Commissie Federale Samenwerking inzake O&Oen innovatiestatistieken
Innovatie in België Resultaten van de 3de Europese enquête
Innovatie in België
Resultaten van de 3de Europese enquête
Commissie Federale Samenwerking inzake O&O- en innovatiestatistieken
Woord vooraf Eind 2001 – begin 2002 heeft het Federaal Wetenschapsbeleid samen met de Gewesten de derde Europese innovatie-enquête verricht (Third Community Innovation Survey). Deze enquête, opgezet op verzoek van Eurostat (Bureau voor de Statistiek van de EU), leidt tot een Europese kijk op de ontwikkeling van innovatie en maakt het mogelijk België met zijn voornaamste handelspartners te vergelijken. De bedoeling van dit werkstuk is om aan de hand van de antwoorden op de enquête een beeld te schetsen van België inzake innovatie. Tevens wenst het Federaal Wetenschapsbeleid de innovatie-actoren warm te maken om tezamen werk te maken van het definiëren en in de verf zetten van de troeven van België op het vlak van wetenschap, technologie en innovatie.
Lezers die meer details wensen over zowel onderzoek en ontwikkeling (O&O) als over innovatie, kunnen de internetsite van het Federaal Wetenschapsbeleid (www.belspo.be/stat/) raadplegen. Meer gedetailleerde informatie is eveneens terug te vinden in het “Belgisch Rapport over Wetenschap, Technologie en Innovatie” www.belspo.be/belspo/home/publ/pub_ostc/BRISTI/ nlT1INTRO.pdf.
* IWT (Instituut voor de aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen) voor het Vlaams Gewest, DGTRE (Direction Générale des Technologies, de la Recherche et de l’Energie) voor het Waals Gewest en het Federaal Wetenschapsbeleid voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
4
inhoudsopgave
Inhoudsopgave
Woord vooraf 2 Inhoudsopgave 4 1
Inleiding 6
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 8 Innovatiegraad 8 Omzet gerelateerd aan innovatie 17 Afzetmarkten voor innovatie 23 Uitgaven voor innovatie 26 Overheidsfinanciering voor innovatie 33 Gevolgen van innovatie 36
inhoudsopgave
2.7 2.8 2.9 2.10 2.11
Remmen op en hinderpalen voor innovatie 39 Informatiebronnen voor innovatie 43 Samenwerking op het vlak van innovatie 46 Beschermingsmethodes 52 Strategische en organisatorische veranderingen 54
3
Samenvatting 57
4 4.1 4.2 4.3
Bijlagen 60 Achtergrondinformatie bij de enquête 60 Definities 62 Voor wie meer informatie wil 68
5
6
1. inleiding
1. Inleiding Economische groei, sociale ontwikkeling en milieu-ontwikkeling gaan hand in hand met innovatie. Daarom is het belangrijk over indicatoren te beschikken waarmee innovatie in kaart gebracht kan worden. In dit werk schetsen we in elf rubrieken een beeld van de innovatie-activiteit van de ondernemingen in België. Eerst gaan we in op het percentage van bedrijven dat innovatieve activiteiten doet (de innovatiegraad), alsook het gedeelte van de omzet gerelateerd aan innovatieve ondernemingen. Vervolgens wordt de belangrijkheid van de afzetmarkt bij innovatie vastgesteld. De uitgaven waarmee iedere innovatie-activiteit gepaard gaat, komen ter sprake in de vierde rubriek, gevolgd door de overheidsfinanciering. In de rubrieken zes tot elf wordt bekeken wat er zich voor en na het innovatieproces voordoet.
1. inleiding
Iedere rubriek bevat een korte beschrijving van de besproken indicator, het nut ervan wordt aangekaart, een of meerdere tabellen en/of figuren met betrekking tot deze indicator dienen ter illustratie en tot slot wordt enige toelichting gegeven. Bij de innovatiegraad is een vergelijking terug te vinden met de overige Europese landen die de CIS3-enquête hebben verricht. Op het einde geven we een bondige samenvatting. Als bijlage zijn achtergrondinformatie bij de enquête, enkele definities en een lijst opgenomen van de instellingen waar meer detailinformatie te bekomen is.
7
8
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
2. Resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) 2.1
Innovatiegraad
Innovatie wordt omschreven als ieder nieuw of ten opzichte van zijn karakteristieken1 significant gewijzigd goed of dienst en/of proces. De innovatiegraad2 is een indicator waarmee bepaald kan worden hoeveel ondernemingen innovaties verrichten. Deze innovatiegraad wordt berekend op grond van de respectieve populaties. De populatie worden bepaald door de sectoractiviteit en de bedrijfsgrootte3. Van de Belgische ondernemingen met meer dan 10 werknemers houdt 47% er innovatieve activiteiten op na. Sectoraal uitgesplitst is dit 55% voor de verwerkende nijverheid4 en 41% voor de dienstensector5. In beide sectoren neemt de innovatiegraad toe met de bedrijfsgrootte (tot 85% voor grote bedrijven actief in de verwerkende nijverheid).
1
Alle hierna volgende voetnoten-aankondigingen verwijzen naar bijlage 4.2 Definities op bladzijde 62.
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 1 Innovatiegraad volgens bedrijfsgrootte en volgens economische sector in België 100% 90% 80% 70% 60%
55%
50% 40%
41%
30% 20%
27%
14%
10% 0%
Totaal
Verwerkende nijverheid
Klein* Dienstensector
Middelgroot*
Winning van delfstoffen
Groot*
Distributie van electriciteit, gas en water
* In de sector van de winning van delfstoffen hebben we geen waarnemingen voor kleine ondernemingen. De sector van de distributie van electriciteit, gas en water wordt niet uitgesplitst volgens bedrijfsgrootte.
9
10
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 2 Innovatiegraad volgens economische sector van de landen van de EU 70% 60% 54%
50%
47%
45%
44%
43%
40%
42%
42%
40%
40%
38% 35%
30%
32% 27%
20% 10% 0%
nd
n ke
la
n ke
ijk
je
an
rie
G
Sp
lië
Ita
kr
an
Fr
d
en
ed
an
ar
Totaal
Zw
l Fin
d
ijk
n la
em
er
en
ed
nr
Dienstensector
D
N
te os
O
l ga rtu Po rg bu
ë
d
n la
m xe Lu
i lg
ts ui
Be
D
Verwerkende nijverheid
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
Met 47% innovatoren staat België binnen Europa (met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk en Ierland waarvoor wij over geen gegevens beschikken) op de tweede plaats. Wat de sectoren betreft, bekleedt de verwerkende nijverheid de tweede plaats na Duitsland en staat de dienstensector op plaats vijf. Vergelijking volgens bedrijfsgrootte leert ons dat de kleine en middelgrote ondernemingen op de tweede stek blijven staan terwijl de grote ondernemingen in België de derde hoogste innovatiegraad van de beschouwde landen laten optekenen. Duitsland België Luxemburg Portugal Oostenrijk Nederland Denemarken Finland Zweden Frankrijk Italië Spanje Griekenland
Totaal 54% 47% 44% 44% 42% 42% 41% 40% 39% 37% 34% 31% 27%
Klein 49% 44% 39% 38% 35% 36% 37% 35% 36% 28% 31% 28% 25%
Middelgroot 67% 64% 51% 64% 61% 54% 52% 49% 48% 49% 53% 42% 30%
Groot 62% 75% 91% 73% 85% 72% 65% 65% 63% 74% 68% 66% 44%
11
12
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
In de dienstensector zijn het “informatica en aanverwante activiteiten” die de hoogste innovatiegraad (80%) vertonen, gevolgd door de subsector “onderzoek en ontwikkeling” en dan “technische testen en analyses”. De overige sectoren, welke een beduidend groter gewicht hebben in het totale aantal ondernemingen, scoren aanzienlijk lager. FIGUUR 3 Subsectorale innovatiegraad – Dienstensector 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% t, or sp an g Tr sla
op
un m m Co at
s in
ic
e
ël ci
n na
Fi
ie
ng
lli
te
g
en
n en eli el dd nd i ha em ot sb ro el , G nd es ha vi ad h en sc n ni te ch tec urs Te chi ie ar en g in en st te he sc s ni yse ch al Te an en en ek g zo lin er ke nd ik O w t on en a ic at nte rm a fo erw ten In nv itei aa tiv ac
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
13
Binnen de verwerkende nijverheid is de sector “cokes en chemische producten” met 73% innovatoren het meest innovatief, gevolgd door “vervaardiging van transportmiddelen” (70%) en “vervaardiging van elektrische en elektronische apparaten en instrumenten” (65%). Ook hier stellen we vast dat de meest innovatieve subsectoren binnen de verwerkende nijverheid een relatief gering gewicht in de schaal leggen (minder dan één vijfde van alle bedrijven behoort tot één van de drie vermelde subsectoren). FIGUUR 4 Subsectorale innovatiegraad – Verwerkende nijverheid 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% n, te uc k od ba g in pr ta ig gs n rd l in n e aa aa ed ke rv et Vo an ve m dr n n i e ie en n rg ct ffe lu u al od to e et pr ts nd M an ns de n v ku ou cte en lh du a er eta pro jen i bb -m le er Ru iet era kk N in ru m r, d e pi pa t, e ou ig H er . ov .e.g ls, n tie be rie era eu st p M du ecu , in n r g e din d d e i i kl he he l, r r ie jve ve , t xt ni nij n Te nt er le or ia sp bo n le er n e he at ra sc m nt tri n s, e ek te ne en el ra hi ig n pa ac tu va ap M rk e we ging sch en i i t rd on en aa tr rv lek rum Ve e st en in van n en g le in de ig id rd m aa rt rv po s , Ve ran en um t le , ct tro tof du pe ds ro s, n e p ke bra ch Co ern mis k he c
14
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
De innovatiegraad kunnen we verfijnen naargelang het product6 - of procesinnovatie7 betreft. Onderstaande figuur geeft het percentage productinnovatoren, respectievelijk procesinnovatoren, naargelang de sectoractiviteit en de bedrijfsgrootte. FIGUUR 5 Productinnovatie versus procesinnovatie volgens bedrijfsgrootte en sector 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Totaal product
Totaal proces
Verwerkende nijverheid
Klein product Dienstensector
Klein proces
Middelgroot product
Middelgroot proces
Groot product
Groot proces
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
Uit de figuur blijkt dat - met uitzondering van grote ondernemingen in de verwerkende nijverheid - productinnovatie meer voorkomt dan procesinnovatie. Ondernemingen in de verwerkende nijverheid blijken bovendien zowel meer productinnovaties als procesinnovaties te realiseren dan ondernemingen in de dienstensector. Productinnovaties kunnen verder ingedeeld worden in innovaties die alleen nieuw zijn voor de onderneming8, en innovaties die nieuw zijn voor de markt9. Hierna vindt u de innovatiegraad van ondernemingen met producten die nieuw zijn voor de markt. Binnen twee subsectoren heeft meer dan de helft van de ondernemingen productinnovaties gerealiseerd die ook nieuw voor de markt zijn. Het betreft de subsectoren “onderzoek en ontwikkeling” en “informatica en aanverwante activiteiten”, beide uit de dienstensector. In de verwerkende nijverheid zijn er drie subsectoren met meer dan één derde van de bedrijven met nieuwe producten voor de markt, namelijk de subsectoren “vervaardiging van transportmiddelen”, “vervaardiging van elektrische en elektronische apparaten en instrumenten” en “cokes en chemische producten”.
15
16
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 6 Innoverende ondernemingen met producten die nieuw zijn voor de markt 70% Verwerkende nijverheid
Dienstensector
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Vervaardiging van transportmiddelen Machines, materialen, werktuigen en transport Metallurgie en vervaardiging van producten in metaal
Vervaardiging van elektrische en elektronische apparaten en instrumenten Rubber en kunststoffen Niet-metaalhoudende minerale producten Voedingsproducten, dranken en tabak
Cokes, petroleum, kernbrandstof, chemische producten Hout, papier, drukkerijen Meubels, overige industrie n.e.g. en recuperatie
Onderzoek en ontwikkeling
Informatica en aanverwante activiteiten
Technisch advies, architecten en ingenieurs
Financiële instellingen
Communicatie
Groothandel en handelsbemiddeling
Technische testen en analyses
Transport, opslag
Textiel, kleding, bontnijverheid en leernijverheid
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
2.2
Omzet gerelateerd aan innovatie
Het economisch belang gemeten als het aandeel van het omzetcijfer van de innoverende ondernemingen in het totale omzetcijfer vloeit logisch voort uit de innovatiegraad. Het bepaalt met andere woorden de omvang van het omzetcijfer gerealiseerd door de innoverende ondernemingen. Bijna 70% van het omzetcijfer van de Belgische ondernemingen wordt gerealiseerd door innoverende ondernemingen. Sectoraal bekeken is 83% van het omzetcijfer van de ondernemingen uit de verwerkende nijverheid toe te schrijven aan innoverende ondernemingen. In de dienstensector wordt iets minder dan 60% van het omzetcijfer gerealiseerd door innoverende ondernemingen. De verwerkende nijverheid volgt, naar bedrijfsgrootte gemeten, de positieve link innovatiebedrijfsgrootte. Hoe groter de onderneming, hoe groter het percentage van het omzetcijfer van de sector dat wordt gerealiseerd door innoverende ondernemingen. Voor de grote ondernemingen komt deze indicator zelfs uit op 90%. In de dienstensector daarentegen is het omzetcijfer gerealiseerd door innoverende ondernemingen het grootst bij de middelgrote ondernemingen (64%).
17
18
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 7 Sectoraal omzetcijfer gerelateerd aan innovative ondernemingen volgens bedrijfsgrootte 100% 90% 83%
80% 70% 60%
60% 56%
50% 40%
42%
30% 20% 10% 0% Totaal Verwerkende nijverheid
Klein* Dienstensector
Middelgroot*
Winning van delfstoffen
Groot*
Distributie van electriciteit, gas en water
* In de sector van de winning van delfstoffen hebben we geen waarnemingen voor kleine ondernemingen. De sector van de distributie van electriciteit, gas en water wordt niet uitgesplitst volgens bedrijfsgrootte.
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
Uiteraard is niet noodzakelijk alle omzet van een innovatieve onderneming gerelateerd aan het nieuwe product. De volgende figuur houdt daarom rekening met het percentage van de omzet effectief gerelateerd aan nieuwe producten. Zoals gezegd kan hierbij een onderscheid gemaakt worden tussen producten die nieuw zijn voor de onderneming (maar reeds gekend door de markt), en producten die nieuw zijn voor de markt en die, in dat geval, voor de sector “een première” vormen. Algemeen genomen is 14% van het omzetcijfer in de verwerkende nijverheid te danken aan nieuwe producten, waarvan 6% nieuw voor de markt zijn. De subsector “vervaardiging van elektrische en elektronische apparaten en instrumenten” heeft een aandeel van 41% nieuwe producten voor de onderneming waarvan 33% door de onderneming als sectorale premières beschouwd wordt. Bij “textiel en leernijverheid” wordt 10% van het omzetcijfer gerealiseerd door sectorale premières. Deze subsector staat daardoor op de derde plaats. De subsector “vervaardiging van transportmiddelen” vormt een buitenbeentje. Ondanks nagenoeg één vierde van de omzet gerelateerd is aan producten nieuw voor de onderneming, is amper 1,6% van deze producten ook nieuw voor de markt.
19
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
20
FIGUUR 8 Percentage van het omzetcijfer gerelateerd aan nieuwe producten – Verwerkende nijverheid 45%
40%
35%
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0%
g in ig rt rd po aa ns rv ra n e t Ve n el va idd m g , in er ig pi rd l pa en aa aa t, rij rv et ou ke ve m H ruk en in d ie en rg ct lu u al od et r p n, M an te v uc k od ba pr ta gs n in n e , ed ke n um Vo an te e l , c dr tro tof du pe ds ro ie s, n e p str ke bra ch du Co rn is in e tie ke em ch rig era e ov cup n ls, re ffe be n to e eu . e ts nd M .e.g ns de n n ku ou cte en alh du er eta pro bb -m le Ru et ra , e i g N in m din id id e kl he he l, r r , ie jve ve xt ni nij len ort Te nt er ia sp bo le ter an r a t en he m n sc s, e tri n ne en ek te hi ig el ra ac tu n pa M rk va ap we g e in h n ig isc te rd on en aa tr rv lek rum Ve n e nst e ni e
Nieuw product voor de markt Nieuw product voor de onderneming
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
Ook de dienstensector dankt iets meer dan 14% van zijn omzetcijfer aan producten die nieuw zijn voor de onderneming. Ongeveer één derde hiervan betreft sectorale premières. Op een meer gedetailleerd niveau merken we dat de subsector van de “informatica en aanverwante activiteiten” 88% van zijn omzet dankt aan nieuwe producten. Amper 20% hiervan is echter ook nieuw voor de markt. De sector “onderzoek en ontwikkeling” daarentegen heeft slechts iets meer dan 34% van zijn omzetcijfer aan innoverende producten te danken, maar bijna 100% hiervan zijn sectorale premières. Deze constatering geldt ook, zij het in iets mindere mate, voor de subsectoren “transport en opslag” en “technisch advies, architecten en ingenieurs”.
21
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
22
FIGUUR 9 Percentage van het omzetcijfer gerelateerd aan nieuwe producten – Dienstensector 100%
90%
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
ie at ic un m m Co ng en eli el dd nd i ha em ot sb ro el n G nd ge ha lin el st in le ië nc na Fi en st te he sc s ni yse ch al Te an , es en vi ad h sc n s ni te ur ch tec ie Te hi en g c ar in en g sla op t, or sp an Tr n ae ic at nte rm a fo erw ten In nv itei aa tiv ac en ek g zo lin er ke nd wik t on O
Nieuw product voor de markt Nieuw product voor de onderneming
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
2.3
Afzetmarkten voor innovatie
De volgende figuren tonen het verschil in afzetmarkt tussen innoverende ondernemingen en niet-innoverende ondernemingen in de verwerkende nijverheid en in de dienstensector. In de verwerkende nijverheid zijn innoverende ondernemingen meer afgestemd op de nationale en internationale markt dan niet-innoverende ondernemingen, en dit ongeacht de grootte van de onderneming. Ook in de dienstensector stellen we vast dat innovatieve ondernemingen zich vaker richten op de nationale en internationale afzetmarkt. In tegenstelling tot de verwerkende nijverheid gaat dit evenwel enkel op voor de kleine en middelgrote ondernemingen. De afzetmarkt voor grote dienstverlenende ondernemingen verschilt weinig zowel voor innovatoren als nietinnovatoren.
23
24
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 10 Belangrijkste afzetmarkt voor de verwerkende nijverheid – Innovator/niet-innovator 80% Innovator
70%
Niet-innovator
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Totaal Lokaal/regionaal
Klein
Middelgroot
Nationaal
Groot
Internationaal
Totaal
Klein
Middelgroot
Groot
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 11 Belangrijkste afzetmarkt voor de dienstensector – Innovator/niet-innovator 70% Innovator
Niet-innovator
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Totaal Lokaal/regionaal
Klein
Middelgroot
Nationaal
Groot
Internationaal
Totaal
Klein
Middelgroot
Groot
25
26
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
2.4
Uitgaven voor innovatie
Tot nog toe richtten we ons op de outputzijde van innovatie. Met het meten van de uitgaven, die gepaard gaan met innovatie, krijgen we een beeld van de (financiële) inspanningen van de onderneming om tot een innovatie te komen. Figuur 12 geeft de innovatie-uitgaven als percentage van de omzet. In de verwerkende nijverheid neemt deze intensiteit10 toe naargelang de grootte van de onderneming. Dit is niet het geval in de dienstensector. In verhouding tot hun omzet besteden grote ondernemingen uit de verwerkende nijverheid tot 10 keer meer aan innovatie dan grote ondernemingen in de dienstensector. De Europese innovatie-enquête stelt vijf soorten van innovatie-ondersteunende uitgaven voor. In bijlage 4.2 is nadere informatie te vinden over ieder van deze uitgaven11.
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 12 Innovatie-uitgaven in percentage van het omzetcijfer volgens bedrijfsgrootte 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% 0% Totaal Totaal
Verwerkende nijverheid
Klein
Middelgroot Dienstensector
Groot
27
28
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 13 Samenstelling van innovatie-uitgaven volgens bedrijfsgrootte 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Totaal Intern O&O Extern O&O
Klein Aankoop machines en uitrusting Kennisverwerving
Middelgroot
Groot Andere (opleiding, marketing, design)
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
De uitsplitsing van de uitgaven toont aan dat gemiddeld genomen de uitgaven vooral naar intern O&O gaan, gevolgd door de aankoop van machines en uitrusting en daarna opleiding, marketing en design. Amper 10% van de uitgaven zijn voor extern O&O en nauwelijks 5% gaat naar de verwerving van nieuwe kennis. Wat de vergelijking volgens bedrijfsgrootte betreft, gaan de uitgaven van de grote ondernemingen voornamelijk naar intern O&O. Dit is, weliswaar in mindere mate, ook het geval voor de kleine ondernemingen. De middelgrote ondernemingen daarentegen investeren relatief meer in de aankoop van machines en uitrusting. Uitgesplitst volgens sector merken we dat de uitgaven voor intern onderzoek en ontwikkeling ook in de dienstensector de belangrijkste uitgavenpost vormen. Voor iedere soort van uitgaven kan weliswaar een subsector worden geïdentificeerd die hieraan relatief meer van zijn budget besteedt. Zo geeft de subsector “technisch advies, architecten en ingenieurs” meer uit aan extern O&O dan de andere subsectoren. Wat de aankoop betreft van machines en uitrusting, is het de sector van de “financiële instellingen” die hieraan een niet onaanzienlijk gedeelte van zijn uitgaven besteedt. Opleiding, marketing en design maken bijna de helft uit van de totale uitgaven in de subsector “technische testen en analyses”. De subsector “groothandel en handelsbemiddeling” op zijn beurt investeert relatief veel in kennisverwerving.
29
30
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 14 Uitsplitsing van de uitgaven volgens sector – Dienstensector Groothandel en handelsbemiddeling
16%
8%
Transport en opslag
29%
Financiële instellingen
30%
Technisch advies, architecten en ingenieurs
26%
26%
9%
21%
23%
19%
19%
22%
42%
33%
2% 6%
51%
4% 4%
7%
1%
Technische testen en analyses
50%
3%
46%
0%
Informatica en aanverwante activiteiten
52%
Communicatie
3%
55%
7%
11%
14%
27%
23%
3% 6% 1%
Onderzoek en ontwikkeling
77%
0% Intern O&O Extern O&O
10%
20%
30%
40%
Aankoop machines en uitrusting Kennisverwerving
7%
50%
60%
70%
80%
11%
4%
90%
100%
Andere (opleiding, marketing, design)
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
In de verwerkende nijverheid zijn er twee vaak dominerende uitgaven : intern O&O en de aankoop van machines en uitrusting. De overige uitgaven variëren nogal, gaande van iets minder dan 40% tot minder dan 5% van de innovatie-uitgaven. De sector met het grootste aandeel (bijna 75%) voor machines en uitrusting is die van “hout, papier en drukkerijen”. Wat de interne O&O-uitgaven betreft zijn er twee subsectoren met nagenoeg hetzelfde percentage van iets meer dan 60%, namelijk “machines, materialen, werktuigen & transport” en “vervaardiging van elektrische en elektronische apparaten en instrumenten”. De subsector “meubels, overige industrie en recuperatie” besteedt een aanzienlijk gedeelte aan uitgaven voor opleiding, marketing en design. De sector “hout, papier en drukkerijen” daarentegen besteedt hieraan het minst.
31
32
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 15 Uitsplitsing van de uitgaven volgens sector – Verwerkende nijverheid 1%
Hout, papier en drukkerijen
7%
74%
Voedingsproducten, dranken en tabak
17%
Metallurgie en vervaardiging van producten in metaal
17%
3%
45%
4%
4%
32% 1%
Vervaardiging van transportmiddelen
9%
22%
Textiel, kleding, bontnijverheid en leernijverheid Cokes, petroleum, kernbrandstof chemische producten
58% 7%
34%
34% 40%
7%
24%
29%
44%
Meubels, overige industrie n.e.g. en recuperatie Vervaardiging van electrische en electro. apparaten en instrumenten Machines, mineralen, werktuigen en transport
16%
36% 7%
28%
Rubber en kunstoffen, niet-metaalhoudende minerale producten
5%
10%
44%
4%
25%
37%
3% 6%
14%
38% 1%
63%
11%
63%
0% Intern O&O Extern O&O
14%
10%
20%
30%
7%
40%
Aankoop machines en uitrusting Kennisverwerving
50%
60%
11% 15%
70%
80%
13% 4%
10%
90%
100%
Andere (opleiding, marketing, design)
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
2.5
Overheidsfinanciering voor innovatie
Deze indicator heeft tot doel het aantal ondernemingen te ramen die een financiering ontvangen van een of meerdere overheden en dit in verhouding tot het aantal innoverende ondernemingen. FIGUUR 16 De overheidsfinanciering van innovatie volgens bron en sector 25% 20% 15% 10% 5% 0% Gemeenschappen en Gewesten Verwerkende nijverheid
Federale overheid Dienstensector
Europese Unie
Kaderprogramma van de EU
33
34
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 17 Overheidsfinanciering van innovatie volgens bron en bedrijfsgrootte 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Klein verwerkende nijverheid
Klein dienstensector
Gemeenschappen en Gewesten
Middelgroot verwerkende nijverheid
Federale overheid
Middelgroot dienstensector Europese Unie
Groot verwerkende nijverheid
Groot dienstensector
Kaderprogramma van de EU
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
Kijken we naar de financieringsbron en de sector (zie figuur 16), dan stellen we vast dat ondernemingen uit de verwerkende nijverheid meer dan dubbel zoveel steun ontvangen van de gemeenschappen en gewesten dan ondernemingen uit de dienstensector. Binnen de overheidsfinanciering is deze vanwege de Gemeenschappen en de Gewesten veruit de belangrijkste ; zowel wat de sector als wat de grootte van de ondernemingen betreft. Bedrijfsgrootte schijnt in de verwerkende nijverheid een rol te spelen voor het aantrekken van overheidsfinanciering. Het zijn vooral de kleine en grote ondernemingen die het meest geld krijgen. Wat de dienstensector betreft, schijnt de bedrijfsgrootte minder weerslag te hebben op het aantal ondernemingen dat van overheidswege geld krijgt.
35
36
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
2.6
Gevolgen van innovatie
Wanneer een onderneming innovatie verricht, houdt dat een aantal gevolgen in voor haar activiteiten of ontwikkeling. De vragenlijst van de derde Europese innovatie-enquête stelt negen mogelijke gevolgen van innovatie voor. Volgende figuur, waarin de gevolgen van innovatie zijn gerangschikt naar afnemende volgorde van belangrijkheid, verschaft ons informatie over de uitsplitsing van de negen gevolgen volgens de drie bedrijfsgroottes. Globaal gezien is een verbetering van de kwaliteit van de producten en diensten (44%) het belangrijkste gevolg van innovatie, gevolgd door een uitbreiding van het productengamma (35%) en een toename van de marktaandelen (25%). Het minst opmerkelijke gevolg is, voor alle sectoren beschouwd, een minder materiaal- en energiegebruik per geproduceerde eenheid. Volgens bedrijfsgrootte bekeken en enkele verwisselingen in de volgorde van belangrijkheid ter zijde gelaten, is de prioriteit van de innovatiegevolgen fundamenteel dezelfde. Het is duidelijk dat de voornaamste gevolgen op het vlak liggen van het tevredenstellen van de klant, zowel naar kwaliteit als naar kwantiteit van producten of diensten. Ingedeeld volgens sector merken we zowel in de verwerkende nijverheid als in de dienstensector een vergelijkbaar beeld dat nauw aansluit bij de innovatiegevolgen naargelang bedrijfsgrootte.
n -e al r ia e er p d at ruik hei r m eb en de eg -e in gi tie er id M ner duc p e e ro g nh in ee p g e rla rd ve ee en en uc n m st od aa nor Ko pr en of ge om ls tk ge oe re m ids ge he Te er ds en ov of ei ect eu dh sp ili zon dsa r m ge ei te re igh Be te eil iet be v en duk o pr t re ei te lit ro bi G xi tie fle uk od pr re it te te ro ci l G pa of ee ca kt nd ar aa m rkt re a te m ro r n n G ote va te gr d ns bo die an f o ra te ren ro e n G ed va en go it st ite en al di kw of re en te er Be oed g
Groot Middelgroot Klein
37 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 18 Gevolgen van innovatie volgens bedrijfsgrootte (alle sectoren) 50%
45% 40%
35% 30%
25% 20%
15% 10% 5%
0%
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
38
50%
FIGUUR 19 Gevolgen van innovatie volgens sector 45% 40%
35% 30%
25% 20%
15% 10% 5%
0%
d al ia ik ei er u h at ebr -een r m ieg tie en de rg c in ne du an orm a -n M n e pro e er en of p om ls tk ge oe re m ids r id ge he pe he Te er ng en ov gi e e rla rd ve ee en uc st od Ko pr ge ds en of ei ect eu dh sp ili zon dsa r m ge ei te re igh Be te il iee t be v en duk o pr re it te te ro ci G a p ca tie uc od pr t re ei te lit ro bi G xi l fle of ee kt nd ar aa m rkt re a te m ro r G ote n n gr va te d ns bo die an f o ra te en r ro e n G ed va en go it st ite en al di kw of re en te er Be oed g
Dienstensector Verwerkende nijverheid
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
2.7
Remmen op en hinderpalen voor innovatie
Wanneer een onderneming innovatie verricht, of de intentie heeft innovatie te verrichten, stuit ze vaak op bepaalde problemen. In de hiernavolgende figuur wordt voor de verwerkende nijverheid aangegeven welke remmen innoverende ondernemingen ondervinden bij hun innovatie en welke hinderpalen ondernemingen bij het innoveren afremmen of verhinderen. In de daarna volgende figuur komt de dienstensector aan bod. De percentages zijn berekend ten opzichte van de totale populatie van innoverende ondernemingen voor wat de remmen op innovatie betreft en ten opzichte van de populatie van nietinnoverende ondernemingen voor wat de hinderpalen voor innovatie betreft.
39
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
40
20% 18%
FIGUUR 20 Remmen op en hinderpalen van innovatie in de verwerkende nijverheid
16% 14% 12% 10%
8% 6% 4%
2% 0%
en
st
p en s o di on of n sp en aa re er k rs d re ke oe le en eb ui g m G ebr uwe xibe or g e e n f l f o ni de ng en eri ie do t at ol en rm nv m fo O le g in re kt ar m n aa k re eb ie G at rm fo n in aa ek gi l re lo ee eb no G ech on t rs pe n rd aa e k ice id re lif he eb a ar ng G kw st i e em ge ch rn ris de to on isa e te an d ik n rg en O inn ch ne es on b r g n sb aa g k in en re ier st eb c ko G an tie fin va no in ge ho e Te ht ac o's ge isic rig e r po ch ns is ite om Bu con e
Innovator - verwerkende nijverheid Niet-innovator - verwerkende nijverheid
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
In de verwerkende nijverheid halen innoverende en niet-innoverende ondernemingen dezelfde problemen aan als zijnde belangrijk, namelijk te hoge innovatiekosten en een gebrek aan passende financieringsbronnen, gevolgd door een gebrek aan gekwalificeerd personeel. Bovendien blijkt een “gebrek aan gebruikersrespons op nieuwe goederen of diensten” vaak een vierde belangrijke reden om niet aan innovatie te doen. Dezelfde vaststellingen kunnen ook gemaakt worden bij de dienstensector. In vergelijking met de verwerkende nijverheid is de volgorde van de drie voornaamste remmen op innovatie evenwel omgekeerd. Op de eerste plaats komt het gebrek aan gekwalificeerd personeel.
41
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
42
FIGUUR 21 Remmen op en hinderpalen van innovatie in de dienstensector 12%
10%
8%
6%
4%
2%
0%
n te
s p en s o di on of n sp en aa re er k rs d re ke oe le en eb ui g m G br we xibe or ge eu le f n f o ni de ng ie en ri e at do t ol en rm fo nv m O gle in kt re ar m n aa k re eb ie G at rm fo n in aa ek gi l re lo ee eb no G ech on t rs pe n rd aa e k ice id re lif he eb a ar ng G kw st i e em ge ch rn ris de to on isa e te an d ik n rg en O inn ch ne es on b r g n sb aa g k in en re ier st eb c ko G an tie fin va no in ge ho e Te ht ac o's ge isic rig e r po ch ns is ite om Bu con e
Innovator - dienstensector Niet-innovator - dienstensector
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
2.8
Informatiebronnen voor innovatie
De informatiebronnen geven aan waar de ideeën vandaan komen die de ondernemingen in staat stellen in een innovatieproces te stappen of ermee verder te gaan. Zowel de verwerkende nijverheid als de dienstensector geven er de voorkeur aan om hun informatie binnen de onderneming zelf te zoeken. De verdere rangschikking verschilt ietwat naargelang de verwerkende nijverheid of de dienstensector. De tendens blijft evenwel dezelfde. De informatiebronnen waaraan de voorkeur wordt gegeven zijn kortom die welke te maken hebben met de naaste zakenrelaties, zoals leveranciers en klanten. De laatste informatiebronnen zijn de institutionele bronnen, namelijk universiteiten en andere instellingen van hoger onderwijs, alsmede openbare en particuliere onderzoekscentra in de non-profitsector. Bij het bekijken van de uitsplitsing volgens bedrijfsgrootte (gerangschikt naar afnemende volgorde van belangrijkheid voor de grote ondernemingen) stellen we vast dat grote ondernemingen meer belang hechten aan informatie afkomstig van andere ondernemingen binnen de groep en van klanten en gebruikers. Bovendien doen grote en middelgrote ondernemingen meer beroep op interne bronnen dan kleine ondernemingen.
43
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
44
FIGUUR 22 Informatiebronnen volgens sector 60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
re l ie cu n rti a i pa ntr tor of sce sec ke k it ie oe of bl rz -pr Pu nde on f o n o n n ge ijs de ite llin rw ite te de e, rs ns on i nt ve i r re ni re ge U de o nfe ften h an an co ri v le sch ne tijd sio , re es gs de of in or t an t ect Pr ee m en ui le s en en ië nt g tr re in us ur em nd nc rn e i Co de lfd on eze n d ge en in n ell ze st ur on s er Be ento m t ne af of n n te ge an in Kl em rn de on p re oe e de gr l, ar An de n aa tw in va eri of rs at f s ie m o nc g, en g ra in nt in ve st ne Le tru po em ui m rn co de on de en
nn Bi
Dienstensector Verwerkende nijverheid
n
ne
re lie cu n rti a i pa ntr tor of sce sec ke k it ie oe of bl rz pr Pu de on f on e n o n n ge ijs d ite llin rw ite te de rs ns on re ve i r ni re ge nde or U nde ho a t ect a an en ui le s v en en ië nt g tr re in us , ur em nd tie nc rn e i en Co de lfd er n on ze nf fte de co ri le sch ne tijd sio , es gs of tin Pr ee n m ge en in n ell ze st ur on s er Be ento m t ne af of n n te ge an in Kl em rn de on p re oe e de gr l, ar An de n aa tw in va eri of rs at f s ie m o nc g, en g ra in nt in ve st e n Le tru po em ui m rn co de on de n Bi
Groot Middelgroot Klein
45 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 23 Informatiebronnen volgens bedrijfsgrootte 70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
46
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
2.9
Samenwerking op het vlak van innovatie
De samenwerkingsverbanden op het vlak van innovatie delen we in naargelang het soort van partner waarmee wordt samengewerkt en de geografische locatie van deze partner. De meerderheid van de ondernemingen, ongeacht wat hun bedrijfsgrootte is of tot welke sector zij behoren, verkiest samen te werken met ondernemingen van de groep voor zover zij deel uitmaken van een groep. Ook leveranciers lijken partners waarmee relatief courant wordt samengewerkt. Universiteiten en andere instellingen van hoger onderwijs worden, in tegenstelling tot wat de informatiebronnen betreft, meer aangezocht voor samenwerkingsverbanden. Met concurrenten wensen de ondernemingen het minst een samenwerking aan te gaan.
54%
46%
50%
35%
40%
25%
30%
17% 19%
20%
or
n ect ge s en in iële en em str nt rn u re de nd ur on e i nc e fd re l r Co de eze lie an t d cu n rti a i ui pa tr or of cen ect ke ks ts ie e fi bl rzo pro Pu de onon e n d s nt / ta ul ria ns to ra n Co bo e la ing e ël m ci ne er er m d m -on s Co O er & O m ne af of n te an Kl of n n ge ijs ite lin w , ite el er rs st nd ng ve in o usti ni re er U de og itr ten an n h an u nen va s v po r ie om nc , c ra al e ve ria ar en Le te w ing t a f m so em of rn de on p re oe de gr An de in
Totaal Groot Middelgroot Klein
63%
60%
74%
70%
47 2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 24 Samenwerking volgens soort van partner en volgens bedrijfsgrootte 90%
80%
10%
0%
48
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 25 Samenwerking volgens soort van partner en volgens sector 90% 80%
Verwerkende nijverheid
Dienstensector
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Andere ondernemingen in de groep Leveranciers van uitrusting, materiaal, componenten of software Universiteiten of andere instellingen van hoger onderwijs
Klanten of afnemers Commerciële laboratoria / O&O-ondernemingen Consultants
Publieke of particuliere onderzoekscentra in de non-profitsector Concurrenten en andere ondernemingen uit dezelfde industriële sector
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 26 Samenwerking per geografische zone en volgens bedrijfsgrootte 100% 90% 80%
86%
70% 60%
59%
50% 40% 30% 23%
20%
16%
10%
10%
7%
0% Nationaal Klein
EU/EVA Middelgroot
VSA Groot
Andere
Japan Totaal
EU-Kandidaatlanden
49
50
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
Indien we de geografische locatie van de partners onder de loep nemen, stellen we vast dat samenwerking op nationaal vlak het vaakst voorkomt. Ondernemingen geven er daarna de voorkeur aan zo dicht mogelijk bij hun land van herkomst te blijven via samenwerking binnen de Europese Unie. Voor grote ondernemingen maakt het weinig verschil uit of de partner nationaal dan wel binnen de Europese Unie gevestigd is. De EU-kandidaatlanden trekken daarentegen nog geen groot percentage ondernemingen aan. De Verenigde Staten komen op de derde plaats. Vergelijking van de dienstensector met de verwerkende nijverheid toont aan dat er qua samenwerking een grote gelijkenis is tussen beide sectoren.
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 27 Samenwerking per geografische zone en volgens sector 90% 80%
Verwerkende nijverheid
Dienstensector
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Nationaal
EU/EVA
VSA
Andere
Japan
EU-Kandidaatlanden
51
52
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
2.10 Beschermingsmethodes Zoals blijkt uit de figuur hiernaast stelt de CIS3-enquête acht beschermingsmethodes voor innovatie voor. De figuur toont duidelijke verschillen aan in beschermingstechnieken bij innovaties. De verschillen situeren zich op het vlak van het percentage innoverende en niet-innoverende ondernemingen die meegedeeld hebben gebruik te maken van beschermingsmethodes. Dit geldt zowel voor de verwerkende nijverheid als voor de dienstensector. De twee beschermingsmethodes die de voorkeur genieten van de innoverende ondernemingen zijn enerzijds “voorsprong van meerdere jaren” en anderzijds “geheimhouding”. Tussen de ondernemingen uit de verwerkende nijverheid en die uit de dienstensector kunnen we min of meer dezelfde technieken in het beschermingsbeleid vaststellen.
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 28 Beschermingsmethodes volgens innovatie-activiteit en volgens sector 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Octrooiaanvraag
Octrooi
Registratie Fabrieksmerk van het model
Auteursrecht
Geheim
Complexiteit Voorsprong van het van meerdere ontwerp jaren
Innovator - verwerkende nijverheid
Innovator - dienstensector
Niet-innovator - verwerkende nijverheid
Niet-innovator - dienstensector
53
54
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
2.11 Strategische en organisatorische veranderingen FIGUUR 29 Strategische en organisatorische veranderingen volgens sector 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Esthetische veranderingen en andere subjectieve veranderingen
Management
Marketing
Organisatie
Innovator - verwerkende nijverheid
Innovator - dienstensector
Niet-innovator - verwerkende nijverheid
Niet-innovator - dienstensector
Strategie
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000)
Strategische en organisatorische veranderingen kunnen soms noodzakelijk blijken te zijn bij het ontwikkelen en toepassen van innovaties. Het is echter ook waar dat bepaalde veranderingen van strategische of organisatorische aard innovatie vereisen. Door hiermee rekening te houden verruimen we het concept van innovatie. In figuur 29 zijn de antwoorden opgenomen van enerzijds de innoverende ondernemingen en anderzijds de niet-innoverende ondernemingen uit de verwerkende nijverheid en de dienstensector. Het is duidelijk dat innoverende ondernemingen meer geneigd zijn tot strategische en organisatorische verandering dan niet-innoverende ondernemingen. De types van verandering zijn echter vrij gelijk verdeeld. Het zijn vooral de organisatieveranderingen die hoog scoren. Esthetische veranderingen daarentegen, uitzondering gemaakt voor de innoverende ondernemingen uit de verwerkende nijverheid, komen minder voor. In het begin van dit werk hebben wij vastgesteld dat de bedrijfsgrootte een weerslag heeft op de product- en procesgebonden innovatiegraad. Laten wij eens kijken of wij hetzelfde kunnen vaststellen voor deze strategische en organisatorische veranderingen.
55
56
2. resultaten van de CIS3-enquête (1998-2000) FIGUUR 30 Strategische en organisatorische veranderingen volgens bedrijfsgrootte 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Esthetische veranderingen en andere subjectieve veranderingen
Klein innovator Klein niet-innovator
Management
Marketing
Middelgroot innovator Middelgroot niet-innovator
Organisatie
Strategie
Groot innovator Groot niet-innovator
Wat de innoverende ondernemingen betreft, lijkt het erop dat de grote ondernemingen zich enigszins anders gedragen dan kleine en middelgrote ondernemingen, vooral qua management en strategie. De verandering die, ongeacht hun bedrijfsgrootte, in de niet-innoverende ondernemingen het meest voorkomt ligt op het vlak van de organisatie.
3. samenvatting
3. Samenvatting België bekleedt met een innovatiegraad van 47% de tweede plaats binnen de Europese Unie (het Verenigd Koninklijk en Ierland niet meegerekend). De innovatiegraad van de verwerkende nijverheid en van de dienstensector bedraagt respectievelijk 55% en 41%. Het omzetcijfer van innoverende ondernemingen maakt bijna 70% uit van het omzetcijfer van de Belgische ondernemingen. Dit omzetcijfer resulteert voor 83% uit het omzetcijfer van de verwerkende nijverheid dat afkomstig is van innoverende ondernemingen en voor iets minder dan 60% van de dienstensector. Met uitzondering van grote dienstverlenende ondernemingen richten innoverende ondernemingen zich vaker op een ruimere (nationale en internationale) afzetmarkt dan niet innovatoren (welke zich vaker beperken tot de lokale afzetmarkt).
57
58
3. samenvatting
Het omzetcijfer gerealiseerd door nieuwe producten bedraagt ongeveer 14% van het totale omzetcijfer, dit zowel voor de verwerkende nijverheid als de dienstensector. De uitgaven voor innovatie bij innoverende ondernemingen lopen op tot 4,8% van het omzetcijfer voor de verwerkende nijverheid en tot 0,9% van dat voor de dienstensector. Algemeen beschouwd is intern O&O de zwaarste uitgavenpost (iets meer dan 35%), gevolgd door het aanschaffen van machines en uitrusting (iets minder dan 30%). Het zijn voornamelijk de gemeenschappen en de gewesten die van overheidswege tussenkomen in de financiering van innovatie bij de bedrijven. Innovaties hebben tot voornaamste doel om via kwaliteitsverbetering en uitbreiding van het producten- en dienstengamma de klant tevreden te stellen. De drie voornaamste hinderpalen voor innovatie (en dit zowel in de verwerkende nijverheid als in de dienstensector) zijn te hoge innovatiekosten, een gebrek aan financieringsbronnen en een gebrek aan gekwalificeerd personeel.
3. samenvatting
Wat de informatiebronnen betreft, blijft de onderneming in haar vertrouwde omgeving en geeft ze de voorkeur aan haar interne bronnen, haar leveranciers en haar klanten. Voor samenwerking wordt, naast de drie genoemde bronnen, ook een beroep gedaan op universiteiten en andere instellingen van hoger onderwijs. Geografisch gezien verkiest de onderneming samenwerking voornamelijk te zoeken op het nationaal grondgebied. Geheimhouding en genieten van een tijdsvoorsprong zijn de belangrijkste beveiligingsmethodes bij innovatie. Tenslotte blijken bedrijven die er innovatieve activiteiten op nahouden ook meer strategische en organisatorische veranderingen te ondergaan dan niet-innovatieve ondernemingen.
59
60
4. bijlagen
4. Bijlagen 4.1
Achtergrondinfomatie bij de enquête
Wij hebben in België, uitgaande van een ondernemingspopulatie van 13.355 eenheden12 vanaf 10 werknemers, een gestratificeerde en aselecte steekproef getrokken van 4.530 eenheden13. Daarbij werd met verdeelsleutels rekening gehouden met de gewestelijke component, de activiteitssectoren en de bedrijfsgroottes. De vragenlijst bestaat uit drie delen. Het eerste deel heeft betrekking op algemene en economische informatie van de onderneming. Het tweede heeft betrekking op de innovatie en de desbetreffende elementen zoals het type van innovatie (product-proces), de weerslag op het omzetcijfer, de kostprijs, de gevolgen en de financiering van innovatie. Het derde deel tracht de remmen op de innovatie en de methodes voor de beveiliging van de informatie in kaart te brengen alsmede andere types van verandering doorgevoerd door de onderneming gedurende de referentieperiode (1998-2000).
4. bijlagen
Het antwoordpercentage14 bedraagt, na twee schriftelijke herinneringen, 28%. Er kan in het antwoordpercentage geen enkel significant verschil worden vastgesteld naargelang bedrijfsgrootte of activiteitssector. Om de totale sectorale representativiteit te beoordelen, vonden op macro-economisch niveau drie tests plaats. De eerste is een vergelijking tussen het aantal ondernemingen geëxtrapoleerd aan de hand van de antwoorden en het officieel RSZ-register (dekkingsgraad van 86%). De tweede is gelijksoortig en betreft de werknemers (dekkingsgraad van 99%). De derde focust op de onderzoeks- en ontwikkelingsbudgetten vergeleken met die van de O&O-enquête (dekkingsgraad van 98%). Deze drie tests tonen aan dat er bij de selectie geen fouten zijn gemaakt en dat de verzamelde gegevens bijgevolg representatief zijn. Om de gegevens kwalitatief nog beter te maken, werden bovendien coherentieanalyses uitgevoerd op de afzonderlijke antwoorden en werd opnieuw contact opgenomen met de ondernemingen voor ophelderingen, aanvullende informatie of werden alternatieve informatiebronnen geraadpleegd.
61
62
4. bijlagen
4.2
Definities
1. Innovatie : innovatie is ofwel een nieuw of significant gewijzigd product (goed of dienst) dat op de markt wordt gebracht, ofwel de introductie in de onderneming van een nieuw of significant gewijzigd proces. Innovatie stoelt op de resultaten van nieuwe technologische ontwikkelingen, op nieuwe combinaties van bestaande technologieën of op het gebruik van andere kennis verworven door de onderneming. 2. Innovatiegraad : het aantal ondernemingen dat verklaart innoverend te zijn inzake producten en/of inzake processen, gerelateerd aan de totale doelpopulatie. 3. Bedrijfsgrootte : Grootte Klein Middelgroot Groot
Aantal werknemers van 10 tot 49 werknemers Van 50 tot 249 werknemers 250 en meer werknemers
4. bijlagen
4. De verwerkende nijverheid : Nace-Bel 15-16 17-19 20-22 23-24 25-26 27-28 29 30-33 34-35 36-37
Beschrijving Voedingsproducten, dranken en tabak Textiel, kleding, bont- en leernijverheid Hout, papier, drukkerijen Cokes, petroleum, kernbrandstof, chemische producten Rubber en kunststoffen – Niet-metaalhoudende minerale producten Metallurgie en vervaardiging van producten in metaal Machines, materialen, werktuigen & transport Vervaardiging van elektrische en elektronische apparaten en instrumenten Vervaardiging van transportmiddelen Meubels, overige industrie n.e.g. en recuperatie
63
64
4. bijlagen
5. De dienstensector : Nace-Bel 51 60-63 64 65-67 72 73 74.2 74.3
Beschrijving Groothandel en handelsbemiddeling Transport, opslag Communicatie Financiële instellingen Informatica en aanverwante activiteiten Onderzoek en ontwikkeling Technisch advies, architecten en ingenieurs Technische testen en analyses
6. Productinnovatie : Een productinnovatie is een goed of een dienst die nieuw is of significant gewijzigd ten opzichte van zijn fundamentele karakteristieken, van zijn technische specificaties, van de ingebouwde software of van iedere andere immateriële component, van het in het vooruitzicht gestelde gebruik of van het gebruiksgemak. De innovatie moet nieuw zijn voor de onderneming, maar daarom nog niet voor de markt. Het maakt niet uit of de innovatie is ontwikkeld door de onderneming zelf of door een andere onderneming. Veranderingen van louter esthetische aard of die welke louter de verkoop betreffen van innovaties die volledig door andere ondernemingen zijn tot stand gebracht en ontwikkeld, moeten niet worden meegerekend.
4. bijlagen
7. Procesinnovatie : De innovatie van een productieproces omvat ofwel een nieuwe of significant gewijzigde productietechnologie, ofwel een nieuwe of significant gewijzigde methode voor de levering van diensten of producten. Het resultaat moet significant zijn wat betreft het productieniveau, de kwaliteit van de producten (goederen of diensten) of de productie- en distributiekosten. De innovatie moet nieuw zijn voor de onderneming; die moet daarom nog niet de eerste zijn om dit proces te introduceren. Het maakt niet uit of de innovatie is ontwikkeld door de onderneming zelf of door een andere onderneming. De veranderingen ingegeven door louter organisatorische of managementoogmerken tellen hierbij niet mee. 8. Innovatie voor de onderneming : de noviteit verwijst naar de kennis van de onderneming. 9. Innovatie voor de markt : de noviteit verwijst naar de kennis van de markt. 10. Innovatie-intensiteit : De innovatie-intensiteit kan op twee verschillende manieren worden bepaald : ofwel door de innovatie-uitgaven te vergelijken met het omzetcijfer van de innoverende ondernemingen, ofwel door ze te vergelijken met het omzetcijfer van de betrokken populatie.
65
66
4. bijlagen
11. Innovatie-uitgaven : • Interne O&O-uitgaven : Alle creatief werk dat binnen de onderneming systematisch wordt verricht om de kennisvoorraad en het gebruik van deze kennisvoorraad te vergroten voor het ontwerpen van nieuwe toepassingen, zoals nieuwe of significant gewijzigde producten (goederen of processen) of processen (software inbegrepen). • Externe O&O-uitgaven : Zelfde activiteiten als de interne O&O-uitgaven, maar verricht door andere ondernemingen (ook andere ondernemingen binnen de groep) of door andere openbare of particuliere onderzoeksinstellingen. • Aankoop van machines en uitrusting : Spitstechnologische machines, hardware speciaal aangekocht voor het gebruik van nieuwe of significant gewijzigde producten (goederen of diensten) en/of processen. • Verwerving van andere kennis : Aankoop van rechten voor het gebruik van octrooien en nietgeoctrooieerde uitvindingen, van licenties, van know-how, van fabrieksmerken, van software en van andere soorten van kennis afkomstig van anderen om ze te gebruiken voor de innovatie van de onderneming. • Andere uitgaven gevormd door : – Opleiding : Interne of externe opleiding van het personeel die rechtstreeks verband houdt met de ontwikkeling en/of de invoering van innovaties.
4. bijlagen
– Invoering van innovatie op de markt : interne of externe marketingactiviteiten die rechtstreeks verband houden met het op de markt brengen van nieuwe of significant gewijzigde producten (goederen of diensten) (kan voorafgaande marktonderzoeken omvatten, het uittesten van markten en lanceringsreclame, maar sluit het opzetten van distributienetten voor innoverende markten uit). – Ontwerp en andere voorbereidingen voor de productie en/of levering : technische procedures en voorbereidingen om niet elders vermelde producten (goederen of diensten) en innovatieprocessen echt te gebruiken. 12. Eenheid : in de CIS3-enquête wordt een eenheid omschreven als een onderneming die een entiteit is met rechtspersoonlijkheid die een of meer activiteiten op een of meer plaatsen verricht. 13. Entiteit : zie eenheid 14. Antwoordpercentage : Het aantal antwoorden gerelateerd aan het aantal verstuurde vragenlijsten.
67
68
4. bijlagen
4.3
Voor wie meer informatie wil
Federale Overheid en algemene informatie betreffende het WTI-beleid in België • De website van het Federaal Wetenschapsbeleid (Programmatorische federale overheidsdienst Wetenschapsbeleid – ex-D.W.T.C.), met links naar alle andere overheden in België : www.belspo.be • Het Belgisch Rapport over Wetenschap, Technologie en Innovatie 2004, het Federaal Wetenschapsbeleid, dat weldra verschijnt • Het Belgische portaal voor het onderzoek en de innovatie : www.research.be • Het contactpunt voor de Federale overheid voor het zesde kaderprogramma voor onderzoek : eurofed.stis.fgov.be • Het portaal van het Belgisch onderzoek op de onderzoekssite van de Europese Commissie : www.cordis.lu/belgium • Het Trendchart-project van de Europese Unie (bestaande met name uit een verslag over het innovatiebeleid en de instrumenten van het innovatiebeleid in België alsmede de European Innovation Scoreboard) : www.trendchart.org • Het BEST-project van de Europese Unie (inventaris van de maatregelen ten gunste van de bevordering van het entrepreneurschap en het concurrentievermogen) : mineco.fgov.be//enterprises/best/home_fr.htm
4. bijlagen
Waals Gewest • De website van het regionale overheidsbestuur belast met het technologiebeleid in het Waals Gewest : mrw.wallonie.be/dgtre/ • De website van het adviesorgaan voor het WTI-beleid in het Waals Gewest : www.cesrw.be/activites/commission/cps • De website van de Gewestelijke investeringsmaatschappij van het Waals Gewest SRIW : www.sriw.be • De site van de financieringsinstelling van de KMO’s : www.sowalfin.be Franse Gemeenschap • De website van het overheidsbestuur belast met het wetenschapsbeleid in de gemeenschap: www.cfwb.be/infosup (verschaft toegang tot de websites van alle universiteiten van de gemeenschap) en www.agers.cfwb.be • De website van het fonds voor het fundamenteel onderzoek in de universiteiten van de Franse Gemeenschap : www.fnrs.be • De website van de Interuniversitaire raad van de Franstalige universiteiten : www.cfwb.be/ciuf/index.htm • De website van de Raad van rectoren van de universiteiten van de Gemeenschap : www.cref.be (verschaft toegang tot de websites van alle universiteiten van de gemeenschap)
69
70
4. bijlagen
Vlaamse Gemeenschap • De website van het overheidsbestuur belast met het technologie- en innovatiebeleid in het Gewest : www.innovatie.vlaanderen.be • De website van de organisatie belast met de steun aan O&O, technologische ontwikkeling en innoverende projecten in de Vlaamse ondernemingen : www.iwt.be • De website van het adviesorgaan voor het WTI-beleid in het Gewest : www.vrwb.vlaanderen.be • De website van het fonds voor het fundamenteel onderzoek in de universiteiten van de Vlaamse Gemeenschap : sun.fwo.be • De website van de Raad van de rectoren van de universiteiten van de Gemeenschap : www.vlir.be (verschaft toegang tot de websites van alle universiteiten van de gemeenschap) • De website van de instellingen van hoger onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap : www.vlhora.be • Het contactpunt voor het 6e kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling van de EU : www.vlaanderen.be/6kp • De website van het innovatienetwerk gecoördineerd door IWT-Vlaanderen : www.innovatienetwerk.be • De website van de gewestelijke investeringsmaatschappij van Vlaanderen, GIMV : www.gimv.be
4. bijlagen
Brussels Hoofdstedelijk Gewest • De website van het gewestorgaan belast met de implementatie van het beleid van het Gewest : www.bruxelles.irisnet.be • De website van de gewestorganisatie die steun voorstelt inzake technologieoverdracht en innovatie in het Gewest : het Brussels Agentschap voor de Onderneming : www.abe.irisnet.be • G.I.M.B. : de Gewestelijke investeringsmaatschappij van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en haar filiaal BRUSTART : www.srib.be
71
Federaal Wetenschapsbeleid
Design : Coast. Uitgegeven in februari 2004.
Uitgegeven door: Federaal Wetenschapsbeleid Dienst Productie en analyse van O&O-indicatoren Coördinatie van de publicatie: P. Teirlinck Wetenschapsstraat 8 B-1000 Brussel Tel.: +32 (2) 238 34 11 Fax: +32 (2) 230 59 12 E-mail:
[email protected] URL: www.belspo.be Meer informatie op www.belspo.be/stat
Het betreft copyright. Het mag in zijn geheel of gedeeltelijk worden gereproduceerd voorzover de bron wordt vermeld en het niet wordt gebruikt voor commercieel gebruik of verkoop. Noch het Federaal Wetenschapsbeleid, noch enig persoon die optreedt in naam van het Federaal Wetenschapsbeleid is verantwoordelijk voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de hiernavolgende informatie. Aanbevolen citatie: Federaal Wetenschapsbeleid, “Innovatie in België. Resultaten van de 3de Europese enquête”. Brussel, 2004, België.