PROJECT A415 - 2000
Monitoring van 15 winkels op daglichtproblemen in twee winkelcentra die beschreven staan in het onderzoeksrapport “Daglicht in de winkel” van het FNV“
A 415 Daglicht Winkels 5 oktober 2000
1
Colofon Projectnaam en nummer: Daglicht Winkels - A415 Datum: september 2000 Projectsecretaris: W.J. Legel Telefoon: 010 - 4798376 Uitvoeringsperiode: 1 januari 2000 tot 1 maart 2000
Inhoudsopgave 1. Samenvatting 2. Resultaten 3. Conclusies
Bijlage I Bijlage II
Wet - en regelgeving ‘Daglicht’ Foto materiaal van aangetroffen werksituaties.
A 415 Daglicht Winkels 5 oktober 2000
2
1.
Samenvatting
Overeenkomstig de toezegging aan het FNV heeft de Arbeidsinspectie een onderzoek verricht naar de daglicht situatie in winkels die beschreven staan in het onderzoeksrapport “Daglicht in winkels” van het FNV. Hoewel verkoopruimtes van winkels, ondermeer vanwege de praktische uitvoerbaarheid, altijd zijn uitgezonderd van de daglicht verplichting meent de FNV in het Arbobesluit aanleiding te zien deze uitzondering op te heffen. Bij de opzet van het onderzoek is gekozen voor het bezoeken van de arbeidsplaatsen die als probleem staan beschreven in het FNV-rapport “Daglicht in winkels” (september 1998). Het onderzoek is uitgevoerd door de Arbeidsinspectie regio Zuidwest in overleg met een adviseur van de MEMA-Groep, die in opdracht van het FNV het onderzoek naar daglicht in winkels heeft uitgevoerd. Na overleg zijn de winkelcentra de "Nieuwe Passage" te Schiedam, "Zuidplein" en "Beurstraverse" te Rotterdam en een aantal grote warenhuizen nabij de Beurstraverse in het centrum van Rotterdam bij het onderzoek betrokken. Er zijn in totaal 8 winkelbedrijven en 6 overige locaties bezocht. Bij de 8 bezochte winkelbedrijven is de Risico- Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) ter plekke ingezien of telefonisch opgevraagd en gecontroleerd of de beoordeling van daglicht op de werkplek door de betrokken arbodienst had plaatsgevonden. In het FNV-rapport is ook de “ontspanningsruimte” (art. 3.20 Arbobesluit) in de bezochte winkellocaties beoordeeld op daglichttoetreding. In dat onderzoek werden ook nog 2 winkels bezocht, waarvan de onderzoeker van het FNV de conclusie trok dat de aangebrachte kunstverlichting tot gezondheidsproblemen zouden kunnen leiden. Naar aanleiding van deze opmerking van het FNV is bij de controle van de opgevraagde RI&E’s, naast de beoordeling van "daglicht" door de betrokken arbodienst, ook gelet op de beoordeling van "kunstverlichting" op de werkplek. Bij alle bezochte winkels voldoen de verkoopafdelingen niet aan de in het Arbobesluit opgenomen norm “dat het gezamenlijk oppervlak van de lichtopeningen tenminste 1/20 bedraagt van het vloeroppervlak”. Het personeel heeft wel in voldoende mate sociaal contact met de klanten en het is in alle onderzochte gevallen toegestaan de lange pauze buiten het pand door te brengen. Bij de aangetroffen ontspanningsruimten werd in 4 van de 8 nader onderzochte winkelbedrijven daglichttoetreding in voldoende mate aangetroffen. Bij 6 winkelbedrijven zijn magazijnruimten aangetroffen, waar daglichttoetreding ontbreekt. De kantoren van de grotere winkels hebben allen voldoende daglicht. Een omschrijving van veiligheids-, gezondheids- en of welzijnsrisico's bij het ontbreken van daglicht ontbreekt in alle ontvangen of ingeziene RI&E ‘s.
A 415 Daglicht Winkels 5 oktober 2000
3
2. Resultaten Er zijn 8 winkelbedrijven bezocht. Daarnaast zijn 6 overige locaties bezocht waar onder andere een groothandel en een DHZ-warenhuis zijn gevestigd en waar in de gevels en daken grotendeels daglichtinval ontbreekt. Bezochte winkelbedrijven Nieuwe Passage Zuidplein Beurstraverse Overige locaties
3 3 2 6
Zie bijlage II voor een fotocollage van de aangetroffen werkplekken. Aan de bedrijfsleiding van 8 bezochte winkelbedrijven is inzage gevraagd van de RI&E. In 7 RI&E 's is de beoordeling van daglichtinval op de werkplekken expliciet opgenomen. Een bedrijf heeft de arbodienst zeer recent schriftelijk opdracht gegeven om een RI&E te maken, waardoor verlangde gegevens van dit bedrijf niet beschikbaar waren. De daglicht-bevindingen zijn door de arbodiensten meestal in algemene bewoordingen in de RI&E omschreven, zoals: " Bij verschillende filialen, met name die in overdekte winkelcentra is in de winkel en/of het magazijn geen daglicht toetreding". De adviezen luiden "Opnemen in een plan van aanpak zodat dit probleem wordt meegenomen in (ver)bouw plannen” en “Tot de daglichtintreding is gerealiseerd werkzaamheden, werktijden en pauzes zodanig plannen dat de medewerkers de gelegenheid krijgen toch dagelijks daglicht te verkrijgen". Met betrekking tot de kunstverlichting beperken de opmerkingen zich tot "Op de werkplek is voldoende licht voor het uitvoeren van de werkzaamheden” en waarbij soms het advies gegeven wordt: " Verlichting aanpassen aan de eisen van de werkzaamheden”. In een enkel geval wordt ook een opmerking aangetroffen over de noodzaak van veilige verlichting in het donker van de in- en uitgangen voor het personeel. Van bovengenoemde 8 winkelbedrijven zijn er 6 gevestigd in de winkelcentra de " Nieuwe Passage" te Schiedam en "Zuidplein" te Rotterdam. De andere twee zijn gelegen in het nieuwste winkelgebied de "Beurstraverse" Indien, bij de beoordeling van de arbeidsplaatsen op de verkoopafdelingen, op deze winkels de daglichtnorm van 1/20 van de vloeroppervlakte zou worden toegepast dan voldoet geen van deze winkels, ook de nieuwste winkelpanden die gelegen zijn in of aan de Beurstraverse te Rotterdam, aan deze norm. Bij 3 winkels valt enig daglicht via lichtstroken in de pui, de etalage en/of toegangsopening. Indien gekeken wordt naar de werkplekken in aanwezige magazijnruimten (bij 6 bedrijven aangetroffen) dan ontbreekt hier in alle gevallen daglichttoetreding. De magazijnen worden voornamelijk gebruikt om aangeleverde goederen in ontvangst te nemen om die daarna direct door te sluizen naar de verkoopafdelingen. Voorraden worden nauwelijks aangehouden. Magazijn-werkzaamheden worden bij 6 winkelbedrijven door het aanwezige verkooppersoneel verricht op de stille momenten
A 415 Daglicht Winkels 5 oktober 2000
4
van de dag. Het zijn derhalve geen permanente werkplekken in de zin van de wet - en regelgeving; er wordt per werknemer in de regel minder dan 2 uur per dag arbeid verricht. Twee bedrijven hebben voor deze werkzaamheden vaste parttime-medewerkers aangesteld. Bij een grootwinkelbedrijf in de ‘Nieuwe Passage’ is een parttimer werkzaam die alleen in de ochtenden deze werkzaamheden verricht. In het nieuwe winkelpand van een kleding grootwinkelbedrijf te Rotterdam, welke geïntegreerd is in het ontwerp van de Beurstraverse wordt de aangeleverde confectie via een geavanceerd transportsysteem, dat de chauffeur die aflevert ook zelf dient te besturen, naar niveau -2 getransporteerd. Hier vindt de verdere verdeling naar de verkoopafdelingen plaats. Deze werkzaamheden worden verricht door 5 parttime-werknemers die ieder 2x een half dagdeel per week, minder dan 1 dag per week, (ondergrondse) arbeid verrichten. Bij de beoordeling van daglichtinval in de aanwezige ontspanningsruimten werd een meer gevarieerd beeld aangetroffen. Bij 4 winkelbedrijven is de daglichttoetreding in deze ruimte voldoende mate aanwezig. Bij de overige 4 bedrijven ontbrak de daglichtinval in deze ruimten. Volgens de adviseur van het FNV zijn bij 2 van deze winkelbedrijven technisch bouwkundige oplossingen voorhanden om daglichttoetreding mogelijk te maken. De geschatte kosten bedroegen in één geval ca. f 4000,- per m2, indien aan een lichtkoepel in de dakconstructie wordt gedacht. Bij de andere 2 winkels is in één geval sprake van ondergrondse locatie. De andere winkel heeft een inpandige gesitueerde ontspanningsruimte. Technische oplossingen zijn hier niet voorhanden. Werknemers mogen wel bij alle bezochte bedrijven de lunchpauze buiten de winkel doorbrengen. Bij nieuwbouw en renovatie wordt door architecten in het ontwerp aandacht besteed aan lichttoetreding. Sfeer, uitstraling en transparantie zijn begrippen om de eigenaren en huurders van winkels ervan te overtuigen dat winkelen in deze tijd een andere betekenis heeft gekregen. Hetgeen vanuit een commercieel oogpunt wellicht meer te maken heeft met consumenten belangen en wat minder met zorg voor arbeidsomstandigheden. Voorbeelden van deze ontwikkeling zijn terug te vinden in de "oude" warenhuizen zoals die van de Bijenkorf en V&D. Door de keuze van o.a. nieuwe materialen, verlichting en het doorbreken van bestaande verkoopverdiepingen en het aanbrengen van een grote dakkoepel waardoor daglicht in het hart van het gebouw kan toetreden zijn forse ruimtelijke effecten ontstaan, waardoor deze warenhuizen aantrekkelijk gehouden worden voor het hedendaagse veeleisende winkelpubliek. Ondanks deze ingrijpende renovaties zijn vele werkplekken, waaronder die op niveau –1, niet voorzien van daglichtinval en is dit technisch ook niet te realiseren. Het aanbrengen van daglichtinval op de werkplekken zal volgens de voorzitter van het winkelcentrum Zuidplein, alleen plaatsvinden als dat de aantrekkelijkheid van de winkel en de openbare ruimte voor het publiek zal vergroten. De door de ondernemers gekozen winkelformule is daarbij bepalend. In het ontwerp van winkelcentrum Zuidplein wordt veel aandacht besteed aan sturing van dag- en kunstlicht op pleinen en passages. De verwachting is dat daardoor de aantrekkelijkheid van het winkelcentrum voor het publiek weer zal toenemen. Indirect zal dit ook effect kunnen hebben op de (licht-)beleving van werknemers van de winkels die nabij dergelijke transparante overkappingen zijn gelegen. Als de nu voorliggende plannen worden gerealiseerd, dan nog zullen de meeste werknemers in de winkels geen daglicht op de werkplek aantreffen. In nieuwste winkelcentrum van Rotterdam de "Beurstraverse" zijn winkels opgenomen die volledig ondergronds zijn gesitueerd.
A 415 Daglicht Winkels 5 oktober 2000
5
Tijdens het onderzoek maakte de adviseur van de FNV opmerkingen over de kunstverlichting bij 2 filialen van grote winkelbedrijven. In een eerder bezoek aan een van deze winkels heeft de adviseur de bedrijfsleider geadviseerd de verlichting om en om te laten branden, waardoor de totale lichtopbrengst wordt gehalveerd. Tijdens het onderzoek van de Arbeidsinspectie werd deze situatie, tot tevredenheid van de werknemers en de bedrijfsleider, nog aangetroffen. Tijdens de inspectie is bij de bezochte winkelbedrijven ook geïnformeerd naar de gebruikelijke pauze-regelingen. Bij alle bezochte vestigingen is het toegestaan de lange aaneengesloten pauze (30-45 min.) buiten de winkel door te brengen. In de winkelbedrijven die over kantinefaciliteiten beschikken worden de korte koffie / thee pauzes (15 min.) daar verplicht doorgebracht.
3. Conclusies en aanbevelingen • De FNV heeft, in haar onderzoeksrapport ‘Daglicht in winkels’ terecht vastgesteld dat de door haar onderzochte winkels in de Nieuwe Passage te Schiedam niet voldoet aan de daglichtnorm uit het Arbobesluit. In lijn met het beleid kan gesteld worden dat medewerkers veelvuldig contact hebben met de klanten en dat het ontbreken van daglicht als minder belastend wordt gezien. • Uit gesprekken, tijdens het onderzoek door de AI, met werknemers en bedrijfsleiders zijn ten aanzien van de wenselijkheid van daglicht verschillende opvattingen waargenomen. Een aantal werknemers zegt de beleving van daglicht te missen, omdat klanten zouden met kunstlicht niet goed de kleuren van bijv. de kledingstukken, de gordijnen etc., kunnen beoordelen. Bedrijfsleiders voeren zakelijke argumenten aan voor het ontbreken van daglicht, zoals de gekozen winkelformule en de voorziene klimaatsproblemen bij daglichtinval. • Ook in veel (vooroorlogse) winkels en warenhuizen zijn onder niveau -1 verkoopafdelingen aangetroffen. Het verkopen ondergronds, dus zonder daglicht is niet nieuw in Nederland. In het VBF en VBR als voorlopers van het Arbobesluit werd reeds jaren het uitgangspunt van sociaal contact met klanten gehanteerd. • Wat redelijkerwijs van de werkgever kan worden verlangd dient mede te worden bepaalt te worden door de stand van de wetenschap en de professionele dienstverlening. De kennis over de huidige stand der techniek van de verlichtingsergonomie zou bij het ontwerp en de inrichting van de arbeidsplaatsen beter benut kunnen worden. Bij de beoordeling van de RI&E hebben de Arbodiensten hier een taak in en kunnen de werkgever wijzen op de aanwezige stand van de techniek.
A 415 Daglicht Winkels 5 oktober 2000
6
Bijlage I Wet - en regelgeving ‘Daglicht’ Ten aanzien van de wet en regelgeving zijn artikel 6.4 van het Arbobesluit en de daar aangekoppelde beleidsregel van kracht. Arbobesluit artikel 6.4 Daglicht 1. In een uitwendige scheidingsconstructie van een besloten ruimte waar overdag door iemand gemiddeld meer
dan twee uur arbeid wordt verricht, zijn doorzichtige lichtopeningen aangebracht waardoor daglicht kan toetreden. Het gezamenlijk oppervlak van de lichtopeningen bedraagt ten minste 1/20 van het vloeroppervlak van die ruimte. 2. De lichtopeningen mogen zich ook bevinden in de inwendige scheidingsconstructie van de besloten ruimte, voor zover die constructie niet de scheiding vormt met een andere besloten ruimte als bedoeld in het eerste lid of met een ruimte als bedoeld in hoofdstuk 3, afdeling 1, paragraaf 5. 3. Het eerste of tweede lid geldt niet indien daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan. In dat geval wordt het vereiste minimum oppervlak aan lichtopeningen van 1/20 van het vloeroppervlak zo dicht mogelijk benaderd.
Uit de nota van toelichting op het Arbeidsomstandighedenbesluit het gedeelte wat betrekking heeft op artikel 6.4 Daglicht Deze Nota van Toelichting is de oorspronkelijke tekst van de toelichting op het eerste Arbeidsomstandighedenbesluit van 15 januari 1997 dat op 1 juli 1997 in werking is getreden (Staatsblad 1997, 60). Artikel 6.4 (Daglicht) In deze bepaling is de nieuwe daglichtnorm opgenomen. Met deze bepaling, die eenvoudiger is dan de daglichtbepaling die voorheen in het Veiligheidsbesluit voor fabrieken of werkplaatsen 1938 en het Veiligheids-besluit restgroepen was opgenomen, wordt enerzijds aansluiting gezocht bij hetgeen in de richtlijn arbeidsplaatsen hieromtrent is geregeld. Hierin is bepaald dat voor zover dit mogelijk is daglicht op de werkplek moet kunnen toetreden. In dit artikel is opgenomen dat in besloten ruimten waar gemiddeld meer dan twee uur per dag wordt gewerkt daglicht moet kunnen toetreden tenzij zulks, conform het derde lid, redelijkerwijs niet kan worden gevergd. De «twee uur norm» is overgenomen uit het voormalige Veiligheidsbesluit restgroepen. Anderzijds is aansluiting gezocht bij de terminologie van het Bouwbesluit door het gebruik van de begrippen uitwendige en inwendige scheidingsconstructie. Tenslotte is de oude daglichtnorm zo dicht mogelijk benaderd. De norm, dat het gezamenlijk oppervlak van de lichtopeningen waardoor daglicht kan toetreden, ten minste 1/20 van het vloeroppervlak bedraagt, komt uit het Veiligheidsbesluit voor fabrieken of werkplaatsen 1938 en het Veiligheidsbesluit restgroepen op dit punt. Hierbij is echter in het derde lid de clausule geplaatst, dat dit niet het geval hoeft te zijn als redelijkerwijs slechts een geringer deel, dat zo dicht mogelijk blijft bij 1/20 van het vloeroppervlak, aan lichtopeningen kan worden gevergd. Zie omtrent de invulling van de redelijkerwijsclausule paragraaf 7.5 van het algemeen deel van de nota van toelichting. Voor de volledigheid wordt nog opgemerkt dat in het tweede lid nu expliciet is aangegeven dat atria en serres, in overeenstemming met de bepalingen van het Bouwbesluit, zijn toegestaan.
Onderstaand de beleidsregel en de toelichting van de publicatie in de staatscourant, i.v.m. de wijziging Beleidsregels ARBO-wetgeving i.v.m.beleidsregel daglicht Arbeidsomstandigheden 20 december 1999/Nr.ARBO/APM/99/79730 Directie Arbeidsomstandigheden De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst Besluit: Artikel I De Beleidsregels arbeidsomstandighedenwetgeving 1 worden als volgt gewijzigd: Na beleidsregel 6.3, Verlichting, wordt een nieuwe beleidsregel ingevoegd, die luidt als volgt; Beleidsregel 6.4 Daglicht Grondslag: Arbobesluit artikel 6.4, derde lid 1. Aan het gestelde in artikel 6.4, eerste of tweede lid, kan in ieder geval in redelijkheid niet worden voldaan, wanneer: A 415 Daglicht Winkels 5 oktober 2000
7
a. de aard van de werkzaamheden zich tegen toetreding van daglicht verzet, of b. de functie van de ruimte zich tegen toetreding van daglicht verzet, of c. de omvang van de ruimte het aanbrengen van voldoende lichtopeningen niet toelaat, of d. de plaats van de ruimte het aanbrengen van voldoende lichtopeningen niet toelaat. 2. Bij de beoordeling of in redelijkheid niet aan artikel 6.4, eerste of tweede lid, kan worden voldaan, wordt mede in overweging genomen dat: a. het belang van daglicht zwaarder weegt naar gelang er sprake is van plaatsgebonden arbeid die in geringe mate contacten met zich meebrengt, b. het belang van daglicht in een ruimte minder zwaar weegt naar mate de in die ruimte gelegen werkplek door daglicht wordt verlicht. 3. Omsloten ruimten, van elkaar gescheiden door wanden die voor meer dan de helft uit helder, doorzichtig materiaal bestaan, worden voor de toepassing van artikel 6.4, eerste of tweede lid, als één ruimte beschouwd. Artikel II Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. Den Haag, 20 december 1999. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, Namens deze, De Directeur-Generaal, R.IJ.M. Kuipers. 1 Supplement Stcrt. 15 oktober 1999, nr. 199. Toelichting Deze beleidsregel geeft een nadere uitwerking van de redelijkerwijsclausule in artikel 6.4, derde lid, Arbobesluit. Aangegeven wordt onder welke omstandigheden naleving van het eerste en tweede lid van artikel 6.4 redelijkerwijs niet kan worden gevergd. Bovendien wordt in deze beleidsregel nader invulling gegeven aan de term ’besloten ruimte’ in artikel 6.4, eerste en tweede lid. De redelijkerwijsclausule biedt werkgever en werknemers ruimte voor een flexibele toetsing van de concrete situatie op de werkplek en heeft tot doel om afweging van het belang van naleving van artikel 6.4, eerste en tweede lid, Arbobesluit tegen andere belangen, waaronder ook economische, mogelijk te maken. Het is aan de werkgever om in overleg met de (vertegenwoordigers van de) werknemers die afweging te maken en aan te geven dat in de concrete situatie in redelijkheid niet aan artikel 6.4, eerste en tweede lid, Arbobesluit kan worden voldaan. Daarbij zal hij met name de technische, operationele en economische haalbaarheid van het aanbrengen van lichtopeningen enerzijds, moeten afwegen tegen de mate van het gevaar voor gezondheidsschade bij het niet of niet volledig voldoen aan artikel 6.4, eerste en tweede lid. In par. 7.5 van het algemeen deel van de nota van toelichting bij het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt nader ingegaan op het aspect van de technische, operationele en economische haalbaarheid. Als er in het overleg met (de vertegenwoordigers van) de werknemers geen overeenstemming kan worden bereikt kan in het uiterste geval de Arbeidsinspectie om een oordeel worden gevraagd. De Arbeidsinspectie hanteert in het kader van haar toezichthoudende taak bij de beoordeling van concrete daglichtsituaties het beleid zoals vastgelegd in de onderhavige beleidsregel. In de beleidsregel wordt het aspect van de technische, operationele en economische haalbaarheid van het aanbrengen van lichtopeningen nader uitgewerkt en worden de omstandigheden omschreven die naar het oordeel van de Arbeidsinspectie in ieder geval moeten worden betrokken in het kader van de belangenafweging bij het aanbrengen van lichtopeningen. Uiteraard zullen afhankelijk van de concrete situatie daarbij ook meer en andere factoren een rol kunnen spelen. Voor wat betreft het aspect van de haalbaarheid wordt aangegeven dat naleving van artikel 6.4, eerste en tweede lid, in ieder geval in redelijkheid niet kan worden gevergd als de aard van de werkzaamheden of de functie van de ruimte zich geheel of ten dele tegen toetreding van daglicht verzetten. Dit is bijvoorbeeld het geval bij werkzaamheden in fotoontwikkelruimten, film- en theaterzalen of röntgen- en operatiekamers. Ruimten bestemd voor bescherming tegen oorlogsgeweld of voor de landsverdediging laten geen grote lichtopeningen toe. De vraag of de aard van de werkzaamheden en de functie van de ruimte zich tegen toetreding van daglicht verzetten met andere woorden of in een concrete situatie sprake is van de geschetste omstandigheden dient uiteraard onderwerp van overleg tussen werkgever en werknemers te zijn. Verder wordt aangegeven dat naleving van artikel 6.4, eerste en tweede lid, in ieder geval in redelijkheid ook niet kan worden gevergd als de omvang of de plaats van de ruimte het aanbrengen van lichtopeningen niet toelaat. Daarbij kan worden gedacht aan ruimten in ondergrondse bouwwerken, zoals metrostations en sommige winkelcentra, en ruimten waarbij de geveloppervlak gering is ten opzichte van de A 415 Daglicht Winkels 5 oktober 2000
8
vloeroppervlak, zoals in gelaagde grootwinkelbedrijven. Ook hierbij geldt dat ten aanzien van de vraag of de omvang of de plaats van de ruimte het aanbrengen van lichtopeningen toelaat verschillende opvattingen denkbaar zijn die onderwerp van overleg tussen werkgever en werknemers kunnen zijn. De Arbeidsinspectie zal verder bij zijn beoordeling of gelet op de mate van gevaar voor gezondheidsschade in redelijkheid naleving van artikel 6.4, eerste en tweede lid, niet kan worden gevergd, betrekken dat: – het belang van daglicht zwaarder weegt naar gelang er sprake is van plaatsgebonden arbeid die in geringe mate contacten met zich meebrengt; - het belang van voldoende daglicht in de gehele werkruimte minder zwaar weegt naar de mate waarin de plaats waar de werknemer(s) in die werkruimte arbeid verricht(en) wel door voldoende daglicht wordt verlicht Het ontbreken van daglicht is nl. minder belastend wanneer de werkzaamheden veelvuldig contacten met klan-ten of bezoekers met zich meebrengen, zoals in receptieruimten of verkoopruimten in winkels. Verder geldt dat de redelijkheid met zich meebrengt dat artikel 6.4, eerste en tweede lid, niet of niet volledig behoeft te worden nageleefd, wanneer in een ruimte weliswaar minder dan de voorgeschreven lichtopeningen aanwezig zijn, maar de werkplek(ken) vanwege hun gunstige ligging in die ruimte voldoende door daglicht zijn verlicht. De mate van plaatsgebondenheid van de arbeid en de contactmogelijkheden met klanten, bezoekers of publiek zullen van situatie tot situatie kunnen verschillen en zullen dus door de werkgever in een concreet geval moeten worden beoordeeld en onderwerp van overleg met de werknemers moeten zijn. Hetzelfde geldt ten aanzien van de beoordeling of werkplekken in een werklokaal voldoende door daglicht worden verlicht.Het derde lid van de beleidsregel is ontleend aan artikel 8, vierde lid, Veiligheidsbesluit voor fabrieken of werkplaatsen en artikel 5, derde lid, Veiligheidsbesluit restgroepen. Omdat aan deze bepaling die met de tot- standkoming van het Arbeidsomstandighedenbesluit is komen te vervallen in de praktijk (in het bijzonder met betrekking tot innovatieve kantoren) nog steeds behoefte blijkt te bestaan, is deze thans als een nadere uitleg van de term ’besloten ruimte’ in de beleidsregel opgenomen. Gelet op de doelstelling van voldoende daglichttoetreding wordt het als redelijk gezien om de in het derde lid omschreven ruimten voor de toepassing van het eerste lid als één ruimte te beschouwen. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, namens deze, De Directeur-Generaal, R.IJ.M. Kuipers. Uit: Staatscourant 1999, nr. 247 / pag. 11 2 Wijziging Beleidsregels ARBO-wetgeving i.v.m. 20 december 1999/Nr.
A 415 Daglicht Winkels 5 oktober 2000
9