Collectieve waardeoverdracht bij de overgang umc’s van ABP naar PFZW
Artikel Senior adviseur collectieve pensioenen
mr. B. Sprokholt (Pensioenfonds Zorg en Welzijn)
Collectieve waardeoverdracht bij de overgang umc’s van ABP naar PFZW mr. B. Sprokholt De universitair medische centra (umc’s) willen graag overstappen van ABP naar PFZW. Sociale partners hebben afgesproken dat alle medewerkers, slapers en gepensioneerden hun bestaande pensioenaanspraken behouden, inclusief de voorwaardelijke rechten. Kan dat worden geregeld? Zo ja, hoe dan? Staat artikel 83 Pensioenwet (Pw) een dergelijke afspraak toe? Deze bijdrage gaat in op de collectieve waardeoverdracht bij de overgang van de umc’s van ABP naar PFZW. Inleiding Nederland kent acht umc’s. Zij maken deel uit van de zorgsector, waartoe bijvoorbeeld ook de algemene ziekenhuizen en de geestelijke gezondheidszorg behoren. Er is echter een belangrijk verschil: de umc’s zijn verplicht aangesloten bij het ABP. Alle andere werkgevers in de zorgsector zijn aangesloten bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW). Werkgevers en medewerkers in de zorgsector ervaren dit verschil in pensioenfonds als een probleem. Daarom overleggen sociale partners bij de umc’s met ABP en PFZW over een overgang van de umc’s van ABP naar PFZW. Voorwaarde van sociale partners is dat medewerkers, slapers en gepensioneerden door deze overgang geen bestaande pensioenaanspraken kwijtraken. Dit artikel gaat in op de vraag of hieraan kan worden voldaan. Eerst wordt toegelicht wat umc’s zijn, wat hun pensioenpositie is en waarom dit een probleem is. Daarna wordt ingegaan op de collectieve waardeoverdracht van artikel 83 Pw. Vervolgens komen kort de verschillen tussen de pensioenregelingen ABP en PFZW aan de orde. Nadat de voorwaarde van sociale partners in relatie tot waardeoverdracht is behandeld, wordt de afspraak die over de waardeoverdracht bij de umc’s is gemaakt, besproken. Ten slotte wordt ingegaan op de vraag of de Pw deze afspraak toestaat en of er reden is voor De Nederlandsche Bank (DNB) een verbod tot waardeoverdracht op te leggen. Universitair medische centra Nederland heeft acht umc’s.1 Zij verrichten drie kerntaken: patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek. De umc’s hebben in totaal ruim 65.000 medewerkers in dienst, wiens arbeidsvoorwaarden worden bepaald in het LOAZ. 2 In het LOAZ participeren de sociale partners, te weten de werkgeversorganisatie NFU3 en de vier centrales van overheidspersoneel AC, ACOP, CCOOP en CMHF. De umc’s en hun medewerkers zijn verplicht aangesloten bij het ABP en gebonden aan de ABPpensioenregeling.4 De NFU is sectorwerkgever conform de WPA.5 Dit zorgt voor een bijzondere pensioenpositie van de umc’s ten opzichte van alle andere werkgevers in de zorgsector. De umc’s zitten, als enige werkgever in de zorgsector, bij het ABP. Alle andere werkgevers zitten bij PFZW. Dit is voor het LOAZ om meerdere redenen een probleem. De twee belangrijkste zijn: Umc’s hebben dezelfde arbeidsmarkt als algemene ziekenhuizen. Er is veel wisseling van werkgever. Deels is dit zelfs verplicht vanwege de opleidingstaak van de umc’s.6 Dit brengt
1
AMC Amsterdam, Erasmus mc Rotterdam, LUMC Leiden, Maastricht UMC+ Maastricht, UMCG Groningen, UMC St Radboud Nijmegen, UMCU Utrecht, VUmc Amsterdam. 2 Landelijk Overleg Academische Ziekenhuizen. 3 Nederlandse Federatie van Universitair medische centra. 4 Op grond van de artikelen 1 sub m, 2 lid 1 sub a en b, 4 lid 5 en 21 lid 1 Wet Privatisering ABP (WPA). 5 e Op grond van artikel 1 sub q ten 9 sub c WPA. 6 De arts in opleiding tot specialist doorloopt zijn opleiding verplicht deels in een umc en deels in een algemeen ziekenhuis.
steeds wisseling van pensioenfonds mee, waarbij verlies van pensioenaanspraken kan optreden. Daarnaast leidt het tot veel administratieve rompslomp. Bij het ABP zijn de umc’s nettobetaler. Dit betekent dat de medewerkers van de umc’s in verhouding meer pensioenpremie betalen dan zij op basis van leeftijd en geslacht zouden hoeven doen. In 2004 en 2006 bleek dat de populatie in de umc’s vergeleken met het totale ABP-bestand aanzienlijk meer vrouwen omvat. 7 De gemiddelde leeftijdsopbouw ligt beduidend lager.8 Dit leidt tot een verminderde beschikbare loonruimte voor de umc’s.
Daarom willen de umc’s van ABP naar PFZW. Collectieve waardeoverdracht Bij overgang naar een ander pensioenfonds moet de Pw in acht worden genomen. Artikel 83 Pw regelt collectieve waardeoverdracht, waarbij aan drie voorwaarden moet worden voldaan. Een van de voorwaarden is dat de voor mannen en vrouwen te verwerven pensioenrechten gelijk zijn, waarbij de collectieve actuariële gelijkwaardigheid moet worden gewaarborgd. 9 Het begrip ‘gelijkwaardigheid’ betekent niet dat de rechten voor ieder individu na de overdracht identiek zijn aan de rechten voor de overdracht. De waarde van de over te dragen pensioenrechten moet gelijk zijn aan de waarde van de pensioenrechten in het nieuwe fonds, maar de verdeling over de verschillende pensioensoorten kan anders zijn. Ook het feit dat de Pw spreekt over ‘collectieve’ gelijkwaardigheid geeft aan dat op individueel niveau de over te dragen rechten voor en na overdracht niet gelijkwaardig hoeven te zijn. Zolang de waarde ‘collectief’ gelijk is kan het ene individu een voordeel hebben en het andere individu een nadeel. Verschillen pensioenregelingen ABP en PFZW Als de umc’s overgaan van ABP naar PFZW, zijn er dan verschillen in de pensioenregelingen die bij de collectieve waardeoverdracht voor problemen kunnen zorgen? De pensioenregelingen van ABP en PFZW ontlopen elkaar niet veel. Er zijn verschillen in opbouw van ouderdomspensioen, partnerpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen, maar niet zodanig dat deze een knelpunt vormen voor de overgang. Soms is ABP gunstiger, soms PFZW. De ABP-regeling kent echter een aantal voorwaardelijke toezeggingen die PFZW niet kent. Het gaat bijvoorbeeld om de FPU10 en om voorwaardelijke rechten als gevolg van de invoering van de VPL-wetgeving11, waarbij bepaalde deelnemers extra verhoging van de pensioenopbouw krijgen. Voorwaardelijke rechten zijn in de Pw uitgezonderd van waardeoverdracht.12 Wat vinden sociale partners daarvan? Criteria sociale partners Sociale partners hebben een tiental criteria opgesteld waaraan het nieuwe pensioenregime voor de umc’s moet voldoen. In het kader van waardeoverdracht is het criterium: ‘Wijziging van pensioenregime mag niet leiden tot verlies van bestaande aanspraken van medewerkers’ relevant.13 Omdat voorwaardelijke rechten in de Pw zijn uitgezonderd van waardeoverdracht, kunnen de medewerkers bestaande aanspraken verliezen.
7
ABP-NFU Rapportage Pensioenstudie Academische Ziekenhuizen t.b.v. NFU, 15-02-2005. ‘Transparantie Financiële Solidariteit tussen de ABP-sectoren’, ABP, oktober 2006. 9 De andere twee voorwaarden zijn, kort samengevat: de deelnemer heeft geen bezwaar tegen de waardeoverdracht en de waardeoverdracht moet worden gemeld aan DNB. DNB kan binnen drie maanden na de melding een verbod tot waardeoverdracht opleggen. 10 Flexibel Pensioen en Uittreding. 11 Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling. 12 Artikel 1 Pw. 13 Met de term ‘medewerkers’ worden ook de slapers, ge(pre)pensioneerden en nabestaanden bedoeld. 8
Waardeoverdracht van opgebouwde aanspraken van ABP naar PGGM Ouderdomspensioen ABP € 5.900,-
Ouderdomspensioen PGGM € 7.600,-
Partnerpensioen ABP € 4.000,-
Partnerpensioen PGGM 2.300,Overdrachtswaarde
FPU ABP € 2.200,-
1
Collectieve waardeoverdracht conform Pw
Waardeoverdracht bij de umc’s Het LOAZ heeft met genoemde voorwaarde echter juist willen regelen dat op individueel niveau de pensioenaanspraken gelijk blijven voor iedere pensioensoort, inclusief de voorwaardelijke rechten. Daarom hebben LOAZ, ABP en PFZW een bijzondere afspraak over de waardeoverdracht gemaakt: alle opgebouwde aanspraken gaan één op één over van ABP naar PFZW, tenzij de medewerker bezwaar maakt tegen de waardeoverdracht. Daarmee is geregeld dat opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en ingegane rechten op arbeidsongeschiktheidspensioen zo worden overgedragen dat de bedragen die per pensioensoort voor verschillende situaties zijn vastgesteld, ongewijzigd blijven. Inclusief de voorwaardelijke rechten. De aldus verkregen aanspraken worden als overgangsrecht voor de umc-medewerkers ingebouwd in het PFZWreglement. Daardoor blijven deze rechten behouden voor de umc-medewerkers, ook als zij naderhand overstappen naar een andere werkgever bij PFZW, niet zijnde een umc. Deze één op één waardeoverdracht is uniek vanwege het grote aantal betrokkenen: 65.000 medewerkers, 66.000 slapers en 19.000 gepensioneerden.14
Eén op één overgang van opgebouwde aanspraken van ABP naar PGGM Ouderdomspensioen ABP € 5.900,-
Ouderdomspensioen PGGM € 5.900,-
Partnerpensioen ABP € 4.000,-
Partnerpensioen PGGM € 4.000,Overdrachtswaarde
FPU ABP € 2.200,-
FPU PGGM € 2.200,-
2
Eén op één waardeoverdracht umc’s 14 15
15
Cijfers 2011. Figuren zijn gemaakt door PGGM en worden met toestemming gebruikt.
Is één op één waardeoverdracht toegestaan? Staat artikel 83 Pw één op één waardeoverdracht toe? Mijns inziens wel. De deelnemer behoudt bij PFZW immers volledig wat hij had bij ABP, in waarde en in pensioensoort. De afspraak gaat wel verder dan de Pw verlangt, maar is daar niet strijdig mee. Eén op één waardeoverdracht zorgt voor invulling op individueel niveau van de voorwaarde van collectieve actuariële gelijkwaardigheid die volledig past in (de geest van) de Pw, juist vanwege het behoud van de individuele aanspraken. Er is niet ‘slechts’ sprake van collectieve actuariële gelijkwaardigheid; er is zelfs sprake van individuele actuariële gelijkwaardigheid. Verbodsbevoegdheid DNB Artikel 83 Pw geeft DNB een verbodsbevoegdheid met betrekking tot waardeoverdracht. De één op één waardeoverdracht past binnen de Pw, maar gaat DNB hiermee akkoord? Aangezien op individueel niveau invulling wordt gegeven aan het begrip ‘actuariële gelijkwaardigheid’ bij waardeoverdracht zie ik voor DNB geen aanleiding een verbod tot collectieve waardeoverdracht op te leggen. Het opleggen van een verbod vanwege de één op één waardeoverdracht zou leiden tot verlies van bestaande aanspraken voor de medewerkers. De Pw bedoelt niet te regelen dat DNB gunstiger afspraken inzake waardeoverdracht dan in de wet opgenomen, verbiedt. Conclusie De umc’s willen van ABP naar PFZW. Artikel 83 Pw regelt de collectieve waardeoverdracht. Voorwaardelijke rechten kunnen bij waardeoverdracht verloren gaan omdat de Pw die uitzondert. Sociale partners verlangen echter dat alle medewerkers, slapers en gepensioneerden hun bestaande ABP-rechten, inclusief de voorwaardelijke rechten, bij PFZW behouden. Daarom is met ABP en PFZW één op één waardeoverdracht voor alle 150.000 medewerkers, slapers en gepensioneerden afgesproken. Deze afspraak past mijns inziens binnen de Pw en is geen reden voor een verbod door DNB. Maar bovenal is deze afspraak door zijn omvang volstrekt uniek in Nederland!