Column KIVI President Martin van Pernis Start-ups (TW49) In verschillende functies ontmoet ik veel start-ups. Jonge mensen die een idee omzetten in een project en veelal samen met partners proberen een bètaversie of een prototype te realiseren. Op onze hogescholen en universiteiten wordt volop gelegenheid geboden om de ontwikkeling van dergelijke innovaties te stimuleren. Recent organiseerde de TU Delft in de fraaie bibliotheek haar eerste TU Delft Research Exhibition. Meer dan 80 teams toonden hun min of meer uitgewerkte ideeën en presenteerden die aan de, opvallend, vele bezoekers. Samen met een aantal CTO’s van Nederlandse ondernemingen mocht ik onder leiding van de Voorzitter van het College van Bestuur en de Rector Magnificus een rondgang langs de verschillende displays maken. Het enthousiasme, maar ook de professionaliteit van de presentaties, spatte ervan af. Als KIVI hebben we dit jaar besloten om samen met YES!Delft en het Science Centre van de TU Delft de KIVI Student Prototype Award beschikbaar te stellen. Een financiële bijdrage welke het mogelijk moet maken om een prototype van het innovatieve idee te maken. Tijdens de TU Delft Research Exhibition konden uiteindelijk de vijf genomineerde projecten in een korte pitch hun project toelichten. Voor de jury was het geen eenvoudige zaak daar een winnaar uit te kiezen, immers alle vijf verdienden een eerste prijs. De keuze viel uiteindelijk op het project CloudCuddle, een constructie die om een bed heen geplaatst kan worden bij kwetsbare kinderen met motorische beperkingen en die hen beschermt tegen het uit bed vallen. Het mooie hiervan is dat het project voortkomt uit een vraag van de vader van een jongen met spasmen en reflexproblemen. Omdat één van de andere projecten, een eenvoudige manier om van vuil water drinkbaar water te maken, een wel zeer overtuigende presentatie gaf werd ter plaatse besloten ook daaraan een prijs uit te reiken. Dit initiatief van KIVI, YES!Delft en de TU Delft verdient een jaarlijkse herhaling en is wellicht ook een idee voor andere universiteiten en hogescholen, want studenten zoeken steeds vaker het bedrijfsleven op om projecten te initiëren en uit te voeren als onderdeel van hun studie. Deze contacten tussen hogescholen en het bedrijfsleven hebben een positieve invloed op de kenniscirculatie en op de ontwikkeling van de competenties van de studenten. KIVI stimuleert deze samenwerking ook nog via Stichting Steunfonds Technisch Hoger Onderwijs (STHO). Dit fonds verstrekt kennisvouchers ter waarde van maximaal € 1000,- per project om studenten te ondersteunen. Er zijn al veel mooie projecten verder geholpen met dit fonds. KIVI is graag bereid dergelijke initiatieven te ondersteunen bijvoorbeeld in de vorm van mentorschap van ingenieurs in het bedrijfsleven. Prototypes moeten worden gevolgd door bètaversies, certificering, productierijp maken en uiteindelijk het vermarkten. Ingenieurs kunnen hulp bieden in al deze fases en hebben veelal ook goede ideeën over de noodzakelijke financiering. De jaarlijkse KIVI Student Prototype Award en de Stichting Steunfonds Technisch Hoger Onderwijs zullen we er graag voor inzetten. Martin van Pernis, President KIVI
Nederlandse ingenieurs redden de wereld bij de aanpak van klimaatverandering! (TW45) "Redt de Nederlandse ingenieur de wereld?" zo stond het in grote letters op de voorkant van Forum, het opinieblad van VNO-NCW, de werkgeversorganisatie waar ik als vicevoorzitter van FME/CWM, de brancheorganisatie in de metaal-en elektro-industrie, acht jaar lang in het hoofdbestuur mocht zitten. In het blad staan een aantal artikelen over onze waterbouwers, onze algenkwekers en onze zaadveredelaars. Alle gebieden waarin Nederlandse ingenieurs onomstreden de specialisten zijn. In India, Thailand, Myanmar, de Filipijnen, Indonesië en vrijwel alle landen in Afrika zorgen zij ervoor dat de wereld droger én natter wordt. Een prachtig bewijs van onze suprematie was de opdracht voor Van Oord en Boskalis om het, gedeeltelijk nieuwe, tweede Suezkanaal te realiseren. De recent vastgestelde Europese klimaatdoelstellingen bieden verdere groeimogelijkheden voor deze, voor Nederland zo belangrijke, industrie. Het zijn onze universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstituten welke naast de ondernemingen met hun langjarig opgebouwde specialisme, ons deze unieke positie bezorgen. Om toekomstige voedselproblemen tegen te gaan hebben ingenieurs van TNO en het bedrijf Algae Food & Fuel in Lelystad een fabriek gerealiseerd voor de raffinatie van algen. Algen bevatten eiwitten en vetzuur welke alternatieven zijn voor aardolie, soja en visolie. Met recht dus groene grondstoffen welke in grote hoeveelheden gemakkelijk te kweken zijn en waarvoor geen kostbare landbouwgrond behoeft te worden gebruikt. Ook dit is een prachtig voorbeeld van samenwerking tussen kennisinstituten, Wageningen University en ondernemingen. Noord-Holland is bekend om zijn bedrijven welke met zaadveredeling wereldfaam maken. Forum bericht over het bedrijf East-West Seed dat zaden geschikt maakt voor toepassing in gebieden met onvoorspelbare klimaatomstandigheden. Zij ontwikkelt zaden voor gewassen welke bestand zijn tegen veel ziektes en ofwel voor droge of juist voor natte bodemverhoudingen geschikt zijn. Samen met Wageningen University en het ministerie van Buitenlandse Zaken geven zij voorlichting aan boeren in Afrika. Hiermee zijn ook deze ingenieurs, werkzaam in de zaadveredelingssector, de juiste partners voor het oplossen van het dreigende voedselprobleem in grote delen van de wereld. Met dank aan Forum kunnen we de kop op de voorkant van het blad onderschrijven. Maar dan wel nadrukkelijk met een uitroepteken in plaats van een vraagteken: "Nederlandse ingenieurs redden de wereld bij de aanpak van klimaatverandering!" Een mooi staaltje van Hollands Glorie! Martin van Pernis, President KIVI
Fileleed (TW40) Nu dat de herfst nadert, of feitelijk al is aangebroken, worden we dagelijks geconfronteerd met grote files. Files met een lengte van 200 tot 400 km worden al bijna als normaal ervaren, hoewel veel berekeningen aantonen dat het een enorme economische schade veroorzaakt. Hoe kan het toch zijn dat onze auto’s en ook vrachtwagens technisch steeds geavanceerder worden en het met de groei van de mobiliteit wel meevalt, maar toch het aantal verkeersverstoringen toeneemt? Veel is er door de overheid al geïnvesteerd in spitsstroken, parallelbanen, rotondes en verbetering van het wegdek, maar het lijkt erop dat de menselijke factor steeds vaker de oorzaak is van aanrijdingen en andere gebeurtenissen welke de verkeersstromen platleggen of op zijn minst ernstig hinderen. Op veel plaatsen op de wereld worden experimenten gedaan met sensoren en communicatiesystemen die chauffeurs en andere weggebruikers ondersteunen op het gebied van de verkeersveiligheid. Waar autofabrikanten als Mercedes en Nissan veel R&D inspanningen verrichten, zie je ook steeds vaker dat van oorsprong IT firma’s zich bij deze ontwikkelingen profileren. Zo heeft Google inmiddels zijn eigen Google Car in de Verenigde Staten rondrijden. Bij TNO op de High Tech Campus in Eindhoven wordt uitgebreid onderzoek gedaan met systemen die ingrijpen om botsingen te voorkomen en om de afstand tussen rijdende voertuigen te verkleinen om daarmee meer capaciteit op de weg te hebben. Met moderne sensoren worden via draadloze communicatieverbindingen signalen tussen verkeersgebruikers en de weg overgedragen, die vaak door het menselijk oog nog niet waar te nemen zijn. In de auto zelf worden systemen onderzocht die een reactietijd kennen welke die van de bestuurder sterk overtreft. Een vaak gehoord misverstand is dat binnen afzienbare tijd de auto’s zonder chauffeur of met een volledig passieve chauffeur zouden kunnen rijden. Dat is vooralsnog echter een illusie. Veel eerder zullen de moderne systemen de weggebruikers ondersteunen en tijdig signaleren om daarmee veel schade en leed door menselijke ongevallen te voorkomen. Tijdens ons Jaarcongres vorig jaar in Eindhoven over Sustainable Mobility is hieraan al veel aandacht besteed. Op de Hannover Messe die in het voorjaar plaatsvond werd door de Duitse bondskanselier het programma Internet of Things geïntroduceerd. Dit programma heeft de bedoeling om systemen van diverse aard met elkaar te koppelen. Zoals in de jaren dertig van de vorige eeuw de komst van de telecommunicatie mensen met elkaar verbond, zo zal het Internet of Things systemen met elkaar verbinden. En of het nu gaat om de verbinding van productiesystemen, verbindingen tussen voertuigen, tussen wasmachines of tussen andere systemen waarmee we dagelijks te maken hebben, het zal er uiteindelijk toe leiden dat we een veiliger en comfortabelere leef-en werkomgeving krijgen. Ook hiervoor geldt dat duizenden ingenieurs hier dagelijks mee bezig zijn en opnieuw geldt dat een moderne samenleving is aangewezen op hun kwaliteit en prestaties. De testen op de High Tech Campus in Eindhoven tonen aan dat Nederland in deze race volop meedoet. Martin van Pernis, President KIVI
Vakantie (TW36) Voor de meesten van u zal de vakantie er weer op zitten. Tenten weer op zolder, vouwcaravans en caravans weer in de winterstalling, en diegenen die het verder weg hebben gezocht zijn terug van een, vaak vermoeiende, vliegreis. Zonder deze vormen van techniek zou ons vakantiepatroon er toch anders hebben uitgezien. De wat ouderen onder ons denken daarbij ongetwijfeld terug aan de vakantie op de fiets met de koffer achterop naar de Veluwe, Drenthe, Zeeland of de Waddeneilanden. Toen ik zelf onlangs naar München vloog werd ik op Schiphol geconfronteerd met de nieuwe toegang via een breed opgezet gebied waarin handbagage en de passagiers worden gecontroleerd. Fraaie machines zoals een scan van de bagage en body scans. Wachttijden zouden verkort worden en de ergernis verminderd. Op het tijdstip waarop ik vloog was de wachttijd inderdaad acceptabel. Maar toen ik, ontdaan van riem, schoenen, portemonnee, manchetknopen, colbert en instapkaart, na ontzettend lang stilstaan met de armen omhoog in de scanner, toch nog een complete fouillering moest ondergaan, vroeg ik de betrokken beveiliger of de machine dan iets gedetecteerd had. Zijn antwoord was dat hij dat niet wist, maar dat het zijn opdracht was om mij te fouilleren. Nadat ik ook mijn zakdoek en mijn parkeerkaartje uit mijn overhemdzakje verwijderd had, mocht ik los op de drie bagagebakken met tablet, colbert, riem, schoenen, wat los geld en mijn paspoort. Ik besloot het theater, op gepaste afstand, nog enige tijd te volgen. Het mag dan ook nauwelijks de verbazing wekken dat ook de passagiers achter mij, stuk voor stuk, werden gefouilleerd. De gedachte die bij mij opkwam is, of de man vertrouwt de machine niet of hij is bang dat zijn baan aan importantie verliest als hij de passagiers alleen maar met een glimlach laat passeren of hij schept er genoegen in mensen te fouilleren. Ik laat die laatste optie maar even voor wat hij waard is, maar als het de tweede is, is er toch iets mis met de perceptie van onze techniek. Je moet dan al snel denken aan de grappen over onze zuiderburen, die de stekker uit de koelkast zouden trekken uit angst dat het lampje blijft branden. De les in het investeren in nieuwe technologie vereist dat de mensen die er mee moeten werken ook duidelijk gemaakt wordt hoe het staat met de betrouwbaarheid en hoe de werkwijze daaraan moet worden aangepast. Al vaak is gebleken dat juist de menselijke factor bepalend is voor de foutquota van systemen. Het testen van technische innovaties is over het algemeen intensiever en effectiever dan het trainen van mensen. Schiphol, jullie kostbare innovatie van de beveiligingssystemen is fantastisch. Wellicht is het goed om ook het beveiligingspersoneel te overtuigen van de kwaliteit van de technologische systemen. De passagiers zullen u dankbaar zijn. Martin van Pernis, President KIVI
Maak het Noorden alsnog onderdeel van het Europese hogesnelheidsnetwerk! (TW28/29) "Minister Mansveld wil Groningen helpen met spoor naar Duitsland", zo luidde de kop van een recent artikel in het Financieele Dagblad. Los van het feit dat het hier Staatsecretaris Mansveld betrof, lijkt het op een bericht dat evengoed zo'n 100 jaar geleden in een krant had kunnen staan. Hoe kan het bestaan dat onze noordelijke provincies, anno 2014, nog niet over een spoorverbinding beschikken met hun naaste buren in Niedersachsen? Nog niet zo lang geleden zagen we de berichten dat de Hanzelijn, de nieuwe spoorwegverbinding tussen de Randstad en het Noorden, de beoogde verkorting van de reistijd niet had waar gemaakt. De noordelijke provincies van het land lijken, qua verbindingen, nog altijd op dezelfde reisafstand te liggen dan decennia geleden. En dat terwijl er in dat gebied een geweldige ontwikkeling heeft plaatsgevonden van kennisinstellingen, opleidingen en industrieën. Unieke proposities zoals het Universitair Medisch Centrum Groningen, de Rijksuniversiteit Groningen, Wetsus, Paques, FrieslandCampina, Gasunie en zelfs buitenlandse ondernemingen als Fonterra, maken de provincies tot parels in onze economie. Hoe zou de ontwikkeling geweest zijn als ze wel tijdig over goede verbindingen met de rest van Nederland en het Europese achterland hadden beschikt?! Niet geheel onbegrijpelijk dus dat ik moest terugdenken aan het initiatief van een aantal bedrijven zoals BAM, Ballast Nedam en Siemens, waaraan ik leiding mocht geven, om onze noordelijke provincies te verbinden met het Westen van het land én met de steden Hamburg en Bremen met een supersnelle magneetbaan. Dat was rond de eeuwwisseling. Een modern vervoerssysteem dat binnen 50 minuten de steden Amsterdam en Groningen met stops in Almere, Lelystad en Drachten, zou verbinden. De verbinding zou de eerste schakel zijn in een doorgaande verbinding naar Kopenhagen en Warschau. Niet alleen het Noorden, maar ook heel Nederland zou niet langer een eindpunt van een enkele hogesnelheidslijn naar Parijs zijn, maar een wezenlijk onderdeel vormen van het Europese hogesnelheidsnetwerk. De toenmalige achtereenvolgende ministers van Verkeer en Waterstaat zagen het positieve van de voorstellen in en stelden 2,71 miljard euro beschikbaar. Het consortium zou via een PPS-constructie de resterende gelden bijeen brengen. De provinciebestuurders reisden af en aan naar Den Haag; VNO-NCW zette onder leiding van Popke de Jong, vol in op de verbinding, maar…het resultaat is bekend. De plannen sneuvelden op het politieke slagveld. Wel bleef het beschikbare geld, de geoormerkte 2,71 miljard euro beschikbaar voor het Noorden. En in de jaren daarna werden daarmee een aantal infrastructuurprojecten gefinancierd. Maar, hoewel laat, misschien is het nog niet te laat. Ik roep de Staatssecretaris op niet in te zetten op een boemeltje, maar een verbinding te realiseren die het Noorden van het land de mogelijkheid geeft zich verder internationaal te ontwikkelen. Een verbinding dus die ook de reisafstand met het westen van Nederland én met het Duitse, Deense en Poolse achterland mogelijk maakt met een kwaliteit en een snelheid die bij de moderne tijd past. De Afdeling Verkeer en Vervoer van het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs KIVI denkt graag met u mee. Martin van Pernis, President KIVI
De excellente Nederlandse maakindustrie (TW24) Als lid van het bestuur van de Koning Willem I prijs mocht ik dit jaar wederom getuige zijn van de uitreiking van de Koning Willem I prijzen. Dit jaar vond de uitreiking op een wel hele bijzondere locatie plaats: de Nederlandse Bank in Amsterdam. Een idee van de president van de Nederlandse Bank, tevens voorzitter van het bestuur van de stichting, Klaas Knot, die daarmee ook een verbinding aanbracht met het 200-jarig bestaan van de bank. Koningin Maxima overhandigde, in haar functie als honorair lid van het bestuur, de oorkonden uit aan de genomineerde bedrijven en de prestigieuze prijzen aan de winnaars. De gasten in de zaal kregen, door de goede videopresentaties van de bedrijven en door de enthousiaste verhalen van de aanwezige bestuurders, een uitstekend beeld van de kwaliteit en de successen van de Nederlandse maakindustrie. Ook werd nog even terug gekeken naar de winnaars van 2012. Geweldig om te zien hoe die bedrijven zich verder hebben ontwikkeld in hun verdere groei, en daarmee bewezen dat de prijstoekenning terecht was. Zoals VDL, met een trotse CEO Wim van der Leegte, die, naast verdere autonome groei van de onderneming, ook de werkgelegenheid in NoordLimburg een impuls heeft gegeven door de overname van de productiefaciliteit van NedCar, waar binnenkort de eerste Mini's uit de geautomatiseerde productie zullen komen. Maar ook Vencomatic, met het unieke concept om de groei van pluimvee op een natuurvriendelijke manier efficiënt te laten verlopen en waar Koning Willem-Alexander de opening van hun nieuwe kantoor bijwoonde. Maar ook dit jaar waren het weer indrukwekkende winnaars. Bij de grote ondernemingen mocht Cees 't Hart, de CEO van de Koninklijke FrieslandCampina NV, de prijs in ontvangst nemen. Een bedrijf waarbij met veel inbreng van kennisinstellingen, zoals bijvoorbeeld de Wageningen University en door de inzet van hoogwaardige technologieën, een concern is ontstaan dat in zijn sector de nummer vier in de wereld is. Bij de middelgrote ondernemingen ging de prijs naar Kotug, het bedrijf dat naast sleepdiensten ook heel veel andere diensten aanbiedt in het havengebied. Een voorbeeld van Rotterdamse daadkracht en technische innovatie. De Koning Willem I Plaquette, voor duurzaam ondernemerschap, ging naar de Coöperatie TexelEnergie U.A.. Een mooi voorbeeld van burgerparticipatie. Het is altijd weer opvallend hoe weinig wij in Nederland kennis hebben van deze prachtige ondernemingen. Ik stelde dat al eerder vast bij mijn bezoek aan de Hannover Messe, waar Nederland dit jaar gastland was. Bescheidenheid siert de mens, zo zegt een terechte uitdrukking. Echter ons bedrijfsleven, maar ook wijzelf, moeten de bescheidenheid over onze industrie en meer specifiek de hoogtechnologische maakindustrie snel achter ons laten. Ook tijdens de FISITA 2014 conferentie in Maastricht de afgelopen week bleek hoe groot het aandeel van de Nederlandse industrie en kennisinstellingen in de automotive wereld is. Een oproep derhalve aan de bedrijven en de daar werkende ingenieurs: laat je bescheidenheid vallen, en promoot de grote en excellente toegevoegde waarde van onze technologische industrie!! Martin van Pernis, President KIVI
Geef werkgevend Nederland vertrouwen terug (TW 14) "Drie jaar leren bij een westers bedrijf en daarna gevlogen", zo luidde de kop van een artikel in het Financieele Dagblad van 27 maart. Het beschrijft de ervaringen van ondernemingen als DSM, Shell, ASML en Philips, met de opleiding van getalenteerde Chinese werknemers, die vrijwel zonder uitzondering naar hun eigen land terugkeren na de opleiding in het Westen. De populariteit van de grote ondernemingen in het Westen, als de ideale werkgever, wordt meer en meer overgenomen door internet concerns als Alibaba, Baidu en Tencent en de grote energieconcerns in China. De salarissen stijgen in een ongekend tempo en de kosten van lokale toppers en expats ontlopen elkaar nauwelijks nog. Het deed mij denken aan een presentatie welke ik recent kreeg bij het Erasmus MC. De helft van de daar studerende AIO's komt uit het buitenland en komt naar Nederland op grond van de internationaal bekend staande hoge kwaliteit van de opleiding, maar verdwijnt na de studie weer. De Tweede Kamer nam zeer recent een nieuwe wet aan, welke de topinkomens van bestuurders in de (semi)publieke sector verder reduceert. Na de zogenaamde WNT1 (Wet Normering Topinkomens), moeten conform deze wet het salaris van bestuurders in bijvoorbeeld de zorg, het onderwijs e.d. verder worden gereduceerd. De argumentatie van de minister, die daarover geïnterviewd werd, luidde dat hij geen enkele reden zag waarom een bestuurder of een toptalent meer zou moeten verdienen dan hijzelf als minister. Dat het echte dilemma ligt bij het steeds groter wordende probleem van het vertrek van wetenschappers naar het buitenland, lijkt aan deze bewindsman - toch zelf een wetenschapper - volstrekt voorbij te gaan. Nederland beschikt over een goed opleidingssysteem met een brede toegankelijkheid. We hebben een uitstekende maakindustrie waar toptalent zich fantastisch kan ontwikkelen. Wij staan open voor de inzet van buitenlandse studenten aan onze universiteiten en hogescholen, waarvan heel veel studies inmiddels in de Engelse taal worden gegeven. Onze economie zou hier meer van moeten en kunnen profiteren als we onze, bijkans communistisch aandoende, overheidsbemoeienis over de inkomensstructuur zouden vervangen door een stimulering van de ontwikkeling van toptalent én de bijbehorende beloningsstructuur. Deze zal dan niet gespiegeld moeten worden aan een willekeurig tot stand gekomen Balkenendenorm, maar aan de heersende beloningsstructuur in de economieën waarmee wij ons willen en moeten meten. De discussie over topinkomens in Nederland, welke zeker moest plaatsvinden, is zijn doel volstrekt voorbij gegaan. De uitzonderingen zijn de opmaat geweest naar een ridicuul aandoend beleid rond de normering van de topinkomens. Wanneer WNT2 ook de senaat zou passeren, zullen er in sectoren als onder meer het onderwijs en de gezondheidszorg niet alleen grote tekorten aan geïnteresseerden ontstaan, maar zal ook de motivatie van veel medewerkers, die in plaats van salarisverhogingen nog slechts het woord ‘bevriezing’ op hun loonstrook zullen zien staan, enorm afnemen en velen zullen hun horizon naar het buitenland verleggen. Immers een verlaging van de topinkomens zal zijn weerslag vinden in de niveaus onder de top. Ook zullen veel ingenieurs, waarvan wij weten dat we grote tekorten tegemoet gaan, hun kennis liever in dienst stellen van buitenlandse ondernemingen of buitenlandse vestigingen van Nederlandse ondernemingen. Een hartenkreet derhalve aan de senaat, waar toch zoveel verstandige leden rondlopen; geef werkgevend Nederland het vertrouwen terug en hoedt u voor onnodig en zelfs dramatisch ingrijpen in de topinkomens. WNT1 is inmiddels geaccepteerd en in volle omvang in uitvoering. WNT2 is werkelijk een stap te ver en zal onze kwakkelende economie niet vooruit helpen. Martin van Pernis, President KIVI
Eindelijk! Meid kiest techniek…(TW10) Dat was de kop die prominent de voorpagina van het Algemeen Dagblad op 27 februari 2014 tooide. Het artikel vervolgde dat “vrouwen massaal kiezen voor een technische studie”. Dat massaal moeten we maar met een grote korrel zout nemen. Wat natuurlijk fantastisch is, is dat de technische studies in de afgelopen jaren een aanzienlijk beter imago hebben gekregen. En terecht, techniek bepaalt ons dagelijks leven in een extreem hoge mate. Uitval van energie of van verbindingen brengt onze samenleving bijkans in paniek. De andere kant van de majeure rol van techniek zien we natuurlijk ook in de vorm van afluisterpraktijken en hacken. Toch zijn dit de typische randverschijnselen van de ontwikkeling van nieuwe technologieën. Toen de eerste auto’s verschenen was er ook nog geen behoefte aan maximale snelheidsbeperking, navigatiesystemen en verkeersregelinstallaties. Iedere technologische ontwikkeling genereert een waaier aan nieuwe technische hoogstandjes. Terug naar de groei van de belangstelling voor technische studies, die overigens niet alleen voor vrouwen geldt maar ook voor mannen. De groei is te danken aan de vele initiatieven welke door de overheid, het bedrijfsleven en de opleidingsinstituten zijn ondernomen. Het Platform Bèta Techniek, Techniekpact, KIVI, de MBO Raad, de HBO Raad, de vakscholen, zij allen hebben intensief samengewerkt om de belangstelling voor techniek te verbeteren. Van eminent belang is ook de vernieuwing welke universiteiten, HBO-instellingen en MBO-instellingen zelf hebben doorgevoerd. De ondoorzichtige kluwen van opleidingen zijn vervangen door een eenduidig en herkenbaar pakket, waardoor jongeren veel gemakkelijker hun keuze kunnen maken. De kwaliteit en het niveau van de docenten kreeg veel aandacht en zijn sterk verbeterd. Hulde aan de voortrekkers bij de instellingen die het lukte om de hier en daar aanwezige weerstand te overwinnen en de vernieuwing door te zetten. Ondanks het feit dat de geboekte vooruitgang verheugend is, zijn we er nog lang niet. Technologische ontwikkeling en de inzet van techniek zullen sterk blijven groeien en het innovatietempo zal zeker niet afnemen. Het is dan ook positief dat initiatieven zoals het Techniekpact doorgang vinden om op die manier het commitment bij het bedrijfsleven, overheden en kennisinstellingen verder vorm te geven in convenanten en heldere afspraken. Uit internationale onderzoeken blijkt het kennisniveau in Nederland zeer hoog te liggen en daarnaast hebben de opleidingen eveneens een hoge kwaliteit. Op basis van onze kennis, de toepassing daarvan en door het omzetten van onze kennis in concrete producten zullen ingenieurs, bij voldoende belangstelling van de opgroeiende generaties, een bepalende rol kunnen spelen in de ontwikkeling van onze economie. Zoals ik in eerdere columns al heb aangegeven is een moderne maakindustrie een absolute noodzaak om de werkgelegenheid in ons land te verbeteren en te behouden. En die maakindustrie zal in de meeste gevallen gebaseerd zijn op innovatieve technologieën. KIVI en haar partners zullen zich dan ook blijven inzetten om techniek aan de man én de vrouw te brengen. Martin van Pernis, President KIVI
Olympische Spelen en de Hannover Messe (TW5) Eén van de eerste besluiten die door de regering genomen en gepubliceerd werd in 2014, was de deelname van een aantal ministers en staatssecretarissen aan de Olympische Winterspelen in Sochi. Natuurlijk fantastisch. Sport is goed voor ons allemaal en topsport geldt als de ultieme beleving van doorzettingsvermogen, concentratie en opoffering. De televisie- en radiozenders en natuurlijk het internet zal ons vrijwel 7 x 24 uur informeren over de prestaties van ‘onze jongens en meisjes’. Het oranjegevoel zal weer ongekende vormen aannemen en een fors legioen zal richting Rusland vertrekken om ook de wereld te tonen hoezeer wij achter onze sporters staan. Beelden van onze politici die in het Holland Heineken House hun opwachting zullen maken zullen eindeloos herhaald worden en ook helpen om hun populariteit te verhogen. De stadions zullen vol staan met reclames van puur Nederlandse ondernemingen waarvan een aantal slechts binnen onze landsgrenzen actief is, maar toch moet de wereld ook weten dat zij achter onze sporters staan. Wat een verschil met een andere belangrijke gebeurtenis in 2014. Op de grootste industriebeurs ter wereld, de Hannover Messe, zal Nederland voor het eerst in de geschiedenis Gastland zijn. Onder het motto ‘Global Challenges, Smart Solutions’ zal een groot aantal Nederlandse bedrijven tonen waartoe zij in staat zijn en wat zij de wereld kunnen bieden. Naast de centrale Nederlandse stand in Hal 3, zal een groot aantal ondernemingen en instituten zich van hun beste kant kunnen laten zien op de gebieden ‘Industry automation and IT’, ‘Energy and Environmental Technologies’, ‘Industrial Subcontracting’ en ‘Research and Development’. Brancheorganisaties als FME zetten zwaar in op deze unieke kansen voor de Nederlandse industrie. Voorzitter Ineke Dezentjé Hamming houdt al langer warme pleidooien om vooral mee te doen aan de Messe. Op de website van de Hannover Messe is ook minister Lilianne Ploumen te zien met een aanbeveling. Zou ontwikkelingswerk dan toch een andere betekenis hebben? Bij de opening van de Messe op 7 april zal vrijwel de gehele Duitse ministersploeg, onder aanvoering van Bundeskanzler Angela Merkel, zijn opwachting maken. In Duitsland is de industrie en het belang ervan voor de economie een zaak van álle ministers. Naar verluidt zal ook onze minister-president Mark Rutte de opening bijwonen…. Onze economie heeft de neiging iets te verbeteren, hoewel de groeiprognoses nog mager zijn. Zou het niet een idee zijn om ons model, dat van de ondersteuning van onze toppers bij de Olympische Spelen, ook in te zetten voor de prestaties van onze industrie. Stel je eens voor. Een mededeling van de regering dat een groot aantal ministers de opening zal bijwonen en de minister van Economische Zaken gedurende de gehele Messe van vijf dagen in Hannover aanwezig is om de Nederlandse bedrijven te ondersteunen. Stel je eens voor, dagelijkse tv-uitzendingen van de Messe (zoals in Duitsland). Stel je eens voor dat de Nederlandse bezoekers hun afkomst en solidariteit met de topondernemingen zouden tonen door het dragen van een oranje colbert of shirt. Stel je eens voor dat er voor de ondernemingen met de beste scores een gouden medaille beschikbaar is. Wellicht worden we dan niet alleen een topsportland, maar ook een topindustrieland!! We kunnen het !!!!!
Martin van Pernis, President KIVI