoorden beginnen met ge-, be-, ver-, er-, ont, her en eindigen op -t, -d of -n. Een voorbeeld van een voltooid deelwoord vinden we in de laatste van bovenstaande voorbeeldzinnen, nl. beloofd. Andere voorbeelden zijn gegroet, bedankt, vernederd, erkend, ontmoet, herkend, onderbetaald, toegepast, terugbetaald, genomen, vergaan, onderstreept. Als je het werkwoord als voltooid deelwoord herkend hebt, pas je de regels voor het voltooid deelwoord toe (zie 5). Stap 3 Vraag jezelf al of het werkwoord een onvoltooid deelwoord is. Bij de herkenning van het onvoltooid deelwoord kun je het volgende hulpmiddel gebruiken: - Het verandert niet mee, als je de zin in een andere tijd zet of verandert van enkelvoud naar meervoud. Die kenmerken gelden juist voor de persoonsvorm. - Het bestaat uit het hele werkwoord met een toevoeging van het achtervoegsel -d, of de. Voorbeelden 1 Het publiek reageerde instemmend op zijn betoog. 2 Hij informeerde belangstellend naar haar nieuwe baan. 3 De nieuwe chef werkte stimulerend op de motivatie van de andere werknemers. De spelling van onvoltooide deelwoorden is eenvoudig: het hele werkwoord plus -d of -de. Stap 4 Vraag jezelf af of je te maken hebt met het hele werkwoord. Het hele werkwoord is niet zo moeilijk te herkennen; we zijn er spelenderwijs mee vertrouwd geraakt. Er zijn enkele hulpmiddelen: 81
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
- Het komt in combinatie met een hulpwerkwoord voor (bijvoorbeeld zullen, kunnen, willen, mogen, moeten, blijven, gaan en komen) - In combinatie met andere werkwoorden staat er staat vaak te of aan het voor (bijvoorbeeld dienen, proberen, hopen, geloven, denken, zeggen, schijnen, lijken, liggen, lopen, staan, zitten, blijven, brengen, krijgen, maken, raken en zetten). In de voorbeeldzinnen bij de persoonsvorm komen twee infinitieven voor: opvangen (in combinatie met kunnen) en veranderen (in combinatie met kunnen).
4 Spellingregels voor de persoonsvorm Om de spellingregels correct toe te kunnen passen, moeten we weten wat de stam van een werkwoord is. De algemene regel voor het vinden van de stam is dat we -en van het hele werkwoord afhalen. Voorbeelden - werken - binden - verhuizen - verven - hollen - lopen
stam: werk stam: bind stam: verhuiz (bij vervoeging in het enkelvoud wordt de z een s) stam: verv (bij vervoeging in het enkelvoud wordt de v een f) stam: hol stam: loop
Tegenwoordige tijd/onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) In de tegenwoordige tijd enkelvoud schrijven we stam+t, behalve na ik en voor jij/je. In de tegenwoordige tijd meervoud is de schrijfwijze hetzelfde als bij het hele werkwoord. ik jij hij zij het wij jullie zij
werk werkt werk jij werkt werkt werkt werken werken werken
of: } } } } } }
1e pers. enk.: 2e pers. enk.:
stam stam + t stam
3e pers. enk.:
stam + t
1e pers. m.v.: 2e pers. m.v.: 3e pers. m.v.:
hele werkwoord hele werkwoord hele werkwoord
Let op: u werkt - werkt u? U (beleefdheidsvorm) is de 2e persoon en kan zowel voor het meervoud als voor het enkelvoud gebruikt worden. Als de stam van een werkwoord dus eindigt op een -d, zoals bij branden of binden, dan krijgen we in de 2e en 3e persoon enkelvoud de beruchte combinatie -dt. Hij brandt U vindt Jij bindt
82
- brandt hij? - vindt u? - bind jij?
Fontys Hogeschool Techniek Logistiek Techniek Venlo
Verleden tijd/onvoltooid verleden tijd (o.v.t.) Bij zwakke werkwoorden (de werkwoorden die niet van klank veranderen) komt achter de stam: - in het enkelvoud: -te of -de - in het meervoud:-ten of -den ik jij hij zij het wij jullie zij
werkte werkte werkte werkte werkte werkten werkten werkten
) ) ) ) ) } } }
stam + te of de stam + ten of den
Voorbeelden hij werkte hij verhuisde hij verfde hij holde Om nu te weten of er -te of -de achter de stam komt kun je twee middelen gebruiken: - Ga af op je taalgevoel. Vaak hoor je vanzelf een t- of d-klank - Kijk naar de laatste letter van de stam. Is dat ch - f - k - p - s of t (ezelsbruggetje: 't f o k s c h a a p), dan komt er in de verleden tijd achter de stam "te", in alle andere gevallen "de". Voorbeelden: werken, juichen, puffen, verhuizen, verven, hollen,
stam: werk stam: juich stam : puf stam: verhuiz stam: verv stam: hol
verleden tijd: werk-te verleden tijd: juich-te. verleden tijd: puf-te. verleden tijd: verhuis-de verleden tijd: verf-de. verleden tijd: hol-de
Bij sterke werkwoorden verandert niet de uitgang, maar de klank van de stam. ik bind - ik bond ik loop - ik liep ik word - ik werd
5 De regels voor het voltooid deelwoord Bij de spelling van het voltooid deelwoord zit het probleem vaak in de laatste letter. Moet dat een -t of een -d zijn? Bij deze keuze kun je de volgende hulpmiddelen gebruiken: - Kijk naar de spelling van de persoonsvorm in de verleden tijd. Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden lijkt qua spelling veel op de persoonsvorm in de verleden tijd. - Krijgt de persoonsvorm in de verleden tijd achter de stam -de, dan krijgt het voltooid deelwoord op het einde een zelfde -d. 83
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
- Krijgt de persoonsvorm in de verleden tijd achter de stam -te, dan krijgt het voltooid deelwoord op het einde een zelfde -t. Voorbeelden: werken, werkte, dus gewerk -t hollen, holde, dus gehol -d juichen, juichte, dus gejuich -t - Pas het ezelsbruggetje -t-f-o-k-s-ch-aa-p- toe. Kijk weer naar de laatste letter van de stam. Is dat één van bovenstaande medeklinkers, dan eindigt het voltooid deelwoord op een -t, in alle andere gevallen komt er een -d. Voor de spelling van de voltooide deelwoorden van sterke werkwoorden gelden deze regels niet. Deze voltooide deelwoorden eindigen vaak op -en. - gelopen, gebonden, gereden, gelezen, herkozen - gedacht, gezocht, gekocht - gezien, gedaan, gegaan
6 Het voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord Het wordt als een gewoon bijvoeglijk naamwoord behandeld: - de kleine gevangene/ de ontvluchte gevangene - de brede weg / de verbrede weg - de late voorbijganger / de gehate tiran Soms is voor de uitspraak "tt" of "dd" nodig: - de geredde drenkeling - de geschatte onkosten Voltooid deelwoorden, die eindigen op "en", houden die "en" als bijvoeglijk naamwoord: - de haan is gebraden de gebraden haan - het laken is gevouwen het gevouwen laken - het huis werd getroffen het getroffen huis
7 De vervoeging van werkwoorden die uit het Engels afkomstig zijn Een speciaal probleem vormen sommige uit het Engels afkomstige werkwoorden. Het Groene Boekje 2005 geeft daarvoor de volgende regels: [1]Als het hele werkwoord min -en eindigt op een klinker, krijgt de verleden tijd -de en het voltooid deelwoord -d. bingoën - ik bingo - bingode - gebingood. rugbyen - ik rugby - rugbyde - gerugbyd. [2]Als het hele werkwoord min -en eindigt op een medeklinker, gaat de vervoeging volgens de kofschipregel. Als de medeklinker in 't kofschip zit, krijgt de verleden tijd -te en het voltooid deelwoord -t; in andere gevallen -de respectievelijk -d. Het gaat hierbij niet om de letters maar om de klanken; in finishen horen we voor de -en een sisklank. scrabbelen - ik scrabbel - scrabbelde - gescrabbeld. faxen - ik fax - faxte - gefaxt. Natuurlijk kennen deze regels weer enige uitzonderingen, samenhangend met de Engelse spelling en uitspraak. Zie voor deze uitzonderingen pagina 84-85 van het Groene Boekje 2005.
84
Fontys Hogeschool Techniek Logistiek Techniek Venlo
Bijlage 5: Verdeling van verantwoordelijkheden Verdeling van verantwoordelijkheden bij groepstaken Taak:
Aanpassing van de Bytronic (PRJ 2.1)
Groepsnummer: Presentatie: Auteurs: Eindredacteuren: Datum:
TEP2A Peter van de Pas, Roel op ‘t Roodt Ad Adriaans, Bas Bertrams, Chris Cornelissen, Daan Derksen Joris Janssen, Karel de Kruijk, Lex Leenders 2-3-2009
Verdeling van technische inhoud over groepsleden
Onderdeel*
Door
Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6
Ad Adriaans Bas Bertrams Chris Cornelissen (4.1 en 4.2), Daan Derksen (4.3 en 4.4) ………… …………
*Eventueel uitsplitsen op paragraafniveau indien van toepassing
Eindredactietaken uitgesplitst
Onderdelen
Door (inclusief controle)
titelpagina samenvatting (informatief) inhoudsopgave inleiding conclusie en/of slotwoord literatuurlijst bijlage(n)
Joris Janssen (JJ) Karel de Kruijk (KK) Karel de Kruijk Joris Janssen Lex Leenders (LL) Lex Leenders JJ (1 en 2), KK (3)
Controle op aspecten
Verantwoordelijk in hoofdstuk (NIET UITSPLITSEN NAAR PARAGRAAF) 2 3 4 5 6
ordening van het verslag in hoofdstukken, paragrafen en alinea’s stijl van het taalgebruik correctheid van zinsbouw, interpunctie en spelling opnemen van adequate bronvermeldingen
KK
JJ
JJ
LL
LL
KK KK
JJ JJ
JJ JJ
LL LL
LL LL
KK
JJ
JJ
LL
LL
correcte behandeling van figuren
KK
JJ
JJ
LL
LL
uiterlijke verzorging
KK
KK
KK
KK
KK
85
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek Techniek Venlo
Bijlage 6: Richtlijnen reflectieverslag Reflectieverslag van een presentatie of een verslag Het is de bedoeling dat je na elke presentatie en eindredactietaak een reflectieverslag maakt van alle activiteiten en bevindingen. Dit verslag wordt door de com-docent beoordeeld. 1. Reflectieverslag van een presentatie Betrek hierin de volgende drie aspecten: A. Van tevoren - Dat wat je in de Swot-analyse hebt opgeschreven op het gebied van presenteren - De voorbereidingen die je op basis daarvan gedaan hebt. - Is het je tweede presentatie, maak dan ook een vergelijking met de eerste. Ga in op de veranderingen die je hebt doorgevoerd op basis van de eerste keer. B. Evaluatie van inhoud, opbouw van presentatie en de manier waarop je gepresenteerd hebt. Betrek bij deze evaluatie: - De opmerkingen uit de groep bij de nabespreking - Eigen indruk op basis van het kijken naar de DVD - Als het je tweede presentatie is, geef dan ook aan hoe de veranderingen uitgepakt hebben. Maak dus een vergelijking. Hou de volgorde aan van het evaluatieformulier (bijlage 1 in het dictaat; ook op natschool): inhoud en opbouw (inleiding, kern en slot), presentatietechniek (stemgebruik, non-verbaal gedrag, verbaal gedrag, interactie met publiek, stemgebruik van hulpmiddelen). Loop elk punt na. C. Verbeterpunten voor een volgende keer 2. Reflectieverslag van een eindredactietaak Betrek hierin de volgende drie aspecten: A. Van tevoren - Dat wat je in de Swot-analyse hebt opgeschreven op het gebied van rapporteren - De voorbereidingen die je op basis daarvan gedaan hebt . - Is het je tweede verslag, maak dan ook een vergelijking met de eerste. Ga in op de veranderingen die je hebt doorgevoerd op basis van de eerste keer. B. Evaluatie van de uitgevoerde eindredactietaken op basis van: - Het bekijken van het verslag en het beoordelingsformulier - De opmerkingen van de docent bij de nabespreking in de les - Je eigen bevindingen - Als het je tweede verslag is, geef dan ook aan hoe de veranderingen uitgepakt hebben. Maak dus een vergelijking. Hou hierbij de volgorde aan van het beoordelingsformulier (bijlage 2 in het dictaat; ook op natschool). Loop in de reflectie elk hoofdonderdeel van het formulier na. C. Verbeterpunten voor een volgende keer. Inleverdag: Presentaties: een week na de presentatie; eindredactie: een week na de klassikale bespreking van het verslag.
86