Deelonderzoek
Combifuncties onderwijs, opvang, vrije tijd
In opdracht van de Commissie Dagarrangementen Samenstelling: Datum:
Phasis bv Oktober 2001
Commissie Dagarrangementen p/a Projectbureau Dagindeling Lange Voorhout 9 Postbus 556 2501 CN Den Haag Telefoon: (070) 3765912 Fax: (070) 3920299 E-mail:
[email protected]
Inhoud
1. Inleiding
pag. 2
2. Schets huidige situatie
pag. 2
3. Combifuncties
pag. 5
4. Mogelijkheden voor realisatie 4.1 Input experimenten dagindeling 4.2 Input TSO 4.3 Input lopende beleidsinitiatieven
pag. 6
5. Opleiding
pag. 10
6. Rechtspositie
pag. 12
7. Aanbevelingen
pag. 12
Samenvatting
pag. 13
1
1. Inleiding Volgens het advies ‘Combineren van onderwijs, opvang en vrije tijd: 4+2=7’ van de Stuurgroep Dagindeling kent Nederland een achterstand in het combineren van onderwijs, opvang en vrije tijdsvoorzieningen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau constateert een relatie met de relatief geringe deelname van de Nederlandse vrouw aan het arbeidsproces. Inmiddels heeft Nederland een inhaalslag ingezet. Inhakend op deze trend heeft het huidige kabinet zich ten doel gesteld de arbeidsparticipatie van vrouwen te doen toenemen van 51% in1999 tot 65% in 2010. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek komt dit neer op een netto instroom van 1,1 miljoen vrouwen op de arbeidsmarkt in de komende 10 jaar. De sterke stijging van het aantal werkende vrouwen verhoogt de druk op de voorzieningen voor onderwijs, opvang en vrije tijd om met passende arrangementen te komen die mannen en vrouwen in staat stellen werk en zorg te combineren. Vanuit de verschillende sectoren worden hiertoe inmiddels initiatieven ondernomen. In het onderwijs heeft het begrip brede school zijn intrede gedaan. Op steeds meer scholen vallen de openingstijden niet langer samen met de lestijden, maar wordt daarvoor, daarnaast en daarna in samenwerking met voorzieningen voor opvang en vrije tijd buitenschoolse opvang geboden. In de kinderopvang wordt hard aan capaciteitsuitbreiding gewerkt. Eind 2002 zal naar verwachting het aanbod verdubbeld zijn ten opzichte van het begin van de kabinetsperiode (177.600 plaatsen). De Wet Basisvoorziening Kinderopvang (WBK), welke in 2002 in de Tweede Kamer aan de orde zal komen, zal een verdere impuls vormen om vraag en aanbod in deze sector in evenwicht te brengen. Vanuit de kinderopvang krijgt samenwerking met het onderwijs steeds meer gestalte. Ook in sector van de vrije tijdsvoorzieningen worden in samenwerking met onderwijs en opvang interessante initiatieven genomen om aan de behoeften van taakcombineerders tegemoet te komen. De behoefte aan uitbreiding van kinderopvang creëert kansen voor nieuwe werkgelegenheid in de sector. In de komende 3 jaar alleen al wordt de vraag naar nieuwe werknemers in de kinderopvang op 17.000 geraamd. Ondanks de krappe arbeidsmarkt zijn er doelgroepen met mogelijke belangstelling om in de gevraagde functies in te stromen. De belangrijkste zijn herintreedsters en allochtone moeders. Functies in onderwijs/opvang/vrije tijd zijn voor hen interessant, omdat zij vaak arbeid en zorg willen en moeten combineren. Werk in de sector sluit aan bij acute knelpunten in de eigen leefsituatie. Hier ligt een kans om tot nu toe onbenut arbeidspotentieel aan te boren. Teneinde genoemde kansen te benutten is een bezinning nodig op de aard van de aan te bieden functies. Alleen als voldoende hoogwaardige werkgelegenheid kan worden gecreëerd, zal de sector in staat zijn genoemd arbeidspotentieel aan te trekken en blijvend aan zich te verbinden. 2. Schets huidige situatie Het huidige voorzieningenpatroon voor onderwijs, opvang en vrije tijd is sterk versnipperd. Er zijn vele ongelijksoortige aanbieders. De voorzieningen zijn vaak verspreid over diverse locaties in en buiten de wijk. Openingstijden zijn niet op elkaar en op die van arbeidsorganisaties afgestemd. Onderlinge afstanden zijn vaak groot en zorgen voor vervoersproblemen. Onderlinge concurrentie verhindert een gezamenlijke visie op de vraag waar het eigenlijk om gaat, nl. hoe komen we het best tegemoet aan de wensen van de gemeenschappelijke klant: de kinderen en hun ouders/verzorgers?
2
De huidige voorzieningen verschillen naar wet- en regelgeving, rechtspositie en arbeidsvoorwaarden (CAO). Zo bestaan er verschillende regels rondom werkwijzen en pedagogische aanpak, maar ook omtrent arbeidsvoorwaarden, hygiëne, veiligheid, arbeidsomstandigheden en milieu. In de praktijk leiden deze verschillen tot knelpunten en belemmeringen om meer samenhang in onderwijs, opvang en vrije tijd aan te brengen. Hieronder worden ter illustratie enkele voorbeelden genoemd. Onderwijs Voor onderwijzend personeel dat opvangtaken zou willen uitvoeren moet rekening gehouden worden met: beperkingen qua inzet onderwijspersoneel in niet vakgerelateerde buitenschoolse activiteiten, noodzaak extra te betalen voor extra werk, eis aanstelling extra personeel voor werk boven de reguliere onderwijstaken. Sterke identificatie van (gevorderde) onderwijsassistenten met de onderwijstaak met als gevolg weigering om zorgtaken te vervullen of bijvoorbeeld in plaats van pauze tussenschoolse opvang te doen. • Onderwijspersoneel is particulier verzekerd voor ziektekosten (premie wordt boven op het salaris vergoed). Kinderopvangpersoneel is verplicht verzekerd voor het ziekenfonds. Kinderopvang In de kinderopvang moeten veel meer kindgebonden uren (90%) worden gemaakt dan in het onderwijs (65%). Als gevolg hiervan hebben medewerkers in de kinderopvang slechts beperkt tijd voor voorbereiding, scholing, overleg en afstemming. In de kinderopvang geldt de eis dat er steeds twee leidsters op een groep staan. Het onderwijs kent een dergelijke eis voor bijvoorbeeld de klassenassistent niet. (In de nieuwe CAO komt deze eis wellicht te vervallen). In de kinderopvang mogen uitsluitend bevoegde krachten werkzaam zijn, d.w.z. minimaal SPW 3. Als gevolg daarvan kunnen helpenden op niveau 2 wel als stagiaires worden ingezet, maar geen aanstelling krijgen. In de buitenschoolse opvang kunnen slechts kleine functies op vaak moeilijke tijdstippen worden aangeboden. Hierboven werd reeds verwezen naar de gemeenschappelijke klant van onderwijs, opvang en vrije tijd. Kinderen en hun ouders hebben behoefte aan sluitende dagarrangementen om werk en zorg op een efficiënte manier te kunnen combineren. De bestaande voorzieningen kunnen in de huidige constellatie hierin te weinig voorzien.
3
Functies in opvang en onderwijsondersteuning
Tabel 1 Werksoort
Functie
PZ
VVE
administratief aankomend leidster niveau A leidster niveau B Zie voetnoot1 Consulente Buurtmoeder (vrijwilliger)
KO
TSO
Taak
CAO
Werktijden
groepsvorming en spel jonge kinderen
Welzijnwerk
9.00 – 12.00
SPW 3 SPW 3 wegwerken taalachterstande n dagopvang en verzorging jonge kinderen
Groepshulp2 Groepsleidster Adjunct hoofd3 Hoofd C, B, A, AA Zie voetnoot5
BSO6
1/2, 3/4, 5-7, 8 4 organisatie overblijven opvang na school
dagopvang en verzorging jonge kinderen
Kinderopvang
onderwijs en zorgtaken
Kinderopvang Idem Idem Idem
SPW 3 SPW 4
12.00 – 14.00 Kinderopvang
Kinderopvang
Onderwijs
Docent drama, KV, etc.
SPW3 SPW4
schaal 3-12 schaal 0-19 schaal 16-26 schaal 16-40
MBO HBO HBO
schaal 12-30 schaal 22-33 schaal 24-36
7.30 – 18.00
9.00 – 15.00 SPW 3 en 411
tijdsbesteding na school Sportleraar Muziekleraar
Geen
schaal 3-12 schaal 0-19 schaal 16-26 schaal 16-40 vergoeding vrijwilligers
14.30 – 18.00
Onderwijsassistent Leraar in opleiding (lio) VT
schaal 4-8 schaal 6-18 schaal 10-23
7.30 – 18.00
Bemiddelingsmedewerker9 Sectorhoofd of coördinator10 Directeur OW
Salarisschaa l
8.00 – 12.00
Groepshulp Groepsleidster Adjunct hoofd7 Hoofd C, B, A, AA GO8
Opleiding
14.30 – 18.00 Cios ALO Conserva torium Theater
1
Ondergebracht bij PZ door leidsters. Geen aparte functie, geen aparte salariëring. Plus bij bestaande PZ aanbod. Wel consulentenfunctie. 2 In de praktijk is er ook sprake van toegevoegde niet-norm funties zoals bijvoorbeeld praktijkbegeleidsters voor de begeleiding van stagiaires. Dergelijke functies bieden taakverbreding. Vaak is enige aanvullende kwalificatie vereist. 3 Meewerkend of vrijgesteld. 4 Aantal groepen waaraan leiding wordt gegeven. 5 Geregeld in Wet op Basisonderwijs. School moet ruimte geven voor opvang realisatie. Oudercommissie ontvangt bedrag gereserveerd voor kleine vergoeding. Opvang gerealiseerd door vrijwilligers. 6 BSO verzorgt opvang voor schooltijd, coördineert (soms) TSO en organiseert naschoolse opvang en activiteiten 7 Meewerkend of vrijgesteld. 8 Het eigenlijke opvangwerk wordt door de gastouders gedaan. Zij worden rechtstreeks door de vraagouders betaald. 9 Bemiddelingsmedewerker B of bemiddelingsmedewerker A (meer zelfstandig). 10 Sectorhoofd = leiddinggevende bemiddelingsmedewerkers, coördinator = verantwoordelijk voor klein GOB. 11 SPW 3 vervult vooral verzorgende taken, SPW 4 vooral eenvoudige, routinematige onderwijsinhoudelijk taken.
4
Sociaal cultureel werker
School HBO SCW
Etc. PZ = Peuterspeelzaal VVE = Voor- en Vroegschoolse Educatie KO = Kinderopvang TSO = Tussenschoolse Opvang BSO = Buitenschoolse Opvang GO = Gastouderschap OW = Onderwijs VT = Vrije Tijdsvoorzieningen
3. Combifuncties Een aanbod van sluitende dagarrangementen vraagt eigenlijk om het aan elkaar koppelen van de opvangschakels. Hiermee kan een aantal voordelen tegelijkertijd worden behaald: er kunnen langere en beter aaneengesloten werktijden worden gerealiseerd, m.a.w. er kunnen volwaardige opvangfuncties worden gecreëerd, het combineren van functies tussen onderwijs, opvang en vrije tijd legt de basis voor kwaliteitsverhoging en (verdere) professionalisering, voor het onderwijs betekent de combinatie een verlichting van de werkdruk voor het onderwijzend personeel, voor de kinderopvang kan middels taakdifferentiatie en taakverbreding een breder carrièreperspectief worden geboden, voor de tussenschoolse opvang ligt een verbreding van taken in het verschiet, voor de kinderen biedt de combinatie het voordeel van continuïteit in de pedagogische begeleiding: ze zien dezelfde personen gedurende de gehele dag, combinatiefuncties bieden een instroomkans voor nieuwe doelgroepen op de arbeidsmarkt, omdat hoogwaardiger werkgelegenheid kan worden geboden dan in ieder van de sectoren van onderwijs, opvang en vrije tijd apart. In het concept sluitende dagarrangementen bestaat er een nauwe samenwerking tussen instellingen voor opvang, scholen en vrije tijd met de mogelijkheid van combifuncties. Opvangfuncties worden uitgebreid met assistententaken in het onderwijs. Vanuit het onderwijs gaat de onderwijsassistent opvangtaken erbij doen. Hetzelfde geldt voor combinaties met vrije tijd voorzieningen. De behoefte aan flexibiliteit van veel werkende moeders vraagt idealiter om duobanen, bijvoorbeeld van 07.30 tot 13.30 uur en van 12.30 tot 18.30 uur. Wanneer eenmaal aan het koppelen van schakels wordt gedacht liggen de volgende combinaties het meest voor de hand. PZ/VVE/OW Vanuit het onderwijs gedacht ligt een combinatie met de peuterspeelzaal en de voor- en vroegschoolse educatie voor de hand. De combifunctie is gericht op begeleiding bij spelen, groepsvorming, wegwerken van taalachterstanden en (voorbereiding op) onderwijs. De combifunctie zal met name worden aangetroffen in stadswijken en regio’s met relatief veel allochtone bewoners. Maatregelen van het ministerie van OC&W zoals GOA, GSB, VVE, Inburgering kunnen worden aangewend om de functie verder gestalte te geven. In de opleiding
5
wordt aan de problematiek van achterstand en interculturele samenwerking veel aandacht besteed. OW/BSO Zowel vanuit het onderwijs als vanuit de opvang ligt een combinatie tussen onderwijs en voor-, tussen- en naschoolse opvang voor de hand. De combifunctie is gericht op assistentie in het onderwijs en zinvolle invulling van de vrije tijd voor schooltijd, tussen de middag en na school. Aan deze combifunctie zal overal in Nederland behoefte bestaan. Maatregelen van het ministerie van OC&W zoals invoering van de onderwijsassistent en maatregelen van de ministeries van VWS en SZW gericht op de uitbreiding van het aantal kinderopvangplaatsen kunnen worden aangewend om de functie verder gestalte te geven. In de opleiding komen zowel onderwijstaken als vraagstukken op het gebied van vrije tijds pedagogie aan de orde. OW/BSO/VT Opvangfuncties kunnen ook worden verzorgd door sportverenigingen, instellingen voor kunstzinnige vorming, muziekscholen, sociaal cultureel werk, kinderboerderijen, etc. Combinaties met buitenschoolse opvang, maar ook met onderwijs en buurtwerk liggen voor de hand (weer vakleerkrachten op school, sportwerker in de buurt, verenigingstrainer, e.d.). Kinderen kunnen na school niet alleen activiteiten volgen en zichzelf vermaken, maar ook een gerichte activiteit binnen of buiten het centrum gaan doen. Omgekeerd kunnen gespecialiseerde vrije tijd instellingen een voorziening voor buitenschoolse opvang inrichten. Voor de uitwerking van deze combinatie komen vooral regelingen van het ministerie van VWS in aanmerking. In de opleiding zal het accent liggen op de pedagogie van de vrije tijd. Tabel 2
Combifuncties onderwijs, opvang, vrije tijd
Vereiste opleiding Werkgever
PZ/VVE/OW Onderwijsassistent • begeleiding bij spelen, • groepsvorming, • wegwerken taalachterstanden, • (voorbereiding op) onderwijs Zelfstandig of onder begeleiding leerkracht SPW 3 of 4 School
Beleidsmaatregel
GOA, GSB, VVE, Inburgering
Naam functie Taak
Werkniveau
4.
OW/BSO Pedagogis ch medewerker • voorschoolse opvang • organisatie TSO • assistentie onderwijs • zinvolle invulling vrije tijd Zelfstandig of onder begeleiding leerkracht SPW 3 Instelling voor opvang of school OA, WBK
OW/BSO/VT Vrije tijds pedagoog • professionele begeleiding vrije tijd • assistentie onderwijs • TSO Zelfstandig MBO/HBO Vakopleiding Vrije tijd instelling, instelling voor opvang of school VWS afspraken sportbonden
Mogelijkheden voor realisatie
4.1 Input experimenten dagindeling Een aantal experimenten dagindeling toont aan dat combinatiefuncties onderwijs – opvang in de praktijk haalbaar zijn. Voorbeelden zijn Heerenveen en Enschede. Ook in Rotterdam wordt inmiddels met de Scandinavische landen als voorbeeld aan combifuncties gewerkt. Deze experimenten laten zien, dat samenwerking tussen gemeenten, scholen en instellingen voor kinderopvang tot concrete resultaten leidt. Combifuncties blijken aan te spreken. In Heerenveen bleek het mogelijk om in het kader van de brede school een nieuwe functie ‘pedagogisch medewerker’ te creëren met taken in onderwijsassistentie en opvang. Het betreft een voorbeeld van een combifunctie vanuit het onderwijs. De functie is als officiële niet-norm
6
functie met behulp van Fuwasys en de onderwijsregelingen gecreëerd. De functie is gewaardeerd door een extern bureau. De personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad heeft positief geadviseerd. De onderwijsvakbond AOB staat er geheel achter. In Heerenveen willen mensen graag in deze combifunctie werken, omdat het hun de mogelijkheid biedt tot het vervullen van een volwaardige baan. In Enschede is een vrije tijds pedagoog aangesteld bij de stichting Kinderopvang. Het betreft een voorbeeld van een combifunctie vanuit de kinderopvang/naschoolse opvang. De functionaris is verantwoordelijk voor de coördinatie en de uitvoering van het overblijven tussen de middag i.s.m. de ouders, assistentie in de onderwijsgroepen tussen 13.00 en 15.00 uur en de opvang na schooltijd. Hiertoe wordt een dekkend opvang- en recreatie aanbod op wijkniveau nagestreefd. De stichting kinderopvang en de school werken nauw samen aan een gezamenlijke pedagogische aansturing. Er is een gezamenlijke projectleiding. Vanuit Enschede komt het signaal, dat aan de nieuwe functionaris hoge eisen worden gesteld in verband met het combineren van diverse vaardigheden. De huidige functionaris heeft een opleiding op HBO-niveau. Genoemde experimenten geven aan, dat zaken als exploitatie en beheer nog helemaal in de kinderschoenen staan. Verschillen in rechtspositie en regelgeving vormen tijdens de duur van de experimenten nog geen probleem. Het gaat immers om projecten met additionele financiering. Betrokkenen realiseren zich echter, dat binnen afzienbare termijn (de eerste experimenten lopen af in de zomer van 2002) meer structurele oplossingen zoals type aanstelling, keuze werkgever, harmonisatie CAO’s, e.d. noodzakelijk zullen zijn. Hetzelfde geldt voor de bekostiging.
4.2 Input TSO Tussenschoolse opvang is op dit ogenblik niet of nauwelijks geprofessionaliseerd. Het betreft hoofdzakelijk vrijwilligerswerk, uitgevoerd door moeders op school. In het kader van o.a. de WBK wordt op interdepartementaal niveau nagedacht over professionalisering. Een beleidsbrief met gerichte voorstellen is in voorbereiding. In het kader van de experimenten dagindeling wordt inmiddels op experimentele basis een eenjarige opleiding voor tussenschoolse opvang aangeboden op het niveau van voorheen de opleiding Leidster Kindercentra (LKC). Instromers zijn moeders met werkervaring als overblijfkracht. Het gaat vaak om herintreedsters die ontdekt hebben dat ze het plezierig vinden om met kinderen te werken. Zij willen niet terugkeren naar hun oude beroep zoals bijvoorbeeld doktersassistente of kapster. De doelgroep is sterk gemotiveerd. Het merendeel van de cursisten overweegt om door te stromen naar het laatste jaar SPW 3 om daarmee onderwijsassistent of leidster kinderopvang of buitenschoolse opvang te kunnen worden. De doelgroep voor de professionalisering van de tussenschoolse opvang biedt een goede kans om een versnelde instroom in combifuncties te realiseren. Bedoelde experimentele opleiding wordt thans op 7 plaatsen in het land aangeboden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Haarlem, Dordrecht, Hellendoorn/Rijssen, Emmen/Coevorden). Het gaat veelal om wijken en buurten met een achterstandsproblematiek. De belangstelling voor de opleiding is groot. Groepen zijn steeds overtekend. De vraag naar professionalisering van de tussenschoolse opvang is intussen zo groot, dat een aantal gemeenten bereid is gebleken een korte maatwerk training in te kopen om maar zo snel mogelijk aan de behoefte te kunnen voldoen.
7
4.3
Input lopende beleidsinitiatieven
Onderwijsassistent Onderwijsassistenten zijn in het leven geroepen voor ‘meer handen in de klas’. Hierdoor krijgen de leerlingen meer aandacht. Een onderwijsassistent ondersteunt de leraar in de onderbouw (groep 1 t/m 4). Onder verantwoordelijkheid van de leerkracht verrichten zij eenvoudige, routinematige onderwijsinhoudelijke taken en begeleiden ze leerlingen bij het verwerven van vaardigheden. Daarnaast hebben zij verzorgende taken, bijvoorbeeld kinderen helpen bij het lezen of bij het opruimen van het klaslokaal. Ook kunnen onderwijsassistenten kleine groepen met langzame of juist snelle leerlingen ondersteunen. Verder kunnen zij eraan bijdragen dat kinderen sociale en andere vaardigheden aanleren zoals ‘luisteren’, ‘orde en netheid’ of ‘vragen stellen’. Tenslotte kunnen assistenten helpen om lesmateriaal samen te stellen voor bijzondere projecten. De onderwijs assistent wordt betaald uit het budget dat scholen sedert 1997 jaarlijks ontvangen om de klassen te verkleinen of extra personeel aan te nemen. Volgens de meest recente gegevens werken er op dit ogenblik zo’n 2800 onderwijsassistenten in het primair onderwijs. Basisscholen blijken nog wat drempelvrees te hebben om assistenten aan te stellen. Daarom is het ministerie van OC&W dit jaar met een pakket maatregelen gekomen om scholen hiertoe te stimuleren. Zo worden er voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd, ontvangen de scholen een schriftelijke handleiding, kunnen zij een financiële tegemoetkoming in de vorm van een aantal maanden salaris krijgen en kunnen vervangingswerkzaamheden worden gedeclareerd. Dit schooljaar nog wordt gestart met een duale opleiding voor onderwijsassistent op niveau 4. Ook wordt onderzoek gedaan naar een hoger functieniveau (salarisschaal) voor onderwijsassistenten die bepaalde taken uitvoeren. De scholen kunnen de aanstelling van de onderwijsassistent aanwenden om hun beleid ten aanzien van opvang aan te scherpen en te concretiseren. Brede school De achtergrond van de brede school lag aanvankelijk bij het achterstanden beleid. Nadien is daar onder meer de behoefte aan opvang en het dagarrangement bij gekomen. Uit onderzoek van Sardes en van Oberon blijkt dat de brede school aanslaat. Vele gemeenten steunen het initiatief. Ook bij scholen bestaat veel belangstellig om te verbreden. Brede scholen bestaan er in een grote variëteit. Initiatieven worden van verschillende kanten genomen: gemeenten, scholen, ouders, vrije tijds voorzieningen, etc. Uitgangspunt is dat de brede school binnen bestaande beleidskaders gestalte krijgt. Er is niet voorzien in additionele financiering. Van de gemeenten wordt een regierol verwacht. Door decentralisatie van verschillende beleidskaders zijn zij in de positie gebracht een eigen lokaal onderwijs- en jeugdbeleid te voeren. De brede school bestaat gemiddeld uit een netwerk van 5 tot 6 verschillende instellingen. Vanuit de optiek van kinderen en hun dagarrangement verdient de brede school steun. Het biedt hun continuïteit en rust in het dagritme. Kinderen behoeven niet langer meerdere malen per dag naar een andere instelling. Dit betekent niet langer vervoersproblemen, steeds een ander leefklimaat, een andere pedagogische opvatting, etc. In het kader van de discussie over de vormgeving van de brede school kan het organiseren van adequate dagarrangementen uitstekend worden meegenomen. Voor en vroegschoolse educatie De voor- en vroegschoolse educatie biedt eveneens aanknopingspunten voor het realiseren van combifuncties onderwijs/opvang/vrije tijd. Voor- en vroegschoolse educatie betreft een beleidsimpuls van de ministeries van OC&W en VWS om allochtone gezinnen te bewegen hun
8
kinderen naar de peuterspeelzaal of crèche te sturen. Het gaat erom de achterstand die deze kinderen hebben op het gebied van taal en socialisatie effectiever te bestrijden. De VVE-regeling houdt in, dat peuterspeelzalen in samenwerking met de basisscholen gericht gaan werken aan het opheffen van taalachterstanden. Dit gebeurt middels het werken met een vaste dagindeling en het aan de orde stellen van thema’s. Door het vaste dagritme wennen de kinderen vanaf ongeveer 2 jaar aan het functioneren in een groep en taakgericht werken zoals dat ook op school plaatsvindt. Kinderen leren hoe ze met andere kinderen moeten omgaan, ze leren luisteren en praten en hoe ze samen aan een taak kunnen werken. VVE werkt bewust met kleine groepen (maximaal 12 kinderen) en twee begeleidsters. Ook wordt veel aandacht besteed aan het betrekken van de ouders bij het project, zodat dezen bijvoorbeeld thuis ook gaan voorlezen. Ruim 500 scholen zijn inmiddels in samenwerking met peuterspeelzalen met voor- en vroegschoolse educatie aan de gang gegaan. Inburgering Inburgering biedt een kans om bij allochtone moeders belangstelling te wekken in te stappen in een beroepsopleiding voor onderwijsassistent of leidster kinderopvang. Er ligt een duidelijke relatie naar voor- en vroegschoolse educatie. Inhoudelijk door het betrekken van de allochtone moeders bij de taalontwikkeling van hun kinderen, waarmee ook de eigen taalachterstand aan de orde komt, maar ook wat betreft mogelijke doorstroom van deze groep naar betaald werk. De laatste jaren is bij de inburgering een tendens waar te nemen om taalverwerving te koppelen aan een beroepsopleiding teneinde de uitstroom naar werk te bevorderen en te versnellen. De Taskforce Inburgering werkt aan voorstellen om taalverwering en inburgering effectiever te doen verlopen. Thans is het rendement nog altijd veel te laag. De uitval bij cursussen NT2 is hoog en de doorlooptijd voor het verwerven van de benodigde taalniveaus te lang. Deeltijdfuncties in onderwijs/opvang/vrije tijd bieden bij uitstek een kans aan allochtone moeders met zorgtaken om werk en zorg te combineren. Door te gaan werken in onderwijs/ kinderopvang/vrije tijd kunnen zij voor een deel van de dag de eigen kinderen onderbrengen in opvangvoorzieningen, waaraan zij mogelijk zelf een professionele bijdrage leveren, terwijl zij de andere helft van de dag zelf kunnen zorgen. Ook tijdens de opleiding kan het dagarrangement uitkomst bieden. Kinderopvang in de sport Onlangs heef heeft het ministerie van VWS met een aantal landelijke sportbonden afspraken gemaakt over de mogelijkheden om sport en kinderopvang te combineren. Vertegenwoordigers van de sportsector hebben reeds mogelijkheden uitgewerkt om kinderopvang in de sport mogelijk te maken. Deze zijn op 16 mei gepresenteerd in het Nationaal Sportcentrum Papendal in Arnhem tijdens de Startverkenning Kinderopvang in de Sport. Dit betrof een bijeenkomst voor vertegenwoordigers van sportverenigingen en gemeenten om te ontdekken op welke manieren kinderopvang en sport kunnen samenwerken. Tijdens de Startverkenning heeft staatssecretaris Margo Vliegenthart een toelichting gegeven op de hoofdlijnen van het ‘Plan van aanpak Kinderopvang in de Sport’ dat haar ministerie op dit moment ontwikkelt. De betrokken partijen zijn het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB), NOC*NCF, LC Nederlands Instituut voor Lokale Sport en Recreatie, het ministerie van VWS en het Netwerkbureau Uitbreiding Kinderopvang. Op operationeel niveau is het volgende afgesproken: medio 2002 hebben 15 sportverenigingen samenwerkingsovereenkomsten gesloten met gemeenten en centra voor kinderopvang alsmede 50 vervolgtrajecten. Het accent ligt op buitenschoolse opvang en tieneropvang; sportverenigingen, centra voor kinderopvang en gemeenten worden breed geïnformeerd over de uitkomsten van de pilotprojecten;
9
ongeveer 50 verenigingen die een initiatief overwegen krijgen een ondersteningsaanbod. Het ministerie van VWS trekt een miljoen gulden uit om de ontwikkeling te ondersteunen. Het geld wordt gebruikt voor het opzetten van de 15 proefprojecten. In het kader van de uitwerking van het thema wordt door de sportverenigingen een werkgelegenheidsplan ontwikkeld. De bedoeling daarvan is te berekenen, hoe veel sportleraren als manager kinderopvang/naschoolse opvang op den duur aan het werk zouden kunnen gaan. De doorlooptijd daarvan zal zich uitstrekken tot ver in de volgende kabinetsperiode. Men mikt op een tijdshorizon tot 2008.
10
5.
Opleiding
Opleidingseisen Het middelbaar beroepsonderwijs kent 4 opleidingsniveaus: assistent (niveau 1), basisberoepsopleiding (niveau 2), vakopleiding (niveau 3) en brede inzetbaarheid dan wel specialisatie (middenkader en specialisten: niveau 4). Het middelbaar beroepsonderwijs wordt op diverse manieren ingedeeld. Een gangbare indeling is die naar de sectoren Techniek, Economie en Handel en Zorg en Welzijn. De opleidingen voor combifuncties in onderwijs, opvang en vrije tijd vallen alle in de sector Zorg en Welzijn. In 1999 is voor de sector Zorg en Welzijn een nieuwe kwalificatiestructuur van kracht geworden. De sector kent thans de kwalificaties Helpende welzijn op niveau 2 en Sociaal Pedagogisch Werk (SPW) op resp. niveau 3 en 4. In totaal gaat het om 7 nieuwe opleidingen. De opleidingseisen voor de uitvoerende opvangfuncties en de onderwijsassistent zijn nagenoeg gelijk. Het gaat om verschillende uitstroomrichtingen binnen de opleiding SPW op niveau 3 (voor onderwijsassistent tevens niveau 4). Door een nieuwe combinatie van de bestaande uitstroomrichtingen zouden gerichte opleidingen voor de genoemde combifuncties kunnen worden gecreëerd. Teneinde aan de verwachte groei in de vraag naar opleidingen in onderwijs, opvang en vrije tijd te kunnen gaan voorzien zouden aanbieders van opleidingen aan een aantal randvoorwaarden moeten voldoen: flexibele instroom wisselende groepsgroottes erkenning eerder verworven competenties (EVC) rekening houden met mogelijke taalachterstanden rekening houden met culturele verschillen (verschillende opvoedingsbeelden vanuit verschillende culturen) behoefte aan begeleiding bij het (opnieuw) betreden van de arbeidsmarkt bieden van kinderopvang aan cursisten (dagarrangement!). Flexibele instroom kan het best worden gerealiseerd middels een beroepsbegeleidende leerweg (BBL) van de desbetreffende opleidingen. In de beroepsbegeleidende leerweg worden leren en werken gecombineerd. De cursist heeft een werkkring en gaat daarnaast een of twee dagen naar school. Het percentage beroepspraktijkvorming bedraagt meer dan 60%. Een BBL-variant verdient om meerdere redenen voorkeur. Zo biedt het aan vrouwen die reeds als vrijwilliger werkzaam zijn in de opvang een kans dit werk in een praktijkplaats om te zetten en de praktijkervaring voor de opleiding te benutten. Een BBL-traject vergt ook minder tijdsinvestering op school dan de BOL-variant (beroepsopleidende leerweg). Zo kan de opleiding beter worden gecombineerd met zorg en werk. De vraag naar wisselende groepsgroottes kan worden opgelost door het zoeken van (combinaties van) opdrachtgevers zoals gemeenten, onderwijs- en opvanginstellingen die voor de gevraagde opleidingstrajecten betalen. Indien regionale opleidingen centra (ROC’s) de opleiding verzorgen kunnen deze aangeven, of cursisten onder de reguliere financiering van het beroepsonderwijs kunnen worden ingeschreven. In de praktijk blijk dit vaak het geval. In het kader van instroom in onderwijs/opvang/vrije tijd bestaat er sedert een jaar nog een opleidingsmogelijkheid. Dit betreft de eerder genoemde eenjarige opleiding voor organisator
11
tussenschoolse opvang. De opleiding biedt de mogelijkheid om door te stromen naar het laatste jaar SPW 3 om daarmee onderwijsassistent of leidster kinderopvang/buitenschoolse opvang te kunnen worden. Een verbeterpunt waaraan thans wordt gewerkt is dat wordt opgeleid voor deelkwalificaties binnen de opleiding SPW. Op deze wijze wordt de doorstroom veel gemakkelijker dan thans met een losse lijst van gerealiseerde leerdoelen. Het ROC kan middels een EVC-procedure de behaalde kwalificaties erkennen en voor diplomering in aanmerking brengen. Een mogelijkheid tot versnelling van de hier genoemde opleidingen mag hier niet onvermeld blijven. De laatste jaren vindt het zelfstandig en op maat leren in het onderwijs steeds meer voortgang. Een van de middelen daartoe is de informatie en communicatietechnologie (ICT). Op vele plaatsen wordt gewerkt aan learning management systemen, on line leren, e.d. Met name voor het op maat doorwerken van geschikte oefenstof en het behouden van het overzicht op de opleiding zijn deze systemen geschikt. Gedacht zou kunnen worden aan het ontwikkelen van on line cursussen SPW 3 en 4. Hiermee zou de cursist in staat worden gesteld delen van het curriculum on line thuis of op het werk door te nemen. Middels het learning management systeem blijft de docent/begeleider op afstand beschikbaar. Groepsbijeenkomsten kunnen worden beperkt en worden ingezet voor het doel waarvoor zij bij uitstek geschikt zijn. De eerste ervaringen met on line aanbieden van beroepsopleidingen wijzen erop, dat een versnelling van de doorlooptijd van de cursus tot de mogelijkheden behoort. Voor allochtone deelnemers zou de on line beroepsopleiding kunnen worden gecombineerd met taalmodules op het niveau en met inhoud (lezen, spreken, luisteren, schrijven) op het niveau van de cursist. Een apart aandachtspunt betreft uitstromers op niveau 2 (Helpende welzijn). Binnen de sector Zorg en welzijn kent men geen opleidingen op niveau 1. Dit betekent dat de opleiding op niveau 2 drempelloos is. Men behoeft niet aan een vooropleidingseis te voldoen om in te kunnen stromen. Omdat echter voor het werken in de kinderopvang en als onderwijsassistent door de CAO als minimum eis niveau 3 wordt gesteld, kunnen uitstromers op niveau 2 niet aan het werk. Instellingen voor kinderopvang bieden cursisten op niveau 2 wel een stage aan, maar geen werk. De opleiding Helpende welzijn kent vele allochtone deelnemers. Dezen hebben vaak ook nog eens een taalprobleem. Aan de andere kant melden de opleidingen, dat de deskundigheid op het zorgvlak bij deze doelgroep vaak juist heel groot is. Zolang men maar geen sterk intellectuele vaardigheden vraagt zoals bijvoorbeeld het opstellen van verslagen en rapporten, kunnen deze krachten op praktisch vlak heel goede bijdragen leveren. Vanuit de opleidingen komt dan ook de suggestie om binnen de kinderopvang assistentenfuncties te creëren, waardoor deze doelgroep een kans krijgt. Middels het opdoen van werkervaring en vervolgopleiding zou voor een beperkt aantal onder hen wellicht alsnog doorstroom naar SPW 3 en 4 kunnen worden gerealiseerd. Evenals ‘extra handen in de klas’ (onderwijsassistent) zouden ook ‘extra handen in de opvang’ kunnen helpen de taken van vrije tijd pedagogen te verlichten. Een laatste mogelijkheid om de aan de grote vraag naar medewerkers in onderwijs, opvang en vrije tijd te kunnen voldoen zou kunnen zijn het introduceren van de pendant van de LIO (leerkracht in opleiding) in de opvang. LIO’s zijn pabo-studenten die reeds op school werkzaam zijn en taken verrichten die met die van de onderwijsassistent vergelijkbaar zijn. De PEDIO (pedagogisch medewerker in opleiding) zou werkzaamheden kunnen verrichten die de taak van de leidster kinderopvang kunnen verlichten. Hierbij dient te worden aangetekend, dat de beroepsbegeleidende leerweg hierin reeds voorziet. De functie zou door de andere benaming wat extra accent en gewicht kunnen verkrijgen.
12
6. Rechtspositie Vanuit de AOB/VOG wordt het belang van het ontwikkelen van combifuncties in onderwijs/opvang/vrije tijd onderkend. De bonden zijn actief bij experimenten dagindeling betrokken. In Heerenveen stond de AOB mede aan de wieg van het experiment. Zij brachten als een van de eersten het idee van een combifunctie naar voren. In het voorgaande is er reeds op gewezen, dat de experimenten dagindeling alle werken met tijdelijke regelingen en tijdelijke financieringen. Betrokkenen begrijpen echter heel goed, dat er na afloop van de projecten meer structurele oplossingen moeten worden gevonden. De bonden zijn bereid de rechtspositionele knelpunten en problemen die met het invullen van combifuncties aan de orde zijn in het overleg aan de orde te stellen en naar constructieve oplossing ervan te streven. Het betreft hier zaken als werkgeverschap, CAO, pensioen, etc.
7.
Aanbevelingen
1. Het kabinet moet actief inspelen op de groeiende vraag naar kinderopvang als gevolg van de voorziene forse toename van het aantal vrouwen dat de komende tien jaar de arbeidsmarkt zal betreden. 2. De toename van het aantal opvangplaatsen zal resulteren in een grote vraag naar nieuwe werknemers in de opvang. Actief beleid is geboden om aan deze vraag te voldoen. Kansrijke doelgroepen zijn herintreedsters en allochtone moeders. 3. Om de doelgroepen over te halen in de sector aan het werk te gaan zullen aantrekkelijker banen moeten worden gecreëerd dan nu het geval is (differentiatie en doorstroom). De oplossing is gelegen in het creëren van combifuncties onderwijs/opvang/vrije tijd. 4. De meest voor de hand liggende combifuncties zijn: PZ/VVE/OW, OW/BSO, KO/VT/OW. 5. De experimenten dagindeling laten zien, dat combifuncties in de praktijk haalbaar zijn. Van deze ervaringen kan bij de landelijke introductie van combifuncties goed gebruik worden gemaakt. 6. Het TSO-traject moet worden benut om de combifuncties verder gestalte te geven. 7. Lopende beleidsinitiatieven en stimuleringsmaatregelen kunnen worden benut om de aangegeven combifuncties verder te ontwikkelen en in praktijk te brengen. 8. Verschillen in regelgeving in bekostiging tussen de verschillende voorzieningen van kinderopvang moeten worden geharmoniseerd. 9. Van opleidingsinstituten wordt gevraagd de bestaande opleidingen uit te breiden met de aangegeven combi-varianten. De verwachte instroom vraagt van de opleidingen rekening te houden met de aangegeven randvoorwaarden. 10. Werkgevers en werknemers moeten in het arbeidsvoorwaardenoverleg de harmonisatie van de diverse CAO’s welke in de opvang gelden aan de orde stellen. Werkgevers en werknemers worden verzocht te bevorderen dat functiedifferentiatie wordt gecombineerd met nieuwe of aangepaste taakomschrijvingen.
13
Samenvatting In de komende tien jaar is een grote instroom van vrouwen op de arbeidsmarkt te verwachten. Als gevolg daarvan zal de vraag naar kinderopvang fors toenemen. Ondanks de huidige krapte op de arbeidsmarkt zijn er met name twee doelgroepen die belangstelling zouden kunnen hebben voor deze nieuwe werkgelegenheid. Het betreft allochtone vrouwen en herintreedsters. De huidige banen in de sector zijn vanwege de geringe uren en de ongunstige werktijden weinig aantrekkelijk. Een aanbod van sluitende dagarrangementen vraagt om het aan elkaar koppelen van de opvangschakels. Alleen op deze wijze kunnen volwaardige opvangfuncties worden gecreëerd. Het combineren van functies tussen onderwijs, opvang en vrije tijd biedt niet alleen perspectief op volwaardige werkgelegenheid, het legt tevens de basis voor kwaliteitsverhoging en (verdere) professionalisering. In het concept sluitende dagarrangementen bestaat er een nauwe samenwerking tussen instellingen voor opvang, scholen en vrije tijdsvoorzieningen met de mogelijkheid van combifuncties. Opvangfuncties worden uitgebreid met assistententaken in het onderwijs. Vanuit het onderwijs gaat de onderwijsassistent opvangtaken erbij doen. Hetzelfde geldt voor combinaties met vrije tijd voorzieningen. De behoefte aan flexibiliteit van veel werkende moeders vraagt idealiter om duobanen, bijvoorbeeld van 07.30 tot 13.30 uur en van 12.30 tot 18.30 uur. Wanneer aan het koppelen van schakels wordt gedacht, liggen de volgende combinaties het meest voor de hand: onderwijsassistent (PZ/VVE/OW), pedagogisch medewerker (OW/BSO) en vrije tijds pedagoog (OW/BSO/VT). Experimenten Dagindeling laten zien, dat combifuncties onderwijs/opvang/vrije tijd mogelijk zijn. Tegelijkertijd tonen zij aan, dat na de experimentele fase structurele maatregelen nodig zijn om tot regulier beleidsvoering te kunnen overgaan. Daarvoor zullen een aantal knelpunten in de sfeer van CAO, rechtspositie, bevoegdheidseisen, wet- en regelgeving, e.d. moeten worden weggenomen. Aansluiting bij lopende praktijk- en beleidsinitiatieven zou het mogelijk moeten maken om combifuncties onderwijs/opvang/vrije tijd versneld in te voeren.
14