Codex 2012 De deontologische regelen en het huishoudelijk reglement van de nederlandse orde van advocaten bij de balie te brussel
NEDERLANDSE ORDE VAN ADVOCATEN BIJ DE BALIE TE BRUSSEL GERECHTSGEBOUW - POELAERTPLEIN - 1000 BRUSSEL Verantwoordelijke uitgever: Alex Tallon Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. D/2009/11.009/1
noab
Voorwoord Codex 2012
De Codex 2009 is het resultaat van een grondige voorbereiding door een commissie, voorgezeten door Stafhouder Edgar Boydens, onder het stafhouderschap van Alex Tallon. De laatste jaren heeft de Raad een aantal wijzigingen aan de regels, opgenomen in de Codex, aangebracht. Ook heeft de Raad Resoluties aangenomen en de Orde verschillende protocols getekend. De OVB heeft sedert september 2009 een nieuwe reglement aangenomen en bestaande reglementen gewijzigd. Deze wijzigingen en aanvullingen vindt u opgenomen in deze aangepaste pdf versie van de Codex. Zij is enkel beschikbaar in pdf en niet in boekvorm. Ze kan worden geraadpleegd via de website www.baliebrussel.be, onder de rubriek “ik ben NOAB -lid /Reglementen: Codex en resoluties. Een commissie onder leiding van Mr. Joost Everaert werkt aan een commentaar die zal worden toegevoegd aan de bepalingen van de Codex op basis van de jarenlange praktijkervaring die de Raad en de Stafhouder hebben opgebouwd in de toepassing van onze deontologische regels. We hopen dat deze verduidelijkende commentaar de nood om beroep te doen op de Stafhouder en zijn vertegenwoordigers zal verminderen. De oplossing zou kunnen worden gevonden in de Codex. Zij zal opnieuw in boekvorm beschikbaar zijn. Deze nieuwe Codex is nog niet klaar. Het is de taak van de nieuwe Raad en de nieuwe Stafhouder om dit af te werken. Ik dank Mr. Geert Leysen voor de bijwerking van de Codex in deze pdf versie. Dirk Van Gerven, Stafhouder NOAB 2010/2012
inhoudstafel
Deel1 Deontologische Beginselen HOOFDSTUK 1 De Onafhankelijkheid van de advocaat Afdeling 1 Onafhankelijkheid van de advocaat en de verdediging van persoonlijke belangen ___________________ 3
Afdeling 2
Belangenconflicten ________________________________________________ 4
Afdeling 3
Contacten van de advocaat met getuigen _____________________________ 14
Afdeling 4
Contacten tussen de advocaat en gedetineerden________________________ 15
Afdeling 5
De advocaat van een verzekeraar van burgerlijke aansprakelijkheid of rechtsbijstand en de verzekerde________ 16
Afdeling 6
Het gebruik van door de cliënt op bedrieglijke wijze bekomen documenten____ 17
Afdeling 7
De tussenkomst van advocaten in reorganisaties en faillissementen_________ 17
Afdeling 8
De advocaat als uitvoerder van uiterste wilsbeschikkingen ________________ 18
Afdeling 9
De tussenkomst van een advocaat voor een commissie waarvan hij lid of bijzitter is ________________________ 18
Afdeling 10
De tussenkomst van een advocaat in een aangelegenheid in een andere hoedanigheid dan als advocaat ________ 19
HOOFDSTUK 2 Het beroepsgeheim Afdeling 1
Principes _______________________________________________________ 19
Afdeling 2
De betrekkingen met een privé-detective _____________________________ 21
Afdeling 3
Het beslag onder derden in handen van een advocaat ____________________ 22
Afdeling 4
Beroepsgeheim in contacten met de verzekeraar van de beroepsaansprakelijkheid ____________________ 22
HOOFDSTUK 3 De briefwisseling Afdeling 1
De briefwisseling tussen advocaten___________________________________ 23
Afdeling 2
De briefwisseling tussen advocaten en gerechtelijke mandatarissen-advocaten ____________________________ 25
Afdeling 3
De briefwisseling tussen advocaten en notarissen _______________________ 25
Afdeling 4
De briefwisseling met syndicale afgevaardigden ________________________ 25
Afdeling 5
De briefwisseling die door de tegenpartij in persoon tot de advocaat gericht wordt ______________________________ 26
Afdeling 6
De briefwisseling met de Stafhouder _________________________________ 26
Afdeling 7
De mededeling van de briefwisseling tussen de advocaten aan hun cliënten___ 26
Afdeling 8
De identificatie van de ondertekenaars van de briefwisseling ______________ 27
HOOFDSTUK 4 De waardigheid, de kiesheid en de rechtschapenheid Afdeling 1
Financiële verplichtingen___________________________________________ 27 Onderafdeling 1 De verplichting om de bijdrage te betalen _______________________ 27 Onderafdeling 2 De derdenrekening _________________________________________ 30 Onderafdeling 3 Het witwassen van gelden ____________________________________ 32
Afdeling 2
Financiële aansprakelijkheid t.a.v. niet-cliënten _________________________ 33
Afdeling 3
De cliënten - de beperking van aansprakelijkheid _______________________ 34
noab
Afdeling 4
De Kiesheid, waardigheid en rechtschapenheid ten aanzien van de derden____ 34 Onderafdeling 1 De verzekeringsmaatschappijen _______________________________ 35 Onderafdeling 2 Magistraten, notarissen en gerechtsdeurwaarders _________________ 35 Onderafdeling 3 Gerechtelijke mandatarissen __________________________________ 36
Afdeling 5
De erelonen_____________________________________________________ 36 Onderafdeling 1 Algemene beginselen________________________________________ 36 Onderafdeling 2 Het abonnement ___________________________________________ 38 Onderafdeling 3 Zaken behandeld voor een confrater ____________________________ 39 Onderafdeling 4 Houding ten aanzien van de tegenpartij: de rechtsplegingsvergoeding __________________________________ 39 Onderafdeling 5 Ereloongeschillen ___________________________________________ 40 §1 Algemene beginselen §2 Niet-jurisdictionele oplossing van geschillen §3 Jurisdictionele berechting van geschillen
HOOFDSTUK 5 De Confraterniteit, de loyaliteit en de behoorlijke beroepsuitoefening Afdeling 1
Algemene bepalingen _____________________________________________ 45
Afdeling 2
Vragen om uitstel_________________________________________________ 46
Afdeling 3
De behandeling bij verstek _________________________________________ 47
Afdeling 4
Mededeling van dossiers ___________________________________________ 47 A. Jeugdrechtbank B. Grondwettelijk Hof C. Raad van State D. Mededeling van medische documenten of verslagen E. Mededeling van strafdossiers F. Hof van Cassatie: eensluidend verklaren van kopieën
Afdeling 5
Mededeling van conclusies _________________________________________ 51
Afdeling 6
De mededeling van zittingsnota’s, rechtsleer en rechtspraak _______________ 52
Afdeling 7
Het gebruik van telefax en e-mail ___________________________________ 53
Afdeling 8
De voorrang op de zitting __________________________________________ 53
Afdeling 9
De registratie van pleidooien _______________________________________ 54
Afdeling 10
De voorafgaande kennisgeving van de betekening, het aanwenden van een rechtsmiddel en de uitvoering van gerechtelijke akten en beslissingen____ 54
Afdeling 11
De vertrouwelijkheid van besprekingen tussen advocaten _________________ 54
Afdeling 12
Het verstrijken van termijnen – het vervullen van formaliteiten ____________ 55
Afdeling 13
De opvolging ____________________________________________________ 55
Afdeling 14
Het dagvaarden van een confrater ___________________________________ 56
Deel2 Het bestuur en de organisatie van de orde HOOFDSTUK 1 Het Bestuur van de Orde Afdeling 1
De Stafhouder ___________________________________________________ 58
Afdeling 2
De Raad van de Orde _____________________________________________ 58 Onderafdeling 1 Samenstelling en organisatie _________________________________ 58 Onderafdeling 2 Openbaarheid van de beslissingen van de Raad ___________________ 60 Onderafdeling 3 De Raad zetelend als in tucht _________________________________ 60
Afdeling 3
De secretaris en adjunct-secretaris __________________________________ 63
Afdeling 4
De penningmeester ______________________________________________ 63
Afdeling 5
De algemene vergadering – de verkiezingen ___________________________ 63
noab
Onderafdeling 1 Algemene bepalingen _______________________________________ 63 Onderafdeling 2 Kandidaatstelling ___________________________________________ 64 Onderafdeling 3 De verkiezingen ____________________________________________ 65 A. Aanstelling en opdracht van de Voorzitter der stemverrichtingen B. De oproepingsbrieven C. De stemming D. De stemopneming – bekendmaking van de uitslag E. Tweede stemronde Stafhouder en vice-Stafhouder Onderafdeling 4 Overlijden of ontslag van een stafhouder, vice-stafhouder of een raadslid ___________________ 67
Afdeling 6
Het Bureau voor Juridische Bijstand __________________________________ 68
Afdeling 7
De Stagecommissie ______________________________________________ 70
Afdeling 8
Vergoeding van mandaten _________________________________________ 71
HOOFDSTUK 2 De toegang tot het beroep en de stage Afdeling 1
De onverenigbaarheden ___________________________________________ 71 Onderafdeling 1 De onverenigbaarheden met een ministerieel ambt of met kabinetswerk ___________________ 71 Onderafdeling 2 De onverenigbaarheden met een gerechtelijke stage _______________ 72 Onderafdeling 3 De onverenigbaarheden bij mandaten in rechtspersonen met winstoogmerk, zonder winstoogmerk of met sociaal oogmerk ____ 73 A. Mandaten in rechtspersonen met winstoogmerk B. Mandaten in rechtspersonen zonder winstoogmerk of met sociaal oogmerk C. Verbod – voorlopige maatregelen D. Vertegenwoordiging voor rechtbanken en scheidsgerechten E. Algemene beginselen F. Afwijkingen G. Gerechtelijke mandaten Onderafdeling 4 De politieke en andere mandaten ______________________________ 75
Afdeling 2
De inschrijving op de lijst van de stagiairs _____________________________ 76
Afdeling 3
De stageverplichtingen ____________________________________________ 77
Onderafdeling 1 De duur en de modaliteiten van de stage ________________________ 77 Onderafdeling 2 De verplichtingen van de stagiair ______________________________ 80 Onderafdeling 3 De verplichtingen van de stagemeester _________________________ 81 Onderafdeling 4 De verhouding stagemeester – stagiair: de stageovereenkomst ______ 82 Onderafdeling 5 De voorwaarden voor het stagemeesterschap ____________________ 83 Onderafdeling 6 Het bureau voor Juridische Bijstand ____________________________ 84 Onderafdeling 7 De beroepsopleiding: de stageschool en de Commissie Beroepsopleiding _____________________________ 85
Afdeling 4
De inschrijving en wederinschrijving op het tableau van de advocaten_______ 88
Afdeling 5
De inschrijving op de lijst van de leden van buitenlandse balies ____________ 89
Afdeling 6
De lijst van de ereadvocaten _______________________________________ 90
Afdeling 7
Het bijhouden van het tableau en de lijsten ____________________________ 91
HOOFDSTUK 3 De organisatie van het beroep Afdeling 1
Het kantoor_____________________________________________________ 91 Onderafdeling 1 Het kantoor en de bijkantoren ________________________________ 91 Onderafdeling 2 De keuze van woonplaats in het kantoor van de advocaat ___________ 93
Afdeling 2
Samenwerkingsverbanden tussen advocaten en eenpersoonsvennootschappen___ 93 Onderafdeling 1 Samenwerkingsverbanden tussen advocaten _____________________ 93 A. Definities B. Algemene regels Onderafdeling 2 Bijzondere regels met betrekking tot de associatie _________________ 97 Onderafdeling 3 Bijzondere regels met betrekking tot de groeperingen ______________ 98 Onderafdeling 4 Bijzondere regels met betrekking tot netwerken ___________________ 99
noab
Onderafdeling 5 Eenpersoonsvennootschappen van advocaten ____________________ 99 Onderafdeling 6 Bijzondere regels met betrekking tot ESV en EESV _______________ 100 Onderafdeling 7 De gemeenschappelijke inrichting ______________________________101 Onderafdeling 8 Bijzondere regels voor de samenwerking met buitenlandse advocaten___101
Afdeling 3
Samenwerking tussen advocaten en niet-advocaten ____________________ 102 Onderafdeling 1 Toepassingsgebied en definities ______________________________ 102 Onderafdeling 2 Algemene regels inzake multidisciplinaire samenwerking ___________ 103 Onderafdeling 3 Verbod van geïntegreerde multidisciplinaire kostengroeperingen _____ 104 Onderafdeling 4 Bijzondere regels voor multidisciplinaire kostengroeperingen ________ 104
Afdeling 4
De medewerkers________________________________________________ 105
Afdeling 5
De vereffening van het kantoor van een overleden confrater _____________ 106
Afdeling 6
De overdracht van cliënteel _______________________________________ 106
Afdeling 7
Informatie over het kantoor – Publiciteit – Communicatie ________________ 106
Afdeling 8
De activiteiten buiten het kantoor __________________________________ 108
Afdeling 9
De permanente vorming __________________________________________ 111
Deel 3 Algemene informatie HOOFDSTUK 1 Modellen Stageovereenkomst van de OVB
_______ 118
HOOFDSTUK 2 Reglement inzake de voorlopige bewindvoerders bij de NOAB van 11 december 2006 ______________________ HOOFDSTUK 3 Handleiding tuchtprocedure
122
__________ 126
1 2 3 4
Inleiding ________________________________________ Tuchtonderzoek ________________________________ Onderzoek en verslaggeving __________________ Beoordeling door de stafhouder of de voorzitter van de tuchtraad ______________ 5 Tuchtprocedure _________________________________
126 126 129 129 130
5.1 De ‘dagvaarding’ ___________________________________ 130 5.2 Enkele kenmerken van de zitting ____________________ 131 5.3 Verloop van de zitting _____________________________ 132 5.4 Beraadslaging ____________________________________ 133 5.5 De uitspraak ______________________________________ 133 5.6 Kennisgevingen van de beslissing ___________________ 134 5.7 Verzet ____________________________________________ 134
6 7 8 9
Hoger beroep en voorziening in cassatie ____ Tenuitvoerlegging van straffen ______________ Bewarende maatregelen _______________________ Varia _____________________________________________
134 135 135 136
HOOFDSTUK 4 Orde van Vlaamse Balies 1 Reglement oprichting van de OVB _____________ 136 2 Reglementen van de OVB ________________________ 142 2.1 reglement inzake de advocaat-syndicus van een vereniging van mede-eigenaars ______________ 142 2.2 reglement inzake de verhandeling van gelden van cliënten of derden ______________________ 144 2.3 reglement inzake publiciteit _______________________ 145 2.4 reglement inzake vestiging meerdere kantoren en vestigingen ____________________________________ 147 2.5 reglement inzake de financiële regeling bij de overstap naar een andere balie _______________ 149 noab
2.6 reglement inzake advocaat en media _________________ 150 2.7 reglement inzake beroepsmatige samenwerking met niet-advocaten ________________________________ 151 2.8 reglement inzake permanente vorming _______________ 153 2.9 reglement inzake opvolging ________________________ 156 2.10 reglement betreffende het statuut van de advocaat__ 157 2.11 reglement betreffende samenwerkingsverbanden tussen advocaten en betreffende eenpersoonsvennootschappen _____________________ 158 2.12 reglement tot toepassing van de gedragscode voor Europese advocaten __________________________ 167 2.13 reglement betreffende de aan procedures verbonden regels van confraterniteit ______________ 168 2.14 reglement betreffende het mandaat dat de advocaat niet rechtstreeks van zijn cliënt ontvangt _________ 170 2.15 reglement betreffende de aanvaarding van gerechtelijke mandaten ___________________________ 170 2.16 reglement betreffende de voor de raad van de Orde geldende procedure volgens de tuchtrechtspleging__ 171 2.17 reglement betreffende het eensluidend verklaren van kopieën van bij een voorziening in cassatie te voegen stukken ________________________________ 173 2.18 reglement betreffende de stage ___________________ 175 2.19 reglement betreffende de beroepsopleiding _________ 179 2.20 reglement witwas ________________________________ 182
HOOFDSTUK 5 Nationale Orde Afdeling 1
Nog van kracht zijnde reglementen van de vroegere Nationale Orde van Advocaten ________________________ 189 1 beslag onder derden in handen van een advocaat ______ 189 2 het overleggen van briefwisseling tussen advocaten __ 189 3 het overleggen van briefwisseling tussen advocaten en gerechtelijke mandatarissen-advocaten ____________ 191 4 erkenning van diploma’s – procedureregels en werkwijze van de examencommissie ___________________ 191 5 tuchtprocedure – eedaflegging door getuigen _________ 192
Afdeling 2
Aanbevelingen _________________________________________________ 192
Afdeling 3
Besluiten ______________________________________________________ 194
HOOFDSTUK 6 CCBE ______________________________________________ HOOFDSTUK 7 Internationale Overeenkomsten
195
______ 213
HOOFDSTUK 8 Lokale akkoorden, overeenkomsten en protocols ___________________________________ 213 Conventie van 13 juni 2000 tussen de Nederlandse Orde van Advocaten bij de Balie te Brussel en het nationaal College van Deskundigen Architecten van België _________________________________ 213 Overeenkomst van 16 juni 2004 tussen de Nederlandse Orde van Advocaten bij de Balie te Brussel en het Instituut voor bedrijfsjuristen ______________ 217 Protocol Balie Brussel / Hof van Beroep Brussel, ondertekend op 30 juni 2010 _____________________________________ 220 Protocol Balie Brussel / Instituut voor de Bedrijfsjuristen, ondertekend op 27 september 2010 ________________________________ 236 Protocol akkoord overleg Brusselse Ordes, ondertekend op 21 juni 2011 ______________________________________ 243 Protocol Balie Brussel / Politierechtbank Brussel, ondertekend op 22 december 2011 _________________________________ 248
HOOFDSTUK 9 Reglementen van de NOAB en Balie Brussel ______________________________ 256 Reglement van de NOAB op de Ondersteuningsdienst van 12 september 2011 __________________________________________ 256 Bijzonder reglement dat de voorwaarden bepaalt van deelname van advocaten van de NOAB aan de Dienst voor Bijstand aan Ondernemingen in Moeilijkheden van 4 april 2011 ______________________ 259 Reglement van de Balie Brussel inzake verhuur van toga’s van 1 april 2012 _________________________________ 262
noab
HOOFDSTUK 10 Resoluties, aanbevelingen, beginselverklaringen en moties________ 263 Resolutie van de NOAB inzake beroepsgeheim en gerechtelijke onderzoeken van 15 maart 2010 ________________________ 263 Resolutie in verband met de machtiging tot het voeren van de titel van ere-advocaat van 15 maart 2010 ______________________ 264 Resolutie betreffende samenwerking van advocaten met niet-advocaten binnen een advocatenkantoor van 20 juni 2011 ___________ 256 Aanbeveling relatie vennoten en medewerkers in advocatenkantoren van 21 juni 2011 _______________________________ 266 Beginselverklaring Diversiteit NOAB van 30 mei 2011 ___________________ 269 Beginselverklaring Diversiteit advocatenkantoren van 12 september 2011 __________________________________________ 270 Motie van de Balie van Brussel over de toekomst van het Gerechtsgebouw van 20 juni 2011 _______________________________ 271
HOOFDSTUK11 Gerechtelijk Wetboek (Deel II, Boek III – Balie art. 428 tot 508) _____ 272
Trefwoordenregister
_________________ 324
noab
DEEL 1
Deontologische Beginselen Bibliografie: In de toelichting bij de navolgende voorschriften wordt verwezen naar: LAMBERT, P., Règles et usages de la profession d’avocat du barreau de Bruxelles, Brussel, Nemesis-Bruylant, 1994, als Lambert STEVENS, J., Regels en gebruiken van de advocatuur te Antwerpen, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 1997, als Stevens DE PUYDT, R.M., Deontologie van de advocaat, Antwerpen, Intersentia, 2006, als de Puydt MAHIEU M., en BAUDREZ, J., De Belgische advocatuur, Kuurne, Leieland, 1980, als Mahieu
HOOFDSTUK 1 DE onafhankelijkheid van de advocaat > Ieder advocaat dient het beroep in alle vrijheid en onafhankelijkheid uit te oefenen
afdeling 1
Onafhankelijkheid van de advocaat en de verdediging van persoonlijke belangen. loyaal
Artikel 1
Een advocaat moet zijn cliënt loyaal en in alle onafhankelijkheid bijstaan.
Artikel 2
De advocaat zal er zich van onthouden zijn persoonlijke directe of indirecte belangen zowel in burgerlijke, disciplinaire als in strafzaken te verdedigen voor de rechter.
onafhankelijk persoonlijke belangen
Toelichting: Het behoort tot de vaste gebruiken dat advocaten niet optreden voor zichzelf en familieleden tot in de derde graad. Wat overige familieleden betreft zal de advocaat naar eigen inzicht oordelen of de zaak niet te persoonlijk en eventueel te passioneel geladen is om een objectieve verdediging te kunnen waarnemen en in geval van twijfel is het aangewezen het advies van de Stafhouder in te winnen. Indien de advocaat in een welbepaalde zaak om een reden vervat in artikel 2 niet kan optreden telt dit ook voor zijn stagiairs, medewerkers en vennoten.
Commentaar: Algemene toelichting: zie onder meer: Lambert, p. 377 e.v., p. 474, en Stevens, nrs. 459 tot 464, 613 tot 620, 657 en 892 tot 905. A. Nyssens, Inleiding tot het leven bij de balie, 2de uitgave, 1974, nr. 24. Art. 440 Ger.W. behelst een monopolie van het pleidooi voor alle rechtsmachten, ten voordele van de advocaten, behoudens de uitzonderingen die door de wet zijn bepaald. Art. 758 Ger.W. bevat een uitzondering op dit monopolie ten voordele van de partijen die in persoon verschijnen, doch laat aan de rechter de mogelijkheid om hun de uitoefening van dit recht te ontzeggen indien hij oordeelt dat passie of onervarenheid hen zou beletten de zaak met de nodige kiesheid of de noodzakelijke klaarheid te behandelen. Alleen de rechtsmacht die door het geding is gevat, heeft bevoegdheid om de voorwaarden van toepassing van art. 758 van het Gerechtelijk Wetboek te beoordelen. Niettemin, en zulks om reden van de zending die hun is toebedeeld hebben de gezagsorganen van de Orde bevoegdheid om, in de bepalingen van de plichtenleer, de verbintenissen te formuleren die eigen zijn aan de leden van de balie, zelfs zover reikend dat de uitoefening van hun individuele vrijheden wordt beperkt, en als deze beperkingen verantwoord worden door de noodwendigheden van de beroepspraktijk en de correcte uitoefening van deze. (Zie Cyr Cambier, Droit Judiciaire Civil, Deel I, Fonction et Organisation Judiciaire, Ed. Larcier, 1974, p. 735 en 736, noot 40 en Advies, gegeven door de Raad op 8 juni 1978 aan een rechtbank in Brief van de Stafhouder, 1977-78, p. 173 en 1978-79, p. 9).
INHOUDSTAFEL
noab
3
Vergelijk: CCBE Art. 2.1.1 Het veelvoud van verplichtingen, dat op de advocaat rust, vereist absolute onafhankelijkheid van de advocaat, vrij van alle druk, in het bijzonder van de druk van eigen belangen of van beïnvloedingen van buitenaf. Deze onafhankelijkheid is even noodzakelijk voor het vertrouwen in de rechtsbedeling als de onpartijdigheid van de rechter. De advocaat moet derhalve elke aantasting van zijn onafhankelijkheid vermijden en er voor waken de beroepsethiek niet te veronachtzamen om zijn cliënt, de rechter of derden welgevallig te zijn.
CCBE Art. 2.1.2 Deze onafhankelijkheid is zowel bij adviserende als bij gerechtelijke werkzaamheden noodzakelijk, omdat het door de advocaat gegeven advies geen waarde heeft als de advocaat het geeft om zich bemind te maken, uit eigen belang of onder druk van buitenaf.
CCBE Art. 3.2.1 De advocaat behoort in eenzelfde zaak niet de raadsman, de vertegenwoordiger of de verdediger te zijn van meer dan één cliënt, indien er een belangentegenstelling tussen deze cliënten bestaat of er een wezenlijke dreiging bestaat dat een zodanige tegenstelling zal ontstaan.
CCBE Art. 3.2.2 De advocaat dient zich ervan te onthouden de zaken van twee of alle betrokken cliënten te behandelen, indien zich tussen deze cliënten een tegenstrijdigheid van belangen voordoet, het beroepsgeheim dreigt geschonden te worden of zijn onafhankelijkheid in gevaar dreigt te komen.
CCBE Art. 3.2.3 De advocaat mag geen zaak van een nieuwe cliënt op zich nemen, indien de geheimhouding van de inlichtingen die hij van een vroegere cliënt heeft verkregen, dreigt te worden aangetast of indien de kennis, die hij van de zijde van de vroegere cliënt verkregen had, de nieuwe cliënt ongerechtvaardigd zou bevoordelen.
CCBE Art. 3.2.4 Als advocaten het beroep in groepsverband uitoefenen, zijn de artikelen 3.2.1 tot 3.2.3 van toepassing zowel op de groep in zijn geheel als op haar individuele leden.
afdeling 2
Belangenconflicten Goedgekeurd door de Raad van de orde in vergadering van 3 februari 2003 en gewijzigd en aangevuld in vergadering van 22 juni 2009. belangen conflict andere gewezen cliënten
4
noab
Artikel 3
Een belangenconflict ligt voor: - wanneer een advocaat zijn tussenkomst voor een cliënt door de belangen van andere cliënten, van gewezen cliënten of van derden, dan wel door zijn strijdige persoonlijke belangen laat beïnvloeden.
INHOUDSTAFEL
- wanneer een beïnvloeding zoals in het vorige lid omschreven op objectief aantoonbare wijze waarschijnlijk is. Een belangenconflict belet, behoudens andersluidende bepalingen in deze afdeling, een advocaat in een aangel genheid op te treden, dan wel verder op te treden. Toelichting.: Artikel 3 bevat een algemeen verbod tot raadgeving of pleidooi voor een partij indien de advocaat in dezelfde aangelegenheid of een aangelegenheid die daarmee nauw verband houdt al voor een andere partij met een tegenstrijdig belang optreedt, de advocaat al eerder in dezelfde aangelegenheid of een die daarmee nauw verband houdt voor een andere partij met een tegenstrijdig belang is opgetreden of nog indien de advocaat uit een eerdere tussenkomst als raadsman van de tegenpartij of als arbiter of bemiddelaar of als bestuurder van de tegenpartij over precieze gegevens beschikt omtrent die tegenpartij die in een aangelegenheid waarin hij wordt gevraagd op te treden, tegen die tegenpartij zouden kunnen worden gebruikt. Uitzonderingen op de regel vervat in artikel 3 bestaan in specifieke gevallen. Zo kan de advocaat van een verzekeraar in aansprakelijkheid zaken adviseren en pleiten tegen dezelfde verzekeraar. De advocaat kan optreden voor een persoon die tegenpartij is van zijn cliënt in een andere aangelegenheid op voorwaarde van toestemming van de cliënt.
Commentaar: Er is sprake van een belangenconflict n.a.v. de bijstand van een cliënt in een geschil indien de andere belangen dan die van de cliënt ertoe bijdragen of er zouden kunnen toe bijdragen dat de advocaat een andere verdediging (strategie, middelen, finaliteit) ontwikkelt dan wanneer dergelijke belangen niet aanwezig zouden zijn. Er is sprake van een belangenconflict n.a.v. het adviseren van een cliënt indien de andere belangen dan die van de cliënt ertoe bijdragen of er zouden kunnen toe bijdragen dat de advocaat een andere analyse maakt, andere middelen aanwendt of andere doelstellingen voorstelt dan wanneer dergelijke belangen niet aanwezig zouden zijn. tegenstrijdig belang
Artikel 4
§1 Onverminderd de toepassing van artikel 8 van deze afdeling, kan een advocaat in dezelfde aangelegenheid of in een aangelegenheid die daarmee nauw verband houdt, verschillende partijen enkel bijstaan indien tussen die partijen geen tegenstrijdig belang bestaat. §2 Onverminderd de toepassing van artikel 8 van deze afdeling, kan een advocaat een partij of verschillende partijen enkel bijstaan indien tussen die partij(en) en de partij(en) die hij in dezelfde aangelegenheid of in een aangelegenheid die daarmee nauw verband houdt eerder heeft bijgestaan, geen tegenstrijdig belang bestaat. Toelichting: het voorstel tot schrappen van lid c) is ingegeven door de idee dat dit lid niet de uitdrukking is van de notie ‘belangenconflicten’, doch een probleem van kiesheid, loyauteit, onafhankelijkheid en/of beroepsgeheim betreft. De regel die door artikel 3 c) oud werd uitgedrukt, werd in een nieuwe afdeling opgenomen.
INHOUDSTAFEL
5
gewezen cliënt afsluiten de associatie of groepering niet langer voor die partij op te treden tegen een gewezen cliënt geen nauw verband geen bezwaar andere advocaat occasioneel meedelen kan tegen een bestaande cliënt andere advocaat occasioneel geen bezwaar
Artikel 5
§1 In de zin van dit artikel wordt een partij als een gewezen cliënt beschouwd indien een advocaat eerder als advocaat voor die partij is opgetreden en dit optreden heeft gestaakt: - ingevolge het afsluiten van de aangelegenheid die hij voor die partij heeft behandeld, - ingevolge zijn beslissing de associatie of groepering van waaruit die partij werd bijgestaan te verlaten en die partij besloot een andere advocaat, al dan niet werkzaam in die associatie of groepering aan te stellen, - ingevolge zijn beslissing niet langer voor die partij op te treden, dan wel ingevolge de beslissing van die partij niet langer beroep te doen op de desbetreffende advocaat. §2 Een advocaat kan enkel tegen een gewezen cliënt optreden indien: - die gewezen cliënt in een nieuwe aangelegenheid een andere raadsman heeft aangewezen of verklaart zulks te zullen doen en die aangelegenheid geen nauw verband houdt met de eerdere aangelegenheid waarin de advocaat is tussengekomen, - die gewezen cliënt in een nieuwe aangelegenheid een andere raadsman heeft aangewezen of verklaart zulks te zullen doen en uitdrukkelijk geen bezwaar tegen de tussenkomst van de advocaat laat gelden, ook al betreft het een aangelegenheid die nauw verband houdt met de eerdere aangelegenheid waarin de advocaat is tussengekomen, - het algemeen bekend is dat die gewezen cliënt systematisch beroep doet op verschillende advocaten en in een nieuwe aangelegenheid een andere advocaat heeft aangewezen of zulks duidelijk zal doen, - een advocaat voor die gewezen cliënt slechts occasioneel is opgetreden, - die gewezen cliënt uitdrukkelijk heeft meegedeeld geen bezwaar tegen de tussenkomst van de advocaat te hebben. De advocaat moet de tweede cliënt meedelen dat hij in andere aangelegenheden voor de eerste cliënt optrad. §3 Een advocaat kan tegen een bestaande cliënt optreden indien: - het algemeen bekend is dat die cliënt systematisch beroep doet op verschillende advocaten en in een nieuwe aangelegenheid een andere advocaat neemt of zulks duidelijk zal doen, - een advocaat voor die cliënt slechts occasioneel optreedt of is opgetreden, - die cliënt uitdrukkelijk heeft meegedeeld geen bezwaar tegen de tussenkomst van de advocaat te hebben. De advocaat moet de tweede cliënt meedelen dat hij in andere aangelegenheden voor de eerste cliënt optreedt. Toelichting: Voor advocaten werkzaam binnen een associatie of een groepering, zie artikel 12. In de hypothese beschreven onder § 2 (a) kan de advocaat zonder het akkoord van zijn gewezen cliënt tussenkomen indien de aangelegenheid geen nauw verband houdt met de eerdere aangelegenheid waarin de advocaat is
6
noab
INHOUDSTAFEL
tussengekomen, terwijl onder § 2 (b) de advocaat kan tussenkomen indien de cliënt heeft besloten iemand anders aan te stellen en geen bezwaar te hebben tegen de tussenkomst van de eerdere advocaat. Dit neemt niet weg dat de advocaat zijn beroepsgeheim zal moeten eerbiedigen. In beide gevallen moet de advocaat de nieuwe cliënt meedelen dat de huidige tegenpartij van zijn cliënt eerder door hem is bijgestaan geweest.
Commentaar: Het kan als ‘duidelijk’ worden beschouwd dat een cliënt een andere advocaat zal raadplegen wanneer de advocaat bv. alleen zaken ontvangt van een ander departement van de cliënt dan het departement dat betrokken is bij de zaak die hem wordt voorgelegd. In dezelfde gedachte zal een advocaat die voor een verzekeraar aansprakelijkheidsdossiers behandelt, in andere aansprakelijkheidsgeschillen, tegen die cliënt kunnen optreden. Een voorbeeld van ‘occasioneel optreden’ doet zich voor wanneer de gebruikelijke advocaat in een belangenconflict verkeert. De bedoeling van deze nuancering van de regel van belangenconflicten is onder meer de advocaat te beschermen tegen door een cliënt ‘georganiseerde’ belangen conflicten, bijv. door meerdere kantoren met slechts één zaak te belasten. Het spreekt voor zich dat van deze twee uitzonderingen op de regel zeer voorzichtig gebruik moet worden gemaakt, en dat de interpretatie van de uitzondering restrictief moet zijn.
nieuwe aangelegenheid toestemming geen nauw verband
Artikel 6
§1 Een advocaat mag in een nieuwe aangelegenheid optreden voor een partij die in een eerdere aangelegenheid die door die advocaat werd aangevat de tegenpartij van zijn cliënt is of is geweest, op voorwaarde dat hij daartoe de uitdrukkelijke toestemming van zijn cliënt in de eerdere aangelegenheid ontving. §2 Een advocaat mag in een nieuwe aangelegenheid optreden voor een partij die in een afgesloten aangelegenheid die door de advocaat werd behandeld de tegenpartij van zijn cliënt was, op voorwaarde dat de nieuwe aangelegenheid geen nauw verband houdt met de eerdere aangelegenheid waarin de advocaat is tussengekomen. Toelichting: De eerste paragraaf van artikel 6 doelt op de situatie waarbij de advocaat parallel twee dossiers behandelt, één voor een cliënt, een tweede voor een tegenpartij van die cliënt. Hij kan dit slechts doen indien de eerste cliënt hiermee akkoord gaat. In paragraaf 2 wordt bepaald dat de eerste cliënt geen toestemming dient te geven indien het dossier van die eerste cliënt reeds is afgesloten en de nieuwe zaak met dat dossier geen nauw verband vertoont. In de mate het eerste dossier is afgesloten en toch een nauw verband met het nieuwe dossier vertoont, vindt § 1 toepassing en kan de advocaat enkel optreden indien de eerste cliënt dit toelaat. Indien het eerste dossier met het tweede een nauw verband bestaat en het eerste dossier nog niet werd afgesloten, kan de advocaat niet voor de tweede cliënt optreden. Deze bepaling impliceert evenzeer dat wanneer tijdens de behandeling van het tweede dossier of nadat ook dat dossier is afgesloten tussen beide cliënten een geschil ontstaat, de advocaat voor geen van beide partijen kan optreden.
INHOUDSTAFEL
7
twijfel of schijn
Artikel 7
loyaal optreden verwarring vermijden
§1 Indien in een aangelegenheid de tegenpartij van een cliënt of andere betrokken partijen geen advocaat hebben aangesteld, is de advocaat van die cliënt verplicht die partijen er nadrukkelijk op te wijzen dat hij alleen als de raadsman van zijn eigen cliënt optreedt en moet hij elke twijfel of schijn m.b.t. een ruimere tussenkomst vermijden. §2 De advocaat moet in dgl. contacten loyaal optreden, doch levert geen juridische bijstand aan die andere partij(en) en is derhalve ten aanzien van die partijen niet tot een voorlichtings- of adviestaak gehouden. Die contacten beletten geenszins dat de advocaat ten aanzien van die partijen in rechte kan optreden en tussengekomen rechterlijke beslissingen kan laten uitvoeren. §3 Indien de advocaat die in die omstandigheden optreedt, tijdens de afwikkeling van deze aangelegenheid ook nog voor andere partijen zou tussenkomen, moet hij elke verwarring omtrent zijn nieuwe hoedanigheid vermijden of wegnemen en deze wijziging schriftelijk aan alle partijen meedelen.
twee of meer partijen minnelijke oplossing gelijkheid schriftelijk afzien van de verdediging nauw verband
Artikel 8
§1 Een advocaat kan in een aangelegenheid terzelfder tijd de belangen behartigen van twee of meer partijen die tot een minnelijke oplossing wensen te komen op voorwaarde: - dat de belangen niet absoluut onverzoenbaar blijken te zijn, - en dat tussen de partijen geen enkele rechtspleging hangende is die verband houdt met de aan de advocaat opgedragen taak, tenzij die rechtspleging niet door die advocaat wordt benaarstigd, met uitzondering evenwel van de rechtspleging tot vaststelling van het bereikte akkoord. §2 De advocaat moet de partijen in die aangelegenheid op voet van volstrekte gelijkheid behandelen en op de hoogte brengen van alle gevolgen die, zowel in feite als in rechte, aan de voorgestelde oplossingen verbonden zijn. §3 De advocaat moet schriftelijk bevestigen dat hij in die aangelegenheid aanvaardt als gemeenschappelijk raadsman op te treden en de partijen duidelijk uiteenzetten op welke wijze zijn ereloon tussen hen zal worden verdeeld. §4 De advocaat kan echter de rol van gemeenschappelijk raadsman niet verder vervullen en moet afzien van de verdediging van al de hem toevertrouwde belangen in die aangelegenheid indien de verzoeningspoging niet slaagt of indien één van de partijen de aangegane verbintenissen niet naleeft. §5 De advocaat mag tegen één van de cliënten voor wie hij in die aangelegenheid is tussengekomen, niet optreden indien dat optreden in nauw verband staat met zijn optreden als gemeenschappelijk raadsman van die cliënt en van diens tegenpartij. Toelichting: Het gemeenschappelijk verzoekschrift tot echtscheiding door onderlinge
8
noab
INHOUDSTAFEL
toestemming is een voorbeeld van de rechtspleging tot vaststelling van het akkoord zoals bedoeld in lid 1, 2. Het hoeft geen betoog dat er een onkiese toestand ontstaat wanneer een advocaat die gewoonlijk als raadsman van een der partijen optreedt, aanvaardt in een bepaalde zaak consult te geven aan die cliënt en aan een derde. Vaak is het in dergelijk geval aangewezen niet op te treden. verder optreden
Artikel 9
§1 Indien een gebruikelijke cliënt zijn advocaat in een nieuwe aangelegenheid verzoekt ook voor een partij met gelijklopende belangen op te treden en die partij aanvaardt de advocaat ook te mandateren, kan bij het aanvatten van de werkzaamheden worden afgesproken dat indien de nieuwe cliënt tijdens de afwikkeling van de aangelegenheid besluit een nieuwe raadsman aan te stellen, of indien tussen de twee cliënten een meningsverschil ontstaat, zulks niet kan beletten dat de advocaat verder voor zijn gebruikelijke cliënt blijft optreden en namens zijn gebruikelijke cliënt eventueel vorderingen tegen de gewezen tweede cliënt kan instellen. §2 Bij ontstentenis van dergelijke afspraak zal de betrokken advocaat zich van elke verdere tussenkomst onthouden indien bij het voortzetten van die tussenkomst een belangenconflict zoals bedoeld in deze titel zou voorliggen. Toelichting: Dit neemt niet weg dat de advocaat zijn beroepsgeheim zal moeten eerbiedigen.
collectieve vordering lijst vrijstellingen schriftelijk toestemming Stafhouder
Artikel 10
§1 De Stafhouder houdt samen met de Raad van de Orde een lijst bij van advocaten die wensen op te treden als advocaat voor slachtoffers namens wie zij een collectieve vordering wensen te voeren. Advocaten worden op hun verzoek ingeschreven op deze lijst, waardoor zij geaccrediteerd worden voor collectieve vorderingen. Zij dienen ingeschreven te zijn op het Tableau of op de lijst van stagiairs van de Nederlandse Orde van Advocaten bij de balie te Brussel. §2 De Raad van de Orde mag gemotiveerd weigeren een advocaat in te schrijven op deze lijst. De beslissing van de Raad van de Orde wordt gewezen zoals in tucht. §3 De advocaat die geaccrediteerd is door opname op de lijst, mag daarvan melding maken in het kader van toegelaten publiciteit. §4 De advocaat die een collectieve vordering wenst in te stellen en die wenst te genieten van de vrijstellingen in § 7 hierna dient: - ingeschreven te zijn op de lijst vermeld in § 1; en - de Stafhouder hiervan voorafgaandelijk schriftelijk in kennis te stellen; en - hiervoor de toestemming van de Stafhouder te krijgen, die zich zal laten leiden door de informatie vermeld in § 5
INHOUDSTAFEL
9
§5 De advocaat die een collectieve vordering wenst in te stellen en die wenst te genieten van de vrijstellingen in § 7 hierna verzoekt schriftelijk om de toestemming van de Stafhouder en verstrekt de stafhouder informatie omtrent (i) de haalbaarheid van de beoogde collectieve vordering, (ii) de erelonen die de advocaat wenst aan te rekenen en op welke wijze waarop hij de transparantie daarvan voor zijn cliënten zal bewerkstelligen, (iii) de beschikbaarheid van afdoende organisatorische middelen om de verschillende aspecten van de beoogde collectieve vordering te behandelen, (iv) de mogelijke publiciteit die de advocaat wenst te voeren en (v) de onafhankelijkheid waarvan de advocaat dient blijk te kunnen geven bij de verdediging van de belangen van zijn cliënten. Elk van deze punten dient getoetst te worden aan de belangen van de cliënten. §6 Na ontvangst van bovenvermelde door de advocaat overgemaakte informatie, beslist de Stafhouder op basis daarvan of de advocaat al dan niet van de vrijstellingen in § 7 hierna mag genieten. Hiertoe mag de Stafhouder de advocaat uitnodigen om toelichting te verstrekken omtrent de beoogde vordering. §7 Het is aan advocaten die de toestemming van de Stafhouder zoals vermeld onder § 4 tot § 6 genieten, toegelaten om: - een aanzienlijk deel van hun erelonen van de uitkomst van de zaak te laten afhangen en slechts een beperkt deel van hun erelonen te doen betalen indien de uitkomst van de zaak niet succesvol is, op voorwaarde dat de advocaat kan aantonen dat hij financieel in staat is om de kosten die het voeren van de collectieve vordering redelijkerwijze met zich mee zullen brengen, op afdoende wijze te dragen; en - in afwijking van artikel 382, §2 Codex aan de hand van een gepersonaliseerd dienstenaanbod publiciteit te voeren om aan potentiële cliënten informatie te verstrekken voor een specifieke collectieve vordering, op voorwaarde dat hij de voorafgaande goedkeuring van de Stafhouder bekomen heeft voor de publiciteit die de advocaat wenst te voeren, en waarbij de Stafhouder zal waken over de waardigheid van het beroep van advocaat en het verbod misleidende publiciteit te voeren. §8 De advocaat die de toestemming van de Stafhouder volgens § 2 heeft gekregen, verbindt zich ertoe de praktische aanbevelingen vervat in de handleiding hieronder in acht te nemen. §9 Bij hoogdringendheid, zoals bijvoorbeeld wanneer de advocaat dringend de toestemming volgens § 4 tot § 6 nodig heeft om een kortgeding of gelijkaardig geding in te stellen, voegt de advocaat een gemotiveerde aanvraag tot een dringend behandeling door de Stafhouder bij zijn verzoek volgens § 4. Commentaar: Reglement goedgekeurd door de Raad van de NOAB op 18 mei 2009, met inwerkingtreding op 01.01.2010 onder de bepaling dat de Stafhouder de werking van dit reglement zal evalueren voor de derde verjaardag van zijn
10
noab
INHOUDSTAFEL
inwerkingtreding, en daarbij desgevallend aanpassingen aan dit reglement zal aanbevelen aan de Raad. De Stafhouder zal bij deze evaluatie overleg plegen met advocaten die ingeschreven zijn op de lijst vermeld in artikel 10 § 1. Een groepsactie (in het Engels class action) is een rechtsvordering door een relatief groot aantal slachtoffers, die als gevolg van één of een reeks met elkaar verbonden handelingen of nalatigheden van één beweerd aansprakelijke partij of een specifiek omschreven groep beweerd aansprakelijke partijen een gelijkaardig nadeel hebben geleden, en wier rechtsvordering gezamenlijk zou kunnen worden uitgeoefend om te kunnen genieten van een schaaleffect dat zowel de belangen kan dienen van de slachtoffers, als van de verweerders, als van het gerechtelijk apparaat. De groepsactie onderscheidt zich van de eenvoudige voeging van vorderingen en van gebundelde vorderingen van een aantal partijen in één enkel geding, door het feit dat zij toelaat om een klasse van slachtoffers te definiëren wiens vorderingen gezamenlijk behandeld kunnen worden, zonder dat elk individueel lid van de klasse formeel partij wordt in het geding. Groepsacties kunnen worden uitgeoefend door één partij die namens de volledige aldus gedefinieerde klasse in rechte optreedt. Met collectieve vorderingen wordt hierna gedoeld op de verschillende vorderingen ten gunste van verscheidene slachtoffers, of deze nu de vorm aannemen van gevoegde of gebundelde vorderingen, dan wel van een groepsactie. (Reglement van 18 mei 2009, Memorie van Toelichting, www.baliebrussel.be) Met "slachtoffer" wordt hier gedoeld niet enkel op een slachtoffer van een onrechtmatige daad in de zin van art 1382 B.W., maar op de meer algemene term, met name de benadeelde van een handeling of nalaten, al dan niet contractueel.
Werkingsregels: - Door aansluiting bij de collectieve vordering (door terugzending van de informatiefiche), gaat de cliënt akkoord met de hierna vermelde werkingsregels ervan, en wordt de cliënt derhalve cliënt van [NAAM] (hiernagenoemd het "advocatenkantoor"). Er zal in de tekst hierna naar de cliënt worden verwezen als de "cliënt" of de "toetreder". - De rol van de collectieve vordering bestaat erin de toetreders te verenigen, dewelke over het algemeen op zichzelf niet voldoende menselijke, materiële en financiële middelen kunnen inzetten om hun rechten te verdedigen. De enige band tussen de toetreders tot een collectieve vordering is dat zij keuze hebben gemaakt om zich te laten vertegenwoordigen door het advocatenkantoor X en hun belangen gezamenlijk te laten verdedigen. Elke toetreder kan, op ieder ogenblik, het syndicaat verlaten. Een toetreder kan het syndicaat echter niet meer verlaten nadat een meerderheidstemming voor een dadingovereenkomst (zoals bepaald in paragraaf 5) heeft plaatsgevonden, en zal in dergelijk geval door deze beslissing gebonden blijven. Als een toetreder niet wenst opgenomen te worden in de procedurestukken, dient hij dit uitdrukkelijk en schriftelijk te vermelden. - Het samenbrengen van een groot aantal toetreders vergt een aanpassing van de regels die normaliter de relatie beheersen tussen een advocaat en zijn cliënten. Bijgevolg, behoudens uitzondering, zal de strategie die zal gevolgd worden voor de collectieve vordering, bepaald worden door de advocaat in permanent overleg met specifieke representatieve vertegenwoordigers van de groep cliënten, die het Begeleidingscomité vormen. - De belangrijke documenten (brieven, overeenkomsten, conclusies, …) zullen voor nazicht worden overgemaakt aan dit Begeleidingscomité. De
INHOUDSTAFEL
11
cliënten zullen regelmatig op de hoogte worden g houden van het verloop van de onderhandelingen en/of ingestelde gerechtelijke procedures waarbij het echter niet mogelijk kan zijn om hen dagelijks op de hoogte te houden van alle operationele aspecten van de evolutie van het dossier. - Indien essentiële beslissingen moeten worden genomen (zoals het sluiten van een dadingovereenkomst) zullen deze individueel worden voorgelegd aan elke cliënt. De beslissingen zullen genomen worden bij meerderheid, zodat een kleine minderheid van de cliënten niet de benaderingswijze en handelingen van een grote meerderheid zouden kunnen blokkeren. De meerderheid die bereikt moet worden is een dubbele meerderheid van 80% van (i) het aantal individuele cliënten per capita en (ii) de gezamenlijke waarde van de individuele vorderingen van alle cliënten. De cliënten aanvaarden een beslissing die zou voortvloeien uit zulke stemming met dubbele meerderheid, te aanvaarden als bindend voor elk van hen individueel. - Ten einde de kosten en erelonen verbonden aan de tussenkomst van het kantoor X in dit dossier te dekken, zullen provisies proportioneel met het belang van iedere cliënt worden gevraagd. Dit is billijk in die mate dat iedere cliënt derhalve tussenkomt in de kosten in verhouding tot zijn belang. Rekening houdend met de geleverde diensten in het kader van complexe geschillen, kan een bijkomende provisie in de toekomst gevraagd worden. De eventuele gerechtskosten, die de rechtsplegingsvergoeding omvatten, zullen tevens op deze basis aangerekend worden. - De eindhonoraria zullen rekening houden met het bekomen resultaat ten belope van X % van de verkregen [schadeloosstelling], inclusief de reeds betaalde provisie(s), m.a.w. [voorbeeld ter verduidelijking]. - De cliënt doet woonstkeuze op het adres van het advocatenkantoor voor de volledige duur van zijn mandaat aan het advocatenkantoor. I.h.b. verbindt de cliënt zich ertoe om de woonstkeuze op het advocatenkantoor te behouden teneinde de betekening van een mogelijk rechtsmiddel tegen een gerechtelijke uitspraak op de gekozen woonplaats mogelijk te maken, aangezien dit de rechtsbedeling ten goede komt.
niet op te treden
Artikel 11
de beide partijen ereloon
Wanneer de partijen, alhoewel er tussen hen een fundamenteel akkoord bestaat ingevolge de techniek van de rechtspleging, zelf als tegenstander tegenover elkaar staan, mag de advocaat niet aanvaarden op te treden als advocaat van de beide partijen, zelfs niet als die er zouden mee instemmen. Hij zal zorgvuldig alle dubbelzinnigheid vermijden en de partij wiens belangen hij niet verdedigt, verzoeken een eigen raadsman te kiezen. Zijn ereloon zal uitsluitend betaald worden door de partij voor wie hij als raadsman optreedt. Toelichting: Bij wijze van voorbeeld kan worden gedacht aan de revindicatievordering ingesteld bij de beslagrechter, waarbij de advocaat de raadsman is van de beslagene en naderhand wordt geconsulteerd door de (samenwonende) revindicant.
associatie groepering belangenconflict netwerk
12
noab
Artikel 12
§1 Advocaten werkzaam binnen een associatie of een groepering zullen er zich van onthouden als advocaat op te treden indien een ander advocaat binnen diezelfde associatie of groepering zich op grond van de bepalingen van deze afdeling van die tussenkomst zou moeten onthouden.
INHOUDSTAFEL
§2 Een advocaat werkzaam in een associatie of groepering kan optreden tegen een partij die bijgestaan wordt door een advocaat die werkzaam is in een andere associatie of groepe ring, zelfs indien een andere advocaat werkzaam in de associatie of groepering van de eerste advocaat eerder werkzaam was in de associatie of groepering waarin de advocaat van de tegenpartij werkzaam is. §3 Advocaten die werkzaam worden in een associatie of groepering moeten er zich van onthouden verder in een aangelegenheid tussen te komen indien hun verdere tussenkomst tot het bestaan van een belangenconflict in de zin van deze afdeling leidt. §4 Deze regels zijn niet van toepassing op de leden van een netwerk tenzij dit bij cliënten de indruk wekt als één kantoor op te treden. Toelichting: Advocaten blijven niet voor eeuwig in een samenwerkingsverband werkzaam. Het vertrek uit een samenwerkingsverband kan tot belangenconflicten in het samenwerkingsverband waarin een advocaat werkzaam wordt, leiden. Bij beslissing van de raad van 22 juni 2009 werd art. 12 § 3 (voormalig art. 8 § 2) gewijzigd. De nieuwe regeling voorziet in een strengere beoordeling ten aanzien van het belangenconflict. Het is niet langer zo dat het belangenconflict ophoudt omdat één van de betrokken advocaten zich onthoudt verder in een welbepaalde zaak op te treden. Het is de advocaat die werkzaam wordt in een associatie of een samenwerkingsverband niet toegestaan verder op te treden in elke zaak waar er een belangenconflict ontstaat. afwijkingen
Artikel 13
De Stafhouder kan afwijkingen op voormelde regels toestaan indien blijkt dat de toepassing ervan, hetzij tot een oneigenlijk gebruik van voormelde regels zou leiden, hetzij de cliënt van de advocaat die zich principieel zou dienen te onthouden, dan wel terug te trekken, op onbillijke wijze zou schaden. Toelichting: Regelmatig worden de regels m.b.t. belangenconflicten om louter tactische redenen ingeroepen, bv. om een bedreven advocaat te beletten tussen te komen of nog verder op te treden. In dergelijke gevallen wordt het beweerd belangenconflict vaak zeer laat ingeroepen (bv. kort voor een zitting of na tijdrovend studiewerk), dan wel door een derde partij ingeroepen die in se door het optreden van een bepaald advocaat niet rechtstreeks wordt gegriefd. Het kan ook gebeuren dat een partij zijn tegenpartij enkel op extra kosten wenst te jagen door hem – vaak in een vergevorderd stadium – te dwingen een nieuwe raadsman te kiezen, om aldus een voorsprong op die nieuwe raadsman te kunnen boeken (die het dossier niet even grondig kent). Dgl. misbruiken moet de Stafhouder kunnen beletten. Anderzijds zijn situaties denkbaar waar de advocaat, door zich aan de regels van deze afdeling te houden, toch bij zijn cliënt hevige reacties zou kunnen opwekken door in zeer persoongebonden dossiers een samenwerking met een advocaat van een te-
INHOUDSTAFEL
13
genpartij aan te knopen, zonder dat ook de advocaat van die tegenpartij zich uit het dossier terugtrekt. Men denke hierbij bijvoorbeeld aan twee advocaten die, in persoongebonden dossiers zware emotionele procedures voeren en besluiten hun activiteiten voortaan samen te ontwikkelen. In dergelijke specifieke gevallen waar de persoonlijke emoties hoog kunnen oplopen, kan de Stafhouder oordelen dat best geen van beide advocaten nog verder optreedt. Verder belet niets dat een advocaat preventief het standpunt van zijn Stafhouder inwint teneinde een voorgenomen tussenkomst in een aangelegenheid aan de regels van deze afdeling te toetsen.
afdeling 3
Contacten van de advocaat met getuigen onafhankelijkheid
Artikel 14
getuigen essentiële punten
§1 Het streven naar de waarheid en de eerbied voor de onafhankelijkheid van diegenen die bij dit streven betrokken zijn, verplichten de advocaat ertoe alle sturende contacten te vermijden met de personen, andere dan deskundigen, die moeten getuigen in een zaak waarmede hij belast is. Zo richt hij aan de getuigen geen brieven die als een bedreiging of een dwangmiddel kunnen worden aangezien. §2 De advocaat moet eveneens vermijden briefwisseling te voeren of een onderhoud te hebben met de getuigen die zullen gehoord worden in de hem toevertrouwde zaken. Hij mag er niet van verdacht worden te hebben gepoogd hun getuigenis te beïnvloeden. §3 Nochtans kan aanvaard worden dat een advocaat een brief richt tot de getuige om hem uit te nodigen op het getuigenverhoor, maar deze moet strikt beperkt blijven tot de essentiële punten van de aan de getuigen door de gerechtsdeurwaarder gedane aanzegging, d.w.z. de voornaamste uittreksels uit het vonnis dat het getuigenverhoor beveelt en de uitnodiging om als getuige te verschijnen. De advocaat moet zich nauwgezet onthouden van elke andere appreciatie.
Artikel 15
De voormelde regels gelden niet wanneer de advocaat door een toekomstige burgerlijke partij geraadpleegd wordt, of wanneer hij geraadpleegd wordt door een getuige voor diens getuigenis; in dat geval gaat het om een bijzonder geval van betrekkingen tussen de advocaat en de cliënt, en blijft de vrijheid van raadpleging volledig. De advocaat zal er zich in dat geval ten stelligste van onthouden de getuigenis van zijn cliënt te beïnvloeden.
Artikel 16
§1 De voormelde regels zijn niet van toepassing op arbitrages of op buitenlandse gerechtelijke rechtsplegingen waarbij dergelijke contacten toegelaten zijn krachtens hun eigen procedureregels. (Goedgekeurd door de Raad van de Orde in vergadering van 21 maart 2011)
§2 In zijn contacten met de getuige zal de advocaat in alle omstandigheden blijk geven van voorzichtigheid, kiesheid en rechtschapenheid. Hij zal er zich strikt van onthouden de getuige te beïnvloeden of hem aan te zetten af te wijken van de waarheid.
14
noab
INHOUDSTAFEL
Toelichting: Art. 16§1: Over het nut van een deontologische regeling van contacten tussen advocaten en getuigen in het kader van arbitrages lijkt er geen twijfel te bestaan. In het kader van arbitrageprocedures met een buitenlands of transnationaal element, kunnen nu zowel leden van de Franse Orde als van de Nederlandse Orde contacten met getuigen onderhouden, wat de wapengelijkheid onder elkaar en naar buitenlandse advocaten toe enkel ten goede kan komen. Hoewel de inhoud van deze contacten in het Reglement en in artikel 16 van de Codex iets anders verwoord zijn, lijken ze fundamenteel gelijk te lopen, en zou men daar geen grote problemen verwachten. Een probleem kan zich wel voordoen in verband met het verschillend toepassingsgebied van het Reglement en van artikel 16. De Franse Orde laat ook contacten met getuigen toe in puur interne Belgische arbitrages, daar waar dit voor de Nederlandse Orde (nog) niet het geval is. Een uitbreiding van de regel van de Nederlandse Orde tot alle arbitrages lijkt nuttig. De Franse Orde regelt ook contacten met “getuigen” in mechanismen zoals bemiddeling en de bindende derdebeslissing, daar waar dergelijke mechanismen geen getuigen in de procedurele zin van het woord kennen. Een uitbreiding van de regel van de Nederlandse Orde tot deze rechtsfiguren lijkt niet aangewezen Het is nuttig de motieven van de Resolutie van de Raad van 26 juni 1989 terzake weer te geven: ‘De deontologie verbiedt in regel de Belgische advocaten alle contacten met getuigen. Andere landen kennen dergelijke regel niet en staan de advocaten zelfs toe de getuigen grondig te ondervragen ten einde hen voor te bereiden op hun verklaring. Deze landen kennen daarentegen het kruisverhoor dat voor de partij, die de getuige niet heeft opgeroepen, een belangrijke waarborg biedt. Bij ontstentenis van dergelijke waarborg, lijkt het niet aangewezen onze deontologie te wijzigen voor de gerechtelijke of scheidsrechterlijke procedures die aan de Belgische procedureregels onderworpen zijn. Daarentegen bestaat er, wat de gerechtelijke of scheidsrechtelijke procedures betreft, die gevoerd worden volgens de procedureregels van een land die de contacten tussen advocaten en getuigen toestaat, geen enkele reden de Belgi sche advocaten de verplichting op te leggen die niet geldt voor hun buitenlandse confraters. Een dergelijke discriminatie zou de goede samenwerking schaden die dient te bestaan tussen Belgische en buitenlandse advocaten die dezelfde belangen verdedigen en zou de Belgische advocaat in een nadelige positie plaatsen ten overstaan van hun buitenlandse tegenstrevers. Het zou er de cliënten kunnen toe aanzetten de verdediging van hun belangen niet toe te vertrouwen aan Belgische advocaten. De toenemende internationalisering van de zaken kan dergelijke toestanden slechts doen aangroeien.’
afdeling 4 bezoek gedetineerde familielid samenwonende identiteit
Artikel 17
Contacten tussen de advocaat en gedetineerden §1 Behalve in geval van aanstelling door het Bureau voor Juridische Bijstand of door de Stafhouder mag de advocaat slechts een bezoek brengen aan een gedetineerde indien hij door hem werd aangesteld tijdens zijn verhoor door de onderzoeksrechter of indien hij door hem werd geraadpleegd per brief, e-mail of telefoon
INHOUDSTAFEL
15
met naleving van de administratieve reglementering ter zake. §2 Hij mag eveneens een bezoek brengen aan een gedetineerde wanneer hij geraadpleegd werd door een familielid of een samenwonende. De advocaat zal de identiteit van de persoon die hem raadpleegt nagaan evenals de bestaande familieband of relatie. vriend
Artikel 18
Hij mag uitzonderlijk bezoek brengen aan een gedetineerde op verzoek van een vriend van deze laatste. De advocaat moet vooraf deze vriend ontvangen, tijdens dit onder houd nagaan of hij geen mededader of medeplichtige is van de gedetineerde en of er geen tegenstrijdigheid van belangen bestaat die zijn tussenkomst zou verhinderen. In de door de artikelen 17 en 18 bepaalde gevallen en vanaf het eerste onderhoud in de gevangenis, zal de advocaat er voor zorgen dat de gedetineerde de keuze van wie hem geraadpleegd heeft, bevestigt. De advocaat zal onmiddellijk terugtreden indien de gedetineerde reeds een ander raadsman gekozen heeft, tenzij hij de wens heeft geuit door een tweede raadsman te worden bijgestaan.
keuze
Artikel 19
Elke andere vorm van raadpleging is strikt verboden, zelfs in dringende gevallen.
Artikel 20
De advocaat zal o.m. weigeren op te treden voor een gedetineerde die hem aanspreekt in de gangen van de gevangenis, evenals wanneer het verzoek uitgaat van een andere gedetineerde en van elke persoon die behoort tot het penitentiair (administratief personeel, sociaal-assistenten, aalmoezeniers, e.a.) of het gerechtelijk milieu (politie, tolken, e.a.).
bevestigt
afdeling 5
De advocaat van een verzekeraar van burgerlijke aansprakelijkheid of rechtsbijstand en de verzekerde verzekeraar
Artikel 22
De advocaat die op initiatief van een derde, meestal de verzekeraar of de make laar, de belangen moet verdedigen van een rechtzoekende die een burgerlijke aansprakelijkheids- of rechtsbijstandsverzekeringspolis heeft afgesloten, zal de rechtzoekende onmiddellijk van zijn tussenkomst op de hoogte brengen.
persoonlijke advocaat
Artikel 23
Onverminderd het bepaalde in art. 73 moet de advocaat die door een verzekeringsmaatschappij gelast wordt in naam van een verzekerde voor een rechtscollege te verschijnen, de volgende regels in acht nemen: §1 Indien blijkt dat de belangen van de verzekeringsmaatschappij met deze van haar verzekerde strijdig kunnen zijn, zal de advocaat de verzekeringsmaatschappij verzoeken haar verzekerde uit te nodigen een persoonlijke advocaat te kiezen die zijn belangen zal verdedigen.
16
noab
INHOUDSTAFEL
§2 Indien de verzekerde weigert of nalaat een persoonlijke advocaat te kiezen, zal de advocaat van de verzekeringsmaatschappij in haar naam vrijwillig tussenkomen voor het rechts college. §3 Indien de belangen van de verzekeringsmaatschappij en die van haar verzekerde niet tegenstrijdig zijn, maar de waarborg onvolledig of voorwaardelijk is, is het de advocaat toegelaten de onderscheiden belangen van de verzekerde en van de verzekeringsmaatschappij die onderling niet strijdig zijn, te verdedigen. Hij mag dan verschijnen in naam van de verzekerde die de enige partij is in het geding. Het beroepsgeheim verbiedt aan de advocaat de tussen zijn cliënten bestaande contractuele verhouding bekend te maken. §4 Indien de tegenstrijdigheid van belangen slechts duidelijk wordt wanneer de advocaat de verdediging van de verzekerde reeds had aangevangen, moet hij afzien van de verdediging van de belangen van de verzekerde en van de verzekeraar, onverminderd de toepassing van artikel 9. Toelichting: Zie het Protocol tussen de balies aangesloten bij de Vereniging van Vlaamse Balies en de rechtsbijstandsverzekeraars, opgenomen als bijlage in Deel III. . Artikel 23 werd gewijzigd door de Raad van de Orde op 6 december 2004
afdeling 6
Het gebruik van door de cliënt op bedrieglijke wijze bekomen documenten geen gebruik
Artikel 24
De advocaat mag geen gebruik maken van door de cliënt bedrieglijk verkregen documenten, ook wanneer die documenten onregelmatigheden aan het licht zouden kunnen brengen. Toelichting: Zie de aanbeveling van oktober 1977, die verwijst naar een beslissing van 29 mei 1956 evenals de beslissing van de Tuchtraad van Beroep Brussel van 10 november 1998, Informatieblad, 1999-2000, 13 Zie tevens Art. 460ter Strafwetboek
afdeling 7
De tussenkomst van de advocaten in reorganisaties en faillissementen een volmacht objectief ingelicht
Artikel 25
Het is de advocaat, wiens cliënt zijn schuldeisers voorstellen wil doen met het oog op het bekomen van een reorganisatie, toe gelaten de schuldeisers voor te stellen hem een volmacht te geven om te stemmen wanneer: - de schuldeiser objectief werd ingelicht over de toestand van zijn schuldenaar en over de volledige, gedetailleerde en laatste voorstellen die op de vergadering ter stemming zullen worden
INHOUDSTAFEL
17
gebracht en hij verklaart deze voorstellen zonder meer en onge wijzigd te aanvaarden, - de advocaat van de aanvrager, die de schuldeiser voorstelt hem een stemvolmacht te geven, deze schuldeiser eraan herinnert: 1. dat het hem vrijstaat zich persoonlijk op de vergaderingen aan te bieden of er zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat van zijn keuze, 2. dat de advocaat zich het recht voorbehoudt zich bij de stemming te onthouden wanneer een nieuw gegeven de omstandigheden die aan de basis lagen van de voorstellen, zou wijzigen. verboden
Artikel 26
Het is de advocaat van de aanvrager verboden een volmacht onder een andere vorm of volgens andere modaliteiten te aanvaarden. Dit verbod geldt eveneens voor de gewezen advocaat van de schuldenaar, tenzij hij geraadpleegd werd in een aan het faillissement of de reorganisatie volledig vreemde aangelegenheid.
verboden
Artikel 27
§1 Het is de advocaat verboden het gerechtelijk mandaat van curator van een faillissement of van gerechtsmandataris of voorlopige bestuurder te aanvaarden, wanneer hij de advocaat is van de schuldeiser die een beslissende invloed heeft gehad bij de totstandkoming van dat faillissement of gerechtelijke reorganisatie.
mandaat verbod gewezen advocaat
§2 Dit verbod geldt eveneens voor de gewezen advocaat van de bovenvermelde schuldeiser, tenzij hij geraadpleegd werd in een aan het faillissement of de gerechtelijke reorganisatie volledig vreemde aangelegenheid. Toelichting: Zie ook de Resolutie van de Raad van 23 juni 1981. De tekst werd terminologisch aangepast rekening houdende met de wet op de continuïteit van ondernemingen
afdeling 8
De advocaat als uitvoerder van uiterste wilsbeschikkingen testament uitvoerder
Artikel 28
De advocaat-testamentuitvoerder zal niet zelf de geldigheid van het testament dat hem aanstelde bepleiten. Bij analogie zal de advocaat, wiens opdracht op zichzelf of qua uitvoering voor de rechtbank zou betwist worden, een confrater gelasten met zijn verdediging.
afdeling 9
De tussenkomst van de advocaat voor een commissie waarvan hij lid of bijzitter is lid commissie
18
noab
Artikel 29
De advocaat die effectief of plaatsvervangend lid of bijzitter is van een commissie, mag voor deze commissie pleiten voor zover hij tijdens het verloop van de zitting niet zou moeten pleiten én zetelen.
INHOUDSTAFEL
afdeling 10
De tussenkomst van een advocaat in een aangelegenheid in een andere hoedanigheid dan als advocaat verboden raad
Artikel 30
pleiten eerdere tussenkomst
Het is de advocaat verboden raad te geven of te pleiten voor een partij indien hij uit een eerdere tussenkomst als gerechtelijk mandataris, als arbiter of bemiddelaar in zaken waarin de tegenpartij betrokken was, of als mandataris van de tegenpartij, anders dan als advocaat, over precieze gegevens beschikt omtrent die tegenpartij die in een aangelegenheid waarin hij wordt gevraagd op te treden tegen die tegenpartij zouden kunnen worden gebruikt.
HOOFDSTUK 2 het beroepsgeheim > De advocaat is verplicht tot geheimhouding; hij dient te zwijgen over bijzonderheden van door hem behandelde zaken, de persoon van zijn cliënt en de aard en omvang van diens belangen
afdeling 1
Principes algemeen
Artikel 31
openbare orde onbeperkt in de tijd
Het beroepsgeheim van de advocaat is van algemeen belang en raakt de openbare orde. Het strekt zich, onbeperkt in de tijd, uit tot al wat hij in de uitvoering van zijn opdracht verneemt of vaststelt. De advocaat kan door zijn cliënt niet van zijn beroepsgeheim worden ontslagen. Toelichting: In 1654 besliste een Engelse rechtbank: “a lawyer is not bound to make answer for things which may disclose the secrets of his clients’cause”. Sedertdien neemt men geredelijk aan dat het beroepsgeheim van de advocaat voortvloeit uit de aard van dit beroep en tot zijn essentie behoort; (Jo Stevens, de praktijk van het beroepsgeheim) De bepaling als omschreven in de beroepsplichtenleer, door hantering van het begrip “vaststelt”, heeft een ruimere draagkracht dan de definitie weerhouden in artikel 458 Strafwetboek waar enkel gewag wordt gemaakt van “toevertrouwde geheimen”. Ook de persoonlijke bevindingen van de advocaat, al dan niet door middel van deductie of redeneervermogen, vallen onder het deontologische begrip beroepsgeheim (Advies van de Raad van de Orde dd.2 februari 2009 inzake de parlementaire onderzoekscommissie Fortis).
ondervraagd huiszoeking
Artikel 32
De advocaat moet het beroepsgeheim inroepen wanneer hij wordt ondervraagd of wanneer bij hem een huiszoeking geschiedt. Hij zal zijn Stafhouder hiervan onmiddellijk op de hoogte brengen.
INHOUDSTAFEL
noab
19
Elke huiszoeking gebeurt in aanwezigheid van de Stafhouder of van zijn vertegenwoordiger. Toelichting: T. Bauwens, “De Stafhouder als ‘adviseur’ en ‘onafhankelijke’ en ‘onpartijdige’ ‘rechter’, in R.W., 2007-08, 436-439 E.H.R.M., 24 juli 2008, André / Frankrijk, J.L.M.B. 2008/19, 864
Artikel 33
Voor de rechtbank en voor parlementaire commissies mag de advocaat niet getuigen over feiten waarvan hij als advocaat en in de uitoefening van zijn beroep kennis kreeg. Toelichting : Art. 458 Sw. Zie o.m. de Puydt, p 35 en 48 tot 55; Lambert, p. 431 tot 473; Stevens, nrs. 811 tot 877, 897, 1012, 1043 en 1068 tot 1071. Bij de uitoefening van andere taken dan die van advocaat kan deze zich niet op het beroepsgeheim beroepen. Het beroepsgeheim omvat niet de feiten waarvan de advocaat kennis heeft buiten de uitoefening van het beroep. Aldus mag de tot uitvoerder van uiterste wilsbeschikkingen aangestelde advocaat het beroepsgeheim in principe niet inroepen met de bedoeling stukken en inlichtingen waarvan hij als uitvoerder van uiterste wilsbeschikkingen kennis kreeg, niet te moeten meedelen. De functies van de uitvoerder van de uiterste wilsbeschikkingen vallen immers niet onder zijn gebruikelijke beroepsactiviteiten. de Aanbeveling van juni 1976: volgens art. 458 S.W. valt de briefwisseling tussen advocaat en cliënt onder het beroepsgeheim. De Raad van de Orde heeft geoordeeld dat de dood van de auteur van de briefwisseling evenzeer als de dood van zijn advocaat, niets wijzigt aan de aard van de briefwisseling die dus vertrouwelijk blijft na de dood en niet mag worden overgelegd in een gerechtelijk debat. Inzake fiscale controle: de advocaat moet zich verzetten tegen het nemen van een fotokopie van het dagboek dat de namen van de cliënten bevat, alsmede tegen elke maatregel die de belastingsadministratie zou toelaten gegevens te bekomen bestemd voor de controle ten laste van derden. Ingevolge het beroepsgeheim kan geen mededeling worden verstrekt van de lijst van cliënten, noch van de aard van de raadpleging of de gevoerde procedure. (Informatieblad, juni 1976, 34, Brief van de Stafhouder, februarimaart 1981, 150 en juni 1983, 284). Aanbeveling en advies van de Raad van 21 oktober 1980 (Brief van de Stafhouder, 1980-81, p. 80): ... dat niettegenstaande de bewoordingen van art. 458 Sw. een advocaat niet mag getuigen voor de rechtbank over feiten waarvan hij kennis kreeg in zijn hoedanigheid van advocaat terwijl hij zijn beroep uitoefende... Deze regel is van openbare orde. Hij mag dus niet worden opgeheven door de cliënt, de gewezen cliënt of de erfgenamen van de advocaat... gelet op onder meer het arrest van het Hof van Cassatie van 25 oktober 1978 (J.T., 1979, blz. 371 e.v., noot Bruyneel) - mag een juridisch raadsman zich op die principes niet beroepen, vermits hij enkel gebonden is aan een plicht van discretie en niet aan die van het beroepsgeheim op zichzelf. De raad heeft gemeend dat mag gezegd worden dat een dergelijk juridisch raadsman,
20
noab
INHOUDSTAFEL
zonder enige deontologische norm te overtreden, in rechte mag getuigen over feiten die hij gekend heeft bij zijn activiteiten. Dit principe zou ook van toepassing zijn, zo later de juridische raadsman lid werd van een Belgische balie, met voorbehoud evenwel dat, concreet en naargelang de feiten, het onmogelijk zou zijn een onderscheid te maken tussen wat aan de juridische raadsman werd gezegd of toevertrouwd voor zijn inschrijving bij de balie of wat er gebeurde na zijn inschrijving. Aanbeveling van 20 december 1983: De agenda van een advocaat heeft hetzelfde vertrouwelijk karakter als de briefwisseling met een cliënt en dient derhalve, bij een strafonderzoek, verzegeld te worden door het lid van de Raad dat een onderzoeksmagistraat vergezelt ten kantore van de betrokken advocaat. “voor parlementaire commissies” toegevoegd bij beslissing van de Raad van de orde van 22 juni 2009
Vergelijk:
CCBE Art.2.3.1 Het ligt in het wezen van de taak van de advocaat, dat hem van de zijde van zijn cliënt geheimen worden toevertrouwd en dat hem vertrouwelijke mededelingen worden gedaan. Zonder de waarborg van het beroepsgeheim kan er geen vertrouwen bestaan. Het beroepsgeheim wordt derhalve erkend als essentieel en fundamenteel recht en plicht van de advocaat. De verplichting van de advocaat met betrekking tot het beroepsgeheim dient zowel de belangen van de rechtsbedeling als de belangen van de cliënt. Zij dient derhalve een bijzondere bescherming van de Staat te genieten.
CCBE 2.3.2 De advocaat moet de geheimhouding eerbiedigen van elke vertrouwelijke mededeling die hem wordt gedaan in het kader van zijn beroepsactiviteiten.
CCBE 2.3.3 De verplichting tot het beroepsgeheim is naar tijdsduur onbeperkt.
CCBE 2.3.4 De advocaat zorgt ervoor dat zijn personeel en alle personen die met hem in beroepsverband samenwerken zijn beroepsgeheim eerbiedigen.
personeel
Artikel 34
De advocaat zorgt ervoor dat zijn personeel en alle personen die met hem in beroepsverband samenwerken zijn beroepsgeheim eerbiedigen.
Toelichting: toegevoegd bij beslissing van de Raad van de orde van 22 juni 2009
afdeling 2
De betrekkingen met een privé-detective privédetective
Artikel 35
De advocaat mag aan de door zijn cliënt ingehuurde privé detective slechts die inlichtingen of richtlijnen geven waarover
INHOUDSTAFEL
21
de privédetective moet kunnen beschikken om zijn opdracht te kunnen uitvoeren. Toelichting: Zie ook de Brief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken in verband met het werken met privédetectives, Informatieblad 1999-2000, 56
afdeling 3
Het beslag onder derden in handen van een advocaat beroepsgeheim
Artikel 36
De advocaat die in het kader van de uitoefening van zijn beroep bedragen of zaken die hij aan anderen dient over te maken, in zijn bezit heeft, is in principe gehouden het beroepsgeheim in te roepen bij de verklaring van derde-beslagene die hij moet doen wanneer bij hem derdenbeslag wordt gelegd of hem een dwangbevel wordt betekend.
Artikel 37
Bij ontvangst van de akte van beslag onder derden of het dwangbevel wint de advocaat derde-beslagene het advies in van zijn Stafhouder. De advocaat oordeelt of het bezit van de bedragen of zaken al dan niet gedekt is door het beroepsgeheim. De advocaat derde-beslagene kan geen afstand doen van de bedragen of zaken die het voorwerp uitmaken van het beslag of het dwangbevel, tenzij na handlichting ervan.
derdenbeslag
Toelichting: Deze
drie
artikelen
zijn
een
woordelijke
overname
van
het
Reglement van de Nationale Orde van 10 januari 1992. Beslag onder derden in handen van een advocaat, Mr. Edgar Boydens, Informatieblad, 2002-2003, 592
afdeling 4
Beroepsgeheim in contacten met de verzekeraar van de beroepsaansprakelijkheid beroepsgeheim derdenbeslag
22
Artikel 38
De advocaat die zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar inlichtingen verschaft, schendt zijn beroepsgeheim niet voor zover hij zich daarbij beperkt tot wat strikt nodig is voor de verdediging van zijn belangen. Bij twijfel zal de advocaat het advies van de Stafhouder inwinnen.
INHOUDSTAFEL
HOOFDSTUK 3 de briefwisseling > De briefwisseling tussen advocaten is vertrouwelijk. Ze mag niet overgelegd worden, noch in rechte, noch daarbuiten.
afdeling 1
De briefwisseling tussen advocaten principe vertrouwelijk
Artikel 39
De briefwisseling tussen advocaten is in principe vertrouwelijk. Zelfs indien de advocaten het eens zijn, mag zij enkel overgelegd worden met de toestemming van de Stafhouder. Zijn beslissing betreft zowel het gebruik in rechte als erbuiten.
zonder toelating
Artikel 40
§1 Verliezen nochtans hun vertrouwelijk karakter, zodat ze zonder toelating van de Stafhouder mogen gebruikt worden: - elke mededeling die een akte van rechtspleging uitmaakt of vervangt, - elke uitdrukkelijk als niet-vertrouwelijk bestempelde mededeling die een eenzijdige verbintenis zonder voorbehoud inhoudt, - elke niet-vertrouwelijke mededeling die zonder voorbehoud op verzoek van een partij gedaan wordt om er kennis van te geven aan een andere partij, op voorwaarde dat de geadresseerde ze uitdrukkelijk als niet-vertrouwelijk aanvaardt, - elke schriftelijke mededeling die de vermelding ‘niet-vertrouwelijk’ draagt en die uitsluitend de nauwkeurige omschrijving van precieze feiten bevat en het antwoord daarop, en die hetzij een gerechtsdeurwaarderexploot, hetzij een mededeling van partij tot partij vervangt, - elke zelfs vertrouwelijke namens een partij gedane mededeling, wanneer ze bepaalde voorstellen omvat die onvoorwaardelijk namens de andere partij worden aangenomen.
akte van rechtspleging uitdrukkelijk als niet-vertrouwelijk aanvaardt feiten voorstellen indekken bondig loyale toepassing
§2 De beschikkingen van dit artikel gelden enkel voor de mededelingen die niets anders inhouden dan wat onder 1, 2, 3, 4 en 5 werd vermeld. Het is aangewezen: - zich in verband met die mededelingen schriftelijk door de cliënt te doen indekken, - kort en bondig te zijn in de mededelingen met een officieel karakter, dit karakter in de brief zelf te vermelden en elke verdere mededeling, die een vertrouwelijk karakter bewaart, in een afzonderlijk schrijven te verwerken.
verscheidene balies
Artikel 41
In voorkomend geval waakt de Stafhouder voor de loyale toepassing van deze bepaling.
Artikel 42
Bij betwisting tussen advocaten van verscheidene balies, mag enkel van de briefwisseling worden gebruik gemaakt na voorafgaande toelating van hun respectieve Stafhouders, met dien verstande dat:
INHOUDSTAFEL
23
- bij onenigheid de beslissing van de Stafhouder van de balie bij de rechtsmacht waar zij zal overgelegd worden primeert, indien één van de betrokken advocaten van die balie deel uitmaakt; in het andere geval en voor internationale en buitenlandse rechtsmachten geldt de meest beperkende opvatting, - deze regel ook van toepassing is wanneer voor het eerst in hoger beroep van de correspondentie wordt gebruikgemaakt, - elke betwisting die ter terechtzitting rijst m.b.t. het gebruik van brieven beslecht wordt door de Stafhouder van de balie van de rechtsmacht waar de zaak voorkomt, - dat bij verandering van raadsman in de loop van een geding, de Stafhouder van de balie waarvan de nieuwe advocaat deel uitmaakt, niet kan terugkomen op de beslissing die door de Stafhouder van de balie waartoe de opgevolgde advocaat behoort, genomen werd.
verscheidene balies meest beperkende opvatting hoger beroep
overeenkomsten
Artikel 43
Het recht de briefwisseling over te leggen wijzigt niets aan het bestaan en de draagwijdte van de ingeroepen overeenkomsten. Het al dan niet vertrouwelijk karakter van mededelingen per telefax of enig ander communicatiemiddel is onderworpen aan dezelfde regels als inzake de briefwisseling. Toelichting: Voorgaande artikelen zijn een letterlijke overname van het Reglement van de Nationale Orde van 6 juni 1970, gewijzigd op 6 maart 1980, 8 mei 1980 en 22 april 1986. Zie o.m.: de Puydt, p.43 e.v.; Lambert, p. 445, 579, 654, 658 en 682; Stevens, nrs. 828-857, 648, 824, 991, 998 en 1032; D. Lindemans, Briefwisseling tussen advocaten, uitgegeven door de orde van Advocaten te Antwerpen, 2002-2003; F. Judo, Vertrouwelijkheid van briefwisseling: 10 valkuilen die U net zo goed kan vermijden, Informatieblad NOAB, p.1174; E. Boydens, Briefwisseling tussen advocaten, Cursus Beroepsopleiding voor Stagiairs, zie www.baliebrussel.be; D. Lindemans, De briefwisseling tussen advocaten, Informatieblad NOAB, 2002-2003,515 Zie verder ook: Aanbeveling van de Raad van juni 1976 in verband met briefwisseling tussen advocaten inzake dadingen: - de advocaat die een transactioneel voorstel doet, moet er voor waken door zijn cliënt te zijn gedekt. Speciaal wordt hem aanbevolen de bewoordingen van het ontwerp van dading aan zijn cliënt voor te leggen, - Wanneer de advocaat een transactioneel aanbod heeft gedaan aan de tegenstrever, waarbij hij vooraf niet werd gedekt door zijn cliënt, zou hij het aan zijn confrater moeten melden, - De briefwisseling moet het in ieder geval mogelijk maken dat zonder betwisting kan worden uitgemaakt of de briefwisseling van de advocaat zich beperkt tot het aanknopen van onderhandelingen of dat zij een vast aanbod overbrengt om tot een akkoord te komen ingeval van aanvaarding, zonder voorbehoud, door de tegenstrever, - In geval van twijfel over de draagwijdte van een briefwisseling zal deze als vertrouwelijk worden beschouwd. - D. LINDEMANS, “Rechterlijk toezicht op overlegging in rechte van briefwisseling tussen advocaten omwille van het recht van verdediging”, noot onder Koophandel Brussel 28 december 2007, R.W. 2008 - 2009
24
noab
INHOUDSTAFEL
Vergelijk:
CCBE art.5.3.1 Een advocaat, die aan een advocaat van een andere lidstaat mededelingen wenst te doen, die hij als ”vertrouwelijk” of als “without prejudice/sans préjudice” beschouwd wil zien, dient dit voornemen duidelijk kenbaar te maken vóór het verzenden van die eerste van deze mededelingen.
CCBA art. 5.3.2 Indien de toekomstige geadresseerde aan deze mededelingen geen vertrouwelijk of “without prejudice” karakter kan verlenen, dient hij de afzender daarover onverwijld te informeren.
afdeling 2
De briefwisseling tussen advocaten en gerechtelijke mandatarissen-advocaten officieel
Artikel 44
De briefwisseling tussen advocaten en gerechtelijke mandatarissen-advocaten is officieel. Nochtans kan de afzender zijn brief vertrouwelijk maken met uitdrukkelijke vermelding ervan in de brief. De bestemmeling moet deze brief als vertrouwelijk aanzien en als dusdanig behandelen. Toelichting: Stevens, nr. 853 en Beslissing van de Algemene Raad van de Nationale Orde van 10 maart 1972 (zie deel III)
afdeling 3
De briefwisseling tussen advocaten en notarissen Artikel 45
De briefwisseling met notarissen is officieel. Zij mag dus in rechte overgelegd worden zonder enige toelating. Nochtans kan de afzender zijn brief vertrouwelijk maken met uitdrukkelijke vermelding ervan in de brief. De bestemmeling moet deze brief als vertrouwelijk aanzien en als dusdanig behandelen. Toelichting: Deze regelen zijn een transcriptie van een Aanbeveling van september 1977 (Brief van de Stafhouder, 1977-78, 9).Zie evenwel ook Stevens, nr. 834.3, p. 641, in verband met de (on)mogelijkheid om confidentialiteit af te spreken met de notaris.
afdeling 4
De briefwisseling met syndicale afgevaardigden Artikel 46
De briefwisseling tussen de advocaat en de syndicale afgevaardigde heeft in beginsel geen enkel vertrouwelijk karakter. Dit zal niet het geval zijn indien advocaat en syndicale afgevaardigde
INHOUDSTAFEL
25
uitdrukkelijk op voorhand en schriftelijk, overeenkomen hun briefwisseling als vertrouwelijk te beschouwen, met als doel onder meer het zoeken van een akkoord tussen partijen te vergemakkelijken. In dat geval verbinden de advocaat en de syndicale afgevaardigde zich er toe hun briefwisseling niet over te leggen. Toelichting: Dit voorschrift is een woordelijke overname van art. 5 van het protocol ondertekend op 6 mei 1977 tussen de Orde van advocaten bij de Balie te Brussel enerzijds, het ACV- gewest Brussel, het ABVV-gewest Brussel-Halle-Vilvoorde, en de ACLVB gewest Brabant anderzijds (Brief van de Stafhouder, 1977-78, 4). Dit protocol werd na de splitsing door de NOAB evenwel nooit overgenomen. Bij beslissing van de Raad van de NOAB van 22 juni 2009 werden overigens alle overige bepalingen van het protocol(onderafdeling 5 van hoofdstuk 4, Codex 2007) geschrapt.
afdeling 5
De briefwisseling die door de tegenpartij in persoon tot de advocaat gericht wordt niet vertrouwelijk
Artikel 47
Wanneer een tegenpartij in persoon tot een advocaat een brief richt is deze niet vertrouwelijk, tenzij de tegenpartij er uitdrukkelijk een vertrouwelijk karakter aan heeft gegeven.
afdeling 6
De briefwisseling met de stafhouder vertrouwelijk
Artikel 48
De briefwisseling zoals ook de gesprekken tussen een advocaat en de Stafhouder zijn vertrouwelijk. Behoudens andersluidende beslissing van de Stafhouder mag er voor de rechtsmachten noch jegens derden gewag van gemaakt worden. Toelichting: zie ook: Aanbeveling van mei 1984 (Brief van de Stafhouder, 1983-84, 263). Mr. Edgar Boydens, De briefwisseling met de Stafhouder belicht, Informatieblad NOAB, 2002-2003, 523
afdeling 7
De mededeling van de briefwisseling tussen de advocaten aan hun cliënten
aan de cliënt meegedeeld
26
noab
Artikel 49
De mededeling van niet-vertrouwelijke briefwisseling is aan geen enkele beperking onderworpen.
Artikel 50
Een vertrouwelijke brief van een advocaat die de raadsman is van de tegenpartij mag onder de volgende voorwaarden aan de cliënt onder de vorm van fotokopie worden meegedeeld: - hetzij na schrapping van het briefhoofd en de handtekening, - hetzij met op de fotokopie de duidelijk zichtbaar aangebrachte vermelding ‘vertrouwelijk’, voor zover de aandacht van de cliënt
INHOUDSTAFEL
gevestigd wordt op het vertrouwelijk karakter van het document, dat hem in geen geval rechten zal mogen toekennen noch door hem zal mogen voorgelegd worden. Artikel51
De advocaat mag, onder dezelfde voorwaarden, aan zijn cliënt een afschrift meedelen van de vertrouwelijke brief die hij richt tot zijn confrater.
afdeling 8
De identificatie van de ondertekenaars van de briefwisseling persoonlijk ondertekend
Artikel52
Behoudens bij belet moet de briefwisseling van de advocaat persoonlijk door hem ondertekend worden. Praktijken zoals het gebruik van een naamstempel, van een zegel of van elk ander gestandaardiseerd reproductiemiddel moeten worden geweerd.
geassocieerde of gegroepeerde advocaat
Artikel53
De briefwisseling van een geassocieerde of gegroepeerde advocaat moet door de vermelding van de naam van de ondertekenaar kunnen worden geïdentificeerd.
Toelichting: Zie het Algemeen besluit van de Raad van 24 mei 1977 (Brief van de Stafhouder, 1977-78, 6).
HOOFDSTUK 4 de waardigheid, de kiesheid en de rechtschapenheid > Met respect voor de deontologische regels van waardigheid, kiesheid en rechtschapenheid, dient de advocaat zich zodanig te gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur of in zijn eigen beroepsuitoefening niet wordt geschaad. Hij behoort de hem toevertrouwde zaken zorgvuldig te behandelen. De Raad van de Orde heeft de opdracht om de eer van de Orde van advocaten op te houden en de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen, te handhaven. (art. 455 Ger.Wb.)
afdeling 1
Financiële verplichtingen Onderafdeling 1
De verplichting om de bijdrage te betalen bijdrage
Artikel 54
De bijdrage van de advocaat aan de Orde is onmiddellijk eisbaar. De Raad van de Orde kan evenwel beslissen de leden van de balie
INHOUDSTAFEL
noab
27
toe te laten het bedrag van hun bijdragen in twee gelijke betalingen te vereffenen, de eerste bij ontvangst van het desbetreffend bericht van het secretariaat, de tweede op 15 juni van hetzelfde jaar. in haar geheel ieder jaar
weglating overstap onderbreking meerdere kantoren geen recht op teruggave ere-advocaat schorsing
Artikel 55
§1 Behoudens de hierna bepaalde afwijkingen, is de bijdrage in haar geheel verschuldigd door alle advocaten die op 1 januari van ieder jaar ingeschreven zijn op het tableau of de lijst van de stagiairs of die hun inschrijving op het tableau of de lijst van stagiairs aanvragen tussen 1 januari en 30 juni van ieder jaar. Advocaten die hun inschrijving vragen tussen 1 juli en 31 december betalen, behoudens de hierna bepaalde afwijkingen, slechts de helft van de normale bijdrage. §2 Wanneer een advocaat, ingeschreven op de lijst van de stagiairs of op het tableau, in de loop van het kalenderjaar zijn weglating vraagt wegens overstap naar een andere Vlaamse balie of naar de Franse Orde van Advocaten bij de balie te Brussel, blijft, in afwijking van §1, de baliebijdrage die hij voor dat kalenderjaar verschuldigd is, integraal verworven voor de Orde van advocaten die hij verlaat, en betaalt hij datzelfde kalenderjaar geen bijdrage aan de Orde van advocaten waar hij wordt ingeschreven. De advocaat of de advocaat-stagiair die van de ene balie naar de andere balie overstapt, voegt bij zijn verzoek tot inschrijving aan de balie waar hij toekomt, een bewijs dat hij alle baliebijdragen vereffend heeft die hij verschuldigd is aan de balie die hij verlaat. §3 De advocaat die, nadat hij de volle bijdrage betaald heeft, zijn weglating of onderbreking van de stage vraagt voor 1 juli, om enige andere reden dan vermeld in §2, heeft recht op de terugbetaling van de helft van het aandeel van de bijdrage dat de NOAB voor de individuele advocaat niet zelf reeds verschuldigd is aan derden, zoals daar zijn de Orde van Vlaamse Balies, de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de beroepsaansprakelijkheidsverzekering, het Solidariteitsfonds en de insolvabiliteitverzekering. (Goedgekeurd door de Raad van de Orde in vergadering van 12 september 2011)
§4 De advocaat die het bewijs levert dat hij bij een andere Belgische balie de volle bijdrage betaald omwille van een eerdere inschrijving op het tableau van deze balie, dient slechts de helft van de normale bijdrage te betalen. Dit bewijs dient ieder jaar te worden geleverd. Het moet aan het secretariaat van de Orde worden gezonden binnen de twee weken na de verzending van de uitnodiging tot betaling van de bijdrage. §5 Wanneer een advocaat, ingeschreven op het tableau van meerdere Ordes van advocaten, in de loop van het kalenderjaar overstapt van een balie waar hij ingevolge artikel 5 van het Reglement inzake vestiging van meerdere kantoren van de OVB de helft van de jaarlijkse bijdrage betaalt, naar een andere balie, dan geldt de regeling van § 2 evenzeer. §6 Bij weglating of onderbreking van de stage in de loop van het jaar, om enige andere reden dan vermeld in §2, heeft de advocaat die slechts de helft van de normale bijdrage heeft betaald geen recht op teruggave. §7 De ere-advocaat die zijn titel verliest heeft geen recht op gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de bijdrage.
28
noab
INHOUDSTAFEL
§8 De advocaat die een schorsing heeft opgelopen, heeft geen recht op vermindering van het bedrag van de bijdrage. Toelichting: Voor de bijkomende kantoren is bepaald dat de betrokken advocaten slechts de helft van de normale bijdrage betalen indien zij elders in België reeds de volle bijdrage betalen omwille van een eerdere inschrijving. Advocaten die eerst bij de Nederlandse Orde ingeschreven zijn en daarna een tweede kantoor elders vestigen, hebben geen recht op vermindering van de bijdrage aan de Nederlandse Orde. (Goedgekeurd door de Raad op 21 mei 2001) De tekst is grondig gewijzigd door de Raad van de orde op 27 juni 2005 en aangepast enerzijds aan het reglement van de OVB inzake de financiële regeling bij overstap naar een andere balie van 4 juni 2003 en anderzijds aan de bepalingen van de Conventie van Brussel inzake bijdragen, afgesloten tussen de twee Brusselse Ordes op 24 mei 2005. De laatste versie van oud artikel 47, thans artikel 54, werd goedgekeurd door de Raad van de Orde in vergadering van 22 mei 2006. Zie ook artikel 5 van het Reglement inzake vestiging van meerdere kantoren van de OVB van 4 juni 2003. Artikel 55 §3: Tot eind augustus 2011 werd aan de advocaten een gedeelte van hun bijdragen terugbetaald dan wel kwijtgescholden in functie van de datum van weglating, pro rata temporis. De NOAB heeft evenwel een aantal betalingsverplichtingen o.m. tegenover de Orde van Vlaamse Balies, de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de beroepsaansprakelijkheidsverzekering, het Solidariteitsfonds, de insolvabiliteitverzekering. De bedragen die aan deze derden verschuldigd zijn worden bepaald op basis van het aantal advocaten verbonden aan de NOAB op 31 december. Voor de tableau advocaten en de EU advocaten is 69% van de bijdragen op deze wijze verschuldigd aan deze derden. Concreet kwam de vorige regeling erop neer dat de NOAB gelden diende terug te betalen aan de weggelaten advocaat, die zij zelf reeds had moeten betalen aan derden. vrijgesteld
Artikel 56
In afwijking op vorig artikel worden de advocaten die na 31 augustus voor de eerste maal worden ingeschreven op de lijst van de stagiairs, vrijgesteld van betaling van de bijdragen voor het lopend burgerlijk jaar.
stage
Artikel 57
De advocaat, die schorsing van stageverplichtingen heeft bekomen, moet de bijdrage voor het jaar waarin die aanvangt en voor het jaar waarin die schorsing een einde neemt, betalen. Toelichting: zie het reglement van de OVB betreffende de stage van 7 mei 2008
vrijstellen
Artikel 58
De Stafhouder kan een advocaat naar omstandigheden geheel of gedeeltelijk van zijn bijdrage vrijstellen. Hij kan tevens toestaan het bedrag van de bijdrage in schijven te betalen.
tucht
Artikel 59
De advocaat die nalaat zijn bijdrage te betalen kan voor de Raad van de Orde worden opgeroepen om daarover opheldering te verstrekken. Zo nodig beveelt de Raad zijn weglating van het tableau of van de lijst van de stagiairs, onverminderd de toepassing van
INHOUDSTAFEL
29
tuchtmaatregelen. De procedure verloopt zoals in tuchtzaken. Toelichting: zie het reglement betreffende de voor de Raad van de Orde geldende procedure volgens de tuchtrechtspleging van de OVB, geïmplementeerd in Deel II, Hoofdstuk 1, onderafdeling 3
Onderafdeling 2
De derdenrekening derdenrekening
Artikel 60
storting of overschrijving
Iedere verhandeling van gelden van cliënten of derden door de advocaat zal uitsluitend geschieden via een specifiek hiertoe geopende rekening: de derdenrekening, geopend bij een financiële instelling waarmee de NOAB of de OVB een overeenkomst heeft afgesloten. De advocaat vermeldt deze rekening wanneer hij gelden opvraagt. De gelden die hij ontvangt voor rekening van een cliënt of een derde, in speciën, cheque, overschrijving of storting, zullen onmiddellijk op het credit van deze derdenrekening geboekt worden. De advocaat mag deze gelden slechts overmaken aan een confrater door storting of overschrijving op diens derdenrekening. Toelichting: de toevoeging “geopend bij een financiële instelling waarmee de NOAB of de OVB een overeenkomst heeft afgesloten” werd goedgekeurd door de Raad van de Orde in vergadering van 25 juni 2007 De NOAB heeft overeenkomsten afgesloten met volgende banken: AXA bank, Bank Degroof, Van Breda, Centea, Dexia bank, Europabank, Fortis bank, ING-privalis, KBC bank en Landbouwkrediet. Artikel 2 van het reglement inzake de verhandeling van gelden van cliënten of derden van de OVB van 11 december 2002 bevat de bepalingen die deze overeenkomst minimaal dienen te bevatten. Zie ook: Deontologie: derdengelden, Mr. Jozef Slootmans en Mr. Thierry Claeys, Informatieblad NOAB, 2006-2007, 1014
behouden
Artikel 61
Pas na zijn cliënt er schriftelijk van op de hoogte te hebben gebracht kan de advocaat deze gelden geheel of gedeeltelijk behouden als voorschot, erelonen of terugbetaling van kosten. In zo’n geval dient de advocaat deze inhouding te verrichten door overschrijving van het bedrag op zijn eigen rekening, met uitsluiting van afhaling in contanten of met een cheque.
zo snel mogelijk
Artikel 62
De advocaat waakt ervoor dat de gelden zo snel mogelijk aan hun bestemmeling worden overgemaakt. Bij elke verrichting die niet per overschrijving geschiedt moet de advocaat een verantwoordingsstuk met precieze bestemming van de gelden opmaken.
rubriekrekening
Artikel 63
Wanneer de advocaat om redenen onafhankelijk van zijn wil de gelden niet onmiddellijk aan hun bestemmeling kan of mag overmaken, en ook wanneer de advocaat ertoe gehouden is, bijvoorbeeld bij wijze van kantonnement of als minnelijk aangesteld sekwester, aan cliënten of aan derden toebehorende gelden te ontvangen, stort hij deze gelden zo snel mogelijk op een speciaal
30
noab
INHOUDSTAFEL
met dit doel geopende rubriekrekening waarvan de opgebrachte netto-rente aan de bestemmeling toekomt. Toelichting: Over het minnelijk kantonnement, Mr. Marc van Eeckhoudt, Informatieblad NOAB, 2005-2006, nr.4 p.992 uitvoeringsregelen volmacht aan de Stafhouder
Artikel 64
De Raad van de Orde treft de passende uitvoeringsregelen met betrekking tot het openen en de werking van de derdenrekening. De advocaat verleent bij de opening van de derdenrekening een onherroepelijke volmacht aan de Stafhouder om vanwege de financiële instelling volledige inzage en afschrift te verkrijgen van alle verrichtingen op deze derderekening. De Stafhouder oefent toezicht uit op het correct gebruik van de derdenrekening. Hij kan alle door bepaalde omstandigheden ingegeven bewarende maatregelen treffen. Zo kan hij gedurende een bepaalde tijd een advocaat het verhandelen van gelden van cliënten of derden verbieden wanneer de bepalingen van de onderhavige onderafdeling niet in acht genomen worden. Vergelijk:
CCBE art. 3.8 Gelden van derden: 3.8.1. Advocaten die gelden voor rekening van hun cliënten (hierna te noemen ‘derdengelden’) ontvangen, zijn verplicht deze gelden te deponeren op een rekening bij een bank of een soortgelijke instelling, onderworpen aan toezicht door de overheid (hierna te noemen ‘derdenrekening’). De derdenrekening moet gescheiden blijven van elke andere rekening van de advocaat. Alle gelden van derden die een advocaat ontvangt, moeten op een dergelijke rekening worden gestort, tenzij de rechthebbende akkoord gaat om deze gelden een andere bestemming te geven. 3.8.2. De advocaat houdt volledige en nauwkeurig rekeningoverzichten bij van alle verrichtingen die met de gelden van derden zijn verricht, waarbij hij onderscheid maakt tussen de gelden van derden en andere bedragen, die hij onder zich houdt. Deze overzichten moeten bewaard blijven gedurende een bepaalde termijn overeenkomstig de nationale regels. 3.8.3 Een derdenrekening kan niet debet staan, behalve in uitzonderlijke omstandigheden die uitdrukkelijk zijn toegelaten bij nationale regels of wegens bankkosten waarop de advocaat geen invloed heeft. De derdenrekening kan niet als waarborg worden gegeven of dienen als zekerheidsstelling ten welken titel ook. Geen enkele compensatie of samengaan van een derdenrekening met een andere bankrekening is toegestaan. Evenmin kunnen gelden van derden worden gebruikt om bedragen te vergoeden die de advocaat verschuldigd is aan de bank. 3.8.4 Gelden van derden moeten onverwijld worden overgemaakt aan de rechthebbenden of anders onder door hen goedgekeurde voorwaarden. 3.8.5 Het is de advocaat verboden om gelden die zijn gestort op een derdenrekening over te maken op een eigen rekening als betaling van een voorschot op het honorarium of kosten zonder de cliënt daarvan schriftelijk op de hoogte te brengen. 3.8.6 De bevoegde autoriteiten van de Lidstaten hebben het recht om elk document te controleren en te onderzoeken, dat betrekking heeft op gelden van derden, met eerbiediging voor het beroepsgeheim waaronder dit kan zijn onderworpen.
INHOUDSTAFEL
31
Toelichting: De Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten te Brussel had op 8 mei 1984 reeds een reglement uitgevaardigd met betrekking tot het verhandelen van gelden van derden (met wijziging op 20 december 1986). Zie ook het reglement inzake de verhandeling van gelden van cliënten of derden van de OVB van 11 december 2002
Onderafdeling 3
Het witwassen van geld erelonen
Artikel 65
De advocaat begroot zijn erelonen met bescheidenheid, onder toezicht van de Raad van de Orde overeenkomstig artikel 446 ter van het Gerechtelijk wetboek. In dit geval kan hem in beginsel niet verweten worden geen inlichtingen te hebben ingewonnen over de afkomst van de fondsen.
Artikel 66
De advocaat moet zo veel mogelijk vermijden waarden te verhandelen in de hoedanigheid van mandataris of bewaarnemer, buiten de normale en gebruikelijke uitoefening van het beroep.
Artikel 67
De advocaat onthoudt zich in ieder geval van enige tussenkomst, wanneer de omstandigheden hem toelaten te geloven dat hem gevraagd wordt aan een operatie van witwassen van gelden deel te nemen.
bescheidenheid
witwassen
Toelichting: Zie ook de Aanbeveling d.d. 1 februari 1996 van de Nationale Orde i.v.m. het witwassen van gelden, en de deontologische implicaties na de jongste wetgeving. De hiernavolgende bepalingen zijn een letterlijke weergave van deze aanbeveling, verschenen in de Mededelingen van de Nationale Orde nr. 30/96. De aandacht van de advocaat zal getrokken worden door bepaalde signalen, o.a.: - wanneer hij moeilijkheden ondervindt om informatie te krijgen over de identiteit van de persoon die hem raadpleegt, of over het doel van de beoogde operatie; - wanneer hem gevraagd wordt zijn derdenrekening te mogen gebruiken voor de overdracht van gelden waarvan hij de oorsprong niet kent; - in geval van overdracht van een aanzienlijke hoeveelheid geld in speciën. Zie ook: principe-verklaring van de CCBE inzake het beroepsgeheim van advocaten en de wetgeving met betrekking tot het witwassen van geld De CCBE streeft ernaar, een onderling op elkaar afgestemde houding van haar lid-organisaties te bevorderen. Om die reden beveelt de CCBE de balies en "law societies", die lid zijn van de CCBE, voor zover mogelijk aan om, indien dit nog niet gebeurd is, de volgende verplichtingen aan hun gedragscodes toe te voegen: - Advocaten zijn verplicht om in iedere zaak, die hun wordt toevertrouwd, de juiste identiteit van de cliënt of van de tussenpersoon voor wie zij optreden, te controleren. - Wanneer advocaten gemachtigd zijn om gelden te beheren, is het hun verboden om gelden in ontvangst te nemen of te beheren, die niet strikt overeenkomen met een met naam en toenaam genoemd dossier.
32
noab
INHOUDSTAFEL
- Advocaten, die meewerken aan een juridische transactie, zijn verplicht om zich uit de zaak terug te trekken, zodra zij een ernstig vermoeden hebben dat deze transactie tot het witwassen van geld zou kunnen leiden en de cliënt niet van deze transactie wil afzien. De CCBE zal trachten bovengenoemde regels in haar eigen Gedragscode voor supra-nationale juridische diensten op te nemen. Zie ook: - De wet van 12 januari 2004 tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, B.S. 23 januari 2004, 4352; in uitvoering van richtlijn 2001/97/CE van 4 december 2001, die richtlijn 91/308/CEE wijzigt - Witwaspreventiewet, verduidelijking van de toepassingsmodaliteiten van de wet van 11 januari 1993, zoals gewijzigd door de wet van 12 januari 2004, Commissie van Vlaamse Stafhouders, Informatieblad 2005-2006, nr.1 p. 879 - Het arrest van het grondwettelijk Hof van 23 januari 2008 en de preventie van het witwassen: de ordes halen hun gelijk, Mrs. Jo Stevens en GeorgesAlbert Dal, RW, 2008-2009, p.90 - www.fatf-gafi.org
afdeling 2
Financiële aansprakelijkheid t.a.v. niet-cliënten financieel aansprakelijk
Artikel 68
Voor zover hem deze kosten binnen een normale termijn aangerekend worden, is de advocaat tegenover de door hem gekozen derden (de advocaat bij het Hof van Cassatie, de correspondent, de gerechtsdeurwaarder, de deskundige, enz...) financieel aansprakelijk voor de opdrachten waarmee hij ze belast, tenzij hij ze vooraf en schriftelijk er van verwittigd heeft dat deze kosten rechtstreeks aan de cliënt moesten worden aangerekend. Toelichting: Zie ook de beslissing van de Algemene Raad van de Nationale Orde van 7 januari 1971: De Algemene Raad onderstreept dat de term ‘correspondent’, zoals vermeld in het reglement, eveneens de advocaat bij het Hof van Cassatie bedoelt. Derhalve is de advocaat ook persoonlijk verantwoordelijk voor de kosten en het ereloon van de advocaat bij het Hof van Cassatie die door hem, hetzij wordt geraadpleegd, hetzij ermede belast wordt een voorziening in cassatie in te stellen, tenzij hij op voorhand schriftelijk de advocaat bij het Hof van Cassatie verwittigd heeft dat zijn kosten en ereloon rechtstreeks aan de cliënt dienen gevraagd te worden. De advocaat is persoonlijk en rechtstreeks gehouden tot betaling van de gerechtsdeurwaarder die hij beopdrachtte (Brussel, 4de kamer, 2 december 2002, Lettre du Barreau, nr. 4, p. 375). Deze verplichting zit vervat in artikel 60 D.R.H.R. (thans artikel 68 Codex 2009) dat draagkracht heeft op grond van artikel 501 van het Gerechtelijk Wetboek De verkorte verjaringstermijn van artikel 2272 van het Burgerlijk Wetboek kan niet ingeroepen worden door de advocaat-opdrachtgever tegen de gerechtsdeurwaarder-uitvoerder voor zover deze laatste zijn onkostenstaten binnen een redelijke termijn tot regeling aanbiedt (Cass. 25 maart 2004, AR.C.02.0029.N en Vred. Fosses – la – Ville, 24 november 1993, Cahiers de droit Judiciaire, mei 1994).
INHOUDSTAFEL
33
Voormelde regel geldt niet voor zover de advocaat de gerechtsdeurwaarder uitnodigt de kosten rechtstreeks door de cliënt te laten betalen.
afdeling 3
De cliënten - de beperking van aansprakelijkheid Artikel 69
De advocaat mag zijn beroepsaansprakelijkheid tegenover cliënten beperken, maar niet voor minder dan de waarborg geboden door de collectief door de Orde georganiseerde beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Zij kan worden beperkt door afspraken met cliënten of door de uitoefening van het beroep in het kader van een burgerlijke vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Toelichting: Momenteel is de beroepsaansprakelijkheid collectief verzekerd ten belope van 1.250.000 EUR per schadegeval. Zie tekst van de Polis beroepsaanspraklijkheid Ethias op www.baliebrussel.be
associatie
Artikel 70
De cliënt moet behoorlijk ingelicht worden over een eventuele aansprakelijkheidsbeperking op het ogenblik dat hij een dossier aan een advocaat toevertrouwt.
Artikel 71
De beroepsaansprakelijkheid van de alleenwerkende advocaat en van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid waarin één of meer advocaten het beroep uitoefenen, moet worden verzekerd. Elk samenwerkingsverband met het oog op de uitoefening van het beroep zelf moet als associatie de beroepsaansprakelijkheid verzekeren van elke vennoot, medewerker of stagiair. De dekking door een beroepsaansprakelijkheid verzekering moet in aanvulling van de door de Orde afgesloten verzekering in een redelijke verhouding staan tot de aard van de praktijk van de verzekerde advocaten.
redelijke verhouding
Toelichting: de basispolis ETHIAS dekt eveneens de advocatenassociaties of –vennootschappen waarin de verzekerden-advocaten hun beroepsactiviteit uitoefenen.
afdeling 4
De kiesheid, waardigheid en rechtschapenheid ten aanzien van de derden Artikel 72
34
noab
De advocaat die zijn opdracht niet rechtstreeks van zijn cliënt ontvangt: - controleert zowel de identiteit van de opdrachtgever als van de cliënt; - vergewist zich van de goede trouw van de opdrachtgever en gaat na of diens activiteit geen ongeoorloofd karakter heeft; - vergewist zich ervan of de vrije keuze van advocaat van de cliënt
INHOUDSTAFEL
gewaarborgd is; - voert zijn opdracht slechts uit indien hij een mandaat van de cliënt bekomt, dan wel indien de opdrachtgever door de cliënt behoorlijk werd gemandateerd om een advocaat aan te wijzen; - vergewist zich ervan of er met betrekking tot de zaak waarvoor hij wordt aangesteld geen strijdig belang bestaat tussen de opdrachtgever en de cliënt; - eerbiedigt het beroepsgeheim in zijn contacten met de opdrachtgever. Toelichting: gewijzigd in vergadering van de Raad van de Orde op 23 juni 2008. Oud Artikel 64, thans artikel 71 herneemt het reglement betreffende het mandaat dat de advocaat niet rechtstreeks van zijn cliënt ontvangt, zoals goedgekeurd op de algemene vergadering van de OVB van 14 maart 2007, Belgisch Staatsblad 22 maart 2007 en in werking vanaf 22 juni 2007. Zie ook: Het mandaat dat de advocaat niet rechtstreeks van zijn cliënt ontvangt, Mr. Edgar Boydens, Informatieblad NOAB, 2007-2008, . 1222
Onderafdeling 1
De verzekeringsmaatschappijen belangen tegenstrijdig
Artikel 73
Onverminderd het bepaalde in artikel 23 verhindert niets dat de advocaat van een verzekeringsmaatschappij die de burgerlijke aansprakelijkheid verzekert van de bestuurder van een motorvoertuig, die voor de strafrechter beticht wordt en vervolgd, voor deze maatschappij pleit wanneer deze vrijwillig tussenkomt in het geschil, noch dat deze advocaat de eigen belangen van deze maatschappij zou verdedigen, zelfs indien deze belangen tegenstrijdig zijn met die van de betichte, voor zover: - de betichte door zijn verzekeringsmaatschappij uitgenodigd werd om zijn persoonlijke verdediging afzonderlijk waar te nemen, - de advocaat niet begonnen was met de verdediging van de verzekerde, noch deze de indruk had gegeven dat hij ze zou waarnemen, onder meer ter gelegenheid van de contracten met hem. Toelichting: Verzekeringsmakelaars zijn geen zaakwaarnemers. De leden van de balie mogen bijgevolg met hen contacten onderhouden, en hun raad geven in verband met schadegevallen betreffende hun cliënten.
Onderafdeling 2
Magistraten, notarissen en gerechtsdeurwaarders melding één maand, tenzij hoogdringend
Artikel 74
Een advocaat mag in zijn hoedanigheid van advocaat geen rechtsvordering inleiden, geen strafklacht indienen en geen gerechtelijke bewarende maatregelen nemen tegen een magistraat, notaris of gerechtsdeurwaarder zonder voorafgaande melding aan de Stafhouder. De advocaat voegt daarbij het ontwerp van de inleidende akte of de klacht. De advocaat die de belangen wenst te behartigen van
INHOUDSTAFEL
35
een partij die zonder advocaat reeds een klacht heeft ingediend of een rechtsvordering heeft ingeleid tegen een magistraat, notaris of gerechtsdeurwaarder, dient dit te melden aan zijn Stafhouder vooraleer de procedure verder te zetten. De advocaat mag de bovenstaande procedures niet inleiden of voortzetten voor het verstrijken van één maand na de melding, tenzij in geval van gemotiveerde hoogdringendheid.
Toelichting: ie artikel 155 Codex 2009 en de daar opgenomen toelichting Zie t.a.v. magistraten: Aanbeveling van juni 1985; t.a.v. notarissen: Aanbeveling van april 1985; t.a.v. gerechtsdeurwaarders was het reeds gebruikelijk de toelating van de Stafhouder te vragen (Zie t.a.v. klachten tegen gerechtsdeurwaarders van Brussel, Informatieblad juni 1974, 36).
Onderafdeling 3
Gerechtelijke mandatarissen belangen tegenstrijdig
Artikel 75
De advocaat die belast werd met een gerechtelijk mandaat (curator van faillissementen, vereffenaar-curator van een onbeheerde nalatenschap, enz.) blijft onderworpen aan de beroepsregels die met de opdracht waarmee hij wordt belast, verenigbaar zijn.
strijdige belangen
Artikel 76
Het is de advocaat verboden een gerechtelijk mandaat uit te oefenen, onder meer wanneer hij in het kader van de uitoefening van dit mandaat zou kunnen geconfronteerd worden met strijdige belangen i.v.m. een vroeger uitgeoefend gerechtelijk of conventioneel mandaat.
Afdeling 5
De erelonen De advocaten begroten hun erelonen met de bescheidenheid die van hun functie moet worden verwacht. Een beding daaromtrent, dat uitsluitend verbonden is aan de uitslag van het geschil, is verboden.
belangen tegenstrijdig
Onderafdeling 1
Algemene beginselen Artikel 77
36
noab
Het ereloon zal worden begroot met billijkheid en gematigdheid. Daarbij kan onder meer rekening gehouden worden met de volgende factoren: - de financiële draagkracht van de cliënt - het spoedeisend karakter van het dossier - de moeilijkheidsgraad van het dossier - het resultaat - de ervaring van de advocaat - zijn onderlegdheid in de behandelde materie - de bestede tijd
INHOUDSTAFEL
Toelichting: De Aanbeveling van de Algemene Raad van de Nationale Orde van 24-061991 inzake erelonen en kosten werd ingetrokken zie art. 466ter Ger.W.: De advocaten begroten hun erelonen met de bescheidenheid die van hun ambt moet worden verwacht. Een beding daaromtrent, dat uitsluitend verbonden is aan de uitslag van het geschil, is verboden. Ingeval het ereloon niet met een billijke gematigdheid is vastgesteld, wordt het door de Raad van de Orde verminderd, met inachtneming onder meer van de belangrijkheid van de zaak en de aard van het werk, onder voorbehoud van de teruggave die hij beveelt en van de tuchtstraffen die hij oplegt, indien daartoe grond bestaat, dit alles onverminderd het recht van de partij om zich tot het gerecht te wenden indien de zaak niet aan een scheidsgerecht is onderworpen. Wordt de zaak voor de rechtbank gebracht, dan wordt zij in openbare zitting behandeld, tenzij de partijen eenstemmig vragen dat zij in raadkamer wordt behandeld. De rechtbank mag daarenboven, op verzoek van de meest gerede partij, bij een met redenen omklede beslissing gelasten dat de zaak in raadkamer wordt behandeld, gedurende de gehele rechtspleging of een gedeelte ervan, in het belang van de goede zeden of van de openbare orde, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privé-leven van partijen bij het proces dit vereisen of, in de mate dat dit door de rechtbank onder bepaalde omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van de rechtsbedeling zou schaden. “De bepaling van het honorarium van de advocaat”, Mr. Fernand Keuleneer, Informatieblad NOAB, 2003-2004, . 630 kosten
Artikel 78
De advocaat mag naast een ereloon ook de gemaakte kosten aanrekenen, die moeten kunnen worden verantwoord ook wanneer zij forfaitair worden berekend.
detail
Artikel 79
De advocaat detailleert zijn staten van erelonen en kosten behoorlijk. In alle gevallen moet de advocaat de relevante elementen voldoende nauwkeurig kunnen omschrijven. Bij een berekening van de uurvergoeding moet hij bijvoorbeeld de gepresteerde tijd nauwkeurig kunnen bepalen. Een advocaat die voor een bepaalde cliënt altijd een zelfde berekeningswijze heeft toegepast, mag deze niet veranderen zonder de cliënt vooraf in te lichten. Toelichting: Het wordt de advocaat sterk aanbevolen gedetailleerde tussentijdse staten op te stellen en regelmatig provisies te vragen. Het wordt hem ook aangeraden de cliënt bij de aanvang van zijn prestaties duidelijk in te lichten over de wijze waarop het ereloon zal worden berekend. Voor het berekenen van de erelonen zijn de volgende berekeningswijzen (of een combinatie ervan) gebruikelijk: - een vergoeding per tijdseenheid, - een vergoeding in verhouding tot de waarde van de zaak, d.i. het bedrag dat het werkelijk voorwerp is van het geding, - een vergoeding per prestatie.
kosteloze bijstand schriftelijk
Artikel 80
§1 Tenzij de advocaat goede en bewijsbare gronden heeft om aan te nemen dat de cliënt niet in aanmerking kan komen voor
INHOUDSTAFEL
37
een kosteloze juridische tweedelijnsbijstand, is hij verplicht met zijn cliënt bij het begin van de zaak en verder telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat, te overleggen of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te krijgen. §2 Wanneer een cliënt mogelijk in aanmerking komt voor rechtsbijstand of kosteloze juridische tweedelijnsbijstand en niettemin verkiest daarvan geen gebruik te maken, dient de advocaat dat schriftelijk vast te leggen. §3 De Stafhouder informeert de advocaten op de gepaste wijze over de normen inzake kosteloze juridische tweedelijnsbijstand en rechtsbijstand. Toelichting: De Raad besliste een reglement aan te nemen waarbij de verplichting van de CCBEregels (art. 3.7.2) wordt geïmplementeerd. Aan de advocaat wordt voortaan, met het oog op zijn bescherming, de verplichting opgelegd om aan de cliënt schriftelijk te bevestigen dat hij hem gewezen heeft op het systeem van de Juridische Bijstand, maar dat de cliënt niet heeft gewenst hiervan gebruik te maken. De tekst werd voorafgegaan door volgende overwegingen: Overwegende dat er bij een betwisting over honorarium door een cliënt soms een discussie ontstaat over de vraag of de advocaat de betrokkene heeft ingelicht over de bestaande mogelijkhe den van gehele of gedeeltelijke kosteloze juridische tweedelijnsbijstand en van gehele of gedeelte lijke kosteloze rechtsbijstand; Overwegende dat de precieze informatieverplichting die ter zake op de advocaat rust, niet steeds duidelijk gekend is; dat er enkel algemene regels omtrent informatie over honoraria bestaan; dat aldus de toelichting bij art. 79 DRHR bepaalt: ‘Het wordt de advocaat sterk aanbevolen gedetailleerde tussentijdse staten op te stellen en regelmatig provisies te vragen. Het wordt hem ook aangeraden de cliënt bij de aanvang van zijn prestaties duidelijk in te lichten over de wijze waarop het ereloon zal worden berekend’. Dat ook de auteurs terzake niet heel duidelijk zijn; Overwegende evenwel dat de door de Raad van 27 november 2000 bekrachtigde CCBE-regels bepalen (art. 3.7.2.): ‘Indien de cliënt in aanmerking komt voor kosteloze rechtsbijstand of rechtsbijstand tegen verminderd tarief, is de advocaat verplicht hem daarvan in kennis te stellen.’ Dat die bijzondere verplichting o.m. ook terug te vinden is in Nederland (Regel 24 van de gedragsregels 1992); Overwegende dat uit deze informatieplicht inzake de door de overheid gefinancierde rechtshulp van de advocaat niet voortvloeit dat hij zelf zijn diensten moet verlenen aan de betrokken cliënt in het raam van de tweedelijnsrechtbijstand; Dat hij de cliënt enkel dient door te verwijzen naar het Bureau voor Juridische Bijstand, tenzij hij is ingeschreven op de in art. 508/7 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde lijst van advocaten die prestaties wensen te verrichten in het kader van de door het BJB georganiseerde tweedelijnsbijstand. (Goedgekeurd door de Raad op 19 februari 2001)
Onderafdeling 2
Het abonnement abonnement overeenkomst
38
noab
Artikel 81
Het abonnement is een overeenkomst tussen de advocaat en de cliënt waarin het ereloon en de kostenregeling (eventueel bijzonder aangepast aan de abonnementstoestand) wordt bepaald voor een aantal gelijke of gelijkaardige zaken en diensten.
INHOUDSTAFEL
De abonnementsovereenkomst wordt in een door beiden ondertekende akte neergeschreven, zo niet zal zij door de advocaat schriftelijk aan de cliënt worden bevestigd. Het abonnement moet het resultaat zijn van wederzijds overleg, nooit van een eenzijdige beslissing. Alleszins moeten volgende elementen in de abonnementsovereenkomst geregeld worden: - de omschrijving van de te verstrekken diensten - het overeengekomen ereloon - afzonderlijk van de kosten, de regeling van de middelen van verhaal en alle bijkomende diensten - de regeling van de kosten, behoudens wanneer er gegronde redenen zijn om een speciale afwijking te bekomen - de regeling van de beëindiging van het abonnement De advocaat zal een exemplaar van de abonnementsovereenkomst meedelen aan de Orde. Hij zal ervoor zorgen dat de door de Stafhouder eventueel voorgestelde wijzigingen worden doorgevoerd. De opgevolgde advocaat zal de Stafhouder zulks melden.
overleg meedelen aan de orde
Onderafdeling 3
Zaken behandeld voor een confrater kosteloos
Artikel 82
matigheid
Een confraternele traditie wil dat de tussenkomst van een advocaat voor een confrater in beginsel kosteloos is. Het verdedigen van een confrater moet als een eer worden beschouwd. Het wordt evenwel toegestaan om terugbetaling te vragen van gemaakte kosten. De kosten en de erelonen die door een derde gedragen worden (bijvoorbeeld een verzekeringsmaatschappij) kunnen als gewoonlijk worden gevraagd. Indien de geraadpleegde advocaat ereloon wenst aan te rekenen, dient hij zijn confrater vooraf te verwittigen. Wordt geen beroep gedaan op een confrater wegens bestaande vriendschapsbanden dan kan hij erelonen aanrekenen. Hij stelt dan de erelonen vast met een matigheid die niet alleen rekening houdt met de algemene beginselen maar ook met het feit dat de belangen van een confrater werden behartigd. Onderafdeling 4
Houding ten aanzien van de tegenpartij: de rechtsplegingsvergoeding aanmaning
Artikel 83
Het is de advocaat niet geoorloofd, krachtens een beding ter verhoging van de schuldvordering indien ze in rechte wordt geëist, zijn ereloon op te nemen in een tot de schuldenaar gerichte aanmaning. Toelichting: Zie ook art. 1023 Ger.W. De wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument, zoals gewijzigd door artikel 38 en 39 van de Economische Herstelwet van 27 maart 2009 bepaalt dat de activiteit van minnelijke invordering van schulden door een advocaat thans ook gedeelte-
INHOUDSTAFEL
39
lijk onder de toepassing valt van deze wet. De wet bepaalt dat het verboden is aan de consument enige vergoeding te vragen anders dan de overeengekomen bedragen in de onderliggende overeenkomst en legt een aantal verplichte vermeldingen op die moeten voorkomen in een ingebrekestelling, te weten: - Identiteit, ondernemingsnummer, adres, telefoonnummer en hoedanigheid van de oorspronkelijke schuldeiser - De naam of de benaming, het adres en het ondernemingsnummer van de advocaat - Een duidelijke beschrijving van de verplichting die de schuld heeft doen ontstaan - Een duidelijke beschrijving en verantwoording van de bedragen die van de schuldenaar geëist worden, met inbegrip van de geëiste schadevergoedingen en nalatigheidinteresten - De vermelding dat, bij afwezigheid van reactie van de schuldenaar, binnen een termijn van 15 dagen, de schuldeiser tot andere maatregelen tot invordering kan overgaan - Een afzonderlijke alinea in vet gedrukt en in een ander lettertype met volgende tekst: “Deze brief
betreft een minnelijke invordering en geen
gerechtelijke invordering (dagvaarding voor de rechtbank of beslag).”
Onderafdeling 5
Ereloongeschillen
Artikel 84
melding
§1.Algemene beginselen
De advocaat mag slechts dagvaarden na voorafgaande melding aan de Stafhouder met voorlegging van een gedetailleerde staat van zijn erelonen en kosten evenals de briefwisseling met de cliënt met betrekking tot het ereloon, indien de vordering een bedrag betreft dat de bevoegdheid van de Vrederechter overschrijdt. Toelichting: gewijzigd door de Raad van de orde in vergadering van 22 juni 2009, naar analogie met de wijziging in artikel 155
advocaat
Artikel 85
De advocaat die in een ereloongeschil de belangen verdedigt van een confrater wiens ereloonstaat betwist wordt, mag geen deel uitmaken van de groepering of associatie waartoe de betrokken advocaat behoort, noch zijn bestendige medewerker of stagiair zijn of hebben medegewerkt in de zaak waarover het ereloongeschil loopt.
beroepsgeheim
Artikel 86
De advocaat die in een ereloongeschil de briefwisseling met zijn cliënt voorlegt schendt het beroepsgeheim niet voor zover hij slechts bekend maakt wat strikt nodig is voor de verdediging van zijn belangen. Eventuele betwistingen zullen ter beslechting worden voorgelegd aan de Stafhouder.
attest
Artikel 87
Bij betwisting over het aantal vertrouwelijke brieven van de advocaat wiens ereloonstaat wordt betwist, maakt de Stafhouder hiervan een attest op.
40
noab
INHOUDSTAFEL
De Stafhouder gelast een lid van de Raad van de Orde met het repertoriëren van de arbitrages en de adviezen aan de rechtsmachten inzake ereloongeschillen en bepaalt de wijze waarop dit geschiedt. Toelichting: Zie art. 446ter Ger.W. De Raad van de Nederlandse Orde bij de Balie te Brussel heeft in haar vergadering van 18 februari 2008 beslist artikel 83 van de Codex 2007 op te heffen. Volgens dit artikel konden slechts verwijlintresten worden aangerekend aan de cliënt tegen de wettelijke intrestvoet na ingebrekestelling waarin er duidelijk op werd gewezen dat verwijlintresten zouden worden aangerekend.De opheffing van artikel 83 van de Codex houdt in dat de aanrekening van nalatigheidsintresten op ereloonstaten beheerst worden door de gemeenrechtelijke bepalingen. Indien de Wet Betalingsachterstand van toepassing is op de ereloonstaat kan deze worden ingeroepen. De opheffing van artikel 83 van de Codex 2007 doet geen afbreuk aan artikel 446 ter Ger. W.
schriftelijk verzoek advies
Artikel 88
§2. Niet-jurisdictionele oplossing van geschillen
Op schriftelijk verzoek van de advocaat of de cliënt, kan het lid van de Raad dat instaat voor de ereloongeschillen over een ereloonstaat een advies uitbrengen dat de partijen niet bindt en nietvertrouwelijk is. Geeft de staat toch aanleiding tot een formele betwisting, dan zal dit lid als arbiter noch als verslaggever noch als lid van de Raad in dat geschil zetelen.
bemiddelaar
Artikel 89
N.a.v. een ereloongeschil kunnen de partijen op eigen initiatief of op uitnodiging van de Stafhouder een beroep doen op een taxatie op tegenspraak. In dat geval wijst de Stafhouder een gewezen lid van de Raad van de Orde aan tot taxateur. De taxateur nodigt de partijen uit hun opmerkingen schriftelijk en op tegenspraak te laten gelden. Het advies is gemotiveerd, niet-bindend en nietvertrouwelijk. Indien één van de partijen het advies niet volgt kan de zaak enkel nog voor de rechtbank aanhangig worden gemaakt. Het advies mag in deze rechtspleging als stuk overgelegd worden. De taxatie wordt door de taxateur meegedeeld aan de Stafhouder.
Artikel 90
De Stafhouder kan een erkend advocaat-bemiddelaar aanstellen in het kader van een dispuut betreffende een ereloon, nadat de partijen elk de helft van de aan deze aanstelling verbonden administratieve kosten op een rekening van de Orde hebben overgemaakt. De bemiddelaar dient zijn bemiddelingsopdracht binnen twee maanden hetzij door middel van een akkoord hetzij door middel van een PV waarin wordt vastgesteld dat de bemiddelingspoging is mislukt, af te werken. Een advocaat die reeds een ereloonadvies heeft gegeven overeenkomstig de artikelen 88 en 89 kan niet meer optreden als bemiddelaar. De bemiddelaar bevestigt aan de Stafhouder binnen dezelfde periode van twee maanden uitsluitend of zijn opdracht al dan niet geslaagd is.
vergoeding
bemiddelaar vergoeding
INHOUDSTAFEL
41
Toelichting: Mede om de adviesbevoegdheid van de Raad inzake betwiste ereloonstaten niet in het gedrang te brengen mag de bemiddelaar niets anders meedelen dan het feit of zijn opdracht al dan niet geslaagd is.
Artikel 91
Er wordt een ‘verzoeningskamer ereloongeschillen’ opgericht, bestaande uit twee oud-leden van de Raad van de Orde en plaatsvervangers, eveneens oud-leden van de Raad van de Orde. De verzoeningskamer is bevoegd om te verzoenen in ereloongeschillen. Wanneer de staat van kosten en erelonen van een advocaat wordt betwist, roept de Stafhouder, indien hij van oordeel is dat een verzoening mogelijk is, de advocaat en zijn cliënt op om samen te verschijnen voor de verzoeningskamer. Een opgeroepen advocaat mag niet weigeren te verschijnen. Wordt een akkoord bereikt, dan stelt de verzoeningskamer een overeenkomst op tot slot van alle rekeningen, die door beide partijen wordt ondertekend. Wordt geen akkoord bereikt, dan wordt een proces-verbaal van niet-verzoening opgesteld. Elke partij kan op aanvraag afschrift van het proces-verbaal afgeleverd krijgen. Indien de verzoeningskamer van oordeel is dat het aangerekend ereloon kennelijk niet werd begroot met de in art. 446ter Ger.W. vereiste billijke gematigdheid, licht zij de Stafhouder daarover in. Indien een minnelijke regeling niet mogelijk blijkt, wordt de beslechting van het geschil bij voorkeur onderworpen aan een scheidsgerecht zoals hierna (art.94 e.v.) wordt geregeld. Blijkt arbitrage niet mogelijk, dan kan het geschil gebracht worden voor de gewone rechtsmachten. Toelichting: Toegevoegd door de Raad van de Orde in vergadering van 23 juni 2003
2.000 euro
Artikel 92
dagvaarden na voorafgaande melding
Artikel 93
bevoegdheid van de vederechter
§3. Jurisdictionele berechting van geschillen
Wanneer geen minnelijke schikking mogelijk blijkt, kunnen de ereloongeschillen worden voorgelegd aan de gewone rechter of worden beslecht door arbitrage. Zij kunnen evenwel alleen aan arbitrage zoals georganiseerd in de artikelen 94 en volgende worden onderworpen, indien de vordering tenminste 2.000 euro bedraagt. De advocaat mag slechts dagvaarden na voorafgaande melding aan de Stafhouder met voorlegging van een gedetailleerde staat van zijn erelonen en kosten evenals de briefwisseling met de cliënt met betrekking tot het ereloon, indien de vordering een bedrag betreft dat de bevoegdheid van de Vrederechter overschrijdt. Toelichting: gewijzigd door de Raad van de orde in vergadering van 22 juni 2009, naar analogie met de wijziging in artikel 155
3.1 arbitrage inzake ereloongeschillen overeenkomst
42
noab
Artikel 94
De arbitrageprocedure wordt ingeleid door een overeenkomst die ondertekend wordt door de betrokken advocaat en de partij en
INHOUDSTAFEL
draagt de datum waarop zij bij de Stafhouder werd ingediend. Artikel 95
De procedure geschiedt in het Nederlands. Nochtans kan de Stafhouder in wederzijds akkoord van alle betrokken partijen toelaten dat de procedure gevoerd wordt in een andere taal.
Artikel 96
De arbitrageovereenkomst laat de keuze van de arbiter(s) over aan de Stafhouder. Deze wijst één arbiter aan wanneer de waarde van het geheel van de betwiste ereloonstaat met inbegrip van de kosten minder dan 10.000 euro bedraagt. In het andere geval wijst hij drie arbiters aan.
lid van de raad
Artikel 97
Is de betrokken advocaat een lid van de Raad van de Orde, dan kan geen ander lid van deze Raad als arbiter aangewezen worden, en evenmin een advocaat die samen met de betrokken advocaat in de Raad van de Orde heeft gezeteld.
gewraakt
Artikel 98
Elke door de Stafhouder aangeduide arbiter kan worden gewraakt overeenkomstig art. 1690 van het Gerechtelijk Wetboek.
onthouden indien betrokken
Artikel 99
De arbiters moeten zich van de zaak onthouden indien zij rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken waren bij de betwisting of indien zij de raadsman zijn of geweest zijn van één van de partijen of van hun tegenpartij.
Artikel 100
Het scheidsgerecht wordt voorgezeten door de oudst op het tableau ingeschreven arbiter.
consigneren
Artikel 101
De Stafhouder kan de aanduiding van één of drie arbiters onderwerpen aan het vooraf consigneren van een geldsom op de rekening die hij aanwijst. Hij bepaalt het bedrag van deze geldsom en eventueel het deel dat elk van de betrokken partijen moet storten. Indien de Stafhouder oordeelt dat de advocaat een bepaald bedrag moet consigneren, mag deze niet weigeren. De arbitrale uitspraak wijst het geconsigneerde bedrag toe. De Stafhouder kan het bedrag vaststellen dat vooraf moet betaald worden als voorschot op de in artikel 108 bedoelde kosten van de arbitrage en wijst de betrokken partij aan die dit bedrag vooraf dient te betalen.
drie weken
Artikel 102
De betrokken partijen worden door de arbiter of door de voorzitter van het scheidsgerecht ten minste drie weken vooraf opgeroepen bij aangetekende brief op de zitting waarvan dag en plaats door hem bepaald worden. Van één en ander wordt melding gemaakt in de oproepingsbrief die bovendien vermeldt dat de partijen zich kunnen laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat en dat zij ter zitting dossiers en memories kunnen indienen, zo zij vooraf aan de tegenpartij werden meegedeeld. Een advocaat moet zich laten bijstaan.
Artikel 103
De rechtspleging ter zitting geschiedt mondeling, tenzij de betrokken partijen de schriftelijke procedure verkiezen. In dit laatste geval kunnen de arbiters na beraad de mondelinge debatten bevelen.
taal
aangetekende brief advocaat moet zich laten bijstaan
mondeling
INHOUDSTAFEL
43
Artikel 104
Indien een partij niet verschijnt op de gestelde zitting en haar afwezigheid niet wettigt, wordt de zaak bij verstek behandeld. Heeft de afwezige partij integendeel een geldige reden tot uitstel, dan kan dit door de arbiters worden toegestaan.
Artikel 105
De arbiters doen uitspraak binnen de drie maanden na het sluiten van de debatten. De termijn van drie maanden kan evenwel door de Stafhouder ten hoogste met dezelfde duur verlengd worden in geval van ziekte van een arbiter of wegens iedere andere omstan digheid die van aard is om de uitspraak merkelijk te vertragen.
Artikel 106
Bij overlijden of ziekte van een scheidsrechter of te lang tijdsverloop tussen zijn aanstelling en de uitspraak, kan de Stafhouder, vooraleer de beslissing genomen wordt, een andere arbiter aanstellen.
interesten
Artikel 107
De beslissing kan interesten toekennen tegen de wettelijke rentevoet vanaf de datum van de arbitrageovereenkomst maar houdt daarbij rekening met de bankinteresten die door geconsigneerde bedragen zouden opgebracht worden.
kosten
Artikel 108
De beslissing veroordeelt de partijen tot de kosten als naar recht. De kosten van de arbitrageprocedure worden door de Raad van de Orde in een barema vastgelegd.
uitstel verstek
uitspraak
Toelichting: Het huidig tarief van de kosten is als volgt: 150 euro basistarief 250 euro procedures boven 5000 euro 375 euro procedures boven 12.500 euro 500 euro procedures boven 25.000 euro verhoging van de tarieven, goedgekeurd door de Raad van de Orde in vergadering van 22 juni 2009
laatste aanleg
Artikel 109
De arbitrale uitspraak wordt gewezen in laatste aanleg.
vernietiging
Artikel 110
De beslissing wordt bij aangetekende brief aan de partijen betekend. Vanaf deze betekening begint de termijn van drie maanden te lopen waarin vernietiging van de beslissing kan gevorderd worden.
Artikel 111
De beslissing wordt bovendien meegedeeld aan de Stafhouder en in origineel bewaard op het secretariaat van de Orde. De Stafhouder maakt de zaak bij de Raad van de Orde aanhangig indien hij van oordeel is dat aan de betrokken advocaat een tuchtsanctie moet worden opgelegd.
Artikel 112
Tenzij één van de betrokken partijen erom verzoekt, worden de arbitrale uitspraken niet neergelegd ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg.
3.2 ereloongeschillen voor de gewone rechtsmachten
advies taal
44
Artikel 113
Wanneer de rechtsmacht waar een ereloonbetwisting aanhangig is alvorens recht te doen het advies vraagt van de Raad van de Orde, stelt de Stafhouder uit de leden of oud-leden van de Raad een verslaggever aan die, na de partijen te hebben gehoord, voor
INHOUDSTAFEL
de Raad verslag zal uitbrengen. Het advies wordt opgesteld in de taal van de rechtspleging voor de betrokken rechtsmacht en wordt haar en de partijen meegedeeld.
HOOFDSTUK 5 De confraterniteit, de loyaliteit en de behoorlijke beroepsuitoefening
> In het belang van de rechtzoekende en van de advocatuur in het algemeen streven advocaten naar een onderlinge verhouding die berust op gelijkheid en hoffelijkheid, op solidariteit, op loyaliteit, op vertrouwen en op waardigheid en waken zo voor een behoorlijke beroepsuitoefening.
Afdeling 1
Algemene bepalingen Artikel 114
Met inachtneming van de wet en de deontologische regels is de advocaat steeds verplicht de belangen van zijn cliënt zo goed mogelijk te behartigen en dient hij deze zelfs te stellen boven zijn eigen belangen of deze van andere advocaten. De advocaat behartigt de belangen van zijn cliënt met respect voor de rechten van verdediging. Hij eerbiedigt het tegensprekelijk karakter van procedures en misleidt niet. Teneinde een eerlijke en behoorlijke rechtspleging te bevorderen heeft de advocaat een plicht van loyaliteit en confraterniteit. De regels van confraterniteit bevorderen de vertrouwensrelatie tussen advocaten in het belang van de cliënt en strekken er tevens toe onnodige processen en elk gedrag dat van aard is om de reputatie van het beroep te schaden, te voorkomen.
voorafgaande contacten
Artikel 115
Indien een procedure op tegenspraak volgt op voorafgaande contacten tussen advocaten, moet de advocaat zijn confrater inlichten dat een procedure wordt ingesteld, tenzij deze kennisgeving de rechtmatige belangen van de cliënt schendt.
eenzijdige maatregelen
Artikel 116
De advocaat mag alle eenzijdige gerechtelijke en buitengerechtelijke bewarende maatregelen nemen en alle procedures op eenzijdig verzoekschrift instellen zonder voorafgaand bericht aan de advocaat van de tegenpartij.
nooit eenzijdig contact
Artikel 117
In procedures op tegenspraak neemt de advocaat nooit eenzijdig contact op met de rechter, de arbiter of de deskundige en laat hij hun onder meer geen brieven, documenten, stukken of conclusies toekomen zonder deze gelijktijdig over te maken aan de tegenstrever of aan de tegenpartij die geen advocaat heeft.
geen rechtstreeks
Artikel 118
De advocaat heeft met betrekking tot een bepaalde zaak geen rechtstreeks contact met een partij, van wie hij weet dat deze in die zaak wordt bijgestaan door een advocaat, tenzij die advocaat uitdrukkelijk zijn toestemming heeft gegeven en op voorwaarde
belangen cliënt rechten van verdediging loyaliteit confraterniteit reputatie van het beroep
procedures
contact met een partij toestemming
INHOUDSTAFEL
45
dat deze laatste op de hoogte wordt gehouden. De advocaat mag overeenkomstig de wet rechtstreeks bij de overheid de inlichtingen inwinnen waarop de cliënt recht heeft, zelfs al is de overheid tevens partij in de zaak. Toelichting: De algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies heeft op 31 januari 2007 een reglement goedgekeurd betreffende de aan procedures verbonden regels van confraterniteit. Tevens werden vijf reglementen opgeheven van de Belgische Nationale Orde, meer bepaald de reglementen van 15 januari 1981, zoals nadien gewijzigd, betreffende de gerechtsbrief, de toepassing van artikel 730, 747§2, 748§2, 751, 753, 803 en 804 van het Ger.Wb, het reglement van 7 december 1989 betreffende de voorafgaande kennisgeving van de betekening, het aanwenden van een rechtsmiddel en de uitvoering van de gerechtelijke akten en beslissingen, de reglementen van 28 januari 1988 en 3 december 1992 betreffende vragen tot uitstel en verzending naar de rol, het reglement van 7 januari 1971 betreffende de financiële aansprakelijkheid van de advocaat, en de reglementen van 13 maart 1973 en 21 april 1977 betreffende de toelating verleend aan een advocaat om een lid van een andere balie te dagvaarden. Krachtens een arrest van Hof van Cassatie van 20 februari 2009 werd artikel 13 van het reglement van de Orde van Vlaamse Balies van 31 januari 2007 vernietigd. Het Hof van Cassatie is van oordeel dat het doel van deze bepaling, met name de Stafhouder toe te laten zijn bemiddelende en tuchtrechtelijke opdrachten uit te voeren, evenzeer kan worden bereikt wanneer een advocaat die in zijn hoedanigheid van advocaat tegen een confrater een rechtsvordering inleidt, een strafklacht indient of een gerechtelijke bewarende maatregel neemt, zijn Stafhouder hiervan met een redelijke voorafgaande termijn zou moeten informeren. De algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies heeft vervolgens op 22 april 2009 een reglement uitgevaardigd tot vervanging van het artikel 13 van het reglement van 31 januari 2007. Hoofdstuk V van de Codex werd dan ook in die zin gewijzigd dat het reglement van de OVB van 31 januari 2007, zoals gewijzigd nadien op 22 april 2009, werd geïmplementeerd en als dusdanig letterlijk terug te vinden is in artikel 155 en 156.
Afdeling 2
Vragen om uitstel nutteloos uitstel onnodige verplaatsing
Artikel 119
De advocaat dient zijn werkzaamheden zo te organiseren dat elk nutteloos uitstel van een te behandelen zaak en elke onnodige verplaatsing of tijdverlies voor zijn confrater worden vermeden. De advocaat die voor zijn tegenstrever een onnodige verplaatsing of tijdverlies veroorzaakt, zonder ernstige of onvoorzienbare reden, komt tekort aan de plicht van confraterniteit. Toelichting: -De nutteloze verplaatsingsvergoeding werd niet langer gehandhaafd nu dit een letterlijke weergave was van artikel 4 van het Reglement van de Nationale Orde van 23 januari 1988. Dit reglement werd opgeheven bij reglement OVB van 31 januari 2007. -Zie eveneens toelichting bij artikel 118
46
noab
INHOUDSTAFEL
rol
Artikel 120
uitstel ter kennis van de rechtbank
De advocaat die op de inleiding een verzending van de zaak naar de rol of een uitstel vraagt, brengt dit tijdig en op de meest efficiënte wijze ter kennis van zijn tegenstrever. De advocaat die een uitstel wenst te vragen van een ter behandeling vastgestelde zaak brengt dit tijdig en op de meest efficiënte wijze ter kennis van de rechtbank en, al naargelang het geval, van het openbaar ministerie, van zijn tegenstrever en van de tegenpartij die in persoon verschijnt.
Afdeling 3
De behandeling bij verstek confrater afwezig
Artikel 121
De advocaat die vaststelt dat een in de zaak betrokken confrater afwezig is op een vastgestelde zitting doet al het mogelijke om hem te bereiken en met hem af te spreken alvorens de zaak, indien nodig, in zijn afwezigheid te laten behandelen. De zaak mag enkel in afwezigheid van de advocaat worden behandeld indien de tegenstrever vooraf de afwezige advocaat schriftelijk had verwittigd van de pleitdatum en van zijn intentie om de zaak in elk geval te behandelen. Vergelijk: Reglement Franse Orde « fixant les règles déontologiques à suivre lors de l’introduction de l’instance et de la mise en état » dd. 5 mei 2009, in werking op 1 september 2009
Afdeling 4
Mededeling van dossiers overleg stukken
Artikel 122
Tussen advocaten gebeurt de overlegging van de stukken in der minne en zonder formaliteiten. Enkel wanneer de aard van de stukken dit noodzakelijk maakt, kan de overlegging gebeuren door neerlegging van de stukken ter griffie. Ook in dat geval bezorgt de advocaat zijn tegenstrever de inventaris van zijn stukken en minstens kopie van de stukken die kunnen worden gekopieerd.
Artikel 123
De dossiers en de stukken die voor de inleiding van het proces worden meegedeeld zijn, zoals de brieven tussen advocaten, vertrouwelijk. Na de dagvaarding meegedeelde dossiers en stukken zijn daarentegen niet-vertrouwelijk nu die mededeling een proceshandeling is. Zelfs na de inleiding van de rechtspleging kunnen stukken vertrouwelijk meegedeeld worden op voorwaarde dat hiervan uitdrukkelijk melding wordt gemaakt.
inventaris
vertrouwelijk procesbehandeling
Toelichting: Zie de artikelen 736 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek, Art. 2 van het reglement van de Nationale Orde van 6 juni 1970 (zie Deel III) en de beslissingen van de Raad van de Orde van 27 januari 1981 en 11 maart 1996.
INHOUDSTAFEL
47
verbieden
Artikel 124
overhandigen cliënt
confraterniteit
Artikel 125
Om redenen die evenwel moeten uiteengezet worden aan zijn tegenstrever die de stukken ontvangt, mag een advocaat verbieden ze te overhandigen aan zijn cliënt, zelfs onder vorm van fotokopie, behoudens de mogelijkheid voor de cliënt er inzage van te nemen op het kantoor van zijn raadsman. In geval van betwisting beslist de Stafhouder.
a. Jeugdrechtbank
In burgerlijke rechtsplegingen voor de jeugdrechtbank gelden de volgende bijzondere regels: De confraterniteit vereist dat de mededelingen, van welke aard ook, tijdens de rechtsplegingen bedoeld door de wet van 8 april 1965 (bepalingen van burgerlijk recht betreffende de minderjarigen) tegelijk ter kennis zouden gebracht worden van de raadsman van de tegenpartij, Er kan van deze regel slechts afgeweken worden voor de aanvragen die, in het kader van de voormelde wet, gericht worden tot het openbaar ministerie, de persoon die de minderjarigen onder hun bewaring heeft, met het oog op de maatregelen die deze bescherming tot doel hebben. Bij twijfel over de toepassing van deze uitzondering zal een beroep worden gedaan op de Stafhouder.
B. Grondwettelijk Hof Artikel 126
administratief dossier geen afschrift
48
noab
Artikel 127
Onverminderd wat daarover zou zijn bepaald m.b.t. de rechtspleging voor het Grondwettelijk Hof moeten de raadslieden van de partijen elkaar een afschrift bezorgen van de stukken waar zij in hun procesakten naar verwijzen. Dat afschrift wordt samen met die procesakten meegedeeld. De bijlagen aan het verzoekschrift worden op eerste verzoek meegedeeld.
C. Raad van State
Onverminderd de gecoördineerde wetten op de Raad van State en de uitvoeringsbepalingen geldt voor de Raad van State wat volgt. De raadsman die zelf of via zijn cliënt het administratief dossier aan de griffie van de Raad van State heeft overgemaakt moet geen afschrift van dit dossier overmaken aan de wederpartij(en). Voor zover hij nog een exemplaar van dit administratief dossier bezit verdient het niettemin aanbeveling daarvan kennis te geven aan de raadsman van enige partij die daarom vraagt. Op eerste verzoek deelt de raadsman van de verzoekende partij of van de tussenkomende partij een afschrift mee van de stukken waarop hij zich beroept in het verzoekschrift tot nietigverklaring, de vordering tot schorsing of het verzoekschrift tot tussenkomst. Alle in de loop van een rechtspleging gebruikte of nog te gebruiken stavingstukken, die niet vermeld worden in de bij het inleidend verzoekschrift of een procesakte gevoegde inventaris, moeten meegedeeld worden aan de raadslieden van de andere partijen alvorens zij worden gebruikt. Wanneer de griffie van de Raad van State krachtens de procedurebepalingen aan de andere partij(en) kennis zal geven van een procesakte staat het de raadsman die deze procesakte indient vrij om daarvan ook nog vooraf, bij het indienen ter griffie, een afschrift toe te zenden aan de raadsman van de andere partij(en).
INHOUDSTAFEL
medische deskundige
Artikel 128
contradictoir cliënt strafzaken
wettelijke beperking
Elk stuk dat aan een medische deskundige, in het kader van een gerechtelijke of minnelijke expertise, wordt overhandigd, dient te worden meegedeeld aan de advocaat van de partijen ten einde het contradictoir karakter van de rechtspleging te verzekeren. Indien een partij de neerlegging van een bepaald stuk vordert en er bijgevolg de mededeling van vraagt, dient over deze betwisting door de bevoegde rechtbank beslist te worden, eventueel na advies van de betrokken tuchtoverheid in verband met de eerbiediging van het beroepsgeheim. In burgerlijke zaken dienen deskundigenverslagen aan de gedingvoerende partij meegedeeld te worden, zoals voorgeschreven door artikel 983 van het Gerechtelijk wetboek. Bijgevolg is de advocaat gerechtigd een deskundig verslag in extenso aan zijn cliënt mee te delen. Hij is er in principe toe gehouden zo zijn cliënt er om verzoekt. In strafzaken maken medische documenten of deskundigenverslagen deel uit van het strafdossier, waarvan de betichte en de burgerlijke partijen, in het kader van het contradictoir debat en de eerbied voor de rechten van de verdediging, kennis mogen nemen. Wanneer de advocaat kopie bekomt van dergelijke documenten is hij gerechtigd deze aan zijn cliënt mee te delen. Hij is er in principe toe gehouden zo zijn cliënt er om verzoekt.
Artikel 129
Artikel 128 is niet toepasselijk: - op materies waarvoor een wettelijke beperking van het mededelingsrecht bestaat, - wanneer de advocaat persoonlijk de toelating ontvangt afschrift te nemen van documenten of dossiers (bv. Geseponeerde zaken) zonder dat de cliënt een recht op mededeling kan doen gelden. In dit laatste geval zal de advocaat aan zijn cliënt geen mededeling geven van stukken van medische aard, tenzij in de mate waarin dergelijke mededeling noodzakelijk zou zijn voor de verdediging van zijn belangen.
Artikel 130
De advocaat is steeds gerechtigd stukken of verslagen van medische aard niet mee te delen aan zijn cliënt, zo hij in eer en geweten oordeelt dat dergelijke mededeling nadelig zou zijn voor de fysische of psychische toestand van zijn cliënt of aan deze laatste zonder noodzaak voor de verdediging van zijn belangen, inlichtingen over de fysische of psychische toestand van derden zou verstrekken.
persoonlijke toelating
wettelijke beperking
D. Mededeling van medische documenten of verslagen
persoonlijke toelating
Toelichting: Zie de Resolutie van 3 maart 1986 (Berichtenblad 1985-86, nr. 4, 12).
omzichtigheid en kiesheid minderjarige
Artikel 131
E. Mededeling van strafdossiers
Niets belet een advocaat aan zijn cliënt het dossier of een kopie van het strafdossier mee te delen, dat hij mocht ontvangen, met eerbiediging evenwel, in concreto, van de regels van omzichtigheid en kiesheid ter zake. De advocaat van de ouders van de minderjarige mag hen kennis
INHOUDSTAFEL
49
geven van het persoon lijkheidsdossier van de minderjarige en over de omgeving waarin hij leeft, maar hij mag hen geen afschrift geven van dit dossier. De advocaat van de minderjarige mag aan deze laatste geen kennis geven van de stukken van zijn persoonlijkheidsdossier of over de omgeving waarin hij leeft. Minder nog mag hij dit dossier ter kennis brengen van de ouders van de minderjarige, zelfs indien hij door de ouder werd aangewezen om de belangen van de minderjarige te behartigen. Toelichting: Zie de Aanbeveling van 17 maart 1981 (Brief van de stafhouder, 1980-81, nr. 8, 180). Het tweede en het derde lid zijn de weergave van een Resolutie van de Raad van juni 1976 tot herziening van de resolutie van 11 januari 1972, ingevolge een cassatiearrest van 25 februari 1974. Artikel 460ter Sw : elk gebruik door de inverdenkinggestelde of de burgerlijke partij van de door de inzage in het dossier verkregen inlichtingen, dat tot doel en tot gevolg heeft het verloop van het gerechtelijk onderzoek te hinderen, inbreuk te maken op het privé-leven, de fysieke of morele integriteit of de goederen van een in het dossier genoemde persoon, wordt gestraft met gevangenisstraf van 8 dagen tot één jaar of met geldboete van 26 frank tot vijfhonderd frank Is strafbaar ingevolge artikel 460ter Sw degene die als burgerlijke partij kopie heeft genomen van een strafdossier en dit vervolgens aan een journalist, op diens uitdrukkelijke vraag, heeft overhandigd teneinde op drastische wijze in te grijpen in het privé-leven van de verdachte en zelfs diens partner, terwijl redelijk kon worden aangenomen dat de journalist in kwestie de kopie zou aanwenden om een artikel te schrijven (Corr. Gent, 25 juni 2003, AM 2004, afl. 1, 79; err. AM 2004, afl. 4, 367)
schending van de bewijskracht
50
noab
Artikel 132
F. Hof van Cassatie: eensluidend verklaren van kopieën
§1 Wanneer een partij, toekomstige eiser in cassatie, tot staving van een voorziening in cassatie een middel wenst in te roepen, gesteund op de schending van de bewijskracht van een stuk dat op regelmatige wijze werd neergelegd voor de rechter ten gronde en zij niet beschikt over het origineel neergelegde stuk, maar enkel over een kopie daarvan, kan haar advocaat van de advocaat van elke partij in zake voor de rechter ten gronde vragen dat hij deze kopie eensluidend verklaart aan, al naar gelang het geval, het origineel stuk of de kopie neergelegd voor deze rechter. §2 Indien de raadsman van de toekomstige eiser in cassatie noch in het bezit is van het origineel van het stuk, noch van een kopie daarvan, kan hij aan de advocaat van een partij in zake voor de rechter ten gronde, die in het bezit is van het originele stuk, vragen dat hij er een kopie van maakt en deze eensluidend verklaart aan het origineel. §3 De aangezochte advocaat maakt onverwijld het eensluidend verklaarde stuk over aan de advocaat die erom vraagt. Hij dient daartoe over te gaan, zelfs indien hij niet langer de raadsman is van de betrokken partij sedert de beslissing waartegen een voorziening in cassatie is overwogen. Hij mag het eensluidend verklaren niet laten afhangen van de goedkeuring van zijn cliënt of
INHOUDSTAFEL
gewezen cliënt. Indien hij niet of niet meer in het bezit is van het origineel of een kopie van het stuk, laat de aangezochte advocaat dit onmiddellijk weten aan de advocaat die om het stuk vraagt. §4 Wanneer de termijn om een voorziening in cassatie in te dienen loopt, dient de aangezochte advocaat een bijzondere spoed aan de dag te leggen. vermelding
Artikel 133
Het in artikel 132 §§ 1 en 2 bedoeld eensluidend verklaren bestaat in het aanbrengen,onderaan de kopie van het betreffende stuk, van de volgende vermelding, gevolgd door de handtekening: "Eensluidend verklaard afschrift van het originele stuk (of van de kopie, al naargelang het geval) dat werd neergelegd voor (aanduiding van de rechtsmacht). Mr. ................., advocaat die (naam van de partij) vertegenwoordigde voor deze rechtsmacht. Mr. ................., advocaat die (naam van de partij) vertegenwoordigde voor deze rechtsmacht."
Artikel 134
De betwistingen worden beslecht door de stafhouder van de advocaat die de stukken eensluidend moet verklaren.
handtekening
schending van de bewijskracht
Toelichting : deze bepalingen zijn de integrale weergave van het reglement van de OVB van 30 januari 2008, BS 8 februari 2008, waarmee het reglement van de nationale Orde van 12 oktober 1995 werd vervangen. Volgens een vaste cassatierechtspraak is een cassatiemiddel waarbij schending van de bewijskracht van een akte wordt ingeroepen niet ontvankelijk wanneer de akte niet is weergegeven in de bestreden beslissing of in een ander stuk waarop het Hof vermag acht te slaan en niet is gevoegd bij de voorziening, hetzij in origineel, hetzij in kopie, eensluidend verklaard (aan het origineel of aan de kopie die voor de feitenrechters werd neergelegd) door de advocaten die de partijen voor de feitenrechters vertegenwoordigden. De loyaliteit en de rechtschapenheid van de advocaat nopen hem om mee te werken aan het eensluidend verklaren van het stuk, waarvan de schending van de bewijskracht door de tegenpartij wordt ingeroepen.
Afdeling 5
Mededeling van conclusies griffie
Artikel 135
Als conclusie kan enkel de ter griffie neergelegde conclusie gelden. Elke dergelijke conclusie moet gelijktijdig aan de confrater worden meegedeeld zoals elke onder advocaten meegedeelde conclusie ook gelijktijdig ter griffie moet worden neergelegd.
Artikel 135
Het overmaken van een ontwerp van conclusie geldt niet als mededeling van een conclusie, zodat de toepassing van de bepalingen van het Gerechtelijk wetboek met betrekking tot het indienen van conclusies niet kan worden verhinderd.
gelijktijdig meegedeeld
ontwerp
Toelichting: Resolutie van 14 april 1986, waarbij volgende commentaar werd gegeven: Deze resolutie heeft onder meer tot doel klaarheid te scheppen in de
INHOUDSTAFEL
51
problemen die rijzen in verband met het mededelen van ontwerpen van conclusies die nog door cliënten dienen goedgekeurd te worden. De mededeling van dergelijke ontwerpen kan niet beschouwd worden als een mededeling van conclusie zolang niet bevestigd werd dat deze conclusie werd goedgekeurd door de cliënt. Deze resolutie wil ook ingaan tegen een bepaald misbruik dat erin bestaat conclusies mee te delen aan de tegenpartij zonder ze bij de griffie van de rol te deponeren zodat geen vaststelling kan worden bekomen.
Afdeling 6
De mededeling van zittingsnota’s, rechtsleer en rechtspraak tijdig
Artikel 137
Onder zittingsnota’s verstaat men alle nota’s die bij het zittingsdossier gevoegd worden evenals alle aantekeningen vermeld op de mappen of op elk ander stuk van het dossier, uitgenomen de eenvoudige inventaris van de stukken. Om met toepassing van artikel 740 van het Gerechtelijk wetboek een overdreven beroep op verdaging van het sluiten van de debatten te vermijden, vereist de confraterniteit dat de zittingsnota’s, de mee te delen rechtspraak en rechtsleer tijdig aan de raadsman van de andere partij meegedeeld worden, zodat deze er voor de zitting kennis kan van nemen en er desgevallend op antwoorden.
rechtspraak
Artikel 138
De ingeroepen rechtspraak en rechtsleer moeten aan de andere partijen ter kennis worden gebracht hetzij met aanduiding van de vindplaats in de meegedeelde conclusie, hetzij bij wijze van officiële mededeling. Zonder vindplaats meegedeelde rechtspraak en rechtsleer worden geacht niet gepubliceerd te zijn en dienen bijgevolg met toepassing van de hiernavolgende bepaling integraal te worden meegedeeld.
integraal
Artikel 139
De rechtspraak en rechtsleer moeten integraal worden meegedeeld in vier gevallen: - de niet gepubliceerde rechtspraak en rechtsleer, - de in niet-juridische uitgaven opgenomen rechtspraak en rechtsleer, - de in het buitenland gepubliceerde rechtspraak en rechtsleer, - de rechtspraak en rechtsleer in juridische publicaties die niet courant in het land verkrijgbaar zijn.
uitzondering
Artikel 140
Het tijdig mededelen van stukken, conclusies en nota’s blijft de regel, zowel bij het instrueren van een zaak als wanneer de zaak reeds voor behandeling is vastgesteld. Tijdig mededelen betekent dat de regels van het Gerechtelijk wetboek worden nageleefd en dat de mededeling zelf geen aanleiding mag geven tot een verzoek om verdaging van de zaak. Vanzelfsprekend wordt een uitzondering gemaakt voor rechtsplegingen in kort geding en voor andere rechtsplegingen met een spoedeisend karakter.
en rechtsleer
52
noab
INHOUDSTAFEL
Afdeling 7
Het gebruik van telefax en e-mail kantooruren
Artikel 141
Indien een advocaat aankondigt dat hij over een telefax of e-mail beschikt, moet hij ervoor zorgen dat deze communicatiemiddelen kunnen gebruikt worden binnen de kantooruren. Toelichting: Zie de Aanbeveling van de Raad van 24 juni 1991, die volgende overwegingen bevat: Ook de confraterniteit vereist dat de mededeling van stukken, conclusies en nota’s bij het in staat stellen van zaken tijdig zou gebeuren. De telefax is thans een ingeburgerd communicatiemiddel en het gebruik ervan wordt zelfs voorzien in bepaalde gerechtelijke procedures zoals de wet van 20 juli 1990 over de voorlopige hechtenis. Rekening houdend met het intensief gebruik dat van dit nieuw commu nicatiemiddel wordt gemaakt, lijkt het nuttig bepaalde regels in herinnering te brengen. Zie ook art. 43 (vertrouwelijkheid of niet van mededelingen per fax of enig ander communicatiemiddel). Aangezien ook het gebruik van e-mail almaar toeneemt werden deze bepalingen door de Raad thans uitgebreid tot elk communicatiemiddel.
vermelden op welke wijze
Artikel 142
De advocaat zal, bij de verzending van mededelingen (brieven, conclusies, stukken etc…) tevens vermelden op welke wijze(n) dit gebeurt. Toelichting: toegevoegd door de Raad van de Orde in vergadering van 22 juni 2009
Afdeling 8
De voorrang op de zitting volgorde zaken
Artikel 143
Behalve wanneer de zaken op een vastgesteld uur worden opgeroepen of wanneer de zetel zelf de volgorde van de zaken bepaalt, zal de Stafhouder in functie met voorrang pleiten op elk ogenblik van de zitting, evenals de leden van de Orde indien zij moeten zetelen in de Raad van de Orde of een taak moeten volbrengen die tot hun functie behoort.
anciënniteit
Artikel 144
Verder gelden volgende regels: - Behalve voor uitzonderlijke gevallen zal bij de opening van de zitting voorrang verleend worden aan de advocaten die aanwezig zijn op de zitting, en dit volgens hun anciënniteit op het tableau of op de lijst van de stagiairs. - In de loop van de zitting zullen de advocaten die niet aanwezig waren bij de aanvang pleiten volgens rang van aankomst en dus niet volgens hun anciënniteit.
aankomst
INHOUDSTAFEL
53
Afdeling 9
De registratie van pleidooien nooit als bewijsmiddel
Artikel 145
De opname van pleidooien en debatten is toegelaten voor zover de voorzitter, de tegenstrevers, en het openbaar ministerie daarvan vooraf op de hoogte worden gesteld. De opname mag uitsluitend worden gebruikt binnen het kantoor van de advocaat en om zijn werk te vergemakkelijken. Zij kan nooit als bewijsmiddel worden gebruikt, zelfs niet in een tuchtrechtspleging. Toelichting: Zie de Resolutie van de Raad van 22 februari 1988.
Afdeling 10
De voorafgaande kennisgeving van de betekening, het aanwenden van een rechtsmiddel en de uitvoering van gerechtelijke akten en beslissingen tot vrijwillige
Artikel 146
uitvoering termijn hoogdringendheid uiterlijk gelijktijdig
Vooraleer tot betekening en ten uitvoerlegging van een gerechtelijke beslissing te laten overgaan, nodigt de advocaat zijn tegenstrever uit tot vrijwillige uitvoering en/of berusting en verleent hij hem hiertoe een redelijke termijn. De onmiddellijke betekening en/of ten uitvoerlegging kunnen nochtans geschieden in geval van hoogdringendheid of in geval van noodzakelijkheid voortvloeiende uit de wet of uit de beslissing zelf. De advocaat geeft steeds aan de betrokken advocaten kennis van het feit dat hij opdracht geeft om een gerechtelijke beslissing te laten betekenen en dit uiterlijk gelijktijdig met deze opdracht. Toelichting : De laatste paragraaf van dit artikel werd gewijzigd bij reglement van de Orde van Vlaamse Balies van 18 juni 2008; vooraleer tot betekening en ten uitvoering van een gerechtelijke beslissing te laten overgaan zal een advocaat derhalve minstens twee brieven aan zijn tegenstrever dienen te versturen. De laatste brief wordt verstuurd minstens gelijktijdig met de opdracht naar de deurwaarder toe.
rechtsmiddel
Artikel 147
De advocaat die een rechtsmiddel aanwendt, geeft daarvan zo snel mogelijk en uiterlijk gelijktijdig kennis aan de in de zaak betrokken advocaten.
Afdeling 11
De vertrouwelijkheid van besprekingen tussen advocaten Artikel 148
54
noab
Onverminderd de toepassing van de artikelen in verband met de briefwisseling tussen advocaten is de inhoud van besprekin gen tussen advocaten vertrouwelijk. Omwille van de loyauteit mag
INHOUDSTAFEL
hun bestaan bekendgemaakt worden wanneer het voor de oplossing van een geschil voor een rechtsmacht dienend is. Wenst men het bestaan zelf van de besprekingen absoluut vertrouwelijk te houden zullen de advocaten dit van bij het begin uitdrukkelijk melden. In geval van twijfel of onenigheid wordt het geschil aan de Stafhouder voorgelegd. Toelichting: Zie de Resolutie van 23 februari 1987.
Afdeling 12
Het verstrijken van termijnen – het vervullen van de formaliteiten besprekingen
Artikel 149
vertrouwelijk
De confraterniteit gebiedt de advocaat geenszins de aandacht van zijn tegenstrever te vestigen op het nakend verstrijken van een termijn of op de noodzaak bepaalde formaliteiten te volbrengen. Toelichting: Zie de Aanbeveling van maart 1982.
Afdeling 13
De opvolging Artikel 155
De advocaat die een ander advocaat opvolgt in dezelfde zaak brengt hem daarvan onmiddellijk op de hoogte. De opvolgende advocaat verzekert dadelijk de vertegenwoordi ging en de bijstand van de cliënt. De opgevolgde advocaat maakt het dossier zo spoedig mogelijk aan de opvolgende advocaat over samen met alle gegevens die voor de voortzetting ervan noodzakelijk zijn en bezorgt zijn staat van kosten en ereloon zo spoedig mogelijk aan de cliënt. Hij brengt hiervan de opvolgende advocaat op de hoogte. De opvolgende advocaat verzoekt de cliënt zorg te dragen voor de betaling van de staat van kosten en ereloon voor zover deze niet wordt betwist.
alle nodige handelingen
Artikel 151
De opvolgende advocaat kan alle nodige handelingen in het belang van zijn cliënt stellen, ook in geval van betwisting van de staat van kosten en ereloon. Hij mag van deze cliënt provisies, erelonen en vergoeding voor kosten ontvangen.
verbod
Artikel 152
Wanneer daartoe reden bestaat, kan de stafhouder verbod opleggen aan de opvolgende advocaat om verdere handelingen voor de cliënt te stellen of enige andere maatregel bevelen.
geschil
Artikel 153
De opvolgende advocaat mag optreden in een geschil omtrent het ereloon en de kosten van de opgevolgde advocaat, ongeacht of hij lid is van dezelfde balie als de opgevolgde advocaat of niet. Hij behoeft daartoe geen toelating van zijn stafhouder. De opvolgende advocaat moet een minnelijke schikking nastreven; In bijzondere
dadelijk bijstand
ereloon
INHOUDSTAFEL
55
gevallen en inzonderheid wanneer er redenen van loyaliteit en kiesheid het vereisen, kan de stafhouder van de opvolgende advocaat deze verbod opleggen in dergelijk geschil op te treden. beroepsaansprakelijkheid
Artikel 154
De opvolgende advocaat mag niet in rechte optreden in een geschil over de beroepsaansprakelijkheid van de opgevolgde advocaat. De stafhouder kan in bijzondere gevallen daartoe wel toelating verlenen wanneer het belang van de cliënt dit vereist. De opvolgende advocaat kan de opgevolgde advocaat in gebreke stellen in verband met diens beroepsaansprakelijkheid. Toelichting: In vergadering van 9 mei 2005 heeft de Raad van de orde beslist de artikelen 148 tot en met 153 op te heffen en het reglement van de Orde van Vlaamse balies van 3 november 2004, dat op 1 maart 2005 in werking is getreden, te integreren in de Codex, met dien verstande dat mocht dit nieuw reglement naderhand worden aangepast, de Codex in dezelfde zin moet worden bijgesteld.
Afdeling 14
Het dagvaarden van een confrater voorafgaande melding aan zijn Stafhouder
Artikel 155
één maand
De advocaat mag in zijn hoedanigheid van advocaat geen rechtsvordering inleiden, geen strafklacht indienen en geen gerechtelijke bewarende maatregelen nemen tegen een confrater zonder voorafgaande melding aan zijn Stafhouder. De advocaat voegt daarbij het ontwerp van de inleidende akte of de klacht. De advocaat die de belangen wenst te behartigen van een partij die zonder advocaat reeds een klacht heeft ingediend of een rechtsvordering heeft ingeleid tegen een advocaat, dient dit te melden aan zijn Stafhouder vooraleer de procedure verder te zetten. De advocaat mag de bovenstaande procedures niet inleiden of voortzetten voor het verstrijken van één maand na de melding, tenzij in geval van gemotiveerde hoogdringendheid. Deze meldingsplicht geldt niet voor vorderingen tegen een advocaat in diens hoedanigheid van gerechtelijk mandataris, tenzij zijn aansprakelijkheid in gedrang wordt gebracht. Toelichting: Het reglement tot vervanging van het artikel 13 van het reglement van 31 januari 2007 werd door de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies goedgekeurd op 22 april 2009. De wijziging en de vervanging van artikel 13 kwam er na vernietiging door het Hof van Cassatie met het Arrest van 20 februari 2009 (c.07.0237 en, Van Vlaanderen A.E./Orde van Vlaamse Balies).
uitspraak uitvoering
56
noab
Artikel 156
De advocaat die namens een cliënt een vordering tegen een andere advocaat heeft ingesteld en de betrokken advocaat brengen hun respectieve Stafhouders op de hoogte van de uitspraak en van de gedwongen uitvoering.
INHOUDSTAFEL
DEEL 2
Het bestuur en de organisatie van de Orde
HOOFDSTUK 1 het bestuur van de orde Toelichting: Zie de Puydt, p. 11 tot 15 en ook art. 447 e.v. Ger.W.
Afdeling 1
De Stafhouder hoofd van de Orde
Artikel 157
De Stafhouder is het hoofd van de Orde. Hij roept de Algemene Vergadering van de advocaten en de Raad van de Orde bijeen en zit deze voor. Bij verhindering wordt hij vervangen door de vice-Stafhouder of, indien deze nog niet verkozen is of eveneens verhinderd is, door de oudste gewezen Stafhouder die lid is van de Raad of door het oudste aanwezige lid van de Raad, onverminderd de bevoegdheden die hij aan enig ander lid van de Raad zou hebben overgedragen.
raad
Artikel 158
De Stafhouder of zijn vertegenwoordiger roept de door de Raad van de Orde opgerichte commissies bijeen.
eerste rang
Artikel 159
De Stafhouder vertegenwoordigt de Orde op de plechtigheden en bekleedt de eerste rang onder zijn gelijken.
klachten
Artikel 160
Hij onderzoekt de klachten tegen advocaten die bij hem worden ingediend en behandelt tevens alle aangelegenheden die afbreuk doen aan de Orde of aan de beginselen van waardigheid, kiesheid en rechtschapenheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen. Indien hij de feiten die een advocaat ten laste worden gelegd niet kan beslechten door zijn vaderlijk optreden en ze van die aard zijn dat ze een tuchtmaatregel zouden verantwoorden, opent hij een tuchtonderzoek.
terechtzettingen
Artikel 161
Hij beslecht de geschillen op de terechtzittingen waarin advocaten betrokken zijn.
zijn raad
Artikel 162
Hij houdt zich ter beschikking van de confraters die zijn raad wensen in te winnen met betrekking tot de uitoefening van hun beroep.
hoofd van de orde
Artikel 163
Hij draagt zorg voor de tenuitvoerlegging van de beslissingen van de Raad van de Orde.
commissies
waardigheid kiesheid rechtschapenheid
Afdeling 2 De Raad van de Orde Onderafdeling 1.
Samenstelling en organisatie
58
noab
INHOUDSTAFEL
Artikel 164
De Raad van de Nederlandse Orde bestaat uit de Stafhouder en zestien leden.
Artikel 165
De Raad van de Orde vergadert op de eerste dag van het gerechtelijk jaar en wijst aan: - zijn secretaris die tevens secretaris van de Orde is, zijn adjunct-secretaris, - de voorzitter van het Bureau voor Juridische Bijstand en zijn eventuele adjuncten, - de directeur van de stageschool en zijn adjunct, - de voorzitter van de stagecommissie. Deze aanstellingen kunnen zo nodig plaatsvinden op een latere vergadering. Om de drie jaar draagt de Raad van de orde tevens de gewezen Stafhouders en gewezen leden van de Raad voor om te zetelen in de Tuchtraad van Brussel en de Tuchtraad van beroep (art. 457 en 465 Ger.Wb.)
Artikel 166
De Stafhouder roept de Raad van de Orde bijeen telkens hij dit nodig acht. Op vraag van drie leden van de Raad zal de Stafhouder de Raad van de Orde samenroepen. De secretaris staat in voor de verzending van de oproepingsbrieven die de dagorde vermelden.
algemene vergadering
Artikel 167
Met een meerderheid van twee derden van de aanwezige stemmen kan de Raad van de Orde beslissen een algemene vergadering te houden.
gesloten deuren
Artikel 168
De Raad van de Orde houdt zitting met gesloten deuren.
9 leden
Artikel 169
De Raad kan alleen dan beraadslagen en beslissen wanneer minstens 9 leden aanwezig zijn.De stemopneming begint met het jongste lid. De Stafhouder brengt als laatste zijn stem uit. Bij staking van stemmen beslist de stem van de Stafhouder of van het lid van de Raad dat hem vervangt.
bijdrage
Artikel 170
Elk jaar bepaalt de Raad de bijdrage die verschuldigd is door de advocaten die ingeschreven zijn op het tableau, door de advocaten-stagiairs, door de advocaten van buitenlandse balies die ingeschreven zijn op de desbetreffende lijst(en) en door de ereadvocaten.
Artikel 171
De Raad van de Orde is meester over het tableau en de lijst van de stagiairs. Hij beslist over de inschrijving op het tableau en op de lijst van de stagiairs. De weigering van inschrijving, ambtshalve of op bezwaar moet met redenen omkleed worden. De raad zetelt volgens de procedure als in tucht, bepaald in onderafdeling 3.
Stafhouder en zestien
Toelichting: Zie de artikels 447 en volgende Ger.W.
INHOUDSTAFEL
59
Onderafdeling 2.
Openbaarheid van de beslissingen van de Raad reglementeert
stemming
Artikel 172
Bij aangelegenheden waarin de Raad van de Orde reglementeert, worden zowel de agenda van de vergadering van de Raad als de notulen bekendgemaakt aan de Leden van de Orde en heeft elk Lid van de Orde het recht er inzage van te nemen zowel vooraf als na de vergadering van de Raad.
Artikel 173
Bij administratieve materies, met name aangelegenheden waar de Raad uitvoerend optreedt ten aanzien van advocaten-solisten of samenwerkingsverbanden, wordt de agenda niet gepubliceerd en is de verspreiding van de notulen onder de Leden van de Orde beperkt tot de wijzigingen aan het tableau, aan de diverse lijsten waaronder de lijst van de advocaten-stagiairs en aan de samenwerkingsverbanden.
Artikel 174
De stemming op de vergaderingen van de Raad van de Orde is niet geheim. De stemverhouding wordt in principe niet opgegeven tenzij, bij stemming over nieuwe reglementen, een beslissing unaniem is genomen of op gemotiveerd verzoek van een Lid van de Raad van de Orde. De Raad kan bij meerderheid op dit verzoek ingaan. Uitsluitend bij stemming over nieuwe reglementen kan een Lid van de Raad van de Orde de richting waarin hij heeft gestemd en de motivering daarvoor uitdrukkelijk in de notulen laten opnemen. Elk Lid van de Raad van de Orde mag zijn eigen stemgedrag bekendmaken doch mag zich niet publiek uitspreken over het stemgedrag van de andere Leden van de Raad van de Orde.
motivering stemgedrag
Onderafdeling 3.
De raad zetelend als in tucht inschrijving herinschrijving
60
noab
Artikel 175
In de volgende gevallen volgt de raad van de Orde de in dit reglement vastgelegde procedure als in tucht: - Wanneer de stafhouder of de raad van de Orde vaststelt dat er redenen kunnen zijn om een persoon de inschrijving of herinschrijving op het tableau, op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of op de lijst van stagiairs met toepassing van de artikelen 432 of 472, §1 Ger. W. te weigeren; - Wanneer de stafhouder of de raad van de Orde vaststelt dat er redenen kunnen zijn om een advocaat, die daarom niet zelf heeft verzocht, met toepassing van de artikelen 432, 435, laatste lid of 437 Ger.W. weg te laten van het tableau, van de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of van de lijst van stagiairs; - Wanneer de stafhouder of de raad van de Orde vaststelt dat er redenen kunnen zijn om een advocaat, die daarom heeft verzocht, niet op te nemen op de lijst met advocaten die prestaties wensen te verrichten in het raam van de juridische eerstelijnsbijstand bedoeld in artikel 508/5, §1 Ger.W.; - Wanneer de stafhouder of de raad van de Orde vaststelt dat er redenen kunnen zijn om een advocaat overeenkomstig artikel
INHOUDSTAFEL
508/5, §4 Ger.W. te schrappen van de lijst met advocaten die prestaties wensen te verrichten in het raam van de juridische eerstelijnsbijstand; - Wanneer de stafhouder of de raad van de Orde vaststelt dat er redenen kunnen zijn om een advocaat, die daarom heeft verzocht, niet op te nemen op de lijst met advocaten die prestaties wensen te verrichten in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand bedoeld in artikel 508/7,§1 Ger.W.; - Wanneer de stafhouder of de raad van de Orde vaststelt dat er redenen kunnen zijn om een advocaat overeenkomstig artikel 508/8 Ger.W. te schrappen van de lijst met advocaten die prestaties wensen te verrichten in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand.
weg te laten niet op te nemen schrappen juridische tweedelijnsbijstand
oproeping
Artikel 176
De stafhouder roept de betrokken persoon op voor de raad van de Orde op de zitting die hij bepaalt. De oproeping gebeurt met een ter post aangetekende brief en rekening houdende met een oproepingstermijn van minstens 15 dagen. De oproepingsbrief vermeldt het voorwerp van de oproeping en desgevallend ook de redenen die aanleiding geven tot het instellen van de procedure.
bijstaan
Artikel 177
Op de zitting van de raad van de Orde wordt de betrokken persoon gehoord. Deze kan zich laten bijstaan en laten vertegenwoordigen door een advocaat. De raad van de Orde kan steeds de persoonlijke verschijning bevelen.
afwezigheid
Artikel 178
Indien de betrokken persoon geldig is opgeroepen overeenkomstig artikel 176 en niet verschijnt noch zich laat vertegenwoordigen door een advocaat, kan de zaak in zijn afwezigheid worden behandeld.
openbare
Artikel 179
De raad van de Orde behandelt de zaak in openbare zitting, behoudens de uitzonderingen vermeld in artikel 459 Ger.W.
redenen omklede
Artikel 180
De raad van de Orde beslist in een met redenen omklede beslissing.
acht dagen
Artikel 181
De secretaris van de raad van de Orde geeft binnen acht dagen na de uitspraak bij ter post aangetekende brief kennis van de beslissing aan de betrokken persoon. Hij vermeldt daarin de rechtsmiddelen.
verzet
Artikel 182
De betrokken persoon kan tegen de bij verstek genomen beslissing verzet aantekenen bij ter post aangetekende brief gezonden aan de secretaris van de raad van de Orde en dit binnen een termijn van 15 dagen na de kennisgeving van de beslissing. Laattijdig verzet wordt niet ontvankelijk verklaard, tenzij de raad van de Orde de verzetdoende van het verval ontheft, een beslissing waarover de raad van de Orde soeverein oordeelt en waartegen geen rechtsmiddel openstaat. De secretaris van de raad van de Orde roept de betrokken persoon op om voor de raad van de Orde te verschijnen op de wijze vermeld in artikel 2. Indien hij opnieuw niet verschijnt, doet de raad van de Orde uitspraak zoals op tegenspraak.
vertegenwoordigen persoonlijke verschijning
laattijdig
INHOUDSTAFEL
61
beroep
Artikel 183
Tegen de beslissingen bedoeld in artikel 175,1, 2, 3 en 5 kan hoger beroep worden ingesteld overeenkomstig artikel 432bis Ger.W. Tegen de beslissingen bedoeld in de artikelen 175,4 en 6 kan hoger beroep worden ingesteld overeenkomstig artikel 463 Ger.W. De secretaris van de tuchtraad van beroep stelt onmiddellijk na ontvangst van het hoger beroep de secretaris van de betrokken raad van de Orde daarvan in kennis. De secretaris van de raad van de Orde maakt onverwijld het geïnventariseerd dossier over aan de secretaris van de tuchtraad van beroep.
schorsende kracht
Artikel 184
Tenzij de beslissing van de raad van de Orde anders luidt, hebben ontvankelijk verzet en hoger beroep schorsende kracht en heeft de weglating van het tableau, van de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of van de lijst van stagiairs, of de schrapping van de lijst met advocaten die prestaties wensen te verrichten in het raam van de juridische eerstelijnsbijstand of de juridische tweedelijnsbijstand uitwerking vanaf de dag volgend op het verstrijken van de termijnen van verzet of hoger beroep.
uitwerking
Toelichting: Deze onderafdeling werd ingevoerd nadat de wet van 21 juni 2006 de bevoegdheid inzake tucht van de raad naar de Tuchtraad overhevelde. De raad bleef in een aantal materies evenwel zetelen als in tucht, zodat de eenvormigheid zich opdrong. De OVB vaardigde op 21 november 2007 dan ook een reglement uit dat in deze onderafdeling volledig is weergegeven. Artikel 432 Ger.W. bepaalt dat de raad van de Orde meester is over het tableau, over de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of over de lijst van stagiairs; Artikel 437 Ger.W. bepaalt dat de raad van de Orde, die op grond van een reden van onverenigbaarheid ambtshalve een advocaat weglaat van het tableau, van de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of van de lijst van stagiairs, dit moet doen “volgens de rechtspleging in tuchtzaken”; Artikel 435 Ger.W. bepaalt dat iedere stagiair die uiterlijk vijf jaar na zijn inschrijving op de lijst van stagiairs niet doet blijken dat hij alle door zijn balie gestelde verplichtingen is nagekomen, uit de lijst kan worden weggelaten, zonder daaraan toe te voegen volgens welke procedure dit moet gebeuren; Bij toepassing van artikel 432bis Ger.W. kan de persoon die om een inschrijving verzoekt of die het voorwerp is van een weglating tegen de beslissing van de raad van de Orde hoger beroep instellen bij de tuchtraad van beroep; De artikelen 508/5 §1 en 508/7 Ger.W. voorzien in een beroepsprocedure bij de tuchtraad van beroep tegen de weigering van de raad van de Orde tot inschrijving van een advocaat op de lijst van respectievelijk eerstelijns en tweedelijns juridische bijstand, maar bepalen niet welke procedure de raad van de Orde moet voeren wanneer zij de inschrijving weigert; De artikelen 508/5 § 4 en 508/8 Ger.W. bepalen dat de schrapping door de raad van de Orde van een advocaat van de lijst van respectievelijk eerstelijns en tweedelijns juridische bijstand gebeurt “volgens de procedure voor de tuchtraad”; Het is aangewezen om alle in de voormelde artikelen van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde beslissingen van de raad van de Orde te laten tot stand komen “volgens de rechtspleging in tuchtzaken”
62
noab
INHOUDSTAFEL
Afdeling 3
De secretaris en adjunct-secretaris verslag
Artikel 185
De secretaris maakt het verslag van de Algemene Vergadering van de Orde en de verslagen van de vergaderingen van de Raad van de Orde op. Hij ondertekent ze samen met de Stafhouder. Hij ondertekent en verzendt de beslissingen van de Raad van de Orde die betekend moeten worden.
Artikel 186
Als de secretaris verhinderd is, neemt de adjunct-secretaris zijn ambt waar. Toelichting: Zie o.m. artikel 452 Ger.W.
Afdeling 4
De penningmeester beheer
Artikel 187
De penningmeester voert het financieel beheer van de Orde. Hij zorgt voor de inning van de bijdragen die verschuldigd zijn aan de Orde en ondertekent de kwijtingen. Hij verricht de betalingen conform de begroting die werd goedgekeurd door de Raad van de Orde.
begroting
Artikel 188
Voor het eind van februari van ieder jaar legt hij aan de Raad van de Orde de rekeningen voor van het voorbije jaar alsmede de ontwerp-begroting voor het lopend jaar. De Raad van de Orde neemt hierover een beslissing. Jaarlijks brengt de penningmeester verslag uit over de financiële toestand van de Orde. Na goedkeuring door de Raad van de Orde wordt dit verslag voorgelegd aan de Algemene Vergadering.
Afdeling 5
De Algemene Vergadering – de verkiezingen Onderafdeling 1.
Algemene bepalingen rechtstreeks gekozen
Artikel 189
Krachtens artikel 450 van het Gerechtelijk wetboek worden de Stafhouder, in voorkomend geval de vice-Stafhouder en de zestien leden van de Raad van de Orde rechtstreeks gekozen door de advocaten ingeschreven op het tableau van de Orde, op de lijst bedoeld in artikel 439 van het Gerechtelijk wetboek, en door alle op de lijst van de stagiairs ingeschreven advocaten. Zij worden hiertoe door de Stafhouder opgeroepen voor een algemene vergadering die plaatsvindt in de maand juni van ieder jaar.
herkiesbaar
Artikel 190
Na vier opeenvolgende jaren is een lid van de Raad niet meer herkiesbaar voor het onmiddellijk daarop volgend jaar. Voor de
INHOUDSTAFEL
63
toepassing van deze bepaling wordt een mandaat dat in de loop van het jaar wordt opgenomen beschouwd als een mandaat dat gedurende een heel jaar werd uitgeoefend. Toelichting: Zie ook de artikelen 450, 451 en 454 Ger.W. Zie ook de beslissing van de Raad van 10 april 2000, waarop de navolgende bepalingen werden vastgelegd, en waarbij deze bepalingen werden toegelicht, zoals hierna weergegeven. Het verkiezingsreglement is door de Raad van de Orde op 6 december 2004 aangepast aan de beslissing om in juni 2005 elektronisch te stemmen. De bepalingen i.v.m. verkiezing per volmacht en per brief zijn derhalve geschrapt. De Raad heeft alle mogelijkheden onderzocht om enerzijds een voldoende vernieuwing van de Raad te verzekeren, en om anderzijds wegens bijzondere omstandigheden bepaalde leden van de Raad langer dan 3 jaar – de traditionele periode gedurende dewelke een advocaat lid blijft van de Raad en zich derhalve kandidaat stelt – toch in de Raad te kunnen houden indien de kiezer dat ook wenst. Daarom is een maximumperiode van 4 jaar bepaald, zonder afbreuk te doen aan de traditie dat een advocaat zich in beginsel slechts voor een mandaat van 3 jaar laat verkiezen. De beperking opgenomen in het laatste lid geldt enkel voor de gewone leden van de Raad, niet voor de Stafhouder en de vice-Stafhouder.
Onderafdeling 2.
Kandidaatstelling Artikel 191
15 mei
De overeenkomstig artikel 450 van het Gerechtelijk wetboek verkiesbare advo caten dienen zich schriftelijk kandidaat te stellen voor het ambt van Stafhouder, vice-Stafhouder of lid van de Raad van de Orde op het secretariaat van de Orde vanaf 16 april tot uiterlijk om 12u ’s middags van de laatste werkdag die een periode van 20 dagen voor de kiesverrichtingen voorafgaat. (gewijzigd door de Raad van de Orde in vergadering van 7 mei 2012)
Toelichting: De Raad besliste op 7 mei 2012 om de termijn voor kandidaatstelling voor het mandaat van Stafhouder of lid van de Raad te verlengen tot eind mei om deze in lijn te brengen met de termijn die geldt voor de kandidaatstelling voor het mandaat van lid van de algemene vergadering van de OVB. voordracht stafhouder
Artikel 192
De eerste voordracht van de kandidaten voor het ambt van Stafhouder moet onder tekend zijn door veertig advocaten. Geen nieuwe voordracht is vereist voor een Stafhouder in functie die zich voor deze functie herkiesbaar stelt. Nadat de Stafhouder gedurende één jaar zijn ambt heeft uitgeoefend wordt bij de verkie zing voor het gerechtelijk jaar eveneens een vice-Stafhouder verkozen volgens dezelfde regels als voor de verkiezing van de Stafhouder. In dat geval zijn er slechts vijftien mandaten van raadslid te begeven. Toelichting: Art. 451 Ger.W. laat niet de vrijheid om in een verschillende regeling te
64
noab
INHOUDSTAFEL
voorzien voor Stafhouder en vice-Stafhouder. Bovendien is een voordracht vereist krachtens dit art. 451. Wanneer de Stafhouder na het Stafhouderschap kandidaat wenst te zijn voor de Raad, dan moet hij de in art. 194 bedoelde voordracht bekomen. raad
Artikel 193
voordracht
De eerste voordracht van de kandidaten voor de Raad van de Orde moet ondertekend zijn door dertig advocaten. Geen nieuwe voordracht is vereist voor de kandidatuur van een uittredend raadslid. Toelichting: Art. 451 Ger.W. vereist ook een voordracht voor de kandidaten voor de Raad. De Raad kan wel de modaliteiten van die voordracht bepalen. Daarom werd de voordracht beperkt tot de eerste kandidatuur. Bij onderbreking van een mandaat in de Raad is een nieuwe voordracht vereist.
Artikel 194
De Stafhouder neemt de nodige maatregelen om de kiezers te informeren omtrent de kandidaten. Toelichting: De concrete invulling van art. 194 kan elk jaar bepaald worden volgens de technische mogelijkheden. Het is de bedoeling dat alle kiezers worden geïnformeerd omtrent de kandidaten. Hoe dit moet ingevuld worden kan afhangen van het medium (brief, website, Informatieblad...).
Onderafdeling 3.
De Verkiezingen stembureau
Artikel 195
A. Aanstelling en opdracht van de Voorzitter der stemverrichtingen
Vooraleer de oproepingsbrieven te verzenden wijst de Stafhouder een Voorzitter van het stembureau aan onder de tableauadvocaten die geen zetelend lid noch kandidaat zijn hetzij voor de Raad van de Orde, hetzij als Vice-Stafhouder, hetzij als Stafhouder. De Voorzitter leidt het geheel der stemverrichtingen en stemopnemingen; hij stelt de nodige stembureaus en stemopnemingsbureaus samen en richt ze in met advocaten die eveneens geen kandidaat zijn; hij ziet toe op de regelmatigheid der verkiezingen. Alleen de Voorzitter heeft tijdens de stemverrichtingen en stemopneming toegang tot de bestanden betreffende de elektronische stemverrichtingen. (laatste zin toegevoegd bij beslissing van de Raad van de Orde van 6 maart 2006) Toelichting: Deze wijziging bevestigt een bestaande praktijk waarbij de Stafhouder een Voorzitter van de stem- en stemopnemingsverrichtingen aanwijst. Het spreekt voor zich dat de Voorzitter zich onder zijn toezicht en verantwoordelijkheid kan laten bijstaan door technici (niet-advocaten) die vertrouwd zijn met de elektronische stemverrichting.
INHOUDSTAFEL
65
Artikel 196
agenda
B. De oproepingsbrieven
De Stafhouder verzendt de oproepingsbrief per e-mail met ontvangstmelding aan al de advocaten die over een e-mailadres beschikken en per gewone brief aan de advocaten die niet over een e-mailadres beschikken ten laatste tien kalenderdagen voor de algemene vergadering. Deze bevat de agenda van de algemene vergadering, de plaats, de dagen en uren en de wijze waarop kan worden gestemd. De oproepingsbrief bevat tevens de kandidatenlijst in de volgorde, bepaald in artikel 198, tweede lid.
kandidatenlijst
Toelichting: Overeenkomstig art. 447 Ger.W. is de Stafhouder, als hoofd van de Orde, verantwoordelijk voor de oproeping voor de Algemene Vergadering en de Raad van de Orde. minimim 3 kandidaten
Artikel 197
C. De stemming
De stemming gebeurt ofwel per e-mail tijdens de in de oproepingsbrief aangekondigde periode, ofwel op de in de oproepingsbrief vastgestelde dag(en) waarop onder toezicht van de Voorzitter van het Stembureau van 8u30 tot 13u30 verschillende computers ter beschikking gesteld worden om een elektronische stemming uit te brengen. De advocaten die aan de stemming deelnemen moeten voor de verkiezing van de leden van de Raad van de Orde op straffe van nietigheid een stem uitbrengen op minimum 3 voorge dragen kandidaten en voor maximum het aantal te begeven zetels. Voor de Stafhouder en voor de vice-Stafhouder moet op straffe van nietigheid telkens voor één kandidaat worden gestemd. Voor de verkiezing van de leden van de Raad van de Orde, van de Stafhouder en van de vice-Stafhouder mogen er op straffe van nietigheid aan de stembiljetten geen wijzigingen worden aangebracht. Toelichting: Met de nieuwe regeling wordt de mogelijkheid gecreëerd om stemmingen te houden gedurende meerdere dagen. Het aanvangs-en sluitingsuur werd eveneens gewijzigd om meer kiezers de gelegenheid te geven te komen stemmen. Om betwistingen met het bepalen van de meerderheid te voorkomen wordt uitdrukkelijk bepaald dat blanco-stemmen niet geldig is. Wegens het invoeren van de elektronische stemming vervielen de artikelen 188 en 189 Codex 2007 over de stemming per brief en per volmacht. (beslist door de Raad van de Orde op 6 december 2004)
stembrieven
Artikel 198
D. De stemopneming - bekendmaking van de uitslag
De stemopneming gebeurt door de Voorzitter van het stembureau bijgestaan door de door hem aangewezen advocaten. De uitslag van de stemopneming wordt op de algemene vergadering door de Stafhouder bekend gemaakt. De verkiezing van de Stafhouder en de vice-Stafhouder gebeurt met afzonderlijke stembrieven. De verkiezing van de leden van de Raad van de Orde gebeurt op één enkele stembrief die de namen bevat van de regelmatig voor-
66
noab
INHOUDSTAFEL
gedragen kandidaten volgens hun rang van inschrijving op het tableau, met de vermelding of zij al dan niet herkiesbaar zijn. Krachtens artikel 450, 5de lid van het Gerechtelijk Wetboek wordt, indien een advocaat tezelfdertijd zou verkozen worden tot Stafhouder en tot lid van de Raad van de Orde, de niet verkozen kandidaat met het grootst aantal stemmen, uitgeroepen tot lid van de Raad van de Orde. Indien er bij de verkiezing van de leden van de Raad van de Orde staking van stemmen is voor het laatste mandaat, is de oudst ingeschrevene op het tableau verkozen. Krachtens art. 450, 6de lid van het Gerechtelijk Wetboek wordt de uitslag van de verkiezing van de Raadsleden bekendgemaakt nadat de verkiezing van de Stafhouder definitief is. Ook de verkiezing van de vice-Stafhouder moet definitief zijn. De Voorzitter van het stembureau maakt het proces-verbaal van de verrichtingen op en brengt dit ter kennis van de Stafhouder. volstrekte
Artikel 199
meerderheid
E. Tweede stemronde Stafhouder en vice-Stafhouder
Indien bij de verkiezing van de Stafhouder en in voorkomend geval van de vice-Stafhouder geen volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen wordt bereikt, vindt tussen de twee kandidaten die het grootst aantal stemmen hebben verkregen een nieuwe verkiezing plaats bij eenvoudige meerderheid. Die verkiezing vindt plaats binnen vijf werkdagen na de eerste verkiezing. De Stafhouder schrijft hiertoe alle leden van de Orde aan, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 196. Leidt de nieuwe verkiezing tot staking van stemmen dan wordt overeenkomstig artikel 450 van het Gerechtelijk wetboek de advocaat die op het tableau het oudst is in rangorde verkozen verklaard.
vijf werkdagen
Onderafdeling 4.
Overlijden of ontslag van een stafhouder, de vice-Stafhouder of een raadslid Artikel 200
Indien de Stafhouder overlijdt of ontslag neemt voor het einde van zijn mandaat, neemt naar gelang het geval de vice-Stafhouder of de pro-Stafhouder zijn plaats in gedurende het lopend jaar. De niet-verkozen kandidaat voor het mandaat van lid van de Raad die de meeste stemmen heeft verkregen in de vorige verkiezing wordt lid van de Raad. Indien de vice-Stafhouder overlijdt of ontslag neemt voor het einde van zijn mandaat wor den er nieuwe verkiezingen voor vice-Stafhouder georganiseerd binnen zes weken na het einde van zijn mandaat. In dat geval wordt een verkiezing gehouden overeenkomstig de bovenstaande bepalingen. De Raad van de Orde bepaalt vanaf welke datum en tot welke datum de kandidaturen kunnen ingediend worden op het secretariaat van de Orde met dien verstande dat een termijn van 10 kalenderdagen tussen beide dagen in acht moet genomen worden. In geval van overlijden of ontslag van een lid van de Raad van de Orde wordt eerst diegene van de niet-
INHOUDSTAFEL
67
verkozen kandidaten voor de Raad die de meeste stemmen heeft verkregen in de verkiezing tot lid van de Raad uitgeroepen om hem te vervangen. Indien geen niet-verkozen kandidaten meer voorhanden zijn organiseert de Raad van de Orde een nieuwe verkiezing voor de vacante plaats volgens de bovenstaande regelen, tenzij de raad beslist met gewone meerderheid om de volgende jaarlijkse verkiezingen af te wachten. (laatste passage vanaf “tenzij…”, toegevoegd bij beslissing van de Raad van de Orde van 22 juni 2009)
Afdeling 6
Het Bureau voor Juridische Bijstand
voorzitter
Artikel 201
De Raad van de Orde richt zijn Bureau voor Juridische Bijstand in.
Artikel 202
Ieder jaar kiest de Raad van de Orde uit zijn leden een voorzitter die de leiding heeft van het Bureau voor Juridische Bijstand. De voorzitter van het Bureau waakt over de coördinatie van de diensten van de kosteloze rechtspleging en rechtsbijstand van de balie. Hij zorgt voor de goede werking van het Bureau voor Juridische Bijstand en voor de verdeling van de stagiairs over de permanenties tweedelijns juridische bijstand. Hij waakt, in nauwe samenwerking met de sectiehoofden, over de stipte nakoming door de stagiairs van de verplichtingen die hun worden opgelegd door de rechtsbijstand en door de stageverplichtingen. Hij wordt in het uitoefenen van deze taken bijgestaan door een of meer adjuncten. Hij beslist op verzoek van de stagiair, en na advies van diens sectiehoofd, over de verzoe ken tot taxatie, wanneer het bedrag hoger ligt dan een door de Raad van de Orde vastgesteld bedrag.
Artikel 203
De sectiehoofden in het Bureau voor Juridische Bijstand worden door de Raad voor één jaar aangesteld. Elk sectiehoofd van het Bureau voor Juridische Bijstand heeft de leiding over een groep stagiairs.
Artikel 204
Indien tijdens het gerechtelijk jaar een plaats van sectiehoofd openvalt wijst de Raad van de Orde, op voorstel van de Stafhouder, een advocaat, ingeschreven op het tableau, aan, die het vacant mandaat zal beëindigen.
Artikel 205
Ieder sectiehoofd leidt zijn sectie. Hij begeleidt de stagiairs van zijn sectie. De sectiehoofden stellen zelf een beurtrol op van de stagiairs, die de vergaderingen stipt zullen bijwonen. Het sectiehoofd coördineert de werkzaamheden van zijn sectie en verdeelt de zaken van het Bureau voor Juridische Bijstand onder de stagiairs en tableau-advocaten-vrijwilligers van zijn sectie, bij voorrang volgens hun voorkeurmaterie. De eerstejaarsstagiairs worden in de periode van hun stagelessen en -examens slechts aangesteld op hun uitdrukkelijk verzoek. Het sectiehoofd beslist over de verzoeken tot voorlopige en definitieve taxatie, die het door de Raad van de Orde vastgesteld bedrag niet overschrijden; voor de andere verzoeken ver-
adjuncten
één jaar
begeleidt stagiairs
68
noab
INHOUDSTAFEL
leent hij advies aan de voorzitter van het Bureau. beurtrol
Artikel 206
Volgens een door de voorzitter vastgestelde beurtrol en op de vastgestelde dagen en uren ontvangen de sectiehoofden in het gerechtsgebouw (en in de justitiehuizen) in de strafinrichtingen en in de bepaalde kantons van het arrondissement de personen die zich wenden tot het Bureau voor Juridische Bijstand en de gevangenen die in de gevangenis verzoeken om rechtsbijstand. De sectiehoofden verantwoordelijk voor de Permanentie Strafrecht stellen zelf een beurtrol op van de advocaten-vrijwilligers die dagelijks de gevangenissen zullen bezoeken in het kader van de tweedelijns juridische bijstand. Deze vrijwilligers zullen persoonlijk en stipt deze beurtrol volgen.
Artikel 207
Na elke vergadering van zijn sectie brengt ieder sectiehoofd binnen de 24 uur verslag uit aan het secretariaat van het Bureau voor Juridische Bijstand, met de vermelding van alle zaken welke werden verdeeld en in behandeling genomen.
Artikel 208
Het sectiehoofd helpt de stagiairs bij het behandelen van de hun door het Bureau voor Juridische Bijstand toevertrouwde zaken. Hij staat ter beschikking van de stagiairs van zijn sectie om hen vertrouwd te maken met de gebruiken van de balie. Indien nodig last hij tijdens de vergadering van het Bureau voor Juridische Bijstand werkvergaderingen in om de behandelde zaken te bespreken met de stagiairs die erom verzoeken.
Artikel 209
Het sectiehoofd beslist over de aanstelling van een advocaat op basis van de stuk ken betreffende de vermogenstoestand van de rechtzoekende, die slechts gerechtigd is op een aanstelling zo zijn maandelijkse netto-inkomsten niet hoger zijn dan het bedrag bepaald in de uitvoeringsbesluiten van de wet van 23 november 1998. Indien de rechtzoekende over ruimere maandelijkse netto-inkomsten blijkt te beschikken dan het bedrag bepaald in de hoger genoemde uitvoeringsbesluiten, dan zal het sectiehoofd hem moeten melden dat hem erelonen en kosten zullen aangerekend worden. De dossiers worden billijk verdeeld. Het sectiehoofd waakt erover dat de advocaat de taal van de procedure beheerst.
Permanentie Strafrecht
verslag
aanstelling vermogenstoestand
billijk verdeeld
Toelichting: Uitvoering bij K.B.’s en M.B.’s van 20 december 1999, B.S., 30 december 1999.
Artikel 210
Het sectiehoofd geeft de voorzitter van het Bureau kennis van de taxaties die hij toegestaan heeft door een melding onderaan de verslagen van de stagiairs. Bij beoordelingsmoeilijkheden raadpleegt hij de voorzitter.
Artikel 211
De voorzitter van het Bureau brengt over eventuele tekortkomingen van een sectiehoofd aan zijn verplichtingen verslag uit aan de Raad van de Orde. Die kan hem, na hem te hebben gehoord, uit zijn functie ontzetten.
INHOUDSTAFEL
69
Afdeling 7
De Stagecommissie nazicht
Artikel 212
De Raad van de Orde organiseert een Stagecommissie die instaat voor de begeleiding van de stagiairs en de stagemeesters en het nazicht en beoordeling van hun verplichtingen. Zij maakt aan de Raad van de Orde aanbevelingen betreffende de stage over. De stagecommissie: - verleent advies over de stageovereenkomst die werd afgesloten tussen de stagemeester en de stagiair, - verleent advies over het verzoek tot schorsing of onderbreking van de stage of de verlenging daarvan door de stagiair, - verleent advies over de nieuwe stageovereenkomst die wordt afgesloten na de onderbreking van de stage, - verleent advies over het verrichten van een gelijkgestelde stage, - verleent advies over de opname van de stagiair op het tableau van de Orde, - verleent advies over de opname van een kandidaat – stagemeester op de lijst van de stagemeesters, - neemt kennis van de voortijdige beëindiging van de stageovereenkomst, - volgt in het geval van deze voortijdige beëindiging de overgang naar een nieuwe stagemeester op, - neemt kennis van de stageverslagen opgesteld door de stagemeester en de stagiair en ziet deze na, - waakt voor de naleving van de verplichtingen van de stagiair en de stagemeester, - bemiddelt in geschillen tussen de stagiair en de stagemeester, - verleent advies aan de Stafhouder en de Raad van de Orde in verband met elk probleem dat met betrekking tot de stage rijst.
Artikel 213
De stagecommissie wordt voorgezeten door een lid van de raad van de Orde die hem daartoe aanstelt. De commissie wordt samengesteld uit een lid aangewezen door het Bureau voor Juridische Bijstand, de voorzitter van de Stageschool, uit een tableauadvocaat die bestuurslid is van het Vlaams Pleitgenootschap dat hem aanwijst, uit een door de Stafhouder aangesteld sectiehoofd en uit een door de stagiairs verkozen vertegenwoordiger.
maandelijks
Artikel 214
De Stagecommissie vergadert maandelijks, behoudens tijdens de gerechtelijke vakantie. Het proces-verbaal van de vergaderingen wordt opgemaakt door een secretaris, daartoe door de voorzitter aangesteld.
beraadslaagt
Artikel 215
De commissie beraadslaagt geldig indien ten minste drie leden aanwezig zijn. Is de voorzitter verhinderd dan wordt de vergadering voorgezeten door de voorzitter van het Bureau voor Juridische Bijstand en, bij beider afwezigheid, door het oudste lid. Bij staking van stemmen geeft de stem van de voorzitter de doorslag.
Artikel 216
De Stagecommissie verzamelt de stageaanvragen en de stageaanbiedingen.
beoordeling verplichtingen
70
noab
INHOUDSTAFEL
geschillen
Artikel 217
De geschillen tussen stagemeesters en stagiairs worden door de Stagecommissie behandeld op vraag van de betrokkene of van de overheden van de Orde indien zij eerst werden geadieerd, of van de voormelde vertegenwoordiger van de stagiairs. Indien de Stagecommissie de partijen niet kan verzoenen legt zij het geschil voor aan de Stafhouder, die beslist.
vragen
Artikel 218
De stagiairs kunnen aan de commissie alle vragen voorleggen omtrent hun stageverplichtingen.
advies
Artikel 219
Wanneer zij daar om vragen, verstrekt de Stagecommissie advies aan de overheden van de Orde.
Artikel 220
Gelet op haar aanbevelings- en adviesbevoegdheid kan de commissie bij de overheden van de Orde, de sectiehoofden, de stagemeesters en de stagiairs alle nuttige inlichtingen inwinnen. Toelichting: de bepalingen van de stagecommissie werden aangepast aan het reglement betreffende de Stage, zoals goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies van 7 mei 2008, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 28 mei 2008.
Afdeling 8
Vergoeding van mandaten Artikel 221
De Raad van de Orde kan beslissen mandaten te vergoeden. De totale vergoeding door de Orde van mandaten mag echter niet meer bedragen dan 5% van de totale werkingskos ten van de Orde voor het jaar waarop de vergoeding betrekking heeft. Toelichting: goedgekeurd door de Raad van de Orde in vergadering van 5 januari 2004
HOOFDSTUK 2 de toegang tot het beroep en de stage Afdeling 1
De onverenigbaarheden Onderafdeling 1.
De onverenigbaarheden met een ministerieel ambt of met kabinetswerk uitvoerende macht
Artikel 222
De hiernavolgende voorschriften zijn van toepassing op ieder advocaat die in staats- of gemeenschapsverband of in gewestelijk
INHOUDSTAFEL
noab
71
verband onder welke benaming ook een ambt aanvaardt waardoor hij één of meerdere departementen van de uitvoerende macht politiek leidt (als minister, gemeenschapsminister, staatssecretaris) of optreedt als de medewerker van een dergelijk leidinggevend persoon (als kabinetschef of -medewerker). melden
Artikel 223
De in artikel 222 bedoelde ambten worden in principe niet als bezoldigde werkzaamheden beschouwd die in de zin van artikel 437 van het Gerechtelijk Wetboek de onafhankelijkheid van de advocaat en de waardigheid van het beroep in gevaar brengen. Nochtans zal de betrokken advocaat het aanvaarden van deze ambten via de Stafhouder aan de Raad van de Orde melden en de nodige inlichtingen verstrekken over de wijze waarop zijn kabinet, of zijn zaken in het kabinet waartoe hij behoort, zullen beheerd worden. Indien de betrokken advocaat niet de nodige waarborgen kan geven dat zijn cliënteel door die ambtsaanvaarding niet benadeeld wordt kan de Raad hem opleggen zijn weglating te vragen voor de tijd van zijn ambtsuitoefening.
Artikel 224
Behoudens bijzondere of algemene afwijking die door de Raad van de Orde of bij hoogdringendheid door de Stafhouder wordt toegestaan, zal de betrokken advocaat tijdens zijn ambtsperiode niet pleiten. Tenzij de wet of de gebruiken hem verbieden zijn cliënten bij te staan, zal hij er nochtans voor zorgen dat dergelijke tussenkomsten blijven stroken met de plicht van bijzondere kiesheid en onpartijdigheid die op hem rust.
Artikel 225
Hij mag rechtstreeks noch onrechtstreeks optreden of advies verstrekken in zaken die onder de bevoegdheid vallen van zijn departement of van andere overheidsinstellingen onder de bevoegdheid of de voogdij van dit departement. Zowel tijdens als na de uitoefening van zijn ambt zal de betrokken advocaat geen advies verstrekken of optreden in dossiers waaraan hij als minister of kabinetsmedewerker heeft meegewerkt. In kiese gevallen zullen zowel hijzelf als de andere advocaten die met hem in groepsverband werken de Stafhouder raadplegen.
Artikel 226
De stukken en de correspondentie van zijn kantoor of het kantoor waartoe hij behoort, mogen verder zoals voorheen zijn naam blijven vermelden. De betrokken advocaat zal de briefwisseling niet ondertekenen behalve: in zaken waarvoor de door artikel 224, eerste lid bepaalde afwijking werd toegestaan, briefwisseling met zijn cliënt of met confraters in de zaken die hij persoonlijk behandelt. Buiten deze uitzonderingen wordt de briefwisseling door de plaatsvervanger ondertekend zonder vermelding van de naam van de betrokken advocaat.
waarborgen
niet pleiten kiesheid onpartijdigheid
correspondentie
Onderafdeling 2.
De onverenigbaarheden met een gerechtelijke stage Artikel 227
72
noab
De advocaat die als gerechtelijk stagiair wordt aangesteld, wordt
INHOUDSTAFEL
tijdens zijn mandaat bij het Parket van een rechtbank van eerste aanleg, een arbeidsauditoraat of militair auditoraat van de lijst van de stagiairs of van het tableau weggelaten. Tijdens die periode geniet de gerechtelijke stagiair niet de voordelen van de verzekeringspolissen die voor de advocaten onderschreven zijn. Onderafdeling 3.
De onverenigbaarheden bij mandaten in rechtspersonen met winstoogmerk, zonder winstoogmerk of met sociaal oogmerk bestuur
Artikel 228
familiaal patrimonium
A. Mandaten in rechtspersonen met winstoogmerk
§1 De advocaat kan een bestuursopdracht of een opdracht van vereffenaar aanvaarden in rechtspersonen met winstoogmerk. §2 De advocaat kan een opdracht uitoefenen die het dagelijks bestuur omvat of de functie van werkend vennoot en aanverwante, alleen in rechtspersonen (professionele vennootschappen) of in rechtspersonen m.b.t. zijn patrimonium of zijn aandeel in een familiaal patrimonium (patrimoniumvennootschappen). §3 De advocaat stelt de Stafhouder schriftelijk in kennis van zijn voornemen het aanbod of voorstel van een mandaat als hierboven te aanvaarden en deelt hem gelijktijdig een exemplaar mee van de statuten en desgevallend het huishoudelijk reglement, met opgave van de identiteit van de personen of rechtspersonen die deel uitmaken van het orgaan van bestuur en dit van toezicht alsook van de aandeelhoudersstructuur en hun deelgerechtigdheid en verstrekt alle bijkomende informatie die hem door de Stafhouder wordt gevraagd. §4 Latere wijzigingen worden ter kennis gebracht van de Stafhouder voor zover zij rechtstreeks of onrechtstreeks invloed hebben op de uitoefening van het mandaat in overeenstemming met de bepalingen van deze afdeling en van de Codex in het algemeen. §5 Het mandaat mag slechts aanvaard worden wanneer de Stafhouder officieel akte zal hebben verleend van het feit dat is voldaan aan bovenstaande informatieplicht. Artikel 229
B. Mandaten in rechtspersonen zonder winstoogmerk of met sociaal oogmerk
§1 De advocaat kan een bestuursopdracht, een opdracht van vereffenaar, alsook opdrachten of functies die het dagelijks bestuur omvatten uitoefenen in rechtspersonen zonder winstoogmerk of met sociaal oogmerk. §2 Hij stelt de Stafhouder onverwijld in kennis van de aanvaarding van elk mandaat in een rechtspersoon zonder winstoogmerk en deelt hem gelijktijdig een exemplaar van de statuten mee. §3 Voor de aanvaarding van een mandaat in een rechtspersoon met sociaal oogmerk geldt het bepaalde in §1 hierboven.
INHOUDSTAFEL
73
Artikel 230
c. Verbod - Voorlopige maatregelen
Op advies van de Commissie Vennootschappen en, in het geval van een advocaat ingeschreven op de lijst van de stagiairs, eveneens op advies van de Stagecommissie kan de Raad van de Orde, hiertoe aangezocht door de Stafhouder, te allen tijde een advocaat verbod opleggen een mandaat uit te oefenen indien zulks strijdig is met de bepalingen van deze onderafdeling of van de Codex in het algemeen. Bij hoogdringendheid kan de Stafhouder dit verbod voorlopig opleggen. persoonlijk
Artikel 231
belang dagelijks
§1 De advocaat mag een rechtspersoon waarvoor hij een mandaat uitoefent als bepaald in de artikelen 228§1 en 229 §1 voor de rechtbanken of scheidsgerechten vertegenwoordigen behalve wanneer hij persoonlijk in de zaak betrokken is of kan zijn of wanneer hij rechtstreeks of onrechtstreeks een persoonlijk belang heeft. §2 De advocaat die met toepassing van artikel 228 §2 een opdracht uitoefent die het dagelijks bestuur omvat of de functie van werkend vennoot en aanverwante uitoefent, zal de rechtspersoon niet als advocaat voor de rechtbanken of scheidsgerechten vertegenwoordigen. §3 In de gevallen waarin de advocaat-mandataris zich ervan moet onthouden de rechtspersoon als advocaat te vertegenwoordigen, geldt zulks mutatis mutandis voor de leden van het samenwerkingsverband waarvan hij deel uitmaakt, voor de medewerkers die hun hoofd o f bijkantoor bij hem of dit samenwerkingsverband hebben gevestigd en in alle gevallen voor zijn of hun stagiairs. §4 De Stafhouder kan te allen tijde de advocaat opleggen zich als dusdanig uit de zaak terug te trekken.
bestuur
waardigheid
Artikel 232
E. Algemene beginselen
Artikel 233
F. Afwijkingen
Artikel 234
F. Gerechtelijke mandaten
kiesheid loyaliteit
74
d. Vertegenwoordiging voor rechtbanken en scheidsgerechten
noab
Voor het bepaalde in voorgaande artikelen geldt dat de advocaat bijzonder blijk moet geven van waardigheid, kiesheid, loyaliteit, gematigdheid en onafhankelijkheid en erover zal waken dat de uitoefening van mandaten of functies verenigbaar is en blijft met zijn beroepsbeoefening.
De Raad van de Orde kan op advies van de Commissie Vennootschappen en, voor zover de betrokken advocaat ingeschreven is op de lijst van de stagiairs, eveneens op advies van de stagecommissie, afwijkingen toestaan op het bepaalde in deze afdeling in de gevallen waarin de advocaat aantoont dat zulks noodzakelijk is voor de vrijwaring van zijn rechtmatige morele of materiële belangen en op voorwaarde dat de belangen van de Orde hierdoor niet worden aangetast.
De bepalingen van deze onderafdeling zijn niet toepasselijk op gerechtelijke mandaten.
INHOUDSTAFEL
Toelichting: Met ‘gerechtelijke mandaten’ worden onder meer curatoren, voorlopige bewindvoerders e.d. bedoeld.
Toelichting: Zie onder meer de artikelen 300 en 437 Ger.W. evenals de Aanbeveling van de Raad van de Orde van mei 1979 (Brief van de stafhouder, 1978-79, nr. 9, p. 184), waarin geoordeeld werd dat het beroep van advocaat niet onverenigbaar is met een opdracht van navorser of assistent bij een uni versiteit. Verder ook de beslissing van de Raad van de Orde van 9 januari 1973 naar luid waarvan de stage bij de balie onverenigbaar is met een bezoldigde stage als notarisklerk. In dergelijk geval moet een stageverlof worden aangevraagd. Zie ook de beslissing van 30 mei 1988 (Berichtenblad 1987-88, nr. 27 en 35), waarin beslist werd dat een ambtenaar met loopbaanonderbreking niet kan worden ingeschreven op de lijst van de stagiairs. Zie ook verder nog de resolutie van de Raad van 9 mei 1988, ter vervanging van de resolutie van de unitaire Raad van 5 oktober 1965. Het lijkt nuttig de motieven ervan weer te geven: ‘De Raad van de Nederlandse Orde heeft de vroegere reglementaire bepalingen over wat er dient te gebeuren wanneer een advocaat minister, staatssecretaris, kabinetschef of kabinetsmedewerker wordt, aan een nader onderzoek onderworpen. Hierbij is van de opvatting uitgegaan dat de beperkende regels die tot heden in voege waren, een aantal advocaten, in ministeriële kabinetten nuttig werk zouden kunnen verrichten, weerhouden deze stap effectief te zetten. Het komt erop aan de mogelijkheid van deelname van de advocaat aan het publiek leven te bevorderen zonder hem hier voor de sanctie op te leggen in praktijk zijn kabinet af te bouwen. Terzelfder tijd dient erover gewaakt dat de gebruikelijke kiesheid bij zijn optreden als advocaat in acht zou genomen worden. Hierbij heeft de Raad eerder aandacht besteed aan de inhoudelijke beperkingen van dit optreden terwijl de louter vormelijke voorschriften werden versoepeld’.
Onderafdeling 4.
De politieke en andere mandaten verbod
Artikel 235
De advocaten die lid zijn van een gewestelijk of federaal Parlement mogen niet worden aangesteld tot de vaste advocaat van openbare besturen, noch in enig geschil pleiten, optreden of bezoldigd advies verstrekken voor de Staat, het Gewest of één van de instellingen bedoeld in art. 1, littera A en B, van de wet van 16 maart 1954 op het toezicht op sommige instellingen van openbaar nut. Hetzelfde verbod geldt voor de provincie- en gemeenteraadsleden met betrekking tot zaken ingeleid voor de provincie of voor of tegen de gemeente waar zij verkozen zijn.
vennoot
Artikel 236
§1 Het verbod van artikel 235 is van toepassing op de vennoot van de advocaat op wie deze bepaling betrekking heeft. De daartoe door de Stafhouder aangezochte Raad van de Orde kan in bijzondere gevallen een afwijking toestaan op dit verbod zo de eerbaarheid van de Orde niet wordt geschonden en de goede naam van de betrokken advocaat niet in het gedrang komt. Deze machtiging kan algemeen zijn of bijzonder maar kan steeds herroepen worden.
groepering
INHOUDSTAFEL
75
In de gevallen die hij hoogdringend bevindt kan de Stafhouder voorlopig beslissen over het verbod of de afwijking totdat de Raad definitief zal beslissen. §2 De vennoot van een advocaat-assessor van de afdeling wetgeving van de Raad van State mag pleiten voor de afdeling administratie. §3 De voormelde regels zijn ook van toepassing op de advocaten werkzaam in een groepering. Toelichting: Zie ook art. 438 Ger.W. en de aanbeveling van 9 februari 1971: ‘Een advocaat mag als raadsman optreden voor de gemeente waar hij burgemeester was, enkel in nieuwe zaken, waarvan hij geen kennis had als burgemeester, hetzij in het schepencollege, hetzij in de gemeenteraad, en voor zover het gemeentebeheer waarvan hij de leiding had er niet in betrokken wordt.’
Afdeling 2
De inschrijving op de lijst van de stagiairs documenten veroordeling lopende onderzoeken
Artikel 237
Bij zijn verzoek tot inschrijving op de lijst van de stagiairs maakt de kandidaat-stagiair aan het secretariaat van de Orde volgende documenten over: - zijn diploma met vermelding van de datum van de eedaflegging overeenkomstig artikel 429 Ger.W., - een origineel exemplaar van de stageovereenkomst, die hij heeft afgesloten en waarvan de raad van de Orde, hierin gunstig geadviseerd door de stagecommissie, vaststelt dat het de minimumwaarborgen van dit reglement respecteert, - een door hem ondertekende verklaring met vermelding van de verzoeken tot inschrijving die hij vroeger heeft gericht aan een andere binnenlandse of buitenlandse balie en het gevolg dat aan deze verzoeken werd gegeven, - een door hem ondertekende verklaring met vermelding van de beroepen die hij thans uitoefent. De kandidaat-stagiair bevestigt bovendien schriftelijk aan de stafhouder dat er tegen hem nooit een gerechtelijke of strafrechtelijke veroordeling, een administratieve sanctie of een tuchtmaatregel werd genomen. Indien dit wel het geval is, verschaft hij de stafhouder verdere informatie, indien deze daarom verzoekt. De kandidaat-stagiair maakt aan de stafhouder een schriftelijke verklaring over in verband met de tegen hem lopende straf- of tuchtonderzoeken. Over elke aanvraag tot toelating tot de stage wordt beslist door de Raad van de Orde. Toelichting: Zie de artt. 428 e.v. Ger.W. De bepalingen van dit hoofdstuk werden aangepast aan het nieuwe reglement betreffende de stage zoals goedgekeurd door de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies van 7 mei 2008, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 28 mei 2008
76
noab
INHOUDSTAFEL
de datum
Artikel 238
De raad van de Orde bepaalt de datum van de inschrijving op de lijst van de stagiairs. De rangorde op de lijst van de stagiairs wordt bepaald door de datum van de inschrijvingsaanvraag. Worden éénzelfde dag meerdere aanvragen ingediend dan nemen de inschrijvingen rang volgens de datum van het diploma. Dragen verschillende diploma’s dezelfde datum dan wordt de rangorde vastgesteld volgens de academische graad bij het laatste universiteitsexamen en in geval van gelijke graad, de oudste eerst.
Artikel 239
In geval van wederinschrijving kan de advocaat-stagiair op zijn vroegere plaats in de rangorde worden ingeschreven.
Artikel 240
Bij de inschrijving of wederinschrijving op de lijst van de stagiairs wordt een bijdrage betaald waarvan het bedrag elk jaar door de Raad wordt vastgesteld.
inschrijving diploma academische graad
wederinschrijving
Afdeling 3
De stageverplichtingen Onderafdeling 1.
De duur en de modaliteiten van de stage. drie jaar
Artikel 241
De stage duurt drie jaar, onder voorbehoud van hetgeen is bepaald in artikel 435 Ger.W. en in de bepalingen hierna met betrekking tot de schorsing, de onderbreking van de stage en gelijkgestelde stage. Toelichting: Zie art. 434 Ger.W.
schorsing
Artikel 242
De schorsing is de tijdelijke ontheffing van de verplichtingen van de stage.Gedurende een schorsing blijft de stagiair advocaat. Hij blijft onderworpen aan de deontologische verplichtingen die op de advocaten rusten, hierin begrepen de financiële verplichtingen tegenover de Orde. De raad van de Orde kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling van de baliebijdrage verlenen. De schorsing van de stage maakt geen einde aan de stageovereenkomst. Enkel de wederzijdse verplichtingen van de stagemeester en de stagiair worden voor de periode van de schorsing geschorst.
onderbreking
Artikel 243
De onderbreking is de tijdelijke weglating van de lijst van de stagiairs. Gedurende een onderbreking verliest de stagiair de hoedanigheid van advocaat. De onderbreking beëindigt de stageovereenkomst.
bekwaamheidsattest
Artikel 244
Na advies van de stagecommissie en met toestemming van de Stafhouder kunnen de stageverplichtingen van de stagiair worden geschorst of onderbroken : - wanneer de stagiair zijn studies verder zet ; - wanneer de stagiair een stage loopt om zijn opleiding tot advocaat te vervolmaken. (Goedgekeurd door de Raad van de Orde in vergadering van 21 juni 2010 met toepassing vanaf 1 september 2010)
INHOUDSTAFEL
77
De stageverplichtingen van de stagiair kunnen bovendien door de Stafhouder worden geschorst of onderbroken om gezondheidsredenen of familiale redenen. Toelichting: Artikel 244, eerste alinea van de Codex voorzag voorheen dat stagiairs die een schorsing of onderbreking van de stage wensten te vragen dit slechts konden « na het bekwaamheidsattest te hebben bekomen ». Deze regel week af van het OVB-stagereglement; immers artikel 3 van dat reglement, dat de schorsing en onderbreking regelt voorziet niet in de vereiste om vooraf een bekwaamheidsattest te hebben bekomen. Bijgevolg was het Brusselse reglement in zijn huidige vorm strenger dan het OVB-reglement. In een balie, die zich kenmerkt door een sterke aanwezigheid van internationale kantoren, lijkt het moeilijk verdedigbaar aan de stagiairs strengere vereisten op te leggen om schorsing of onderbreking van hun stage te bekomen, nu net die aanwezigheid van internationale kantoren maakt dat vele stagiairs in het kader van uitwisselingsprogramma’s of bijkomende studies naar het buitenland wensen te vertrekken en soms in die ambitie worden belemmerd door de vereiste van voorlegging van een BUBA-attest.
hervatting
Artikel 245
De stagiair richt het verzoek tot schorsing of onderbreking van de stage, of verlenging van de schorsing of onderbreking aan de Stafhouder. Over het verzoek wordt geoordeeld door de raad van de Orde, na advies van de stagecommissie. De stagiair meldt aan de Stafhouder de hervatting van stage, uiterlijk één maand voor het verstrijken van de lopende schorsing of onderbreking. In het geval van hervatting van zijn stage na onderbreking legt de stagiair een nieuwe stageovereenkomst neer. De stagecommissie geeft hierover advies. Indien de stagiair niet om deze hervatting van zijn stage verzoekt, roept de Stafhouder de stagiair op. Indien daaraan geen gunstig gevolg wordt verleend zal de stagiair worden opgeroepen voor de raad van de Orde, om over de eventuele weglating van de stagiair van de lijst van de stagiairs te beslissen. Deze weglating houdt een verval van de verworvenheden van de stage in. Na de schorsing of de onderbreking wordt de stage verder gezet: - met behoud van de verworvenheden van de voordien verrichte stage, - met behoud van de rang van inschrijving op de lijst van de stagiairs, - zonder dat de periode van schorsing of onderbreking als stage telt.
Artikel 246
De stagiair kan bij een binnenlandse of een buitenlandse balie of bij andere juridische beroepen waarmee door de Orde van Vlaamse Balies of door de raad van de Orde akkoorden zijn gesloten, een gelijkgestelde stage volbrengen. Deze gelijkgestelde stage duurt ten hoogste één jaar. Deze gelijkgestelde stage kan niet worden volbracht dan nadat de stagiair het bekwaamheidsattest, zoals bepaald in het reglement betreffende de beroepsopleiding heeft behaald. De stagiair richt het verzoek tot het verrichten van een gelijkgestelde stage aan de Stafhouder. Het verzoek is gemotiveerd. De raad van de Orde oordeelt over het verzoek, na advies van de stagecommissie. Aan het einde van de ge-
weglating
gelijkgestelde stage bekwaamheidsattest verslag bijdragen algemene vergadering
78
noab
INHOUDSTAFEL
lijkgestelde stage stelt de stagiair een verslag op waarin hij op gedetailleerde wijze melding maakt van de door hem verrichte werkzaamheden. De inhoud van dit verslag wordt bevestigd door zijn buitenlandse stagemeester of de bevoegde overheid van de buitenlandse balie of de andere juridische beroepsbeoefenaar die als stagemeester optreedt. De stagiair maakt dit verslag over aan de Stafhouder. Hij meldt schriftelijk aan de Stafhouder dat zijn gelijkgestelde stage is beëindigd. Bij gebreke hieraan wordt hij door de Stafhouder opgeroepen. De raad van de Orde stelt aan de hand van het verslag vast of die stage geheel of gedeeltelijk in aanmerking komt als gelijkgestelde stage. Indien dit niet het geval is, legt de raad van de Orde een verlenging van de stage op voor de niet aanvaarde duur. De advocaat blijft onderworpen aan het tuchtrecht van zijn balie van oorsprong. De stagiair zal de bijdragen betalen gedurende de periode van zijn stage aan een andere Belgische balie of in het buitenland, één en ander onverminderd de toepassing van artikel 458 van het Gerechtelijk Wetboek. Toelichting: Voor een stage gelopen aan een andere Belgische balie tijdens de schorsing van de stageverplichtingen aan de balie te Brussel, zie het Reglement van de Nationale Orde van 25 april 1985 (opgenomen in Deel III).
inschrijving
Artikel 247
De stage eindigt ofwel door inschrijving op het tableau van de Orde ofwel door weglating of schrapping van de lijst van de stagiairs. De Raad van de Orde kan hetzij op verzoek van de Stafhouder en op voorstel van de stagecommissie, hetzij op verzoek van de betrokken stagiair, diens weglating bevelen van de lijst van de stagiairs. De bepalingen vervat in hoofdstuk 1, afdeling 2, onderafdeling 3, zoals in tucht zijn van toepassing in geval de weglating wordt voor gesteld op verzoek van de Stafhouder. In geval van wederinschrijving, na weglating van de lijst van de stagiairs, kan de Raad van de Orde de duur van de reeds volbrachte stage en stageverplichtingen in aanmerking nemen voor de nog resterende stageduur en stageverplichtingen.
Artikel 248
Aan het einde van de stage vraagt de stagiair aan de Stafhouder schriftelijk zijn inschrijving op het tableau. Over het verzoek tot inschrijving wordt geoordeeld door de raad van de Orde, na advies van de stagecommissie en na het overmaken van volgende verslagen: - het eindverslag van de stagemeester, - het verslag van de voorzitter van het bureau voor juridische bijstand. - Het dossier met deze verslagen kan door de stagiair worden ingezien bij de Stafhouder.
Artikel 249
§ 1. Na drie jaar effectieve stage moet de stagiair in principe aan zijn verplichtingen voldaan hebben. De stagecommissie kan hem een jaar uitstel verlenen dat eenmaal kan worden hernieuwd. De stagiair die bij het verstrijken van deze nieuwe termijn niet kan
tableau
uitstel
INHOUDSTAFEL
79
bewij zen aan alle stageverplichtingen te hebben voldaan, kan weggelaten worden van de lijst van de stagiairs. Deze termijn zal verlengd worden met de duur van de schorsing die hem met toepassing van artikel 235 werd toegestaan. aanvullende activiteit
Artikel 250
De stafhouder kan, na advies van de stagecommissie, de stagiair toestaan al dan niet bezoldigde functies uit te oefenen buiten de balie, ter verbetering van zijn vorming of met het oog op aanvullende inkomsten, voor zover deze activiteit de onafhankelijkheid van de advocaat noch de waardigheid van de balie in het gedrang brengt. De stagiair blijft het beroep van advocaat uitoefenen. Zijn aanvullende activiteit moet derwijze ingericht worden dat hij alle stageverplichtingen stipt kan nakomen. Hij mag niet pleiten voor de rechtspersoon of de natuurlijke persoon voor wie hij een aanvullende activiteit uitoefent. Toelichting: gewijzigd door de Raad van de Orde op 6 december 2004
Onderafdeling 2.
De verplichtingen van de stagiair Artikel 251
ijver zorg beroepsopleiding
De stagiair behartigt de zaken die hem door zijn stagemeester zijn toevertrouwd met de nodige ijver en zorg. Hij heeft de plicht een zaak te weigeren die hij naar eer en geweten gelooft niet rechtvaardig te zijn. Hij volgt de beroepsopleiding voor stagiairs georganiseerd door de overheid van de Orde. Hij voert de taken uit die hem door de Stafhouder of in het kader van de juridische bijstand worden opgelegd. Hij woont de sectievergaderingen bij en behandelt tijdens de stageperiode minimum 15 BJB-dossiers waarvan er minstens 10 dienen afgesloten te zijn bij het beëindigen van de stage, onder voorbehoud van afwijking toegestaan door de Raad, op advies van de stagecommissie. (Goedgekeurd door de Raad van de Orde in vergadering van 4 april 2011)
De stagiair legt aan het einde van zijn stage bij de stagecommissie een eindverslag neer over de wijze waarop de stage is vervuld. Toelichting: Artikel 251 van de Codex omschrijft de verplichtingen van de stagiair gedurende zijn stage. De eerste zin van het tweede lid van dit artikel stelt « Hij voert de taken uit die hem door de Stafhouder of in het kader van de juridische bijstand worden opgelegd. ». De verplichtingen op het vlak van de behandeling van BJB-dossiers worden geëxpliciteerd in het vademecum van de stagiairs, dat aan elke stagiair wordt overhandigd bij de inschrijving voor de eedaflegging. De stagiairs dienen trouwens te tekenen voor ontvangst van dit vademecum. In het vademecum wordt aangaande de BJB-dossiers het volgende gesteld : “Om toegelaten te worden op het tableau na afloop van de drie jaar stage, dient u minimum 15 zaken te behandelen op voorwaarde dat (i) er effectief (inhoudelijke) prestaties geleverd zijn en (ii) dat er voldoende diversificatie is in de verschillende dossiers (hierbij wordt wel rekening gehouden met de
80
noab
INHOUDSTAFEL
realiteit dat veel dossiers vluchtelingenzaken zijn). Een loutere aanstelling gevolgd door een consultatie, waarna men nooit meer iets van de cliënt verneemt, volstaat dus niet om in aanmerking genomen te worden als volwaardige zaak. De advocaat stagiair moet daadwerkelijk stappen in een dossier ondernomen hebben vooraleer het in aanmerking genomen wordt. Volgens de noden van de dienst, kan de voorzitter van de Stagecommissie u vragen om meer dan 15 zaken te behandelen. Ook in dit geval kunnen de dossiers niet geweigerd worden. Om toegelaten te worden op het tableau moeten de zaken waarin u bent aangesteld niet noodzakelijk afgehandeld zijn. U dient deze uiteraard wel verder op te volgen ná de opname op het tableau.” Onder de stagiairs tekent zich een duidelijke tendens af van een streven naar het minimumaantal van 15 aanstellingen, en dit niettegenstaande het feit dat sinds enige tijd voor elke etappe in een dossier een nieuwe aanstelling moet worden gevraagd, daar waar vroeger één enkele aanstelling gangbaar was voor de hele procedure (eerste aanleg en beroep, ontvankelijkheids- en gegrondheidsfase vreemdelingendossiers, …). Bovendien stelt de Stagecommissie vast dat steeds meer stagiairs vlak voor hun opname op het tableau snel nog een hele reeks aanstellingen verzamelen om aan de minimumdrempel van 15 aanstellingen te komen. Het is dan natuurlijk niet mogelijk om na te gaan of zij in die dossiers ook effectief de nodige prestaties verrichten. De Stagecommissie stelt tenslotte vast dat steeds meer stagiairs zich enerzijds op dit vademecum beroepen om te stellen dat zij met 15 aanstellingen voldoen aan de minimale vereisten voor opname op het tableau, maar anderzijds beweren de vereisten dat (i) er effectief (inhoudelijke) prestaties geleverd zijn en (ii) dat er voldoende diversificatie is in de verschillende dossiers niet te kennen, minstens er niet door gebonden te zijn. Bijgevolg werd voorgesteld om de bestaande regels betreffende de BJBdossiers uitdrukkelijk op te nemen in artikel 251 van de Codex. Tezelfdertijd pleit de Stagecommissie ervoor om een bijkomende vereiste op te nemen, te weten de voorwaarde dat op het ogenblik van de aanvraag tot opname op het tableau minimum 10 BJB-dossiers moeten zijn afgesloten door de advocaat in de online module. Dit teneinde een reële controle mogelijk te maken en paal en perk te stellen aan de (al dan niet pro forma) last minute – aanstellingen. Uiteraard kan een overgangsregeling worden voorzien voor de stagiairs die lopende hun stage met deze nieuwe regel worden geconfronteerd.
kantoor
Artikel 252
De stagiair moet binnen het gerechtelijk arrondissement Brussel over een kantoor beschikken. Met toelating van de stagemeester mag zijn briefpapier het adres en telefoonnummer dragen van de stagemeester of van de advocaat waar hij tijdens de kantooruren doorgaans te bereiken is. Onderafdeling 3.
De verplichtingen van de stagemeester bijstand
Artikel 253
De stagemeester waakt ervoor dat de stagiair zijn activiteiten uitoefent met naleving van de deontologische regels en dat de stagiair kennis en praktische vaardigheden worden bijgebracht. De stagemeester zal, wanneer noodzakelijk, ter beschikking zijn van de stagiair voor bijstand en het geven van richtlijnen.
INHOUDSTAFEL
81
Bij het einde van de stage legt de stagemeester een eindverslag neer bij de stagecommissie.
stage verplichtingen
vergoeding
Artikel 254
De stagemeester verleent aan zijn stagiair de nodige tijd om zijn stage- verplichtingen te vervullen.
Artikel 255
De stagemeester en de stagiair bepalen in onderling overleg de vergoeding van de stagiair. Voor een voltijdse beschikbaarheid bedraagt de maandelijkse vergoeding ten minste € 1.300,00* voor het eerste stagejaar en ten minste € 1.800,00* vanaf het tweede stagejaar. De minimumvergoedingen kunnen jaarlijks in de maand juni worden aangepast door de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies, met uitwerking vanaf het daaropvolgend gerechtelijk jaar. Rekening houdend met de verminderde beschikbaarheden van de stagiair voor de stagemeester kan in de stageovereenkomst of in de latere wijzigingen of aanvullingen verhoudingsgewijs worden afgeweken van de minimumvergoedingen, bepaald in lid 1 van dit artikel. Bij de beoordeling van de verminderde beschikbaarheden mag geen rekening worden gehouden met de prestaties die door de Stafhouder of in het kader van de juridische bijstand worden opgelegd. De stagemeester en de stagiair kunnen overeenkomen dat de stagiair een vergoeding betaalt voor het gebruik van de lokalen, de infrastructuur of andere kantoorkosten. Deze vergoeding kan nooit tot gevolg hebben dat afbreuk wordt gedaan aan de vergoeding vermeld in lid 1 van dit artikel.
verminderde beschikbaarheden kantoorkosten
Toelichting: * Bedragen van toepassing vanaf 1 september 2012 krachtens beslissing algemene vergadering van de OVB van 18 juni 2012. Voorgaande beslissingen algemene vergadering: - beslissing 7 mei 2008, in werking 28 augustus 2008: € 1.200,00 voor het eerste stagejaar en € 1.700,00 vanaf het tweede stagejaar - beslissing 23 juni 2011, van toepassing vanaf 1 september 2011: € 1.250,00 voor het eerste stagejaar en € 1.775,00 vanaf het tweede stagejaar
wijziging
Artikel 256
stagemeester
Na elke wijziging van stagemeester, wordt door deze stagemeester, alsmede door de stagiair, schriftelijk verslag omtrent de verlopen stageperiode uitgebracht. Deze beide schriftelijke verslagen worden binnen 14 dagen na de wijziging van stagemeester neergelegd op het secretariaat van de Orde. Op het einde van de stage brengen de stagemeester en de stagiair schriftelijk en omstandig verslag uit bij de Stafhouder omtrent de wijze waarop de stage volbracht werd. Beide schriftelijke verslagen worden neergelegd bij de aanvraag tot inschrijving op het tableau van de Orde. Onderafdeling 4.
De verhouding stagemeester-stagiair : de stageovereenkomst overeenkomst
82
noab
Artikel 257
Onverminderd hetgeen hierna wordt bepaald, worden de rechten en plichten van de stagiair en van de stagemeester vastgelegd in een overeenkomst. INHOUDSTAFEL
Toelichting: Op 15 juni 1992 keurde de Raad een resolutie goed over de overeenkomst voor zelfstandige dienstverlening advocaat-stagiair. Ingevolge deze resolutie moet elke beroepsopleiding en samen werking tussen stagemeester en advocaat-stagiair het voorwerp uitmaken van een schriftelijke over eenkomst. Een model hiervan is in Deel III te vinden. Het nieuwe OVB reglement betreffende de stage van 7 mei 2008 voorziet onder de artikelen 8 en 9 eveneens de verplichting om een stageovereenkomst af te sluiten.
Artikel 258
De stagemeester en de kandidaat-stagiair sluiten een overeenkomst af in verband met de stage. In voorkomend geval zal de rechtspersoon of de maatschap waarvan de stagemeester deel uitmaakt in de overeenkomst tussenkomen. Deze overeenkomst, evenals de wijzigingen of aanvullingen, worden overgemaakt aan het secretariaat van de Orde zoals bepaald in artikel 237.
Artikel 259
Iedere partij kan de stageovereenkomst voor het einde van de stage schriftelijk beëindigen met inachtneming van een redelijke opzeggingstermijn. De beëindiging van de overeenkomst wordt tezelfdertijd ter kennis gebracht van de stagecommissie. Deze volgt de overgang naar een nieuwe stagemeester op. Gedurende de opzeggingsperiode blijven alle bepalingen van de overeenkomst van kracht. De partijen kunnen bij de beëindiging van de overeenkomst in onderling akkoord verzaken aan een opzeggingstermijn.
Artikel 260
De vergoeding en de kosten worden ten minste eens per maand betaald. Onderafdeling 5.
Voorwaarden voor het stagemeesterschap zeven jaar
Artikel 261
Elke advocaat die tenminste zeven jaar is ingeschreven op het tableau van de Orde of de EU-lijst kan stagemeester worden. De raad van de Orde kan in individuele gevallen van deze vereiste afwijken. De raad van de Orde stelt, na advies van de stagecommissie, een lijst van stagemeesters op. De kandidaat-stagemeesters richten hiertoe een aanvraag aan de raad van de Orde. De raad van de Orde kan de opname op de lijst van stagemeesters slechts weigeren na de advocaat te hebben opgeroepen om te worden gehoord in overeenstemming met het reglement betreffende de voor de raad van de Orde geldende procedure volgens de tuchtrechtspleging. De stagemeester mag op hetzelfde ogenblik drie stagiairs opleiden. De raad van de Orde kan in individuele gevallen van deze beperking afwijken indien de stagemeester op grond van objectieve en verifieerbare elementen aantoont dat een kwaliteitsvolle opleiding voor elke stagiair wordt gewaarborgd.
Artikel 262
Wanneer de raad van de Orde vaststelt dat de stagemeester niet meer voldoet aan zijn deontologische verplichtingen of aan de verplichtingen van het stagemeesterschap kan de raad van de
drie stagiairs afwijken
INHOUDSTAFEL
83
Orde de stagemeester van deze lijst weglaten na hem te hebben opgeroepen om te worden gehoord in overeenstemming met het reglement betreffende de voor de raad van de Orde geldende procedure volgens de tuchtrechtspleging. Onderafdeling 6.
Het Bureau voor Juridische Bijstand Artikel 263
Van elke zaak die hem door het Bureau voor Juridische Bijstand of de Jeugdrechtbank, werd toevertrouwd, maakt de aangestelde advocaat een verslag op waartoe het secretariaat van het Bureau voor Juridische Bijstand formulieren aflevert, conform artikel 508/11,1e lid Gerechtelijk Wetboek. Dit verslag wordt voorgelegd bij elk verzoek, tot zelfs voorlopige taxatie, en ten minste bij het beëindigen van elke zaak. Op dat ogenblik verzoekt de aangestelde advocaat om décharge. Het sectiehoofd beslist over het gevolg dat aan dit verzoek moet worden gegeven. Hij ziet erop toe dat de zaken behoorlijk worden afgehandeld en regelmatig vraagt hij aan de aangestelde advocaten van zijn sectie hem hun verslagen over te leggen. Steeds mag hij inlichtingen inwinnen over deze zaken en zich met de cliënten onderhouden.
Artikel 264
Het sectiehoofd, of in voorkomend geval de voorzitter van het Bureau, kan de aangestelde advocaat onder meer ontslaan van de opvolging van een zaak wanneer hij vaststelt dat de vordering ongegrond is, dat het getaxeerde voorschot niet werd betaald of dat de cliënt het onmogelijk maakt hem nog verder bij te staan. Vooraf kan hij de aangestelde advocaat verzoeken de cliënt, schriftelijk, om nadere uitleg te vragen.
register
Artikel 265
Op het secretariaat van het Bureau voor Juridische Bijstand wordt een register bijgehouden van de cliënten aan wie om een of andere reden de juridische bijstand wordt onttrokken. Behoudens nieuwe elementen wordt hun in dezelfde zaak geen rechtsbijstand meer verleend.
décharge
Artikel 266
De aangestelde advocaat aan wie décharge werd verleend brengt zijn cliënt hiervan op de hoogte, met vermelding van de reden.
niet laten vervangen
Artikel 267
Behoudens uitdrukkelijke toelating van zijn sectiehoofd mag een aangestelde advocaat zich in een hem door het Bureau voor Juridische Bijstand toevertrouwde zaak, niet door een confrater laten vervangen.
Artikel 268
Na zijn inschrijving op het tableau blijft de advocaat de zaken behandelen waarvoor hij als stagiair door het Bureau voor Juridische Bijstand werd aangesteld, ook indien zij later aanhangig worden gemaakt bij een rechtsmacht in hoger beroep. Verder brengt hij om de zes maanden verslag uit aan zijn vroeger sectiehoofd of diens opvolger.
Artikel 269
Indien een stagiair herhaaldelijk afwezig is op de zittingen van het Bureau, brengt het sectiehoofd de voorzitter van het Bureau
verslag
afwezig
84
noab
INHOUDSTAFEL
hiervan op de hoogte, die de Raad van de Orde een stageverlenging kan voorstellen bij gebrek aan voldoende rechtvaardiging. Artikel 270
Het sectiehoofd deelt aan de voorzitter van het Bureau elke inbreuk mee die verband houdt met de medewerking aan het Bureau voor Juridische Bijstand. Onderafdeling 7.
De beroepsopleiding– de Stageschool en de Commissie Beroepsopleiding
directeur
Artikel 271
Om ingeschreven te kunnen worden op het tableau van de Orde van Advocaten moet de stagiair de beroepsopleiding volgen en het bekwaamheidsattest behalen. De beroepsopleiding wordt georganiseerd door de Orde van Vlaamse Balies en uitgevoerd door de stageschool.
Artikel 272
De Orde richt een stageschool op. Deze bestaat uit een directeur en de docenten van alle vakken. De directeur van de stageschool zetelt in de Commissie Beroepsopleiding opgericht door de Orde van Vlaamse Balies. De stageschool is onder meer bevoegd om: - Naast het ontwerp en de inhoud van een keuzevak, de cursus en de docent(en) van dit keuzevak voor te stellen aan de commissie beroepsopleiding, - De docenten voor de verplichte vakken voor te stellen aan de commissie beroepsopleiding, - Advies te verlenen aan de raad van de Orde die beslist over het verzoek van een stagiair om vakken tijdens het tweede stagejaar te volgen of verder te zetten, - De resultaten van de examens te evalueren en zo nodig te delibereren in aanwezigheid van de docenten, op de wijze en conform de criteria vastgelegd door de commissie beroeps opleiding. Toelichting: Op 25 maart 2009 keurde de algemene vergadering van de OVB het reglement inzake de beroepsopleiding voor stagiairs goed. Dit reglement voorziet in de oprichting van een commissie beroepsopleiding binnen de OVB en de oprichting van een stageschool – al dan niet samen met andere Ordes – door de raad van de Orde. Deze bepalingen zijn dan ook een weergave van bepalingen in verband met de stageschool en haar bevoegdheden.
Artikel 273
De commissie beroepsopleiding opgericht door de OVB is bevoegd om: - de cursussen van de verplichte vakken samen te stellen; - de docenten van de verplichte vakken, al dan niet voorgedragen door de stagescholen, aan te stellen en te evalueren; het aanbod van de keuzevakken te bepalen en de cursussen ervan samen te stellen; - de voorgedragen keuzevakken en hun docenten te accrediteren en te evalueren; - jaarlijks de studiepunten van elk vak te bepalen;
INHOUDSTAFEL
85
- jaarlijks het minimum van het totaal aantal te behalen studiepunten te bepalen; - de stagiair vrijstelling te verlenen van het volgen van een verplicht vak en/of van het afleggen van een examen; - de stagiair die in de tweede zittijd niet is geslaagd toelating te verlenen tot een derde zittijd; - op gemotiveerd verzoek van de raad van de Orde één of meer keuzevakken aan te duiden die door de stagiairs van die Orde dienen te worden gevolgd en waarvoor de commissie beroepsopleiding het aantal studiepunten bepaalt. Deze studiepunten worden aangerekend op het totaal aantal te behalen studiepunten zoals door de commissie beroepsopleiding jaarlijks bepaald; - de vorm en de inhoud van de examens te bepalen; - de evaluatie- en deliberatiewijze te bepalen; - advies te verstrekken aan de algemene vergadering en de raad van bestuur van de Orde van Vlaamse Balies in verband met de begroting van de stagescholen en de individuele bijdrage die door de stagiair rechtstreeks aan de Orde van Vlaamse Balies zal worden betaald. verplichte vakken
Artikel 274
De beroepsopleiding bestaat uit het volgen van verplichte vakken en keuzevakken. De verplichte vakken zijn: - deontologie - communicatievaardigheden - burgerlijk procesrecht - strafprocesrecht De Commissie Beroepsopleiding stelt een lijst van keuzevakken op waaruit de stagiair zelf een keuze maakt, onverminderd artikel 273,9° van de Codex waarbij bepaalde keuzevakken door de raad verplicht kunnen worden gesteld. Elk vak vertegenwoordigt een aantal studiepunten. In het totaal aantal te behalen studiepunten, zoals jaarlijks te bepalen door de commissie beroepsopleiding, zullen de keuzevakken, al dan niet verplicht gesteld conform artikel 273.9°, nooit meer dan 1/3 van de studiepunten vertegenwoordigen.
Artikel 275
Onverminderd de bepalingen van artikel 245, dient de stagiair het bekwaamheidsattest te behalen tijdens het eerste jaar van zijn stage.
Artikel 276
Op zijn gemotiveerd verzoek kan de stagiair aan de commissie beroepsopleiding vragen om te worden vrijgesteld van het volgen van een verplicht vak of een keuzevak dat verplicht wordt opgelegd en/of van het afleggen van een examen hierover.
Artikel 277
De stagiair wordt geëvalueerd over de vakken die hij in het kader van de beroepsopleiding moet volgen. Per gerechtelijk jaar zijn er twee zittijden. De stagiair dient per vak minstens de helft van de punten te behalen. De stagiair die na deliberatie niet geslaagd is, kan deelnemen aan een tweede zittijd voor elk vak waarvoor hij niet minstens de helft van de punten heeft behaald. De stagiair heeft het recht om per vak aan twee examens deel te nemen. De stagiair die ook in de tweede zittijd niet is geslaagd, kan aan de
keuzevakken studiepunten
eerste jaar
zittijden helft punten
86
noab
INHOUDSTAFEL
commissie Beroepsopleiding vragen om tot een derde zittijd te worden toegelaten. bekwaamheidsattest
Artikel 278
De stagiair die geslaagd is voor zijn examens ontvangt een bekwaamheidsattest van de Orde van Vlaamse Balies. De stagiair die niet geslaagd is voor zijn examens ontvangt de resultaten van zijn examens van de Orde van Vlaamse Balie per aangetekend schrijven. In beide gevallen worden de Stafhouder en de directeur van de stageschool van de stagiair op de hoogte gebracht.
examens inzien
Artikel 279
De stagiair die na de deliberatie niet geslaagd is, heeft, tot drie maanden na de kennisgeving zoals bepaald in artikel 278 , het recht op zijn examens in te zien na eenvoudig verzoek gericht aan de commissie beroepsopleiding.
beroep
Artikel 280
De stagiair die niet geslaagd is, kan tegen deze beslissing hoger beroep instellen bij de beroepscommissie die bestaat uit vijf leden: de voorzitter van de Orde van Vlaamse Balies of een bestuurder die hem vertegenwoordigt en vier leden. De algemene vergadering stelt vier effectieve leden en vier plaatsvervangers aan voor een termijn van twee jaar. Het hoger beroep moet ingesteld worden op het adres van de zetel van de Orde van Vlaamse Balies binnen de maand na de kennisgeving van het resultaat zoals bepaald in art. 53bis Ger.W. Op straffe van onontvankelijkheid wordt het hoger beroep ingesteld per aangetekend schrijven waarbij woonstkeuze in een gerechtelijk arrondissement van zijn stageschool wordt gedaan. De beroepscommissie bepaalt haar eigen procedurereglement. Het hoger beroep wordt behandeld binnen de maand na het indienen van het hoger beroep. De stagiair wordt uitgenodigd om te worden gehoord en kan zich laten bijstaan door zijn stagemeester en/of een advocaat van zijn keuze. De beroepscommissie beslist of de stagiair al dan niet is geslaagd. De beslissing van de beroepscommissie wordt aan de stagiair meegedeeld per aangetekend schrijven op het adres van zijn woonstkeuze. Zijn Stafhouder en directeur van de stageschool ontvangen een kopie van de beslissing.
procedurereglement
Toelichting Het reglement van de Nationale Orde van Advocaten van 25 april 1985 betreffende de inschrijving op de lijst van de stagiairs of het tableau van een andere balie en het reglement van de Nationale Orde van Advocaten van 28 november 1991, aangepast op 14 oktober 1993 en 13 januari 1994, betreffende de stage- beroepsopleiding worden opgeheven. Goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies van 25 maart 2009. Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 17 april 2009. In werking 17 juli 2009. De algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies keurde op 25 maart 2009 het nieuwe reglement op de beroepsopleiding goed. Hierdoor wordt het reglement van de algemene raad van de Nationale Orde van 31 januari 1991 opgeheven. De beroepsopleiding wordt vanaf 1 september 2009 georganiseerd door de Orde van Vlaamse Balies en uitgevoerd door de stagescholen. De NOAB heeft een eigen stageschool. De inhoud van de beroepsopleiding is grondig gewijzigd. Er zijn vier algemene verplichte vakken, deontologie, communicatievaar-
INHOUDSTAFEL
87
digheden, burgerlijk procesrecht en strafprocesrecht.
Daarnaast blijven
een aantal keuzevakken, maar heeft de NOAB gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een aantal keuzevakken verplicht op te leggen aan de stagiaires van de NOAB. Het gaat ondermeer om vreemdelingenrecht en pleitoefeningen. Deze onderafdeling is een volledige implementatie van het nieuwe reglement van de OVB van 25 maart 2009.
Afdeling 4
De inschrijving en wederinschrijving op het tableau van de advocaten Artikel 281
raad
Over elke aanvraag tot inschrijving of wederinschrijving op het tableau beslist de Raad van de Orde. Toelichting: Zie ook de art. 428 e.v. Ger.W. Op de vergadering van de raad van de NOAB van 22 juni 2009 werd beslist af te stappen van de procedure van bekendmaking ad valvas en de mogelijkheid van bezwaar.
rang
Artikel 282
De advocaten nemen rang op het tableau volgens de datum van hun inschrijving. Wordt meer dan één advocaat ingeschreven tijdens éénzelfde raadsvergadering, dan wordt zijn rang vastgesteld volgens de regels bepaald in artikel 238.
Artikel 283
De advocaten bedoeld in artikel 286 die aan de Raad van de Orde bewijzen dat zij in België gedurende ten minste drie jaar daadwerkelijk en regelmatig in het Belgisch recht, met inbegrip van het Gemeenschapsrecht, werkzaam zijn geweest en die voldoen aan de overige daartoe door de wet gestelde voorwaarden, kunnen hun inschrijving op het tableau aanvragen. De Raad gaat na of de advocaten bedoeld in het eerste lid de werkzaamheid daadwerke lijk en regelmatig hebben uitgeoefend en verzoekt hen, in voorkomend geval, om, mondeling of schriftelijk, nadere gegevens te verstrekken. De inschrijving op het tableau kan slechts geweigerd worden indien het bewijs dat voldaan is aan de daartoe gestelde voorwaarden niet is geleverd, of indien blijkt dat de openbare orde in het gedrang zou worden gebracht, of wegens tuchtvervolgingen, klachten of incidenten van allerlei aard.
Artikel 284
Wederinschrijving geschiedt onder de voorwaarden bepaald in het Gerechtelijk Wetboek. Toelichting: Zie art. 433 Ger.W.
Artikel 285
88
noab
Wanneer een oud-lid van de balie heringeschreven wordt, is de in artikel 170 bepaalde bijdrage verschuldigd.
INHOUDSTAFEL
afdeling 5
De inschrijving op de lijst van de leden van de buitenlandse balies EU-lijst
Artikel 286
§ 1. Er wordt een lijst bijgehouden, EU-lijst genaamd, van advocaten die onderdaan zijn van een Lidstaat van de Europese Unie, die in hun Lidstaat van herkomst gerechtigd zijn het beroep uit te oefenen onder één van de titels die overeenstemt met die van advocaat en die het beroep op permanente wijze wensen uit te oefenen in de administratieve arrondissementen Brussel-Hoofdstad en Halle-Vilvoorde. De Raad van de Orde bepaalt de vorm en de inhoud van de aanvraag tot inschrijving alsook de voorwaarden tot handhaving van de inschrijving. § 2. Bij de aanvraag wordt een attest gevoegd van de autoriteit van de Lidstaat van herkomst houdende bevestiging van zijn inschrijving. De Raad kan de minimum inhoud bepalen van dit attest, alsook de periodiciteit van de vernieuwing ervan. Indien de aanvrager lid is van meerdere balies van herkomst, zal hij van elk van de bevoegde autoriteiten een attest voorleggen. De bevoegde autoriteit(-en) wordt (worden) in kennis gesteld van de inschrijving op de EU-lijst. § 3. De Raad van de Orde kan zich verzetten tegen de uitoefening van het beroep in België door advocaten die lid zijn van een groep waarvan buiten het beroep staande personen deel uitmaken. Een groep wordt beschouwd als een groep waarvan buiten het beroep staande personen deel uitmaken indien personen die niet de hoedanigheid van advocaat bezitten in de zin van de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek: – het geheel of een deel van het kapitaal van de groep in handen hebben, of – de benaming waaronder de groep werkzaam is gebruiken, of – de zeggenschap binnen de groep feitelijk of rechtens uitoefenen. De Raad van de Orde kan zich eveneens verzetten tegen de opening van een bijkantoor of een agentschap van een groep van advocaten die zich wensen in te schrijven op de lijst bedoeld in § 1 indien blijkt dat deze groep van advocaten buiten het beroep staande personen omvat in de zin van het vorig lid. § 4. Advocaten ingeschreven op de lijst bedoeld in § 1 moeten hun beroepsaansprakelijkheid in België dekken door een verzekering of een beroepsgarantiefonds onder de voorwaarden bepaald door de Raad van de Orde. In voorkomend geval zal er rekening worden gehouden met het bestaan van een verzekering of een waarborg afgesloten volgens de regels van de Lidstaat van herkomst in de mate dat deze gelijkwaardig is wat de modaliteiten en de uitgebreidheid van de dekking betreft. Indien deze dekking slechts gedeeltelijk gelijkwaardig is, kan de Raad van de Orde voor de elementen die door de volgens de regels van de Lidstaat van herkomst verkregen garantie of dekking nog niet gedekt zijn, een aanvullende verzekering of garantie eisen van de elementen die nog niet gedekt zijn door de garantie of dekking die werd ver-
INHOUDSTAFEL
89
kregen volgens de regels van de Lidstaat van herkomst. § 5. Advocaten ingeschreven op de lijst bedoeld in § 1 dienen in alle documenten en stuk ken, daaronder begrepen die op elektronische dragers, die zij in het kader van hun beroeps werkzaamheden aanwenden, hun oorspronkelijke beroepstitel te vermelden in de of één van de officiële talen van hun Lidstaat van herkomst, alsook de vermeldingen bij wet vereist. B-lijst
Artikel 287
Er wordt een lijst bijgehouden, B-lijst te noemen, van de leden van buitenlandse balies die te Brussel gevestigd zijn en die niet voldoen aan de voorwaarden bepaald voor de inschrijving op het tableau, de lijst waarin artikel 286 voorziet of de lijst van de stagiairs. Die lijst wordt gepubliceerd en bijgehouden door de Stafhouder. Over de inschrijving op de lijst wordt beslist door de Raad van Orde die onder meer nagaat: 1. of de betrokkene regelmatig is ingeschreven bij de balie van herkomst, 2. of hij heeft voldaan aan zijn eventuele stageverplichting bij die balie, 3. of er wettelijke of deontologische onverenigbaarheden bestaan, 4. of hij zich ertoe verbonden heeft zich te onderwerpen aan de tucht en de reglementen en beslissingen van de Nederlandse Orde van de Brusselse balie, 5. of zijn status strookt met de wetten en de verordeningen op het verblijf en de activiteiten van vreemdelingen in België, 6. of hij zich ertoe verbonden heeft geen Belgisch recht te beoefenen tenzij hij wordt bijgestaan door een advocaat ingeschreven op het tableau, op de lijst bedoeld in art. 281 of op de lijst van de stagiairs, 7. of zijn beroepsaansprakelijkheid is gedekt door een verzekering of waarborg aangegaan volgens de regels van het land van herkomst en die minstens gelijkwaardig is, wat de modaliteiten en de uitgebreidheid van de dekking betreft, aan deze van de advocaten ingeschreven op het tableau.
Artikel 288
Onverminderd het tuchtrecht kan de Raad van de Orde de weglating bevelen van de lijst van de leden van buitenlandse balies die de voormelde verplichtingen niet naleven, die de door de Orde vastgestelde bijdrage niet betalen of niet langer voldoen aan de voorwaarden van hun opneming. Tot weglating wordt beslist overeenkomstig de procedurebepalingen als in tucht (art. 175 e.v.).
Afdeling 6
De lijst van de ereadvocaten Artikel 289
90
noab
De advocaat, die overeenkomstig artikel 436 van het Gerechtelijk Wetboek gemachtigd werd de titel van ereadvocaat te dragen verbindt er zich toe: - elke verwarring te voorkomen tussen de titel van ereadvocaat en die van tableau-advocaat,bijvoorbeeld door de titel van advocaat enkel te gebruiken in de samenstelling van ereadvocaat en
INHOUDSTAFEL
hem ook aan zijn woning niet te vermelden; - de titel van ereadvocaat bij de uitoefening van enige winstgevende activiteit steeds met veel omzichtigheid en discretie te gebruiken. Hij verbindt er zich eveneens toe, de door de Raad vastgestelde bijdrage regelmatig te betalen. Ter gelegenheid van de plechtigheden waaraan de balie deelneemt mag hij de toga dragen. De Raad kan de machtiging steeds intrekken indien de regels van rechtschapenheid en kiesheid niet worden nageleefd of indien niet langer wordt voldaan aan de toekenningsvoorwaarden van de titel. In dit geval worden de voorschriften van de artikelen 175 e.v. toegepast. Tegen deze beslissing is geen verhaal mogelijk. De stafhouder kan naar omstandigheden de ereadvocaat vrijstellen van bijdragen. Toelichting Laatste zin door de Raad toegevoegd op 25 juni 2001
Afdeling 7
Het bijhouden van het tableau en de lijsten één december
Artikel 290
Ten laatste op 1 december worden het tableau en de voormelde lijsten door de Raad van de Orde opgesteld. Het tableau van de Orde en de voormelde lijsten worden naar behoren bijgehouden en ter inzage bewaard op het secretariaat van de Orde, de bibliotheek en de vestiaire van de balie. Toelichting: Zie ook art. 430 Ger.W.
HOOFDSTUK 3 de organisatie van het beroep
Afdeling 1
Het kantoor Onderafdeling 1.
Het kantoor en de bijkantoren gerechtelijk
Artikel 291
De op de lijst van de stagiairs of op het tableau van de Nederlandse Orde van Advocaten bij de balie te Brussel ingeschreven advocaten moeten één of meerdere kantoren hebben in het gerechtelijk arrondissement Brussel.
Artikel 292
- Advocaten ingeschreven op het tableau kunnen vestigingen openen in andere gerechtelijke arrondissementen en in het buitenland.
arrondissement
stagiairs ander Belgisch arrondissement
INHOUDSTAFEL
91
samenwerkingsverband correspondentieadres
- Advocaten ingeschreven op de lijst van stagiairs bij de Nederlandse Orde van Advocaten te Brussel kunnen in het gerechtelijk arrondissement maximaal twee kantoren vestigen op voorwaarde dat één van deze kantoren bij hun stagemeester gevestigd is. - Advocaten ingeschreven op het tableau in een ander Belgisch arrondissement of bij een buitenlandse balie kunnen in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde een kantoor vestigen op voorwaarde dat zij zich inschrijven op het tableau van de Nederlandse Orde van Advocaten te Brussel of op een van de lijsten van buitenlandse advocaten. Zij kunnen eveneens een kantoor vestigen in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad op voorwaarde dat zij zich inschrijven op het tableau of een van de lijsten van buitenlandse advocaten van de Nederlandse of de Franse Orde van advocaten te Brussel. - Advocaten die deel uitmaken van een samenwerkingsverband, kunnen geen individuele kantoren vestigen. Zij kunnen hun beroep slechts uitoefenen in kantoren die gevestigd werden namens het samenwerkingsverband. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder samenwerkingsverband verstaan, de associatie en de groepering in de vorm van een burgerlijke vennootschap van middelen met handelsvorm en de burgerlijke vennootschap van middelen. Het kantoor van een samenwerkingsverband wordt gevestigd door inschrijving van een of meer leden op het tableau van de Orde. Leden van het samenwerkingsverband die, anders dan louter toevallig, werkzaam zijn op het kantoor van het samenwerkingsverband gevestigd in het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, dienen zich te laten inschrijven op het tableau. - Wanneer een advocaat of het samenwerkingsverband waartoe hij behoort, meerdere kantoren heeft, vermeldt het briefpapier duidelijk het correspondentieadres. Het mag ondergeschikt verwijzen naar de vestigingsplaats van de andere kantoren. Wanneer het briefpapier de namen vermeldt van advocaten die gevestigd zijn in verschillende kantoren, dan dient duidelijk te worden vermeld welke advocaat bij welke balie is ingeschreven. Indien het briefpapier niet de namen van alle advocaten van een samenwerkingsverband vermeldt, is artikel 317 van toepassing. De advocaat-stagiair die naast zijn individueel kantoor ook een kantoor heeft bij zijn stagemeester, gebruikt voor zijn individueel kantoor afzonderlijk briefpapier waarin niet verwezen wordt naar de naam van het kantoor van zijn stagemeester. Het briefpapier van het kantoor van de stagemeester mag niet verwijzen naar het adres van het individueel kantoor van de stagiair. Iedere advocaat die zijn beroep uitoefent in meerdere vestigingen, dient zich zo te organiseren dat hij beschikt over een infrastructuur die de daadwerkelijke uitoefening van het beroep aldaar mogelijk maakt en die in overeenstemming is met de eisen van een normale beroepsuitoefening. Toelichting: De bovenstaande tekst is in grote mate geïnspireerd op het OVB-reglement
92
noab
INHOUDSTAFEL
op de meerdere kantoren. De regel is dat de advocaat moet ingeschreven zijn in elk arrondissement waarin hij een kantoor heeft. Hij valt dan ook logischerwijze onder het gezag van de Stafhouder. De regels in verband met de bevoegdheidsverdeling (Artikel 2 OVB-reglement) werden niet hernomen. Dit is in feite ook eerder een afspraak tussen balies dan een deontologische regel die zich opdringt aan de individuele advocaat. De regels van de Nederlandse Orde in verband met het briefpapier wijken af van de OVB-regels. Zo vereist de OVB dat het briefpapier de namen van alle leden van het kantoor vermeldt, ook diegenen die niet in het arrondissement het beroep uitoefenen. Dit stelt voor bepaalde (buitelandse) kantoren een probleem. De regels van de Nederlandse Orde vereisen niet dat de namen op het briefpapier worden vermeld, maar in dat geval moet een lijst met de identiteit van alle leden van het kantoor op eerste verzoek worden meegedeeld aan iedere cliënt of belanghebbende derde die erom verzoekt. Het briefpapier dient deze mogelijkheid te vermelden. Men kan aannemen dat deze regeling voldoet aan de OVB-vereiste, temeer daar reeds geëist werd dat de lijst de balie van herkomst vermeldt. De voorgestelde tekst respecteert artikel 430, 2° Ger.W. Artikel 292, 3° (nieuw) laat immers enkel advocaten ingeschreven in een ander Belgisch arrondissement toe om een tweede kantoor te openen in Halle-Vilvoorde. (Goedgekeurd door de Raad op 21 mei 2001) Zie ook de beslissing van de Raad van de Orde van 29 april 1996 i.v.m. de onmogelijkheid voor een lid van de Franse Orde dat in het arrondissement Brussel reeds een bijkantoor heeft, om bij de Nederlandse Orde nog een (tweede) bijkantoor in hetzelfde arrondissement te verkrijgen.
Onderafdeling 2.
De keuze van woonplaats in het kantoor van de advocaat algemene vergadering
Artikel 293
De cliënt mag woonplaats kiezen in het kantoor van zijn advocaat wanneer de omstandigheden het vereisen of in de gevallen waarin de wet of de gebruiken die praktijk toelaten.
Afdeling 2
Samenwerkingsverbanden tussen advocaten en éénpersoonsvennootschappen van advocaten Onderafdeling 1.
Samenwerkingsverbanden tussen advocaten samenwerkingsverband
Artikel 294
A. Definities
associatie
Artikel 295
Een Associatie is een Samenwerkingsverband waarin de leden de uitoefening van het beroep van advocaat volledig of gedeeltelijk hebben ingebracht en contractueel hebben vastgelegd hoe tussen hen de baten of verliezen van het Samenwerkingsverband zullen worden verdeeld.
volledige inbreng gedeeltelijke inbreng
Een Samenwerkingsverband is een duurzame samenwerking tussen advocaten die de uitoefening van het beroep van advocaat of de ondersteuning van die uitoefening beoogt en die een gemeenschappelijke onderneming tussen zijn leden vergt.
INHOUDSTAFEL
93
Bij een volledige inbreng in een Associatie hebben de leden van het Samenwerkingsverband contractueel bepaald dat zij de uitoefening van het beroep van advocaat uitsluitend in het Samenwerkingsverband uitoefenen.Bij een gedeeltelijke inbreng in een Associatie hebben de leden van het Samenwerkingsverband contractueel bepaald welk gedeelte van de uitoefening van het beroep van advocaat zij in het Samenwerkingsverband uitoefenen. groepering
Artikel 296
Een Groepering is een Samenwerkingsverband waarvan de leden enkel contractueel hebben vastgelegd hoe zij ter ondersteuning van de beroepsuitoefening van haar leden gemeenschappelijke diensten zullen organiseren en de kosten daarvan zullen delen.
netwerk
Artikel 297
Een Netwerk is een Samenwerkingsverband waarvan de leden onafhankelijk van elkaar het beroep van advocaat uitoefenen, doch waarbij de leden bij hun cliënteel de andere leden van het Netwerk aanbevelen.
Artikel 298
Vlaamse Advocaten zijn voor de toepassing van dit reglement advocaten zoals bedoeld in artikel 498 van het gerechtelijk wetboek.
Artikel 299
Het Vlaams Rechtsgebied is voor de toepassing van dit reglement het deel van het Belgische grondgebied dat wordt gevormd door de gerechtelijke arrondissementen waarover de balies die deel uitmaken van de Orde van Vlaamse Balies zich uitstrekken.
Artikel 300
Documenten zijn voor de toepassing van dit reglement alle mogelijke stukken waarmee een Samenwerkingsverband naar buiten treedt, ongeacht de drager van de stukken en de middelen waarmee de stukken worden verspreid.
Artikel 301
B. Algemene regels Een Samenwerkingsverband dat kenmerken van meer dan één van de navolgende soorten Samenwerkingsverbanden vertoont, is onderworpen aan de meest restrictieve bepalingen die volgens dit reglement toepasselijk zijn en dit ongeacht de kwalificatie van dat Samenwerkingsverband door zijn leden of de wijze waarop het Samenwerkingsverband of zijn leden naar buiten treden.
Artikel 302
Elk Samenwerkingsverband moet een burgerlijk doel hebben.
Artikel 303
Vlaamse Advocaten kunnen een Samenwerkingsverband aangaan door het sluiten van overeenkomsten naar Belgisch of buitenlands recht, dan wel door het oprichten van- of het toetreden tot een rechtspersoon naar Belgisch of buitenlands recht.
Artikel 304
Vlaamse Advocaten kunnen een Samenwerkingsverband aangaan met andere Vlaamse Advocaten, met advocaten bij het Hof van Cassatie, met één of meer binnen- of buitenlandse advocaten of met hun respectieve Samenwerkingsverbanden, dan wel tot een dergelijk reeds bestaand Samenwerkingsverband toetreden, zonder dat deze bepaling afbreuk doet aan wat andere reglementen bepalen.
Vlaams rechtsgebied
burgerlijk doel
94
noab
INHOUDSTAFEL
Artikel 305
Voor zover andere beroepsregels hieraan niet in de weg staan, kan een Vlaamse Advocaat of zijn eenpersoonsvennootschap toetreden tot Samenwerkingsverbanden die buiten het Vlaams Rechtsgebied werden opgericht en waarvan de aandelen mede door niet-advocaten worden aangehouden voor zover dat Samenwerkingsverband en haar leden steeds artikel 306 naleven.
Artikel 306
Wanneer Vlaamse Advocaten met andere advocaten aan een Samenwerkingsverband deelnemen zullen de Vlaamse Advocaten ervoor waken dat dat Samenwerkingsverband en de andere leden van dat Samenwerkingsverband in het Vlaams Rechtsgebied enkel met het beroep van advocaat verenigbare activiteiten uitoefenen en zullen zij binnen het Vlaams Rechtsgebied de beroepsregels waaraan Vlaamse Advocaten zijn onderworpen, naleven.
aandelen
Artikel 307
Al de aandelen van een Samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid moeten steeds op naam van de vennoten in het aandelenregister worden ingeschreven.
belangenconflicten
Artikel 308
Een Samenwerkingsverband kan met een ander Samenwerkingsverband verbonden zijn zoals bedoeld in artikel 11, 1° van het Wetboek van Vennootschappen. In dat geval strekken de belangenconflicten die binnen een Samenwerkingsverband of in hoofde van de leden van dat Samenwerkingsverband bestaan zich uit tot de andere verbonden Samenwerkingsverbanden of de leden van die Samenwerkingsverbanden.
onderscheiden voorwaarden
Artikel 309
Beslissingen en maatregelen, die volgens dit reglement door onderscheiden raden van de Orde respectievelijk stafhouders, of overeenkomstige buitenlandse overheden moeten worden genomen, zijn slechts definitief indien zij door elk van die ordinale organen of overheden werden genomen. In geval die ordinale organen of overheden zoals in het vorige lid bedoeld onderscheiden voorwaarden hebben opgelegd, worden alle voorwaarden cumulatief toegepast. In geval de ordinale organen of overheden zoals in het eerste lid bedoeld onderling strijdige voorwaarden hebben opgelegd, wordt de meest restrictieve voorwaarde toegepast. Elke beslissing of maatregel die een raad van de Orde of een stafhouder neemt wordt in voorkomend geval steeds van rechtswege geacht onder opschortende voorwaarde van goedkeuring of nietbezwaar van de andere bevoegde overheden te zijn genomen.
Artikel 310
De oprichting, de wijziging, de ontbinding of beëindiging van- dan wel de toetreding tot- of de uittreding van een Samenwerkingsverband gebeuren schriftelijk.
Artikel 311
De overeenkomst, het reglement van inwendige orde, de oprichtingsakte of de statuten van een Samenwerkingsverband bepalen dat zij ondergeschikt zijn aan de regels van huidig reglement en de deontologische regels van het beroep en daarmee overeenstemmend moeten worden geïnterpreteerd.
niet-advocaten
strijdige voorwaarden
oprichting wijziging ontbinding beëindiging
INHOUDSTAFEL
95
onverenigbaarheid
naam of loog
briefpapier
96
noab
Artikel 312
Binnen een Associatie of Groepering behartigen leden geen belangen die met de belangen die door andere leden van dezelfde Associatie of Groepering worden behartigd, strijden.
Artikel 313
Indien wettelijke en deontologische regels of regels van onverenigbaarheid er binnen een Associatie of Groepering toe leiden dat in een welbepaalde aangelegenheid een lid van die Associatie of Groepering niet kan optreden, kan een ander lid van die Associatie of Groepering evenmin in dezelfde aangelegenheid optreden.
Artikel 314
Advocaten die niettegenstaande de afwezigheid van overeenstemmende schriftelijke contractuele afspraken de indruk wekken tot een Associatie of Groepering te behoren worden voor de toepassing van dit reglement naar gelang het geval als leden van een Associatie of een Groepering beschouwd.
Artikel 315
Indien een Samenwerkingsverband in zijn naam of logo de naam van een lid van dat Samenwerkingsverband voert, zullen het Samenwerkingsverband en zijn leden er onverwijld voor zorgen dat de naam van dat lid uit de naam en het logo van dat Samenwerkingsverband wordt geschrapt en dat de Documenten van het Samenwerkingsverband in die zin worden aangepast indien: - de betrokken advocaat uittreedt om buiten dat Samenwerkingsverband het beroep uit te oefenen; - de betrokken advocaat bij definitieve tuchtbeslissing werd geschrapt; - de betrokken advocaat van het Samenwerkingsverband wordt uitgesloten; - de betrokken advocaat het beroep niet meer uitoefent en geen akkoord met hem of met zijn rechtsopvolgers over het verdere gebruik van zijn naam door het Samenwerkingsverband werd gesloten; - de betrokken advocaat wordt weggelaten om een beroep uit te oefenen dat onverenigbaar is met dat van advocaat zoals bedoeld in artikel 437 van het gerechtelijk wetboek.
Artikel 316
De documenten van het Samenwerkingsverband moeten getrouw zijn aard en vorm vermelden en doen blijken dat ze uitgaan van advocaten.
Artikel 317
Op de voor- of achterzijde van het briefpapier van het Samenwerkingsverband dat in het Vlaams Rechtsgebied wordt aangewend, en in voorkomend geval op zijn website, worden minstens de namen van de advocaten die lid van het Samenwerkingsverband zijn en in het Vlaams Rechtsgebied het beroep van advocaat uitoefenen, vermeld. Indien het briefpapier ook de namen van andere leden dan de Vlaamse Advocaten van het Samenwerkingsverband vermeldt, gebeurt dit telkens met opgave van- of verwijzing naar de balie of de beroepsorganisatie van die leden. Indien het Samenwerkingsverband naast de leden waarvan de namen op het briefpapier moeten worden vermeld ook nog andere leden telt waarvan de naam niet wordt vermeld, bevat het briefpapier de vermelding dat de namen van de niet-vermelde leden op eerste verzoek aan iedere cliënt of belanghebbende derde
INHOUDSTAFEL
zullen worden medegedeeld. Alle leden van een Associatie of Groepering zijn voor hun activiteit binnen de Associatie of Groepering verplicht hetzelfde briefpapier te gebruiken. beroepsgeheim
Artikel 318
Ongeacht of in een statutaire geschillenregeling is voorzien, zullen de leden van het Samenwerkingsverband bij de beslechting van hun onderlinge geschillen het beroepsgeheim respecteren. Met het oog op de bescherming van het beroepsgeheim kunnen enkel advocaten vereffenaars van een Samenwerkingsverband zijn. Onverminderd de eventuele bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen wordt het Samenwerkingsverband niet van rechtswege ontbonden door het overlijden of uittreden om welke reden ook van één van zijn leden. De ontbinding of uittreding van Samenwerkingsverbanden die op hun beurt een verder Samenwerkingsverband hebben gesloten leiden niet tot ontbinding van dit laatste Samenwerkingsverband. Bij ontbinding van het Samenwerkingsverband of bij uittreding van een lid worden de dossiers verdeeld volgens de ter zake gemaakte afspraken, waarbij geen afbreuk mag worden gedaan aan de vrije keuze van de cliënt.
Artikel 319
Dit reglement doet geen afbreuk aan de deontologische verplichtingen die op een advocaat rusten.
overlijden uittreden
vrije keuze van de cliënt
Onderafdeling 2.
Bijzondere regels met betrekking tot de Associatie goedkeuring
Artikel 320
Ongeacht hun vorm of opschrift, kunnen overeenkomsten of schriftelijke afspraken betreffende de oprichting van een nieuwe Associatie of de wijziging van een bestaande Associatie slechts worden gesloten dan na goedkeuring door de stafhouder(s).
Artikel 321
De advocaat die toetreedt tot een bestaande Associatie die eerder door de stafhouder(s) van die advocaat werd goedgekeurd en waarvan de statuten door die toetreding niet worden gewijzigd, meldt zijn toetreding aan de stafhouder(s).
Artikel 322
De advocaat die toetreedt tot een bestaande Associatie die niet eerder aan de stafhouder(s) van die advocaat werd meegedeeld, deelt zowel de toetredingsovereenkomst alsmede de reeds bestaande overeenkomsten vooraf aan de stafhouder(s) mee.
Artikel 323
Een advocaat kan het beroep van advocaat niet als een lid van meer dan één Associatie uitoefenen.
Artikel 324
De statuten van een Associatie naar Belgisch recht moeten in het volgende voorzien: - In de bestuursorganen van een Associatie kunnen enkel advocaten zetelen die werkzaam zijn binnen die Associatie of binnen verbonden advocatenvennootschappen in de zin van artikel 11 van het Wetboek van Vennootschappen. - Het verlies van de hoedanigheid van advocaat, brengt van
stafhouder
statuten
INHOUDSTAFEL
97
rechtswege de verplichting met zich mee om als bestuurder terug te treden en om zijn aandelen of rechten over te dragen, hetzij aan de andere vennoten, hetzij aan de vennootschap, hetzij aan een ander advocaat, binnen de voorwaarden door de statuten bepaald. - Het overlijden, het definitief verbod tot beroepsuitoefening, de schorsing, de wettelijke onbekwaamheid, het kennelijk onvermogen, de uitsluiting of de uittreding van een vennoot hebben, behoudens wanneer de wet of de statuten dit voorschrijven, niet de ontbinding van de vennootschap tot gevolg. - De statuten bepalen de rechten en verplichtingen van de gewezen vennoot of van zijn rechtverkrijgenden in geval van verlies van de hoedanigheid van vennoot, om welke reden ook. - Vlaamse Advocaten die tot Associaties die niet naar Belgisch recht werden opgericht toetreden, zullen er voor zorgen dat die Associatie in het Vlaams Rechtsgebied de regels die voor Associaties naar Belgisch recht gelden, eerbiedigt. Artikel 325
De advocaat die in een Associatie werkzaam is kan niet in rechte optreden als advocaat van de leden van de Associatie, noch als advocaat van de Associatie. Onderafdeling 3.
Bijzondere regels met betrekking tot de Groeperingen goedkeuring
Artikel 326
Ongeacht hun vorm of opschrift, kunnen overeenkomsten of schriftelijke afspraken betreffende de oprichting van een nieuwe Groepering die onder een gemeenschappelijke naam naar buiten treedt of de wijziging van een dergelijke bestaande Groepering slechts worden gesloten dan na goedkeuring door de stafhouder(s).
Artikel 327
Ongeacht hun vorm of opschrift, worden overeenkomsten of schriftelijke afspraken betreffende de oprichting van een nieuwe Groepering die niet onder een gemeenschappelijke naam naar buiten treedt of de wijziging van een dergelijke bestaande Groepering aan de stafhouder(s) gemeld. De stafhouder kan wijzigingen opleggen.
Artikel 328
De advocaat die toetreedt tot een bestaande Groepering die eerder door de stafhouder(s) van die advocaat werd goedgekeurd en waarvan de statuten door die toetreding niet worden gewijzigd, meldt zijn toetreding aan de stafhouder(s).
Artikel 329
De advocaat die toetreedt tot een bestaande Groepering die niet eerder aan de stafhouder(s) van die advocaat werd meegedeeld, deelt zowel de toetredingsovereenkomst alsmede de reeds bestaande overeenkomsten vooraf aan de stafhouder(s) mee.
Artikel 330
De Groepering vermeldt op haar briefpapier de namen van al haar leden.
Artikel 331
De advocaat kan slechts lid van één Groepering zijn.
stafhouder
briefpapier
98
noab
INHOUDSTAFEL
Artikel 332
De advocaat die in een Groepering werkzaam is kan niet als advocaat van de leden van de Groepering, noch als advocaat van de Groepering in rechte optreden. Onderafdeling 4.
Bijzondere regels met betrekking tot Netwerken
infrastructuur
Artikel 333
Ongeacht hun vorm of opschrift, dienen alle overeenkomsten of schriftelijke afspraken betreffende de oprichting van-, de toetreding tot- dan wel de wijziging van een Netwerk onmiddellijk door de daarbij betrokken advocaten aan hun stafhouder(s) te worden meegedeeld. De stafhouder kan wijzigingen opleggen.
Artikel 334
De advocaat die toetreedt tot een bestaand Netwerk dat niet eerder aan de stafhouder(s) van die advocaten werd meegedeeld, deelt zowel de toetredingsovereenkomst alsmede de reeds bestaande overeenkomst vooraf aan de stafhouder(s) mee.
Artikel 335
Leden van een Netwerk kunnen slechts occasioneel elkaars infrastructuur gebruiken.
Artikel 336
Indien de leden van het Netwerk hun deelname aan dat Netwerk op hun briefpapier vermelden, zal dergelijke vermelding steeds zo gebeuren dat bij het publiek niet de indruk wordt gewekt dat de advocaat binnen een Associatie of Groepering werkzaam is. Onderafdeling 5.
Eenpersoonsvennootschappen van advocaten
mededeling aan stafhouder
statuten
Artikel 337
De advocaat kan vennoot van een of meerdere professionele eenpersoonsvennootschappen zijn.
Artikel 338
De oprichtingsakte of de wijzigingsakte betreffende een eenpersoonsvennootschap moet onmiddellijk door de daarbij betrokken advocaat aan zijn stafhouder(s) worden meegedeeld. De stafhouder kan wijzigingen opleggen.
Artikel 339
Een eenpersoonsvennootschap kan lid van een Samenwerkingsverband zijn.
Artikel 340
De advocaat vennoot van één of meerdere eenpersoonsvennootschappen kan het beroep van advocaat in niet meer dan één Associatie of één Groepering uitoefenen.
Artikel 341
De statuten van een eenpersoonsvennootschap moeten de volgende clausules bevatten of voldoen aan de volgende voorwaarden: - Het doel van de eenpersoonsvennootschap mag enkel bestaan uit het uitoefenen van het beroep van advocaat, hetzij alleen, hetzij met anderen, en alle aanverwante activiteiten die verenigbaar zijn met het statuut van advocaat, zoals het optreden als scheidsrechter, gerechtelijk mandataris, bestuurder, vereffenaar
INHOUDSTAFEL
99
en curator, het uitoefenen van gerechtelijke opdrachten, het geven van cursussen en voordrachten en het publiceren van artikels en boeken, met uitsluiting van iedere handelsactiviteit. - De eenpersoonsvennootschap kan haar geldmiddelen beleggen in roerende of onroerende goederen zonder dat dit evenwel een handelsactiviteit mag uitmaken. - De eenpersoonsvennootschap zal bij de uitoefening van haar activiteit de regels eigen aan de uitoefening van het beroep van advocaat eerbiedigen. - De zaakvoerder van de eenpersoonsvennootschap moet de enige vennoot zijn. - De statuten bepalen de rechten en de verplichtingen van de gewezen vennoot of van zijn rechtverkrijgende in geval van verlies, om welke reden ook, van de hoedanigheid van vennoot. - Het briefpapier dat de eenpersoonsvennootschap voor de uitoefening van het beroep van advocaat aanwendt, vermeldt steeds de naam, de voornaam en de hoedanigheid van advocaat van de vennoot. Toelichting: De voorgaande artikelen zijn een volledige en integrale weergave van het reglement van de OVB goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies van 08.11.2006, gepubliceerd in het B.S. van 27.11.2006.
Onderafdeling 6.
Bijzondere regels met betrekking tot ESV en EESV
uitsluiting
Artikel 342
De advocaten, evenals de vennootschappen van advocaten, kunnen een Europees Economisch Samenwerkingsverband of een Economisch Samenwerkingsverband, hierna vermeld als EESV, ESV of (E)ESV, oprichten of er aan deelnemen.
Artikel 343
Deze oprichting of deelname onderstelt de eerbiediging van de wettelijke en deontologische regels met betrekking tot de uitoefeningsvoorwaarden van het beroep van advocaat.
Artikel 344
De advocaten-leden van het (E)ESV zullen er over waken dat het geen handelingen verricht die op hen toepasselijke deontologische regels zouden schenden.
Artikel 345
Het (E)ESV kan slechts tot doel hebben de activiteit van zijn leden te vergemakkelijken of te bevorderen, de resultaten ervan te verbeteren of te doen toenemen, met uitsluiting van elke gemeenschappelijke beroepsuitoefening.
Artikel 346
De activiteit van het (E)ESV moet aansluiten bij de beroepsuitoefening van zijn leden en mag er slechts het accessorium van zijn.
Artikel 347
De advocaten kunnen een (E)ESV oprichten of er aan deelnemen op voorwaarde dat het uitsluitend is samengesteld uit Belgische of buitenlandse advocaten. Na toelating van de Raad van de Orde kunnen zij eveneens een
gemeenschappelijke beroeps uitoefening
100
noab
INHOUDSTAFEL
(E)ESV oprichten of er toe toetreden dat titularissen omvat van wettelijk georganiseerde beroepen die onderworpen zijn aan een disciplinaire overheid en waarmee de Belgische of buitenlandse advocaten werden of zullen worden toegestaan samen te werken.
benaming
Artikel 348
De advocaat die lid is van een (E)ESV met zetel in een ander Belgisch of buitenlands arrondissement, blijft zowel voor de eigen uitoefening van zijn beroep als voor zijn activiteiten in de schoot van het (E)ESV onderworpen aan de deontologie van zijn balie.
Artikel 349
Het lidmaatschap van een (E)ESV mag ondergeschikt worden vermeld op het briefpapier en in de andere documenten die door de leden ervan worden gebruikt.
Artikel 350
De maatschappelijke benaming van het (E)ESV mag geen verwarring stichten, noch misleidend zijn.
Artikel 351
De advocaten die lid zijn van een (E)ESV mogen niet tussenkomen in zaken waarin de belangen van hun cliënten conflicteren tenzij de Stafhouder een afwijking toestaat die, gelet op het voorwerp van het (E)ESV, in het bijzonder het beginsel van onafhankelijkheid niet in het gedrang brengt. Onderafdeling 7.
De gemeenschappelijke inrichting individuele kantoren
Artikel 352
De advocaten die hun hoofd- of bijkantoor vestigen in eenzelfde gebouw waar zij naast andere advocaten het beroep uitoefenen en met wie zij geen samenwerkingsverband hebben gesloten, noch als samenwerkingsverband naar buiten treden, zijn eveneens gehouden door de regels van toepassing op groeperingen tenzij hun individuele kantoren en infrastructuur voldoende onderscheiden zijn door o.m. een afzonderlijk telefoonnummer, telefax, wachtzaal, secretariaat, klassement, enz. Onderafdeling 8.
Bijzondere regels voor de samenwerking met buitenlandse advocaten vestigingsrichtlijn
Artikel 353
Advocaten van de Nederlandse Orde mogen samenwerkingsovereenkomsten, zoals geregeld in deze afdeling en onder de aldaar bepaalde voorwaarden, afsluiten met in België gevestigde buitenlandse advocaten die zijn ingeschreven op de EU- of op de B-lijst, evenals met in het buitenland gevestigde advocaten die onderdaan zijn van een Lidstaat van de Europese Unie en die zich kunnen beroepen op de Vestigingsrichtlijn van 16 februari 1998.
buitenlandse balies
Artikel 354
Onverminderd de bijzondere akkoorden met buitenlandse balies of daarmee gelijkgestelde organisaties kan een samenwerking met andere buitenlandse advocaten slechts mits voorafgaande toelating door de Raad. Een samenwerking kan slechts worden toegelaten indien de buitenlandse
INHOUDSTAFEL
101
advocaten onderworpen zijn aan een deontologie die de nodige waarborgen biedt inzake onafhankelijkheid, kiesheid, waardigheid en het respect voor het beroepsgeheim. Artikel 355
De samenwerkingsovereenkomst met leden van buitenlandse balies bepaalt dat deze hun praktijk in België uitsluitend in het samenwerkingsverband mogen uitoefenen waarvan zij deel uitmaken. De overeenkomst of de statuten moeten daarenboven bepalen dat elke partij de aan de Belgische advocatuur eigen onafhankelijkheid geniet en dat de buitenlandse leden van het samenwerkingsverband en het (Belgisch of buitenlands) samenwerkingsverband zelf zich onderwerpen aan deze deontologische regels voor alles wat verband houdt met de samenwerking en de uitoefening van het beroep in België.
Artikel 356
Indien een Belgisch samenwerkingsverband een samenwerking wenst aan te gaan met een buitenlands samenwerkingsverband, maar dit laatste de toetreding van het Belgisch samenwerkingsverband als dusdanig niet toelaat, is het de leden van het Belgisch samenwerkingsverband toegelaten als dusdanig toe te treden tot het buitenlands samen werkingsverband, zonder dat dit de ontbinding van het Belgisch samenwerkingsverband voor gevolg heeft. In dit geval is het vereist dat alle leden van het Belgisch samenwerkingsverband ook toetreden tot het buitenlands samenwerkingsverband. Buitenlandse samenwerkingsverbanden van advocaten met rechtspersoonlijkheid mogen als dusdanig toetreden tot een Belgisch samenwerkingsverband, op voorwaarde dat alle leden van het buitenlands samenwerkingsverband ook individueel tot het Belgisch samenwerkingsverband hadden mogen toetreden. Iedere wijziging in het buitenlands samenwerkingsverband wordt aan de Stafhouder gemeld.
Afdeling 3
Samenwerking tussen advocaten en niet-advocaten Onderafdeling 1.
Toepassingsgebied en definities statuten
Artikel 357
Dit reglement regelt de samenwerking tussen de advocaat en een niet-advocaat in het kader van de beroepswerkzaamheden van de advocaat. De advocaat dient in zijn beroepsmatige samenwerking met niet-advocaten zijn onafhankelijkheid, zijn partijdigheid en de bescherming van zijn beroepsgeheim te verzekeren en elk mogelijk belangenconflict te vermijden Toelichting: artikel 1 reglement OVB van 22 januari 2003
102
noab
INHOUDSTAFEL
Artikel 358
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder: - “multidisciplinaire samenwerking”, de beroepsmatige samenwerking tussen de advocaat en een niet-advocaat. - “multidisciplinair samenwerkingsverband”, iedere vorm van multidisciplinaire samenwerking van duurzame aard. Hierbij onderscheidt men: - het “geïntegreerd multidisciplinair samenwerkingsverband”: het multidisciplinair samenwerkingsverband waarbij de advocaat en de niet-advocaat praktijk uitoefenen voor gezamenlijke rekening en risico, of de zeggenschap dan wel de eindverantwoordelijkheid met elkaar delen; - de “multidisciplinaire kostengroepering”, het multidisciplinair samenwerkingsverband waarbij de advocaat en de niet-advocaat een groepering vormen met het oog op het delen van kosten verbonden aan de multidisciplinaire samenwerking. Onderafdeling 2.
Algemene regels inzake multidisciplinaire samenwerking
beroepsgeheim
Artikel 359
Met akkoord van de cliënt kan de advocaat samenwerken met een niet-advocaat.
Artikel 360
De advocaat garandeert zijn volledige onafhankelijkheid, ook ten aanzien van de niet-advocaat. Hij treedt op in het uitsluitend belang van de cliënt. Hij neemt daarbij het beroepsgeheim in acht en behartigt geen tegenstrijdige belangen.
Artikel 361
De advocaat mag rechtstreeks noch onrechtstreeks erelonen delen met de niet-advocaat. Hij rekent zijn prestaties rechtstreeks aan de cliënt aan, tenzij de cliënt hem uitdrukkelijk verzoekt de prestaties aan te rekenen aan de niet-advocaat die daarmee instemt.
Artikel 362
De advocaat mag de niet-advocaat niet vergoeden voor het doorverwijzen of aanbrengen van cliënten, noch daarvoor vergoedingen van de niet-advocaat ontvangen.
Artikel 363
Elke verbintenis van wederkerigheid of exclusiviteit tussen een advocaat en een niet-advocaat met betrekking tot multidisciplinaire samenwerking is verboden.
Artikel 364
De advocaat wijst de cliënt erop dat de niet-advocaat niet onderworpen is aan het beroepsgeheim van de advocaten noch aan dezelfde voorschriften van onafhankelijkheid en partijdigheid en het verbod om tegenstrijdige belangen te verdedigen.
Artikel 365
De advocaat en de niet-advocaat voeren geen gemeenschappelijke beroepsnaam of logo.
Artikel 366
Een advocaat mag niet gedogen dat gesuggereerd of beweerd wordt dat hij deel uitmaakt van een niet toegelaten groep of samenwerkingsverband en dient hierop adequaat te reageren.
INHOUDSTAFEL
103
Toelichting: artikel 4 van het reglement van de OVB dd. 22 januari 2003
Onderafdeling 3.
Verbod van geïntegreerde multidisciplinaire samenwerkingsverbanden Artikel 367
Het is de advocaat niet toegestaan samen te werken met een niet-advocaat in het kader van een geïntegreerd multidisciplinair samenwerkingsverband.
Artikel 368
Artikel 3.1 van het reglement van de OVB verhindert niet dat advocaten samenwerkingsverbanden aangaan met advocaten, die niet behoren tot een balie die deel uitmaakt van de Orde van Vlaamse Balies en die krachtens de op hen toepasselijke beroepsregels op geïntegreerde wijze mogen samenwerken met niet-advocaten, voor zover ook deze advocaten bij hun beroepswerkzaamheden in België de hier geldende wetten en deontologische regels naleven. Toelichting: Artikel 5 van het reglement van de orde van Vlaamse balies van 22 januari 2003
Onderafdeling 4.
Bijzondere regels voor multidisciplinaire kostengroeperingen
overeenkomst
104
noab
Artikel 369
De advocaat mag een multidisciplinaire kostengroepering vormen met een niet-advocaat.
Artikel 370
De niet-advocaat met wie een multidisciplinaire kostengroepering wordt gevormd, moet lid zijn van een wettelijk georganiseerd beroep dat onderworpen is aan beroepsregels die verenigbaar zijn met deze van de advocaat, inzonderheid zijn of haar onafhankelijkheid en beroepsgeheim of moet een vennootschap zijn, al dan niet met rechtspersoonlijkheid, waarvan alle vennoten behoren tot een dergelijk beroep.
Artikel 371
De overeenkomst tot oprichting van een multidisciplinaire kostengroepering wordt schriftelijk aangegaan. Zij vermeldt uitdrukkelijk de objectieve criteria ter bepaling van het aandeel van de advocaat, respectievelijk de niet-advocaat, in de kosten die zullen worden gedeeld. Deze criteria mogen geen verband hebben met geïnd honorarium.
Artikel 372
De overeenkomst tot oprichting van een multidisciplinaire kostengroepering, alsmede elke wijziging daarvan, wordt ter voorafgaande goedkeuring overgemaakt aan de Raad van de Orde waartoe de deelnemende advocaat behoort. De Raad gaat na of aan de voorwaarden van huidig reglement en de essentiële beginselen die het beroep van advocaat beheersen, is voldaan.
INHOUDSTAFEL
Artikel 373
De overeenkomst tot oprichting van een multidisciplinaire kostengroepering bepaalt uitdrukkelijk dat de overheden van de betrokken Orde(n), in het kader van hun toezicht op de naleving van huidig reglement, toegang hebben tot alle documenten die betrekking hebben op de oprichting, de werking, de financiering en het bestuur van de multidisciplinaire kostengroepering, ten einde hen een volledig inzicht te verschaffen in de juridische, economische en financiële aspecten van de groepering.
Artikel 374
Artikel 4.2 van het reglement van de OVB verhindert niet dat advocaten samenwerkingsverbanden vormen met advocaten, die niet behoren tot een balie die deel uitmaakt van de Orde van Vlaamse Balies en die krachtens de op hen toepasselijke beroepsregels een kostengroepering mogen vormen met niet-advocaten die niet onderworpen zijn aan beroepsregels die verenigbaar zijn met deze van de advocaat, voor zover ook deze advocaten bij hun beroepswerkzaamheden in België, de hier geldende wetten en deontologische regels naleven. Toelichting: Artikel 5 van het reglement van de OVB van 22 januari 2003
belangenconflict
Artikel 375
De advocaat vermijdt elk belangenconflict met een cliënt van de niet-advocaat met wie hij een multidisciplinaire kostengroepering vormt. Toelichting: Deze afdeling is goedgekeurd door de Raad van de Orde op 27 juni 2005
Afdeling 4
De medewerkers Artikel 376
Een medewerker in de zin van deze bepaling is een advocaat die permanent of ten minste regelmatig samenwerkt met een andere advocaat die niet zijn stagemeester is en met wie geen samenwerkingsverband bestaat, terwijl hij in diens naam en voor diens rekening zaken behandelt.
Artikel 377
Wanneer hun kantoor op hetzelfde adres gevestigd is, zijn de medewerkers en de advocaat waarmee zij samenwerken gehouden door de bepalingen van artikel 12. Toelichting: Het verdient sterke aanbeveling de medewerkersrelatie schriftelijk vast te leggen.
INHOUDSTAFEL
105
Afdeling 5
De vereffening van het kantoor van een overleden confrater Artikel 378
De advocaat, die belast is met de vereffening van het kantoor van een overleden confrater, mag de cliënten naar keuze ontvangen in zijn eigen kantoor of in dat van zijn overleden confrater. Bovenaan het briefhoofd mag hij vermelden: ‘Kantoor van wijlen Mr. ...’. Toelichting Er zijn ook gevallen (verlaten kantoor enz...) waarin de stafhouder ad hoc beslist over de te treffen maatregelen.
Afdeling 6
De overdracht van cliënteel vrije keuze
Artikel 379
Er bestaat geen deontologisch bezwaar tegen de overdracht van een kantoor op voorwaarde dat de vrije keuze van de cliënten en de eerbiediging van het beroepsgeheim voldoende worden gewaarborgd. Bovendien moet worden overeengekomen dat de financiële tegenwaarde van de overdracht slechts een gedeelte van de erelonen mag bedragen. Toelichting: Met dit voorschrift wordt beoogd te voorkomen dat confraters zich bij een overname van cliënteel, b.v. t.o.v. hun stagemeester, zouden verbinden op zo’n wijze dat hun werkzaamheden niet meer redelijk worden vergoed.
Afdeling 7
Informatie over het kantoor - Publiciteit Communicatie
misleidende
Artikel 380
De advocaat mag publiciteit voeren of laten voeren, voor zover deze niet in strijd is met enige rechtsnorm, in het bijzonder met dit reglement.
Artikel 381
Het is de advocaat niet toegestaan misleidende publiciteit te voeren.
Artikel 382
§ 1. Het is de advocaat niet toegestaan in een lopende zaak bewust en onuitgenodigd cliënteel dat door een ander advocaat wordt bijgestaan, door publiciteit af te werven of dat te pogen. § 2. Het is de advocaat niet toegestaan publiciteit te voeren door een gepersonaliseerd dienstenaanbod voor een bepaalde zaak of een dossier, zonder daartoe te zijn uitgenodigd.
Artikel 383
Het is de advocaat niet toegestaan in publiciteit tot uitdrukking te brengen dat hij over een bijzondere deskundigheid in een of meerdere rechtsmateries beschikt, tenzij deze deskundigheid op grond van de door hem verworven kennis en/of ervaring
publiciteit
deskundigheid
106
noab
INHOUDSTAFEL
aannemelijk kan worden gemaakt. behaalde resultaten
Artikel 384
§ 1.Het is de advocaat niet toegestaan in publiciteit melding te maken van de behaalde resultaten, van het aantal zaken dat hij behandelt noch van zijn omzet of van een succespercentage, behalve wanneer dit gevraagd of verwacht wordt in een vergelijkend onderzoek of een gunningsprocedure. § 2.Het is de advocaat evenmin toegestaan publiciteit te voeren over zaken die bij hem in behandeling zijn of zijn geweest, over de identiteit van zijn cliënt tenzij mits diens uitdrukkelijke toestemming, of over de aard en omvang van diens belangen.
ondubbelzinnig
Artikel 385
§ 1.De publiciteit van de advocaat over zijn tarieven en voorwaarden dient ondubbelzinnig en duidelijk te zijn. Bij vermelding van tarieven in publiciteit dient in ieder geval duidelijk te zijn op welke diensten zij betrekking hebben en op welke wijze kosten in rekening worden gebracht, opdat de cliënt zich een volledig beeld kan vormen van kosten en erelonen. § 2.Het is niet toegestaan in publiciteit enkel te verwijzen naar basis- of minimumprijzen. § 3.De advocaat is gebonden door de door hem gepubliceerde tarieven en voorwaarden.
Artikel 386
Behalve in personalia en in curriculum vitae, is het de advocaat niet toegestaan in publiciteit melding te maken van de door hem in het verleden of thans beklede ambten in de rechterlijke macht en uitgeoefende politieke mandaten.
duidelijk
ambten mandaten
Toelichting: Deze afdeling is een woordelijke overname van het reglement van de OVB inzake publiciteit van 4 juni 2003 Aan dit basis reglement, uitgewerkt binnen de Vereniging van Vlaamse Balies, en bekrachtigd door de Orde van Vlaamse Balies gaan de volgende overwegingen vooraf, waarbij ook een afzonderlijke toelichting werd opgemaakt: Gelet op Artikel 10 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden; Gelet op Artikel 81 ( ex - 85 ) E.G.-Verdrag; Gelet op de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging, gewijzigd door de wetten van 26 april 1999, gecoördineerd door het K.B. van 1 juli 1999 (B.S.01.09.1999); Gelet op de wet van 21 oktober 1992 betreffende de misleidende reclame inzake de vrije beroepen (B.S. 17.11.1992); Gelet op Artikel 458 S.W.; Gelet op de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die ingevolge Artikel 456 Ger.W. aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen; Gelet op de specifieke rol van de advocatuur als actor van justitie in de rechtstaat; Gelet op de Gedragscode voor de advocaten van de Europese Gemeenschap, die bij eenparigheid werd aanvaard door de vertegenwoordigers van de (toen) 12 balies van de EG in de plenaire zitting van de CCBE te Straatsburg op 28 oktober 1988, gewijzigd bij beslissing van 28 november 1998, inzonderheid Artikel 2.6; Overwegende dat de kwaliteit van de informatie aan het publiek over de dienstverlening door de advocatuur, en de goede beroepsuitoefening, vereisen dat de persoonlijke publiciteit die de advocaat voert, wordt gereglementeerd;
INHOUDSTAFEL
107
Afdeling 8
De activiteiten buiten het kantoor raadplegingen
Artikel 387
In beginsel houdt de advocaat zijn raadplegingen in zijn kantoor. Indien hij het nuttig acht voor de verdediging van de zaak mag hij zich evenwel en zelfs regelmatig naar de woonplaats of de zetel van zijn cliënt begeven.
Artikel 388
De advocaat mag de bijeenkomsten bijwonen van de raad van bestuur en van de algemene vergaderingen van de vennootschap of vereniging, waarvan hij de raadsman is.
Artikel 389
De advocaat mag zijn cliënt bijstaan of vertegenwoordigen op de algemene vergadering van een vennootschap of vereniging. Hij mag een cliënt bijstaan op een raad van bestuur. Hij zal er zorg voor dragen vooraf de voorzitter van de raad van bestuur resp. de voorzitter van de algemene vergadering en desgevallend de bestuurders, de aandeelhouders, de obligatiehouders of de vennoten, met wie de cliënt in betwisting zou zijn, over zijn aanwezigheid in te lichten, zodat ook hun advocaat of de advocaat van de vennootschap de bijeenkomst of de algemene vergadering kan bijwonen. Indien de advocaat die zijn cliënt bijstaat de toegang zou worden ontzegd, zal hij onmiddellijk de Stafhouder op de hoogte stellen. Vanaf dat ogenblik moeten de andere advocaten die hun cliënt bijstaan zonder volmacht zich terugtrekken. Na een poging die weigering te doen ophouden kan de Stafhouder de advocaat van de vennootschap, van andere bestuurders, aandeelhouders, obligatiehouders of vennoten verbieden aanwezig te zijn op de bijeenkomst of de algemene vergadering. Toelichting: Zie Resolutie van 30 november 1976, evenals de toelichting, toegevoegd door de Raad op 25 oktober 1999: ‘De vertegenwoordigingsbevoegdheid moet worden uitgeoefend conform de wet en de statuten. In geval er een geschil bestaat of dreigt te ontstaan tussen de vertegenwoordigde cliënt en de overige aanwezigen op de vergadering, moet de advocaat steeds met omzichtigheid tewerk gaan. In vele gevallen is het beter de cliënt bij te staan in plaats van hem te vertegenwoordigen. De advocaat moet ook begrijpen dat wanneer de wet of de statuten vertegenwoordiging door een advocaat niet toestaan, zoals dit doorgaans het geval is op de vergadering van de raad van bestuur van een naamloze vennootschap, de betrokken advocaat die zijn cliënt toch wenst te vertegenwoordigen, de toegang tot de vergadering zal worden ontzegd, zelfs in omstandigheden waarin de advocaat van de vennootschap zelf of van andere aanwezige bestuurders de betrokken vergadering kunnen blijven bijwonen om hun cliënt bij te staan.’
syndicus
Artikel 390
niet in toga verzekering
108
noab
§1. Advocaten kunnen als syndicus optreden voor de vereniging van mede-eigenaars in het kader van de artikelen 577-2 tot 57714 B.W., overeenkomstig de regels van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan hun beroep ten grondslag liggen. §2. De advocaat die als syndicus wil optreden, meldt dit aan zijn Stafhouder en doet blijken van een passende, bijzondere aan-
INHOUDSTAFEL
sprakelijkheidsverzekering. De advocaat blijft voor zijn professionele handelingen als syndicus onderworpen aan het tuchtgezag van zijn Stafhouder en Orde. §3. In zijn verhouding tot de algemene vergadering van medeeigenaars, de raad van beheer en derden m.b.t. de daden die hij als syndicus stelt, en de opdrachten die hem worden verstrekt, dient de advocaat blijk te geven van de onafhankelijkheid die kenmerkend is voor zijn beroep, en dient hij deze te verzoenen met de wettelijke bevoegdheden aan de bestuurs- en controleorganen van de vereniging van mede-eigenaars verleend. Indien deze onafhankelijkheid niet voldoende gewaarborgd zou blijken, dient de advocaat-syndicus zich van zijn mandaat te ontdoen. §4. Het is de advocaat-syndicus toegelaten beperking van zijn aansprakelijkheid terzake de uitoefening van zijn taken te bedingen tot het bedrag van de bijzondere verzekering die hij voor zijn mandaten dient af te sluiten. §5. De advocaat-syndicus kan in principe optreden voor de rechtbanken als vertegenwoordiger van de vereniging overeenkomstig artikel 577-8, § 4 B.W. Hij treedt dan echter niet op als advocaat, doch als gemandateerde van gemeen recht en moet gebeurlijk zijn mandaat bewijzen, ook t.a.v. zijn confraters. Hij treedt niet op in toga en zal elk gevaar voor verwarring tussen zijn bijzonder mandaat en het mandaat ad litem vermijden.Hij zal zich bij voorkeur laten vertegenwoordigen in rechte door een confrater. Hij zal in elk geval niet voor de gemeenschap optreden en pleiten wanneer hij persoonlijk in de zaak betrokken is of betrokken kan zijn. Dit is met name het geval: - Wanneer zijn persoonlijke aansprakelijkheid als syndicus ter sprake komt, - Wanneer hij aanwezig was bij de onderhandelingen, besprekingen, akkoorden in verband met de gemeenschap of deze zelf heeft opgesteld, verslagen van vergaderingen of beslissingen heeft genotuleerd, of deel genomen heeft aan het beraad over stemmingen of beslissingen en de rol die hij daar gespeeld heeft, het voorwerp uitmaakt van een betwisting, of in opspraak wordt gebracht tijdens het proces, - Wanneer hij als getuige kan worden opgeroepen of geadviseerd heeft aan de medeeigenaars in de betwiste materie. In voorkomend geval zal de advocaat terugtreden en de procedure verder laten behandelen door een confrater. §6. De advocaat-syndicus kan niet optreden voor een partij die tegenpartij is of wordt van de gemeenschap van eigenaars waarvan hij syndicus is. Hij kan evenmin, eens zijn mandaat van syndicus beëindigd, optreden voor of tegen de gemeenschap of één of meerdere van haar leden, wanneer hij in het kader van de uitoefening van zijn taak zou kunnen geconfronteerd worden met strijdige belangen i.v.m. zijn vroegere mandaat, of met een mogelijke verdenking van inbreuk op zijn beroepsgeheim. Deze verbodsbepalingen gelden ook voor de advocaten die met de advocaat-syndicus op enige wijze een vaste en veruiterlijkte vorm van samenwerkingsverband hebben, of die van de advocaat-syndicus enige bezoldiging ontvangen, behoudens indien de cliënten inge-
INHOUDSTAFEL
109
licht werden over de aard en de draagwijdte van de samenwerking of binding tussen de advocaten, en toch de wens te kennen geven dat hun belangen worden verdedigd door de advocaten tot wie zij zich hadden gewend; §7. De advocaat-syndicus zal er zorg voor dragen dat elke verhandeling van gelden voor de gemeenschappen van eigenaars, die hij als syndicus vertegenwoordigt, geschiedt via speciaal daarvoor geopende rekeningen, welke afgescheiden zijn zowel van zijn persoonlijke rekeningen als van de rekeningen van zijn kantoor, inbegrepen derdenrekeningen. Deze bijzondere derdenrekeningen voor de mandaten als syndicus vallen onder de bevoegdheid en de controle van de Orde overeenkomstig het Reglement derdengelden van de Algemene Raad van de Nationale Orde van 19 januari 1989. Toelichting: Dit is de woordelijke overname van een reglement, vastgesteld door de Raad van Afgevaardigden van de VVB op 2 juni 1999, en goedgekeurd door de Raad van de Orde op 7 februari 2000, en gewijzigd op de algemene vergadering van de OVB op 18 september 2002.
raadplegingen
Artikel 391
Met voorafgaande toelating van de Stafhouder en zijn goedkeuring van het ontwerp van de overeenkomst waarvan verder sprake, mag de advocaat raadplegingen verstrekken in de zetel van een openbare dienst, onderneming of beroepsvereniging, voor zover zij zich enkel richten tot hun agenten, leden of personeelsleden en geen verband houden met de juridische betrekkingen van de raadpleger met de openbare dienst, de onderneming of de beroepsvereniging. Het verzoek om toelating omvat een ontwerp van de overeenkomst die zal worden opgesteld met de advocaat en die de volgende vermeldingen moet bevatten: -
de praktische organisatie van de raadplegingen, de voorwaarden waarin de advocaat aanwezig is, de wijze van vaststellen van de erelonen, het recht van elke partij, de overeenkomst ad nutum te ontbinden, - het beding dat elke dienstnota en omzendbrief in verband met de organisatie van deze raadplegingen vooraf zal moeten worden onderworpen aan de advocaat, - dat bij moeilijkheden een beroep zal worden gedaan op de Stafhouder.
eerstelijnsrechtshulp
110
noab
Artikel 392
Onder de door artikel 390 bepaalde voorwaarden mag de advocaat eveneens zijn medewerking verlenen aan centra voor juridische consultatie die werden opgericht op initiatief van openbare diensten ter attentie van hun personeel, of van private verenigingen met een filantropische of sociale inslag.
Artikel 393
Het is de advocaten ook toegelaten, met verlof van de Stafhouder, deel te nemen aan de door de O.C.M.W.’s van het gerechtelijk arrondissement ten behoeve van de bevolking georganiseerde eerstelijnsrechtshulp, mits zij bij hun kandidatuur verklaren zich
INHOUDSTAFEL
te zullen houden aan de overeenkomsten die in dat verband door de Raad van de Orde met de betrokken O.C.M.W.’s worden afgesloten. Het secretariaat van de Orde maakt hun kandidatuur over aan het betrokken O.C.M.W. niet optreden
Artikel 394
De advocaat die in de voorwaarden van de artikelen 391 en 392 meewerkt aan een centrum voor raadpleging mag niet optreden in de rechtsplegingen waartoe de gegeven raadplegingen aanleiding zouden geven. Dit geldt eveneens voor zijn vennoten, de leden van zijn groepering, zijn medewerkers of stagiairs.
Artikel 395
De advocaat moet er zeer stipt op toezien dat de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid, kiesheid en onafhankelijkheid die aan de basis liggen van het beroep, worden geëerbiedigd, en dat in alle betrekkingen die voortvloeien uit de organisatie van het centrum voor juridische consultatie het beroepsgeheim in acht genomen wordt. Bij niet-naleving van deze voorschriften kan de Stafhouder de door de artikelen 386 tot 389 bedoelde activiteiten verbieden en de met toepassing van de artikelen 390 tot 392 gegeven toelatingen intrekken.
Afdeling 9
De permanente vorming bekwaamt en bijschoolt
Artikel 396
Permanente vorming betekent dat de advocaat zich op regelmatige basis bekwaamt en bijschoolt in juridische of beroepsondersteunende materies, door het volgen van erkende lessen of het doceren of het houden van voordrachten of het publiceren, in de zin van dit reglement.
plicht
Artikel 397
Het is een deontologische plicht voor ieder advocaat zich permanent te vormen. Het volgen van permanente vorming levert punten op. Het per gerechtelijk jaar vereiste aantal permanente vormingspunten bedraagt 16 punten waarbij er per gerechtelijk jaar: - slechts maximaal 8 niet-juridische punten kunnen worden in aanmerking genomen; - maximaal 8 punten voor binnen samenwerkingsverbanden of kantoororganisaties of gezamenlijk door advocaten georganiseerde seminaries, studiedagen of uiteenzettingen die niet toegankelijk zijn voor andere confraters kunnen worden in aanmerking genomen; - maximaal 10 punten op basis van erkenningen van permanente vorming door of krachtens de reglementeringen van buitenlandse balies kunnen worden in aanmerking genomen.
16 punten
Deze drie bijzondere categorieën van erkenningen kunnen gecumuleerd worden. De stafhouder kan aan een lid van zijn balie om gegronde redenen vrijstelling toestaan aan de nakoming van de verplichting en daartoe kan hij bijzondere modaliteiten opleggen. Een overtal aan in een gerechtelijk jaar behaald aantal punten kan ten belope van maximum 32 punten worden overgedragen, zonder dat de totale overdrachten meer dan 48 punten kan bedragen.
INHOUDSTAFEL
111
Voor de advocaten-stagiairs gelden de verplichte lessen voor het behalen van het bekwaamheidsattest betreffende de beroepsopleiding als erkende permanente vorming voor de eerste drie jaar van de stage. Dit doet geen afbreuk aan het recht van stagiairs om permanente vormingspuntenkaarten in te dienen voor het 1ste, 2de en 3de jaar stage met het recht op puntenoverdracht naar een volgend jaar. Indien de stage of de onderbreking ervan afloopt tijdens het gerechtelijk jaar of een advocaat in de loop van het gerechtelijk jaar wordt heringeschreven, wordt het aantal te behalen punten voor permanente vorming pro rata van het aantal maanden bepaald. doceren
Artikel 398
lezing artikel rechtsfaculteit overgedragen
112
noab
§1 Het volgen van een voorafgaand erkende activiteit van permanente vorming levert 1 punt per uur op. §2 Het volgen van een niet voorafgaand erkende activiteit van permanente vorming kan worden erkend voor 1 punt per uur. §3 Het doceren door de advocaat - van een juridisch opleidingsonderdeel aan een universiteit of een niet-universitaire instelling van het hoger onderwijs of - van een leervak in het kader van de opleiding van de advocatenstagiairs wordt erkend voor 2 punten per gedoceerd uur, met een maximum van 10 punten. §4 Het geven van een juridische lezing op academisch niveau kan worden erkend voor 2 punten per uur. §5 Het schrijven van een juridisch artikel, dat wordt gepubliceerd in de rechtsliteratuur, of een daaraan gelijkwaardige publicatie, kan worden erkend voor 2 punten per 1.000 woorden met een maximum van 32 punten. Hetzelfde geldt voor het schrijven van een uitgegeven boek dat een juridisch onderwerp behandelt. §6 Het behalen van een bijkomend diploma van een erkend curriculum aan een rechtsfaculteit kan worden erkend voor 32 punten. Hetzelfde geldt voor het behalen van een doctorale titel aan een rechtsfaculteit. De uitgave en/of publicatie van de eraan verbonden doctorale scriptie kan andermaal aanleiding geven tot erkenning van maximum 32 punten. §7 Het volgen van de “beroepsopleiding cassatieprocedure” zoals blijkt uit het jaarlijks attest te bekomen bij de Orde van Advocaten bij het Hof van Cassatie, wordt erkend voor 10 juridische punten per jaar. §8 Een activiteit van permanente vorming, erkend door een andere Orde of organisatie van advocaten, kan het voorwerp van erkenning vormen. De advocaat, die aan dergelijke activiteit heeft deelgenomen, of wenst deel te nemen, kan een aanvraag tot erkenning indienen op de wijze bepaald in artikel 400. Na advies van de erkenningscommissie kan de Orde van Vlaamse Balies met andere balies, of organisaties akkoorden tot wederkerige erkenning van activiteiten van permanente vorming, met toekenning van punten van permanente vorming, sluiten.
INHOUDSTAFEL
Artikel 399
§1 De Orde van Vlaamse Balies richt een erkenningscommissie op, gevestigd op de zetel van de Orde van Vlaamse Balies. §2 Deze erkenningscommissie bestaat uit 7 leden: - de bestuurder van de Orde van Vlaamse Balies, bevoegd voor het departement permanente vorming (of zijn vertegenwoordiger) die de commissie ambtshalve voorzit; - 3 advocaten en 3 academici, allen verkozen door de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies; §3 Het mandaat van de leden van de erkenningscommissie duurt 3 jaar en is hernieuwbaar. §4 De erkenningscommissie beslist bij gewone meerderheid van stemmen. Zij kan slechts geldig zetelen wanneer minstens vier leden aanwezig zijn. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
Artikel 400
§1 De erkenningscommissie van de Orde van Vlaamse Balies oordeelt welke activiteiten, bedoeld in artikel 396 worden erkend, en bepaalt de aard en het aantal punten die aan de erkende activiteiten worden toegekend. §2 Bij haar beslissing tot erkenning en toekenning van punten aan een activiteit van permanente vorming houdt de erkenningscommissie rekening met de vereiste kwaliteit en de toegankelijkheid. De erkenningscommissie of haar afgevaardigde kan – in het kader van haar visitatierecht – deze te allen tijde controleren. §3 De erkenningscommissie neemt een beslissing binnen de maand na de aanvraag. De erkenningscommissie motiveert elke afwijzing van een aanvraag tot erkenning. Binnen de maand na de datum van verzending per e-mail van voornoemde beslissing van afwijzing kan de afgewezen aanvrager hiertegen uitsluitend per e-mail bezwaar aantekenen. De aanvraag tot herziening van de getroffen beslissing wordt door de erkenningscommissie opnieuw behandeld. §4 De organisator van een activiteit van permanente vorming, die hiervoor erkenning en toekenning van punten heeft aangevraagd mag slechts melding maken van de erkenning en de toegekende punten nà mededeling van de beslissing hiertoe. Bij gebreke aan beslissing op de datum waarop de activiteit van permanente vorming plaatsvindt, kan uitsluitend melding worden gemaakt van de aanvraag tot erkenning en toekenning van punten. §5 Zowel de organisator van de permanente vormingsactiviteit als de individuele advocaat dienen hun aanvraag tot erkenning en toekenning van punten te richten tot de erkenningscommissie van de Orde van Vlaamse Balies, uitsluitend via het elektronisch aanvraagformulier op de website van de Orde van Vlaamse Balies. De organisator dient zijn aanvraag in te dienen 6 weken voorafgaand de datum van de permanente vormingsactiviteit. De aanvraag van de organisator is slechts ontvankelijk nadat aan de Orde van Vlaamse Balies een vergoeding werd vereffend gelijk aan éénmaal het volledige inschrijvingsrecht of
INHOUDSTAFEL
113
deelnameprijs per potentiële deelnemer, met een minimum van € 110,00 en met een maximum van € 695,00. Deze bepaling m.b.t. het inschrijvingsrecht geldt niet voor permanente vormingsactiviteiten die door de balie, samenwerkingsverbanden tussen balies, of door de Conferentie van de Jonge Balie of samenwerkingsverbanden tussen hen worden georganiseerd. §6 De hierbove bepaalde bedragen kunnen worden aangepast bij elke stijging van 3 punten van de consumptie-index, ten aanzien van deze, vigerend op datum van de inwerkingtreding van dit reglement. §7 Bij de aanvraag tot erkenning van een permanente vormingsactiviteit dient elke organisator van een permanente vormingsactiviteit een dossier in met de verbintenis tot afgifte van de aanwezigheidsattesten na controle van de effectieve aanwezigheid van de deelnemers bij het begin en het einde van de permanente vormingsactiviteit, en met verplichte vermelding van minstens volgende gegevens: 1. datum en plaats van de permanente vormingsactiviteit 2. aard en onderwerp van de activiteit, desgevallend met de titels van de diverse lezingen 3. aantal uren waarvoor de erkenning wordt gevraagd 4 identiteit van de spreker(s) 5. doelgroep 6. inschrijvingsrecht of deelnameprijs 7. vermelding van het al dan niet voorhanden zijn van een syllabus ten behoeve van de deelnemers 8. de wijze van publiciteit voor de permanente vormingsactiviteit Artikel 401
De advocaat dient jaarlijks, uiterlijk op 30 september volgend op het opleidingsjaar, schriftelijk aan de stafhouder van zijn balie verslag uit te brengen over het door hem gevolgde programma, met toevoeging van de overtuigingsstukken. De stafhouder deelt de verwerkte gegevens van zijn balie mee aan de Orde van Vlaamse Balies uiterlijk op 31 maart. Toelichting: Deze tekst is een letterlijke weergave van de tekst van het laatst aangepast en gewijzigd reglement van de OVB inzake permanente vorming op 16 juni 2010. Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 10 september 2010. Het reglement trad in werking op 10 december 2010 en vervangt alsdan het reglement inzake permanente vorming goedgekeurd door de algemene vergadering op 2 juni 2004 en als laatst gewijzigd door de algemene vergadering op 22 februari 2006. Het basisreglement is destijds aan alle balies voorgesteld door de Vereniging van Vlaamse balies. Het is door de Raad van de Orde van Advocaten te Brussel goedgekeurd op 24 januari 2000. Het is in werking getreden op 1 september 2000. Het reglement is voorafgegaan door de volgende overwegingen: ‘Gelet op de doelstelling geformuleerd in de beleidsverklaring van de Ver-
114
noab
INHOUDSTAFEL
eniging van Vlaamse Balies, goedgekeurd op de vergadering van de Raad van Afgevaardigden van 2 december 1998, die onder meer luidt als volgt: “het uitbouwen van een verplichte permanente vorming voor alle Vlaamse advocaten gedurende hun verdere loopbaan”. Aangezien één van de doelstellingen van de Vereniging van Vlaamse Balies erin bestaat de rechtzoekende een professionele juridische dienstverlening door de advocatuur te garanderen; Aangezien ieder advocaat dient te streven naar een optimale kwaliteitszorg teneinde het vertrouwen van de rechtzoekende in de advocatuur te versterken; Aangezien de aard van de permanente vorming die een advocaat volgt, op termijn tot het verwerven van een specialisatie kan bijdragen;’
INHOUDSTAFEL
115
DEEL 3
Algemene informatie
HOOFDSTUK 1 Modellen Stageovereenkomst van de OVB MODELCONTRACT1 STAGEOVEREENKOMST Tussen Mr. ……………………………………….... Advocaat, kantoor houdende te …………………………………………… Hierna genoemd de “stagemeester” EN ………………………………………… Met woonplaats te …………………………………………………. Hierna genoemd de “stagiair” EN m.b.t. de artikelen 5, 6 en 72 van huidige overeenkomst …………………………………………… Vertegenwoordigd door …………………………………………………….
WORDT OVEREENGEKOMEN HETGEEN VOLGT : Artikel 1
Voorwerp van de overeenkomst Deze overeenkomst wordt afgesloten overeenkomstig het reglement van de Orde van Vlaamse Balies betreffende de stage, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 28 mei 2008, in werking getreden op 28 augustus 2008 (verder: OVB-reglement stage). De overeenkomst wordt uitgevoerd op zelfstandige basis, zonder enig dienstverband. De stagemeester waakt ervoor dat de stagiair zijn activiteiten uitoefent met naleving van de deontologische regels en dat de stagiair kennis en praktische vaardigheden verwerft. De stagemeester houdt zich ter beschikking van de stagiair voor het verlenen van bijstand en het geven van richtlijnen.
Artikel 2
Aanvang van de stage3 De overeenkomst neemt een aanvang op, …….........................
Artikel 3
Prestaties van de stagiair De prestaties worden door de stagiair verricht4: r dagelijks (voltijdse beschikbaarheid) r gedurende … dagen per week r op de volgende dagen van de week …. r gedurende … uren per dag r ... De stagemeester verleent aan de stagiair de nodige tijd om bij voorrang zijn stageverplichtingen te vervullen. Indien zich tijdens de duur van de stage een verminderde beschikbaarheid voordoet dienen partijen hieromtrent duidelijke schriftelijke afspraken te maken.
118
noab
INHOUDSTAFEL
Artikel 4
Plichten van de stagiair De stagiair behartigt de zaken die hem door de stagemeester zijn toevertrouwd met de nodige ijver en zorg. Hij heeft de plicht een zaak te weigeren die hij naar eer en geweten niet gelooft rechtvaardig te zijn. De stagiair volgt de beroepsopleiding georganiseerd door de OVB en woont gedurende de gehele duur van zijn stage de vergaderingen van het Bureau voor Juridische Bijstand stipt bij. De stagiair voert de taken uit die hem door de stafhouder of in het kader van de juridische bijstand worden opgelegd. De stagiair legt aan het einde van zijn stage bij de stagecommissie een eindverslag neer over de wijze waarop de stage is vervuld.
Artikel 5
Kantoor en uitrusting De stagiair houdt zijn kantoor4: r op hetzelfde adres als de stagemeester r niet op hetzelfde adres als de stagemeester. Het kantoor van de stagiair is gevestigd te …. Voor het verrichten van de prestaties zoals omschreven in artikel 3 stelt de stagemeester volgende uitrusting ter beschikking van de stagiair4: r r r r r r r
kantoorruimte bibliotheek telefoon fax computer secretariaat vergaderruimte
Deze uitrusting wordt/ wordt niet5 gebruikt voor de eigen zaken van de stagiair, met inbegrip van de zaken toegewezen door het Bureau voor Juridische Bijstand of door de stafhouder. Indien de stagiair de uitrusting van de stagemeester voor eigen zaken gebruikt, wordt er voor dit gebruik4: r geen bedrag aangerekend r een forfaitair bedrag aangerekend van € …… per …. r een bedrag aangerekend, maandelijks vast te stellen op basis van een gedetailleerde nota overhandigd door de stagiair aan de stagemeester en waarbij de verschillende onderdelen van de uitrusting als volgt worden vergoed: …………………………………………………………… …………………………………………………………… Voornoemde vergoeding kan evenwel nooit tot gevolg hebben dat afbreuk wordt gedaan aan de minimumvergoeding zoals bepaald in lid 1 en lid 2 van artikel 12 van het OVB-reglement stage.
INHOUDSTAFEL
noab
119
Artikel 6
Vergoeding van de stagiair De vergoeding voor de stagiair, in onderling overleg tussen stagemeester en stagiair bepaald, bedraagt maandelijks € …….… voor het eerste stagejaar € …….… voor het tweede stagejaar € …….… voor het derde stagejaar Deze vergoeding mag in geen geval lager zijn dan de minimumvergoeding zoals opgenomen in artikel 12 van het OVB-reglement stage. De verplaatsingskosten worden afzonderlijk vergoed en niet meegerekend bij de bepaling van de minimumvergoeding. Indien deze vergoeding de minimumvergoeding bedraagt zoals opgenomen in artikel 12 van het OVB-reglement stage, wordt deze jaarlijks aangepast, conform de beslissing van de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies. r 6 De vergoeding van de stagiair ligt lager dan deze opgenomen in het OVBreglement stage, gelet op de verminderde beschikbaarheid van de stagiair voor de stagemeester, zoals bepaald in artikel 3 van huidige overeenkomst. Bij de beoordeling van deze verminderde beschikbaarheid wordt geen rekening gehouden met de prestaties die door de stafhouder of in het kader van de juridische bijstand worden opgelegd. Het vervullen van de stageverplichtingen, zoals het volgen van de beroepsopleiding georganiseerd door de OVB en het afleggen van de examens, kan geen aanleiding geven tot een verminderde beschikbaarheid. Indien de stagiair deze examens evenwel wil voorbereiden dient hij hiervoor over de nodige tijd te beschikken. De stagiair en de stagemeester, komen overeen dat: - De afwezigheid van de stagiair tijdens deze voorbereiding aanleiding zal zijn tot een verminderde beschikbaarheid en een verminderde vergoeding. - De afwezigheid van de stagiair tijdens deze voorbereiding geen aanleiding zal zijn tot een verminderde beschikbaarheid en een verminderde vergoeding. - geen aanleiding zal zijn tot een verminderde beschikbaarheid en een verminderde vergoeding voor zover deze voorbereiding beperkt wordt tot … dagen.
Artikel 7
Terugbetaling van kosten Indien de stagiair zich moet verplaatsen in opdracht van de stagemeester, betaalt de stagemeester de stagiair een bedrag van € … per kilometer. Indien de verplaatsing gebeurt met het openbaar vervoer, wordt de prijs van het gebruik van het openbaar vervoer terugbetaald. De verplaatsingskosten worden afzonderlijk vergoed. De verplaatsingskosten worden aangerekend4 : r vanaf het kantoor r vanaf de woonplaats r…
120
noab
INHOUDSTAFEL
Artikel 8
Vakantie De stagiair bepaalt zelf wanneer hij vakantie neemt. Hij zal de data van zijn vakantiedagen afspreken met zijn stagemeester met het oog op de nodige opvolging van de hem toevertrouwde zaken. Tijdens de vakantie van de stagiair en met naleving van de afspraken met betrekking tot het verder behandelen van de hem toevertrouwde dossiers, wordt het ereloonforfait4 : r vergoed overeenkomstig artikel 5 van huidige overeenkomst r niet vergoed r vergoed op de volgende wijze r …………………………….. Bovenstaande kan in geen geval afbreuk doen aan de minimumvergoeding zoals opgenomen in artikel 6 van huidige overeenkomst.
Artikel 9
Einde van de stageovereenkomst De overeenkomst neemt een einde bij de weglating of de schrapping van de lijst van de stagiairs, evenals bij onderbreking van de stage. De schorsing van de stage maakt geen einde aan huidige overeenkomst. Enkel de wederzijdse verplichtingen van de stagemeester en de stagiair worden voor de periode van de schorsing geschorst. Iedere partij kan de stageovereenkomst vóór het einde van de stage schriftelijk beëindigen met inachtneming van een redelijke opzegtermijn, meer bepaald ….8 De beëindiging van de overeenkomst wordt tezelfdertijd ter kennis gebracht van de stagecommissie door de partij die de overeenkomst opzegt. Gedurende de opzegperiode blijven alle bepalingen van huidige overeenkomst van kracht. De partijen kunnen bij de beëindiging van deze overeenkomst in onderling akkoord verzaken aan een opzeggingstermijn. De stageovereenkomst neemt automatisch een einde op het ogenblik dat de stagiair op het tableau wordt ingeschreven. Bij het einde van de stage legt de stagemeester een eindverslag neer bij de stagecommissie.
Artikel 10
Stagecommissie Partijen nemen kennis van de bevoegdheden van de stagecommissie zoals opgenomen in artikel 15 van het OVB-reglement stage. Opgemaakt te …………… op ……………….. in drie exemplaren, waarbij elk der partijen een origineel exemplaar ontvangt, het derde exemplaar wordt overeenkomstig artikel 1 van het OVB-reglement stage overgemaakt aan de stagecommissie van de Orde van advocaten te
De stagiair
INHOUDSTAFEL
De stagemeester
noab
121
Toelichting Dit modelcontract werd opgesteld door de Orde van Vlaamse Balies. Het model kan verder
1
door de partijen worden aangepast en aangevuld aan de concrete situatie, doch steeds overeenkomstig de bepalingen van het OVB-reglement betreffende de stage, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 28 mei 2008 en in werking vanaf 28 augustus 2008 Aan te vullen indien de rechtspersoon of maatschap (groepering) waarvan de stagemeester
2
deel uitmaakt, verplichtingen opneemt (zie artikel 8 van het reglement betreffende de stage) 3
De stagiair vervult voor zijn inschrijving op de lijst van de stagiairs de noodzakelijke for-
maliteiten overeenkomstig artikel 1 van het OVB-reglement stage. De stageovereenkomst kan nooit aanvangen voor de inschrijving op de lijst van de stagiairs. 4
Aankruisen wat past
5
Schrappen wat niet past
6
Aankruisen indien van toepassing
8
Aan te vullen. Het is mogelijk een verschillende opzegtermijn te bepalen, naargelang de
stagiair dan wel de stagemeester opzegt
HOOFDSTUK 2 Reglement inzake de voorlopige bewindvoerders bij de NOAB van 11 december 2006 (www.baliebrussel.be / privaat luik)
DEEL 1.
OPRICHTING, ORGANISATIE EN BESTUUR VAN HET COLLEGE VAN VOORLOPIGE BEWINDVOERDERS HOOFDSTUK I:
HET COLLEGE VAN VOORLOPIGE BEWINDVOERDERS Artikel 1
De Nederlandse Orde van advocaten bij de balie te Brussel richt een college van voorlopige bewindvoerders, aangesteld in het kader van de artikelen 488 bis van het burgerlijk wetboek, op.
Artikel 2
Alle advocaten, ingeschreven op het tableau van de Nederlandse Orde van advocaten bij de balie te Brussel, zijn op éénvoudig verzoek lid van dit college voor zover zij aan de specifieke beroepsvereisten, zoals vastgesteld door dit college, beantwoorden.
Artikel 3
De algemene vergadering van het college van voorlopige bewindvoerders komt op de tweede woensdag van het gerechtelijk jaar bijeen en telkens de syndicus dit nodig acht. De algemene vergadering beraadslaagt slechts geldig indien tenminste 1/5 van de leden aanwezig is. Indien de algemene vergadering dit quorum niet haalt, roept de syndicus alle leden opnieuw op binnen de 14 dagen, waarna de algemene vergaderinggeldig zal beraadslagen met de helft van de aanwezige leden.
Artikel 4
De algemene vergadering van het college van voorlopige bewindvoerders ver-
122
noab
INHOUDSTAFEL
kiest uit zijn leden een syndicus, een adjunct-syndicus en een secretaris die samen met de Stafhouder of zijn vertegenwoordiger, het bureau vormen. Het college van voorlopige bewindvoerders bepaalt de specifieke beroepsvereisten waaraan de leden moeten beantwoorden en houdt de lijst van de leden van het college bij. De advocaat die aan de gestelde beroepsvereisten niet meer voldoet wordt door het college, op advies van het bureau, van de lijst van voorlopige bewindvoerders geschrapt. Beroep tegen deze beslissing kan, op straffe van verval, aangetekend worden bij de Raad van de Nederlandse Orde van advocaten te Brussel per aangetekende brief, verstuurd binnen de 14 dagen na de kennisgeving van de schrapping. HOOFDSTUK II:
DE SYNDICUS EN HET BUREAU Artikel 5
De syndicus is het hoofd van het college en vertegenwoordigt de leden van het college naar buiten toe. Het bureau bestaat uit de syndicus, de adjunct syndicus, de secretaris, en de Stafhouder, of diens vertegenwoordiger, die er ambtshalve deel van uitmaakt.
Artikel 6
De syndicus en het bureau worden door het college, in algemene vergadering bijeengekomen, aangesteld bij eenvoudige meerderheid van stemmen. De aanstelling geldt voor een termijn van twee jaren voor de syndicus en drie jaren voor de adjunct syndicus en de secretaris, en is éénmaal hernieuwbaar.
Artikel 7
Zijn verkiesbaar als syndicus, adjunct syndicus en secretaris: alle kandidaten, ingeschreven op het tableau van de Nederlandse Orde van advocaten te Brussel, die minstens 10 jaar praktijk hebben als voorlopig bewindvoerder, wat de syndicus betreft, en 5 jaar wat de adjunct-syndicus en secretaris betreft. (aanpassing goedgekeurd door de Raad van de Orde in vergadering van 11 juni 2007). Het bewijs hiervan kan door alle middelen worden bijgebracht.
Artikel 8
De syndicus houdt zich ter beschikking van de leden van het college en geeft hen alle raad die zij beroepshalve wensen te verkrijgen. Hij onderzoekt de klachten die bij hem, bij het college of bij het bureau worden ingediend. In voorkomend geval, en in samenspraak met zijn bureau, vat hij de Stafhouder van de Nederlandse Orde van advocaten te Brussel, die de tucht houdt. Hij houdt de lijst van de leden van het college bij en zorgt voor de bekendmaking van deze lijst. Indien nodig en nuttig komt de syndicus tussen in geschillen die zich voor de rechtbanken voordoen.
Artikel 9
Alle mededelingen en oproepingen vanwege het college, de syndicus of het bureau gebeuren geldig per e-mail, per fax of per gewone post.
DEEL 2.
VERPLICHTINGEN VAN DE VOORLOPIGE BEWINDVOERDERS Artikel 10
De verplichtingen van de voorlopige bewindvoerder gelden onverminderd de beroepscodex van de Nederlandse Orde van Advocaten te Brussel.
INHOUDSTAFEL
noab
123
Artikel 11
Het mandaat van voorlopige bewindvoerder is onverenigbaar met de hoedanigheid van raadsman en gewezen raadsman van de te beschermen persoon. Deze onverenigbaarheid eindigt in ieder geval 5 jaar na het beëindiging van de opdracht als advocaat.
Artikel 12
Ingeval van tegenstrijdigheid van belangen met de te beschermen persoon vordert de voorlopige bewindvoerder de aanstelling van een bewindvoerder ad hoc om de kwestieuze rechtshandelingen te stellen.
Artikel 13
De voorlopige bewindvoerder weigert elke schenking en elk legaat vanwege de beschermde persoon en de vertrouwenspersoon, tenzij hij omwille van een familieband is aangesteld. HOOFDSTUK III:
BOEKHOUDING Artikel 14
Alle geldverrichtingen van de voorlopige bewindvoerder gebeuren per bank en op één of meerdere bankrekeningen op naam van de beschermde persoon.
Artikel 15
De voorlopige bewindvoerder houdt een geïnformatiseerde boekhouding van alle verrichtingen overeenkomstig de richtlijnen van het college. Het college zal de éénvormigheid van de verslaggeving nastreven. HOOFDSTUK IV:
CONTROLE Artikel 16
De voorlopige bewindvoerder onderwerpt zich aan de controle die door het college wordt georganiseerd. Het college waakt over de geheimhouding door de door haar aangestelde controleurs. Het gebrek aan mededeling door de voorlopige bewindvoerder aan de controleurs van de gevraagde gegevens kan leiden tot uitsluiting uit het college van voorlopige bewindvoerders, onverminderd alle andere mogelijke sancties. HOOFDSTUK V:
BETREKKINGEN MET DE CONFRATERS Artikel 17
De briefwisseling tussen of met voorlopige bewindvoerders is niet vertrouwelijk, tenzij voorafgaandelijk het tegendeel wordt bedongen.
Artikel 18
De voorlopige bewindvoerder antwoordt op alle brieven die hem worden gericht. HOOFDSTUK VI:
BETREKKINGEN MET DE BESCHERMDE PERSONEN Artikel 19
De voorlopige bewindvoerder schrijft de beschermde persoon en de vertrouwenspersoon rechtstreeks aan. De persoonlijke advocaat van de beschermde persoon die erom verzoekt ontvangt een kopie van de schriftelijke mededelingen aan zijn cliënt.
Artikel 20
De voorlopige bewindvoerder wendt het hem toevertrouwd patrimonium in de eerste plaats aan ter verbetering van de materiële en morele toestand van de
124
noab
INHOUDSTAFEL
beschermde persoon. De persoonlijke briefwisseling die hem gebeurlijk bereikt wordt door de voorlopige bewindvoerder onverwijld aan de beschermde persoon terugbezorgd. HOOFDSTUK VII:
BETREKKINGEN MET DE OPDRACHTGEVENDE RECHTERLIJKE OVERHEID Artikel 21
De voorlopige bewindvoerder houdt zich strikt aan de volgende termijnen inzake verslaggeving: - antwoord op de kennisgeving van aanstelling binnen de 8 dagen - neerlegging van het jaarlijks verslag binnen de 21 dagen na de verjaardag van de aanvaarding van de opdracht - neerlegging binnen de maand van het eindverslag na het einde van het mandaat - mededeling binnen de 8 dagen van het dossier ingeval van opvolging
Artikel 22
De opdrachtgevende rechterlijke overheid kan zich steeds tot de syndicus richten. HOOFDSTUK VIII:
ERELONEN EN ERELOON GESCHILLEN Artikel 23
Het ereloon van de voorlopige bewindvoerder wordt overeenkomstig de wet bepaald.
Artikel 24
De kosten en het ereloon voor gebeurlijke buitengewone prestaties worden met de nodige billijkheid vastgesteld. Het college verleent niet-bindende adviezen en bundelt deze.
Artikel 25
Ereloongeschillen met de opdrachtgevende rechterlijke overheid worden aan de syndicus gemeld onder mededeling van de daarmee gepaard gaande documentatie. HOOFDSTUK VIIII:
VERZEKERING BEROEPSAANSPRAKELIJKHEID Artikel 26
Elk lid van het college is verzekerd in beroepsaansprakelijkheid door de groepspolis van de Nederlandse Orde van advocaten te Brussel. Het verzekerd bedrag beloopt per 1 januari 2007 € 1.250,000,00 per schadegeval. De voorlopige bewindvoerder levert aan elke belanghebbende op eerste verzoek het bewijs van de verzekering beroepsaansprakelijkheid gerechtelijke mandaten.
INHOUDSTAFEL
noab
125
HOOFDSTUK 3 Handleiding tuchtprocedure 1. Inleiding Dit vademecum is bedoeld als een praktische handleiding voor de procedure in tuchtzaken voor zover deze nog toekomt aan de stafhouder en de raad van de Orde ingevolge de wet van 21 juni 2006 tot wijziging van een aantal bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de balie en de tuchtprocedure voor haar leden (B.S., 20.07.2006) (hierna de “wet van 2006”), die voor wat de procedure zelf in werking treedt op 1 november 2006. Er moet, ter vermijding van elk misverstand, onderstreept worden dat het hier geenszins gaat om een tekst die zelf reglementaire waarde zou hebben. Het gaat dus om niet meer dan een leidraad voor de stafhouder, de leden van de raad, de advocaten die met tuchtprocedures te maken krijgen, hetzij als vervolgde advocaat, of als zijn verdediger voor de tuchtraad, en de leden van het secretariaat van de Orde. Het is echter belangrijk te noteren dat hier enkel de regels worden besproken die invloed hebben op de werking van de stafhouder en de raad van de Orde; de eigenlijke procedure voor de nieuwe tuchtraad en tuchtraad van beroep wordt hier niet behandeld, tenzij zijdelings.
2. Tuchtonderzoek De stafhouder kan een tuchtonderzoek openen, hetzij ambtshalve, hetzij als gevolg van een klacht, hetzij op schriftelijke aangifte van de procureur-generaal. De stafhouder ontvangt en onderzoekt de klachten tegen de advocaten van zijn Orde (artikel 458, §1, Ger.Wb.). Om ontvankelijk te zijn moet een klacht schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gedateerd zijn, en de volledige identiteit van de klager bevatten. De stafhouder meldt de betrokken advocaat schriftelijk dat er tegen hem een tuchtonderzoek wordt gestart; de klager wordt eveneens schriftelijk op de hoogte gebracht (artikel 458, §1, tweede lid, Ger.Wb.). Het is zeer belangrijk dat de stafhouder in zijn mededeling vermeldt op welke datum de klacht precies is ingediend aangezien vanaf die datum termijnen lopen (ondermeer de termijn van zes maanden bedoeld in artikel 458, §2, derde lid, Ger.Wb. en afhankelijk van de omstandigheden tevens de verjaringstermijn van één jaar, om een tuchtonderzoek te openen, bedoeld in artikel 474 Ger.Wb.). De stafhouder kan het tuchtonderzoek zelf verrichten, of, zoals vaker gebeurt, daartoe een onderzoeker aanwijzen (artikel 458, §1, tweede lid, Ger.Wb.). In Brussel is het uitzonderlijk dat de stafhouder zelf het onderzoek verricht. Onder het oude recht was daar een goede reden voor: men wilde vanuit het oogpunt van de beginselen van het eerlijk proces een onderscheid maken tussen de stafhouder als vervolgende partij en de onderzoeker als onafhankelijke “onderzoeksrechter”. Vroeger sprak men meestal niet van een onderzoeker maar van een verslaggever. De onderzoeker is doorgaans een lid van de raad van de Orde, maar dat hoeft niet zo te zijn. De stafhouder kan ervoor kiezen een gewezen stafhouder of gewezen lid van de raad of zelfs een andere advocaat aan te wijzen. Ingevolge de wet van 2006 is er minder bezwaar tegen dat de stafhouder het onderzoek zelf verricht; hij zal daar met name voor kiezen wanneer hij oordeelt dat een klacht onontvankelijk
126
noab
INHOUDSTAFEL
of klaarblijkelijk van onvoldoende gewicht is. De onderzoeker zal de opdracht weigeren indien er ernstige redenen zijn, van objectieve of subjectieve aard, om te twijfelen aan zijn onpartijdigheid. De redenen kunnen confidentieel met de stafhouder besproken worden. Het loutere feit dat de onderzoeker de betrokken advocaat kent of hem als tegenstrever gehad heeft is in principe geen voldoende reden. Indien de onderzoeker in een lopende zaak de tegenstrever is van de betrokken advocaat zal het doorgaans niet wenselijk zijn dat de aangezochte onderzoeker zou optreden. De stafhouder moet de taken en de bevoegdheden van de onderzoeker omschrijven. Een mogelijke omschrijving zou als volgt kunnen luiden, op te nemen in een brief aan de aangewezen onderzoeker: “[Hooggeachte confrater, Bij deze duid ik u aan als onderzoeker in het tuchtonderzoek tegen Mr [naam] betreffende de volgende feiten [hier omschrijving geven van de feiten]. U hebt als taak de betrokkene te horen [alsook de klager] en bij het onderzoek van de vermelde feiten alle door de wet toegelaten onderzoeksdaden te stellen, waaronder begrepen, doch niet uitsluitend, het horen van getuigen, het mits toestemming van betrokkene verrichten van afstappingen op diens kantoor of op zijn woon- of verblijfplaats, het doornemen van alle dossiers en boekhoudkundige en andere documenten die de betrokkene aanbelangen, het opvragen van rekeninguittreksels of afschriften daarvan, het kennisnemen van eventuele strafrechtelijke dossiers mits toestemming van de bevoegde gerechtelijke autoriteiten, en het aanstellen van deskundigen. Mocht u tot de aanstelling van een deskundige willen overgaan, verzoek ik u voorafgaandelijk met mij te willen overleggen en een raming van de daarmee gepaard gaande kosten te willen voorleggen. Het behoort tot uw opdracht het tuchtdossier op te maken en te inventariseren alsook schriftelijk verslag uit te brengen bij mij over uw werkzaamheden en bevindingen. Indien u tijdens uw werkzaamheden andere feiten vaststelt die een mogelijk tuchtmisdrijf opleveren, verzoek ik u mij daarvan onverwijld omstandig op de hoogte te brengen. Ik dring erop aan uw verslag te mogen ontvangen binnen een zo kort mogelijke termijn, en erop toe te zien dat de termijn van zes maanden bedoeld in artikel 458, in fine, Ger.Wb. zeker niet overschreden wordt; mochten er gegronde redenen zijn waarom deze termijn niet kan gehaald worden voor het afwerken van uw werkzaamheden, verzoek ik u mij tijdig daarvan omstandig te willen inlichten. Ik herinner er u aan dat u bij toepassing van artikel 459, §2, in fine, Ger.Wb. ter zitting van de tuchtraad gehoord zult worden in uw verslag, en dat.]” De aangewezen onderzoeker onderzoekt het dossier en roept de betrokken advocaat op om gehoord te worden. Dit verhoor kan gebeuren in het gerechtsgebouw, of, als dit praktischer is, op het kantoor van de onderzoeker of bij de advocaat. Het verdient de voorkeur dat de onderzoeker een afspraak maakt met de betrokken advocaat en deze vervolgens aangetekend bevestigt. Als de betrokken advocaat niet opdaagt – een bij zware gevallen regelmatig voorkomend fenomeen – zal de onderzoeker best een nieuwe datum bepalen en de betrokkene daartoe per aangetekende brief tijdig oproepen. Verzoeken tot uitstel kunnen best met redelijke welwillendheid in overweging genomen worden, maar zonder naïviteit. Als de betrokken advocaat zich onttrekt aan het verhoor zal de onderzoeker daar proces-verbaal van opmaken ten behoeve van het dossier. De onderzoeker doet al het nodige om de waarheid te achterhalen. Dit wil zeggen dat hij de zaak zeker niet bekijkt als een vervolgende partij, maar wel als een soort onderzoeksrechter die zowel de elementen ten laste als de elementen ten ontlaste onderzoekt. Het is vaak nuttig dit principe in herinnering
INHOUDSTAFEL
noab
127
te brengen aan de betrokken advocaat; niet zelden zal dit ertoe leiden dat deze laatste tijdens het verhoor vrijer spreekt, waardoor de waarheid beter aan het licht kan komen. Van het verhoor wordt een proces-verbaal opgemaakt (artikel 458, §1, vierde lid, Ger.Wb.), dat door de betrokken advocaat en de onderzoeker ondertekend en gedagtekend wordt. Als de advocaat erom verzoekt krijgt hij een kopie van het proces-verbaal (artikel 458, §1, vierde lid, Ger.Wb.). De betrokken advocaat mag zich in de loop van het onderzoek laten bijstaan door de advocaat van zijn keuze, maar hij mag zich niet laten vertegenwoordigen (artikel 458, §1, vijfde lid, Ger.Wb.). De klager heeft het recht om tijdens het onderzoek gehoord te worden en kan, in voorkomend geval, bijkomende informatie en bewijsstukken verschaffen. De onderzoeker doet er goed aan in elk geval de klager te horen. Hij moet ook daarvan een proces-verbaal opstellen (artikel 458, §1, vierde lid, Ger.Wb.), en zal dit dateren, ondertekenen en laten ondertekenen door de klager. Als de klager erom verzoekt krijgt hij een kopie van het proces-verbaal (artikel 458, §1, vierde lid, Ger.Wb.). De onderzoeker gebruikt voor alle briefwisseling het briefpapier van de Orde; hij zal vermijden zijn eigen briefpapier te gebruiken. De onderzoeker kan de onderzoeksdaden stellen die hij aangewezen acht, zoals reeds blijkt uit het ontwerp van de aanstellingsbrief in paragraaf 6. Zo kan hij ondermeer getuigen oproepen. Van een getuigenverhoor wordt eveneens een proces-verbaal opgemaakt (artikel 458, §1, vierde lid, Ger.Wb.), dat door de betrokken getuige en de onderzoeker ondertekend en gedagtekend wordt. Bij wijze van voorbeeld kan de onderzoeker verder ondermeer de volgende daden stellen: - magistraten horen, na eerst daarover met hun korpsoverste contact te hebben opgenomen; - een afstapping doen op het kantoor van de betrokken advocaat of in diens privé-woonst (mits toestemming van de betrokken advocaat); - zich dossiers laten overhandigen evenals boekhoudkundige stukken; - na afspraken gemaakt te hebben met de stafhouder over de te maken kosten, deskundige onderzoeken gelasten; - kennis nemen van strafdossiers, na daartoe de geëigende stappen te hebben ondernomen via de tussenkomst van de stafhouder; - met tussenkomst van de stafhouder, de bankuittreksels m.b.t. de carpa-rekeningen van de betrokken advocaat opvragen; - een deskundig onderzoek bevelen, met dien verstande dat de onderzoeker dat slechts met terughoudendheid zal doen gelet op de kosten en het tijdsverlies. - bij voorkeur wordt eerst het advies van de stafhouder ingewonnen alvorens een deskundige aangeduid wordt. De onderzoeker moet de eventuele kosten die in het kader van het onderzoek gemaakt worden goed bijhouden en deel laten uitmaken van het tuchtdossier; daarbij wordt in herinnering gebracht dat de tuchtraad in zijn beslissing de kosten die voor het onderzoek en voor het onderzoek ter terechtzitting werden gemaakt ten laste leggen van de betrokken advocaat (artikel 460, in fine, Ger.Wb.). Het onderzoek beperkt zich, in principe, tot de feiten die in de aanstelling door de stafhouder opgenomen zijn. Nochtans zal de onderzoeker de stafhouder informeren indien hij tijdens zijn onderzoek op andere tuchtrechtelijke tekortkomingen botst. De stafhouder zal dan beoordelen of hij een bijkomend tuchtonderzoek opent en de opdracht van de onderzoeker uitbreidt, dan wel een andere onderzoeker aanstelt in verband met de nieuw vastgestelde feiten. In het bijzonder is er reden voor bijzondere oplettendheid vanwege de onderzoeker ingeval hij ver128
noab
INHOUDSTAFEL
moedt dat de betrokken advocaat mogelijk gelden heeft verduisterd; de aan de stafhouder te verstrekken informatie zal het laatstgenoemde mogelijk maken, indien wenselijk, bijtijds aangifte te doen onder de ver¬zeke¬ringspolis ‘insolvabiliteit’.
3. Onderzoek en verslaggeving De onderzoeker maakt van zijn bevindingen een verslag op ter attentie van de stafhouder; dit verslag zal blijven deel uitmaken van het tuchtdossier. De in het verslag vast te leggen bevindingen moeten op objectieve wijze worden uiteengezet – de onderzoeker zal zich onthouden van subjectieve appreciaties. De onderzoeker zorgt er tevens voor dat het tuchtdossier de stukken bevat die ten grondslag liggen aan zijn verslag en het bewijsmateriaal vormen voor de eventuele tuchtvervolging. Dit dossier zal ook bij voorkeur de gebeurlijke tucht¬rechtelijke antecedenten bevatten (vroegere tuchtsancties, mogelijk ook de stukken in verband met vroegere vaderlijke vermaningen), alsook de stukken die de context van de zaak helpen weer te geven (familiale, geneeskundige, psychische of financiële toestand van de betrokken advocaat), naargelang het geval. Deze stukken worden gerangschikt en geïnventariseerd. De onderzoeker zorgt hiervoor. De onderzoeker zal ernaar streven het dossier zo volledig mogelijk te maken om de tuchtraad in staat te stellen over te gaan tot een redelijke beoordeling van de ten laste gelegde feiten en hun context. Hij zal het dossier echter niet overladen met daarvoor niet relevante documenten.
4. Beoordeling door de stafhouder of de voorzitter van de tuchtraad Het tuchtdossier wordt samen met het verslag van de onderzoeker overhandigd aan de stafhouder, die het onderzoek en zijn resultaten zal beoordelen. De stafhouder kan één van de volgende beslissingen nemen: Hij kan oordelen dat er redenen bestaan om de betrokken advocaat te laten verschijnen voor de tuchtraad. In dit geval zal de stafhouder (1) het dossier, samen met zijn met redenen omklede beslissing, overmaken aan de voorzitter van de tuchtraad, zodat de voorzitter de tuchtraad kan samenroepen (artikel 458, §2, eerste lid, Ger.Wb.); en (2) de betrokken advocaat en de klager hiervan op de hoogte brengen. Hij kan oordelen dat de klacht onontvankelijk, ongegrond of van onvoldoende gewicht is. In dat geval brengt hij de klager of de betrokken advocaat schriftelijk op de hoogte van zijn beslissing (artikel 458, §2, tweede lid, Ger.Wb.). De klager zal vervolgens binnen een termijn van drie maanden deze beslissing mogen aanvechten bij de voorzitter van de tuchtraad door middel van een aangetekende brief. Hij kan beslissen helemaal niets te doen. In dit geval kunnen zowel de betrokken advocaat als de klager zich richten tot de voorzitter van de tuchtraad binnen een termijn van zes maanden na het indienen van de klacht. De klager zal vervolgens binnen een termijn van drie maanden deze beslissing mogen aanvechten bij de voorzitter van de tuchtraad door middel van een aangetekende brief. De stafhouder kan uiteraard een bijkomend onderzoek bevelen, en de betrokken advocaat verzoeken ophelderingen te verstrekken aan hemzelf of de onderzoeker.
INHOUDSTAFEL
noab
129
De stafhouder kan ook oordelen dat er geen grond is tot vervolging, maar in plaats daarvan een vaderlijke vermaning geven. De vaderlijke vermaning doet weliswaar geen afbreuk aan het recht van de betrokken advocaat of de klager om de voorzitter van de tuchtraad te adiëren zoals hoger uiteengezet is. Indien de zaak bij de voorzitter van de tuchtraad aanhangig is gemaakt door de klager of de betrokken advocaat, beschikt de voorzitter over een termijn van drie maanden om te beslissen wat hij zal doen. Conform artikel 458, §3, Ger.Wb. heeft hij de keuze tussen de volgende mogelijkheden: Indien hij vaststelt dat het onderzoek van de stafhouder nog niet ingesteld is, nog loopt of niet volledig is, kan hij hetzij de stafhouder ertoe uitnodigen dit onderzoek te beëindigen binnen een door hem te bepalen termijn, hetzij de klacht zelf onderzoeken of een onderzoeker aanstellen, wiens taken en bevoegdheden hij omschrijft. Als de voorzitter zo beslist, dan moet de stafhouder de zaak uit handen geven en het dossier dadelijk overzenden naar de voorzitter van de tuchtraad. De voorzitter kan ook bij een met redenen omklede en schriftelijke beslissing, desgevallend na een onderzoek, weigeren gevolg te geven aan onontvankelijke klachten, ongegronde klachten of klachten van onvoldoende gewicht. De voorzitter kan ten slotte, in voorkomend geval na een onderzoek, beslissen dat de betrokken advocaat dient te verschijnen voor de tuchtraad. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter van de tuchtraad wordt gericht tot de stafhouder, de betrokken advocaat en de klager. Tegen de beslissing van de voorzitter van de tuchtraad staat geen enkel rechtsmiddel open (artikel 458, §3, in fine, Ger.Wb.).
5. Tuchtprocedure 5.1 DE ‘DAGVAARDING’ Indien de stafhouder beslist dat er redenen bestaan om de betrokken advocaat voor de tuchtraad te laten verschijnen, dan moet hij het dossier overmaken aan de voorzitter van de tuchtraad (zie hoger, 4.2(a)). De stafhouder zal erop toezien dat hij daarbij duidelijk aangeeft voor welke feiten de betrokken advocaat naar de tuchtraad verwezen wordt; hij zal bij voorkeur ook duidelijk vermelden welke deontologische regels volgens hem daarbij overtreden zijn. Bovendien verdient het sterke aanbeveling dat de stafhouder vermeldt wanneer hij kennis heeft gekregen van de betrokken feiten, zodat vastgesteld kan worden of de tuchtzaak al dan niet verjaard is bij toepassing van artikel 474 Ger.Wb. Artikel 459, §1, Ger.Wb. schrijft voor dat de voorzitter van de tuchtraad de betrokken advocaat ambtshalve of op verzoek van de stafhouder bij een ter post aangetekende brief oproept om voor de tuchtraad te verschijnen. Het is ook de voorzitter die de klager op de hoogte brengt van datum en plaats van de zitting (artikel 459, §1, derde lid, Ger.Wb.). De oproeping moet de dag, plaats en uur van de zitting vermelden waar¬op de betrokkene moet verschijnen. Voorts bevat de oproepingsbrief een heldere beschrijving van de ten laste gelegde feiten (artikel 459, §1, tweede lid, Ger. Wb.), derwijze dat (1) het voor de betrokken advocaat zonder meer duidelijk is wat hem ten laste gelegd wordt, en (2) hij met zijn raadsman zijn verdediging kan organiseren. De oproeping vermeldt ook best dat de advocaat het tuchtdossier kan raadplegen op het secretariaat van de tuchtraad, en dat hij zich voor zijn verdediging moet laten bijstaan door een advocaat.
130
noab
INHOUDSTAFEL
De dagvaardingstermijn bedraagt minstens vijftien dagen (artikel 459, §1, tweede lid, Ger. Wb.). De klager wordt op zijn verzoek gehoord en in voorkomend geval geconfronteerd met de betrokken advocaat (artikel 459, §2, derde lid, Ger.Wb.). De onderzoeker wordt ter zitting gehoord in zijn verslag (artikel 459, §2, vierde lid, Ger.Wb.).Ten aanzien van feiten die vóór de datum van weglating gepleegd zijn door een advocaat die inmiddels weggelaten is van het tableau of van de lijst van stagiairs of van de lijst van advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie, blijft de tuchtraad bevoegd, voor zover het tuchtonderzoek wordt geopend uiterlijk één jaar na de beslissing tot weglating (artikel 469, eerste lid, Ger. Wb.). 5.2 ENKELE KENMERKEN VAN DE ZITTING De zitting verloopt in principe openbaar, tenzij de vervolgde advocaat om een behandeling met gesloten deuren vraagt (artikel 459, §2, eerste lid, Ger.Wb.). Dit verzoek moet in de beslissing worden vermeld. De tuchtraad kan ook ambtshalve beslissen dat de zitting met gesloten deuren verloopt, gedurende de gehele rechtspleging of een deel daarvan, in de volgende gevallen (artikel 459, §2, tweede lid, Ger.Wb.): - in het belang van de goede zeden of de openbare orde; - wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privéleven van de vervolgde advocaat dit vereisen; - in de mate dat dit door de tuchtraad onder bepaalde omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van de rechtsbedeling zou schaden. Tenslotte kan de tuchtraad beslissen de behandeling met gesloten deuren te laten plaatsvinden om één van de redenen vermeld in artikel 6.1 EVRM, inzonderheid wegens bescherming van het beroepsgeheim. De vervolgde advocaat verschijnt, volgens de Brusselse traditie, in burger. Hij moet worden bijgestaan door een advocaat, die ter zitting wel de beroepskledij draagt. Nochtans moet met omzichtigheid worden omgesprongen met de verplichting zich te laten bijstaan door een advocaat. Men moet immers rekening houden met artikel 6.3(c) EVRM, dat bepaalt dat een verdachte het recht heeft zichzelf te verdedigen of zich laten bijstaan door een advocaat. Indien de vervolgde advocaat per se zichzelf wil verdedigen, en de tuchtraad vaststelt dat hij daartoe in werkelijkheid niet in staat is, kan de tuchtraad alsnog de tussenkomst van een advocaat eisen (zie o.m. PETTITI, L.-E. e.a., La Convention européenne des droits de l’homme, Economica, Parijs, 1995, p. 275). Mag de vervolgde advocaat zich, buiten het geval van uitzonderlijke omstandigheden, laten vertegenwoordigen door zijn advocaat, liever dan zelf te verschijnen? In principe zal de tuchtraad dergelijke vertegenwoordiging niet aanvaarden, omdat op deze wijze het achterhalen van de waarheid ernstig bemoeilijkt kan worden, en bovendien zodoende een probleem ontstaat voor het uitspreken van een gepersonaliseerde straf, die rekening houdt met de eigen toestand van de vervolgde advocaat. Nochtans zal de tuchtraad aanvaarden dat de betrokken advocaat niet zelf verschijnt, maar zich laat vertegenwoordigen door zijn advocaat in omstandigheden waarin er enkel over technisch-juridische kwesties wordt gedebatteerd (bvb. zuivere procedurekwesties, bevoegdheidsproblemen…), en de aanwezigheid van de vervolgde advocaat de facto ook niet noodzakelijk is voor diens verdediging (toepassing van de rechtspraak van het EHRM o.m. in de zaak Van Geyseghem t. België, 21 januari 1999).
INHOUDSTAFEL
noab
131
Indien de betrokken advocaat om een uitstel verzoekt om zijn verdediging te kunnen voorbereiden, moet daarop in principe worden ingegaan, althans bij een eerste verzoek tot uitstel. Nieuwe verzoeken tot uitstel zal de tuchtraad slechts met omzichtigheid en om ernstige redenen toestaan. Kennelijk dilatoire uitstellen moeten geweigerd worden. Wraking is mogelijk overeenkomstig de regels van het Gerechtelijk Wetboek (artikelen 828-847). Indien de vraag tot wraking uitgaat van de vervolgde advocaat, zal de tuchtraad daarover uitspraak doen. 5.3 VERLOOP VAN DE ZITTING De vervolgde advocaat wordt gevraagd naar zijn wensen ter zake van het al dan niet in openbare zitting behandelen van de tuchtzaak. Daarvan wordt melding gemaakt op het zittingsblad. Vragen tot uitstel worden eveneens bij het begin van de behandeling aanhoord, en vermeld op het zittingsblad. Vervolgens verleent de kamervoorzitter het woord aan de onderzoeker. Deze zet mondeling uiteen welke zijn bevindingen zijn geweest. Hij houdt zich daarbij aan wat vermeld is in zijn schriftelijk verslag, maar kan er niet mee volstaan er enkel naar te verwijzen. De onderzoeker houdt zijn uiteenzetting zo objectief mogelijk, en haalt zowel de elementen à charge als à décharge aan; hij onthoudt zich van persoonlijke appreciaties, en doet ook geen suggesties omtrent mogelijk uit te spreken sancties. Indien dit voorzien is hoort de tuchtraad getuigen. Dit is slechts uitzonderlijk het geval. De vervolgde advocaat moet ervan in de oproepingsbrief op de hoogte gesteld worden dat er getuigen zullen worden gehoord, met opgave van hun identiteit. Ook de vervolgde advocaat kan vragen dat er getuigen worden gehoord. De tuchtraad kan vragen dat de verklaring van de getuige onder ede gebeurt; de getuige kan echter niet verplicht worden de eed af te leggen (zie ook reglement van de Nationale Orde van 25 mei 1972, artikel 1 en 2). De eedaflegging wordt vermeld op het zittingsblad. Weigert de getuige de eed af te leggen, dan neemt de secretaris akte van de weigering, en eventueel van de reden daarvoor. De verklaringen van de getuigen worden door de secretaris opgetekend. Zij worden door de secretaris en de kamervoorzitter ondertekend. Na voorlezing wordt de schriftelijke weergave van de verklaringen aan de getuige voorgelegd. Weigert de getuige te tekenen, dan neemt de secretaris akte van de weigering, en eventueel van de reden daarvoor. De kamervoorzitter ondervraagt de vervolgde advocaat. De leden van de tuchtraad kunnen hun vragen aan de vervolgde advocaat, diens raadsman of de eventuele getuigen stellen, zij doen dit in principe via de kamervoorzitter. De gestelde vragen moeten beogen de waarheid te vinden, zonder dat er enige goed- of afkeuring van het gedrag van de vervolgde advocaat mag uit blijken. Na de ondervraging wordt het woord verleend aan de raadsman van de vervolgde advocaat. De verdediging wordt mondeling voorgedragen, maar kan ondersteund worden door de neerlegging van dossiers of conclusies. Van deze neerlegging wordt melding gemaakt op het zittingsblad. Het laatste woord wordt gegeven aan de vervolgde advocaat. De tuchtraad sluit vervolgens de debatten. De vervolgde advocaat wordt ingelicht over de datum waarop de uitspraak zal gebeuren. Theoretisch kan de uitspraak ook onmiddellijk gebeuren. Het is echter praktisch moeilijk haalbaar een goede motivering te redigeren, zodat een onmiddellijke uitspraak eerder slechts uitzonderlijk denkbaar zal zijn.
132
noab
INHOUDSTAFEL
5.4 BERAADSLAGING De leden van de tuchtraad beraadslagen zowel over de schuldvraag als over de tuchtstraf (in die volgorde). De traditie wil dat elk lid zich uitspreekt, te beginnen met het jongste. De leden van de tuchtraad moeten abstractie maken van het feit dat zij advocaat zijn, maar zich gedragen als rechters. De raad zoekt in de mate van het mogelijke naar consensus over de uitspraak. Indien geen consensus gevonden kan worden gebeurt de uitspraak door stemming (gewone meerderheid). Van het feit dat de beslissing genomen is bij meerderheid wordt geen melding gemaakt in de beslissing zelf. De leden die de minderheid vormen zijn solidair met de meerderheid en leggen zich onvoorwaardelijk bij de meerderheidsbeslissing neer. De leden van de tuchtraad behouden absolute geheimhouding over de beraadslaging en eventuele stemming. Een redacteur wordt aangeduid om een eerste ontwerp van tuchtbeslissing op te stellen. De tuchtraad komt zo nodig opnieuw bijeen om zich definitief over de tekst van de beslissing uit te spreken. 5.5 DE UITSPRAAK De uitspraak leidt tot hetzij vrijspraak, hetzij tot een tuchtsanctie. De mogelijke tuchtsancties zijn vermeld in artikel 460 Ger. Wb.: waarschuwing, berisping, schorsing voor maximum één jaar, schrapping van het tableau, van de lijst van advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of van de lijst van de stagiairs. De tuchtraad kan, ingeval van berisping of schorsing, bovendien het verbod opleggen gedurende ten hoogste drie jaar in geval van berisping, en gedurende ten hoogste vijf jaar in geval van schorsing, deel te nemen aan de in artikel 450 Ger. Wb. bedoelde stemming (verkiezingen), alsmede de onmogelijkheid gedurende dezelfde termijn verkozen te worden tot stafhouder, tot lid van de raad van de Orde of tot lid van de algemene vergadering of het bestuur van de Orde van Vlaamse Balies of van de Ordre des barreaux francophones et germanophone. Wie voor de tweede maal geschorst wordt, kan in dezelfde beslissing geschrapt worden (artikel 460 Ger. Wb.). Een terugverwijzing door de tuchtraad naar de wijsheid van de stafhouder is niet mogelijk. Eens de tuchtraad gevat is moet hij uitspraak doen. Een opschorting van de uitspraak of een tuchtstraf met uitstel behoren thans tot de mogelijkheden bij toepassing van artikel 460, vijfde lid, Ger.Wb.; in voorkomend geval zal de tuchtraad bijzondere voorwaarden bepalen. Bij nietnaleving van de bepaalde voorwaarden, roept de voorzitter van de tuchtraad, ambtshalve of op verzoek van de stafhouder, de advocaat overeenkomstig artikel 459 Ger.Wb. op om op een zitting van de tuchtraad te verschijnen met het oog op het horen uitspreken van een tuchtstraf of het horen opheffen van de opschorting. De tuchtraad kan in zijn beslissing de kosten die voor het onderzoek en voor het onderzoek ter terechtzitting werden gemaakt, ten laste leggen van de betrokken advocaat (artikel 460, in fine, Ger.Wb.). Vandaar dat het belangrijk is dat de onderzoeker een omstandige opgave van de kosten opneemt in het tuchtdossier. Het is ook mogelijk dat de uitspraak uitgesteld wordt om de vervolgde advocaat de gelegenheid te geven een tekortkoming recht te zetten, bijvoorbeeld door bepaalde schulden te betalen. Mogelijk zal de uiteindelijke tuchtstraf dan lichter zijn. De uitspraak wordt in openbare zitting door de voorzitter voorgelezen, in aanwezigheid van de leden van tuchtraad. Indien de vervolgde advocaat vraagt om voorlezing achter gesloten deuren, zal daar bij voorkeur op ingegaan worden, tenzij er naar het oordeel van de tuchtraad
INHOUDSTAFEL
noab
133
redenen zijn om dat niet te doen. De vervolgde advocaat kan slechts vrijwillig en uitdrukkelijk afstand doen van een uitspraak in openbare zitting, en deze afstand moet in de beslissing worden vermeld. Een kopie van de beslissing wordt, in de mate van het mogelijke, onmiddellijk ter beschikking gesteld van de betrokken advocaat of diens raadsman. De tuchtraad kan besluiten, met opgave van redenen, of indien hij het dienstig acht, een beslissing van schorsing of schrapping geheel of gedeeltelijk bekend te maken, en in voorkomend geval op welke wijze dit gebeurt (artikel 460, vierde lid, Ger.Wb.). 5.6 KENNISGEVINGEN VAN DE BESLISSING De secretaris van de tuchtraad geeft, binnen acht dagen na de uitspraak (artikel 461, §2, Ger. Wb.) bij een ter post aangetekende brief kennis van de tuchtbeslissing aan de betrokken advocaat, aan zijn stafhouder en aan de procureur-generaal. De stafhouder of, in voorkomend geval wanneer hij de zaak aanhangig heeft gemaakt bij de tuchtraad, de voorzitter van deze raad, kan aan de klager, indien hij erom verzoekt, mondeling of schriftelijk de inlichtingen verschaffen die hij gepast acht betreffende de genomen beslissing en betreffende de rechtsmiddelen die ertegen worden aangewend. De klager heeft dus zeker geen automatisch recht op inzage van de beslissing. Een afschrift van alle beslissingen wordt overgezonden aan de Orde van Vlaamse Balies of aan de Ordre des barreaux francophones et germanophone. Zij kunnen, indien zij dit dienstig achten, de beslissingen geheel of gedeeltelijk bekendmaken, zonder vermelding evenwel van de naam van de betrokken advocaat. Beslissingen die leiden tot schorsing of schrapping worden vermeld in een bijzonder register, dat op het secretariaat van de Orde wordt bijgehouden en de Orde van Vlaamse Balies of de Ordre des barreaux francophones et germanophone. Deze registers kunnen ingekeken worden door alle advocaten (artikel 461, §1, Ger.Wb.). 5.7 VERZET Indien een tuchtbeslissing bij verstek is gewezen, kan de betrokken advocaat hiertegen verzet doen. De termijn hiervoor bedraagt vijftien dagen vanaf de datum van kennisgeving (artikel 462, lid 1 Ger. Wb.). Laattijdig verzet wordt niet-ontvankelijk verklaard, tenzij de tuchtraad de verzetdoende advocaat ontheft van het verval. Over deze ontheffing oordeelt de tuchtraad soeverein zonder dat er tegen deze beslissing enig rechtsmiddel openstaat (artikel 462, tweede lid, Ger. Wb.). Het verzet moet gebeuren per aangetekende brief aan de voorzitter van de tuchtraad (artikel 462, derde lid, Ger. Wb.). De voorzitter roept, in de vorm en binnen de termijn van de oorspronkelijke oproeping, de verzetdoende advocaat op om voor de tuchtraad te verschijnen. De raad doet uitspraak, zelfs bij afwezigheid van de verzet doende advocaat. De beslissing geldt in elk geval als zijnde op tegenspraak gewezen (artikel 462, vierde lid, Ger. Wb.).
6. Hoger beroep en voorziening in cassatie Hoger beroep is mogelijk, zowel door de betrokken advocaat, de stafhouder van de balie van de betrokken advocaat als door de procureur-generaal (artikel 463, eerste lid, Ger. Wb.). De termijn voor hoger beroep is vijftien dagen vanaf de datum van kennisgeving van de beslissing (artikel 463, tweede lid, Ger. Wb.).
134
noab
INHOUDSTAFEL
Het hoger beroep wordt ingesteld door middel van een aangetekende brief aan de voorzitter van de tuchtraad (artikel 463, derde lid, Ger. Wb.). De voorzitter geeft bij een ter post aangetekende brief vervolgens kennis van het hoger beroep aan de kamervoorzitter van de tuchtraad, en naargelang het geval, aan de betrokken advocaat, aan de stafhouder van de Orde waartoe hij behoort of aan de procureur-generaal. De betrokken advocaat, de stafhouder en de procureur-generaal kunnen bij aangetekende brief tegenberoep instellen binnen één maand te rekenen vanaf het hoofdberoep (artikel 463, in fine, Ger. Wb.). De secretaris van de tuchtraad van beroep bij een ter post aangetekende brief kennis van de tuchtbeslissing in beroep aan de betrokken advocaat, aan zijn stafhouder en aan de procureur-generaal (artikel 468, § 1, eerste lid, Ger. Wb.). De betrokken advocaat, de stafhouder en de procureur-generaal kunnen, binnen de termijn van één maand te rekenen vanaf de kennisgeving, de beslissing van de tuchtraad van beroep aan het Hof van Cassatie voorleggen in de vormen van de voorzieningen in burgerlijke zaken (artikel 468, § 3, eerste lid, Ger.Wb.). Dit impliceert dat een advocaat bij het Hof van Cassatie wordt aangeduid om desgevallend de belangen van de stafhouder te verdedigen. Tenzij de beslissing van de tuchtraad van beroep anders luidt, heeft de voorziening in cassatie schorsende werking (artikel 468, § 3, tweede lid, Ger.Wb.). Wordt de beslissing vernietigd, dan verwijst het Hof van Cassatie de zaak naar de tuchtraad van beroep, anders samengesteld (artikel 468, § 3, derde lid, Ger.Wb.).
7. Tenuitvoerlegging van straffen Het is de procureur-generaal die instaat voor de tenuitvoerlegging van de tuchtstraffen tot schorsing en schrapping (artikel 470 Ger. Wb.). Ingevolge het arrest van het Hof van Cassatie van 13 december 1986 wordt algemeen aanvaard dat tuchtstraffen effectief worden na verloop van de termijn voor hoger beroep of cassatie. De geschorste advocaat moet zich tijdens de duur van zijn straf van iedere beroepswerkzaamheid onthouden (artikel 471 Ger.Wb.).
8. Bewarende maatregelen (artikel 473 Ger.Wb.) Wanneer het wegens de aan een advocaat ten laste gelegde feiten te vrezen is dat zijn latere beroepswerkzaamheden nadeel kan toebrengen aan derden of aan de eer van de Orde, kan de stafhouder de bewarende maatregelen nemen die de voorzichtigheid eist en met name aan de advocaat verbieden het gerechtsgebouw te betreden gedurende ten hoogste drie maanden. Deze termijn kan op verzoek van de stafhouder worden verlengd bij een met redenen omklede beslissing van de raad van de Orde, nadat de betrokken advocaat werd gehoord. De betrokken advocaat kan tegen het verbod het gerechtsgebouw te betreden en tegen de verlenging van de termijn ervan, beslissingen die bij voorraad uitvoerbaar zijn, beroep aantekenen bij de tuchtraad van beroep. Dit beroep wordt bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de voorzitter van deze raad, die de raad onmiddellijk bijeenroept.
INHOUDSTAFEL
noab
135
De tuchtraad van beroep neemt een beslissing na de stafhouder en de betrokken advocaat te hebben gehoord.
9. Varia Het bestaan van een strafonderzoek of -vervolging vormt geen beletsel voor een tuchtrechtelijke vervolging. Er moet steeds gewaakt worden over de naleving van de rechten van de verdediging.Alle oproepingen en kennisgevingen worden geldig gedaan aan het kantoor van de advocaat of aan zijn woonplaats (artikel 475 Ger.Wb.). Zeer belangrijk: op straffe van verjaring wordt de tuchtprocedure ingesteld binnen twaalf maanden te rekenen van de kennisneming van de feiten door de tuchtrechtelijke autoriteit die bevoegd is om die procedure op gang te brengen (artikel 474 Ger.Wb.). In strafrechtelijke, burgerrechtelijke of administratieve procedures mag geen melding gemaakt worden van een tuchtprocedure, noch van elementen daarvan (artikel 477 Ger.Wb.).
HOOFDSTUK 4 Orde van Vlaamse Balies 1. Reglement oprichting van ORDE 1. definities (art. 1) 2. zetel (art. 2) 3. samenstelling van de algemene vergadering (art. 3) 4. verkiezing van de leden van de algemene vergadering (art. 4) 5. werking van de algemene vergadering (art. 5) 6. bevoegdheden van de algemene vergadering (art. 6) 7. samenstelling van de raad van bestuur (art. 7) 8. verkiezing van de leden van de raad van bestuur (art. 8) 9. werking van de raad van bestuur (art. 9) 10. bevoegdheden van de raad van bestuur (art. 10) 11. overgangsbepalingen (art. 11)
Artikel 1
definities Voor de toepassing van dit reglement gelden volgende definities: • Orde van Vlaamse balies: de rechtspersoon omschreven in artikel 488, eerste lid, Ger.W.; • algemene vergadering: het in artikel 489 Ger.W. bedoelde orgaan van de Orde van Vlaamse balies; • raad van bestuur: het in artikel 489 Ger.W. bedoelde orgaan van de Orde van Vlaamse balies; • reglement van orde: het reglement van orde bedoeld in artikel 491 Ger.W.; • reglement: een reglement van de Orde van Vlaamse balies als bedoeld in artikel 496 Ger.W.; • scheidsgerecht: het scheidsgerecht bedoeld in artikel 502 Ger.W.; • Federale Raad van de balies: de raad bedoeld in artikel 503 Ger.W.;
136
noab
INHOUDSTAFEL
• Orde van advocaten: rechtspersoon bedoeld in artikel 431 Ger.W., deel uitmakend van de Orde van Vlaamse balies; • advocaat: advocaat ingeschreven op het tableau of op een lijst bedoeld in artikel 430 Ger.W., van een Orde van advocaten. Voor de toepassing van de bepalingen van dit reglement van orde wordt een advocaat die kantoor houdt in meerdere gerechtelijke arrondissementen slechts eenmaal in aanmerking genomen, met name bij die Orde van advocaten waar hij een integrale bijdrage verschuldigd is. Artikel 2
zetel De zetel van de Orde van Vlaamse balies is gevestigd te Brussel, thans aan de Koningsstraat 148. Hij kan door de algemene vergadering verplaatst worden naar elke andere plaats te Brussel.
Artikel 3
samenstelling van de algemene vergadering 3.1. De algemene vergadering bestaat uit: • de stafhouders van de Ordes van advocaten, die ambtshalve lid zijn; • de verkozen leden, tengetale van minstens één advocaat per Orde van advocaten, vermeerderd met één bijkomend lid per overschreden tweehonderdtal advocaten en een supplementair bijkomend lid per overschreden zevenhonderdvijftigtal advocaten op 1 december voorafgaand aan de dag van de verkiezingen; • de stafhouder van de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie, met raadgevende stem; • de vertegenwoordigers bij de Raad van de balies van de Europese Unie, met raadgevende stem, voor zover ze geen verkozen lid zijn. 3.2. Het mandaat van het verkozen lid vangt aan op 1 september volgend op de verkiezingen en duurt twee jaar. Het lid is onbeperkt herkiesbaar, doch kan slechts zes opeenvolgende jaren in de algemene vergadering zetelen. Het mandaat van verkozen lid is persoonlijk: in geval van afwezigheid mag het lid zich laten vertegenwoordigen door een volmachtdrager die stemgerechtigd lid is van de algemene vergadering. Slechts één volmacht per volmachtdrager is toegelaten. De stafhouder kan vervangen worden overeenkomstig artikel 447 Ger.W. De stafhouder van de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie kan vervangen worden door zijn vertegenwoordiger, lid van de raad van zijn Orde.
Artikel 4
verkiezing van de leden van de algemene vergadering 4.1. Iedere Orde van advocaten organiseert tweejaarlijks de rechtstreekse verkiezing van de te verkiezen leden van de algemene vergadering, gelijktijdig met de verkiezingen bedoeld in artikel 450 Ger.W., bij een afzonderlijke en geheime stemming. Van de verrichtingen wordt een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een eensluidend verklaard afschrift binnen 15 dagen na de verkiezingen aan de Orde van Vlaamse balies wordt toegezonden. 4.2. Alle advocaten zijn stemgerechtigd en verkiesbaar. 4.3. De leden worden verkozen bij betrekkelijke meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen voor het laatste te begeven mandaat, is de oudste kandidaat naar rangorde op het tableau en op de lijsten bedoeld in artikel 430
INHOUDSTAFEL
noab
137
Ger.W. gekozen. De niet verkozen kandidaten zijn opvolgers, in volgorde van het aantal behaalde stemmen. Bij staking van stemmen wordt de volgorde van de opvolgers bepaald door hun rangorde op het tableau en op de lijsten bedoeld in artikel 430 Ger.W. Nadat de stemming gesloten is verklaard, wordt meteen tot telling overgegaan en wordt de uitslag ervan in de algemene vergadering door haar voorzitter afgekondigd. 4.4. Kan een lid zijn mandaat niet voltooien, dan neemt de eerste in nuttige rang komende opvolger zijn plaats in voor de resterende duur van dit mandaat; is er geen verkozen opvolger, dan wijst de raad van de betrokken Orde van advocaten bij geheime stemming de opvolger aan, en zendt desbetreffend binnen 15 dagen na de aanwijzing een eensluidend verklaard uittreksel uit het verslag van de raad van de Orde, aan de Orde van Vlaamse balies toe. Indien een verkozen lid stafhouder is of wordt, zal hij voor de duur van zijn stafhouderschap als verkozen lid vervangen worden door de eerste in nuttige rang komende opvolger; is er geen verkozen opvolger, dan wijst de raad van de betrokken Orde van advocaten bij geheime stemming de opvolger aan, en zendt desbetreffend binnen 15 dagen na de aanwij zing een eensluidend verklaard uittreksel uit het verslag van de raad van de Orde, aan de Orde van Vlaamse balies toe. 4.5. Minstens 30 dagen vooraf deelt de stafhouder aan de stemgerechtigde leden van de Orde van advocaten schriftelijk plaats, dag en uur van de kiesverrichtingen mee, en nodigt gelijktijdig de leden van zijn balie die daarvoor in aanmerking komen uit om zich kandidaat te stellen. Kandidaten dienen schriftelijk hun kandidatuur bij de stafhouder in, uiterlijk om 12 uur ’s middags van de laatste werkdag die een periode van 20 dagen vóór de kiesverrichtingen voorafgaat. De stafhouder onderzoekt de geldigheid van iedere kandidatuur, wijst eventueel de kandidaat op een ongeldigheid, en roept in geval van betwisting bij hoogdringendheid de raad van de Orde samen, die in laatste aanleg uitspraak doet over de geldigheid van de kandidatuur. De lijst der kandidaten, opgesteld op basis van anciënniteit op het tableau en op de lijsten bedoeld in artikel 430 Ger.W., wordt bekendgemaakt zodra ze definitief is. Het stembiljet vermeldt de kandidaten volgens hun anciënniteit op het tableau en op de lijsten bedoeld in artikel 430 Ger.W. Een stembiljet wordt bij de telling slechts als geldig aangezien indien er niet meer stemmen zijn op uitgebracht dan het aantal te verkiezen leden. Artikel 5
werking van de algemene vergadering 5.1. De algemene vergadering kan alleen beraadslagen en beslissen wanneer de meerderheid van haar leden aanwezig of vertegenwoordigd is. Wordt dit quorum niet bereikt, dan wordt een tweede vergadering bijeengeroepen die beraadslaagt en beslist ongeacht het aantal aanwezige leden, voor zover dit in een bijzondere uitnodiging uitdrukkelijk is aange kondigd. Indien op deze tweede vergadering het quorum niet wordt bereikt, kan uitslui tend worden beslist over punten die uitdrukkelijk in de bij de uitnodiging gevoegde agenda zijn vermeld. Tenzij anders bepaald, beslist de algemene vergadering bij volstrekte meerderheid van stemmen en wordt voor de berekening van de in dit reglement van orde bepaalde meerderheden geen rekening gehouden met onthoudingen, blanco of ongeldige stemmen.
138
noab
INHOUDSTAFEL
5.2. De algemene vergadering vergadert minstens eenmaal per trimester, en telkens wanneer de raad van bestuur het nodig acht of wanneer minstens een tiende van de leden het vraagt, in dit laatste geval binnen één maand na de aanvraag. De oproeping tot de algemene vergadering vermeldt de agenda. 5.3. De voorzitter van de raad van bestuur, of bij diens afwezigheid of verhindering het oudste lid van de raad van bestuur, roept de algemene vergadering samen en zit ze voor. De leden van de raad van bestuur nemen aan de algemene vergadering deel met raadgevende stem. Wanneer ingevolge strijdigheid van belangen de raad van bestuur of twee vijfden van de aanwezige leden van de algemene vergadering het wenselijk acht, verlaten de leden van de raad van bestuur de vergadering en wordt de vergadering geleid door een voorzitter ad hoc die alsdan door de vergadering wordt aangewezen. De vergaderingen zijn openbaar voor de advocaten, onder voorbehoud van het recht van de algemene vergadering te beslissen om met gesloten deuren te vergaderen. Van iedere algemene vergadering wordt aan aanwezigheidslijst bijgehouden en wordt een verslag opgesteld. Artikel 6
bevoegdheden van de algemene vergadering 6.1. De algemene vergadering vertegenwoordigt de advocaten en is het hoogste orgaan. De algemene vergadering heeft de meest uitgebreide bevoegdheid om te beslissen over de zaken die tot de bevoegdheid van de Orde van Vlaamse balies behoren. Haar beslissingen verbinden de Orde van Vlaamse balies en de Ordes van advocaten. 6.2. Uitsluitend de algemene vergadering: • verkiest en ontslaat de leden van de raad van bestuur en bepaalt de eventuele vergoeding van hun mandaat; • keurt het reglement van orde goed en brengt er wijzigingen aan met een meerderheid van tenminste twee derden van de stemmen; • stelt de reglementen vast en brengt er wijzigingen aan; • keurt het beleidsplan van de raad van bestuur goed, en oefent controle uit op de werking van de raad van bestuur; • keurt de begroting goed die de raad van bestuur haar jaarlijks voorlegt; • bepaalt op basis van de goedgekeurde begroting de jaarlijkse bijdrage die door iedere Orde van advocaten verschuldigd is. Deze bijdrage staat in verhouding tot het aantal advocaten dat op 1 december voorafgaand aan het boekjaar ingeschreven is op het tableau en op de lijsten bedoeld in artikel 430 Ger.W.; • keurt jaarlijks vóór 30 juni de rekeningen goed en verleent kwijting aan de bestuurders, nadat de raad van bestuur verslag met rekening en verantwoording heeft gedaan over het afgelopen boekjaar, dat met het kalenderjaar samenvalt. De rekeningen worden minstens 15 dagen vooraf aan de leden van de algemene vergadering overgemaakt; • wijst de drie scheidsrechters aan die deel uitmaken van het scheidsgerecht, uit een lijst van kandidaten die de raad van bestuur voordraagt en die minstens tweemaal zoveel kandidaten telt als aan te wijzen scheidsrechters; • wijst de vertegenwoordigers aan bij de raad van de balies van de Europese Unie; • wijst de afgevaardigden van de Orde van Vlaamse balies in de Federale Raad van de balies aan, uit een lijst van minstens acht kandidaten voorgedragen door de raad van bestuur; • draagt de stafhouders of voormalige stafhouders voor die ingevolge artikel
INHOUDSTAFEL
noab
139
428ter § 7 en § 9 Ger.W. als lid of als plaatsvervanger deel uitmaken van de aldaar bedoelde commissie van beroep; • draagt de advocaten voor die ingevolge artikel 428quater § 3 en § 5 Ger.W. als lid of als plaatsvervanger deel uitmaken van de aldaar bedoelde examencommissie. Artikel 7
samenstelling van de raad van bestuur 7.1. De raad van bestuur bestaat uit acht leden, onder wie de voorzitter. 7.2. Het mandaat van bestuurder is onverenigbaar met dat van stafhouder of lid van een raad van de Orde van advocaten. Er kunnen niet meer dan twee leden van eenzelfde Orde van advocaten deel uitmaken van de raad van bestuur. Het mandaat van de leden van de raad van bestuur duurt drie jaar en is hernieuwbaar.
Artikel 8
verkiezing van de leden van de raad van bestuur 8.1. De algemene vergadering, daarbij voorgezeten door haar oudste lid, verkiest de leden van de raad van bestuur bij geheime stemming. De voorzitter van de raad van bestuur wordt bij afzonderlijke stemming verkozen. Van de verrichtingen wordt een pro-ces-verbaal opgemaakt, waarvan een eensluidend verklaard afschrift binnen 15 dagen na de verkiezingen wordt toegezonden aan de Ordes van advocaten. 8.2. De leden van de raad van bestuur zijn advocaten die al dan niet lid zijn van de algemene vergadering. Een lid van de raad van bestuur kan te allen tijde door de algemene ver gadering worden ontslagen. Indien een lid van de algemene vergadering tot bestuurder wordt verkozen, neemt zijn mandaat als lid van de algemene vergadering van rechtswege een einde, en wordt hij opgevolgd. 8.3. De voorzitter van de raad van bestuur wordt verkozen met een meerderheid van tenminste de helft der stemmen van alle aanwezigen indien er slechts één kandidaat is, en van tenminste de helft der stemmen indien er meerdere kandidaten zijn. Zijn er meerdere kandidaten en haalt in de eerste ronde geen der kandidaten de meerderheid, dan volgt onmiddellijk een tweede ronde tussen de twee kandidaten die tijdens de eerste ronde de meeste stemmen behaalden. Bij staking van stemmen om vast te stellen wie als tweede kandidaat naar de tweede ronde gaat, geniet de oudste kandidaat naar rangorde op het tableau en op de lijsten bedoeld in artikel 430 Ger.W. voorrang. De leden van de raad van bestuur, andere dan de voorzitter, worden verkozen met betrekkelijke meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen voor het laatste te begeven mandaat, is de oudst naar rangorde op het tableau en op de lijsten bedoeld in artikel 430 Ger.W. ingeschreven kandidaat, verkozen. Zijn er niet meer kandidaten dan te begeven mandaten, dan worden deze kandidaten bij meerderheid van stemmen als bestuurders verkozen. Zijn meer dan twee kandidaten van eenzelfde Orde van advocaten verkozen, dan wordt alleen rekening gehouden met de verkiezing van de twee kandidaten die de meeste stem-men behaalden, terwijl bij staking van stemmen de oudst naar rangorde op het tableau of op de lijsten bedoeld in artikel 430 Ger.W. ingeschreven kandidaat, verkozen is. Nadat de stemming gesloten is verklaard, wordt meteen tot telling overgegaan en wordt de uitslag ervan in de algemene vergadering door haar voorzitter afgekondigd.
140
noab
INHOUDSTAFEL
8.4. Wanneer een mandaat van bestuurder openvalt, verkiest de eerstvolgende nuttige algemene vergadering een nieuwe bestuurder om het lopende mandaat te voltooien. 8.5. Minstens 40 dagen vooraf deelt de voorzitter van de raad van bestuur aan alle leden van de algemene vergadering schriftelijk plaats, dag en uur van de kiesverrichtingen mee, nodigt hij gelijktijdig tot kandidaatstelling uit, en verzoekt hij de stafhouders om op hun beurt binnen hun Orde van advocaten tot kandidaatstelling uit te nodigen. Kandidaten dienen schriftelijk en tegen ontvangstbewijs hun kandidatuur bij de voorzitter van de raad van bestuur in, uiterlijk om 12 uur ‘s middags van de laatste werkdag die een periode van 15 dagen vóór de kiesverrichtingen voorafgaat. Kandidaten kunnen binnen dezelfde termijn en in dezelfde vorm ook rechtsgeldig worden voorgedragen door vijf leden van de algemene vergadering. Zodra de termijn voor kandidaatstelling verstreken is, wordt de lijst der kandidaten bekendgemaakt, opgesteld op basis van anciënniteit op het tableau en op de lijsten bedoeld in artikel 430 Ger.W. Het stembiljet voor de verkiezing van de voorzitter en het stembiljet voor de verkiezing van de andere bestuurders, vermeldt telkens de lijst der kandidaten opgesteld op basis van anciënniteit op het tableau en op de lijsten bedoeld in artikel 430 Ger.W. Een stembiljet wordt bij de telling slechts als geldig aangezien indien er niet meer stemmen zijn op uitgebracht dan het aantal te begeven mandaten. Artikel 9
werking van de raad van bestuur 9.1. De raad van bestuur vormt een college dat wordt voorgezeten door de voorzitter, of bij diens afwezigheid of verhindering door het oudste lid van de raad van bestuur, en kan alleen beraadslagen en beslissen wanneer de meerderheid van zijn leden aanwezig is. 9.2. De raad van bestuur beslist bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
Artikel 10
bevoegdheden van de raad van bestuur Onverminderd de bepalingen van artikel 6, is de raad van bestuur bevoegd om alle handelingen te verrichten die nodig of dienstig zijn tot verwezenlijking van de opdrachten en taken die de wet aan de Orde van Vlaamse balies toevertrouwt, en tot realisatie van het beleidsplan dat hij bij aanvang van zijn driejarig mandaat ter goedkeuring aan de algemene vergadering voorlegt, één en ander met aanwending van de financiële middelen die ter beschikking zijn overeenkomstig de goedgekeurde begroting. Hij staat in voor de algemene organisatie van het secretariaat, dat wordt uitgebouwd volgens de opdrachten en taken die aan de Orde van Vlaamse balies worden toever-trouwd, en het goedgekeurde beleidsplan. Hij werft daartoe de nodige personeelsleden aan, en wijst als hoofd van het secretariaat een algemeen secretaris aan. Hij vertegenwoordigt de Orde van Vlaamse balies bij alle gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen. Hij wijst bij verhindering van de voorzitter het lid van de raad van bestuur aan dat hem vervangt, zo onder meer in de commissie bedoeld in artikel 28 § 4, 2de lid, van de wet van 13.03.1973 betreffende de vergoeding voor onwerk-
INHOUDSTAFEL
noab
141
zame voorlopige hechtenis. Hij bereidt de algemene vergadering voor en voert haar beslissingen uit. Artikel 11
overgangsbepalingen 11.1. De eerste verkiezing van de te verkiezen leden van de algemene vergadering vindt plaats binnen 60 dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het Koninklijk Besluit ter bekrachtiging van dit reglement. Het mandaat van de te verkiezen leden vangt aan op de eerste dag van de derde maand na deze bekendmaking en eindigt op 31 augustus van het tweede jaar volgend op het jaar waarin het mandaat een aanvang neemt. 11.2. De algemene vergadering verkiest de eerste raad van bestuur voor een mandaat dat eindigt op 31 augustus van het derde jaar volgend op het jaar waarin het mandaat een aanvang neemt. (Goedgekeurd door de raad van afgevaardigden en door de raad van bestuur van de Vereniging van Vlaamse Balies op 7 november 2001)
2. Reglementen van de OVB 2.1 reglement inzake de advocaat-syndicus van een vereniging van mede-eigenaars Artikel 1
Advocaten kunnen als syndicus optreden voor de vereniging van mede-eigenaars in het kader van artikel 577, 2 - 577, 14 B.W., overeenkomstig de regels van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan hun beroep ten grondslag liggen.
Artikel 2
De advocaat die als syndicus wil optreden, meldt dit aan zijn stafhouder en doet blijken van een passende, bijzondere aansprakelijkheidsverzekering. De advocaat blijft voor zijn professionele handelingen als syndicus onderworpen aan hettuchtgezag van zijn stafhouder en Orde.
Artikel 3
In zijn verhouding tot de algemene vergadering van mede-eigenaars, de raad van beheer en derden m.b.t. de daden die hij als syndicus stelt, en de opdrachten die hem worden verstrekt, dient de advocaat blijkt te geven van de onafhankelijkheid die kenmerkend is voor zijn beroep, en dient hij deze te verzoenen met de wettelijke bevoegdheden aan de bestuurs- en controle-organen van de vereniging van mede-eigenaars verleend. Indien deze onafhankelijkheid niet voldoende gewaarborgd zou blijken, dient de advocaatsyndicus zich van zijn mandaat te ontdoen.
Artikel 4
Het is de advocaat-syndicus toegelaten beperking van zijn aansprakelijkheid terzake de uitoefening van zijn taken te bedingen tot het bedrag van de bijzondere verzekering die hij voor zijn mandaten dient af te sluiten.
Artikel 5
De advocaat-syndicus kan in principe optreden voor de rechtbanken als vertegenwoordiger van de vereniging overeenkomstig artikel 577, 8, § 4 B.W. Hij treedt dan echter niet op als advocaat, doch als een gemandateerde van gemeen recht en moet gebeurlijk zijn mandaat bewijzen, ook t.a.v. zijn con-
142
noab
INHOUDSTAFEL
fraters. Hij treedt niet op in toga en zal elk gevaar voor verwarring tussen zijn bijzonder mandaat en het mandaat ad litem vermijden. Hij zal zich bij voorkeur laten vertegenwoordigen in rechte door een confrater. Hij zal in elk geval niet voor de gemeenschap optreden en pleiten wanneer hij persoonlijk in de zaak is betrokken of betrokken kan zijn. Dit is met name het geval : - wanneer zijn persoonlijke aansprakelijkheid als syndicus ter sprake komt ; - wanneer hij aanwezig was bij de onderhandelingen, besprekingen, akkoorden in verband met de gemeenschap of deze zelf heeft opgesteld, verslagen van vergaderingen of beslissingen heeft genotuleerd, of deel genomen heeft aan het beraad over stemmingen of beslissingen en de rol die hij daar gespeeld heeft, het voorwerp uitmaakt van een betwisting, of in opspraak wordt gebracht tijdens het proces; - wanneer hij als getuige kan worden opgeroepen of geadviseerd heeft aan de mede-eigenaars in de betwiste materie. In voorkomend geval zal de advocaat terugtreden en de procedure verder laten behandelen door een confrater. Artikel 6
De advocaat-syndicus kan niet optreden voor een partij die tegenpartij is of wordt van de gemeenschap van eigenaars waarvan hij syndicus is. Hij kan evenmin, eens zijn mandaat van syndicus beëindigd, optreden voor of tegen de gemeenschap of één of meerdere van haar leden, wanneer hij in het kader van de uitoefening van zijn taak zou kunnen geconfronteerd worden met strijdige belangen i.v.m. zijn vroegere mandaat, of met een mogelijke verdenking van inbreuk op zijn beroepsgeheim. Deze verbodsbepalingen gelden ook voor de advocaten die met de advocaat-syndicus op enige wijze een vaste en veruiterlijkte vorm van samenwerkingsverband hebben, of die van de advocaat-syndicus enige bezoldiging ontvangen, behoudens indien de cliënten ingelicht werden over de aard en de draagwijdte van de samenwerking of binding tussen de advocaten, en toch de wens te kennen geven dat hun belangen worden verdedigd door de advocaten tot wie zij zich hadden gewend.
Artikel 7
De advocaat-syndicus zal er zorg voor dragen dat elke verhandeling van gelden voor de gemeenschappen van eigenaars, die hij als syndicus vertegenwoordigt, geschiedt via speciaal daarvoor geopende rekeningen, welke afgescheiden zijn zowel van zijn persoonlijke rekeningen als van de rekeningen van zijn kantoor, inbegrepen de derdenrekeningen. Deze bijzondere derdenrekeningen voor de mandaten als syndicus vallen onder de bevoegdheid en de controle van de Orde overeenkomstig het reglement derdengelden van de Algemene Raad van de Nationale Orde van 19 januari 1989. Toelichting : Goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies dd. 18.09.2002. Overeenkomstig artikel 497 Ger. W. aangezegd op 25.09.2002. In werking sinds 25.11.2002.
INHOUDSTAFEL
noab
143
2.2 reglement inzake de verhandeling van gelden van cliënten of derden Artikel 1
De advocaat verhandelt gelden van cliënten of derden uitsluitend via een specifiek daartoe te openen rekening bij een financiële instelling, ‘derdenrekening’ genoemd, en vermeldt deze rekening wanneer hij gelden opvraagt.
Artikel 2
De advocaat kan uitsluitend een derdenrekening openen bij een financiële instelling waarmee de Orde van Vlaamse Balies terzake een overeenkomst sloot, of bij ontstentenis de Orde van advocaten waar de advocaat is ingeschreven. Deze overeenkomst zal minimaal volgende bepalingen bevatten: - de derdenrekening is een zichtrekening; - de derdenrekening mag nooit een debetsaldo vertonen; - op de derdenrekening is elke vorm van krediet uitgesloten; - de derdenrekening kan op geen enkele wijze tot zekerheid dienen; - elke compensatie, fusie of bepaling van eenheid van rekening tussen de derdenrekening en andere bankrekeningen is uitgesloten; - de derdenrekening levert voor de advocaat geen rente of enige andere opbrengst op, onverminderd de mogelijkheid voor de Orde van Vlaamse Balies en/of de Orde van advocaten om met de financiële instelling een vergoeding ten behoeve van de Orde van advocaten te bedingen, waarvan dan de kosten worden afgehouden; - de opening en afsluiting van een derdenrekening wordt door de financiële instelling gemeld aan de stafhouder van de Orde van advocaten waar de advocaat ingeschreven is; - de advocaat verleent bij de opening van de derdenrekening een onherroepelijke volmacht aan de stafhouder van de Orde van advocaten waar hij ingeschreven is, om vanwege de financiële instelling volledige inzage en afschrift te verkrijgen van alle verrichtingen op deze derdenrekening.
Artikel 3
De advocaat verzoekt cliënten en derden steeds om uitsluitend op zijn derdenrekening te betalen, behalve wanneer hij zijn cliënt verzoekt om betaling van kosten en erelonen, of een voorschot erop. Indien de advocaat een betaling ontvangt van gelden bestemd voor cliënten of derden, anders dan door de rechtstreekse overschrijving op zijn derdenrekening, stort hij deze gelden onmiddellijk op zijn derdenrekening. De advocaat maakt gelden die hij ontvangt met het oog op doorbetaling aan een confrater uitsluitend aan die confrater over door overschrijving op diens derdenrekening.
Artikel 4
De advocaat maakt de gelden die hij ontvangt en die bestemd zijn voor cliënten of derden, binnen de kortste tijdspanne aan hun bestemmeling over. Wanneer evenwel de advocaat om redenen onafhankelijk van zijn wil de gelden niet onmiddellijk aan hun bestemmeling kan of mag overmaken, en ook wanneer de advocaat ertoe gehouden is, bijvoorbeeld bij wijze van kantonnement of in zijn hoedanigheid van minnelijk aangesteld sekwester, aan cliënten of aan derden toebehorende gelden te ontvangen, dan stort hij deze gelden binnen de kortste tijdspanne op een specifiek telkens afzonderlijk daartoe te openen rubriekrekening, waarvan de opgebrachte netto-rente aan de bestemmeling toekomt. Pas na zijn cliënt er schriftelijk van op de hoogte te hebben gebracht, kan de advocaat deze gelden geheel of gedeeltelijk behouden als voorschot, ereloon of terugbetaling van kosten.
144
noab
INHOUDSTAFEL
Artikel 5
De stafhouder oefent toezicht uit op het correct gebruik van de derdenrekening. Hij kan alle bewarende maatregelen nemen, inclusief het opleggen van een tijdelijk verbod om gelden van cliënten of derden te verhandelen. Toelichting: Unaniem goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies dd. 11.12.2002. Overeenkomstig artikel 497 Ger.W. aangezegd op 06.01.2003. In werking sinds 06.03.2003
2.3 reglement inzake publiciteit Artikel 1
De advocaat mag publiciteit voeren of laten voeren, voor zover deze niet in strijd is met enige rechtsnorm, in het bijzonder met dit reglement.
Artikel 2
Het is de advocaat niet toegestaan misleidende publiciteit te voeren.
Artikel 3
§1. Het is de advocaat niet toegestaan in een lopende zaak bewust en onuitgenodigd cliënteel dat door een ander advocaat wordt bijgestaan, door publiciteit af te werven of dat te pogen. §2. Het is de advocaat niet toegestaan publiciteit te voeren door een gepersonaliseerd dienstenaanbod voor een bepaalde zaak of een dossier, zonder daartoe te zijn uitgenodigd.
Artikel 4
Het is de advocaat niet toegestaan in publiciteit tot uitdrukking te brengen dat hij over een bijzondere deskundigheid in een of meerdere rechtsmateries beschikt, tenzij deze deskundigheid op grond van de door hem verworven kennis en/of ervaring aannemelijk kan worden gemaakt.
Artikel 5
§1. Het is de advocaat niet toegestaan in publiciteit melding te maken van de behaalde resultaten, van het aantal zaken dat hij behandelt noch van zijn omzet of van een succespercentage, behalve wanneer dit gevraagd of verwacht wordt in een vergelijkend onderzoek of een gunningsprocedure. §2. Het is de advocaat evenmin toegestaan publiciteit te voeren over zaken die bij hem in behandeling zijn of zijn geweest, over de identiteit van zijn cliënt tenzij mits diens uitdrukkelijke toestemming, of over de aard en omvang van diens belangen.
Artikel 6
§1. De publiciteit van de advocaat over zijn tarieven en voorwaarden dient ondubbelzinnig en duidelijk te zijn. Bij vermelding van tarieven in publiciteit dient in ieder geval duidelijk te zijn op welke diensten zij betrekking hebben en op welke wijze kosten in rekening worden gebracht, opdat de cliënt zich een volledig beeld kan vormen van kosten en erelonen. §2. Het is niet toegestaan in publiciteit enkel te verwijzen naar basis- of minimumprijzen. §3. De advocaat is gebonden door de door hem gepubliceerde tarieven en voorwaarden.
Artikel 7
Behalve in personalia en in curriculum vitae is het de advocaat niet toegestaan in publiciteit melding te maken van de door hem in het verleden of thans beklede ambten in de rechterlijke macht en uitgeoefende politieke mandaten.
INHOUDSTAFEL
noab
145
Toelichting: Artikel 1 Dit artikel stelt als principe de vrijheid persoonlijke publiciteit te voeren, behoudens de daarop geformuleerde uitzonderingen. De bestaande reglementering gaat uit van de omgekeerde benadering, namelijk een algemeen verbod op persoonlijke publiciteit, behoudens uitdrukkelijk toegestane uitzonderingen. Ook de middelen waarop de advocaat voor zijn publiciteit een beroep kan doen, worden, in tegenstelling tot het bestaande reglement, niet beperkend opgesomd. De voorgestelde reglementering heeft uiteraard enkel een deontologische werking : de wettelijke verantwoordelijkheden van de advocaten die publiciteit voeren blijven integraal bestaan, en de advocaten die van het recht persoonlijke publiciteit te voeren gebruik wensen te maken worden gewezen op hun burgerrechtelijke en mogelijk zelfs strafrechtelijke verantwoordelijkheid voor wat zij publiceren. Niet in het minst zullen de advocaten rekening moeten blijven houden met hun beroepsgeheim, en zullen zij er zich van onthouden in hun persoonlijke publiciteit melding te maken van of commentaar te geven bij zaken waarin zij betrokken waren of waar zij professioneel kennis van hebben. In de preambule is verwezen naar de basisregels van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep ten grondslag liggen (artikel 456 Ger.W.). De advocaten die publiciteit voeren zullen erop toezien dat dit gebeurt op een wijze die conform is aan de goede smaak, en met een gepaste discretie. Men moet zich onthouden van publicaties in bladen van bedenkelijk zedelijk niveau, en in het algemeen moet men ervoor zorgen dat publicitaire inlassingen enkel in daartoe geëigende publicaties, met een gepaste vormgeving, en op een geschikte plaats worden opgenomen. Een zakelijke toon dient geprefereerd. De rechtschapenheid schrijft voor dat de publiciteit waarheidsgetrouw en niet louter subjectief is. Objectief zijn betekent dat de gegevens, die in de publiciteit voorkomen, door de stafhouder of de Orde moeten kunnen geverifieerd worden. De advocaat draagt hier desgevallend de bewijslast t.o.v. de ordinale overheden. Artikel 2 Er dient verwezen naar de wet van 21 oktober 1992 betreffende de misleidende reclame inzake de vrije beroepen, die tot op heden, om evidente redenen, aan de aandacht van de advocatuur als beroepsgroep grotendeels is ontsnapt. Deze wet bepaalt dat door de stakingsrechter vastgestelde inbreuken door de griffie worden medegedeeld aan de tuchtrechtelijke overheden. De tekst van het reglement houdt in dat een inbreuk op deze wet ipso facto een deontologisch vergrijp uitmaakt. Artikel 3 Het eerste lid verbiedt het afwerven van cliënten in lopende zaken. Deze regel gaat ervan uit dat het niet in het belang van de cliënt is, noch in het belang van de rechtsbedeling, dat cliënten tijdens het verloop van een zaak geconfronteerd worden met mogelijk destabiliserende of als afbrekend ervaren publicitaire mededelingen van andere advocaten. Het is ongepast, en in strijd met de confraterniteit, dat advocaten een wig proberen te drijven tussen hun confrater en diens cliënt. Het tweede lid verbiedt het onuitgenodigd mondeling, schriftelijk of op enige andere wijze demarcheren van een potentiële cliënt met het oog op een welbepaalde zaak of dossier. Een algemeen dienstenaanbod is aangewezen. Een aanspreken van de individuele rechtzoekende voor een bepaalde opdracht (bv. ter gelegenheid van een ramp, ongeval, enz.) komt vaak neer op opdringerigheid en wordt als onkies ervaren. Artikel 4 Wie zich als advocaat bijzondere deskundigheid of ervaring aanmeet, moet kunnen aantonen dat deze aanspraak terecht of althans aannemelijk is. Bijzondere deskundigheid is een ruimer begrip dan het woord “ specialisatie “; ook soortgelijke omschrijvingen (als expert, deskundige) of presentatie waardoor de indruk van een specialistische deskundig-
146
noab
INHOUDSTAFEL
heid wordt opgeroepen, zijn hier bedoeld. Ook hier draagt de advocaat de bewijslast t.o.v. de ordinale overheden. Artikel 5 Succescijfers en dergelijke gegevens zijn meestal misleidend. Zij geven een verkeerd beeld van de advocaten en hun kwaliteiten, en moeten daarom verboden worden. Het verstrekken van concrete gegevens over behandelde zaken is in strijd met het beroepsgeheim, en kan evenmin aanvaard worden. Hier worden vanzelfsprekend niet bedoeld gegevens die in het belang van de cliënt en met het oog op zijn goede naam en faam of zijn verdediging worden bekend gemaakt door de raadsman, bv. in antwoord op een persmededeling over het lopend onderzoek door het O.M. Evenmin worden bedoeld publicatie van rechtspraak in een periodieke mededeling van het kantoor (vanzelfsprekend met de passende discretie), of publicaties van gegevens die door de wet zijn opgelegd (zoals bv. de jaarrekeningen in professionele vennootschappen). Ook voor de beperkte of openbare gunningsprocedures mogen de vereiste gegevens verstrekt worden, weer met de nodige discretie en, waar nodig, de instemming van de cliënt. Het gaat uiteindelijk telkens niet om werkelijke uitzonderingen op de regel van artikel 5, daar deze slechts betrekking heeft op de publiciteit gevoerd door de advocaat zelf of door derden in zijn opdracht, en bovenvermelde schijnbare uitzonderingen geen publicitair oogmerk hebben. Artikel 6 Er bestaat een groeiende vraag naar openheid en duidelijkheid over gehanteerde tarieven. Wie in zijn publiciteit melding wil maken van tarieven, moet dit doen met inachtneming van de regels van transparantie en voldoende volledigheid. Alleen minimumtarieven vermelden voldoet geenszins aan het hierboven gestelde. Het volstaat dus niet te zeggen : “ echtscheidingen vanaf 1.000 euro “ of “ vanaf 75 euro per uur “. De advocaat die gegevens over zijn tarieven publiceert, moet er zich ook aan houden. Dit neemt niet weg dat er geen afbreuk wordt gedaan aan het beginsel dat het ereloon met billijke gematigdheid moet worden vastgesteld, volgens het voorschrift van artikel 459 Ger.W. Artikel 7 Artikel 7 houdt vast aan de bestaande regels terzake het vermelden in publiciteit van huidige of vorige mandaten in de rechterlijke macht of in de politiek. Dergelijke vermeldingen kunnen onterecht de indruk doen ontstaan dat de betrokken advocaat een betere toegang heeft tot de instellingen of de rechtbanken, of dat hij daar meer gehoor zal vinden dan andere advocaten. Een uitzondering geldt voor die informatieve documenten (personalia en curriculum vitae) waar dergelijke gegevens moeilijk kunnen worden verzwegen. Goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies dd. 04.06.2003. Overeenkomstig artikel 497 Ger.W. aangezegd op 11.06.2003. In werking sinds 12.08.2003. Dit reglement wijzigt het reglement inzake publiciteit, goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies dd. 18.09.2002 (de artikelen 2 en 7 werden gewijzigd).
2.4 reglement betreffende het houden van meerdere kantoren of vestigingen. Artikel 1
Een advocaat ingeschreven op het tableau, kan meerdere kantoren houden in één of meerdere gerechtelijke arrondissementen, in binnen- of buitenland. Een advocaat die meerdere kantoren houdt, heeft zijn hoofdkantoor in het kantoor waar hij hoofdzakelijk zijn beroep uitoefent.
INHOUDSTAFEL
noab
147
Een stagiair kan naast het kantoor dat hij gebeurlijk houdt bij zijn stagemeester, slechts één kantoor houden en dit uitsluitend in hetzelfde arrondissement, onverminderd artikel 430, 2° Ger.W. Artikel 2
Samenwerkingsverbanden van advocaten kunnen meerdere vestigingen hebben in één of meerdere gerechtelijke arrondissementen, in binnen- of buitenland. In elke vestiging van het samenwerkingsverband dient minstens één lid van het samenwerkingsverband kantoor te houden.
Artikel 3
Een advocaat die lid is van een associatie met gedeeltelijke inbreng of van een groepering die onder gemeenschappelijke naam naar buiten treedt, mag buiten deze associatie of groepering uitsluitend een individueel kantoor houden voor de uitoefening van de niet in de associatie ingebrachte activiteiten of de activiteiten die niet onder de gemeenschappelijke naam van de groepering worden uitgeoefend. Op het briefpapier dat hij daarvoor gebruikt, vermeldt hij van welke associatie of groepering hij tevens lid is. Indien een advocaat die lid is van een volledige associatie of groepering een eigen kantoor heeft, kan hij dit kantoor enkel vermelden op het briefpapier van het samenwerkingsverband. Hij kan geen eigen briefpapier hebben. De medewerker, die geen lid is van een samenwerkingsverband, maar die kantoor houdt op het adres van de advocaat of het samenwerkingsverband waar hij meewerkt, kan daarnaast een eigen kantoor houden en eigen briefpapier hebben, maar vermeldt op dit briefpapier bij welke advocaat of bij welk advocatenkantoor hij tevens medewerker is.
Artikel 4
Een advocaat moet zich inschrijven op het tableau van elke Orde van advocaten waar hij kantoor houdt. Een advocaat is volwaardig lid van elke Orde van advocaten waar hij is ingeschreven, is er stemgerechtigd en verkiesbaar. Zonder afbreuk te doen aan de tuchtrechtelijke bevoegdheden van alle betrokken stafhouders gelden voor de beslechting van een probleem of conflict tussen advocaten volgende regels: - alleen bevoegd is de gemeenschappelijke stafhouder, zijnde die van de Orde waar alle advocaten betroken bij een conflict of probleem zijn ingeschreven. - indien de betrokken advocaten geen gemeenschappelijke stafhouder hebben, is voor elke advocaat uitsluitend de stafhouder van het arrondissement waar de advocaat zijn hoofdkantoor houdt, bevoegd over deze advocaat, onverminderd bestaande conflictregels tussen stafhouders.
Artikel 5
De advocaat deelt aan de stafhouders van de betrokken balies mee waar hij zijn hoofdkantoor houdt, bij gebreke waarvan hij geacht wordt zijn hoofdkantoor te houden op het adres van de oudste inschrijving op het tableau van een Orde van advocaten behorende tot de Orde van Vlaamse Balies. De advocaat die een bijkomend kantoor opent of een kantooradres wijzigt, meldt de gegevens daarvan aan de stafhouder van elke Orde waar hij is ingeschreven.
Artikel 6
In zijn schriftelijke communicaties vermeldt de advocaat op een transparante en met de werkelijkheid overeenstemmende wijze de gegevens over hoofd- en bijkantoren. De vermeldingen in elektronische briefwisseling mogen beperkt zijn tot de gegevens van het hoofdkantoor voor zover de andere voorgeschreven gegevens beschikbaar zijn op een daarin vermelde website. Het briefpapier van een samenwerkingsverband dient duidelijk te vermelden welke advocaat bij welke balie(s) is ingeschreven.
148
noab
INHOUDSTAFEL
Artikel 7
De advocaat moet in elk kantoor beschikken over een infrastructuur die een behoorlijke uitoefening van het beroep mogelijk maakt.
Artikel 8
De advocaat die aan meerdere Ordes van advocaten behorende tot de Orde van Vlaamse Balies is ingeschreven, betaalt bij de Orde van advocaten van zijn hoofdkantoor de volledige jaarlijkse bijdrage. Bij de andere Ordes waar hij ingeschreven is, betaalt hij de helft van de jaarlijkse bijdrage die hij daar verschuldigd zou zijn mocht het om zijn hoofdkantoor gaan. Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid wordt rekening gehouden met de situatie op 1 december voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de jaarlijkse bijdrage wordt geïnd. Voor de bijdrage van de balies aan de Orde van Vlaamse Balies en voor de berekening van het aantal leden dat die balie in de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse balies mag laten verkiezen, wordt uitsluitend rekening gehouden met de advocaten die hun hoofdkantoor hebben in een bepaalde Orde van advocaten. Toelichting: Reglement van 18 september 2002 inzake de vestiging van meerdere kantoren goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies dd. 18.09.2002. Overeenkomstig artikel 497 Ger. W. aangezegd op 25.09.2002. In werking sinds 25.11.2002. Wijzigingen goedgekeurd door de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies op 12 mei 2010
2.5 reglement inzake de financiele regeling bij de overstap naar een andere balie Artikel 1
De advocaat-stagiair is de baliebijdrage verschuldigd aan de Orde van advocaten waar hij ingeschreven is op de lijst van stagiairs. Wanneer de advocaat-stagiair in de loop van het kalenderjaar overstapt naar een andere balie, blijft de baliebijdrage die hij voor dat kalenderjaar verschuldigd is integraal verworven voor de Orde van advocaten die hij verlaat, en betaalt hij datzelfde kalenderjaar geen bijdrage aan de Orde van advocaten waar hij wordt ingeschreven.
Artikel 2
De advocaat is de baliebijdrage verschuldigd aan de Orde van advocaten waar hij ingeschreven is op het tableau. Wanneer de advocaat, ingeschreven op het tableau, in de loop van het kalenderjaar overstapt naar een andere balie, blijft de baliebijdrage die hij voor dat kalenderjaar verschuldigd is integraal verworven voor de Orde van advocaten die hij verlaat, en betaalt hij datzelfde kalenderjaar geen bijdrage aan de Orde van advocaten waar hij wordt ingeschreven. Wanneer een advocaat, ingeschreven op het tableau van meerdere Ordes van advocaten, in de loop van het kalenderjaar overstapt van een balie waar hij ingevolgde artikel 8 van het reglement betreffende het houden van meerdere kantoren of vestigingen de helft van de jaarlijkse bijdrage betaalt, naar een andere balie, dan geldt bovenstaande regeling evenzeer.
Artikel 3
De advocaat of de advocaat-stagiair die van de ene balie naar de andere balie overstapt, voegt bij zijn verzoek tot inschrijving aan de balie waar hij toekomt,
INHOUDSTAFEL
noab
149
een bewijs dat hij alle baliebijdragen vereffend heeft die hij verschuldigd is aan de balie die hij verlaat. Toelichting: Goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies dd. 04.06.2003, in werking sinds 12.08.2003. Artikel 2 werd gewijzigd bij beslissing van de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies dd. 25.01.2006. De wijziging werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 08.02.2006 en trad in werking op 08.05.2006. Artikel 2, derde lid werd gewijzigd door het reglement tot wijziging van het reglement van 18 september 2002 inzake de vestiging van meerdere kantoren en het reglement van 4 juni 2003 inzake de financiële regeling bij overstap naar een andere balie. Dit reglement werd goedgekeurd door de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies d.d. 12.05.2010 en werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 25 mei 2010 en trad in werking op 25 augustus 2010.
2.6 reglement inzake advocaat en media Artikel 1
- Met inachtname van het reglement op de publiciteit mag de advocaat in alle omstandigheden, ook in openbare vergaderingen en in de media publiek gebruikmaken van zijn titel en van zijn recht op vrije meningsuiting. - Hij moet daarbij de principes van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan zijn beroep ten grondslag liggen eerbiedigen. - Hij dient zich bewust te zijn van zijn bijzondere hoedanigheid van advocaat, waardoor hij een centrale positie inneemt in de rechtsbedeling. - Hij dient er daarbij op toe te zien dat hij niet overkomt als een partij of getuige, of de indruk geeft dat hij zou spreken voor derden door wie hij niet is gemandateerd, in het bijzonder niet voor overheden van de Orde. - Hij dient er voor te waken dat zijn optreden geen afbreuk doet aan de regels van de confraterniteit. - De advocaat dient er voor te waken steeds correcte informatie te verschaffen en deze op een serene wijze toe te lichten. - Hij dient er voor te waken zijn medewerking aan de geschreven pers afhankelijk te stellen van de voorafgaande kennisneming van de te publiceren tekst en hij dient zich in te spannen om met betrekking tot de andere media hetzelfde te bekomen. - De advocaat staat geen interviews toe in toga. Hij staat evenmin interviews toe in een gerechtsgebouw, tenzij in een daartoe bestemd perslokaal. - De advocaat is verantwoordelijk voor zijn mededelingen in de media. Hij dient er rekening mee te houden dat hij hier niet beschikt over de immuniteit van het pleidooi.
Artikel 2
Optreden als commentator De advocaat kan betreffende zaken waarin hijzelf en/of zijn kantoorgenoten niet betrokken was of is en betreffende maatschappelijke evenementen en vraagstukken in het openbaar en aan de media inlichtingen, toelichtingen en uiteenzettingen over de juridische principes verschaffen, met toepassing van de regels beschreven onder artikel 1.
Artikel 3
Optreden als raadsman - Betreffende zaken waarin de advocaat optreedt of opgetreden is als raadsman, dient hij te waken voor de naleving van zijn beroepsgeheim en de confidentialiteit van mededelingen.
150
noab
INHOUDSTAFEL
- Hij dient zich te verzekeren van de toestemming van zijn cliënt om publieke mededelingen te doen. - Dergelijke mededelingen zullen steeds vertrekken vanuit de bekommernis voor de belangen van de cliënt en het dienen van een rechtvaardige zaak. - De advocaat waakt voor de inachtneming van het vermoeden van onschuld, de rechten van de verdediging van de verdachte, het slachtoffer en derden, hun privé-leven en waardigheid en de regels van het beroep, waaronder deze van artikel 1 van het huidig reglement. - Zijn tussenkomst dient te getuigen van zorgvuldigheid ook met betrekking tot de gerechtvaardigde belangen van derden, die niet onnodig grievend mogen worden bejegend, en deze dient te geschieden met middelen die niet sluiks of anoniem zijn en rechtens geoorloofd. - De advocaat moet er zich van onthouden het proces in de media te voeren en onthoudt zich van alle commentaren, vanaf het in beraad stellen van de zaak tot de uitspraak, behoudens indien, als gevolg van mededelingen in de media van het openbaar ministerie, de persrechter of derden, de wapengelijkheid bepaaldelijk een reactie noodzakelijk maakt. - De advocaat dient, zo mogelijk, vooraf de stafhouder te raadplegen, zijn standpunt in te winnen en zijn richtlijnen te volgen, en in elk geval voorafgaandelijk de stafhouder te raadplegen wanneer hij een voorganger of een opvolger dient te noemen of over diens activiteit in het dossier commentaar dient te geven. - Indien advocaten van verschillende balies betrokken zijn bij de problematiek behandeld in dit artikel, grijpt op initiatief van elk van hun stafhouders onderling overleg plaats. De beslissing komt toe aan de stafhouder van de plaats waar de zaak wordt behandeld, ongeacht het aantal betrokken advocaten en tot welke balie zij behoren. Toelichting: De begrippen in artikel 1.3 zijn een verwijzing naar overwegingen van het E.H.R.M. in het arrest Nikula t/ Finland van 21 maart 2002. Onder artikel 1.6. dient de advocaat de betrachting slechts correcte informatie te bezorgen ook kracht bijzetten door in de mate van het mogelijke de juistheid van zijn informatie ook vooraf na te trekken met alle mogelijke middelen. Artikel 1.9. verwijst naar artikel 444, 445, 761 Ger.W. juncto artikel 452 Sw. Bij artikel 3.2. lijkt het geboden, alleen reeds vanuit het oogpunt van het bewijs van deze toestemming, ze schriftelijk te laten vastleggen. Artikel 3.4. dient samen te worden gelezen met artikel 57 Voorbereidende titel W. Sv. Goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies dd. 04.06.2003. Overeenkomstig artikel 497 Ger.W. aangezegd op 11.06.2003. In werking sinds 12.08.2003.
2.7 reglement inzake beroepsmatige samenwerking met niet-advocaten Artikel 1
De advocaat dient in zijn beroepsmatige samenwerking met niet-advocaten zijn onafhankelijkheid, zijn partijdigheid en de bescherming van zijn beroepsgeheim te verzekeren en elk mogelijk belangenconflict te vermijden.
Artikel 2
(dit artikel werd vernietigd ingevolge het arrest van het hof van cassatie dd. 25.09.2003) Het is niet toegelaten dat advocaten met niet-advocaten een groep vormen of een samenwerkingsverband aangaan met het oog op beroepsmatige samenwerking, omdat dit de onafhankelijkheid, de partijdigheid, het beroeps-
INHOUDSTAFEL
noab
151
geheim en de zorg voor een beroepsuitoefening zonder belangenconflict in gevaar brengt. Zijn onder meer verboden: - het rechtstreeks of onrechtstreeks in handen zijn van personen die niet de hoedanigheid van advocaat bezitten van het geheel of een deel van het kapitaal van de groep of het samenwerkingsband; - het gebruik door deze personen van de benaming waaronder de groep of het samenwerkingsverband werkzaam is; - het door deze personen feitelijk of rechtens uitoefenen van de zeggenschap binnen de groep of het samenwerkingsverband; - het rechtstreeks of onrechtstreeks delen tussen advocaten en deze personen van erelonen of algemene kosten. Artikel 3
(dit artikel werd vernietigd ingevolge het arrest van het hof van cassatie dd. 25.09.2003) Het bestaan van een niet-toegelaten groep of samenwerkingsverband in de zin van artikel 2 wordt onder meer vermoed wanneer rechtstreeks of onrechtstreeks, al dan niet tegen vergoeding, advocaten en niet-advocaten: - kantoren, kantoorgebouwen of andere onroerende goederen samen betrekken of gebruiken, dan wel ter beschikking stellen van de ander; - roerende goederen zoals kantoormeubilair, burotica, hard- en software, netwerken samen gebruiken, dan wel ter beschikking stellen van de ander; - al of niet wederzijds, aan of ten behoeve van elkaar betalingen doen voor goodwill of voor het doorverwijzen van cliënten; - samen kredieten, leningen of voorschotten opnemen, zekerheden stellen, dan wel al of niet wederzijds aan of ten behoeve van de ander kredieten, leningen of voorschotten toestaan, zekerheden stellen; - samen diensten inhuren van personeel of derden, dan wel personeel of dienstverleners ter beschikking stellen van de ander; - door hen geleverde diensten en goederen of gemaakte kosten, niet zelf rechtstreeks factureren aan hun cliënten, maar via de ander; - gezamenlijk of via de ander informatie, communicatie of publiciteit ontwikkelen of verspreiden; - enig geldelijk of ander voordeel rechtstreeks of onrechtstreeks toekennen aan elkaar of ontvangen van elkaar, zonder dat daartegenover aanwijsbare prestaties als advocaat staan.
Artikel 4
Een advocaat mag niet gedogen dat gesuggereerd of beweerd wordt dat hij deel uitmaakt van een niet-toegelaten groep of samenwerkingsverband, en dient hierop adequaat te reageren.
Artikel 5
Dit reglement verhindert niet dat de advocaat een groep of samenwerkingsverband vormt met advocaten in andere landen van de E.U. die aldaar de voor eigen onderdanen wettelijke en deontologische regels respecteren en bij de uitoefening van hun activiteiten in België de hier geldende wetten en deontologische regels naleven.
Artikel 6
Artikel 8 van het reglement “Uitoefening in samenwerking van het beroep van advocaat” van 8 maart 1990 van de algemene raad van de Nationale Orde van Advocaten wordt opgeheven voor alle advocaten van de balies die van de Orde van Vlaamse Balies deel uitmaken.
152
noab
INHOUDSTAFEL
Toelichting Toelichting bij artikel 1. Met “partijdigheid” wordt bedoeld de advocaat te duiden als behartiger van het partijbelang. De onafhankelijkheid van advocaten behoort tot de regels van openbare orde van het beroep, zoals blijkt uit Arbitragehof, nr 23/97 (arrest Tambue) van 30 april 1997, en Brussel, 1 oktober 1987, (Jur. Liège, 1987, 1453). Een “mogelijk” belangenconflicten duidt aan dat de loutere mogelijkheid, of zelfs de schijn van belangenconflict dient te worden vermeden. Het arrest Nova I van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 februari 2002 benadrukt in zijn overwegingen 100-107 de essentiële regels van het beroep van advocaat, met name de verplichting om de cliënt in volledige onafhankelijkheid en in het exclusieve belang van de cliënt te verdedigen, de verplichting om elk risico van belangenconflict te vermijden en de verplichting om een strikt beroepsgeheim in acht te nemen. Toelichting bij artikel 2 (dit artikel werd vernietigd ingevolge het arrest van het hof van cassatie dd. 25.09.2003). Er wordt vastgesteld dat er verschillende groepen of vormen van samenwerkingsverbanden denkbaar zijn, zoals een geïntegreerde samenwerking, een middelenvennootschap of groeperingsovereenkomst, een netwerk of organieke correspondentie, doch dat er nog veel andere aanduidingen zijn die kunnen worden gehanteerd, zoals nationale of internationale partners of partnership, operationele samenwerking, geliëerde kantoren, geïntegreerd adviesaanbod of dienstverlening, interprofessionele referentie of een economisch samenwerkingsverband. Groepen of samenwerkingsverbanden van advocaten onderling of met derden worden vaak tot uiting gebracht door een single brandbeleid, door gezamenlijke of gedeelde websites, persmededelingen, gezamenlijk gebruik van hard- en software, gebouwen, ontvangstruimten, onthaal en bibliotheek. De begrippen opgenomen in het tweede lid van dit artikel verwijzen naar artikel 477octies, § 5 Ger.W. (zoals gewijzigd bij de wet van 22 november 2001), en naar artikel 11, § 5 van de Richtlijn 98/5/EG van 16 februari 1998. Punt 4 houdt het verbod van dichotomie in, traditioneel in het beroep van advocaat en wordt uitgebreid tot kostendeling die vaak slechts een verkapte vorm van ereloondeling uitmaakt en moeilijk controleerbaar is. Toelichting bij artikel 3 (dit artikel werd vernietigd ingevolge het arrest van het hof van cassatie dd. 25.09.2003) Het gaat om aanduidingen dat een groep of samenwerkingsverband de kernwaarden van het beroep aantast en aldus verboden moet worden. Het staat aan de betrokken advocaten het tegendeel te bewijzen. Goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies dd. 22.01.2003. Overeenkomstig artikel 497 Ger.W. aangezegd op 24.01.2003.Geschorst ingevolge de toepassing van artikel 611 Ger.W.
2.8 reglement inzake permanente vorming Artikel 1
Permanente vorming is een deontologische plicht voor ieder advocaat. Permanente vorming in de zin van dit reglement betekent zich op regelmatige wijze bekwamen en bijscholen in juridische of beroepsondersteunende materies, door het volgen van erkende cursussen en/of door het doceren, het houden van lezingen in juridische materies, of het publiceren in de zin van dit reglement.
Artikel 2
Ieder advocaat stelt vrij zijn jaarlijks vormingsprogramma samen. Het volgen van activiteiten van permanente vorming levert punten op. Het per gerechtelijk jaar vereiste aantal permanente vormingspunten bedraagt 16 punten waarbij er per gerechtelijk jaar: - slechts maximaal 8 niet-juridische punten kunnen worden in aanmerking genomen; - maximaal 8 punten voor binnen samenwerkingsverbanden of kantoororganisaties of gezamenlijk door advocaten georganiseerde seminaries, studie-
INHOUDSTAFEL
noab
153
dagen of uiteenzettingen die niet toegankelijk zijn voor andere confraters kunnen worden in aanmerking genomen; - maximaal 10 punten op basis van erkenningen van permanente vorming door of krachtens de reglementeringen van buitenlandse balies kunnen worden in aanmerking genomen. Deze drie bijzondere categorieën van erkenningen kunnen gecumuleerd worden. De stafhouder kan aan een lid van zijn balie om gegronde redenen vrijstelling toestaan aan de nakoming van de verplichting en daartoe kan hij bijzondere modaliteiten opleggen. Een overtal aan in een gerechtelijk jaar behaald aantal punten kan ten belope van maximum 32 punten worden overgedragen, zonder dat de totale overdrachten meer dan 48 punten kan bedragen. Voor de advocaten-stagiairs gelden de verplichte lessen voor het behalen van het bekwaamheidsattest betreffende de beroepsopleiding als erkende permanente vorming voor de eerste drie jaar van de stage. Dit doet geen afbreuk aan het recht van stagiairs om permanente vormingspuntenkaarten in te dienen voor het 1ste, 2de en 3de jaar stage met het recht op puntenoverdracht naar een volgend jaar. Indien de stage of de onderbreking ervan afloopt tijdens het gerechtelijk jaar of een advocaat in de loop van het gerechtelijk jaar wordt heringeschreven, wordt het aantal te behalen punten voor permanente vorming pro rata van het aantal maanden bepaald. Artikel 3
154
noab
§1 Het volgen van een voorafgaand erkende activiteit van permanente vorming levert 1 punt per uur op. §2 Het volgen van een niet voorafgaand erkende activiteit van permanente vorming kan worden erkend voor 1 punt per uur. §3 Het doceren door de advocaat - van een juridisch opleidingsonderdeel aan een universiteit of een niet-universitaire instelling van het hoger onderwijs of - van een leervak in het kader van de opleiding van de advocaten-stagiairs wordt erkend voor 2 punten per gedoceerd uur, met een maximum van 10 punten. §4 Het geven van een juridische lezing op academisch niveau kan worden erkend voor 2 punten per uur. §5 Het schrijven van een juridisch artikel, dat wordt gepubliceerd in de rechtsliteratuur, of een daaraan gelijkwaardige publicatie, kan worden erkend voor 2 punten per 1.000 woorden met een maximum van 32 punten. Hetzelfde geldt voor het schrijven van een uitgegeven boek dat een juridisch onderwerp behandelt. §6 Het behalen van een bijkomend diploma van een erkend curriculum aan een rechtsfaculteit kan worden erkend voor 32 punten. Hetzelfde geldt voor het behalen van een doctorale titel aan een rechtsfaculteit. De uitgave en/of publicatie van de eraan verbonden doctorale scriptie kan andermaal aanleiding geven tot erkenning van maximum 32 punten. §7 Het volgen van de “beroepsopleiding cassatieprocedure” zoals blijkt uit het jaarlijks attest te bekomen bij de Orde van Advocaten bij het Hof van Cassatie, wordt erkend voor 10 juridische punten per jaar. §8 Een activiteit van permanente vorming, erkend door een andere Orde of organisatie van advocaten, kan het voorwerp van erkenning vormen. De advocaat, die aan dergelijke activiteit heeft deelgenomen, of wenst deel te nemen, kan een aanvraag tot erkenning indienen op de wijze bepaald in artikel 5.5.
INHOUDSTAFEL
Na advies van de erkenningscommissie kan de Orde van Vlaamse Balies met andere balies, of organisaties akkoorden tot wederkerige erkenning van activiteiten van permanente vorming, met toekenning van punten van permanente vorming, sluiten. Artikel 4
§1 De Orde van Vlaamse Balies richt een erkenningscommissie op, gevestigd op de zetel van de Orde van Vlaamse Balies. §2 Deze erkenningscommissie bestaat uit 7 leden: - de bestuurder van de Orde van Vlaamse Balies, bevoegd voor het departement permanente vorming (of zijn vertegenwoordiger) die de commissie ambtshalve voorzit; - 3 advocaten en 3 academici, allen verkozen door de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies; §3 Het mandaat van de leden van de erkenningscommissie duurt 3 jaar en is hernieuwbaar. §4 De erkenningscommissie beslist bij gewone meerderheid van stemmen. Zij kan slechts geldig zetelen wanneer minstens vier leden aanwezig zijn. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
Artikel 5
§1 De erkenningscommissie van de Orde van Vlaamse Balies oordeelt welke activiteiten, bedoeld in artikel 1 van dit reglement worden erkend, en bepaalt de aard en het aantal punten die aan de erkende activiteiten worden toegekend. §2 Bij haar beslissing tot erkenning en toekenning van punten aan een activiteit van permanente vorming houdt de erkenningscommissie rekening met de vereiste kwaliteit en de toegankelijkheid. De erkenningscommissie of haar afgevaardigde kan – in het kader van haar visitatierecht – deze te allen tijde controleren. §3 De erkenningscommissie neemt een beslissing binnen de maand na de aanvraag. De erkenningscommissie motiveert elke afwijzing van een aanvraag tot erkenning. Binnen de maand na de datum van verzending per e-mail van voornoemde beslissing van afwijzing kan de afgewezen aanvrager hiertegen uitsluitend per e-mail bezwaar aantekenen. De aanvraag tot herziening van de getroffen beslissing wordt door de erkenningscommissie opnieuw behandeld. §4 De organisator van een activiteit van permanente vorming, die hiervoor erkenning en toekenning van punten heeft aangevraagd mag slechts melding maken van de erkenning en de toegekende punten nà mededeling van de beslissing hiertoe. Bij gebreke aan beslissing op de datum waarop de activiteit van permanente vorming plaatsvindt, kan uitsluitend melding worden gemaakt van de aanvraag tot erkenning en toekenning van punten. §5 Zowel de organisator van de permanente vormingsactiviteit als de individuele advocaat dienen hun aanvraag tot erkenning en toekenning van punten te richten tot de erkenningscommissie van de Orde van Vlaamse Balies, uitsluitend via het elektronisch aanvraagformulier op de website van de Orde van Vlaamse Balies. De organisator dient zijn aanvraag in te dienen 6 weken voorafgaand de datum van de permanente vormingsactiviteit. §5.1 De aanvraag van de organisator is slechts ontvankelijk nadat aan de Orde van Vlaamse Balies een vergoeding werd vereffend gelijk aan éénmaal het volledige inschrijvingsrecht of deelnameprijs per potentiële deelnemer, met een minimum van € 110,00 en met een maximum van € 695,00. Deze bepaling m.b.t. het inschrijvingsrecht geldt niet voor permanente vormingsactiviteiten die door de balie, samenwerkingsverbanden tussen balies, of door de Conferentie van de Jonge Balie of samenwerkingsverbanden tussen
INHOUDSTAFEL
noab
155
hen worden georganiseerd. §6 De in artikel 5.5.1 bepaalde bedragen kunnen worden aangepast bij elke stijging van 3 punten van de consumptie-index, ten aanzien van deze, vigerend op datum van de inwerkingtreding van dit reglement. §7 Bij de aanvraag tot erkenning van een permanente vormingsactiviteit dient elke organisator van een permanente vormingsactiviteit een dossier in met de verbintenis tot afgifte van de aanwezigheidsattesten na controle van de effectieve aanwezigheid van de deelnemers bij het begin en het einde van de permanente vormingsactiviteit, en met verplichte vermelding van minstens volgende gegevens: 1. datum en plaats van de permanente vormingsactiviteit 2. aard en onderwerp van de activiteit, desgevallend met de titels van de diverse lezingen 3. aantal uren waarvoor de erkenning wordt gevraagd 4. identiteit van de spreker(s) 5. doelgroep 6. inschrijvingsrecht of deelnameprijs 7. vermelding van het al dan niet voorhanden zijn van een syllabus ten behoeve van de deelnemers 8. de wijze van publiciteit voor de permanente vormingsactiviteit Artikel 6
§1 Ieder advocaat dient jaarlijks, uiterlijk op 30 september, schriftelijk aan de stafhouder van zijn balie verslag uit te brengen over het door hem gedurende het vorig gerechtelijk jaar gevolgde programma van permanente vorming, met toevoeging van de overtuigingsstukken. §2 De stafhouder deelt de verwerkte gegevens van zijn balie mede aan de Orde van Vlaamse Balies uiterlijk op 31 maart van het jaar volgend op de in artikel 6.1 vermelde datum.
Artikel 7
§1 De op 1 september 2008 verkozen leden van de erkenningscommissie van de Orde van Vlaamse Balies blijven dit mandaat gedurende 3 jaren uitvoeren, waarbij deze termijn verstrijkt op 31 augustus 2011. Toelichting: Goedgekeurd op de algemene vergadering van 16 juni 2010. Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 10 september 2010. Het reglement treedt in werking op 10 december 2010 en vervangt alsdan het reglement inzake permanente vorming goedgekeurd door de algemene vergadering op 2 juni 2004 en als laatst gewijzigd door de algemene vergadering op 22 februari 2006.
2.9 reglement inzake opvolging Artikel 1
156
noab
De advocaat die een ander advocaat opvolgt in dezelfde zaak brengt hem daarvan onmiddellijk op de hoogte. De opvolgende advocaat verzekert dadelijk de vertegenwoordiging en de bijstand van de cliënt. De opgevolgde advocaat maakt het dossier zo spoedig mogelijk aan de opvolgende advocaat over samen met alle gegevens die voor de voortzetting ervan noodzakelijk zijn en bezorgt zijn staat van kosten en ereloon zo spoedig mogelijk aan de cliënt. Hij brengt hiervan de opvolgende advocaat op de hoogte. De opvolgende advocaat verzoekt de cliënt zorg te dragen voor de betaling van de staat van kosten en ereloon voor zover deze niet wordt betwist. De opvolgende advocaat kan alle nodige handelingen in het belang van zijn cliënt stellen, ook in geval van betwisting van de staat van kosten en ereloon. Hij mag van deze cliënt provisies,
INHOUDSTAFEL
erelonen en vergoeding voor kosten ontvangen. Wanneer daartoe reden bestaat, kan de stafhouder verbod opleggen aan de opvolgende advocaat om verdere handelingen voor de cliënt te stellen of enige andere maatregel bevelen. Artikel 2
De opvolgende advocaat mag optreden in een geschil omtrent het ereloon en de kosten van de opgevolgde advocaat, ongeacht of hij lid is van dezelfde balie als de opgevolgde advocaat of niet. Hij behoeft daartoe geen toelating van zijn stafhouder. De opvolgende advocaat moet een minnelijke schikking nastreven. In bijzondere gevallen en inzonderheid wanneer er redenen van loyaliteit en kiesheid het vereisen, kan de stafhouder van de opvolgende advocaat deze verbod opleggen in dergelijk geschil op te treden. De opvolgende advocaat mag niet in rechte optreden in een geschil over de beroepsaansprakelijkheid van de opgevolgde advocaat. De stafhouder kan in bijzondere gevallen daartoe wel toelating verlenen wanneer het belang van de cliënt dit vereist. De opvolgende advocaat kan de opgevolgde advocaat in gebreke stellen in verband met diens beroepsaansprakelijkheid.
Artikel 3
Huidig reglement treedt in werking op 1 maart 2005. Het reglement van de algemene raad van de Nationale Orde van 17 juni 1983 en 12 oktober 1989 wordt per zelfde datum opgeheven. Toelichting: Goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies van 03.11.2004. Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 16.11.2004
2.10 reglement betreffende het statuut van de advocaat PREAMBULE
Op 2 maart 2005 heeft de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies beslist dat een advocaat zijn beroep steeds en uitsluitend als zelfstandige uitoefent. Deze beslissing vloeit voort uit de vereiste onafhankelijkheid die een fundamenteel kenmerk is van de advocatuur en strekt tot bescherming van de belangen van de cliënten rechtzoekenden. Luidens de artikelen 437 en 444 Ger. W. oefent de advocaat zijn beroep vrij en onafhankelijk uit. Dit fundamenteel gegeven sluit uit dat de advocaat zijn beroep uitoefent onder het gezag van een andere advocaat of van een derde niet-advocaat. De advocaat mag evenmin gezag uitoefenen over een andere advocaat. Hieruit volgt dat de advocaat zijn beroep niet mag uitoefenen als bediende. Een bediendencontract vereist immers het recht van een persoon gezag uit te oefenen over een andere. De principes van onafhankelijkheid en uitsluiting van gezag bij de uitoefening van het beroep van advocaat werden onlangs tot tweemaal toe door de Belgische wetgever in herinnering gebracht naar aanleiding van de implementatie van twee Europese richtlijnen: - Bij implementatie van de richtlijn 77/249 van de Raad van de E.G. van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten (PB. L. 78 van 26 maart 1977) heeft België gebruik gemaakt van het recht zoals verleend in artikel 6 van de richtlijn en bepaald dat advocaten die zich in een band van ondergeschiktheid bevinden ten opzichte van een openbaar of privaat persoon, uitgesloten worden van handelingen van vertegenwoordiging of verdediging in rechte (artikel
INHOUDSTAFEL
noab
157
477ter Ger. W.). - Bij de totstandkoming van de wet van 22 november 2001 ter vergemakkelijking van de uitoefening van het beroep van advocaat en van de vestiging in België van advocaten die onderdaan zijn van een andere lidstaat van de Europese Unie (B.S. 20 december 2001) – de federale wet die de richtlijn omzet van het Europees Parlement en de Raad van de E.G. van 16 februari 1998 ter vergemakkelijking van de permanente uitoefening van het beroep van advocaat in een andere lidstaat dan die waar de beroepskwalificatie is verworven (PB.L. L 77/36 van 14 maart 1998) - werden de nieuwe artikelen 477ter, §3 en 477sexies, §4 van het Ger. W. afgestemd op de tekst van artikel 437 Ger. W.
ENIG ARTIKEL
De advocaat oefent zijn beroep als zelfstandige uit, met uitsluiting van iedere band van ondergeschiktheid. Toelichting: Goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies dd. 08.06.2005. Gepubliceerd in het B.S. van 30.06.2005. In werking 30.09.2005
2.11 reglement betreffende samenwerkingsverbanden tussen advocaten en betreffende eenpersoonsvennootschappen Deel I: Toelichting - Het reglement regelt twee onderwerpen, namelijk de noodzakelijke voorschriften betreffende samenwerkingsverbanden tussen advocaten (Hoofdstuk I) en de noodzakelijke voorschriften betreffende de eenpersoonsvennootschappen van advocaten (Hoofdstuk II). Of een voorschrift noodzakelijk is, moet in functie van de beroepsuitoefening worden beoordeeld. Enkel indien de beroepsuitoefening een afwijking, aanpassing of precisering ten aanzien van het gemeenrecht (verbintenissen- of vennootschapsrecht) vergt, moet het reglement aan die noodzaak beantwoorden. - Het reglement bevat bijgevolg geen voorschriften betreffende zogenaamde dienstverlenende vennootschappen. Het gemeenrecht behoeft hiervoor geen aanpassing. De Orde heeft op dit segment van de markt trouwens geen vat. Initiatieven van privaatrechtelijke marktspelers die zich exclusief, hoofdzakelijk, regelmatig of louter occasioneel op de advocatuur richten (genre Regus, juridische secretariaten, IT ondersteuning, administratieve services, …) bestaan sowieso. - Onder artikel 1 volgen de definities. Die definities zetten de krijtlijnen van het reglement uit. Samenwerking tussen advocaten moet, voor de toepassing van dit reglement, duurzaam zijn. Wat af en toe gebeurt (advocaten die op een dossier samenwerken of advocaten die elkaar tijdens vakanties helpen) wordt niet door dit reglement geregeld. Wat niet de behandeling van dossiers of cliënten betreft (bijvoorbeeld zoals het delen van een auto of een tijdschriftencollectie) wordt hier evenmin geregeld (artikel 1.1). De vereiste duurzaamheid om onder het toepassingsgebied van dit reglement te vallen, vergt een gemeenschappelijke onderneming tussen de leden van het samenwerkingsverband. Dit betekent dat naast de gemeenschappelijke onderneming van advocaten, ook samenwerking die niet door een gemeenschappelijke onderneming, doch door een louter contractuele zelfstandige medewerking wordt gekenmerkt, mogelijk is. Bijgevolg is de rechtsverhouding tussen een advocaat of een advocatenkantoor enerzijds en zelfstandige medewerkers anderzijds als dusdanig niet door dit reglement geregeld. De duurzaamheid vergt ook een georganiseerde samenwerking. De intensiteit van de samenwerking bepaalt de aard van
158
noab
INHOUDSTAFEL
de samenwerking. De meest intensieve samenwerking tussen advocaten is de Associatie. Minder intensief is de Groepering. Het minst intensief is het Netwerk. Binnen een Associatie staat het delen van de erelonen (of verliezen) tussen de vennoten centraal (artikel 1.2). De vennoten kunnen wel bepaalde activiteiten buiten een Associatie houden. In dat geval brengen zij hun activiteit niet volledig in de Associatie in. Zo is het denkbaar dat een vennoot buiten zijn Associatie zijn praktijk als scheidsrechter of curator behoudt en dat die inkomsten niet worden gedeeld. Wat echter niet kan is het beroep van advocaat in meer dan één Associatie uit te oefenen (zie verder, artikel 3.4). Binnen een Groepering worden geen erelonen (of verliezen) gedeeld. Kosten worden wel gedeeld (artikel 1.3). De leden van een Groepering bepalen zelf hoe zij dit regelen. Er bestaat geen aanleiding voor het vastleggen van minimale bepalingen, advocaten bepalen zelf welke kosten zij wel en welke zij niet delen en hoe zij de te verdelen kosten onderling omslaan. De leden van een Netwerk oefenen hun beroep op onafhankelijke wijze van elkaar uit (artikel 1.4). Afhankelijk van de tussen hen gemaakte afspraken, verwijzen zij wel cliënten onderling door (bijvoorbeeld om redenen van specialisatie, territoriale omstandigheden, etc.). Om reden van uniformiteit en eenvoud werd telkens voor één begrip gekozen (Groepering en niet kostenassociatie of Netwerk en niet organieke correspondentie). Het reglement laat in het midden of de samenwerking de oprichting van een rechtspersoon vergt. Dat maken advocaten zelf uit. Om de leesbaarheid te vergemakkelijken, worden een aantal definities aangewend zodat de grenzen van de reglementaire bevoegdheid van de Orde van Vlaamse Balies worden geïllustreerd (‘Vlaamse Advocaten’ en het ‘Vlaams Rechtsgebied’ in de artikelen 1.5 en 1.6). Tot slot wordt omschreven wat voor de toepassing van dit reglement onder “documenten” moet worden verstaan (artikel 1.7). Het moet duidelijk zijn dat alle Samenwerkingsverbanden stukken verspreiden, op papieren drager, elektronische bestanden, via post, fax, via internet of elk ander huidig of toekomstig communicatiemiddel. Ongeacht de drager of de gebruikte techniek, kan het reglement betreffende de documenten van Samenwerkingsverbanden bepaalde voorschriften opleggen. - In deel 2 worden de algemene regels, die op alle Samenwerkingsverbanden toepasselijk zijn, opgesomd. De praktijk leert dat het niet steeds duidelijk is welke samenwerking precies voorligt. Sommige Samenwerkingsverbanden vertonen kenmerken van verschillende aard: de strengste kwalificatie zal dan worden toegepast (artikel 2.1). Het is de bedoeling dat dit reglement een standaard wordt. Specifieke voorschriften die op specifieke samenwerking toepasselijk zouden moeten zijn, zou in andere specifieke reglementen aan bod moeten komen, bijvoorbeeld de multidisciplinaire samenwerking (“…zonder dat deze bepaling afbreuk doet aan wat andere reglementen bepalen” in artikel 2.2). In sommige buitenlandse rechtsstelsels mogen advocaten zich met (bepaalde) niet advocaten (bijvoorbeeld notarissen of belastingsconsulenten e.d.) associëren. Vlaamse Advocaten mogen tot dergelijke Samenwerkingsverbanden toetreden, doch binnen ons rechtsgebied zal dat Samenwerkingsverband enkel advocatendiensten ontplooien (artikel 2.6). In principe –doch steeds binnen de grenzen van het reglement- kiezen advocaten zelf de vorm van de rechtspersoon die zij desgevallend wensen op te richten of tot dewelke zij wensen toe te treden (volkomen rechtspersoonlijkheid of niet, personen- of kapitaalvennootschap, binnen- of buitenlandse rechtspersoon etc. – zie ook artikel 2.3). Vanzelfsprekend moet het Samenwerkingsverband steeds een burgerlijk doel hebben (artikel 2.2). Voor de toepassing van dit reglement maakt het niets uit of een advocaat in persoonlijke naam, dan wel via zijn eenpersoonsvennootschap tot een Samenwerkingsverband toetreedt. Zo mag een advocaat in een rechtspersoon in persoonlijke naam vennoot zijn en via zijn eenpersoonsvennootschap bestuurder van die rechtspersoon zijn, of omgekeerd. De omstandigheden die een advocaat tot die beslissing brengen betreffen de deontologie niet (artikel 2.7). In dezelfde zin, kunnen advocaten een holdingvennootschap oprichten en via die holdingvennootschap aandeelhouder van een Samenwerkingsverband zijn. De samenwerking met niet-advocaten zoals die in artikel 2.6 wordt toegelaten, heeft voor gevolg dat in bepaalde Samenwerkingsverbanden het kapitaal niet volledig in handen van advocaten is (artikel 2.5). Dit kan worden gedoogd, op voorwaarde dat dat Samenwerkingsverband in
INHOUDSTAFEL
noab
159
ons rechtsgebied enkel advocatendiensten ontplooit. In ieder geval zal die activiteit niet met andere beroepsregels (bijvoorbeeld onafhankelijkheid) mogen strijden. Het antwoord op de vraag of het mogelijk kan zijn dat een advocaat in het raam van zijn (familiale) vermogensplanning enkel als vruchtgebruiker over aandelen van een Samenwerkingsverband aan dat Samenwerkingsverband kan deelnemen, kan niet in abstracto in het reglement worden ingeschreven. Er zou kunnen worden overwogen om dergelijke toelatingen in een beperkt aantal zeer specifieke omstandigheden te verlenen. Het reglement bepaalt dat de aandelen op naam van de advocaat moeten worden ingeschreven. Op basis van de fundamentele deontologische regels betekent dit dat de advocaat in beginsel volle eigenaar van zijn aandelen moet zijn. Dit belet niet dat een advocaat in geval van dergelijke specifieke omstandigheden, meer bepaald bij een familiale vermogensregeling, zijn situatie aan de stafhouder voorlegt en aan de hand van aangepaste statuten waarbij in elk geval de rechten van de advocaat-vruchtgebruiker elke inmenging van niet-advocaten in de werking van de vennootschap en in de uitoefening van het advocatenberoep op sluitende wijze onmogelijk maken, aantoont dat in zijn concreet geval zowel in feite als in rechte de aandelen op zijn naam zijn ingeschreven, zoals het reglement het bedoelt. Dit geldt ook wanneer een advocaat zijn beroep via een eenpersoonsvenootschap uitoefent. Samenwerkingsverbanden kunnen met andere Samenwerkingsverbanden verbonden zijn (artikel 2.8). Het bestaan van dergelijk verband heeft gevolgen op het vlak van belangenconflicten. Sommige Samenwerkingsverbanden vergen de tussenkomst van verschillende, binnen- of buitenlandse ordinale overheden. Het Samenwerkingsverband moet zich naar de voorwaarden van alle betrokken overheden richten en, in voorkomend geval, de meest strenge voorwaarden naleven (artikel 2.9). De samenwerkingsovereenkomsten worden schriftelijk gesloten (artikel 2.10 en ook 2.11). Op het vlak van de belangenconflicten wordt algemeen aanvaard dat Netwerken enerzijds en Groeperingen en Associaties anderzijds, anders moeten worden behandeld (artikel 2.12). In dezelfde zin, indien een lid van een Associatie of een Groepering in een aangelegenheid niet mag of kan optreden, mag een ander lid dit evenmin. Binnen Netwerken geldt die regel niet (artikel 2.13). Echter, het volstaat niet om louter op papier een Netwerk te zijn om bijvoorbeeld aan de problematiek van de belangenconflicten te ontsnappen. Wekken advocaten de indruk dat zij tot een Associatie of Groepering behoren, dan worden zij ook aldus behandeld (artikel 2.14). Het Samenwerkingsverband kiest vrij zijn naam en voert, indien het dit wenst, het logo van zijn keuze. Deze kwestie is aan het gemeenrecht onderworpen (vrije keuze en nietmisleidend karakter). Wat wel specifiek moet worden geregeld is het lot van de naam of het logo van een Samenwerkingsverband waarin de naam van een vennoot wordt gevoerd ingeval die vennoot het Samenwerkingsverband verlaat (artikel 2.15). Omdat het publiek dient te weten met wie wordt gehandeld, moet het Samenwerkingsverband niet enkel zijn aard en vorm vermelden, doch moet ook worden vermeld dat het om een Samenwerkingsverband tussen advocaten gaat (artikel 2.16). Het publiek moet ook gemakkelijk kunnen achterhalen wie de leden van een Samenwerkingsverband zijn. Aldus moet het briefpapier (voor- of achterzijde) dat het Samenwerkingsverband in het Vlaams rechtsgebied aanwendt en de website (indien voorhanden) de namen van de leden van het Samenwerkingsverband die in het Vlaams Rechtsgebied het beroep van advocaat uitoefenen, vermelden (artikel 2.17). Indien het Samenwerkingsverband naast de leden wiens namen moeten worden vermeld nog andere leden telt en het briefpapier de namen van die leden niet vermeldt, moeten cliënten en belanghebbende derden de namen van die andere leden op eenvoudig verzoek kunnen bekomen. Het briefpapier moet die mogelijkheid vermelden. Alle leden van een Associatie of Groepering zijn voor hun activiteit binnen de Associatie of Groepering verplicht hetzelfde briefpapier te gebruiken. Wanneer de verstandhouding binnen het Samenwerkingsverband zoek is, dienen bepaalde regels te worden nageleefd (artikel 2.18). Geschillen moeten met eerbied voor het
160
noab
INHOUDSTAFEL
beroepsgeheim worden beslecht en de eventuele vereffenaars moeten advocaat zijn. In principe, tenzij de leden van het Samenwerkingsverband dit hebben gewenst, houdt het Samenwerkingsverband niet op te bestaan wanneer een lid uit het Samenwerkingsverband verdwijnt. De uittreding van een lid, dan wel het uiteenvallen van een Samenwerkingsverband kan nooit afbreuk doen aan het feit dat ultiem de cliënt beslist wie zijn dossier behandelt. - In het derde deel worden de specifieke regels die voor Associaties gelden behandeld. Het is niet aangewezen dat een voltallige raad van de Orde zich over de oprichting van- of de toetreding tot een Associatie moet buigen. De aanwijzing van de stafhouder als aanspreekpunt lijkt beter gepast. Gelet op de vele problemen die in de dagelijkse Associatiepraktijk worden ontmoet, is het gepaster dat de stafhouder ontwerpen goedkeurt, i.p.v. (na melding) een post factum controle uit te oefenen (artikel 3.1). Een advocaat kan het beroep van advocaat slechts in één Associatie uitoefenen (artikel 3.4). De statuten van een Associatie moeten verplicht volgende punten regelen: - enkel advocaten of advocatenvennootschappen die met de Associatie zijn verbonden kunnen bestuurder zijn (artikel 3.5.a); de bestuurder moet geen vennoot zijn, wel moet hij in de Associatie werkzaam zijn; - indien een bestuurder of vennoot ophoudt advocaat te zijn, moet hij uit het bestuursorgaan treden en zijn aandelen of rechten overdragen (artikel 3.5.b); - de terugtreding van een advocaat uit de Associatie stelt aan de Associatie geen einde, tenzij de statuten het tegendeel bepalen (artikel 3.5.c); - tot slot moeten de statuten bepalen waarop een gewezen vennoot of zijn rechtverkrijgenden aanspraak kunnen maken wanneer de gewezen vennoot of rechtsvoorganger ophoudt lid van de Associatie te zijn (artikel 3.5.d). Omdat in België vele buitenlandse Associaties actief zijn en die Associaties structuren kennen die niet steeds met de Belgische regels kunnen worden verzoend (bijvoorbeeld omdat in de bestuursorganen niet-advocaten zetelen), zullen de Vlaamse Advocaten er zorg voor dragen dat in het Vlaams Rechtsgebied de lokale regels worden geëerbiedigd (artikel 3.5.e). Wie binnen een Associatie werkt, kan niet de raadsman van een andere advocaat binnen die Associatie zijn (artikel 3.6). - In het vierde deel komen de specifieke regels voor Groeperingen aan bod. Omdat bij een Groepering het Samenwerkingsverband op zichzelf beschouwd voor de cliënten ondergeschikt is aan de individuele beroepsuitoefening door de leden van de Groepering, vermeldt het briefpapier steeds de namen van de leden van de Groepering (artikel 4.5). Indien de Groepering ook onder een gemeenschappelijke naam naar buiten treedt, is het uitwendig onderscheid met een Associatie klein zodat de stafhouder, zoals bij Associaties, de ontwerpen moet goedkeuren (artikel 4.1). Hebben we te maken met een traditionele Groepering die geen gemeenschappelijke naam voert, volstaat de melding aan de stafhouder (artikel 4.2). De grens tussen Associaties en Groeperingen kan in bepaalde omstandigheden vervagen. De leden van een Groepering die bij het publiek de indruk wekken een Associatie te hebben gevormd zullen in voorkomend geval voor de gevolgen (o.m. inzake aansprakelijkheid) van hun optie moeten instaan, doch die problematiek is geen deontologische kwestie. - Netwerken worden in het vijfde deel besproken. In principe zullen de leden van een Netwerk in een welbepaalde aangelegenheid niet samenwerken. In principe zullen leden van een Netwerk niet van elkaars infrastructuur gebruik maken. Gebeurt dit toch maar slechts occasioneel, dan blijft de samenwerking een Netwerk. Het is gepast dat het nieuwe reglement dit principe duidelijk bevestigt. - In het zesde deel komen de eenpersoonsvennootschappen aan bod. Deze titel bevat geen nieuwigheden, wel preciseringen. Het briefpapier van de eenpersoonsvennootschap moet in het raam van de beroepsuitoefening de naam en voornaam van de vennoot vermelden, desgevallend naast de fantasiebenaming of het logo van de eenpersoonsvennootschap.
INHOUDSTAFEL
noab
161
Deel II: Reglement Hoofdstuk I: Samenwerkingsverbanden tussen advocaten Definities
- Een Samenwerkingsverband is een duurzame samenwerking tussen advocaten die de uitoefening van het beroep van advocaat of de ondersteuning van die uitoefening beoogt en die een gemeenschappelijke onderneming tussen zijn leden vergt. - Een Associatie is een Samenwerkingsverband waarin de leden de uitoefening van het beroep van advocaat volledig of gedeeltelijk hebben ingebracht en contractueel hebben vastgelegd hoe tussen hen de baten of verliezen van het Samenwerkingsverband zullen worden verdeeld. Bij een volledige inbreng in een Associatie hebben de leden van het Samenwerkingsverband contractueel bepaald dat zij de uitoefening van het beroep van advocaat uitsluitend in het Samenwerkingsverband uitoefenen. Bij een gedeeltelijke inbreng in een Associatie hebben de leden van het Samenwerkingsverband contractueel bepaald welk gedeelte van de uitoefening van het beroep van advocaat zij in het Samenwerkingsverband uitoefenen. - Een Groepering is een Samenwerkingsverband waarvan de leden enkel contractueel hebben vastgelegd hoe zij ter ondersteuning van de beroepsuitoefening van haar leden gemeenschappelijke diensten zullen organiseren en de kosten daarvan zullen delen. - Een Netwerk is een Samenwerkingsverband waarvan de leden onafhankelijk van elkaar het beroep van advocaat uitoefenen, doch waarbij de leden bij hun cliënteel de andere leden van het Netwerk aanbevelen. - Vlaamse Advocaten zijn voor de toepassing van dit reglement advocaten zoals bedoeld in artikel 498 van het gerechtelijk wetboek. - Het Vlaams Rechtsgebied is voor de toepassing van dit reglement het deel van het Belgische grondgebied dat wordt gevormd door de gerechtelijke arrondissementen waarover de balies die deel uitmaken van de Orde van Vlaamse Balies zich uitstrekken. - Documenten zijn voor de toepassing van dit reglement alle mogelijke stukken waarmee een Samenwerkingsverband naar buiten treedt, ongeacht de drager van de stukken en de middelen waarmee de stukken worden verspreid.
Algemene regels
- Een Samenwerkingsverband dat kenmerken van meer dan één van de navolgende soorten Samenwerkingsverbanden vertoont, is onderworpen aan de meest restrictieve bepalingen die volgens dit reglement toepasselijk zijn en dit ongeacht de kwalificatie van dat Samenwerkingsverband door zijn leden of de wijze waarop het Samenwerkingsverband of zijn leden naar buiten treden. - Elk Samenwerkingsverband moet een burgerlijk doel hebben. - Vlaamse Advocaten kunnen een Samenwerkingsverband aangaan door het sluiten van overeenkomsten naar Belgisch of buitenlands recht, dan wel door het oprichten vanof het toetreden tot een rechtspersoon naar Belgisch of buitenlands recht. - Vlaamse Advocaten kunnen een Samenwerkingsverband aangaan met andere Vlaamse Advocaten, met advocaten bij het Hof van Cassatie, met één of meer binnen- of buitenlandse advocaten of met hun respectieve Samenwerkingsverbanden, dan wel tot een dergelijk reeds bestaand Samenwerkings-
162
noab
INHOUDSTAFEL
verband toetreden, zonder dat deze bepaling afbreuk doet aan wat andere reglementen bepalen. - Voor zover andere beroepsregels hieraan niet in de weg staan, kan een Vlaamse Advocaat of zijn eenpersoonsvennootschap toetreden tot Samenwerkingsverbanden die buiten het Vlaams Rechtsgebied werden opgericht en waarvan de aandelen mede door niet-advocaten worden aangehouden voorzover dat Samenwerkingsverband en haar leden steeds artikel 2.6 naleven. - Wanneer Vlaamse Advocaten met andere advocaten aan een Samenwerkingsverband deelnemen zullen de Vlaamse Advocaten ervoor waken dat dat Samenwerkingsverband en de andere leden van dat Samenwerkingsverband in het Vlaams Rechtsgebied enkel met het beroep van advocaat verenigbare activiteiten uitoefenen en zullen zij binnen het Vlaams Rechtsgebied de beroepsregels waaraan Vlaamse Advocaten zijn onderworpen, naleven. - Al de aandelen van een Samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid moeten steeds op naam van de vennoten in het aandelenregister worden ingeschreven. - Een Samenwerkingsverband kan met een ander Samenwerkingsverband verbonden zijn zoals bedoeld in artikel 11, 1° van het Wetboek van Vennootschappen. In dat geval strekken de belangenconflicten die binnen een Samenwerkingsverband of in hoofde van de leden van dat Samenwerkingsverband bestaan zich uit tot de andere verbonden Samenwerkingsverbanden of de leden van die Samenwerkingsverbanden. - Beslissingen en maatregelen, die volgens dit reglement door onderscheiden raden van de Orde respectievelijk stafhouders, of overeenkomstige buitenlandse overheden moeten worden genomen, zijn slechts definitief indien zij door elk van die ordinale organen of overheden werden genomen. In geval die ordinale organen of overheden zoals in het vorige lid bedoeld onderscheiden voorwaarden hebben opgelegd, worden alle voorwaarden cumulatief toegepast. In geval de ordinale organen of overheden zoals in het eerste lid bedoeld onderling strijdige voorwaarden hebben opgelegd, wordt de meest restrictieve voorwaarde toegepast. Elke beslissing of maatregel die een raad van de Orde of een stafhouder neemt wordt in voorkomend geval steeds van rechtswege geacht onder opschortende voorwaarde van goedkeuring of niet-bezwaar van de andere bevoegde overheden te zijn genomen. - De oprichting, de wijziging, de ontbinding of beëindiging van- dan wel de toetreding tot- of de uittreding van een Samenwerkingsverband gebeuren schriftelijk. - De overeenkomst, het reglement van inwendige orde, de oprichtingsakte of de statuten van een Samenwerkingsverband bepalen dat zij ondergeschikt zijn aan de regels van huidig reglement en de deontologische regels van het beroep en daarmee overeenstemmend moeten worden geïnterpreteerd. - Binnen een Associatie of Groepering behartigen leden geen belangen die met de belangen die door andere leden van dezelfde Associatie of Groepering worden behartigd, strijden. - Indien wettelijke en deontologische regels of regels van onverenigbaarheid er binnen een Associatie of Groepering toe leiden dat in een welbepaalde aangelegenheid een lid van die Associatie of Groepering niet kan optreden, kan een ander lid van die Associatie of Groepering evenmin in dezelfde aangelegenheid optreden. - Advocaten die niettegenstaande de afwezigheid van overeenstemmende schriftelijke contractuele afspraken de indruk wekken tot een Associatie of Groepering te behoren worden voor de toepassing van dit reglement naar gelang het geval als leden van een Associatie of een Groepering beschouwd. - Indien een Samenwerkingsverband in zijn naam of logo de naam van een lid
INHOUDSTAFEL
noab
163
van dat Samenwerkingsverband voert, zullen het Samenwerkingsverband en zijn leden er onverwijld voor zorgen dat de naam van dat lid uit de naam en het logo van dat Samenwerkingsverband wordt geschrapt en dat de Documenten van het Samenwerkingsverband in die zin worden aangepast indien: - de betrokken advocaat uittreedt om buiten dat Samenwerkingsverband het beroep uit te oefenen; - de betrokken advocaat bij definitieve tuchtbeslissing werd geschrapt; - de betrokken advocaat van het Samenwerkingsverband wordt uitgesloten; - de betrokken advocaat het beroep niet meer uitoefent en geen akkoord met hem of met zijn rechtsopvolgers over het verdere gebruik van zijn naam door het Samenwerkingsverband werd gesloten; - de betrokken advocaat wordt weggelaten om een beroep uit te oefenen dat onverenigbaar is met dat van advocaat zoals bedoeld in artikel 437 van het gerechtelijk wetboek. - De documenten van het Samenwerkingsverband moeten getrouw zijn aard en vorm vermelden en doen blijken dat ze uitgaan van advocaten. - Op de voor- of achterzijde van het briefpapier van het Samenwerkingsverband dat in het Vlaams Rechtsgebied wordt aangewend, en in voorkomend geval op zijn website, worden minstens de namen van de advocaten die lid van het Samenwerkingsverband zijn en in het Vlaams Rechtsgebied het beroep van advocaat uitoefenen, vermeld. Indien het briefpapier ook de namen van andere leden dan de Vlaamse Advocaten van het Samenwerkingsverband vermeldt, gebeurt dit telkens met opgave van- of verwijzing naar de balie of de beroepsorganisatie van die leden. Indien het Samenwerkingsverband naast de leden waarvan de namen op het briefpapier moeten worden vermeld ook nog andere leden telt waarvan de naam niet wordt vermeld, bevat het briefpapier de vermelding dat de namen van de niet vermelde leden op eerste verzoek aan iedere cliënt of belanghebbende derde zullen worden medegedeeld. Alle leden van een Associatie of Groepering zijn voor hun activiteit binnen de Associatie of Groepering verplicht hetzelfde briefpapier te gebruiken. - Ongeacht of in een statutaire geschillenregeling is voorzien, zullen de leden van het Samenwerkingsverband bij de beslechting van hun onderlinge geschillen het beroepsgeheim respecteren. Met het oog op de bescherming van het beroepsgeheim kunnen enkel advocaten vereffenaars van een Samenwerkingsverband zijn. Onverminderd de eventuele bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen wordt het Samenwerkingsverband niet van rechtswege ontbonden door het overlijden of uittreden om welke reden ook van één van zijn leden. De ontbinding of uittreding van Samenwerkingsverbanden die op hun beurt een verder Samenwerkingsverband hebben gesloten leiden niet tot ontbinding van dit laatste Samenwerkingsverband. Bij ontbinding van het Samenwerkingsverband of bij uittreding van een lid worden de dossiers verdeeld volgens de ter zake gemaakte afspraken, waarbij geen afbreuk mag worden gedaan aan de vrije keuze van de cliënt. - Dit reglement doet geen afbreuk aan de deontologische verplichtingen die op een advocaat rusten.
Bijzondere regels met betrekking tot de Associatie
- Ongeacht hun vorm of opschrift, kunnen overeenkomsten of schriftelijke af-
164
noab
INHOUDSTAFEL
spraken betreffende de oprichting van een nieuwe Associatie of de wijziging van een bestaande Associatie slechts worden gesloten dan na goedkeuring door de stafhouder(s). - De advocaat die toetreedt tot een bestaande Associatie die eerder door de stafhouder(s) van die advocaat werd goedgekeurd en waarvan de statuten door die toetreding niet worden gewijzigd, meldt zijn toetreding aan de stafhouder(s). - De advocaat die toetreedt tot een bestaande Associatie die niet eerder aan de stafhouder(s) van die advocaat werd meegedeeld, deelt zowel de toetredingsovereenkomst alsmede de reeds bestaande overeenkomsten vooraf aan de stafhouder(s) mee. - Een advocaat kan het beroep van advocaat niet als een lid van meer dan één Associatie uitoefenen. - De statuten van een Associatie naar Belgisch recht moeten in het volgende voorzien: - In de bestuursorganen van een Associatie kunnen enkel advocaten zetelen die werkzaam zijn binnen die Associatie of binnen verbonden advocatenvennootschappen in de zin van artikel 11 van het Wetboek van Vennootschappen . - Het verlies van de hoedanigheid van advocaat, brengt van rechtswege de verplichting met zich mee om als bestuurder terug te treden en om zijn aandelen of rechten over te dragen, hetzij aan de andere vennoten, hetzij aan de vennootschap, hetzij aan een ander advocaat, binnen de voorwaarden door de statuten bepaald. - Het overlijden, het definitief verbod tot beroepsuitoefening, de schorsing, de wettelijke onbekwaamheid, het kennelijk onvermogen, de uitsluiting of de uittreding van een vennoot hebben, behoudens wanneer de wet of de statuten dit voorschrijven, niet de ontbinding van de vennootschap tot gevolg. - De statuten bepalen de rechten en verplichtingen van de gewezen vennoot of van zijn rechtverkrijgenden in geval van verlies van de hoedanigheid van vennoot, om welke reden ook. - Vlaamse Advocaten die tot Associaties die niet naar Belgisch recht werden opgericht toetreden, zullen er voor zorgen dat die Associatie in het Vlaams Rechtsgebied de regels die voor Associaties naar Belgisch recht gelden, eerbiedigt. - De advocaat die in een Associatie werkzaam is kan niet in rechte optreden als advocaat van de leden van de Associatie, noch als advocaat van de Associatie.
Bijzondere regels met betrekking tot de Groeperingen
- Ongeacht hun vorm of opschrift, kunnen overeenkomsten of schriftelijke afspraken betreffende de oprichting van een nieuwe Groepering die onder een gemeenschappelijke naam naar buiten treedt of de wijziging van een dergelijke bestaande Groepering slechts worden gesloten dan na goedkeuring door de stafhouder(s). - Ongeacht hun vorm of opschrift, worden overeenkomsten of schriftelijke afspraken betreffende de oprichting van een nieuwe Groepering die niet onder een gemeenschappelijke naam naar buiten treedt of de wijziging van een dergelijke bestaande Groepering aan de stafhouder(s) gemeld. De stafhouder kan wijzigingen opleggen. - De advocaat die toetreedt tot een bestaande Groepering die eerder door de stafhouder(s) van die advocaat werd goedgekeurd en waarvan de statuten door die toetreding niet worden gewijzigd, meldt zijn toetreding aan de
INHOUDSTAFEL
noab
165
stafhouder(s). - De advocaat die toetreedt tot een bestaande Groepering die niet eerder aan de stafhouder(s) van die advocaat werd meegedeeld, deelt zowel de toetredingsovereenkomst alsmede de reeds bestaande overeenkomsten vooraf aan de stafhouder(s) mee. - De Groepering vermeldt op haar briefpapier de namen van al haar leden. - De advocaat kan slechts lid van één Groepering zijn. - De advocaat die in een Groepering werkzaam is kan niet als advocaat van de leden van de Groepering, noch als advocaat van de Groepering in rechte optreden.
Bijzondere regels met betrekking tot Netwerken
- Ongeacht hun vorm of opschrift, dienen alle overeenkomsten of schriftelijke afspraken betreffende de oprichting van-, de toetreding tot- dan wel de wijziging van een Netwerk onmiddellijk door de daarbij betrokken advocaten aan hun stafhouder(s) te worden meegedeeld. De stafhouder kan wijzigingen opleggen. - De advocaat die toetreedt tot een bestaand Netwerk dat niet eerder aan de stafhouder(s) van die advocaten werd meegedeeld, deelt zowel de toetredingsovereenkomst alsmede de reeds bestaande overeenkomst vooraf aan de stafhouder(s) mee. - Leden van een Netwerk kunnen slechts occasioneel elkaars infrastructuur gebruiken. - Indien de leden van het Netwerk hun deelname aan dat Netwerk op hun briefpapier vermelden, zal dergelijke vermelding steeds zo gebeuren dat bij het publiek niet de indruk wordt gewekt dat de advocaat binnen een Associatie of Groepering werkzaam is.
Hoofdstuk II: Eenpersoonsvennootschappen van advocaten De eenpersoonsvennootschap
- De advocaat kan vennoot van een of meerdere professionele eenpersoonsvennootschappen zijn. - De oprichtingsakte of de wijzigingsakte betreffende een eenpersoonsvennootschap moet onmiddellijk door de daarbij betrokken advocaat aan zijn stafhouder(s) worden meegedeeld. De stafhouder kan wijzigingen opleggen. - Een eenpersoonsvennootschap kan lid van een Samenwerkingsverband zijn. - De advocaat vennoot van één of meerdere eenpersoonsvennootschappen kan het beroep van advocaat in niet meer dan één Associatie of één Groepering uitoefenen. - De statuten van een eenpersoonsvennootschap moeten de volgende clausules bevattenof voldoen aan de volgende voorwaarden: - Het doel van de eenpersoonsvennootschap mag enkel bestaan uit het uitoefenen van het beroep van advocaat, hetzij alleen, hetzij met anderen, en alle aanverwante activiteiten die verenigbaar zijn met het statuut van advocaat, zoals het optreden als scheidsrechter, gerechtelijk mandataris, bestuurder, vereffenaar en curator, het uitoefenen van gerechtelijke opdrachten, het geven van cursussen en voordrachten en het publiceren van artikels en boeken, met uitsluiting van iedere handelsactiviteit. - De eenpersoonsvennootschap kan haar geldmiddelen beleggen in roerende of onroerende goederen zonder dat dit evenwel een handelsactiviteit mag uitmaken.
166
noab
INHOUDSTAFEL
- De eenpersoonsvennootschap zal bij de uitoefening van haar activiteit de regels eigen aan de uitoefening van het beroep van advocaat eerbiedigen. - De zaakvoerder van de eenpersoonsvennootschap moet de enige vennoot zijn. - De statuten bepalen de rechten en de verplichtingen van de gewezen vennoot of van zijn rechtverkrijgende in geval van verlies, om welke reden ook, van de hoedanigheid van vennoot. - Het briefpapier dat de eenpersoonsvennootschap voor de uitoefening van het beroep van advocaat aanwendt, vermeldt steeds de naam, de voornaam en de hoedanigheid van advocaat van de vennoot.
Hoofdstuk III Vervanging van het reglement van 8 maart 1990 van de Belgische Nationale Orde van Advocaten betreffende de uitoefening in samenwerking van het beroep van advocaat. Het reglement van 8 maart 1990 van de Belgische Nationale Orde van Advocaten betreffende de uitoefening in samenwerking van het beroep van advocaat wordt voor de advocaten van de balies die van de Orde van Vlaamse Balies deel uitmaken vervangen door huidig reglement. Toelichting Goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies van 08.11.2006. Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 27.11.2006. In werking op 27.02.2007
2.12 reglement tot toepassing van de gedragscode voor Europese advocaten - De gedragscode voor Europese advocaten, zoals aangenomen in de plenaire vergadering van de CCBE op 28 oktober 1988 en gewijzigd op de plenaire vergaderingen van 28 november 1998, 6 december 2002 en 19 mei 2006, wordt voor alle advocaten bedoeld in artikel 498 Ger.W.toepasselijk verklaard op de grensoverschrijdende activiteiten bedoeld in deze gedragscode. - Overeenkomstig de artikelen 496 en 507 Ger.W. vervangt dit reglement het reglement van de Belgische Nationale Orde van Advocaten van 12 oktober 1989 tot goedkeuring van de gedragscode voor de advocaten van de Europese Gemeenschap. Goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies van 31.01.2007 Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 21.02.2007 In werking op 21.05.2007 De Nederlandse vertaling van de gedragscode voor Europese advocaten, zoals aangenomen in de plenaire vergadering van de CCBE op 28 oktober 1998 en gewijzigd op de plenaire vergaderingen van 28 november 1998, 6 december 2002 en 19 mei 2006.(aangenomen in de plenaire vergadering van de CCBE op 28 oktober 1988, gewijzigd op de plenaire vergaderingen van 28 november 1998, 6 december 2002 en 19 mei 2006 en toepasselijk verklaard door de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies op 31.01.2007) (zie volledige tekst in hoofdstuk 6 CCBE)
INHOUDSTAFEL
noab
167
2.13 reglement betreffende de aan procedures verbonden regels van confraterniteit Artikel 1
Met inachtneming van de wet en de deontologische regels is de advocaat steeds verplicht de belangen van zijn cliënt zo goed mogelijk te behartigen en dient hij deze zelfs te stellen boven zijn eigen belangen of deze van andere advocaten. De advocaat behartigt de belangen van zijn cliënt met respect voor de rechten van verdediging. Hij eerbiedigt het tegensprekelijk karakter van procedures en misleidt niet. Teneinde een eerlijke en behoorlijke rechtspleging te bevorderen heeft de advocaat een plicht van loyaliteit en confraterniteit. De regels van confraterniteit bevorderen de vertrouwensrelatie tussen advocaten in het belang van de cliënt en strekken er tevens toe onnodige processen en elk gedrag dat van aard is om de reputatie van het beroep te schaden, te voorkomen.
Artikel 2
Indien een procedure op tegenspraak volgt op voorafgaande contacten tussen advocaten, moet de advocaat zijn confrater inlichten dat een procedure wordt ingesteld, tenzij deze kennisgeving de rechtmatige belangen van de cliënt schendt.
Artikel 3
De advocaat mag alle eenzijdige gerechtelijke en buitengerechtelijke bewarende maatregelen nemen en alle procedures op eenzijdig verzoekschrift instellen zonder voorafgaand bericht aan de advocaat van de tegenpartij.
Artikel 4
In procedures op tegenspraak neemt de advocaat nooit eenzijdig contact op met de rechter, de arbiter of de deskundige en laat hij hun onder meer geen brieven, documenten, stukken of conclusies toekomen zonder deze gelijktijdig over te maken aan de tegenstrever of aan de tegenpartij die geen advocaat heeft.
Artikel 5
Tussen advocaten gebeurt de overlegging van de stukken in der minne en zonder formaliteiten. Enkel wanneer de aard van de stukken dit noodzakelijk maakt, kan de overlegging gebeuren door neerlegging van de stukken ter griffie. Ook in dat geval bezorgt de advocaat zijn tegenstrever de inventaris van zijn stukken en minstens kopie van de stukken die kunnen worden gekopieerd.
Artikel 6
De advocaat heeft met betrekking tot een bepaalde zaak geen rechtstreeks contact met een partij, van wie hij weet dat deze in die zaak wordt bijgestaan door een advocaat, tenzij die advocaat uitdrukkelijk zijn toestemming heeft gegeven en op voorwaarde dat deze laatste op de hoogte wordt gehouden. De advocaat mag overeenkomstig de wet rechtstreeks bij de overheid de inlichtingen inwinnen waarop de cliënt recht heeft, zelfs al is die overheid tevens partij in de zaak.
Artikel 7
De advocaat dient zijn werkzaamheden zo te organiseren dat elk nutteloos uitstel van een te behandelen zaak en elke onnodige verplaatsing of tijdverlies voor zijn confrater worden vermeden. De advocaat die voor zijn tegenstrever een onnodige verplaatsing of tijdverlies veroorzaakt, zonder ernstige of onvoorzienbare reden, komt tekort aan de plicht van confraterniteit.
Artikel 8
De advocaat die op de inleiding een verzending van de zaak naar de rol of een uitstel vraagt, brengt dit tijdig en op de meest efficiënte wijze ter kennis van zijn tegenstrever. De advocaat die een uitstel wenst te vragen van een ter
168
noab
INHOUDSTAFEL
behandeling vastgestelde zaak brengt dit tijdig en op de meest efficiënte wijze ter kennis van de rechtbank en, al naargelang het geval, van het openbaar ministerie, van zijn tegenstrever en van de tegenpartij die in persoon verschijnt. Artikel 9
De advocaat die vaststelt dat een in de zaak betrokken confrater afwezig is op een vastgestelde zitting doet al het mogelijke om hem te bereiken en met hem af te spreken alvorens de zaak, indien nodig, in zijn afwezigheid te laten behandelen. De zaak mag enkel in afwezigheid van de advocaat worden behandeld indien de tegenstrever vooraf de afwezige advocaat schriftelijk had verwittigd van de pleitdatum en van zijn intentie om de zaak in elk geval te behandelen.
Artikel 10
Vooraleer tot betekening en ten uitvoerlegging van een gerechtelijke beslissing te laten overgaan, nodigt de advocaat zijn tegenstrever uit tot vrijwillige uitvoering en/of berusting en verleent hij hem hiertoe een redelijke termijn. De onmiddellijke betekening en/of ten uitvoerlegging kunnen nochtans geschieden in geval van hoogdringendheid of in geval van noodzakelijkheid voortvloeiende uit de wet of uit de beslissing zelf. [De advocaat geeft steeds aan de betrokken advocaten kennis van het feit dat hij opdracht geeft om een gerechtelijke beslissing te laten betekenen en dit uiterlijk gelijktijdig met deze opdracht.] (Gewijzigd bij reglement van de Orde van Vlaamse Balies van 18 juni 2008. Deze meldingsplicht geldt niet voor vorderingen tegen een advocaat in diens hoedanigheid van gerechtelijk mandataris, tenzij zijn aansprakelijkheid in het gedrang wordt gebracht.)
Artikel 11
De advocaat die een rechtsmiddel aanwendt, geeft daarvan zo snel mogelijk en uiterlijk gelijktijdig kennis aan de in de zaak betrokken advocaten.
Artikel 12
De advocaat die een beroep doet op een confrater, staat in voor de betaling van de aan deze advocaat verschuldigde kosten en ereloon voor de opdrachten waarmede hij hem gelast, tenzij hij hem vooraf en schriftelijk heeft verwittigd dat deze kosten en ereloon rechtstreeks aan de cliënt dienen te worden aangerekend. Indien hij niet langer wenst in te staan voor de betaling van de toekomstige prestaties, dient hij dit schriftelijk aan zijn confrater te melden.
Artikel 13
[De advocaat mag in zijn hoedanigheid van advocaat geen rechtsvordering inleiden, geen strafklacht indienen en geen gerechtelijke bewarende maatregelen nemen tegen een confrater zonder voorafgaande melding aan zijn stafhouder. De advocaat voegt daarbij het ontwerp van de inleidende akte of de klacht. De advocaat die de belangen wenst te behartigen van een partij die zonder advocaat reeds een klacht heeft ingediend of een rechtsvordering heeft ingeleid tegen een advocaat, dient dit te melden aan zijn stafhouder vooraleer de procedure verder te zetten. De advocaat mag de bovenstaande procedures niet inleiden of voortzetten voor het verstrijken van één maand na de melding, tenzij in geval van gemotiveerde hoogdringendheid.
Artikel 14
De advocaat die namens een cliënt een vordering tegen een andere advocaat heeft ingesteld en de betrokken advocaat brengen hun respectieve stafhouders op de hoogte van de uitspraak en van de gedwongen uitvoering.
Artikel 15
Overeenkomstig de artikelen 496 en 507 Ger.W. vervangt dit reglement de volgende reglementen van de Belgische Nationale Orde van Advocaten: - reglementen van 15 januari 1981, 3 december 1992, 28 januari 1993, 30 juni 1994 en 2 maart 1995 betreffende de gerechtsbrief – toepassing van de
INHOUDSTAFEL
noab
169
artikelen 730§2B, 747§2, 748§2, 751, 753, 803 en 804 Ger. W. - reglement van 7 december 1989 betreffende de voorafgaande kennisgeving van de betekening, het aanwenden van een rechtsmiddel en de uitvoering van de gerechtelijke akten en beslissingen - reglementen van 28 januari 1988 en 3 december 1992 betreffende vragen tot uitstel en verzending naar de rol - reglement van 7 januari 1971 betreffende de financiële aansprakelijkheid van de advocaat - reglementen van 13 maart 1973 en 21 april 1977 betreffende de toelating verleend aan een advocaat om een lid van een andere balie te dagvaarden Toelichting: Goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies van 31.01.2007. Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 21.02.2007. In werking op 21.05.2007 Het oorspronkelijk artikel 13 werd vernietigd bij arrest d.d. 20 februari 2009 van het Hof van Cassatie; het nieuwe artikel 13 werd ingevoegd bij reglement van 22 april 2009 tot vervanging van het artikel 13 van het reglement van 31 januari 2007 betreffende de aan procedures verbonden regels van confraterniteit ; gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 29.04.2009 ; treedt in werking op 29.07.2009.
2.14 reglement betreffende het mandaat dat de advocaat niet rechtstreeks van zijn cliënt ontvangt Artikel 1
De advocaat die zijn opdracht niet rechtstreeks van zijn cliënt ontvangt: - controleert zowel de identiteit van de opdrachtgever als van de cliënt; - vergewist zich van de goede trouw van de opdrachtgever en gaat na of diens activiteit geen ongeoorloofd karakter heeft; - vergewist zich ervan of de vrije keuze van advocaat van de cliënt gewaarborgd is; - voert zijn opdracht slechts uit indien hij een mandaat van de cliënt bekomt, dan wel indien de opdrachtgever door de cliënt behoorlijk werd gemandateerd om een advocaat aan te wijzen; - vergewist zich ervan of er met betrekking tot de zaak waarvoor hij wordt aangesteld geen strijdig belang bestaat tussen de opdrachtgever en de cliënt; - eerbiedigt het beroepsgeheim in zijn contacten met de opdrachtgever.
Artikel 2
Overeenkomstig de artikelen 496 en 507 Ger.W. vervangt dit reglement de volgende reglementen van de Belgische Nationale Orde van Advocaten: reglement van 22 april 1986 betreffende de rechtsbijstandsverzekering – vrije keuze van advocaatreglement van 28 juni 1990 betreffende betrekkingen tussen zaakwaarnemers en advocaten Toelichting: Goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies van 14 maart 2007. Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 22 maart 2007. In werking op 22 juni 2007
2.15 reglement betreffende de aanvaarding van gerechtelijke mandaten Artikel 1
170
noab
De advocaat mag geen gerechtelijk mandaat aanvaarden, wanneer hij in het kader van de uitoefening van dit mandaat zal worden geconfronteerd met
INHOUDSTAFEL
strijdige belangen of schending van het beroepsgeheim. Artikel 3
De advocaat belast met een gerechtelijk mandaat blijft onderworpen aan de deontologie van de advocaat, tenzij de deontologische regel onverenigbaar is met zijn mandaat.
Artikel 4
Overeenkomstig de artikelen 496 en 507 Ger.W. vervangt dit reglement de volgende reglementen van de Belgische Nationale Orde van Advocaten: - reglementen van 8 februari 1979 en 18 januari 1990 betreffende gerechtelijk mandaat en advocaat – onverenigbaarheid - reglement van 17 februari 1972 inzake gerechtelijk mandaat en advocaat – deontologische plichten van advocaten belast met een gerechtelijk mandaat Toelichting: Goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies van 21.11.2007. Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 04.12.2007. In werking op 04.03.2008
2.16 reglement betreffende de voor de raad van de Orde geldende procedure volgens de tuchtrechtspleging Artikel 432 Ger.W. bepaalt dat de raad van de Orde meester is over het tableau, over de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of over de lijst van stagiairs; Artikel 437 Ger.W. bepaalt dat de raad van de Orde, die op grond van een reden van onverenigbaarheid ambtshalve een advocaat weglaat van het tableau, van de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of van de lijst van stagiairs, dit moet doen “volgens de rechtspleging in tuchtzaken”; Artikel 435 Ger.W. bepaalt dat iedere stagiair die uiterlijk vijf jaar na zijn inschrijving op de lijst van stagiairs niet doet blijken dat hij alle door zijn balie gestelde verplichtingen is nagekomen, uit de lijst kan worden weggelaten, zonder daaraan toe te voegen volgens welke procedure dit moet gebeuren; Bij toepassing van artikel 432bis Ger.W. kan de persoon die om een inschrijving verzoekt of die het voorwerp is van een weglating tegen de beslissing van de raad van de Orde hoger beroep instellen bij de tuchtraad van beroep; De artikelen 508/5 §1 en 508/7 Ger.W. voorzien in een beroepsprocedure bij de tuchtraad van beroep tegen de weigering van de raad van de Orde tot inschrijving van een advocaat op lijst van respectievelijk eerstelijns en tweedelijns juridische bijstand, maar bepalen niet welke procedure de raad van de Orde moet voeren wanneer zij de inschrijving weigert; De artikelen 508/5 § 4 en 508/8 Ger.W. bepalen dat de schrapping door de raad van de Orde van een advocaat van de lijst van respectievelijk eerstelijns en tweedelijns juridische bijstand gebeurt “volgens de procedure voor de tuchtraad”; Het is aangewezen is om alle in de voormelde artikelen van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde beslissingen van de raad van de Orde te laten tot stand komen “volgens de rechtspleging in tuchtzaken”; Gezien sinds de wet van 21 juni 2006 geen rechtspleging in tuchtzaken meer bestaat voor de raad van de Orde is het aangewezen een eenvormige procedure “volgens de rechtspleging in tuchtzaken” vast te leggen in een reglement. Artikel 1
In de volgende gevallen volgt de raad van de Orde de in dit reglement vastgelegde procedure:
INHOUDSTAFEL
noab
171
- Wanneer de stafhouder of de raad van de Orde vaststelt dat er redenen kunnen zijn om een persoon de inschrijving of herinschrijving op het tableau, op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of op de lijst van stagiairs met toepassing van de artikelen 432 of 472, §1 Ger. W. te weigeren; - Wanneer de stafhouder of de raad van de Orde vaststelt dat er redenen kunnen zijn om een advocaat, die daarom niet zelf heeft verzocht, met toepassing van de artikelen 432, 435, laatste lid of 437 Ger.W. weg te laten van het tableau, van de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of van de lijst van stagiairs; - Wanneer de stafhouder of de raad van de Orde vaststelt dat er redenen kunnen zijn om een advocaat, die daarom heeft verzocht, niet op te nemen op de lijst met advocaten die prestaties wensen te verrichten in het raam van de juridische eerstelijnsbijstand bedoeld in artikel 508/5, §1 Ger.W.; - Wanneer de stafhouder of de raad van de Orde vaststelt dat er redenen kunnen zijn om een advocaat overeenkomstig artikel 508/5, §4 Ger.W. te schrappen van de lijst met advocaten die prestaties wensen te verrichten in het raam van de juridische eerstelijnsbijstand; - Wanneer de stafhouder of de raad van de Orde vaststelt dat er redenen kunnen zijn om een advocaat, die daarom heeft verzocht, niet op te nemen op de lijst met advocaten die prestaties wensen te verrichten in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand bedoeld in artikel 508/7, §1 Ger.W.; - Wanneer de stafhouder of de raad van de Orde vaststelt dat er redenen kunnen zijn om een advocaat overeenkomstig artikel 508/8 Ger.W. te schrappen van de lijst met advocaten die prestaties wensen te verrichten in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand. Artikel 2
De stafhouder roept de betrokken persoon op voor de raad van de Orde op de zitting die hij bepaalt. De oproeping gebeurt met een ter post aangetekende brief en rekening houdende met een oproepingstermijn van minstens 15 dagen. De oproepingsbrief vermeldt het voorwerp van de oproeping en desgevallend ook de redenen die aanleiding geven tot het instellen van de procedure.
Artikel 3
Op de zitting van de raad van de Orde wordt de betrokken persoon gehoord. Deze kan zich laten bijstaan en laten vertegenwoordigen door een advocaat. De raad van de Orde kan steeds de persoonlijke verschijning bevelen.
Artikel 4
Indien de betrokken persoon geldig is opgeroepen overeenkomstig artikel 2 en niet verschijnt noch zich laat vertegenwoordigen door een advocaat, kan de zaak in zijn afwezigheid worden behandeld.
Artikel 5
De raad van de Orde behandelt de zaak in openbare zitting, behoudens de uitzonderingen vermeld in artikel 459 Ger.W.
Artikel 6
De raad van de Orde beslist in een met redenen omklede beslissing.
Artikel 7
De secretaris van de raad van de Orde geeft binnen acht dagen na de uitspraak bij ter post aangetekende brief kennis van de beslissing aan de betrokken persoon. Hij vermeldt daarin de rechtsmiddelen.
Artikel 8
De betrokken persoon kan tegen de bij verstek genomen beslissing verzet aantekenen bij ter post aangetekende brief gezonden aan de secretaris van de raad van de Orde en dit binnen een termijn van 15 dagen na de kennisgeving
172
noab
INHOUDSTAFEL
van de beslissing. Laattijdig verzet wordt niet ontvankelijk verklaard, tenzij de raad van de Orde de verzetdoende van het verval ontheft, een beslissing waarover de raad van de Orde soeverein oordeelt en waartegen geen rechtsmiddel openstaat. De secretaris van de raad van de Orde roept de betrokken persoon op om voor de raad van de Orde te verschijnen op de wijze vermeld in artikel 2. Indien hij opnieuw niet verschijnt, doet de raad van de Orde uitspraak zoals op tegenspraak. Artikel 9
Tegen de beslissingen bedoeld in de artikelen 1.1, 1.2, 1.3 en 1.5 van dit reglement kan hoger beroep worden ingesteld overeenkomstig artikel 432bis Ger.W. Tegen de beslissingen bedoeld in de artikelen 1.4 en 1.6 van dit reglement kan hoger beroep worden ingesteld overeenkomstig artikel 463 Ger.W. De secretaris van de tuchtraad van beroep stelt onmiddellijk na ontvangst van het hoger beroep de secretaris van de betrokken raad van de Orde daarvan in kennis. De secretaris van de raad van de Orde maakt onverwijld het geïnventariseerd dossier over aan de secretaris van de tuchtraad van beroep.
Artikel 10
Tenzij de beslissing van de raad van de Orde anders luidt, hebben ontvankelijk verzet en hoger beroep schorsende kracht en heeft de weglating van het tableau, van de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of van de lijst van stagiairs, of de schrapping van de lijst met advocaten die prestaties wensen te verrichten in het raam van de juridische eerstelijnsbijstand of de juridische tweedelijnsbijstand uitwerking vanaf de dag volgend op het verstrijken van de termijnen van verzet of hoger beroep.
Artikel 11
Dit reglement is van toepassing op elk verzoek tot inschrijving, herinschrijving of opname bedoeld in de artikelen 1.1, 1.3 en 1.5 van dit reglement gedaan na de inwerkingtreding van dit reglement. Dit reglement is van toepassing op elke procedure van weglating of schrapping bedoeld in de artikelen 1.2, 1.4 en 1.6 van dit reglement ingeleid na de inwerkingtreding van dit reglement. Toelichting: Goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies van 21.11.2007. Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 04.12.2007. In werking op 04.03.2008
2.17 reglement betreffende het eensluidend verklaren van kopieën van bij een voorziening in cassatie te voegen stukken Volgens een vaste cassatierechtspraak is een cassatiemiddel waarbij schending van de bewijskracht van een akte wordt ingeroepen niet ontvankelijk wanneer de akte niet is weergegeven in de bestreden beslissing of in een ander stuk waarop het Hof vermag acht te slaan en niet is gevoegd bij de voorziening, hetzij in origineel, hetzij in kopie, eensluidend verklaard (aan het origineel of aan de kopie die voor de feitenrechters werd neergelegd) door de advocaten die de partijen voor de feitenrechters vertegenwoordigden. De loyaliteit en de rechtschapenheid van de advocaat nopen hem om mee te werken aan het eensluidend verklaren van het stuk, waarvan de schending van de bewijskracht door de tegenpartij wordt ingeroepen.
INHOUDSTAFEL
noab
173
Dienvolgens wordt volgend reglement aangenomen, na instemming van de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie: Artikel 1
Wanneer een partij, toekomstige eiser in cassatie, tot staving van een voorziening in cassatie een middel wenst in te roepen, gesteund op de schending van de bewijskracht van een stuk dat op regelmatige wijze werd neergelegd voor de rechter ten gronde en zij niet beschikt over het origineel neergelegde stuk, maar enkel over een kopie daarvan, kan haar advocaat van de advocaat van elke partij in zake voor de rechter ten gronde vragen dat hij deze kopie eensluidend verklaart aan, al naar gelang het geval, het origineel stuk of de kopie neergelegd voor deze rechter. Indien de raadsman van de toekomstige eiser in cassatie noch in het bezit is van het origineel van het stuk, noch van een kopie daarvan, kan hij aan de advocaat van een partij in zake voor de rechter ten gronde, die in het bezit is van het originele stuk, vragen dat hij er een kopie van maakt en deze eensluidend verklaart aan het origineel. De aangezochte advocaat maakt onverwijld het eensluidend verklaarde stuk over aan de advocaat die erom vraagt. Hij dient daartoe over te gaan, zelfs indien hij niet langer de raadsman is van de betrokken partij sedert de beslissing waartegen een voorziening in cassatie is overwogen. Hij mag het eensluidend verklaren niet laten afhangen van de goedkeuring van zijn cliënt of gewezen cliënt. Indien hij niet of niet meer in het bezit is van het origineel of een kopie van het stuk, laat de aangezochte advocaat dit onmiddellijk weten aan de advocaat die om het stuk vraagt. Wanneer de termijn om een voorziening in cassatie in te dienen loopt, dient de aangezochte advocaat een bijzondere spoed aan de dag te leggen.
Artikel 2
Het in artikel 1 bedoeld eensluidend verklaren bestaat in het aanbrengen, onderaan de kopie van het betreffende stuk, van de volgende vermelding, gevolgd door de handtekening : “Eensluidend verklaard afschrift van het originele stuk (of van de kopie, al naargelang het geval) dat werd neergelegd voor (aanduiding van de rechtsmacht). Mr. ................., advocaat die (naam van de partij) vertegenwoordigde voor deze rechtsmacht. Mr. ................., advocaat die (naam van de partij) vertegenwoordigde voor deze rechtsmacht.”
Artikel 3
De betwistingen worden beslecht door de stafhouder van de advocaat die de stukken eensluidend moet verklaren.
Artikel 4
Dit reglement vervangt het reglement van 12 oktober 1995 van de Belgische Nationale Orde van advocaten betreffende de verplichting van de advocaten inzake het eensluidend verklaren van kopieën van bij een voorziening in cassatie te voegen stukken wanneer de schending van de bewijskracht van de akten wordt ingeroepen. Toelichting: Goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies van 30.01.2008. Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 08.02.2008. In werking 08.05.2008
174
noab
INHOUDSTAFEL
2.18 reglement betreffende de stage HOOFDSTUK 1: ALGEMENE ORGANISATIE VAN DE STAGE Artikel 1
Bij zijn verzoek tot inschrijving op de lijst van de stagiairs maakt de kandidaatstagiair aan het secretariaat van de Orde volgende documenten over: a) zijn diploma met vermelding van de datum van de eedaflegging overeenkomstig artikel 429 Ger.W., b) een origineel exemplaar van de stageovereenkomst, die hij heeft afgesloten overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 3 van dit reglement en waarvan de raad van de Orde, hierin gunstig geadviseerd door de stagecommissie, vaststelt dat het de minimumwaarborgen van dit reglement respecteert, c) een door hem ondertekende verklaring met vermelding van de verzoeken tot inschrijving die hij vroeger heeft gericht aan een andere binnenlandse of buitenlandse balie en het gevolg dat aan deze verzoeken werd gegeven, d) een door hem ondertekende verklaring met vermelding van de beroepen die hij thans uitoefent. De kandidaat-stagiair bevestigt bovendien schriftelijk aan de stafhouder dat er tegen hem nooit een gerechtelijke of strafrechtelijke veroordeling, een administratieve sanctie of een tuchtmaatregel werd genomen. Indien dit wel het geval is, verschaft hij de stafhouder verdere informatie, indien deze daarom verzoekt. De kandidaat-stagiair maakt aan de stafhouder een schriftelijke verklaring over in verband met de tegen hem lopende straf- of tuchtonderzoeken.
Artikel 2
De raad van de Orde bepaalt de datum van de inschrijving op de lijst van de stagiairs. De stage duurt 3 jaar, onder voorbehoud van hetgeen is bepaald in artikel 435 Ger.W. en in artikel 3 van dit reglement.
Artikel 3
§1 De schorsing is de tijdelijke ontheffing van de verplichtingen van de stage. Gedurende een schorsing blijft de stagiair advocaat. Hij blijft onderworpen aan de deontologische verplichtingen die op de advocaten rusten, hierin begrepen de financiële verplichtingen tegenover de Orde. De raad van de Orde kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling van de baliebijdrage verlenen. De schorsing van de stage maakt geen einde aan de stageovereenkomst. Enkel de wederzijdse verplichtingen van de stagemeester en de stagiair worden voor de periode van de schorsing geschorst. §2 De onderbreking is de tijdelijke weglating van de lijst van de stagiairs. Gedurende een onderbreking verliest de stagiair de hoedanigheid van advocaat. De onderbreking beëindigt de stageovereenkomst. §3 De stage kan worden geschorst of onderbroken voor een periode van ten hoogste 1 jaar. Deze periode kan worden verlengd om gegronde redenen. De stagiair richt het verzoek tot schorsing of onderbreking van de stage, of verlenging van de schorsing of onderbreking aan de stafhouder. Over het verzoek wordt geoordeeld door de raad van de Orde, na advies van de stagecommissie. De stagiair meldt aan de stafhouder de hervatting van stage, uiterlijk één maand voor het verstrijken van de lopende schorsing of onderbreking. In het geval van hervatting van zijn stage na onderbreking legt de stagiair een
INHOUDSTAFEL
noab
175
nieuwe stageovereenkomst neer. De stagecommissie geeft hierover advies. Indien de stagiair niet om deze hervatting van zijn stage verzoekt, roept de stafhouder de stagiair op. Indien daaraan geen gunstig gevolg wordt verleend zal de stagiair worden opgeroepen voor de raad van de Orde, om over de eventuele weglating van de stagiair van de lijst van de stagiairs te beslissen. Deze weglating houdt een verval van de verworvenheden van de stage in. Na de schorsing of de onderbreking wordt de stage verder gezet - met behoud van de verworvenheden van de voordien verrichte stage, - met behoud van de rang van inschrijving op de lijst van de stagiairs, - zonder dat de periode van schorsing of onderbreking als stage telt.
Artikel 4
De stagiair kan bij een binnenlandse of een buitenlandse balie of bij andere juridische beroepen waarmee door de Orde van Vlaamse Balies of door de raad van de Orde akkoorden zijn gesloten, een gelijkgestelde stage volbrengen. Deze gelijkgestelde stage duurt ten hoogste één jaar. Deze gelijkgestelde stage kan niet worden volbracht dan nadat de stagiair het bekwaamheidsattest, zoals bepaald in het reglement betreffende de beroepsopleiding heeft behaald. De stagiair richt het verzoek tot het verrichten van een gelijkgestelde stage aan de stafhouder. Het verzoek is gemotiveerd. De raad van de Orde oordeelt over het verzoek, na advies van de stagecommissie. Aan het einde van de gelijkgestelde stage stelt de stagiair een verslag op waarin hij op gedetailleerde wijze melding maakt van de door hem verrichte werkzaamheden. De inhoud van dit verslag wordt bevestigd door zijn buitenlandse stagemeester of de bevoegde overheid van de buitenlandse balie of de andere juridische beroepsbeoefenaar die als stagemeester optreedt. De stagiair maakt dit verslag over aan de stafhouder. Hij meldt schriftelijk aan de stafhouder dat zijn gelijkgestelde stage is beëindigd. Bij gebreke hieraan wordt hij door de stafhouder opgeroepen. De raad van de Orde stelt aan de hand van het verslag vast of die stage geheel of gedeeltelijk in aanmerking komt als gelijkgestelde stage. Indien dit niet het geval is, legt de raad van de Orde een verlenging van de stage op voor de niet aanvaarde duur.
Artikel 5
Aan het einde van de stage vraagt de stagiair aan de stafhouder schriftelijk zijn inschrijving op het tableau. Over het verzoek tot inschrijving wordt geoordeeld door de raad van de Orde, na advies van de stagecommissie en na het overmaken van volgende verslagen: - het eindverslag van de stagemeester, - het verslag van de voorzitter van het bureau voor juridische bijstand. Het dossier met deze verslagen kan door de stagiair worden ingezien bij de stafhouder.
HOOFDSTUK 2: VOORWAARDEN VOOR HET STAGEMEESTERSCHAP Artikel 6
176
noab
Elke advocaat die tenminste gedurende zeven jaar is ingeschreven op het tableau van de Orde of de EU-lijst kan stagemeester worden. De raad van de Orde kan in individuele gevallen van deze vereiste afwijken.
INHOUDSTAFEL
De raad van de Orde stelt, na advies van de stagecommissie, een lijst van stagemeesters op. De kandidaat-stagemeesters richten hiertoe een aanvraag aan de raad van de Orde. De raad van de Orde kan de opname op de lijst van stagemeesters slechts weigeren na de advocaat te hebben opgeroepen om te worden gehoord overeenkomstig het reglement betreffende de voor de raad van de Orde geldende procedure volgens de tuchtrechtspleging. De stagemeester mag op hetzelfde ogenblik drie stagiairs opleiden. De raad van de Orde kan in individuele gevallen van deze beperking afwijken indien de stagemeester op grond van objectieve en verifieerbare elementen aantoont dat een kwaliteitsvolle opleiding voor elke stagiair wordt gewaarborgd. Artikel 7
Wanneer de raad van de Orde vaststelt dat de stagemeester niet meer voldoet aan zijn deontologische verplichtingen of aan de verplichtingen van het stagemeesterschap kan de raad van de Orde de stagemeester van deze lijst weglaten na hem te hebben opgeroepen om te worden gehoord overeenkomstig het reglement betreffende de voor de raad van de Orde geldende procedure volgens de tuchtrechtspleging.
HOOFDSTUK 3: DE STAGEOVEREENKOMST Artikel 8
De stagemeester en de kandidaat-stagiair sluiten een overeenkomst af in verband met de stage. In voorkomend geval zal de rechtspersoon of de maatschap waarvan de stagemeester deel uitmaakt in de overeenkomst tussenkomen. Deze overeenkomst, evenals de wijzigingen of aanvullingen, wordt overgemaakt aan het secretariaat van de Orde zoals bepaald in artikel 1.
Artikel 9
Iedere partij kan de stageovereenkomst voor het einde van de stage schriftelijk beëindigen met inachtneming van een redelijke opzeggingstermijn. De beëindiging van de overeenkomst wordt tezelfdertijd ter kennis gebracht van de stagecommissie. Deze volgt de overgang naar een nieuwe stagemeester op.Gedurende de opzeggingsperiode blijven alle bepalingen van de overeenkomst van kracht. De partijen kunnen bij de beëindiging van de overeenkomst in onderling akkoord verzaken aan een opzeggingstermijn.
HOOFSTUK 4: PLICHTEN VAN DE STAGEMEESTER Artikel 10
De stagemeester waakt ervoor dat de stagiair zijn activiteiten uitoefent met naleving van de deontologische regels en dat de stagiair kennis en praktische vaardigheden worden bijgebracht. De stagemeester zal, wanneer noodzakelijk, ter beschikking zijn van de stagiair voor bijstand en het geven van richtlijnen. Bij het einde van de stage legt de stagemeester een eindverslag neer bij de stagecommissie.
Artikel 11
De stagemeester verleent aan zijn stagiair de nodige tijd om zijn stageverplichtingen te vervullen.
Artikel 12
De stagemeester en de stagiair bepalen in onderling overleg de vergoeding van de stagiair. Voor een voltijdse beschikbaarheid bedraagt de maandelijkse
INHOUDSTAFEL
noab
177
vergoeding ten minste [€ 1.300,00]* voor het eerste stagejaar en ten minste [€ 1.800,00]* vanaf het tweede stagejaar. De minimumvergoedingen kunnen jaarlijks in de maand juni worden aangepast door de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies, met uitwerking vanaf het daaropvolgend gerechtelijk jaar. Rekening houdend met de verminderde beschikbaarheid van de stagiair voor de stagemeester kan in de stageovereenkomst of in de latere wijzigingen of aanvullingen verhoudingsgewijs worden afgeweken van de minimumvergoedingen, bepaald in lid 1 en lid 2 van dit artikel. Bij de beoordeling van de verminderde beschikbaarheid mag geen rekening worden gehouden met de prestaties die door de stafhouder of in het kader van de juridische bijstand worden opgelegd. De stagemeester en de stagiair kunnen overeenkomen dat de stagiair een vergoeding betaalt voor het gebruik van de lokalen, de infrastructuur of andere kantoorkosten. Deze vergoeding kan nooit tot gevolg hebben dat afbreuk wordt gedaan aan de vergoeding vermeld in lid 1 en lid 2 van dit artikel. * Bedragen van toepassing vanaf 1 september 2012 krachtens beslissing algemene vergadering van 18 juni 2012. Voorgaande beslissingen algemene vergadering: - beslissing 7 mei 2008, in werking 28 augustus 2008: € 1.200,00 voor het eerste stagejaar en € 1.700,00 vanaf het tweede stagejaar - beslissing 23 juni 2011, van toepassing vanaf 1 september 2011: € 1.250,00 voor het eerste stagejaar en € 1.775,00 vanaf het tweede stagejaar
HOOFDSTUK 5: PLICHTEN VAN DE STAGIAIR Artikel 13
De stagiair behartigt de zaken die hem door zijn stagemeester zijn toevertrouwd met de nodige ijver en zorg. Hij heeft de plicht een zaak te weigeren die hij naar eer en geweten gelooft niet rechtvaardig te zijn. Hij volgt de beroepsopleiding voor stagiairs georganiseerd door de overheid van de Orde. Hij voert de taken uit die hem door de stafhouder of in het kader van de juridische bijstand worden opgelegd. De stagiair legt aan het einde van zijn stage bij de stagecommissie een eindverslag neer over de wijze waarop de stage is vervuld.
HOOFDSTUK 6: DE STAGECOMMISSIE Artikel 14
Elke Orde van advocaten vertrouwt het toezicht over de stage toe aan een stagecommissie die ten minste is samengesteld uit: - een voorzitter aangewezen door de raad van de Orde, - een lid aangewezen door het bureau voor juridische bijstand, - een lid aangewezen door de stagiairs.
178
noab
INHOUDSTAFEL
Artikel 15
De stagecommissie: - verleent advies over de stageovereenkomst die werd afgesloten tussen de stagemeester en de stagiair, - verleent advies over het verzoek tot schorsing of onderbreking van de stage of de verlenging daarvan door de stagiair, - verleent advies over de nieuwe stageovereenkomst die wordt afgesloten na de onderbreking van de stage, - verleent advies over het verrichten van een gelijkgestelde stage, - verleent advies over de opname van de stagiair op het tableau van de Orde, - verleent advies over de opname van een kandidaat-stagemeester op de lijst van de stagemeesters, - neemt kennis van de voortijdige beëindiging van de stageovereenkomst, - volgt in het geval van deze voortijdige beëindiging de overgang naar een nieuwe stagemeester op, - neemt kennis van de stageverslagen opgesteld door de stagemeester en de stagiair en ziet deze na, - waakt voor de naleving van de verplichtingen van de stagiair en de stagemeester, - bemiddelt in geschillen tussen de stagiair en de stagemeester, - verleent advies aan de stafhouder en de raad van de Orde in verband met elk probleem dat met betrekking tot de stage rijst. (Goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies van 7 mei 2008) (Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 28 mei 2008 In werking 28 augustus 2008.)
2.19 reglement betreffende de beroepsopleiding HOOFDSTUK 1: ALGEMEEN Artikel 1
Om ingeschreven te kunnen worden op het tableau van de Orde van Advocaten moet de stagiair de beroepsopleiding volgen en het bekwaamheidsattest behalen. De beroepsopleiding wordt georganiseerd door de Orde van Vlaamse Balies en uitgevoerd door de stagescholen.
HOOFDSTUK 2: STAGESCHOOL Artikel 2
Iedere Orde richt hetzij afzonderlijk, hetzij samen met één of meer andere Ordes, een stageschool op. Deze stageschool bestaat uit een directeur, aangesteld door de raad/raden van de (deelnemende) Orde(s) en de docenten van alle vakken.
Artikel 3
De stageschool is onder meer bevoegd om: - naast het onderwerp en de inhoud van een keuzevak, de cursus en de docent(en) van dit keuzevak voor te stellen aan de commissie beroepsopleiding; - de docenten voor de verplichte vakken voor te stellen aan de commissie beroepsopleiding; - advies te verlenen aan de raad van de Orde die beslist over het verzoek van
INHOUDSTAFEL
noab
179
een stagiair om vakken tijdens het tweede stagejaar te volgen of verder te zetten; - de resultaten van de examens te evalueren en zo nodig te delibereren in aanwezigheid van de docenten, op de wijze en conform de criteria vastgelegd door de commissie beroepsopleiding.
HOOFDSTUK 3: COMMISSIE BEROEPSOPLEIDING Artikel 4
De Orde van Vlaamse Balies richt een commissie beroepsopleiding op. Deze commissie bestaat uit de bestuurder van het departement stage van de Orde van Vlaamse Balies en de directeur van elke stageschool of hun respectieve vertegenwoordigers. Bij samengestelde stagescholen (zoals bepaald in artikel 2) staat het elke balie die deel uitmaakt van de fusie vrij één vertegenwoordiger af te vaardigen.
Artikel 5
De commissie is bevoegd om: - de cursussen van de verplichte vakken samen te stellen; - de docenten van de verplichte vakken, al dan niet voorgedragen door de stagescholen, aan te stellen en te evalueren; - het aanbod van de keuzevakken te bepalen en de cursussen ervan samen te stellen; - de voorgedragen keuzevakken en hun docenten te accrediteren en te evalueren; - jaarlijks de studiepunten van elk vak te bepalen; - jaarlijks het minimum van het totaal aantal te behalen studiepunten te bepalen; - de stagiair vrijstelling te verlenen van het volgen van een verplicht vak en/ of van het afleggen van een examen; - de stagiair die in de tweede zittijd niet is geslaagd toelating te verlenen tot een derde zittijd; - op gemotiveerd verzoek van een raad van de Orde één of meer keuzevakken aan te duiden die door de stagiairs van die Orde dienen te worden gevolgd en waarvoor de commissie beroepsopleiding het aantal studiepunten bepaalt. Deze studiepunten worden aangerekend op het totaal aantal te behalen studiepunten zoals door de commissie beroepsopleiding jaarlijks bepaald; - de vorm en de inhoud van de examens te bepalen; - de evaluatie- en deliberatiewijze te bepalen; - advies te verstrekken aan de algemene vergadering en de raad van bestuur van de Orde van Vlaamse Balies in verband met de begroting van de stagescholen en de individuele bijdrage die door de stagiair rechtstreeks aan de Orde van Vlaamse Balies zal worden betaald.
HOOFDSTUK 4: BEROEPSOPLEIDING Artikel 6
De beroepsopleiding bestaat uit het volgen van verplichte vakken en keuzevakken. De verplichte vakken zijn: - deontologie - communicatievaardigheden - burgerlijk procesrecht - strafprocesrecht
180
noab
INHOUDSTAFEL
De commissie beroepsopleiding stelt een lijst van keuzevakken op waaruit de stagiair zelf een keuze maakt, onverminderd artikel 5-9 van dit reglement waarbij bepaalde keuzevakken door elke raad van de Orde verplicht kunnen worden gesteld. Elk vak vertegenwoordigt een aantal studiepunten. Een studiepunt is een binnen de commissie beroepsopleiding aanvaarde eenheid waarmee de studieomvang van het vak wordt uitgedrukt en die overeenstemt met tenminste één uur onderwijsactiviteit. In het totaal aantal te behalen studiepunten, zoals jaarlijks te bepalen door de commissie beroepsopleiding, zullen de keuzevakken, al dan niet verplicht gesteld conform artikel 5, nooit meer dan 1/3 van de studiepunten vertegenwoordigen. Artikel 7
Onverminderd de bepalingen van artikel 3 van het reglement betreffende de stage, dient de stagiair het bekwaamheidsattest te behalen tijdens het eerste jaar van zijn stage.
Artikel 8
Op zijn gemotiveerd verzoek kan de stagiair aan de commissie beroepsopleiding vragen om te worden vrijgesteld van het volgen van een verplicht vak of een keuzevak dat verplicht wordt opgelegd en/of van het afleggen van een examen hierover.
Artikel 9
De stagiair wordt geëvalueerd over de vakken die hij in het kader van de beroepsopleiding moet volgen. Per gerechtelijk jaar zijn er twee zittijden. De stagiair dient per vak minstens de helft van de punten te behalen. De stagiair die na deliberatie niet geslaagd is, kan deelnemen aan een tweede zittijd voor elk vak waarvoor hij niet minstens de helft van de punten heeft behaald. De stagiair heeft het recht om per vak aan twee examens deel te nemen. De stagiair die ook in de tweede zittijd niet is geslaagd, kan aan de commissie beroepsopleiding vragen om tot een derde zittijd te worden toegelaten.
Artikel 10
De stagiair die geslaagd is voor zijn examens ontvangt een bekwaamheidsattest van de Orde van Vlaamse Balies. De stagiair die niet geslaagd is voor zijn examens ontvangt de resultaten van zijn examens van de Orde van Vlaamse Balies per aangetekend schrijven. In beide gevallen worden de stafhouder en de directeur van de stageschool van de stagiair op de hoogte gebracht.
Artikel 11
De stagiair die na de deliberatie niet geslaagd is, heeft, tot drie maanden na de kennisgeving zoals bepaald in artikel 10, het recht om zijn examens in te zien na eenvoudig verzoek gericht aan de commissie beroepsopleiding,
HOOFDSTUK 5: PROCEDURE BEROEP Artikel 12
De stagiair die niet geslaagd is, kan tegen deze beslissing hoger beroep instellen bij de beroepscommissie die bestaat uit vijf leden: de voorzitter van de Orde van Vlaamse Balies of een bestuurder die hem vertegenwoordigt en vier leden. De algemene vergadering stelt vier effectieve leden en vier plaatsvervangers aan voor een termijn van twee jaar. Het hoger beroep moet ingesteld worden op het adres van de zetel van de Orde van Vlaamse Balies binnen de maand na de kennisgeving van het resultaat zoals bepaald in art. 53bis Ger.W.. Op straffe van onontvankelijkheid wordt het hoger beroep ingesteld per aangetekend schrijven waarbij woonstkeuze in een gerechtelijk arrondissement van zijn stageschool wordt gedaan. De beroepscommissie bepaalt haar eigen procedurereglement. Het hoger be-
INHOUDSTAFEL
noab
181
roep wordt behandeld binnen de maand na het indienen van het hoger beroep. De stagiair wordt uitgenodigd om te worden gehoord en kan zich laten bijstaan door zijn stagemeester en/of een advocaat van zijn keuze. De beroepscommissie beslist of de stagiair al dan niet is geslaagd. De beslissing van de beroepscommissie wordt aan de stagiair meegedeeld per aangetekend schrijven op het adres van zijn woonstkeuze. Zijn stafhouder en directeur van de stageschool ontvangen een kopie van de beslissing.
HOOFDSTUK 6: OPHEFFING REGLEMENT NATIONALE ORDE Artikel 13
Het reglement van de Nationale Orde van Advocaten van 25 april 1985 betreffende de inschrijving op de lijst van de stagiairs of het tableau van een andere balie en het reglement van de Nationale Orde van Advocaten van 28 november 1991, aangepast op 14 oktober 1993 en 13 januari 1994, betreffende de stage – beroepsopleiding worden opgeheven. Toelichting: Goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies van 25 maart 2009. Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 17 april 2009. In werking 17 juli 2009.
2.20 reglement witwas Reglement in toepassing van artikel 38 en 39 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme 1. Overwegende dat overeenkomstig artikel 38§1 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, de controleoverheden bij reglement de toepassingsmodaliteiten vastleggen van de verplichtingen zoals bepaald in hoofdstuk II van de wet. 2. Overwegende dat de Orde van Vlaamse Balies krachtens artikel 496 van het Ger. W. de regels en de gebruiken van het beroep bepaalt en er eenheid in brengt, en instaat voor de coördinatie van de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en de handhaving van de wettelijke en reglementaire bepalingen ter zake. 3. Overwegende dat de bevoegde controle- of toezichthoudende of tuchtoverheden, overeenkomstig artikel 39 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid hebben om doeltreffende mechanismen in te stellen ter controle van de naleving door de ondernemingen en personen van hun verplichtingen door of krachtens de wet, en controle mogen uitoefenen op grond van een afweging van de risico’s. 4. Dat de bevoegde overheden op grond van artikel 455, 458 en 459 van het Ger. W. de stafhouders zijn en de raden van de Orde enerzijds, en anderzijds de tuchtraden en de tuchtraden van beroep. Neemt de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies volgend reglement aan:
182
noab
INHOUDSTAFEL
Artikel 1
Toepassingsgebied
Dit reglement is van toepassing op de aan een balie van de Orde van Vlaamse Balies ingeschreven advocaten wanneer zij in het raam van hun beroepsactiviteit a) een cliënt bijstaan bij het voorbereiden of uitvoeren van verrichtingen in verband met : 1° de aan- of verkoop van onroerend goed of bedrijven; 2° het beheren van diens geld, effecten of andere activa; 3° de opening of het beheer van bank-, spaar- of effectenrekeningen; 4° het organiseren van inbreng die nodig is voor de oprichting, de uitbating of het beheer van vennootschappen; 5° de oprichting, uitbating of het beheer van vennootschappen, trusts, fiducieën of soortgelijkejuridische constructies. b) of wanneer zij optreden in naam en voor rekening van hun cliënt in enigerlei financiële verrichtingen of verrichtingen in onroerend goed. Artikel 2
Plicht tot identificatie en waakzaamheid
§1 De advocaat die in het raam van een activiteit zoals bedoeld in artikel 1 voor een cliënt tussenkomt - ook al zou het gaan om een occasionele tussenkomst – moet een bestendige waakzaamheid aan de dag leggen en zich interne procedures eigen maken teneinde toe te zien op de naleving van de wettelijke bepalingen, in het bijzonder: - De plicht tot identificatie van de cliënt overeenkomstig artikel 7 § 1 van de wet van 11 januari 1993. De advocaat moet zijn cliënt identificeren en zijn identiteit verifiëren aan de hand van een bewijsstuk waarvan een afschrift wordt gemaakt op papier of op een elektronische informatiedrager: 1° wanneer de cliënt een zakelijke relatie wenst aan te gaan waardoor hij een gewone cliënt van de advocaat wordt; 2° wanneer de cliënt, buiten een zakelijke relatie als bedoeld in 1°, wenst over te gaan tot het uitvoeren van een verrichting voor een bedrag van 10 000 euro’s of meer, of die bestaat in een geldovermaking in de zin van artikel 7 § 1, 2° b van de wet van 11 januari 1993; 3° wanneer er, in de andere gevallen dan bedoeld in de bepalingen onder 1° en 2° hierboven, een vermoeden van witwassen van geld of financiering van terrorisme bestaat; 4° wanneer wordt betwijfeld of de eerder verkregen identificatiegegevens over een reeds geïdentificeerde cliënt waarheidsgetrouw of juist zijn. - De plicht tot identificatie van de lasthebbers van de cliënt. - De plicht tot identificatie van de uiteindelijke begunstigde(n) van de cliënt. §2 Bij de identificatie wordt ook informatie ingewonnen over het doel en de verwachte aard van de zakelijke relatie. §3 Overeenkomstig artikel 14 van de wet legt de advocaat een bestendige waakzaamheid aan de dag ten opzichte van de zakelijke relatie en onderzoekt hij aandachtig de uitgevoerde verrichtingen en, in voorkomend geval, de oorsprong van de fondsen. Hij vergewist zich ervan dat die verrichtingen stroken met de kennis die hij heeft van de cliënt, van zijn beroepsactiviteiten en van zijn risicoprofiel. §4 De bekomen informatie wordt doorlopend geactualiseerd en aangevuld met nieuwe gegevens die van of over de cliënt bekomen worden, om na te gaan of de betrokkenheid en de rol van de advocaat in de dienstverlening voor de cliënt in overeenstemming zijn met de informatie over het doel en de verwachte aard
INHOUDSTAFEL
noab
183
van de zakelijke relatie; voor cliënteel, dat zich opnieuw aanbiedt na enige jaren, dienen opnieuw identificatieprocedures toegepast. De advocaat waakt erover dat de verzamelde identificatiegegevens overeenkomen met de wettelijke verplichtingen en met de aanbevelingen van de Orde van Vlaamse Balies en van zijn balie. §5 De advocaat moet bijzondere aandacht besteden aan atypische of ongewone gedragingen, vragen of transacties van de cliënt. §6 De advocaat houdt er rekening mee dat de wet van 11 januari 1993 verscherpte maatregelen van waakzaamheid oplegt naargelang het profiel van de cliënt. In functie van de beoordeling van het risico, past hij die verscherpte maatregelen van waakzaamheid toe op situaties die omwille van hun aard een hoger risico op witwassen van geld of financiering van terrorisme kunnen inhouden. Maatregelen van bijzondere waakzaamheid zijn in ieder geval vereist ten aanzien van de cliënt die bij de identificatie niet fysiek aanwezig is en ten aanzien van de cliënt of uiteindelijke begunstigde die een politiek prominent persoon is in de zin van de wet van 11 januari 1993. §7 De advocaat past hierbij op consistente wijze interne methoden en procedures toe, waaronder een acceptatieprocedure voor cliënten, die aangepast zijn aan de omvang en de aard van de activiteiten van zijn kantoor en toereikend zijn om redelijkerwijze de juiste identiteit en activiteit van zijn cliënten te kennen en op te volgen. Waar mogelijk en waar redelijk wordt een beroep gedaan op de beschikbare nationale en internationale informatiebronnen over de mogelijke cliënten en hun activiteiten, worden de gepaste vragen gesteld van bij de aanvang van de zakelijke relatie en wordt de introductie door betrouwbare tussenpersonen of referenten begeleid. Hij gaat daar bij uit van het risicoprofiel van de cliënt dat afhankelijk is van de zekere en vaststaande informatie die hij van en over de cliënt reeds bekwam, de ervaringen in een al dan niet lange zakenrelatie opgebouwd, het risicogehalte van het land waarin de cliënt opereert en de aard van de zaken die meer of minder risico voor witwassen kan inhouden. Hij geeft bijzondere aandacht: - wanneer fondsen in de klantenrekening verschijnen vanuit een onverwachte bron, of niet in overeenstemming met wat tot dan over de cliënt of de transactie geweten was; - wanneer de activiteit van de cliënt of zijn toegang tot geldmiddelen zich wijzigt op een manier die moeilijk verklaarbaar lijkt van uit wat de advocaat tot dan toe wist over de zaken van de cliënt; - wanneer de transactie eigenheden vertoont waarvoor geen redelijke zakelijke verantwoording lijkt te bestaan, bijvoorbeeld wanneer de baten, het zakelijk voordeel voor de cliënt of de commerciële logica van de transactie onduidelijk is, hetzij de zakelijke structuur of constructie ondoorzichtig of onnodig complex lijken voor het te bereiken zakelijk doel; - wanneer operaties in baar geld of negotieerbare titels worden voorgesteld of verrichtingen over rekeningen van de advocaat voor of afkomstig van personen of ondernemingen die (nog) geen cliënt zijn, of wier identiteit en/ of belang in de transactie niet duidelijk en natrekbaar zijn. De advocaat dient te allen tijde de nodige vragen te stellen aan de cliënt, waar nodig ook schriftelijk, om onduidelijkheden uitgeklaard te zien. §8 In elk geval onderzoekt de advocaat bijzonder aandachtig alle verrichtingen of feiten die hij bijzonder vatbaar acht voor witwassen van geld of financiering
184
noab
INHOUDSTAFEL
van terrorisme, en dit wegens hun aard of hun ongebruikelijk karakter gelet op de activiteiten van de cliënt, dan wel wegens de begeleidende omstandigheden of de hoedanigheid van de betrokken personen. §9 Ingeval het kantoor of samenwerkingsverband een verantwoordelijke voor de toepassing van de wet overeenkomstig artikel 6 van dit reglement heeft aangesteld, stelt de advocaat een schriftelijk verslag op over het door hem ingevolge de in artikel 2.7 vermelde onduidelijke omstandigheden ingesteld nader onderzoek. Dit verslag – dat door de advocaat wordt bewaard - bevat minstens volgende gegevens: - de oorsprong en bestemming van de fondsen die het voorwerp uitmaken van de verrichting; - de identiteit van de opdrachtgever of van de economische rechthebbenden (naam, adres, beroep); - de karakteristieken van de verrichting. §10 Indien de cliënt weigert de informatie te verstrekken die de advocaat verplicht moet opvragen, gaat de advocaat geen zakelijke relatie aan of stelt hij een einde aan zijn tussenkomst en is het hem verboden verrichtingen voor de cliënt uit te voeren. De informatie moet worden verstrekt binnen een termijn zoals voorzien in artikel 4.2. van dit reglement. Hij is echter niet verplicht dit te doen, wanneer hij de rechtspositie van zijn cliënt bepaalt, dan wel wanneer hij hem in of in verband met een rechtsgeding verdedigt of vertegenwoordigt, met inbegrip van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding. Dezelfde uitzondering geldt in verband met de uiteindelijk begunstigden van gezamenlijke rekeningen, conform artikel 11 §1, 3° van de wet, van wie de advocaat op grond van zijn beroepsgeheim de identiteit niet mag verstrekken, op voorwaarde dat de advocaat de bewarende instelling schriftelijk of elektronisch bevestigt dat de uiteindelijk begunstigden van de betrokken gezamenlijke rekening uitsluitend cliënten zijn met wie hij een relatie heeft om hun rechtspositie te bepalen, dan wel die hij in of in verband met een rechtsgeding verdedigt of vertegenwoordigt, met inbegrip van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding. Artikel 3
Maatregelen van interne organisatie
§1 De advocaat zorgt ervoor dat interne procedures ingesteld worden in verband met het verzamelen van de vereiste informatie aangaande de identificatie van de betrokken cliënten en met betrekking tot de geschreven verslagen voor zover die bewaard moeten worden. Hij ziet toe op de bewaring van die documenten gedurende vijf jaar na de beëindiging van de zakelijke relatie of na de uitvoering van de verrichting. §2 Bij de aanwerving en aanstelling van werknemers, vergewist hij zich van de betrouwbaarheid van de aangeworven personen die in contact kunnen komen met cliënteel en verrichtingen zoals bedoeld in artikel 1, waar geëigend door voorlegging te vragen van een getuigschrift van goed gedrag en zeden. Artikel 4
Informeren van het cliënteel
§1 Vóór het aanvatten van de samenwerking informeert de advocaat zijn potentiële cliënt over het bestaand wettelijk kader, over de ingestelde interne procedure alsook over de aard van de omtrent zijn persoon verzamelde inlichtingen en over de bewaring van die inlichtingen. Er wordt hem tevens gemeld dat die procedure deels zijn medewerking vraagt en dat vennootschappen overeenkomstig artikel 8 § 3 van de wet van 11 januari 1993 verplicht worden
INHOUDSTAFEL
noab
185
de gegevens van de uiteindelijke begunstigde en de eventuele actualisering ervan aan de advocaten mee te delen. §2 Bij het begin van de samenwerking informeert de advocaat zijn potentiële cliënt over het feit dat, indien de cliënt de verwachte gegevens niet meedeelt binnen een termijn die behoudens uitzonderlijke omstandigheden niet meer dan twee weken mag bedragen, de advocaat de zakelijke relatie niet zal kunnen aangaan en, indien reeds voorlopig werd opgetreden, zijn tussenkomst zal moeten beëindigen. Artikel 5
Beroepsgeheim – Verklaring van vermoeden
§1 De advocaat houdt zich in alle omstandigheden aan de naleving van het beroepsgeheim. §2 Nochtans brengt de advocaat, die overeenkomstig artikel 26 § 3 van de wet van 11 januari 1993 bij de uitoefening van de in artikel 3, 5° van die wet opgesomde activiteiten feiten vaststelt waarvan hij weet of vermoedt dat ze verband houden met het witwassen van geld of met de financiering van terrorisme, de stafhouder van de Orde waartoe hij behoort daarvan onmiddellijk op de hoogte. Tezelfdertijd maakt hij alle inlichtingen en nuttige documenten aan de stafhouder over. Die informatie wordt niet meegedeeld in het geval zij ontvangen werd van een cliënt of verkregen over een cliënt wanneer de advocaat de rechtspositie van zijn cliënt bepaalt, dan wel die cliënt in of in verband met een rechtsgeding verdedigt of vertegenwoordigt, met inbegrip van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, ongeacht of dergelijke informatie vóór, gedurende of na een dergelijk geding wordt ontvangen of verkregen. Het bepalen van de rechtspositie van de cliënt omvat juridische adviesverlening in de ruime betekenis. Bij twijfel raadpleegt de advocaat de stafhouder. §3 Vanaf het ogenblik waarop de verklaring van vermoeden door tussenkomst van de stafhouder aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking wordt overgemaakt, stelt de advocaat een einde aan zijn tussenkomst. Daartoe licht de stafhouder de betrokken advocaat in. §4 Indien een gerechtelijke overheid of de Cel voor Financiële Informatieverwerking aan de advocaat vraagt bijkomende informatie te verstrekken in het raam van de wet van 11 januari 1993, kan de advocaat daaraan slechts gevolg geven mits tussenkomst van zijn stafhouder. Artikel 6
Aanstelling van een verantwoordelijke
§1 In een associatie of groepering tussen meer dan tien advocaten, aangegaan door het sluiten van een overeenkomst naar Belgisch recht of buitenlands recht dan wel door het oprichten van of toetreden tot een rechtspersoon naar Belgisch of buitenlands recht, stellen de geassocieerde of gegroepeerde advocaten, overeenkomstig artikel 18 van de wet van 11 augustus 1993 uit hun midden een advocaat aan, die voor het kantoor verantwoordelijk is, in de mate bepaald door de wet en met betrekking tot de toepassing van de wet. “Associatie “ of “groepering” dienen te worden begrepen zoals gedefinieerd in het reglement van de Orde van Vlaamse Balies van 8 november 2006 betreffende samenwerkingsverbanden tussen advocaten en betreffende eenpersoonsvennootschappen van advocaten. Elke raad van de Orde kan gemotiveerd afwijken van de in het eerste lid vermelde getalsmatige voorwaarde door bepaalde associaties of groeperingen met minder dan of gelijk aan tien advocaten of bepaalde advocaten ook onder toepassing van het voorgaande lid te brengen.
186
noab
INHOUDSTAFEL
§2 Indien het kantoor vestigingen in meerdere balies in België of in België en het buitenland bezit, mogen de taken en verantwoordelijkheden van deze verantwoordelijke voor de naleving van de preventieve witwaswet worden uitgeoefend voor het ganse samenwerkingsverband door een daartoe aangestelde advocaat van een binnen- of het buitenlandse vestiging van het kantoor. Deze verantwoordelijke moet een vennoot, partner of fee-earner zijn. Deze leeft de reglementen en aanbevelingen / verduidelijkingen van de Orde van Vlaamse Balies na. Het kantoor wordt vrijgesteld van de aanduiding van een verantwoordelijk advocaat onder dit reglement, wanneer voor dat kantoor al een verantwoordelijk advocaat werd aangesteld bij toepassing van een analoog reglement uitgaande van de Ordre des Barreaux Francophones et Germanophone. In die hypothese moet de verantwoordelijke zowel de reglementen en aanbevelingen / verduidelijkingen van de Orde van Vlaamse Balies als die van de Ordre des Barreaux Francophones et Germanophone naleven. §3 De geassocieerde of gegroepeerde advocaten delen de naam van die verantwoordelijke advocaat mee aan de stafhouder(s) van de balie(s) waartoe de geassocieerde of gegroepeerde advocaten behoren. §4 De door de associatie of groepering aangestelde verantwoordelijke leeft de in artikel 18 van de wet van 11 januari 1993 bedoelde verplichtingen na, in het bijzonder: - hij maakt de toepasselijke wettelijke bepalingen en de interne procedures bekend aan de advocaten van het kantoor en gaat na of zij over betrouwbare informatie en voldoende vorming beschikken; - hij controleert de naleving door de advocaten van het kantoor van alle toepasselijke bepalingen, en de doeltreffendheid van de interne procedures; - hij controleert de naleving van de verplichtingen tot sensibiliseren en opleiden van de advocaten van het kantoor, en dit binnen de perken van de interne procedures; - hij hoort, in alle vertrouwen, de betrokken advocaat of advocaten in geval van een duidelijke niet-naleving van de toepasselijke procedures of van het recht op toegang tot informatie; - hij staat de advocaten bij met betrekking tot de toepassing van de beroepsregels en van de bepalingen van de wet van 11 januari 1993; - hij controleert de verklaringen van vermoeden alvorens ze aan de stafhouder over te maken; - hij controleert de naleving van het recht op informatie van de cliënt; - hij waakt er over dat de op voet van artikel 14 § 2 tweede lid van de wet van 11 januari 1993 vereiste schriftelijke verslagen worden opgesteld en aan hem meegedeeld; - hij verzekert de bewaring van de vereiste documenten op een gecentraliseerde manier. §5 Minstens één keer per jaar stelt de verantwoordelijke advocaat een verslag van zijn werkzaamheden op, in het bijzonder over de conformiteitscontrole op basis van de door hem ingewonnen gegevens. Indien hij daartoe verzocht wordt, rapporteert hij over zijn opdracht aan de bevoegde stafhouder (…). Artikel 7
Preventie-en controlemaatregelen
§1 De raad van bestuur van de Orde van Vlaamse Balies en de lokale balies werken regelmatig samen om preventiemaatregelen in verband met de strijd tegen witwas uit te werken. Die preventieve maatregelen kunnen in het bijzonder bestaan uit opleidingsprogramma’s of uit het verzenden van vragenlijsten.
INHOUDSTAFEL
noab
187
Die vragenlijsten beogen de (potentieel) onderworpen advocaten te sensibiliseren en een effectieve toepassing van de wettelijke bepalingen en van onderhavig reglement te verzekeren; zij worden door de stafhouders en/of de Orde van Vlaamse Balies op algemene wijze aan de leden van de balie gericht of aan de potentieel onderworpen advocaten, alsook aan de associaties en groeperingen die potentieel onderworpen advocaten omvatten. De antwoorden op de door de stafhouders verzonden vragenlijsten worden ook overgemaakt aan de Orde van Vlaamse Balies. Voor hun inwerkingtreding worden de preventiemaatregelen goedgekeurd door de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies. §2 De lokale balies kunnen eveneens op initiatief van de stafhouder controles uitvoeren in de advocatenkantoren en doen dit in elk geval zodra er aanwijzingen zijn dat een advocaat, een associatie of een groepering de voornoemde wet van 11 januari 1993 of huidig reglement overtreedt of dreigt te overtreden. De Cel voor Financiële Informatieverwerking kan zich tot de stafhouder wenden met een verzoek een controle te laten uitvoeren. Indien de raad van de Orde het raadzaam acht, worden preventieve controles op basis van lottrekking georganiseerd of volgens een systematiek of criteria die de lokale raad bepaalt. Elke controle in een kantoor wordt uitgevoerd door minstens twee leden van de betrokken balie. De balies kunnen onderling of met de Orde van Vlaamse Balies afspreken gemengde controlecellen bestaande uit leden van diverse balies en afgevaardigden van de Orde van Vlaamse Balies, samen te stellen om de controles uit te voeren. De resultaten van de controle worden overgemaakt aan de stafhouder van de betrokken advocaat en aan de Orde van Vlaamse Balies. De lokale balies bezorgen jaarlijks een verslag van de controles aan de Orde van Vlaamse Balies. De raad van bestuur van de Orde van Vlaamse Balies brengt jaarlijks aan de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies verslag uit over deze controleactiviteiten. Dat verslag wordt uitgebracht zonder aanduiding van de namen van de gecontroleerde advocaten of van de gecontroleerde associaties of groeperingen van advocaten. Artikel 8
Inwerkingtreding
Dit reglement treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. Goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies van 21 december 2011 Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 30 december 2011 In werking op 30 december 2011
188
noab
INHOUDSTAFEL
HOOFDSTUK 5 Nationale Orde Afdeling 1
Nog van kracht zijnde reglementen van de vroegere Nationale Orde van Advocaten 1. Beslag
onder derden in handen van een advocaat
Aangezien de verscheidenheid van de regels en gebruiken van de Belgische balies inzake het beslag onder derden in handen van een advocaat, de betrekkingen tussen de leden van verschillende balies kan beïnvloeden; Aangezien het past er eenheid in te brengen krachtens artikel 494 van het Gerechtelijk Wetboek; Stelt de algemene raad van de Belgische Nationale Orde van advocaten het volgend reglement vast: Artikel 1
De advocaat die in het kader van de uitoefening van zijn beroep bedragen of zaken, die hij aan anderen dient over te maken, in zijn bezit heeft, is in principe gehouden het beroepsgeheim in te roepen bij de verklaring van de derdebeslagene die hij moet doen wanneer bij hem derdenbeslag wordt gelegd of hem een dwangbevel wordt betekend. Bij de ontvangst van de akte van beslag onder derden of het dwangbevel wint de advocaat derde-beslagene het advies van zijn stafhouder in. De advocaat oordeelt of het bezit van de bedragen of zaken al dan niet gedekt is door het beroepsgeheim.
Artikel 2
De advocaat derde-beslagene kan geen afstand doen van de bedragen of zaken die het voorwerp uitmaken van het beslag of het dwangbevel, tenzij na handlichting ervan.
Artikel 3
Dit reglement treedt in werking op 1 april 1992. De deken is gelast met de bekendmaking ervan.
2. Het
overleggen van briefwisseling tussen advocaten
Reglementen van 6 juni 1970, 6 maart 1980, 8 mei 1980 en 22 april 1986. Aangezien de verscheidenheid van de regels en gebruiken van de Belgische balies inzake het overleggen van briefwisseling tussen advocaten de betrekkingen tussen de leden van verschillende balies kan beïnvloeden; Aangezien het past er eenheid in te brengen krachtens artikel 494 van het Gerechtelijk Wetboek; Stelt de algemene raad van de Belgische Nationale Orde van Advocaten het volgend reglement vast: Artikel 1
De briefwisseling tussen advocaten is vertrouwelijk. Zelfs indien de advocaten het eens zijn, mag zij enkel overgelegd worden met de toestemming van het hoofd van de Orde. Deze beslissing betreft zowel het gebruik in rechte als er buiten.
INHOUDSTAFEL
noab
189
Artikel 2
Verliezen nochtans hun vertrouwelijk karakter, zodat ze zonder toelating van de stafhouder mogen overgelegd worden: elke mededeling die een akte van rechtspleging uitmaakt of vervangt; (reglement van 6 maart 1980): elke mededeling die uitdrukkelijk als niet vertrouwelijk bestempeld een eenzijdige verbintenis zonder voorbehoud inhoudt; elke mededeling, zonder voorbehoud en niet vertrouwelijk gedaan, ten verzoeke van een partij, om er kennis van te geven aan een andere partij, op voorwaarde dat de geadresseerde ze uitdrukkelijk aanvaardt als zijnde niet vertrouwelijk; (3bis) (reglement van 22 april 1986) : elke schriftelijke mededeling met vermelding “niet vertrouwelijk” die uitsluitend de nauwkeurige omschrijving van precieze feiten bevat, alsmede het antwoord daarop, en die hetzij een deurwaardersexploot, hetzij een mededeling van partij tot partij vervangt ; elke mededeling, zelfs vertrouwelijk gedaan uit naam van een partij, wanneer ze bepaalde voorstellen behelst die onvoorwaardelijk uit naam van de andere partij worden aangenomen. De beschikkingen van onderhavig artikel gelden enkel voor die mededelingen welke niets anders behelzen dan wat onder 1, 2, 3, 3bis en 4 vermeld is. Het is aangewezen: - in verband met die mededelingen zich schriftelijk te doen dekken door de cliënt; - kort en bondig te zijn in de mededelingen met een officieel karakter, dit karakter in de brief zelf te vermelden en elke verdere mededeling, die een vertrouwelijk karakter bewaart, in een afzonderlijk schrijven te doen.
Artikel 3
In voorkomend geval zorgt de stafhouder voor de loyale toepassing van artikel 2.
Artikel 4
Ingeval er betwisting ontstaat tussen advocaten van verschillende balies, mag van de briefwisseling enkel gebruik worden gemaakt met voorafgaande toelating van hun respectieve stafhouders, met dien verstande : - (gewijzigd bij reglement van 8 mei 1980) dat in geval van onenigheid, de beslissing van de stafhouder van de balie van het arrondissement waar de briefwisseling zal overgelegd worden de doorslag geeft, indien één van de betrokken advocaten van zijn balie deel uitmaakt; in het andere geval en voor internationale en buitenlandse rechtsmachten geldt de meest beperkende opvatting; - dat deze regel van bevoegdheid ook van toepassing is wanneer voor het eerst in hoger beroep van de briefwisseling wordt gebruik gemaakt ; dat elke betwisting in verband met het gebruik van brieven die ter terechtzitting ontstaat, beslecht wordt door de stafhouder van de balie van de rechtsmacht waar de zaak voorkomt; - dat bij verandering van raadsman in de loop van een geding, de stafhouder van de balie waarvan de nieuwe advocaat deel uitmaakt, niet kan terugkomen op de beslissing genomen door de stafhouder van de balie waartoe de vorige advocaat behoort.
Artikel 5
Het recht de briefwisseling over te leggen wijzigt niets aan het bestaan en de draagwijdte van de ingeroepen overeenkomsten.
190
noab
INHOUDSTAFEL
3. Het
overleggen van briefwisseling tussen advocaten en
gerechtelijke mandatarissen-advocaten
Reglement van 10 maart 1977.
Aangezien de verscheidenheid van de regels en gebruiken van de Belgische balies inzake het overleggen van briefwisseling tussen advocaten en gerechtelijke mandatarissen-advocaten de betrekkingen tussen de leden van verschillende balies kan beïnvloeden; Aangezien het past er eenheid in te brengen krachtens artikel 494 van het Gerechtelijk Wetboek; Stelt de algemene raad van de Belgische Nationale Orde van advocaten het volgend reglement vast: De briefwisseling die gevoerd wordt tussen advocaten en gerechtelijke mandatarissenadvocaten is officieel. Nochtans kan de afzender zijn brief vertrouwelijk maken met uitdrukkelijke vermelding hiervan in de brief. De bestemmeling dient deze brief als vertrouwelijk te aanzien en aldus te behandelen.
4.
erkenning van diploma’s
–
procedureregels en werk-
wijze van de examencommissie
Reglement van 30 januari 1997.
Gelet op het koninklijk besluit van 2 mei 1996 tot omzetting van de Richtlijn 89/49/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hogeronderwijsdiploma’s waarmee beroepsopleidingen van tenminste drie jaar worden afgesloten, aangevuld bij de Richtlijn 92/51 van de Raad van 18 juni 1992 wat het beroep van advocaat betreft; De algemene raad van de Belgische Nationale Orde van Advocaten neemt volgend reglement: Artikel 1
Het inschrijvingsgeld bedoeld in artikel 428 ter, § 4 van het Gerechtelijk Wetboek wordt bepaald op 15.000 F.
Artikel 2
De examencommissie vergadert op de zetel van de Belgische Nationale Orde van Advocaten of op elke andere plaats vast te stellen door de voorzitter.
Artikel 3
De Belgische Nationale Orde van Advocaten stelt het personeel, evenals het secretariaat, de lokalen, de documentatie en het materiaal dat nodig is voor de uitvoering van hun taak, ter beschikking van de examencommissie. De examencommissie kan slechts op geldige wijze beraadslagen, indien alle leden aanwezig zijn, of in geval van verhindering, één van hun plaatsvervangers.
Artikel 4
De redenen tot wraking waarin de artikelen 828 en 830 van het Gerechtelijk Wetboek voorzien zijn van toepassing op de leden van de examencommissie. Ieder lid dat weet dat er een reden tot wraking tegen hem bestaat, moet zich van de zaak onthouden. De kandidaat die een lid van de examencommissie wenst te wraken, moet dit doen vóór de beraadslaging.
Artikel 5
De examencommissie beraadslaagt met gesloten deuren.
Artikel 6
De algemene raad bepaalt elk jaar het aantal en de data van de bekwaamheidsproeven.
INHOUDSTAFEL
noab
191
Artikel 7
Indien de Belgische Nationale Orde van Advocaten oordeelt dat de kandidaat het bewijs niet levert van een voldoende kennis van een andere taal of van de beginselen van boekhouding zoals bedoeld in artikel 428 quater, § 2, al. 2, a) en b), van het Gerechtelijk Wetboek, beoordeelt de jury deze kennis.
Artikel 8
Op het einde van de beraadslaging over de bekwaamheidsproef, wordt een verslag opgesteld, dat door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie ondertekend wordt.
Artikel 9
Het verslag vermeldt de resultaten die elk van de kandidaten behaald heeft. De beraadslaging sluit de bekwaamheidsproef af. De voorzitter van de examencommissie deelt de resultaten mee aan de deken. De deken deelt de resultaten mee aan de kandidaat op het door de kandidaat aangeduide adres.
Artikel 10
Dit reglement treedt onmiddellijk in werking. De deken is belast met de bekendmaking en de uitvoering ervan.
5.
tuchtprocedure
–
eedaflegging door getuigen
Reglement van 25 mei 1972.
Aangezien de verscheidenheid van de regels en gebruiken van de Belgische balies inzake de eedaflegging door getuigen in het kader van een tuchtprocedure, de betrekkingen tussen de leden van de verschillende balies kan beïnvloeden; Aangezien het past er eenheid in te brengen krachtens artikel 494 van het Gerechtelijk Wetboek ; Stelt de algemene raad van de Belgische Nationale Orde van advocaten het volgend reglement vast: Artikel 11
De raad van de Orde mag de getuige verzoeken, zonder hem evenwel hiertoe te kunnen verplichten, de wettelijke eed, d.i. de waarheid te zeggen, af te leggen.
Artikel 12
De secretaris van de Orde vermeldt de eedaflegging, die op verzoek van de raad werd gedaan, in de notulen. Indien de getuige weigert de eed af te leggen, neemt de secretaris van de weigering en eventueel van de motivering akte. Vervolgens tekent de secretaris de verklaringen op. Deze worden in elk geval, na voorlezing, steeds ter ondertekening aan de getuige voorgelegd. Indien de getuige weigert te tekenen, neemt de secretaris van de weigering en eventueel van de motivering akte.
Afdeling 2
Aanbevelingen Vragen
tot uitstel en verzending naar de rol
Aanbeveling van 7 december 1989
Aangezien de laatste alinea van artikel 4 van het Reglement van 26 januari 1988 betref -fende de vragen tot uitstel en verzending naar de rol bepaalt: ‘Indien de advocaat aldus een nutteloze verplaatsing van zijn confrater veroorzaakt, heeft hij, onverminderd eventuele tuchtvervolgingen, de plicht zijn confrater te vergoeden voor de verplaatsingskosten en de verloren tijd op de wijze vastgesteld door de Stafhouder van de advocaat die de nutteloze verplaatsing heeft veroorzaakt’.
192
noab
INHOUDSTAFEL
Aangezien het wenselijk is identieke criteria toe te passen in het hele land; dat deze criteria afwijken van de principes betreffende de begroting van erelonen. Neemt de algemene raad van de Belgische Nationale Orde van advocaten volgende aan beveling aan: Artikel 1
De vergoeding, verschuldigd aan de advocaat die een nutteloze verplaatsing gemaakt heeft, wordt als volgt vastgesteld: verplaatsingskosten 12 BEF/km verloren tijd 2.000 BEF/uur
Artikel 2
De aanbeveling treedt in werking op 1 januari 1990. De deken is gelast met de bekendmaking ervan.
Witwassen
van geld
Aanbeveling van 1 februari 1996
Het probleem van het witwassen van geld creëert een moeilijke situatie voor de advocaatin de uitoefening van zijn beroep. Artikel 505 van het Strafwetboek, zoals gewijzigd door de Wet van 7 april 1995, breidt destrafrechtelijke voorwaarden van heling aanzienlijk uit. De Wet van 11 januari 1993, eveneens gewijzigd door de Wet van 7 april 1995, tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, bepaalt in haar artikel 2 dat de oorsprong van kapitalen of activa illegaal is wanneer zij voortkomen uit een reeks misdrijven die opgesomd wordt, o.a. een aantal misdrijven die zeer frequent verbonden zijn met ernstige en georganiseerde fiscale fraude via complexe mechanismen of via procédés met een internationale dimensie, financiële oplichting, diefstal of afpersing door middel van geweld of bedreigingen en bedrieglijk bankroet. Het rondschrijven B93/4 van 8 september 1993 geadresseerd door de Commissie van het Bank- en Financiewezen aan de kredietinstellingen bepaalt dat: ‘indien vanwege tussenpersonen die aan een eigen wettelijke deontologie zijn onderworpen (inzonderheid advocaten, notarissen of gerechtsdeurwaarders) de identiteit van de begunstigde niet kan worden achterhaald, moet worden geëist dat de tussenpersoon een verklaring tekent waarin hij ver klaart hetzij voor eigen rekening te handelen, hetzij voor rekening van een derde te hande-len en dit geval bevestigt dat het, voor zover hem bekend, niet gaat om het witwassen van geld’. De waakzaamheid van de advocaat moet dus verhoogd worden: hij moet gewetensvol de beginselen van het beroep naleven, waaronder de verplichting van verdediging en het beroepsgeheim. De tussenkomst van een advocaat mag niet in het minst gehinderd worden, voor zover deze verdediging gevoerd wordt met inachtneming van de criteria van het Gerechtelijk Wetboek en de deontologie. Artikel 1
De advocaat begroot zijn erelonen met bescheidenheid onder het toezicht van de Raad van de Orde overeenkomstig artikel 459 van het Gerechtelijk Wetboek. In dit geval kan hem in beginsel niet verweten worden geen inlichtingen te hebben ingewonnen over de afkomst van de fondsen.
Artikel 2
De advocaat wordt eraan herinnerd dat zoveel mogelijk moet vermeden worden fondsen te verhandelen in de hoedanigheid van mandataris of bewaarnemer, buiten de normale en gebruikelijke uitoefening van het beroep.
INHOUDSTAFEL
noab
193
Artikel 3
De advocaat onthoudt zich in ieder geval van enige tussenkomst, wanneer de omstandigheden hem toelaten te geloven dat hem gevraagd wordt aan een operatie van witwassen van geld deel te nemen.
Artikel 4
In de toepassing van deze aanbeveling, zal de aandacht van de advocaat weer houden worden door bepaalde signalen, o.a.: - wanneer hij moeilijkheden ondervindt informatie te krijgen over de identiteit van de persoon die hem raadpleegt, of over het doel van de beoogde operatie; - wanneer hem gevraagd wordt zijn derdenrekening te mogen gebruiken voor de overdracht van gelden waarvan hij de oorsprong niet kent; in geval van overdracht van een aanzienlijke hoeveelheid geld in speciën.
Artikel 5
Deze aanbeveling treedt in werking op 1 april 1996. De deken is belast met de bekendmaking ervan.
Afdeling 3
Besluiten Eerste Raad
Besluit van 23 april 1987
- Teneinde het contact tussen de rechtszoekende en de advocaat te verbeteren, neemt de Nationale Orde het initiatief tot een nationale actie die erin zal bestaan aan de recht - zoekende een eerste mondeling en oriënterend gesprek te geven voor een ereloon van maximum 1.000 BF. Dit gesprek zal niet meer dan 30 minuten in beslag nemen. - Alle advocaten die ingeschreven zijn op het tableau van de Orde of op de lijst van de stagiairs worden uitgenodigd aan dit initiatief mee te werken. Degenen die hieraan meewerken, verbinden er zich toe voor een eerste oriënterend gesprek niet meer te vra gen, tenzij de Orde van advocaten waartoe zij behoren, een lager bedrag zou vastge steld hebben. - De advocaten die op deze wijze meewerken, zullen gerechtigd zijn deze medewerking bekend te maken door het gebruik van een vignet en een aangepast logo, vastgesteld op nationaal vlak, en dit op een wijze die door de Orde waartoe zij behoren zal bepaald worden. - Het initiatief zal doorgevoerd worden van 1 september 1987 tot 30 juni 1988. De algmene raad zal uiterlijk in april 1988 het initiatief evalueren en een beslissing nemen omtrent de eventuele verlenging ervan. - De deken en de leden van de Nationale Orde zullen de nodige maatregelen nemen om het initiatief aan het publiek en de advocaten bekend te maken. De stafhouders en de raad van de onderscheiden Ordes zullen hieraan hun medewerking verlenen. - Huidig initiatief doet in geen geval afbreuk aan de principes van waardigheid en kies heid, die het beroep beheersen. De stafhouders en de raden van de Orde zullen toezicht houden over de wijze van uitvoering van dit initiatief door de advocaten die tot hun Orde behoren. Dit initiatief werd hernomen voor het gerechtelijk jaar 1988 – 1989 (besluit van 21 april 1988, het gerechtelijk jaar 1990 – 1991 (besluit van 17 mei 1990),het gerechtelijk jaar 1991 – 1992 (besluit van 25 april 1991),het gerechtelijk jaar 1992 – 1993 (besluit van 14 mei 1992),het gerechtelijk jaar 1993 – 1994 (besluit van 22 april 1993).
194
noab
INHOUDSTAFEL
HOOFDSTUK 6 CCBE 1. De gedragscode voor Europese advocaten, zoals aangenomen in de plenaire vergadering van de CCBE op 28 oktober 1988 en gewijzigd op de plenaire vergaderingen van 28 november 1998, 6 december 2002 en 19 mei 2006, wordt voor alle advocaten bedoeld in artikel 498 Ger.W. toepasselijk verklaard op de grensoverschrijdende activiteiten bedoeld in deze gedragscode. 2. Overeenkomstig de artikelen 496 en 507 Ger.W. vervangt dit reglement het reglement van de Belgische Nationale Orde van Advocaten van 12 oktober 1989 tot goedkeuring van de gedragscode voor de advocaten van de Europese Gemeenschap. Goedgekeurd op de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies van 31.01.2007 Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 21.02.2007 In werking op 21.05.2007
De Nederlandse vertaling van de gedragscode voor Europese advocaten, zoals aangenomen in de plenaire vergadering van de CCBE op 28 oktober 1998 en gewijzigd op de plenaire vergaderingen van 28 november 1998, 6 december 2002 en 19 mei 2006 volgt als bijlage.
GEDRAGSCODE VOOR EUROPESE ADVOCATEN (aangenomen in de plenaire vergadering van de CCBE op 28 oktober 1988, gewijzigd op de plenaire vergaderingen van 28 november 1998, 6 december 2002 en 19 mei 2006 en toepasselijk verklaard door de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies op 31.01.2007)* . *Deze tekst is een officieuze Nederlandse vertaling. De officiële teksten zijn opgesteld in het Engels en het Frans en zijn te raadplegen op www.ccbe.org.
1. Inleiding 1.1 De taak van de advocaat(2) In een maatschappij, die gegrondvest is op de eerbied voor het recht, heeft de advocaat een voorname rol. De taak van de advocaat is niet beperkt tot het getrouwelijk uitvoeren van een opdracht binnen het kader van de wet. In een rechtsstaat is de advocaat onontbeerlijk voor de rechtsbedeling en voor de rechtzoekenden, wier rechten en vrijheden hij moet verdedigen; de advocaat is zowel de raadsman als de verdediger van de cliënt. Het respect voor de taak van de advocaat is een essentiële voorwaarde tot de rechtstaat en een democratische samenleving. (2) Waar “hij” en “hem” wordt vermeld, dient tevens “zij” of “haar” te worden gelezen. Zijn taak legt hem bijgevolg velerlei plichten en verplichtingen op, die soms met elkaar in tegenspraak schijnen te zijn, en wel jegens: - de cliënt;
INHOUDSTAFEL
noab
195
- de rechterlijke en andere instanties, waarvoor de advocaat de cliënt bijstaat of vertegenwoordigt; - zijn beroepsgroep in het algemeen en iedere beroepsgenoot in het bijzonder; - het publiek, voor wie een vrij en onafhankelijk beroep, gebonden door het eerbiedigen van de regels, die de beroepsgroep zichzelf heeft opgelegd, een wezenlijk middel is voor het waarborgen van de rechten van de mens tegen de staat en andere gezagdragers in de samenleving. 1.2 De aard van de gedragsregels 1.2.1 Door hun vrijwillige aanvaarding beogen de gedragsregels een goede uitoefening van de taak van de advocaat te waarborgen, een taak, die erkend wordt onontbeerlijk te zijn voor het goed functioneren van iedere samenleving. Het verzuim van de advocaat om deze regels na te leven kan leiden tot disciplinaire maatregelen. 1.2.2 Iedere balie heeft haar eigen specifieke regels, die geworteld zijn in haar eigen tradities. Zij zijn aangepast zowel aan de organisatie en het werkterrein van de advocaat in de betrokken lidstaat, als aan de gerechtelijke en administratieve procedures en de nationale wetgeving. Het is noch mogelijk noch wenselijk, ze daarvan te vervreemden en evenmin te pogen regels, die zich daartoe niet lenen, te veralgemenen. De bijzondere regels van elke balie hebben niettemin betrekking op dezelfde waarden en geven veelal blijk van een gemeenschappelijke grondslag. 1.3 De doelstellingen van de gedragscode 1.3.1 De voortschrijdende integratie van de Europese Unie en het Europees economisch Gebied, en de intensivering van de grensoverschrijdende activiteiten van de advocaat binnen het Europees economisch Gebied hebben het in het algemeen belang noodzakelijk gemaakt uniforme regels vast te stellen, die voor iedere advocaat in het Europees economisch Gebied gelden voor zijn grensoverschrijdende activiteiten, ongeacht tot welke balie hij behoort. De vaststelling van zulke regels heeft met name ten doel de moeilijkheden te verminderen die voortvloeien uit de toepassing van twee stelsels van gedragsregels, zoals bepaald in de artikelen 4 en 7.2 van Richtlijn 77/249/EEG en de artikelen 6 en 7 van Richtlijn 98/5/EG. 1.3.2 De beroepsorganisaties van advocaten, verenigd in de CCBE, spreken de wens uit dat de navolgende vastgestelde regels: - van nu af aan erkend zullen worden als de uiting van de gemeenschappelijke overtuiging van alle balies van de Europese Unie en het Europees economisch Gebied; - ten spoedigste volgens nationale procedures en/of procedures van het Europees economisch Gebied toepasselijk zullen worden verklaard op de grensoverschrijdende activiteiten van de advocaat in de Europese Unie en het Europees economisch Gebied; - dat zij in acht zullen worden genomen bij iedere herziening van interne gedragsregels met het oog op een geleidelijke harmonisatie daarvan. Zij spreken voorts de wens uit dat hun interne gedragsregels zo veel mogelijk zullen worden geïnterpreteerd en toegepast overeenkomstig de onderhavige gedragscode. Wanneer de regels van de onderhavige gedragscode toepasselijk zijn verklaard op de grensoverschrijdende activiteiten van de advocaat, blijft de advocaat onderworpen aan de gedragsregels van de balie waartoe hij behoort, voorzover deze in overeenstemming zijn met die van de onderhavige gedragscode.
196
noab
INHOUDSTAFEL
1.4 Toepassingsgebied ratione personae Deze Code geldt voor advocaten in de zin van Richtlijn 77/249/EEG en Richtlijn 98/5/EG en voor advocaten van waarnemende leden van de CCBE. 1.5 Toepassingsgebied ratione materiae Onverminderd het streven naar een geleidelijke harmonisatie van de gedragsregels die slechts nationaal toepasselijk zijn, zullen de navolgende regels van toepassing zijn op de grensoverschrijdende activiteiten van de advocaat binnen de Europese Unie en het Europees economisch Gebied. Onder grensoverschrijdende activiteiten wordt verstaan: - Alle professionele contacten met advocaten uit andere lidstaten; - De professionele activiteiten van de advocaat in een andere Lidstaat, ook al begeeft hij zich niet daarheen. 1.6 Definities In deze code: - betekent ‘Lidstaat’ een Lidstaat van de EU of elke andere staat waar het beroep van advocaat overeenkomstig artikel 1.4 wordt uitgeoefend. - betekent ‘Lidstaat van herkomst’ de Lidstaat waar de advocaat het recht heeft verworven zijn beroepstitel te dragen. - betekent ‘Lidstaat van ontvangst’ elke andere staat waarin de advocaat grensoverschrijdende activiteiten verricht. - betekent ‘Bevoegde autoriteit’ de beroepsorganisatie(s) of autoriteit van de betrokken lidstaat, bevoegd om de beroeps- en/of gedragsregels te bepalen en het disciplinaire toezicht over de advocaten uit te oefenen. - betekent ‘Richtlijn 77/249/EEG’ Richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van de vrijheid door advocaten om diensten te verrichten. - betekent ‘Richtlijn 98/5/EG’ Richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 ter vergemakkelijking van de permanente uitoefening van het beroep van advocaat in een andere lidstaat dan waar deze beroepskwalificatie is verworven.’
2. Algemene beginselen 2.1 Onafhankelijkheid 2.1.1 Het veelvoud van verplichtingen, dat op de advocaat rust, vereist absolute onafhankelijkheid van de advocaat, vrij van alle druk, in het bijzonder van de druk van eigen belangen of van beïnvloedingen van buitenaf. Deze onafhankelijkheid is even noodzakelijk voor het vertrouwen in de rechtsbedeling als de onpartijdigheid van de rechter. De advocaat moet derhalve elke aantasting van zijn onafhankelijkheid vermijden en er voor waken de beroepsethiek niet te veronachtzamen om de cliënt, de rechter of derden welgevallig te zijn. 2.1.2. Deze onafhankelijkheid is zowel bij adviserende als bij gerechtelijke werkzaamheden noodzakelijk, omdat het door de advocaat gegeven advies geen waarde heeft als de advocaat het geeft om zich bemind te maken, uit eigen belang of onder druk van buitenaf. 2.2 Vertrouwen en persoonlijke integriteit Een vertrouwensrelatie kan niet bestaan als er twijfel heerst over de eerlijkheid, de rechtschapenheid, de onkreukbaarheid of de oprechtheid van de advocaat. Voor de advocaat zijn deze traditionele deugden beroepsverplichtingen.
INHOUDSTAFEL
noab
197
2.3 Het beroepsgeheim 2.3.1 Het ligt in het wezen van de taak van de advocaat, dat hem van de zijde van zijn cliënt geheimen worden toevertrouwd en dat vertrouwelijke mededelingen worden gedaan. Zonder de waarborg van het beroepsgeheim kan er geen vertrouwen bestaan. Het beroepsgeheim wordt derhalve erkend als essentieel en fundamenteel recht en plicht van de advocaat. De verplichting van de advocaat met betrekking tot het beroepsgeheim dient zowel de belangen van de rechtsbedeling als de belangen van de cliënt. Zij dient derhalve een bijzondere bescherming van de Staat te genieten. 2.3.2 De advocaat moet de geheimhouding eerbiedigen van elke vertrouwelijke mededeling die hem wordt gedaan in het kader van zijn beroepsactiviteiten. 2.3.3 De verplichting tot het beroepsgeheim is naar tijdsduur onbeperkt. 2.3.4 De advocaat zorgt ervoor dat zijn personeel en alle personen die met hem in beroepsverband samenwerken zijn beroepsgeheim eerbiedigen. 2.4 Het inachtnemen van de gedragsregels van andere balies - Bij het verrichten van grensoverschrijdende activiteiten, kan een advocaat van een andere lidstaat ertoe gehouden zijn de beroeps- en gedragsregels van de balie van de lidstaat van ontvangst in acht te nemen. De advocaat is verplicht zich ervan te vergewissen welke gedragsregels op een bepaalde activiteit van toepassing zijn. - Organisaties, die lid zijn van de CCBE, zijn verplicht hun Gedragsregels bij het Secretariaat van de CCBE te deponeren, zodat iedere advocaat hiervan bij genoemd Secretariaat een kopie kan verkrijgen. 2.5 Onverenigbaarheden 2.5.1 Teneinde de advocaat in staat te stellen zijn beroep uit te oefenen met de vereiste onafhankelijkheid en op een wijze die strookt met zijn plicht mede te werken aan de rechtsbedeling, kan de uitoefening van bepaalde beroepen en ambten hem worden verboden. 2.5.2 De advocaat, die een cliënt vertegenwoordigt of verdedigt voor een rechtscollege of tegenover de overheid van een Lidstaat van ontvangst, zal daar de regels van onverenigbaarheid naleven, die gelden voor de advocaten van die Lidstaat van ontvangst. 2.5.3 De in een Lidstaat van ontvangst gevestigde advocaat die zich daar rechtstreeks met commerciële zaken of met enige andere activiteit, niet behorend tot het beroep van advocaat, wil bezighouden, is gehouden de regels van onverenigbaarheid na te leven, zoals die gelden voor de advocaten van die Lidstaat. 2.6 Persoonlijke publiciteit - De advocaat mag het publiek inlichten over zijn dienstverlening op voorwaarde de informatie accuraat is en niet misleidend en met respect voor het beroepsgeheim en de overige kernwaarden van het beroep. - Persoonlijke publiciteit door een advocaat in welke media ook zoals pers, radio, televisie, elektronische commerciële communicatie of anderszins is toegestaan zolang voldaan wordt aan de vereisten van 2.6.1. 2.7 Belang van de cliënt Met inachtneming van de wettelijke regels en de beroeps- en gedragsregels is de advocaat steeds verplicht de belangen van de cliënt zo goed mogelijk te
198
noab
INHOUDSTAFEL
behartigen, en dient hij deze zelfs te stellen boven zijn eigen belangen of die van andere advocaten. 2.8 Beperking van de aansprakelijkheid van de advocaat ten aanzien van de cliënt Voorzover het recht van de Lidstaat van herkomst en het recht van de Lidstaat van ontvangst dit toelaten, kan de advocaat zijn aansprakelijkheid jegens de cliënt beperken met inachtneming van de beroeps- en gedragsregels waaraan hij is onderworpen.
3. Verhouding tot de cliënt 3.1 Begin en einde van de betrekkingen met de cliënt 3.1.1 De advocaat treedt slechts op wanneer hij daartoe opdracht van zijn cliënt heeft gekregen. De advocaat mag evenwel optreden wanneer hij opdracht ontvangt van een andere advocaat, die de cliënt vertegenwoordigt, of van een bevoegde instantie. De advocaat dient redelijkerwijs moeite te doen om de identiteit, de competentie en de bevoegdheden van de persoon of organisatie van wie hij de opdracht heeft ontvangen te achterhalen, indien specifieke omstandigheden aan het licht mochten brengen dat genoemde identiteit, competentie en bevoegdheden niet duidelijk vaststaan. 3.1.2 De advocaat zal met spoed, gewetensvol en met ijver de cliënt adviseren en verdedigen. Hij aanvaardt persoonlijk de verantwoordelijkheid voor de taak, die hem is toevertrouwd en hij houdt de cliënt op de hoogte van het verloop van de zaak waarmede hij belast is. 3.1.3 De advocaat neemt geen zaak op zich, als hij weet of behoort te weten, dat hij niet de nodige bekwaamheid bezit om deze te behandelen tenzij hij dat doet met een advocaat die die bekwaamheid wél bezit. De advocaat kan geen zaak aanvaarden als hij niet in de gelegenheid is deze met spoed te behandelen, rekening houdend met zijn overige verplichtingen. 3.1.4 De advocaat mag van zijn recht om zich aan een zaak te onttrekken geen gebruik maken op een wijze of in omstandigheden dat de cliënt niet in de mogelijkheid zou zijn tijdig juridische bijstand te verkrijgen om te voorkomen dat de cliënt schade zou lijden. 3.2 Tegenstrijdige belangen 3.2.1 De advocaat behoort in eenzelfde zaak niet de raadsman, de vertegenwoordiger of de verdediger te zijn van meer dan één cliënt, indien er een belangentegenstelling tussen deze cliënten bestaat of er een wezenlijke dreiging bestaat dat een zodanige tegenstelling zal ontstaan. 3.2.2 De advocaat dient zich ervan te onthouden de zaken van twee of alle betrokken cliënten te behandelen, indien zich tussen deze cliënten een tegenstrijdigheid van belangen voordoet, het beroepsgeheim dreigt geschonden te worden of zijn onafhankelijkheid in gevaar dreigt te komen. 3.2.3 De advocaat mag geen zaak van een nieuwe cliënt op zich nemen, indien de geheimhouding van de inlichtingen die hij van een vroegere cliënt heeft verkregen, dreigt te worden aangetast of indien de kennis, die hij van de zijde van de vroegere cliënt verkregen had, de nieuwe cliënt ongerechtvaardigd zou bevoordelen. 3.2.4 Als advocaten het beroep in groepsverband uitoefenen, zijn de artikelen 3.2.1 tot 3.2.3 van toepassing zowel op de groep in zijn geheel als op haar individuele leden.
INHOUDSTAFEL
noab
199
3.3 Pactum de quota litis 3.3.1 De advocaat mag zijn honorarium niet vaststellen op basis van een ‘pactum de quota litis’. 3.3.2 Met ‘pactum de quota litis’ is bedoeld een overeenkomst aangegaan tussen de advocaat en de cliënt vóór de beëindiging van de zaak, waarbij de cliënt zich verbindt aan de advocaat een bepaald deel van de opbrengst van de zaak te zullen uitkeren, hetzij in geld hetzij in enig ander goed of waarde. 3.3.3 Als een dergelijk pactum wordt niet beschouwd de overeenkomst, waarbij het honorarium wordt bepaald in samenhang met het belang van het geschil met de behandeling waarvan de advocaat is belast, indien dat honorarium in overeenstemming is met een officieel tarief of is toegelaten door de bevoegde autoriteit waaronder de advocaat ressorteert. 3.4 Vaststelling van het honorarium De advocaat moet de cliënt de nodige inlichtingen geven met betrekking tot het gevraagde honorarium. Het bedrag ervan dient billijk en gerechtvaardigd te zijn en in overeenstemming met het recht en de beroeps- en gedragsregels waaraan de advocaat is onderworpen. 3.5 Voorschotten op honorarium en verschotten Wanneer de advocaat een voorschot voor verschotten en honorarium verlangt, mag dat voorschot een redelijke raming van het honorarium en de verschotten, die de zaak waarschijnlijk zal gaan kosten, niet overschrijden. Bij gebrek aan betaling van een voorschot mag de advocaat ervan afzien de zaak te behandelen of er zich aan onttrekken, behoudens het bepaalde in artikel 3.1.4.
3.6 Verdeling van honoraria met iemand, die geen advocaat is 3.6.1 Het is de advocaat verboden zijn honorarium te delen met iemand, die geen advocaat is, tenzij een associatie tussen de advocaat en deze andere persoon is toegelaten door de wet en de beroeps- en gedragsregels waaraan de advocaat is onderworpen. 3.6.2 De bepaling van artikel 3.6.1 is niet van toepassing op bedragen of vergoedingen die door een advocaat worden uitgekeerd aan de erfgenamen van een overleden advocaat of aan een advocaat, die zijn beroep neerlegt, ter zake van de introductie bij de cliënten als opvolger van die advocaat. 3.7 Kosten van de procedure en rechtsbijstand 3.7.1 De advocaat dient te allen tijde te trachten om in het geschil van de cliënt een oplossing te vinden, die is aangepast aan het belang van de zaak, en hij zal de cliënt op het juiste moment nadrukkelijk adviseren over de wenselijkheid om tot een schikking te komen of een beroep te doen op alternatieve oplossingen om het geschil te beëindigen. 3.7.2 Indien de cliënt in aanmerking komt voor kosteloze rechtsbijstand of rechtsbijstand tegen verminderd tarief, is de advocaat verplicht hem daarvan in kennis te stellen. 3.8 Gelden van derden 3.8.1 Advocaten die gelden voor rekening van hun cliënten (hierna te noemen ‘derdengelden’) ontvangen, zijn verplicht deze gelden te deponeren op een rekening bij een bank of een soortgelijke instelling, onderworpen aan toezicht
200
noab
INHOUDSTAFEL
door de overheid (hierna te noemen ‘derdenrekening’). De derdenrekening moet gescheiden blijven van elke andere rekening van de advocaat. Alle gelden van derden die een advocaat ontvangt, moeten op een dergelijke rekening worden gestort, tenzij de rechthebbende akkoordgaat om deze gelden een andere bestemming te geven. 3.8.2 De advocaat houdt volledige en nauwkeurig rekeningoverzichten bij van alle verrichtingen die met de gelden van derden zijn verricht, waarbij hij onderscheid maakt tussen de gelden van derden en andere bedragen, die hij onder zich houdt. Deze overzichten moeten bewaard blijven gedurende een bepaalde termijn overeenkomstig de nationale regels. 3.8.3 Een derdenrekening kan niet debet staan, behalve in uitzonderlijke omstandigheden die uitdrukkelijk zijn toegelaten bij nationale regels of wegens bankkosten waarop de advocaat geen invloed heeft. De derdenrekening kan niet als waarborg worden gegeven of dienen als zekerheidsstelling ten welken titel ook. Geen enkele compensatie of samengaan van een derdenrekening met een andere bankrekening is toegestaan. Evenmin kunnen gelden van derden worden gebruikt om bedragen te vergoeden die de advocaat verschuldigd is aan de bank. 3.8.4 Gelden van derden moeten onverwijld worden overgemaakt aan de rechthebbenden of anders onder door hen goedgekeurde voorwaarden. 3.8.5 Het is de advocaat verboden om gelden die zijn gestort op een derdenrekening over te maken op een eigen rekening als betaling van een voorschot op het honorarium of kosten zonder de cliënt daarvan schriftelijk op de hoogte te brengen. 3.8.6 De bevoegde autoriteiten van de Lidstaten hebben het recht om elk document te controleren en te onderzoeken, dat betrekking heeft op gelden van derden, met eerbiediging voor het beroepsgeheim waaronder dit kan zijn onderworpen. 3.9 Verzekering voor beroepsaansprakelijkheid 3.9.1 De advocaat moet steeds binnen redelijke grenzen verzekerd zijn voor zijn beroepsaansprakelijkheid, daarbij rekening houdende met de aard en de omvang van de risico´s, die hij uit hoofde van zijn praktijk loopt. 3.9.2 Indien dit onmogelijk is, moet de advocaat de cliënt over deze situatie en de gevolgen daarvan informeren.
4. Verhouding tot de rechter 4.1 Regels die gelden voor het optreden tegenover de rechter De advocaat, die voor een rechter verschijnt of die optreedt in een procedure, moet de gedragsregels naleven, die aldaar gelden. 4.2 Contradictoir karakter van de procedure De advocaat dient onder alle omstandigheden het contradictoire karakter van de procedures in acht te nemen. 4.3 Eerbied voor de rechterlijke macht Zonder afbreuk te doen aan de eerbied en de loyaliteit, die hij aan de rechter verschuldigd is, zal de advocaat de belangen van de cliënt naar eer en geweten en zonder vrees verdedigen, ongeacht zijn eigen belangen en ongeacht eventuele gevolgen voor hemzelf of voor welke andere persoon dan ook.
INHOUDSTAFEL
noab
201
4.4 Onjuiste of misleidende inlichtingen De advocaat mag nimmer de rechter bewust onjuiste of misleidende inlichtingen verstrekken. 4.5 Toepasselijkheid ten aanzien van arbiters en personen, die soortgelijke functies uitoefenen De regels, die gelden voor de verhouding van de advocaat tot de rechter, zijn evenzeer toepasselijk op zijn betrekkingen met een arbiter en elke andere persoon, die zelfs niet occasioneel, een gerechtelijke of quasi-gerechtelijke functie uitoefent.
5. Betrekkingen tussen advocaten onderling 5.1 Confraterniteit 5.1.1 De confraterniteit vereist een vertrouwensrelatie tussen advocaten in het belang van de cliënt en om onnodige processen te voorkomen, alsmede om iedere andere vorm van gedrag die de reputatie van het beroep van advocaat zou kunnen schaden te vermijden. De confraterniteit mag echter nooit de belangen van de advocaten tegenover de belangen van de cliënt stellen. 5.1.2 De advocaat erkent iedere advocaat van een andere Lidstaat als beroepsgenoot en gedraagt zich tegenover hem confraterneel en loyaal. 5.2 Samenwerking tussen advocaten van verschillende Lidstaten 5.2.1 Iedere advocaat tot wie zich een advocaat uit een andere Lidstaat wendt, is verplicht zich te onthouden van het aannemen van een zaak waarvoor hij de bekwaamheid mist om deze te behandelen. De advocaat dient in een dergelijk geval die advocaat te helpen alle informatie te verkrijgen om het deze mogelijk te maken zich tot een andere advocaat te wenden, die in staat is de verwachte diensten te verlenen. 5.2.2 Wanneer advocaten van twee verschillende Lidstaten samenwerken, zijn beiden verplicht rekening te houden met de verschillen, die mogelijk bestaan tussen hun rechtsstelsels, beroepsorganisaties, bevoegdheden en beroepsplichten in de betrokken Lidstaten. 5.3 Briefwisseling tussen advocaten 5.3.1 Een advocaat, die aan een advocaat van een andere Lidstaat mededelingen wenst te doen, die hij als `vertrouwelijk´ of als `without prejudice/ sans préjudice´ beschouwd wil zien, dient dit voornemen duidelijk kenbaar te maken vóór de verzending van die eerste van deze mededelingen. 5.3.2 Indien de toekomstige geadresseerde aan deze mededelingen geen `vertrouwelijk´ of `without prejudice/sans préjudice´ karakter kan verlenen, dient hij de afzender daarover onverwijld te informeren. 5.4 Honorarium voor introducties 5.4.1 De advocaat mag van een andere advocaat of van enige derde geen honorarium, voorschot of enigerlei andere vergoeding vragen, noch aanvaarden, voor het aanbevelen van een advocaat aan een cliënt of het doorsturen van een cliënt naar een advocaat. 5.4.2 De advocaat mag aan niemand een honorarium, voorschot of enigerlei andere vergoeding betalen als tegenprestatie voor de introductie van een cliënt.
202
noab
INHOUDSTAFEL
5.5 Contact met tegenpartij De advocaat mag met betrekking tot een bepaalde zaak geen rechtstreeks contact opnemen met iemand, van wie hij weet dat deze wordt vertegenwoordigd of bijgestaan door een andere advocaat, tenzij die andere advocaat daarvoor toestemming heeft gegeven (en op voorwaarde deze laatste op de hoogte te houden). 5.6 Verandering van advocaat Vervallen bij besluit van de plenaire vergadering CCBE te Dublin op 6 december 2002. 5.7 Financiële aansprakelijkheid In de beroepsmatige betrekkingen tussen advocaten van balies van verschillende Lidstaten is de advocaat die een zaak aan een correspondent toevertrouwt of deze raadpleegt tenzij hij zich ertoe beperkt een andere advocaat aan te bevelen of deze bij een cliënt te introduceren persoonlijk verplicht tot betaling van het honorarium, de kosten en verschotten, die verschuldigd zijn aan de buitenlandse correspondent, zelfs indien de cliënt insolvent is. De betrokken advocaten mogen echter bij het begin van hun samenwerking een bijzondere afspraak hierover maken. Bovendien mag de opdrachtgevende advocaat te allen tijde zijn persoonlijke aansprakelijkheid beperken tot het bedrag aan honorarium, kosten en verschotten, verschuldigd vóór zijn kennisgeving aan de buitenlandse advocaat dat hij verdere aansprakelijkheid voor de toekomst afwijst.
5.8 Permanente vorming De advocaten dienen hun kennis en professionele vaardigheden te onderhouden en te ontwikkelen rekening houdend met de Europese dimensie van hun beroep. 5.9 Geschillen tussen advocaten van verschillende Lidstaten 5.9.1 Indien een advocaat van mening is, dat een advocaat van een andere Lidstaat een gedragsregel heeft geschonden, dient hij deze beroepsgenoot daarop wijzen. 5.9.2 Wanneer zich enig persoonlijk geschil van professionele aard voordoet tussen advocaten van verschillende Lidstaten, moeten zij eerst trachten dat geschil in der minne op te lossen. 5.9.3 Alvorens een procedure tegen een advocaat van een andere Lidstaat aan te spannen ter zake van een geschil als bedoeld in artikel 5.9.1 en 5.9.2, dient de advocaat de balies, waartoe de beide advocaten behoren, op de hoogte te stellen, teneinde de desbetreffende balies in staat te stellen een minnelijke schikking tot stand te brengen.
MEMORIE VAN TOELICHTING Deze memorie van toelichting werd op verzoek van de vaste CCBE commissie (Commission Consultative des Barreaux de la Communauté Européenne) samengesteld door de werkgroep voor deontologie van de CCBE, die verantwoordelijk was voor het opstellen van de eerste versie van de beroeps- en gedragsregels. In deze memorie wordt uitgelegd op welke wijze de bepalingen van de beroeps- en gedragsregels tot stand zijn gekomen. Er wordt tevens geprobeerd de problemen te verduidelijken die deze geacht
INHOUDSTAFEL
noab
203
worden op te lossen, met name ten aanzien van grensoverschrijdende werkzaamheden. Daarnaast is de memorie bedoeld ter ondersteuning van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten bij het toepassen van de beroeps- en gedragsregels. Deze memorie van toelichting wordt niet geacht een bindende kracht te hebben bij de interpretatie van de beroeps- en gedragsregels. De memorie van toelichting werd bijgewerkt ter gelegenheid van de plenaire CCBE-zitting op 19 mei 2006. De oorspronkelijke versies van de beroeps- en gedragsregels zijn in de Franse en Engelse taal gesteld. Vertalingen in andere talen van de lidstaten worden voorbereid onder verantwoordelijkheid van de nationale delegaties. Toelichting op artikel 1.1 – De functie van de advocaat in de maatschappij De in 1977 door de CCBE aangenomen Verklaring van Perugia legde de fundamentele principes van de beroeps- en gedragsregels vast die van toepassing zijn op advocaten in de gehele Europese Unie. De bepalingen van artikel 1.1 herbevestigen de uitspraak in de Verklaring van Perugia aangaande de functie van de advocaat in de maatschappij welke de grondslag vormt voor de regels waaraan de uitvoering van de functie is gebonden. Toelichting op artikel 1.2 – De aard van de gedragsregels Deze bepalingen herhalen in essentie de uitleg in de Verklaring van Perugia over de aard van de beroeps- en gedragsregels en hoe bepaalde regels afhankelijk zijn van bepaalde plaatselijke omstandigheden maar niettemin gebaseerd zijn op gemeenschappelijke waarden. Toelichting op artikel 1.3 – De doelstelling van de gedragscode Deze bepalingen vormen de uitwerking van de in de Verklaring van Perugia vermelde principes in specifieke beroeps- en gedragsregels voor advocaten in de gehele EU en de Europese Economische Ruimte (EER), en advocaten van de waarnemende leden van de CCBE, met name ten aanzien van hun grensoverschrijdende werkzaamheden (zoals gedefinieerd in artikel 1.5). De bepalingen van artikel 1.3.2 leggen de specifieke intenties van de CCBE betreffende de essentiële bepalingen in de beroeps- en gedragsregels vast. Toelichting op artikel 1.4 – Toepassingsgebied Ratione Personae De regels zijn vastgelegd om van toepassing te zijn op alle advocaten zoals gedefinieerd in de Dienstenrichtlijn uit 1977 en de Vestigingsrichtlijn uit 1998, en advocaten van de waarnemende leden van de CCBE. Dit omvat tevens advocaten van de staten die sindsdien hebben ingestemd met de richtlijnen, en waarvan de namen door wijziging van de richtlijnen zijn toegevoegd. De beroeps- en gedragsregels zijn bijgevolg van toepassing op alle in de CCBE vertegenwoordigde advocaten, hetzij als volwaardige leden, hetzij als waarnemende leden, te weten: - België avocat/advocaat/Rechtsanwalt; - Bulgarije advokat; - Cyprus dikegóros; - Denemarken advokat; - Duitsland Rechtsanwalt; - Estland vandeadvokaat; - Finland asianajaja/advokat; - Frankrijk avocat; - Macedonië advokat; - Griekenland dikegóros; - Hongarije ügyvéd; - Ierland barrister, solicitor; - IJsland lögmaður;
204
noab
INHOUDSTAFEL
- Italië avvocato; - Kroatië odvjetnik; - Letland zverinats advokats; - Liechtenstein Rechtsanwalt; - Litouwen advokatas; - Luxemburg avocat/Rechtsanwalt; - Malta avukat, prokuratur legali; - Nederland advocaat; - Noorwegen advokat; - Oekraïne advocate; - Oostenrijk Rechtsanwalt; - Polen adwokat, radca prawny; - Portugal advogado; - Roemenië avocat; - Slovenië odvetnik/odvetnica; - Slowakije advokát/advokátka; - Spanje abogado/advocat/abokatu/avogado; - Tsjechië advokát; - Turkije avukat; - Verenigd Koninkrijk advocate, barrister, solicitor. - Zweden advokat; - Zwitserland Rechtsanwalt/Anwalt/Fürsprech/Fürsprecher/avocat/ avvocato/advokat;
Tevens wordt de hoop uitgesproken dat de beroeps- en gedragsregels ook acceptabel zullen zijn voor de juridische beroepen in andere niet-lidstaten in Europa en elders zodat deze regels ook kunnen worden toegepast door middel van geëigende afspraken tussen deze niet-lidstaten en de lidstaten. Toelichting op artikel 1.5 – Toepassingsgebied Ratione Materiae De hier vermelde regels zijn uitsluitend van directe toepassing op ‘grensoverschrijdende werkzaamheden’, zoals gedefinieerd, van advocaten binnen de EU en de EER en advocaten van de waarnemende leden van de CCBE – zie hierboven in artikel 1.4, en de definitie van ‘lidstaat’ in artikel 1.6 (zie tevens hiervoor aangaande mogelijke toekomstige uitbreidingen voor advocaten van andere staten). De definitie van grensoverschrijdende werkzaamheden omvat onder meer contacten in staat A tussen een advocaat van staat A en een advocaat van staat B, zelfs daar waar het een rechtskwestie binnen staat A zelf betreft; niet inbegrepen zijn contacten tussen advocaten van staat A in staat A voor een kwestie die zich in staat B voordoet, met dien verstande dat zij geen enkele wijze enigerlei beroepswerkzaamheden in staat B uitvoeren; het omvat wel werkzaamheden van advocaten van staat A in staat B, zelfs wanneer het alleen maar betrekking heeft op het versturen van berichten van staat A naar staat B. Toelichting op artikel 1.6 – Definities Deze bepaling definieert een aantal in de beroeps- en gedragsregels gebruikte termen, namelijk ‘Lidstaat’, Lidstaat van herkomst’, ‘Lidstaat van ontvangst’’, “Bevoegd gezag’, ‘Richtlijn 77/249/EEG’ en ‘Richtlijn 98/5/EG’. De verwijzing naar ‘daar waar de advocaat grensoverschrijdende werkzaamheden uitvoert’ dient te worden geïnterpreteerd in het licht van de definitie van ‘grensoverschrijdende werkzaamheden’ in artikel 1.5. Toelichting op artikel 2.1 – Onafhankelijkheid Deze bepaling herbevestigt in wezen de algemene principiële verklaring in de Verklaring van Perugia.
INHOUDSTAFEL
noab
205
Toelichting op artikel 2.2 – Vertrouwen en persoonlijk integriteit Deze bepaling herbevestigt eveneens een in de Verklaring van Perugia neergelegd algemeen principe. Toelichting op artikel 2.3 – Het beroepsgeheim Deze bepaling herformuleert, in artikel 2.3.1, als eerste de in de Verklaring van Perugia neergelegde algemene principes zoals ook onderkend door het Europese Hof van Justitie in de AM&S-zaak (157/79). Vervolgens worden deze algemene principes in de artikelen 2.3.2 tot 2.3.4 verder uitgewerkt in een specifieke regel betreffende de bescherming van de vertrouwelijkheid. Artikel 2.3.2 bevat de basisregel die om respect voor vertrouwelijkheid vraagt. Artikel 2.3.3 bevestigt dat deze verplichting bindend blijft voor de advocaat, zelfs indien hij of zij ophoudt de betreffende cliënt te vertegenwoordigen. Artikel 2.3.4 bevestigt dat de advocaat niet alleen zelf de verplichting tot vertrouwelijkheid dient te respecteren maar dit ook op gelijke wijze dient te verlangen van alle leden en werknemers van zijn of haar firma. Toelichting op artikel 2.4 – Het inachtnemen van de gedragsregels van andere balies Artikel 4 van de Dienstenrichtlijn bevat bepalingen met betrekking tot de regels waaraan een advocaat van een lidstaat zich dient te houden die op ad-hocbasis of op tijdelijke basis diensten verricht in een andere lidstaat op grond van artikel 49 van het geconsolideerde EG-verdrag, als volgt: (a) De werkzaamheden betreffende de vertegenwoordiging en de verdediging van een cliënt in rechte of ten overstaan van een overheidsinstantie worden in elke lidstaat van ontvangst uitgeoefend onder de voorwaarden die voor de aldaar gevestigde advocaten gelden met uitsluiting van enig vereiste inzake woonplaats of lidmaatschap van een beroepsorganisatie in die staat. (b)
Bij
roeps-
het uitoefenen van deze en
gedragsregels
van
de
werkzaamheden lidstaat
van
neemt
ontvangst
de advocaat in
acht,
de be-
onvermin-
derd de verplichtingen waaraan hij in de lidstaat van herkomst dient te voldoen. (c) Ten aanzien van de in het Verenigd Koninkrijk uitgeoefende werkzaamheden wordt onder ‘beroeps- en gedragsregels van de lidstaat van ontvangst’ die van de ‘solicitors’ verstaan voor zover deze werkzaamheden niet zijn voorbehouden aan ‘barristers’ of ‘advocates’. In het tegenovergestelde geval gelden de beroeps- en gedragsregels voor de beide laatstgenoemde categorieën. Op ‘barristers’ uit Ierland zijn evenwel steeds de beroeps- en gedragsregels voor ‘barristers’ of ‘advocates’ van het Verenigd Koninkrijk van toepassing. Ten aanzien van de in Ierland uitgeoefende werkzaamheden wordt onder ‘beroeps- en gedragsregels van de lidstaat van ontvangst’ die van ‘barristers’ verstaan, voor zover het de beroeps- en gedragsregels inzake de mondelinge voordracht van een zaak voor een gerecht betreft. In alle andere gevallen zijn de beroeps- en gedragsregels voor ‘solicitors’ van toepassing. ‘Barristers’ en ‘advocates’ uit het Verenigd Koninkrijk zijn evenwel steeds onderworpen aan de beroeps- en gedragsregels voor ‘barristers’ in Ierland. (d) Ten aanzien van andere werkzaamheden dan die bedoeld onder (a) blijft de advocaat onderworpen aan de voorwaarden en beroeps- en gedragsregels van de lidstaat van herkomst, onverminderd zijn of haar verplichting tot inachtneming van de beroeps- en gedragsregels, van welke oorsprong dan ook, die in de lidstaat van ontvangst van toepassing zijn, met name die betreffende de onverenigbaarheid van het uitoefenen van beroeps matige werkzaamheden met het verrichten van andere werkzaamheden in die lidstaat, het beroepsgeheim, de betrekkingen met andere advocaten, het verbod tot bijstand door een en dezelfde advocaat aan partijen met tegenstrijdige belangen en publiciteit. Laatstgenoemde regels zijn slechts van toepassing indien zij in acht kunnen worden genomen door een niet in de lidstaat van ontvangst gevestigde advocaat en voor zover de inachtneming van die regels objectief gerechtvaardigd is ten einde in die lidstaat de correcte uitoefening van de werkzaamheden van advocaten, de waardigheid van het beroep en de inachtneming van bovenbedoelde regels inzake onverenigbaarheid te waarborgen.
206
noab
INHOUDSTAFEL
De Vestigingsrichtlijn bevat bepalingen met betrekking tot de regels waaraan een advocaat van een lidstaat zich dient te houden die op een permanente basis zijn of haar beroep uitoefent in een andere lidstaat op grond van artikel 43 van het geconsolideerde EG-verdrag, als volgt: (a) Onafhankelijk van de beroeps- en gedragsregels waaraan hij of zij in de lidstaat van herkomst is onderworpen, is de onder zijn oorspronkelijke beroepstitel werkzame advocaat voor alle werkzaamheden die hij of zij op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst uitoefent, aan dezelfde beroeps- en gedragsregels onderworpen als advocaten die onder de relevante beroepstitel van de laatstbedoelde lidstaat praktiseren (artikel 6.1). (b) De lidstaat van ontvangst kan de onder zijn oorspronkelijke beroepstitel werkzame advocaat ertoe verplichten een beroepsaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten of zich bij een beroepsgarantiefonds aan te sluiten, een en ander volgens de regels die deze lidstaat voor aldaar uitgeoefende beroepswerkzaamheden vaststelt. Deze verplichting geldt echter niet voor de onder zijn oorspronkelijke beroepstitel werkzame advocaat die aantoont door een verzekering of garantie volgens de regels van de lidstaat van herkomst gedekt te zijn, voor zover regeling en reikwijdte van deze dekking gelijkwaardig zijn. Indien deze dekking slechts gedeeltelijk gelijkwaardig is, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst een aanvullende verzekering of garantie eisen (artikel 6.3) voor de elementen die nog niet zijn gedekt door de volgens de regels van de lidstaat van herkomst verkregen garantie of dekking. (c) De in de lidstaat van ontvangst onder zijn oorspronkelijke beroepstitel ingeschreven advocaat mag zijn beroep in loondienst bij een andere advocaat, bij een samenwerkingsverband van advocaten of een advocatenkantoor of bij een publiek- of privaatrechtelijke onderneming uitoefenen, voor zover de lidstaat van ontvangst dit toestaat voor de onder de beroepstitel van die lidstaat ingeschreven advocaten (artikel 8). In situaties waarin door beide richtlijnen niet wordt voorzien, of die de vereisten van deze richtlijnen te boven gaan, zijn de verplichtingen van een advocaat onder gemeenschapsrecht om zich aan de regels van andere ordes van advocaten en beroepsorganisaties te onderwerpen een kwestie van interpretatie van de relevante bepaling(en), zoals de richtlijn Electronische Handel (2000/31/EG). Een van de voornaamste doelstellingen van de beroeps- en gedragsregels is het minimaliseren, en zo mogelijk volledig voorkomen, van problemen die zich kunnen voordoen als gevolg van ‘dubbele deontologie’, te weten de toepassing van meer dan een verzameling potentieel strijdige nationale regels met betrekking tot een bepaalde situatie (zie artikel 1.3.1). Toelichting op artikel 2.5 – Onverenigbare beroepen Er bestaan verschillen tussen en binnen de lidstaten voor wat betreft de mate waarin het advocaten toegestaan is werkzaam te zijn in andere beroepen, bijvoorbeeld in een commercieel beroep. De algemene bedoeling van regels die advocaten uitsluiten van andere beroepen is om de betrokkene te beschermen tegen invloeden die zijn of haar onafhankelijkheid of rol in een behoorlijke rechtspleging zouden kunnen aantasten. De verschillen in deze regels vormen een weerspiegeling van verschillende plaatselijke omstandigheden, verschillende inzichten aangaande een juiste beroepsuitoefening door advocaten en verschillende methodieken voor het opstellen van regels. Zo bestaat er in een aantal gevallen een volledig verbod op deelname in bepaalde, met naam en toenaam genoemde beroepen, terwijl in andere gevallen deelname in andere beroepen in het algemeen toegestaan is, zij het met inachtneming van specifieke waarborgen met het oog op de onafhankelijkheid van de advocaat. Artikel 2.5.2 en 2.5.3 voorzien in verschillende omstandigheden waarin een advocaat van een lidstaat betrokken is bij grensoverschrijdende werkzaamheden (zoals gedefinieerd in artikel 1.5) in een lidstaat van ontvangst wanneer hij of zij geen deel uitmaakt van de advocatuur in de lidstaat van ontvangst.
INHOUDSTAFEL
noab
207
Artikel 2.5.2 dwingt de volledige inachtneming af van de regels van de lidstaat van ontvangst met betrekking tot onverenigbare beroepen van de advocaat die optreedt in nationale gerechtelijke procedures of voor nationale publieke autoriteiten in de lidstaat van ontvangst. Dit geldt ongeacht of de advocaat wel of niet in de lidstaat van ontvangst gevestigd is. Artikel 2.5.3 daarentegen verlangt ‘respect’ voor de regels van de lidstaat van ontvangst met betrekking tot verboden of onverenigbare beroepen in andere gevallen, maar uitsluitend voor zover de advocaat die gevestigd is de lidstaat van ontvangst in directe zin wenst deel te nemen in niet aan de rechtspraktijk verbonden handels- of andere activiteiten. Toelichting op artikel 2.6 – Persoonlijke publiciteit De term ‘persoonlijke publiciteit’ omvat publiciteit door advocatenkantoren alsmede afzonderlijke advocaten, in tegenstelling tot de door de ordes van advocaten en beroepsorganisaties georganiseerde bedrijfspublicaties voor hun leden. De regels die toezien op de persoonlijke publiciteit door advocaten verschillen aanzienlijk tussen de ene lidstaat en de andere. Artikel 2.6 maakt duidelijk dat er in de praktijk geen overwegend bezwaar bestaat tegen persoonlijke publiciteit in grensoverschrijdende situaties. Advocaten zijn niettemin onderworpen aan de verboden of beperkingen krachtens de beroeps- en gedragsregels in hun land van herkomst, en dienen zich nog steeds te houden aan de verboden en beperkingen zoals die gelden in de lidstaat van ontvangst wanneer deze regels bindend zijn op grond van de Dienstenrichtlijn of Vestigingsrichtlijn. Toelichting op artikel 2.7 – Belang van de cliënt Deze bepaling benadrukt het algemene principe dat de advocaat te allen tijde het belang van de cliënt boven zijn of haar eigen belang of dat van zijn of haar medeleden van de advocatuur dient te stellen. Toelichting op artikel 2.8 – Beperking van de aansprakelijkheid van de advocaat ten aanzien van de cliënt Deze bepaling maakt duidelijk dat er geen doorslaggevend bezwaar bestaat tegen een beperking van de aansprakelijkheid van een advocaat ten opzichte van zijn of haar cliënt in een grensoverschrijdende situatie, hetzij contractueel, hetzij door middel van het gebruik van een besloten vennootschap, commanditaire vennootschap of commanditaire vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Dit artikel wijst er echter wel op dat dit alleen dan kan worden overwogen indien de relevante wetgeving en beroeps- en gedragsregels zulks toestaan en in een aantal jurisdicties de wet of de beroeps- en gedragsregels verbieden of beperken een dergelijke beperking van aansprakelijkheid. Toelichting op artikel 3.1 – Begin en einde van de betrekkingen met de cliënt De bepalingen van artikel 3.1.1 zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat er sprake is van een relatie tussen de advocaat en de cliënt en dat de advocaat daadwerkelijk zijn of haar opdracht van de cliënt ontvangt, zelfs indien een dergelijke opdracht via een daartoe gemachtigde tussenpersoon tot hem komen. Het is de verantwoordelijkheid van de advocaat om zich te vergewissen van de bevoegdheid van de tussenpersoon en de wensen van de cliënt. Artikel 3.1.2 ziet op de wijze waarop de advocaat zijn of haar taken dient uit te voeren. De bepaling dat de advocaat persoonlijk verantwoordelijk is voor de uitoefening van de aan hem of haar opgedragen opdracht betekent dat de advocaat zich niet middels delegatie aan derden aan zijn of haar verantwoordelijkheden kan onttrekken. Dit verhindert de advocaat echter niet om te trachten zijn of haar wettelijke aansprakelijkheid te beperken,
208
noab
INHOUDSTAFEL
voor zover dit is toegestaan op grond van de relevante wetgeving en beroeps- en gedragsregels – zie artikel 2.8. Artikel 3.1.3 verwoordt een principe dat van bijzondere betekenis is bij grensoverschrijdende werkzaamheden, bijvoorbeeld wanneer een advocaat wordt gevraagd een zaak te behandelen namens een advocaat of cliënt uit een andere staat die mogelijkerwijze niet bekend is met de relevante wetgeving en praktijk, of wanneer hij of zij wordt gevraagd een zaak te behandelen betreffende de wetgeving van een andere staat waarmee hij of zij niet bekend is. Een advocaat heeft in het algemeen zonder meer het recht om een instructie te weigeren, maar Artikel 3.1.4 bepaalt dat na acceptatie de advocaat gehouden is zich niet terug te trekken alvorens zich ervan te vergewissen dat de belangen van de cliënt gewaarborgd zijn. Toelichting op artikel 3.2 – Tegenstrijdige belangen De bepalingen van artikel 3.2.1 beletten een advocaat niet om voor twee of meer cliënten in dezelfde zaak op te treden, vooropgesteld dat er geen sprake is van een belangenconflict, noch dat er sprake is van een aanzienlijk risico dat een dergelijk conflict kan ontstaan. Wanneer een advocaat op deze wijze al voor twee of meer cliënten werkzaam is en er vervolgens een belangenconflict ontstaat tussen de betrokken cliënten, of een risico op een vertrouwensbreuk of andere omstandigheden als gevolg waarvan de onafhankelijkheid van de advocaat zou kunnen worden aangetast, dient de advocaat zijn of haar werkzaamheden voor beide of alle cliënten te staken. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen waarin er geschillen ontstaan tussen twee of meer cliënten waarvoor dezelfde advocaat optreedt en waarbij het voor de advocaat gepast is om als bemiddelaar op te treden. Het is aan de advocaat om in dergelijke gevallen zijn of haar eigen oordeel gebruiken teneinde te bepalen of er al dan niet sprake is van een zodanig belangenconflict tussen zijn of haar cliënten dat op grond daarvan hij of zij zijn of haar werkzaamheden dient te beëindigen. Zo niet, dan kan de advocaat overwegen of het al dan niet gepast zou zijn om de situatie aan de cliënten uit te leggen, hun instemming te verkrijgen om vervolgens als bemiddelaar op te treden teneinde de verschillen tussen hen op te lossen, en alleen dan zijn of haar werkzaamheden ten behoeve van hen te staken indien deze bemiddelingspoging faalt. Artikel 3.2.4 verklaart de voorgaande bepalingen van artikel 3 toepasselijk op advocaten die in groepsverband werken. Zo dient een firma van advocaten zijn werkzaamheden te beëindigen indien er sprake is van een strijdigheid van belangen tussen twee cliënten van de firma, zelfs indien verschillende advocaten van de firma voor elk van de cliënten optreden. Daarentegen en bij wijze van uitzondering, is het mogelijk bij de ‘in chambers’ vorm van samenwerking zoals gebruikt door Engelse barristers, waarbij elke advocaat voor zijn of haar cliënt(en) afzonderlijk optreedt, dat verschillende advocaten in de firma optreden voor cliënten met tegenstrijdige belangen. Toelichting op artikel 3.3 – Pactum de Quota Litis Deze bepalingen weerspiegelen de gemeenschappelijke positie in alle lidstaten dat een niet-gereglementeerde overeenkomst inzake ‘no cure, no pay’ (pactum de quota litis) strijdig is met een behoorlijke rechtspleging omdat het aanzet tot speculatieve procesvoering en vatbaar is voor misbruik. De bepalingen zijn echter niet bedoeld om het aangaan en onderhouden van regelingen te verhinderen waarbij advocaten worden betaald op grond van resultaten of alleen dan indien de procesgang of zaak succesvol is, vooropgesteld dat dergelijke regelingen voldoende worden gereguleerd en gecontroleerd met het oog op de bescherming van de cliënt en een behoorlijke rechtspleging. Toelichting op artikel 3.4 – Vaststelling van het honorarium Artikel 3.4 stipuleert drie vereisten: een algemene norm die advocaten verplicht hun ver-
INHOUDSTAFEL
noab
209
goeding aan cliënten te openbaren, het vereiste dat een dergelijke vergoeding qua hoogte eerlijk en redelijk moet zijn en het vereiste om aan de van toepassing zijnde wetten en beroeps- en gedragsregels te voldoen. In tal van lidstaten bestaan methoden voor het reglementeren van vergoedingen voor advocaten krachtens nationale wetgeving of beroepsen gedragsregels, hetzij middels verwijzing naar een scheidsrechterlijke uitspraak van de orde van advocaten, hetzij anderszins. In situaties die onder de Vestigingsrichtlijn vallen, waarbij de advocaat naast de regels van de lidstaat van herkomst tevens onderworpen is aan de regels in de lidstaat van ontvangst, moet de declaratiegrondslag wellicht voldoen aan de regels van zowel de ene als andere lidstaat. Toelichting op artikel 3.5 – Voorschotten op honorarium en verschotten Artikel 3.5 veronderstelt dat een advocaat een voorschot kan verlangen voor zijn of haar vergoeding en/of verschotten, maar beperkt dit door te stellen dat het hierbij om een redelijke schatting moet gaan. Zie tevens artikel 3.1.4 betreffende het recht tot terugtrekking. Toelichting op artikel 3.6 – Delen van de vergoeding met iemand die geen advocaat is In een aantal lidstaten is het advocaten toegestaan hun werkzaamheden uit te oefenen samen met leden van bepaalde andere erkende beroepsgroepen, al dan niet werkzaam in de advocatuur. De bepalingen van artikel 3.6.1 zijn niet bedoeld om het delen van vergoedingen binnen dergelijke erkende beroepsgroepen te verhinderen, noch zijn zij bedoeld om van toepassing te zijn op advocaten waarop de beroeps- en gedragsregels van toepassing zijn (zie artikel 1.4 hiervoor) die vergoedingen wensen te delen met andere ‘advocaten’, bijvoorbeeld, advocaten uit niet-lidstaten of leden van andere juridische beroepsgroepen in de lidstaten zoals notarissen. Toelichting op artikel 3.7 – Kosten van de procedure en rechtsbijstand Artikel 3.7.1 benadrukt het belang van het pogen geschillen op een voor de cliënt zo voordelig mogelijke wijze op te lossen, inclusief het geven van advies om door middel van onderhandeling te proberen tot een minnelijke schikking te komen, of het voorstellen om het geschil voor te leggen aan een andere instantie ter oplossing van het geschil. Artikel 3.7.2 verlangt van de advocaat dat hij of zij de cliënt waar relevant informeert over de beschikbaarheid van juridische hulp. Er bestaan sterk uiteenlopende voorzieningen op dit gebied binnen de lidstaten. Bij grensoverschrijdende werkzaamheden dient de advocaat zich te realiseren dat mogelijkerwijze voorzieningen voor juridische hulp binnen een bepaalde staat waarmee de advocaat niet bekend is van toepassing kunnen zijn. Toelichting op artikel 3.8 – Gelden van derden De bepalingen van artikel 3.8 vormen een weerspiegeling van de door de CCBE in Brussel in november 1985 aangenomen aanbeveling betreffende de noodzaak voor het opstellen en afdwingen van minimumregels aangaande een behoorlijke controle op en beschikking over van door advocaten binnen de Gemeenschap gehouden gelden. Artikel 3.8 voorziet in minimum maatstaven waaraan dient te worden voldaan, zonder daarbij de nadere bepalingen te doorkruisen van nationale voorzieningen die voorzien in een uitgebreidere of stringentere bescherming van gelden van derden. De advocaat die gelden van derden onder zijn of haar beheer heeft, zelfs in het kader van grensoverschrijdende werkzaamheden, dient zich te houden aan de regels dienaangaande van zijn of haar eigen orde van advocaten. De advocaat dient zich bewust te zijn van de problemen die zich kunnen voordoen wanneer de regels van meer dan een lidstaat van toepassing zijn, met name indien de advocaat gevestigd is in een lidstaat van ontvangst krachtens de Vestigingsrichtlijn. Toelichting op artikel 3.9 – Verzekering van de beroepsaansprakelijkheid Artikel 3.9.1 bevat een aanbeveling – ook aangenomen in Brussel in 1985 door de CCBE – betreffende de noodzaak voor alle advocaten om verzekerd te zijn tegen de risico’s van tegen hen ingestelde beroepsaansprakelijkheidsvorderingen.
210
noab
INHOUDSTAFEL
Artikel 3.9.2 voorziet in de situatie wanneer geen verzekering kan worden verkregen op basis van het gestelde in artikel 3.9.1. Toelichting op artikel 4.1 – Regels die gelden voor het optreden tegenover de rechter Deze bepaling verwoordt het principe dat een advocaat zich dient te houden aan de regels van het gerecht of tribunaal waarvoor hij of zij praktiseert of verschijnt. Toelichting op artikel 4.2 – Contradictoir karakter van de procedure Deze bepaling verwoordt het algemene principe dat in conflictueuze rechtszaken een advocaat niet moet trachten ongerechtvaardigd voordeel te trekken uit zijn of haar tegenpartij. Zo mag de advocaat, bijvoorbeeld, geen contact maken met de rechter zonder eerst de advocaat van de tegenpartij daarover te informeren of bewijzen, aantekeningen of documenten aan de rechter te overleggen zonder deze tijdig aan de advocaat van de tegenpartij ter beschikking te stellen, tenzij dergelijke gedragingen zijn toegestaan krachtens de procesregels. Voor zover de wet dat al niet verbiedt, dient een advocaat geen door de tegenpartij of zijn of haar advocaat gedane schikkingsvoorstellen aan de rechtbank te openbaren of overleggen zonder de nadrukkelijke toestemming van de advocaat van de tegenpartij. Zie tevens artikel 4.5 hierna. Toelichting op artikel 4.3 – Eerbied voor de rechterlijke macht Deze bepaling vormt een weerspiegeling van de noodzakelijke balans tussen enerzijds respect voor de rechtbank en de wet en anderzijds het streven naar de best mogelijke belangenbehartiging van de cliënt. Toelichting op artikel 4.4 – Onjuiste of misleidende inlichtingen Deze bepaling verwoordt het principe dat een advocaat nooit willens en wetens de rechtbank mag misleiden. Dit is noodzakelijk wil er sprake zijn van vertrouwen tussen de rechtbanken en de advocatuur. Toelichting op artikel 4.5 – Toepasselijkheid ten aanzien van arbiters en personen die soortgelijke functies uitoefenen Deze bepaling vormt een uitbreiding op de voorgaande bepalingen betreffende rechtbanken en andere instanties die rechterlijke of quasi-rechterlijke functies uitoefenen. Toelichting op artikel 5.1 – Confraterniteit Deze bepalingen, gebaseerd op de uitlatingen in de Verklaring van Perugia, benadrukken dat het in het algemeen belang is dat de advocatuur een relatie van vertrouwen en onderlinge samenwerking tussen haar leden onderhoudt. Dit kan echter niet worden gebruikt ter rechtvaardiging van het stellen van de belangen van de advocatuur tegenover die van rechtspleging of van cliënten (zie tevens artikel 2.7). Toelichting op artikel 5.2 – Samenwerking tussen advocaten uit verschillende lidstaten Deze bepaling vormt een nadere uitwerking van een in de Verklaring van Perugia vermeld principe, dat is gericht op het vermijden van misverstanden in het verkeer tussen advocaten van verschillende lidstaten. Toelichting op artikel 5.3 – Briefwisseling tussen advocaten In sommige lidstaten wordt de communicatie tussen advocaten (schriftelijk of mondeling) normaliter geacht vertrouwelijk te worden gehouden tussen de betrokken advocaten. Dit betekent dat de inhoud van dergelijke communicatie niet kan worden geopenbaard aan anderen, normaliter niet kan worden doorgegeven aan de cliënten van de advocaat, en hoe dan ook niet tijdens de rechtszitting kan worden gepresenteerd. In andere lidstaten is er geen sprake van dergelijke consequenties, tenzij de correspondentie als ‘vertrouwelijk’ is bestempeld. In nog weer andere lidstaten dient de advocaat de cliënt volledig op de hoogte te hou-
INHOUDSTAFEL
noab
211
den van alle relevante communicaties die afkomstig zijn van de advocaat die optreedt voor de tegenpartij, waarbij het bestempelen van een brief als ‘vertrouwelijk’ niet meer betekent dan dat het een juridische kwestie betreft die bestemd is voor de ontvangende advocaat en zijn of haar cliënt, die niet door derden mag worden misbruikt. In sommige lidstaten geldt dat indien een advocaat wil aangegeven dat een brief wordt verzonden in een poging tot een schikking te komen, en niet tijdens de rechtszitting dient te worden gepresenteerd, de advocaat de brief moet aanmerken als zijnde ‘vrijblijvend’. Deze belangrijke nationale verschillen geven aanleiding tot tal van misverstanden. Om die reden dienen advocaten in grensoverschrijdende correspondentie de uiterste voorzichtigheid in acht te nemen. Iedere keer wanneer een advocaat een brief aan een beroepscollega in een andere lidstaat wil verzenden op basis van het feit dat deze vertrouwelijk moet blijven tussen de advocaten, of dat het gaat om een ‘vrijblijvende’ brief, dient de advocaat vooraf te informeren of de brief op die basis kan worden geaccepteerd. Een advocaat die wenst dat een brief op een dergelijke wijze wordt geaccepteerd dient dit duidelijk in de koptekst van de brief of het begeleidende schrijven te vermelden. Een advocaat die de bedoelde ontvanger is van een dergelijke brief, maar niet in de positie verkeert de basis waarop de brief moet worden verzonden te respecteren of dit kan garanderen, dient de afzender onmiddellijk te informeren zodat de brief niet wordt verzonden. Indien de brief al is ontvangen, dient de ontvanger deze onmiddellijk aan de afzender te retourneren zonder de inhoud te onthullen of er op enigerlei wijze naar te verwijzen; indien de nationale wet- of regelgeving het de ontvanger onmogelijk maakt aan deze vereiste te voldoen, dient hij of zij de afzender onmiddellijk te informeren. Toelichting op artikel 5.4 – Honorarium voor introducties Deze bepaling verwoordt het principe dat een advocaat niet dient te betalen of betaald dient te worden puur voor het verwijzen van een cliënt, aangezien dit een aantasting van de vrije keuze van advocaat door de cliënt zou betekenen of diens belang te worden doorverwezen naar best mogelijk dienstverlening zou kunnen aantasten. Dit laat echter regelingen voor het delen van vergoedingen tussen advocaten op deugdelijke basis onverlet (zie tevens artikel 3.6 hiervoor). In een aantal lidstaten is het advocaten in bepaalde gevallen toegestaan commissies te accepteren en in te houden mits het best mogelijke belang van de cliënt hiermee wordt gediend, er dienaangaande volledige openheid is ten opzichte van de cliënt en deze hiermee heeft ingestemd. In dergelijke gevallen vertegenwoordigt de inhouding van de commissie door de advocaat een deel van diens vergoeding voor de aan de cliënt verleende diensten en valt dit niet onder het verbod op verwijzingsvergoedingen, dat is bedoeld om te voorkomen dat advocaten een geheime winst maken. Toelichting op artikel 5.5 – Contact met wederpartij Deze bepaling verwoordt een algemeen aanvaard principe, en is bedoeld voor enerzijds het bevorderen van een soepele werkwijze tussen advocaten en anderzijds het voorkomen van pogingen misbruik te maken van de cliënt van een andere advocaat. Toelichting op artikel 5.6 – Verandering van advocaat Artikel 5.6 betrof de verandering van advocaat. Het werd op 6 december 2002 geschrapt uit de beroeps- en gedragsregels. Toelichting op artikel 5.7 – Financiële aansprakelijkheid Deze bepalingen herbevestigen in hoofdzaak de in de Verklaring van Perugia opgenomen bepalingen. Aangezien misverstanden over de verantwoordelijkheid voor onbetaalde vergoedingen een veelvuldig voorkomende bron van geschillen tussen advocaten van verschillende lidstaten zijn, is het belangrijk dat een advocaat die zijn of haar persoonlijke verplichting om verantwoordelijk te zijn voor de vergoedingen van een buitenlandse collega
212
noab
INHOUDSTAFEL
wil uitsluiten of beperken, hierover voorafgaande aan de zaak duidelijke afspraken maakt. Toelichting op artikel 5.8 – Permanente vorming Het op de hoogte zijn en blijven van ontwikkelingen op rechtsgebied is een beroepsverplichting. Het is vooral van essentieel belang dat advocaten zich bewust zijn van de groeiende invloed van Europese wetgeving op hun praktijkgebied. Toelichting op artikel 5.9 – Geschillen tussen advocaten in verschillende lidstaten Een advocaat is gerechtigd alle wettelijke of andere rechtsmiddelen waarop hij of zij recht kan doen gelden in te zetten tegen een collega in een andere lidstaat. Niettemin verdient het aanbeveling om in situaties waarbij er sprake is van inbreuk op de beroeps- en gedragsregels of een geschil van beroepsmatige aard, alle mogelijkheden om de zaak in der minne op te lossen te benutten, zo nodig met behulp van de betrokken ordes van advocaten of rechtsgenootschappen, voordat dergelijke rechtsmiddelen worden ingezet.
HOOFDSTUK 7 Internationale Overeenkomsten Voor een overzicht en de teksten van de door de NOAB afgesloten Internationale Overeenkomsten, die nog van toepassing zijn, www.baliebrussel.be, publiek luik, onder de rubriek “ik ben NOAB- lid, reglementen, Codex en resoluties
HOOFDSTUK 8 Lokale akkoorden, overeenkomsten en protocols Conventie van 13 juni 2000 tussen de Nederlandse Orde van Advocaten bij de Balie te Brussel en het nationaal College van Deskundigen Architecten van België Conventie tussen: - De Nederlandse Orde van Advocaten bij de Balie van Brussel waarvan de zetel gevestigdis in het Gerechtsgebouw te Brussel, vertegenwoordigd door zijn Stafhouder, Meester Jean-Pierre FIERENS, en: - Het Nationaal College van Deskundigen Architecten van België, waarvan de zetel gevestigd is aan de Livornostraat 160, bus 2, te 1000 Brussel, vertegenwoordigd door zijn Nationaal Voorzitter, de Heer Luc RIMANQUE, Architect deskundige. wordt overeengekomen wat volgt:
I. Aanbevelingen Organisatie van de deskundigenopdracht
Om de uitvoering van een minnelijk of gerechtelijk deskundigenonderzoek te vergemakkelijken worden de volgende maatregelen aanbevolen:
INHOUDSTAFEL
noab
213
1. Samenstelling van de dossiers De hiernavolgende bepalingen ontslaan de advocaten van de partijen niet van hun verplichting alle stukken mee te delen die zij wensen te gebruiken in het kader van het schadegeval en dit vanaf de inleiding van de rechtszaak. Referentiedossier De advocaat van de eisende partij dient zijn dossier, dat ‘referentiedossier’ wordt genoemd in op de hiernavolgende manier, en nummert elk stuk: inventaris van de stukken; - map 1: procedure; - map 2: contract architect-bouwheer; - map 3: aannemingscontract(en); - map 4: briefwisseling vóór het schadegeval; - map 5: briefwisseling tijdens het schadedossier; - map 6: bestek van de werken; - map 7: plannen; - map 8: processen-verbaal van de werfvergaderingen werfboek; - map 9: diverse stukken. Het is aanbevolen een toelichtingsnota bij te voegen. Aanvullende dossiers Om de deskundige het onnodig doornemen van dezelfde stukken uit dossiers van verschillende partijen te besparen en fotokopiekosten te vermijden, vullen de raadgevers van de andere partijen het referentiedossier aan met de stukken nodig voor hun verdediging. De deskundige voegt bij zijn eerste oproepingsbrief richtlijnen met de voorgaande regels. 2. Mededeling van de dossiers
Het referentiedossier en de aanvullende dossiers worden in minstens twee exemplaren opgemaakt. Het eerste is bestemd voor de deskundige en het andere om rond te gaan tussen de bij de zaak betrokken partijen, voor zover een advocaat niet, op grond van beroepsregelen of traditie, aan elk van de andere partijen een afschrift heeft bezorgd. Deze dossiers worden ten laatste bij de installatievergadering door de advocaten aan de deskundige overhandigd.
3. Verloop van de afhandeling Om de schade te beperken deelt de deskundige het proces-verbaal van vaststelling snel aan de partijen mee en geeft hij de plaats in kwestie ten spoedigste vrij. De deskundige treft de nodige maatregelen om zijn onderzoek zo spoedig mogelijk af te handelen, met respect van de door de rechtbank opgelegde termijnen. In dat opzicht beloven de leden van het Nationaal College van Deskundigen Architecten van België na de installatievergadering geen termijnverlenging te vragen aan de partijen zolang de door de rechtbank opgelegde termijn niet ten einde loopt. Steeds met dezelfde betrachting zullen deskundige en partijen, bij de eerste samenkomst, de volgende modaliteiten overeenkomen: – opstellen van een kalender, met respect voor de in het vonnis opgelegde termijnen. Het gaat met name over de termijnen: - waarbinnen de mogelijk nuttige aanvullende stukken aan de deskundige dienen te worden meegedeeld;
214
noab
INHOUDSTAFEL
- binnen dewelke de deskundige de technische vaststellingen zal uitvoeren (voor zover hij die niet kon doen bij de installatievergadering); waarin de P.V.’s van vergaderingen en het voorverslag aan partijen worden meege deeld; - waarbinnen de partijen hun opmerkingen op de P.V.’s van de vergaderingen en het voorverslag dienen toe te sturen; - Bij de mededeling van elk P.V. van vergadering of van een voorverslag, brengt de des kundige de overeengekomen termijnen voor de mededeling van de opmerkingen van partijen in herinnering. Zodra mogelijk start de deskundige zijn verzoeningspoging. Hij moet daarbij indachtig zijn dat zijn correspondentie hierover een officieel karakter heeft, behoudens een door de deskundige geacteerd akkoord van confidentialiteit tussen alle partijen. De standpunten zijn echter niet bindend en het is bijgevolg mogelijk dat ze achteraf terugkomen op geuite meningen of geformuleerde voorstellen. Indienen van het verslag; - Mededeling van het vonnis aan de deskundige door de advocaat van eisende partij. 4. Praktische schikkingen Voorbereidende vergaderingen vinden in beginsel plaats in het begin van de namiddag op de litigieuze plaats. De datum van afspraak maakt het voorwerp uit van voorafgaand overleg met de raadslieden.
II. Afspraken 1. Eerste advies De leden van het Nationaal College van Deskundigen Architecten van België die de onderhavige conventie onderschrijven geven, indien nodig na een plaatsbezoek, een eerste technisch advies over de opportuniteit om een gerechtelijke procedure te starten. Dit advies maakt het voorwerp uit van een korte nota. Het zal slechts éénmaal kunnen gevraagd worden aan één enkel technisch raadgever. Er zal een forfaitair ereloon van 5.000,- BEF, exclusief BTW aangerekend worden, te verhogen met de eventuele verplaatsingskosten. Dit bedrag wordt elke 1ste januari van het jaar geïndexeerd, met als basis de index van december 2000. De eerste indexering zal doorgaan op 01 januari 2002. De deskundige die een eerste technisch advies heeft gegeven in een zaak zal nadien spontaan niet optreden als gerechtelijk aangesteld deskundige in die zaak. Wel mag hij de partij waaraan hij een eerste advies heeft gegeven verder blijven bijstaan. 2. Gratis advies De leden van het NCDAB die deze conventie onderschrijven leveren gratis bijstand als technisch raadgever aan partijen die kunnen gebruik maken van ofwel een advocaat aan geduid door het Bureau voor Juridische Bijstand, ofwel van juridische bijstand in het kader van de artikels 664 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek. In dit geval zal de begunstigde partij op verzoek van haar advocaat automatisch kunnen beschikken over gratis bijstand van een deskundige. Als schadevergoedingen worden toe gekend aan de partij die hij heeft bijgestaan, zal de deskundige een gemodereerde ereloonstaat kunnen opmaken. De advocaat van de bijgestane partij houdt de deskundige op de hoogte van de afloop van het dossier.
INHOUDSTAFEL
noab
215
3. Erelonen van de deskundige De deskundige maakt zijn ereloonnota’s en eindafrekening op rekening houdend met zijn bekwaamheid, de moeilijkheidsgraad en de duur van de werken die ze uitgevoerd heb ben of zullen uitvoeren en van de waarde van het geschil (artikel 982, 2e alinea van het Gerechtelijk Wetboek). Onder voorbehoud van het recht van de partijen om beroep te doen op juridische bij stand volgens artikel 692 van het Gerechtelijk Wetboek om de kosten van het deskundigenonderzoek ten laste te nemen, zullen de leden van het Nationaal College van Deskundigen Architecten van België aanvaarden dat, als de situatie van de partijen het rechtvaardigen op gemotiveerd verzoek van de advocaat, hun provisie en ereloon achteraf betaald worden, volgens een vooraf op te stellen overeenkomst. Zulkdanig akkoord vormt geen afwijking op wat artikel 984 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt over de mogelijkheid dat de deskundige en de partijen een beroep doen op de rechter om de erelonen van de deskundige te taxeren. Het gaat enkel om een betalingsmodaliteit. Deze bepaling kan ook van toepassing gemaakt worden op de erelonen van de leden van het College indien zij tussenkomen als technisch raadgever. 4. Lijst van de Deskundigen Bij het begin van elk gerechtelijk jaar stuurt de Voorzitter van het NCDAB aan de Nederlandse Orde van Advocaten van Brussel de lijst van deskundigen die de huidige conventie onderschreven hebben. De Nederlandse Orde van Advocaten publiceert deze lijst, evenals de wijzigingen. Deze publicatie gebeurt ter titel van informatie en is niet verplichtend voor haar leden. 5. Klachten Ingeval de deskundige zich niet houdt aan de bovenvermelde richtlijnen kunnen de advocaten van de partijen hun eventuele klacht aan de Nederlandse Orde van Advocaten van Brussel richten, die oordeelt over de noodzaak om ze over te maken aan de Voorzitter van het Nationaal College van Deskundigen Architecten. De deskundigen sturen hun eventuele klachten over de houding van de advocaten aan de Voorzitter van het Nationaal College van Deskundigen, die oordeelt of ze doorgestuurd worden naar de Stafhouder. 6. Aanpassingen Eventuele voorstellen tot aanpassing van de huidige tekst, ingediend vanuit andere Nederlandstalige balies, kunnen alleen doorgevoerd worden mits akkoord van de balie(s) die de tekst al ondertekend heeft (hebben). Het is de bedoeling om tot een éénvormige procedure te komen voor gans Vlaanderen. Gedaan te Brussel, in twee exemplaren, op 13 juni 2000. Voor de Orde van Advocaten bij de Balie te Brussel Meester Jean-Pierre FIERENS Stafhouder van de Orde Voor het Nationaal College van Deskundigen Architecten van België De Heer Luc Rimanque, Nationaal Voorzitter
216
noab
INHOUDSTAFEL
Overeenkomst van 16 juni 2004 tussen de Nederlandse Orde van Advocaten bij de Balie te Brussel en het Instituut voor bedrijfsjuristen OVEREENKOMST BETREFFENDE DE STAGE TUSSEN : De Nederlandse Orde van advocaten bij de balie te Brussel, hier vertegenwoordigd door de Stafhouder, hierna genoemd “de Orde”, EN : Het Instituut voor bedrijfsjuristen, hier vertegenwoordigd door de Voorzitter, hierna genoemd “het Instituut”, WORDT HET VOLGENDE UITEENGEZET : Gelet op het feit dat het voor elk van de partijen van belang is om aan jonge advocaten of bedrijfsjuristen toe te laten een stage te lopen in het andere beroep teneinde hun opleiding en hun praktijkkennis te vervolmaken, Gelet op het feit dat de stages moeten onderworpen worden aan bepaalde voorwaarden, eigen aan de deontologie en de praktijk van het beroep, WORDT BIJGEVOLG HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN : DEFINITIE In huidige overeenkomst, verstaat men onder : r advocaat: elke persoon die ingeschreven is op het tableau van de Orde, op de lijst van de stagiairs, op de EU-lijst van de Orde (E-lijst) of op de B-lijst van de Orde (B-lijst). r advocaat-stagemeester: elke advocaat ingeschreven gedurende minstens vijf jaar op het tableau van de Orde, op de EU-lijst van de Orde (E-lijst) of op de B-lijst van de Orde (B-lijst); r advocaat-stagiair: elke advocaat die tenminste één jaar ingeschreven is op de lijst van de stagiairs en het BUBA attest heeft behaald; r bedrijfsjurist: elke persoon ingeschreven op de ledenlijst van het Instituut; r bedrijfsjurist-stagemeester : elke bedrijfsjurist ingeschreven op de ledenlijst van het Instituut of op de lijst van de vroegere Belgische Vereniging voor Bedrijfsjuristen sedert minstens vijf jaar ; r bedrijfsjurist-stagiair: elke bedrijfsjurist die minder dan drie jaar ingeschreven is op de ledenlijst van het Instituut of op de ledenlijst van de vroegere Belgische Vereniging voor Bedrijfsjuristen; STAGE De advocaten-stagiairs kunnen een stage in een onderneming lopen en de be-
INHOUDSTAFEL
noab
217
drijfsjuristen-stagiairs kunnen een stage lopen bij een advocaat-stagemeester, aan de hierna bepaalde voorwaarden. De professionele rechten en plichten van de advocaten-stagiairs en bedrijfsjuristen-stagiairs worden gedurende de stage niet gewijzigd, tenzij in geval van opschorting van de stage voor de advocaat-stagiair, zoals hierna voorzien. DUUR VAN DE STAGE Voltijdse stages mogen niet langer dan één jaar duren; halftijdse stages mogen niet langer dan twee jaar duren. STAGE IN DE ONDERNEMING Gedurende de stage heeft de bedrijfsjurist-stagemeester ten aanzien van de advocaat-stagiair rechten en plichten gelijk aan die van een advocaat-stagemeester. Hij waakt over de professionele vorming van de advocaat-stagiair. Hij leert hem hoe hij moet antwoorden op de juridische noden van de onderneming, hoe te communiceren met de directie, het personeel, de concurrenten, de cliënten en de leveranciers. De onafhankelijkheid van de advocaat-stagiair wordt gerespecteerd. Tussen de advocaat-stagiair, diens stagemeester aan de balie, en de onderneming wordt een stageovereenkomst gesloten in de hoedanigheid van zelfstandige. Deze overeenkomst bepaalt in ieder geval wie op welke wijze voor de betaling van de door de Orde van advocaten opgelegde minimumvergoedingen instaat. Gedurende de stage mag de advocaat-stagiair de onderneming niet vertegenwoordigen in rechte of anders. Hij ondertekent geen briefwisseling op briefpapier van de onderneming. Hij mag evenmin loontrekkende werknemer van de onderneming zijn. Indien de stage in de onderneming voltijds is moet de advocaat-stagiair conform art.235 van de DRHR een opschorting van zijn stage bij de Orde van Advocaten vragen en bekomen voor de duur van zijn stage in de onderneming. Aan het einde van de stage, stelt de bedrijfsjurist-stagemeester een verslag op dat hij overmaakt aan de Stafhouder van de advocaat-stagiair. STAGE IN HET ADVOCATENKANTOOR Gedurende de stage heeft de advocaat-stagemeester ten aanzien van de bedrijfsjurist-stagiair rechten en plichten gelijk aan die van een advocaatstagemeester ten aanzien van een stagiair aan de balie. Hij waakt over de professionele vorming van de bedrijfsjurist-stagiair. Hij leert hem hoe te communiceren met de cliënten en de tegenpartijen. Hij leert hem ook procedurestukken op te stellen en in het algemeen alle aspecten van het beroep van advocaat. De onafhankelijkheid van de bedrijfsjurist-stagiair wordt gerespecteerd. Tussen de bedrijfsjurist-stagiair, diens werkgever en de advocaat-stagemeester wordt een stageovereenkomst afgesloten. Deze overeenkomst bepaalt in ieder geval wie op welke wijze voor de vergoeding van de bedrijfsjurist-stagiair instaat. De stage in het advocatenkantoor geeft de bedrijfsjurist-stagiair niet het recht de briefwisseling te ondertekenen, noch een handeling te stellen die voorbehouden is aan het beroep van advocaat. De bedrijfsjurist-stagiair kan, zoals advocaten dit kunnen, tijdens de duur van de stage en mits het akkoord van de advocaat-stagemeester, de beroepsopleidingscyclus die de Orde voor haar stagiairs organiseert, geheel of ten dele volgen.
218
noab
INHOUDSTAFEL
GEMEENSCHAPPELIJKE COMMISSIE ORDE – BEDRIJFSJURISTEN Er wordt een commissie samengesteld, die bestaat uit twee leden van de Orde en twee leden van het Instituut. De commissie heeft als opdracht de praktische problemen op te lossen die zich gedurende de organisatie van de stages voordoen. De commissie is eveneens belast met het coördineren van de stagemogelijkheden, de informatie voor geïnteresseerden en met het waken over het verloop ervan. CONFIDENTIALITEIT EN BEROEPSGEHEIM De advocaten-stagiairs en de bedrijfsjuristen-stagiairs zijn tijdens de stage en ook daarna gehouden tot de confidentialiteit en het beroepsgeheim van beide beroepen, over de feiten en rechtszaken waarvan ze kennis kregen naar aanleiding van hun stage. Deze confidentialiteit en dit beroepsgeheim zullen in dezelfde mate gedeeld en gerespecteerd worden door zowel de advocaatstagemeester als de bedrijfsjurist-stagemeester. DUUR Onderhavige overeenkomst geldt voor onbepaalde duur vanaf 16 juni 2004. Ze kan opgezegd worden door elk van de partijen mits inachtneming van een opzegtermijn van 3 maanden betekend per aangetekende brief. Opgemaakt te Brussel, in twee exemplaren, op 16 juni 2004. voor het Instituut voor bedrijfsjuristen, Pascal De Roeck, Voorzitter. voor de Nederlandse Orde van advocaten bij de balie te Brussel, Bertrand Asscherickx, Stafhouder.
INHOUDSTAFEL
noab
219
Protocol Balie Brussel / Hof van Beroep Brussel, ondertekend op 30 juni 2010
220
noab
INHOUDSTAFEL
Protocol Balie Brussel / Instituut voor de Bedrijfsjuristen, ondertekend op 27 september 2010
236
noab
INHOUDSTAFEL
Protocol akkoord overleg Brusselse Ordes, ondertekend op 21 juni 2011
INHOUDSTAFEL
noab
243
Protocol Balie Brussel / Politierechtbank Brussel, ondertekend op 22 december 2011
248
noab
INHOUDSTAFEL
HOOFDSTUK 09 Reglementen van de noab en balie brussel Het kleine kantoor Reglement op de ondersteuningsdienst goedgekeurd op de vergadering van de Raad van de NOAB van 12 september 2011
Vooraf 1. Situering Ongeveer een derde van de advocaten die lid zijn van de NOAB werkt niet in een professioneel associatieverband. Een poging het kleine kantoor te definiëren kan echter niet volstaan met een verwijzing naar de aanwezigheid of het ontbreken van een vennootschapsstructuur, naar het aantal advocatenvennoten en medewerkers of naar het omzetcijfer. Het kleine kantoor, meestal bestaande uit een alleenwerkende advocaat of uit een kantoorstructuur van enkele advocaten die kosten delen, onderscheidt zich in het bijzonder (ook) door de aard van de cliënten (de man in de straat en kleine ondernemingen), de aard van de behandelde zaken (dagdagelijkse problemen, vaak in verband met familierecht, burgerlijk recht en strafrecht, die aanleiding geven tot geschillen met een relatief geringe inzet), de laagdrempeligheid en het zeer frequente contact met de rechtbanken. Het kleine kantoor ziet zich, vooral in een stedelijke omgeving, geconfronteerd met specifieke problemen die rechtstreeks verband houden met de net vermelde criteria, bijvoorbeeld met weinig vermogend of onvermogend cliënteel of met ereloonbetwistingen in zaken met een geringe inzet. Kleine kantoren evolueren en in bepaalde omstandigheden zal het kleine kantoor gediend zijn met ondersteuning door een advocaat-medewerker ad interim. 2. Nood aan ondersteuning van het kleine kantoor door medewerkers ad interim In een advocatencarrière kan zich de situatie voordoen dat de werklast tijdelijk te groot wordt, bij voorbeeld ten gevolge van een plotse exponentiële groei van het cliënteel en/of het aantal zaken en/of ten gevolge van een verminderd prestatievermogen van de advocaat, wanneer die andere taken op zich moet of mag nemen. De advocaat kan geconfronteerd worden met een werkvolume dat hij niet alleen aankan, maar dat toch onvoldoende blijft om voltijds een medewerker te zoeken. Anders dan de leden van de grote structuren die voor dat probleem in de regel kunnen terugvallen op een intern kantoornet, staat de alleenwerkende advocaat of de advocaat die deel uitmaakt van een kleine structuur er vaak alleen voor. Enerzijds is in die gevallen het aanbod van de vervangings-dienst te gering, terwijl, anderzijds, het aantrekken van een vaste medewerker (nog) niet opportuun of mogelijk is. De Raad van de NOAB heeft zich daarom tot doel gesteld om naast de ver-
256
noab
INHOUDSTAFEL
vangingsdienst voor haar leden een ondersteunings- of interimdienst te organiseren. Het kleine kantoor moet zich – op eigen initiatief of op aanraden of instructie van de Stafhouder, nadat deze de betrokkene heeft gesproken naar aanleiding van een dossier door de Orde geopend in het kader van het knipperlichtensysteem 1 – kunnen wenden tot een advocaat die bereid is ad interim te werken, als tijdelijke medewerker. Soms zal niet (alleen) een medewerker, maar (ook) een coach of mentor 2 de nodige onder-steuning kunnen bieden. 3. Tijdelijke samenwerking in het kader van de ondersteuningsdienst De kandidaat-advocaat-tijdelijke-medewerker zal zich op het private luik van de baliewebsite kenbaar maken via een lijst, met vermelding van - onder meer - een beknopt cv, voorkeurmateries, beschikbaarheid en tarieven. Het systeem steunt op keuzevrijheid, wederzijds vertrouwen, vertrouwelijkheid, et cetera. Beide partijen – het kleine kantoor, de dominus litis, enerzijds, en de medewerker ad interim, anderzijds – verbinden zich ertoe het reglement op de ondersteuningsdienst te respecteren.
Reglement Er kan beroep gedaan worden op de ondersteuningsdienst op vrijwillige basis of op aanraden of instructie van de Stafhouder. De beide partijen die beroep doen op de ondersteuningsdienst, zowel de advocaat dominus litis, als de advocaat medewerker ad interim, onderschrijven het volgende reglement : Artikel 1
Omschrijving opdracht
De opdrachtgever verleent opdracht aan de opdrachtnemer, die aanvaardt, tot juridische medewerking in dossiers van de opdrachtgever. Hieronder wordt o.a. verstaan : een dossier juridisch analyseren, opstellen van akten (dagvaarding, verzoekschrift, conclusie, advies…), briefwisseling opvolgen, demarches op de griffies, dossiers pleiten. Dit alles gebeurt onder toezicht en met akkoord van de opdrachtgever. Artikel 2
Plaats en wijze van uitvoering
Artikel 3
Vergoeding
Behoudens anders overeengekomen, zullen de werkzaamheden gebeuren vanuit het kantoor van de dominus litis. De opdrachtnemer is vrij zijn werkzaamheden naar eigen inzicht in te richten en uit te voeren doch in overleg met de dominus litis.
De opdrachtnemer ontvangt van de opdrachtgever een uurvergoeding bepaald in overleg, met een minimum van 50 € per gepresteerd uur. De verplaatsingsvergoeding wordt bepaald op 0,4 €/km. Overzicht en afrekening van de prestaties en kosten gebeurt minstens één maal per maand.
INHOUDSTAFEL
noab
257
Artikel 4
Loyaliteit
De opdrachtnemer zal geen cliënteel van de dominus litis afwerven tijdens of naar aanleiding van de uitvoering van zijn opdracht. Artikel 5
Vrijwaring
De dominus litis vrijwaart de opdrachtnemer ten aanzien van dw e cliënten van enige beroepsaansprakelijkheid voor de uitvoering van opdrachten die onder zijn toezicht en met zijn goedkeuring zijn gebeurd.
Toelichting 1 Om de Stafhouder toe te laten tijdig preventief op te treden, zal het knipperlichtensysteem aangepast en verfijnd worden. Op basis van een tabel met knipperlichten van uiteenlopend gewicht poogt de NOAB advocaten in problemen te detecteren en hen te helpen voor het te laat is. Knipperlichten zijn onder andere : niet betalen van de bijdrage aan de Orde, onbeantwoord laten van meerdere opeenvolgende brieven van de Stafhouder, oneigenlijk gebruik van de rekening derden, collectieve schuldenregeling, beslag. In de mate van het mogelijke, wordt gepoogd de dossiers buiten de tuchtrechtelijke context te houden ; de eindbeslissing ligt bij de Stafhouder. De ondersteuningsdienst kan in bepaalde gevallen de oplossing zijn voor het kleine kantoor. 2 De Raad van de NOAB zal haar leden bovendien informatie ter beschikking te stellen in verband met coaching, loopbaancoaching, zowel als kantoorcoaching, al dan niet door confraters. Een coach kan de advocaat bijstaan in geval van ziekte of zwangerschap, een aanmodderende confrater begeleiden of een advocaat met een goed draaiend kantoor tips geven om nog beter te werken. De coach runt het kantoor niet. Indien verdergaande bijstand vereist is, dan wordt deze georganiseerd in samenspraak met de Orde.
258
noab
INHOUDSTAFEL
Samenwerking COm (Centrum voor ondernemingen in moeilijkheden) en NOAB
Bijzonder reglement dat de voorwaarden bepaalt van deelname van advocaten van de NOAB aan de Dienst voor Bijstand aan Ondernemingen in Moeilijkheden Artikel 1
De advocaten van de Dienst voor Bijstand verlenen hun medewerking aan ondernemingen in moeilijkheden: - in het kader van het Bureau voor Juridische Bijstand: aan ondernemers (fysieke personen); - met tussenkomst van het Centrum voor ondernemingen in moeilijkheden (COm) van de Kamer van Koophandel en Nijverheid van Brussel ( BECI) : aan ondernemers-fysieke personen die geen beroep kunnen doen op juridische bijstand alsook aan kleine en middelgrote ondernemingen, die zich in moeilijkheden bevinden en gelegen zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Artikel 2
Wanneer de aanvraag tot bijstand uitgaat van het COm - moet deze gerechtvaardigd zijn door een objectieve urgentie en de onmogelijkheid om de erelonen van een advocaat te betalen; - is de bijstand van een advocaat beperkt tot volgende prestaties: één of meerdere consultaties, één of meerdere verschijningen voor de Kamer van handelsonderzoeken, de Rechtbank van Koophandel of de Arbeidsrechtbank, en contacten met schuldeisers met het oog op een minnelijke regeling. Daarenboven mag de bijstand niet langer dan 8 weken duren, tenzij met uitzonderlijke toestemming van de Stafhouder of de verantwoordelijke voor de bijstand, noch leiden tot een toekenning van meer dan 10 punten (overeenkomstig de puntenlijst in het kader van de juridische bijstand); - wordt de vergoeding volgens de toegekende punten door het COm aan de advocaat uitbetaald, a rato van 25€ per punt.
Artikel 3
De Dienst voor Bijstand aan Ondernemingen in Moeilijkheden (hierna, de “Dienst voor Bijstand”) is samengesteld uit maximum 30 advocaten, lid van de NAOB. De leden ervan worden aangewezen door de Raad van de Orde uit advocaten, ingeschreven op de lijst van de tweedelijnsbijstand met een goede kennis van het recht betreffende ondernemingen in moeilijkheden. Kan als voldoende kennis worden beschouwd: de praktijk in deze materie gedurende tenminste 5 jaar, verbonden zijn aan een kantoor dat werkzaam is in deze materie, houder zijn van een diploma in deze materie of door bijdragen te hebben geleverd aan gespecialiseerde publicaties over deze materie of het volgen van specifieke opleidingen. De Dienst voor Bijstand wordt geleid door de verantwoordelijke voor de bijstand aangewezen door de Raad van de Orde. Hij is een advocaat van de NOAB.
Artikel 4
De Dienst voor Bijstand werkt op basis van een dagelijkse permanentielijst, opgesteld bij de aanvang van elk trimester.
INHOUDSTAFEL
noab
259
Artikel 5
Gaat de aanvraag tot bijstand uit van het COm, dan wordt - het aanvraagformulier rechtstreeks per post of fax door het COm aan de advocaat gestuurd die op dat ogenblik de wachtdienst vervult; - door de advocaat na de bijstand een eindverslag dat wordt overgemaakt aan de Verantwoordelijke voor de Bijstand; dit eindverslag bevat een korte beschrijving van de bijstand en de tijd die hieraan werd besteed en alle andere informatie die de verantwoordelijke voor de bijstand vraagt op te geven; - het eindverslag goedgekeurd door de door de Verantwoordelijke voor de Bijstand en door hem aan het COm gericht.
Artikel 6
Een kwaliteitscontrole kan op elk moment, op initiatief van de Verantwoordelijke voor de Bijstand of zijn vertegenwoordiger, worden uitgevoerd. Deze controle gebeurt onder de vorm van een steekproef van diverse behandelde dossiers.
Artikel 7
De leden van de Dienst voor Bijstand kunnen door de Verantwoordelijke voor de Bijstand worden uitgenodigd om een voortgezette opleiding te volgen en deel te nemen aan vergaderingen die georganiseerd worden door de bijstandsdienst. Het doel van deze vergaderingen is informatie uitwisselen, het onderzoeken van wettelijke bepalingen en reglementen en de weerslag ervan in de rechtspraak, alsook vergelijkende studie. Deze opleiding kan in aanmerking komen voor de aanwijzing van de leden van de Dienst voor Bijstand. Goedgekeurd door de Raad van de Orde in vergadering van 4 april 2011
Toelichting: Centrum voor Ondernemingen in moeilijkheden (COm) : de dienst voor bijstand aan ondernemingen in moeilijkheden Het COm is een openbare dienst en werd in 2005 opgericht door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, op initiatief van de Kamer van Handel en Nijverheid van Brussel (waarvan de nieuwe naam luidt ‘Brussels Enterprises COmmerce and Industry’, afgekort “BECI”). Het COm heeft als doelstelling zelfstandigen en bedrijfsleiders van KMO’s met de hulp van specialisten bij te staan om moeilijkheden te voorkomen, de evaluatie van hun activiteiten en hun professionele situatie te maken, alsook nieuwe pistes te vinden voor het oplossen van hun problemen. Het COm geeft 24u per dag Tele-Advies voor ondernemers, het betreft hier hoofdzakelijk psychologische ondersteuning.(telefoonnummer 0800 99 978) Daarnaast heeft het COm een adressenboekje ter beschikking met 212 nuttige professionele contacten om onvoorziene omstandigheden en professionele moeilijkheden de baas te kunnen. Dit adresboekje ligt ter beschikking op het secretariaat van het Bureau voor Juridische Bijstand ( regentschapsstraat 63, verdieping – 1)
Het partnerschap met het COm De oprichting van een dienst voor bijstand aan ondernemingen in moeilijkheden is ontstaan uit twee vaststellingen. Ten eerste is de juridische tweedelijnshulp, zoals voorzien bij Wet
260
noab
INHOUDSTAFEL
van 23 november 1998, enkel
toegankelijk voor natuurlijke personen.
Daarenboven
geven bedrijfsleiders meestal weinig prioriteit aan het zoeken van aangepaste juridische middelen, die hen kunnen toelaten om het hoofd te bieden in moeilijk situaties.
Gratis bijstand van een advocaat Ondernemers die niet over de middelen beschikken om het ereloon van een advocaat te betalen en die zich in een situatie bevinden van objectieve urgentie worden door het COm naar een advocaat doorverwezen die deel uitmaakt van de permanentie voor de dienst voor bijstand aan ondernemingen in moeilijkheden.
Urgente situaties De criteria die bepalend zijn voor de urgentie van een situatie zijn ondermeer de volgende : het niet-betalen van schuldeisers van de overheidsdiensten (RSZ, BTW, voorafbetaling, belastingen), verbreking van de handelshuur, uitdrijving, een dagvaarding door een belangrijke leverancier, een verstekvonnis, een beslag, een dagvaarding in of vonnis van faillietverklaring, een oproeping voor de Kamer van handelsonderzoeken, slechte verstandhouding onder vennoten, verlamming door sociale partners, een aanzienlijk verlies aan sociaal kapitaal, het weigeren van kredietlijnen of blokkeren van de bankrelatie, schadegeval m.b.t. voorraad of materieel, verlies van een essentieel contract (goedkeuring, licentie) enz.
De tussenkomst van een advocaat Binnen de beperkende voorwaarden van de urgentie, is de gratis bijstand van de advocaat ook nog in tijd beperkt tot 6 weken (met mogelijkheid om deze in geval van noodzaak tot 8 weken te verlengen). Is verdere tussenkomst van een advocaat evenwel nog nodig, dan moet het bedrijf instaan voor de betaling van de erelonen. Deze looptijd (6 tot 8 weken) werd bepaald in functie van het soort prestaties dat in het algemeen moet worden geleverd : consultatie, onderhandeling met de schuldeiser, verschijning voor de Kamer van handelsonderzoeken, voor de Rechtbank van Koophandel of voor de Arbeidsrechtbank teneinde betalings¬modaliteiten te bekomen.
De vergoeding van de advocaat De prestaties worden vergoed overeenkomstig de “puntenlijst” die toegepast wordt inzake juridische bijstand , ten belope van 25 € per punt. De vergoeding wordt rechtstreeks aan de advocaat betaald door het COm, na goedkeuring van zijn eindrapport door de coördinator van de dienst voor bijstand aan ondernemingen in moeilijkheden.
Voorwaarden voor deelname De voorwaarden voor deelname werden vastgelegd in het Bijzonder Reglement dat in bijlage wordt gevoegd, en goedgekeurd werd door de Raad van de Orde op 4 april 2011. Voor alle verdere inlichtingen kan u contact opnemen met :
[email protected]
INHOUDSTAFEL
noab
261
Reglement van de Balie van Brussel inzake verhuur van toga’s 1. In de vestiaire kunnen toga’s worden gehuurd voor een prijs van 2 EUR per dag; 2. De toga moet vóór de sluitingsuren van de vestiaire worden teruggebracht; 3. Elke dag dat de toga niet wordt teruggebracht is een bijkomende vergoeding van 2 EUR verschuldigd; 4. Bij gebreke aan betaling zal de Stafhouder bevoegd voor de betrokken advocaat deze advocaat oproepen; 5. Blijft de advocaat bij gebreke om de vergoeding te betalen dan zal de betrokken Orde overgaan tot invordering van de vergoeding; 6. Ondertussen kan deze advocaat geen toga meer uitlenen. Het reglement is van toepassing vanaf 1 april 2012.
262
noab
INHOUDSTAFEL
HOOFDSTUK 10 resoluties, aanbevelingen, beginselverklaringen en moties Resulutie van de NOAB inzake beroepsgeheim en strafrechtelijke onderzoeken 1. Het beroepsgeheim van de advocaat vormt een fundamentele pijler van het recht van verdediging en van het recht op eerbiediging van het privéleven en, aldus, van de rechtsstaat. Dit werd recent nog beklemtoond door de Raad van Europa alsook door verschillende arresten van het Grondwettelijk Hof en van het Europees Hof voor de rechten van de mens. 2. De Orde is bekommerd om een correcte toepassing van de regels die gelden ten aanzien van advocaten(kantoren) bij de uitoefening van een strafrechtelijk onderzoek en in het bijzonder bij huiszoeking. Het mag worden vereist dat de onderzoeksrechter hierbij persoonlijk aanwezig is en het is absoluut noodzakelijk dat via de tussenkomst van de Stafhouder mede gewaakt wordt over de principiële niet-beslagbaarheid van stukken die vallen onder het beroepsgeheim. Zo de eindbeslissing hem niet toekomt, zal de Stafhouder in voorkomend geval bezwaar opperen en dit uitdrukkelijk laten acteren. De Orde drukt in dit verband haar bezorgdheid uit omtrent te ruime inbeslagnames, waardoor voor de onderzoeksrechter en de speurders een kennis ontstaat van beschermde vertrouwelijke informatie, die een onderzoek kan besmetten. Om die reden pleit de Orde voor een wetgevend voorschrift om in geval van bezwaar van de Stafhouder de beoordeling van de beslagbaarheid te onderwerpen aan een onafhankelijke instantie, zonder dat de onderzoekers kennis hebben kunnen nemen van deze stukken. De inverdenkingstelling van de advocaat of het advocatenkantoor kan niet als middel gebruikt worden om het beroepgeheim te doorprikken. Uiteraard begrijpt de Orde dat het beroepsgeheim niet kan worden ingeroepen wanneer ten aanzien van de advocaat ernstige aanwijzingen bestaan van (mede)daderschap of medeplichtigheid aan een misdrijf. Zij vraagt evenwel de onderzoeksrechters om deze zwaarwichtige voorwaarde strikt te hanteren en in zulke gevallen het beslag ook te beperken tot hetgeen strikt noodzakelijk is in het licht van de bewijsvoering. 3. De Orde is van oordeel dat, wanneer een advocaat geroepen wordt om te getuigen in rechte - wat hij overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek vanuit strafrechtelijk oogpunt vrij kan doen – hij op grond van zijn deontologie het beroepsgeheim dient te eerbiedigen. Wanneer ten aanzien van de advocaat zelf verdenkingen worden geuit, kan uiteindelijk sprake zijn van een noodzakelijke afweging van het recht van verdediging en van het beroepsgeheim. Bij die afweging is het passend dat overleg wordt gepleegd met de stafhouder, die rekening kan houden met de graad en de ernst van de verdenking, met de stand van de strafprocedure, het recht van de betrokken partijen en met de eerbied van de vertrouwensband met de cliënt. 4. Tenslotte roept de Orde op tot een serene en zorgvuldige omgang met perscommunicatie. In dit verband is te beklemtonen dat advocaten niet onder-
INHOUDSTAFEL
noab
263
worpen zijn aan het geheim van het strafrechtelijk onderzoek. De communicatie door de advocaat betreft enkel het beroepsgeheim, waarbij de advocaat slechts kan communiceren wanneer dit in het belang is van zijn cliënt en met diens akkoord. Daarbij is het passend dat, indien mogelijk, vooraf met de Stafhouder wordt overlegd. De gerechtelijke overheden dienen van hun kant ernstig toe te zien op de naleving van de aan het geheim van het onderzoek gekoppelde waarden van het vermoeden van onschuld, de rechten van verdediging van de inverdenkinggestelde, het slachtoffer en derden, het privéleven en de waardigheid van personen. Dit zou moeten toelaten de niet aflatende stroom van lekken in te dijken en te vermijden dat advocaten bepaalde ontwikkelingen in een strafproces moeten vernemen via de pers. Goedgekeurd door de Raad van de Orde in vergadering van 15 maart 2010
Resolutie van de NOAB in verband met de machtiging tot het voeren van de titel van ere-advocaat Gelet op artikel 436 van het Gerechtelijk Wetboek waarbij aan de Raad van de Orde de bevoegdheid wordt gegeven om advocaten die tenminste tien jaar, of minder in uitzonderlijke omstandigheden voor een kortere termijn, zijn ingeschreven op het tableau van de Orde, te machtigen om de titel van ereadvocaat te voeren; Gelet op artikel 289 van de Codex 2009 waarin de vereisten worden bepaald waaraan de ere-advocaat moet voldoen bij het voeren van de titel van ereadvocaat; Gelet op het feit dat de Codex 2009 niet bepaalt onder welke voorwaarden de machtiging wordt verleend om de titel van ere-advocaat te voeren daar de Raad van de Orde hierover soeverein oordeelt binnen de grenzen bepaald door artikel 436 van het Gerechtelijk Wetboek; Dat het gepast voorkomt om aan te geven waaraan de Raad van de Orde belang hecht bij de beslissing over de machtiging om de titel van ere-advocaat te voeren; Wordt door de Raad van de Orde van de NOAB op de zitting van 15 maart 2010 volgende resolutie aangenomen : 1. De Raad van de Orde onderzoekt voor elke advocaat die bij zijn/haar weglating tenminste tien jaar op het tableau is ingeschreven of hij of zij in aanmerking komt voor een machtiging om de titel van ere-advocaat te dragen. 2. De Raad van de Orde onderzoekt elke aanvraag van een advocaat die wordt weggelaten van het tableau om machtiging om de titel van ere-advocaat te dragen op een volgende vergadering na het verzoek van de betrokken advocaat. 3. Bij het verlenen van de machtiging houdt de Raad van de Orde rekening met de beroepsactiviteiten van de advocaat gedurende de tijd die hij aan de balie heeft doorgebracht en sinds hij de balie heeft verlaten.
264
noab
INHOUDSTAFEL
4. In principe dient een advocaat aan de volgende voorwaarden te voldoen om in aanmerking te komen voor een machtiging: a. geen strafrechtelijke veroordeling, die de waardigheid van het beroep aantast of heeft aangetast, te hebben opgelopen en die op het ogenblik van de beslissing is opgenomen in zijn strafregister of op het ogenblik van de beslissing het voorwerp uitmaakt van een strafrechtelijk onderzoek; b. niet het voorwerp zijn geweest van een tuchtsanctie; c. het beroep van advocaat op een confraternele en onberispelijke wijze te hebben uitgeoefend. 5. De Raad van de Orde kan, indien een gewezen advocaat niet voldoet aan één van de voorwaarden, oordelen de machtiging vooralsnog te verlenen wegens redenen eigen aan de betrokken advocaat of aan de ernst van de zaak. Goedgekeurd op de Raad van de Orde in vergadering van 15 maart 2010
Resolutie van de NOAB betreffende de samenwerking van advocaten met niet-advocaten binnen een advocatenkantoor en vermelding of publiciteit aangaande de rol en activiteiten van deze niet-advocaten Een advocatenkantoor bestaat uit méér dan alleen maar advocaten. Er zijn de secretarissen en secretaressen, receptionist(e), kennisbeheerder, bibliothecaris… Sommige advocatenkantoren zetten deze medewerkers ook op hun website, andere niet. In sommige gevallen werken advocaten ook met zogenaamde paralegals of andere al dan niet juridisch gevormde interne medewerkers. Denken we maar aan een kantoor gespecialiseerd in begeleiding van ondernemingen in moeilijkheden dat een boekhouder in dienst heeft voor het boekenonderzoek van de betrokken ondernemingen, of aan een kantoor gespecialiseerd in voorlopige bewinden dat een maatschappelijk werker engageert om de advocaten bij te staan bij de dienstverlening aan de beschermde personen. De Raad van de Orde vaardigde op 20 juni 2011 een resolutie uit om aan te geven wat mag en wat niet mag in deze vormen van interne samenwerking met niet-advocaten. De advocatenkantoren mogen alleszins niet de indruk wekken dat ze ook andere dan advocatendiensten aanbieden. De betrokken medewerkers mogen geen adviezen geven over de rechtspositie van de cliënt. Hun aanwezigheid op kantoor mag wel, onder bepaalde voorwaarden, ter kennis van het publiek worden gebracht.
Gelet op het feit dat er is vastgesteld dat een aantal advocatenkantoren op hun webstek de identiteit vermelden van een aantal niet-advocaten met bijgaande foto, cv en beschrijving van hun activiteiten. Dat derhalve de vraag rijst of een advocatenkantoor, weze het op de webstek of middels andere door het kantoor verspreide documentatie, melding en publiciteit mag maken voor de diensten van niet-advocaten. Dat hierbij wellicht het onderscheid dient te worden gemaakt tussen personen waarvan gesteld wordt dat zij het cliënteel kunnen bijstaan en personen mid-
INHOUDSTAFEL
noab
265
dels wiens vermelding duidelijk wordt gemaakt dat het gaat om een administratieve kracht die de praktijk ondersteunt. Wordt door de Raad van de Orde in vergadering van 20 juni 2011 volgende resolutie aangenomen: 1. In een advocatenkantoor mogen niet-advocaten (al dan niet jurist) enkel een ondersteunende rol hebben en mogen zij dus niet rechtstreeks of op autonome wijze hun diensten aanbieden of verlenen aan het cliënteel. Zo kan een kantoor gebruik maken van de diensten van een boekhouder om de praktijk te ondersteunen (vb. faillissement praktijk) doch niet op autonome manier boekhoudingactiviteiten aanbieden. 2. In een advocatenkantoor mogen niet-advocaten geen advies verlenen dat de bepaling van de rechtspositie van de cliënt inhoudt. Zij mogen geen correspondentie voeren (inclusief email) over de rechtspositie van de cliënt en in het algemeen alles wat valt onder de juridische dienstverlening door het kantoor. 3. De indruk mag niet worden gewekt dat het advocatenkantoor diensten aanbiedt die het als advocatenkantoor niet kan aanbieden (vb. boekhouding). 4. De indruk mag niet worden gewekt dat niet-advocaten, zelfs niet indien deze diensten worden aangeboden buiten het kantoor om (vb. geen verwijzing op de website naar de activiteiten van de boekhouder, die halftijds voor kantoor zou werken en halftijds voor eigen rekening), prestaties die niet tot de advocatenpraktijk behoren aanbieden. 5. Op de website of andere documentatie over het kantoor moet duidelijk een onderscheid worden gemaakt tussen advocaten en niet-advocaten, zodat derden zonder moeite kunnen zien wie de advocaten zijn en wie niet. Zij worden bijgevolg niet vermeld tussen de advocaten doch wel onder een aparte hoofding. 6. De benaming van het advocatenkantoor mag in geen geval een verwijzing inhouden naar de namen van personen actief binnen het advocatenkantoor als niet-advocaat. Goedgekeurd door de Raad van de Orde in vergadering van 20 juni 2011.
Aanbeveling met betrekking tot de relatie tussen advocatenkantoren - vennoten en medewerkers en de rechten op clienteel, dossiers en knowhow Het aantal samenwerkingsverbanden, groeperingen en geïntegreerde associaties (hierna gezamenlijk “advocatenkantoren” of “kantoren” genoemd) neemt overhand toe. In vrijwel alle advocatenkantoren en ook bij individuele advocaten, zijn er stagiairs en medewerkers werkzaam. Met de stagiairs wordt een stagecontract ondertekend. De voorwaarden en modaliteiten van de samenwerking tussen kantoren of vennoten en-medewerkers worden echter op de meest uiteenlopende wijze vastgelegd in overeenkomsten die heel summier kunnen zijn of ook zeer gedetailleerd, en soms worden opgenomen in een “office manual”. Deze overeenkomsten hebben bijna alle betrekking op de concrete “werkomstandigheden” (kantoorruimte, secretariaat, PC en communicatiemiddelen),
266
noab
INHOUDSTAFEL
prestaties (full-time of niet) en de bepaling van het ereloon (forfaitair/ per dossier / per uur) enz.. In de meeste gevallen wordt evenwel niet bepaald of de cliënten (al of niet door de medewerker aangebracht), beschouwd worden als cliënten van het kantoor of van een vennoot, ook niet wanneer de medewerker een (extra) vergoeding ontvangt voor de aanbreng van cliënteel. Evenmin wordt vastgelegd aan wie de knowhow (o.m. dossiers, memoranda, standaard- contracten en documenten , adviezen (via briefwisseling of e-mail), overzichten van rechtsleer en/of rechtspraak , presentaties ) die tegenwoordig meestal elektronisch wordt opgeslagen, toebehoort en/of wie over eventuele auteursrechten op deze knowhow beschikt en welk gebruik er door een medewerker mag van gemaakt worden o.m. wat door een medewerker op zijn eigen PC of die van het kantoor en/of elders mag worden opgeslagen en/of wat op enige wijze eventueel gekopieerd mag worden .. Daarnaast wordt slechts zelden vooraf afgesproken wat de rechten en plichten zijn van de medewerker, c.q., het kantoor, bij het vertrek van een medewerker, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van het kantoor, al dan niet samen met andere medewerkers, al dan niet om een eigen praktijk op te zetten of een kantoor te stichten, of om zich aan te sluiten bij een ander kantoor, of met het oog op een andere loopbaan. Partijen bepalen zelden of de medewerker bij vertrek over knowhow, zoals hoger bepaald, die aan het kantoor toebehoort mag beschikken en aan welke voorwaarden . Evenmin bepalen partijen wie de cliënten (die de medewerker heeft bijgestaan - alleen of samen met een vennoot) informeert over het vertrek van de medewerker, de wijze waarop dit moet geschieden, de timing, enz., Dit alles leidt vaak tot betwistingen die aan de Stafhouder ter beoordeling worden voorgelegd en veelal uitmonden in de aanstelling van een bemiddelaar of arbiter. Deze personen hebben heden geen leidraad die kan bijdragen tot enige rechtszekerheid bij het minnelijk beslechten van geschillen tussen confraters over aanspraken op cliënten(dossiers) en knowhow. Om deze redenen heeft een door de Stafhouder aangestelde werkgroep bestaande uit (gewezen) leden van de raad van de Orde en behorende tot diverse kantoren (zelfstandig, filiaal van een buitenlands kantoor, kleinere kern, of kantoor van enige omvang) gemeend aan de Stafhouder de volgende aanbeveling te kunnen doen en het aan hem over te laten op welke wijze hij met deze aanbeveling wenst om te gaan.
AANBEVELING Met het oog op een goede samenwerking tussen advocatenkantoren, resp. vennoten en hun medewerker(s) en de vereiste duidelijkheid over hun wederzijdse rechten en plichten, verdient het aanbeveling dat partijen niet enkel de materiële en financiële voorwaarden en modaliteiten van hun samenwerking schriftelijk overeenkomen, maar ook onderling het volgende bepalen :
INHOUDSTAFEL
noab
267
° de status van de clienteel en de dossiers en de correspondentie die op deze cliënteel betrekking hebben, ° wat als knowhow van het kantoor of de venno(o)t(en), of, anderzijds van de medewerker wordt beschouwd en welke de afspraken zijn m.b.t. auteursrechtelijke beschermde knowhow ;welke inzage en welk gebruik, waaronder opslaan en kopie , de medewerker heeft en mag maken van deze knowhow zowel tijdens de samenwerking als bij vertrek , om welke reden ook. Hierbij moeten partijen rekening houden met enerzijds het recht van de cliënt om een beroep te kunnen doen op een advocaat naar keuze en anderzijds de wettelijke bepalingen m.b.t. intellectuele eigendomsrechten, in het bijzonder auteursrechten ,met betrekking tot de knowhow, alsook met de desbetreffend tussen partijen gemaakte afspraken . Daarnaast is het ook nuttig dat partijen op voorhand of minstens bij de aankondging van het vertrek van een medewerker, schriftelijk overeenkomen wie de cliënten informeert en op welke wijze en volgens welke timing, en zo nodig een onderscheid maken tussen de cliënten die de medewerker, zelf of samen met andere vennoten of medewerkers heeft geadvizeerd of bijgestaan, en cliënten van het kantoor / de venno(o)t(en) waarvoor de medewerker geen werk heeft gepresteerd. Voorgaande aanbevelingen gelden ook, mutatis mutandis, voor de “salaried partner” en zelfs voor vennoten onderling. Wanneer partijen geen schriftelijke overeenkomst hebben gesloten met betrekking tot voorgaande elementen, moeten de rechten van partijen, onverminderd eventuele bijzondere wettelijke bepalingen terzake, afgeleid worden uit wat het gerechtelijk wetboek of de deontologie inzake “kiesheid” aan advocaten gebiedt Hierbij moet rekening worden gehouden met enerzijds de vrije keuze van advocaat (en het recht van de cliënt om de relatie met de advocaat te beëindigen, zoals onlangs nog bevestigd in een cassatie arrest van 17 februari 2011) en, anderzijds, de bescherming van de “investering” van een advocaat of advocatenkantoor in de opgebouwde knowhow en documentatie, onder welke vorm ook. Enkel die knowhow en documentatie die betrekking heeft op de cliënt die een beroep blijft doen op een advocaat die als medewerker of vennoot, een advocaat of advocatenkantoor verlaat, om welke reden ook, mag door de vertrekkende advocaat worden meegenomen. De advocaat of het advocatenkantoor dat de beroepsaansprakelijkheid blijft dragen voor de bijstand aan een cliënt die kiest voor deze van een vertrekkend advocaat, mag kopie behouden van alle stukken die nuttig zijn voor de bescherming van de eigen beroepsaansprakelijkheid. Vanzelfsprekend mag de vertrekkende advocaat alle andere door hem/haar zelf opgebouwde knowhow en documentatie meenemen, met enkel kopierecht voor de advocaat of het advocatenkantoor dat hij verlaat, indien deze(n) ook hebben bijgedragen tot de opbouw van deze knowhow en documentatie. Commissie Associaties NOAB Aanbeveling goedgekeurd door de Raad in vergadering van 20 juni 2011
268
noab
INHOUDSTAFEL
Diversiteit beginselverklaring NOAB VOORWOORD Diversiteit is één van de grondslagen van de samenleving en van de rechtsorde die daarin gestalte kan krijgen. Het is een voorwaarde voor een evenwichtige open maatschappij waar iedereen zich kan verwezenlijken. Diversiteit in een beroep is een voorwaarde opdat het beroep de sterkste elementen in alle delen van de maatschappij kan aantrekken. VERKLARING De Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten bij de Balie te Brussel verklaart de diversiteit binnen de advocatuur te zullen nastreven en bevorderen. Onder diversiteit verstaat de Raad verschillen in of door afkomst, etniciteit, taal, geslacht, seksuele geaardheid, godsdienst, nationaliteit, eigendom of vermogen, leeftijd, invaliditeit, huwelijkse of ouderlijke staat, alsmede door geboorte of andere status. Door meer diversiteit binnen de advocatuur kan deze innovatiever, effectiever en representatiever zijn voor de rechtzoekenden. Bovendien verrijkt op die wijze de advocatuur als zodanig zichzelf, namelijk door meer variatie in perspectief en verscheidenheid, in ervaring en achtergrond. En dat met het aanwenden en inzetten van zoveel mogelijk beschikbaar talent. De Raad meent dat, met respect voor recht en wet, diversiteit een belangrijke meerwaarde biedt aan advocatenkantoren en aan de advocatuur als geheel. Bij diversiteit gaat het niet om het stellen van quota, positieve discriminatie of andere standaarden. Het moet de ambitie zijn te handelen aan de hand van eigen criteria, die hun voedingsbodem vinden, niet alleen binnen advocatenkantoren maar ook binnen de advocatuur in haar geheel. Bedoeling is daarbij daadwerkelijk medeverantwoordelijken met verschillende achtergronden te werven voor de balie, in en omheen de hoofdstad, en hen aldaar pro-actief op te zoeken, zowel in de kleine als in de grotere kantoren. Hierbij wordt benadrukt dat het bereiken van diversiteit een proces is dat zich ontwikkelt, en dat dit proces toewijding, voortdurende herbeoordeling en verdere uitwerking vereist. Mede daarom zal de Raad streven naar de toepassing van de zogenaamde ‘beste praktijken’ binnen de advocatuur van de Brusselse balie, om op die manier aan deze Beginselverklaring de hand te houden. 30 mei 2011
INHOUDSTAFEL
noab
269
Diversiteit beginselverklaring kantoren VOORWOORD Diversiteit is één van de grondslagen van de samenleving en van de rechtsorde die daarin gestalte kan krijgen. Het is een voorwaarde voor een evenwichtige open maatschappij waar iedereen zich kan verwezenlijken. Diversiteit in een beroep is een voorwaarde opdat het beroep de sterkste elementen in alle delen van de maatschappij kan aantrekken. VERKLARING Hiermee verklaren wij de diversiteit binnen de advocatuur en ons kantoor te zullen nastreven en bevorderen. Onder diversiteit verstaan wij verschillen in of door afkomst, etniciteit, geslacht, seksuele geaardheid, godsdienst, nationaliteit, eigendom of vermogen, leeftijd, invaliditeit, huwelijkse of ouderlijke staat, alsmede door geboorte of andere status. Door meer diversiteit binnen ons kantoor denken wij dat we innovatiever, effectiever en representatiever zijn voor de rechtzoekenden. Bovendien verrijken we de advocatuur en ons kantoor met meer variatie in perspectief en verscheidenheid, in ervaring en achtergrond. En dat met het aanwenden en inzetten van zoveel mogelijk beschikbaar talent. Wij menen dat, met respect voor recht en wet, diversiteit een belangrijke meerwaarde biedt aan advocatenkantoren en aan de advocatuur als geheel. Bij diversiteit gaat het niet om het stellen van quota, positieve discriminatie of andere standaarden. Het moet de ambitie zijn te handelen aan de hand van eigen criteria, die hun voedingsbodem vinden, niet alleen binnen advocatenkantoren maar ook binnen de advocatuur in haar geheel. Bedoeling is daarbij daadwerkelijk medewerkers met verschillende achtergronden te werven voor de advocatuur en voor ons kantoor en hen pro-actief op te zoeken, om hen daarin naderhand effectief op ge-eigende wijze te doen ingroeien, hen aldaar te behouden en te laten doorgroeien. Hierbij wordt benadrukt dat het bereiken van diversiteit een proces is dat zich ontwikkelt, en dat dit proces toewijding, voortdurende herbeoordeling en verdere uitwerking vereist. Mede daarom zullen we streven naar de toepassing van de zogenaamde ‘beste praktijken’ binnen de advocatuur en de advocatenkantoren, om op die manier aan deze Beginselverklaring de hand te houden. Goedgekeurd op de Raad van de Orde van de NOAB op 12 september 2011
270
noab
INHOUDSTAFEL
Motie De toekomst van het Gerechtsgebouw De Nederlandse en de Franse Orde van de Balie te Brussel hebben een gemeenschappelijke motie goedgekeurd. De Balie van Brussel verzoekt dat: - het gerechtsgebouw te Brussel bij voorrang voor Justitie wordt voorbehouden en een zo groot mogelijk aantal rechtsinstanties aldaar worden gehuisvest; - de zalen zoveel mogelijk voor zittingen van hoven en rechtbanken worden aangewend; - de magistraten en rechtscolleges die zitting hebben buiten het gerechtsgebouw worden gegroepeerd in de gebouwen rond het Poelaertplein; de Balie verzet er zich tegen dat correctionele zittingen elders plaatsvinden, zoals in of naast gevangenissen; - de veiligheid wordt gewaarborgd onder meer door het plaatsen van bemande metaaldetectoren aan de voor het publiek toegankelijke ingangen; - onmiddellijk ernstige renovatiewerken worden uitgevoerd opdat dit prachtig gebouw dat overigens geklasseerd is terug het uitzicht heeft dat een monument van dit niveau moet hebben en de vele personeelsleden aldaar in menswaardige omstandigheden kunnen werken; - een representatieve beheersstructuur in een afzonderlijke rechtspersoon wordt opgezet die toelaat om het gebouw op een efficiënte manier te beheren; - de Balie van Brussel wordt betrokken in het debat over de toekomst van het gerechtsgebouw.
Motie goedgekeurd door de Raad van de Orde in vergadering van 20 juni 2011
INHOUDSTAFEL
noab
271
HOOFDSTUK 11 Gerechtelijk Wetboek (Deel II, Boek III – Balie art. 428 tot 508)
Eerste titel. Algemene bepalingen Hoofdstuk I. Advocaten Artikel 428
Niemand kan de titel van advocaat voeren of het beroep van advocaat uitoefenen indien hij geen Belg of onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie is, niet in het bezit is van het diploma van doctor of licentiaat in de rechten, niet de eed heeft afgelegd bedoeld in artikel 429 en niet is ingeschreven op het tableau van de Orde of op de lijst van de stagiairs.] Er kan afgeweken worden van de voorwaarde van nationaliteit in de gevallen die de Koning bepaalt op advies van de [Orde van Vlaamse balies en de Orde des barreaux francophones et germanophone]. Behoudens de afwijkingen die de wet vaststelt, mag geen nadere bepaling aan de titel van advocaat worden toegevoegd. Geselecteerde rechtspraak De in artikel 55 (thans 45), eerste alinea, E.G.-Verdrag voorziene uitzondering op de vrijheid van vestiging moet worden beperkt tot die der in artikel 52 (thans 43) E.G.-Verdrag bedoelde werkzaamheden, die op zichzelf een rechtstreekse en specifieke deelneming aan de uitoefening van het openbaar gezag meebrengen; in het kader van een vrij beroep als dat van advocaat kunnen in geen geval als zodanig worden gekwalificeerd werkzaamheden als de consultatie en de rechtsbijstand of de vertegenwoordiging en verdediging van partijen in rechte, ook indien het verrichten van die werkzaamheden een in de wet vastgelegd verplicht of exclusief karakter heeft (H.v.J. E.G., 21 juni 1974, Reyners/België, 2/74, Jur., 1974, 631). Het feit dat van een onderdaan van een Lid-Staat die in een andere Lid-Staat een beroepsactiviteit wil uitoefenen, zoals het beroep van advocaat, het door de wet van het land van vestiging voorgeschreven nationale diploma wordt verlangd, terwijl het door betrokkene in zijn land van herkomst behaalde diploma als gelijkwaardig is erkend door het krachtens de wetgeving van het land van vestiging bevoegde gezag en het hem aldus mogelijk heeft gemaakt met vrucht de bijzondere proeven van het toelatingsexamen voor het betrokken beroep af te leggen, vormt zelfs bij het ontbreken van de in artikel 57 (thans 47) E.G.-Verdrag bedoelde richtlijnen een beperking die onverenigbaar is met de in artikel 52 (thans 43) van het Verdrag gewaarborgde vrijheid van vestiging (H.v.J. E.G., 28 april 1977, Thieffry/Orde van advocaten bij het Hof van Parijs, 71/76, Jur., 1977, 765).
Artikel 428 BIs
272
noab
Kunnen bovendien de titel van advocaat voeren en het beroep uitoefenen, de onderdanen van een Lid-Staat van de Europese Unie die voldoen aan de hiernavolgende voorwaarden: 1° houder zijn van een diploma, getuigschrift of andere titel bedoeld in artikel 1, a), van de Europese Richtlijn van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma’s waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten, en waaruit blijkt dat de houder de vereiste kwalificaties bezit om in een Lid-Staat van de Europese Unie tot het beroep van advocaat te worden toegelaten; 2° de overleggingen van: a) een bewijs van goed zedelijk gedrag; b) en een getuigschrift waaruit blijkt dat gegadigde nooit failliet is gegaan;
INHOUDSTAFEL
c) alsmede een getuigschrift waaruit blijkt dat de gegadigde nooit handelingen heeft verricht die aanleiding kunnen geven tot opschorsing of verbod van de uitoefening van het beroep van advocaat, zijnde een ernstige fout bij de uitoefening van het beroep van advocaat of een misdrijf; d) [de lijst van de onderwerpen waarover de gegadigde is ondervraagd teneinde zijn diploma, getuigschrift of een andere in 1° bedoelde titel te behalen, evenals het bewijs van eventuele beroepservaring;] 3° voldaan hebben aan een bekwaamheidsproef, georganiseerd door [de Orde van Vlaamse balies respectievelijk de Ordre des barreaux francophones et germanophone, naargelang de balie waar zij om hun inschrijving verzoeken], wanneer de ontvangen opleiding verband houdt met vakgebieden welke wezenlijk verschillen van die waarop het Belgische diploma van licenciaat in de rechten betrekking heeft[, tenzij de kennis die de betrokkene heeft verworven tijdens zijn beroepservaring van dien aard is dat ze deze wezenlijke verschillen geheel of gedeeltelijk ondervangen]. Onverminderd artikel 428nonies zijn de gegadigden die aan de voorafgaande voorwaarden hebben voldaan, gemachtigd de eed van advocaat af te leggen. Zij worden vrijgesteld van de stageverplichtingen die door het Belgisch recht worden opgelegd en kunnen om hun inschrijving op het tableau van de Orde verzoeken op voorwaarde dat zij in een Lidstaat van de Europese Unie een stage hebben volbracht die de inschrijving aan een balie van die Staat mogelijk maakt. Zij worden eveneens van de stageverplichtingen vrijgesteld indien het recht van de Staat waar het diploma is behaald of de Staat waarvan de gegadigde onderdaan is, deze verplichtingen niet oplegt. In de andere gevallen wordt aan de gegadigden die aan genoemde voorwaarden hebben voldaan toegelaten de eed van advocaat af te leggen en om hun inschrijving op de lijst van de stagiairs te verzoeken, onverminderd artikel 428nonies. Zij zijn onderworpen aan alle stageverplichtingen, zoals die voortvloeien uit de wet, uit de reglementen van [de Orde van Vlaamse balies respectievelijk de Ordre des barreaux francophones et germanophone, naargelang de balie waar zij om hun inschrijving verzoeken] en uit het huishoudelijk reglement van de balie waar zij om hun inschrijving verzoeken. Artikel 428 TER
§ 1. De Orde van Vlaamse balies respectievelijk de Ordre des barreaux francophones et germanophone, naargelang van de balie waar om inschrijving wordt verzocht, zijn de autoriteiten bevoegd om: 1° de aanvragen te ontvangen; 2° te onderzoeken of de gegadigde beantwoordt aan de voorwaarden om tot de bekwaamheidsproef te worden toegelaten gesteld in artikel 428bis, eerste lid, 1° en 2°; 3° [op grond van de lijst bedoeld in artikel 428bis, eerste lid, 2°, d), en de lijst vermeld in artikel 428quater, § 2, te besluiten of de opleiding die de gegadigde heeft genoten of zijn beroepservaring betrekking heeft op vakgebieden die wezenlijk verschillen van die waarop het Belgische diploma van licentiaat of master in de rechten betrekking heeft;] 4° kennis te geven aan de gegadigde van de beslissing over de ontvankelijkheid van zijn verzoek, en wanneer het ontvankelijk is, de gegadigde in voorkomend geval ervan kennis te geven dat hij de bekwaamheidsproef moet afleggen. § 2. De documenten die de gegadigde aan de Orde van Vlaamse balies of de Ordre des barreaux francophones et germanophone toezendt moeten: 1° zijn afgegeven door de in de Lid-Staat van hun oorsprong of herkomst bevoegde autoriteiten, namelijk de openbare overheid, de onderwijsinstellingen en de met de Belgische instellingen vergelijkbare beroepsorganisaties;
INHOUDSTAFEL
noab
273
2° worden overgelegd in de vorm van hetzij het origineel, hetzij een voor eensluidend verklaard afschrift uitgereikt door deze autoriteiten. Ingeval voornoemde documenten of een aantal ervan niet worden afgegeven in de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst, worden zij vervangen door een attest uitgaande van deze laatste Lid-Staat waaruit blijkt dat betrokkene ter vervanging van de in het vorige lid omschreven documenten een verklaring onder ede of een plechtige verklaring heeft afgelegd. Deze eed of verklaring moet zijn afgelegd ten overstaan van een bevoegde rechterlijke of administratieve instantie of, in voorkomend geval, van een notaris of een bevoegde beroepsorganisatie van de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst. § 3. Het verzoek en de documenten moeten opgesteld zijn in het Nederlands, het Frans of het Duits, of vergezeld zijn van een voor eensluidend verklaarde vertaling in één van die talen. [...] § 4. Bij de indiening van het verzoek kan van de gegadigde een inschrijvingsgeld worden gevraagd. Dit bedrag wordt betaald aan de [Orde van Vlaamse balies of de Ordre des barreaux francophones et germanophone]. Het bedrag wordt door de Minister van Justitie vastgesteld. Het mag de gemiddelde kost van de behandeling van de verzoeken niet overschrijden. § 5. Wanneer het dossier onvolledig is, verwittigt de Orde van Vlaamse balies of de Ordre des barreaux francophones et germanophone de gegadigde binnen vijftien dagen na de ontvangst van de stukken en deelt hem mede welke documenten ontbreken. Wanneer het dossier volledig is samengesteld verwittigt de Orde van Vlaamse balies of de Ordre des barreaux francophones et germanophone de gegadigde binnen vijftien dagen na de ontvangst van het laatste document. Vervolgens gaat de Orde over tot het onderzoek van de documenten, waarbij zij nagaat of aan de vereisten bedoeld in artikel 428bis, eerste lid, 1° en 2° is voldaan. Binnen vier maanden na overlegging van het volledige dossier geeft de Orde van Vlaamse balies of de Ordre des barreaux francophones et germanophone aan de gegadigde kennis van haar met redenen omklede beslissing. Wanneer de gegadigde de bekwaamheidsproef moet afleggen deelt de Orde hem mede welke van de vakken bedoeld [in artikel 428quater, § 2], in aanmerking komen. De afwezigheid van beslissing geldt als toelating tot de bekwaamheidsproef. In dit geval bepaalt de gegadigde zelf welke vakken hij aflegt en geeft daarvan mededeling aan de Orde van Vlaamse balies of de Ordre des barreaux francophones et germanophone. § 6.De gegadigde kan hoger beroep instellen bij de commissie van beroep tegen een beslissing van onontvankelijkheid van zijn verzoek, tegen de beslissing die hem toelaat tot een bekwaamheidsproef met vakken die niet wezenlijk verschillen van de vakgebieden van zijn opleiding, of tegen een weigering van vrijstelling van de bekwaamheidsproef.Het hoger beroep wordt bij ter post aangetekende brief ingesteld en wordt aan de Belgische Nationale Orde van Advocaten toegezonden binnen dertig dagen na de mededeling van de beslissing. § 7. Er zijn twee commissies van beroep, een Franstalige en een Nederlandstalige. Iedere commissie van beroep bestaat uit: 1° een raadsheer of emeritus-raadsheer in een hof van beroep. Hij is voorzitter van de commissie; 2° een stafhouder of voormalig stafhouder. Hij is hoofdsecretaris van de commissie; 3° een hoogleraar of een hoogleraar-emeritus in het recht aan een Belgische universiteit, die geen advocaat mag zijn. § 8. Wordt de gegadigde toelating tot de Duitstalige bekwaamheidsproef ge-
274
noab
INHOUDSTAFEL
weigerd, dan kan hij in het Duits hoger beroep instellen. De voorzitter kan vorderen dat alle stukken of een gedeelte ervan worden vertaald. De kosten hiervan komen voor rekening van de gegadigde. § 9. De magistraten en de hoogleraren die lid van de hoger vermelde commissies zijn worden door de Minister van Justitie aangewezen. De stafhouders of voormalig stafhouders die lid van de hoger vermelde commissies zijn worden door de Minister van Justitie aangewezen op voordracht van de Orde van Vlaamse balies respectievelijk de Ordre des barreaux francophones et germanophone. Ingeval het hoger beroep in het Duits wordt ingesteld, moet de stafhouder of voormalig stafhouder afkomstig zijn van de balie van Eupen. De leden hebben elk twee plaatsvervangers die op dezelfde wijze worden aangewezen. § 10. [...]] Artikel 428 QUATER
§ 1. De Orde van Vlaamse balies organiseert ten behoeve van de onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie de bekwaamheidsproef ingesteld bij artikel 428bis, eerste lid, 3°, in het Nederlands. De Ordre des barreaux francophones et germanophone organiseert ten behoeve van de onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie de bekwaamheidsproef ingesteld bij artikel 428bis, eerste lid, 3°, in het Frans of in het Duits. De bekwaamheidsproef betreft uitsluitend de vakkennis van de gegadigde en sterkt ertoe na te gaan of hij de nodige bekwaamheid bezit om in België het beroep van advocaat uit te oefenen. Het examen bestaat uit een schriftelijk en een mondeling gedeelte. De gegadigde is geslaagd voor een vak wanneer hij 60 % van de punten heeft behaald. Niet-geslaagde gegadigden kunnen de vakken waarvoor geen 60 % van de punten is behaald, ten hoogste driemaal opnieuw afleggen, en wel tijdens de volgende drie zittijden. § 2. De bekwaamheidsproef heeft betrekking op de volgende vakken: 1° schriftelijk examengedeelte: – burgerlijk recht, daarbij inbegrepen burgerlijke rechtsvordering; – strafrecht, daarbij inbegrepen strafvordering; – naar keuze van de gegadigde, een van de volgende vakken: publiekrecht, administratief recht, fiscaal recht, handelsrecht of sociaal recht. 2° mondeling examengedeelte: plichtenleer en de vakken waarvoor de gegadigde in het schriftelijk examengedeelte niet is geslaagd. § 3. Er worden twee examencommissies ingesteld, een Franstalige en een Nederlandstalige, die de gegadigden ondervragen en vaststellen of zij voor de bekwaamheidsproef zijn geslaagd. Elke examencommissie bestaat uit: 1° een rechter of emeritus-rechter in een rechtbank van eerste aanleg. Hij is voorzitter van de examencommissie; 2° twee advocaten ingeschreven op het tableau. De laatst ingeschreven advocaat is [hoofdsecretaris] van de examencommissie; 3° een hoogleraar of docent in het recht aan een Belgische universiteit, die geen advocaat mag zijn. § 4. De Duitstalige bekwaamheidsproef wordt afgenomen door de Franstalige examencommissie.In dat geval bestaat de examencommissie als volgt: 1°een rechter of emeritus-rechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Eupen. Hij is voorzitter van de examencommissie; 2° twee advocaten ingeschreven op het tableau, van wie één op het tableau van de Orde van Advocaten van het rechtsgebied Eupen. Laatstgenoemde is hoofdsecretaris van de examencommissie; 3° een hoogleraar of docent in het recht aan een Belgische universiteit, die geen advocaat mag zijn.
INHOUDSTAFEL
noab
275
§ 5. De magistraten en de hoogleraren of docenten die lid van de hoger vermelde commissies zijn worden aangewezen door de Minister van Justitie. De advocaten die lid van de hoger vermelde commissies zijn worden door de Minister van Justitie aangewezen op voordracht van de Orde van Vlaamse balies respectievelijk de Ordre des barreaux francophones et germanophone naargelang van de commissie waarvoor zij dienen te worden aangewezen.De leden hebben elk twee plaatsvervangers die op dezelfde wijze worden aangewezen. Artikel 428 QUINQUIES
De Orde van Vlaamse balies respectievelijk de Ordre des barreaux francophones et germanophone stelt het personeel, het secretariaat, de lokalen, de documentatie en het materiaal ter beschikking van de commissie van beroep en de examencommissie, zoals nodig voor het vervullen van hun opdracht.
Artikel 428 SEXIES
De commissies van beroep komen ten minste tweemaal per jaar bijeen om kennis te nemen van de hogere beroepen ingesteld op grond van de artikelen 428ter en 428septies. De voorzitter bepaalt frequentie en datum van die vergaderingen. De commissie van beroep vergadert op de zetel van de Orde van Vlaamse balies respectievelijk de Ordre des barreaux francophones et germanophone of op een andere door de voorzitter bepaalde plaats. De verzoeker wordt ten minste vijftien dagen voor de vergadering opgeroepen. Gedurende dezelfde termijn ligt het dossier te zijner beschikking op de zetel van de Orde van Vlaamse balies respectievelijk de Ordre des barreaux francophones et germanophone. De verzoeker kan zich laten bijstaan door een advocaat en ter staving van zijn beroep een memorie indienen alsmede alle stukken die hij nuttig acht. Ingeval het beroep betrekking heeft op vakken die in de bekwaamheidsproef moeten worden afgelegd, doet de verzoeker de documenten betreffende het te raadplegen buitenlandse recht toekomen die nodig zijn om over het bestaan van substantiële verschillen te oordelen. Wanneer de commissie van oordeel is dat de neergelegde documenten niet volstaan, nodigt zij de verzoeker uit bijkomende documenten neer te leggen bij ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs. De wrakingsgronden bedoeld in de artikelen 828 tot 830 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing op de leden van de commissie van beroep. Leden die weten dat redenen van wraking tegen hen bestaan, moeten zich onthouden. De verzoeker die een lid van de commissie van beroep wil wraken, moet zulks doen voor de beraadslaging. De akte van wraking wordt voor het Hof van Cassatie gebracht.De debatten voor de kamer van beroep vinden in openbare zitting plaats, tenzij de verzoeker een zitting met gesloten deuren vraagt. De commissie van beroep kan alleen geldig beraadslagen indien alle leden of plaatsvervangers van de verhinderde leden aanwezig zijn. De commissie van beroep beraadslaagt met gesloten deuren. Beslissingen worden bij meerderheid van stemmen genomen. De beslissing wordt met redenen omkleed en in het openbaar bekendgemaakt, tenzij de verzoeker daaraan uitdrukkelijk verzaakt. Van iedere beraadslaging van de commissie van beroep wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat door de voorzitter en de secretaris van de commissie wordt ondertekend. In het proces-verbaal wordt opgave gedaan van de beslissing en van de redenen die daaraan ten grondslag liggen. De voorzitter of de secretaris van de commissie van beroep stelt de gegadigde binnen vijftien dagen in kennis van de beslissing. Binnen één maand na haar kennisgeving kan de gegadigde de beslissing van de commissie van beroep voor het Hof van Cassatie brengen in de vormen van de voorzieningen voor burgerlijke zaken. Wordt de beslissing vernietigd, dan verwijst het Hof van
276
noab
INHOUDSTAFEL
Cassatie de zaak naar de commissie van beroep, anders samengesteld. Wanneer de beslissing van de commissie van beroep een beslissing van nietontvankelijkheid teniet doet, verklaart de Orde van Vlaamse balies respectievelijk Ordre des barreaux francophones et germanophone het verzoek ontvankelijk en laat zij de verzoeker toe tot de volgende bekwaamheidsproef. Bovendien deelt de Orde van Vlaamse balies respectievelijk Ordre des barreaux francophones et germanophone aan de verzoeker mee welke vakken van die bedoeld in artikel 428quater, § 2, 1°, hij moet afleggen. Wanneer de beslissing van de commissie van beroep een beslissing om de verzoeker toe te laten tot een bekwaamheidsproef hervormt door een of meer aan betrokkene opgelegde vakken te schrappen, laat de Orde van Vlaamse balies respectievelijk Ordre des barreaux francophones et germanophone de verzoeker toe tot de volgende bekwaamheidsproef voor de vakken bepaald door de commissie van beroep. Artikel 428 septies
De examencommissie vergadert op de zetel van de Orde van Vlaamse balies respectievelijk de Ordre des barreaux francophones et germanophone of op een andere door de voorzitter bepaalde plaats. Hij bepaalt frequentie en datum van de vergaderingen. De wrakingsgronden bedoeld in de artikelen 828 tot 830 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing op de leden van de examencommissie. Leden die weten dat redenen van wraking tegen hen bestaan, moeten zich onthouden. De verzoeker die een lid van de examencommissie wil wraken, moet zulks doen voor de beraadslaging. De akte van wraking wordt voor de commissie van beroep gebracht.De examencommissie kan alleen geldig beraadslagen indien alle leden of plaatsvervangers van de verhinderde leden aanwezig zijn. De examencommissie beraadslaagt met gesloten deuren. Bij staking van stemmen is die van de voorzitter beslissend. De beraadslaging sluit het examen af. Van iedere beraadslaging over de bekwaamheidsproef wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie wordt ondertekend en waarin de resultaten behaald door de gegadigden zijn vermeld. De voorzitter van de examencommissie deelt de resultaten mee aan de voorzitter van de Orde van Vlaamse balies of de voorzitter van de Ordre des barreaux francophones et germanophone, die ze binnen een maand na afsluiting van het examen ter kennis brengt van de gegadigden. Tegen de beslissingen van de examencommissie kan binnen een maand na de kennisgeving ervan beroep tot vernietiging worden ingesteld bij de commissie van beroep. Dit beroep mag enkel de wettelijkheid van de beslissing van de examencommissie betreffen. Wordt de beslissing vernietigd, dan verwijst de commissie van beroep de zaak naar de examencommissie, anders samengesteld, voor welke de gegadigde het examen kan afleggen.
Artikel 428 octies
Het is niet toegelaten tegelijk lid te zijn van de examencommissie en van de commissie van beroep. De advocaten die deel uitmaken van de examencommissie en de stafhouders die zitting hebben in de commissie van beroep en tevens lid zijn van de raad van de Orde van Advocaten, welke beslist over de inschrijving van de gegadigde op het tableau of op de lijst van deze Orde, of van de raad van beroep, die het hoger beroep tegen de beslissing van de raad van de Orde behandelt, moeten zich onthouden wanneer deze raden hun bevoegdheid uitoefenen.
Artikel 428 nonies
Ten aanzien van de gegadigden aan wie de Orde van Vlaamse balies respectievelijk de Ordre des barreaux francophones et germanophone ter kennis heeft
INHOUDSTAFEL
noab
277
gegeven dat zij van de bekwaamheidsproef zijn vrijgesteld of dat zijn voor die proef zij geslaagd, is artikel 432 van toepassing. Artikel 428 decies
De kennisgevingen en mededelingen bedoeld in de artikelen 428bis tot 428nonies worden aan de gegadigden op het door hen opgegeven adres toegezonden bij ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs.
Artikel 429
De aanneming van de eedaflegging van de advocaat heeft plaats in openbare zitting van het hof van beroep, op de voordracht van een advocaat die sedert ten minste tien jaar op het tableau van een balie van het rechtsgebied is ingeschreven, in tegenwoordigheid van de stafhouder der Orde van advocaten in de zetel van het hof van beroep en op vordering van het openbaar ministerie. De recipiëndus legt de eed af in de volgende bewoordingen: “Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk, dat ik niet zal afwijken van de eerbied aan het gerecht en de openbare overheid verschuldigd, en geen zaak zal aanraden of verdedigen die ik naar eer en geweten niet geloof rechtvaardig te zijn.” De griffier maakt van dat alles proces-verbaal op en bevestigt op de keerzijde van het diploma dat de formaliteiten vervuld zijn.
Artikel 430
1. In de hoofdplaats van ieder gerechtelijk arrondissement wordt uiterlijk op 1 december van elk jaar een tableau opgemaakt van de Orde van advocaten, een lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie en een lijst van stagiairs, die hun kantoor in het arrondissement hebben. Het tableau en de lijsten worden aangeplakt of bekendgemaakt door toedoen van de stafhouder, die ervoor zorgt dat zij worden bijgewerkt. 2. Evenwel zijn er in het gerechtelijk arrondissement Brussel twee Orden: de Franse Orde van advocaten bij de balie te Brussel en de Nederlandse Orde van advocaten bij de balie te Brussel. De Franse Orde van advocaten bij de balie te Brussel bestaat uit de advocaten die hun kantoor hebben in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad en die zijn ingeschreven op het tableau, op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of op de lijst van de stagiairs. De Nederlandse Orde van advocaten bij de balie te Brussel bestaat uit de advocaten die hun kantoor hebben in het administratief arrondissement BrusselHoofdstad en in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde en die zijn ingeschreven op het tableau, op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of op de lijst van de stagiairs. De Franse Orde van advocaten bij de balie te Brussel maakt de lijst op van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie, alsook de lijst van de stagiairs die hun kantoor gevestigd hebben in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. De Nederlandse Orde van advocaten bij de balie te Brussel maakt de lijst op van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie, alsook de lijst van de stagiairs die hun kantoor gevestigd hebben in de administratieve arrondissementen Brussel-Hoofdstad en Halle-Vilvoorde. 3. In het gerechtelijk arrondissement Brussel worden de adviezen bedoeld in de artikelen 66, 88, § 1, en 195 gegeven door de stafhouder van elk van de twee ordes van advocaten.
278
noab
INHOUDSTAFEL
Toekomstig recht Artikel 430 wordt gewijzigd bij art. 13 W. 5 augustus 2006 (B.S., 7 september 2006 (tweede uitg.), met ingang van een door de Koning te bepalen datum en uiterlijk op 1 januari 2011 (art. 16, zelf gewijzigd bij art. 2 W. 24 juli 2008 (B.S., 7 augustus 2008)).
Artikel 430 septies
[1. In de hoofdplaats van ieder gerechtelijk arrondissement wordt uiterlijk op 1 december van elk jaar een tableau opgemaakt van de Orde van advocaten, een lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie en een lijst van stagiairs, die hun kantoor in het arrondissement hebben.Het tableau en de lijsten worden aangeplakt of bekendgemaakt door toedoen van de stafhouder, die ervoor zorgt dat zij worden bijgewerkt. 2. Evenwel zijn er in het gerechtelijk arrondissement Brussel twee Orden: de Franse Orde van advocaten bij de balie te Brussel en de Nederlandse Orde van advocaten bij de balie te Brussel.De Franse Orde van advocaten bij de balie te Brussel bestaat uit de advocaten die hun kantoor hebben in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad en die zijn ingeschreven op het tableau, op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of op de lijst van de stagiairs. De Nederlandse Orde van advocaten bij de balie te Brussel bestaat uit de advocaten die hun kantoor hebben in het administratief arrondissement BrusselHoofdstad en in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde en die zijn ingeschreven op het tableau, op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of op de lijst van de stagiairs. De Franse Orde van advocaten bij de balie te Brussel maakt de lijst op van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie, alsook de lijst van de stagiairs die hun kantoor gevestigd hebben in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. De Nederlandse Orde van advocaten bij de balie te Brussel maakt de lijst op van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie, alsook de lijst van de stagiairs die hun kantoor gevestigd hebben in de administratieve arrondissementen BrusselHoofdstad en Halle-Vilvoorde. 3. In het gerechtelijk arrondissement Brussel worden de adviezen bedoeld in de artikelen 66, 88, § 1, en 195 gegeven door de stafhouder van elk van de twee ordes van advocaten.] 4. De Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone maken ieder, voor de ordes van advocaten waaruit zij zijn samengesteld, een elektronische lijst op van de advocaten die op de tableaus en lijsten zijn ingeschreven. Zij zien erop toe dat die lijst voortdurend wordt bijgewerkt. Behoudens tegenbewijs wordt in geval van tegenstrijdigheden de voorkeur gegeven aan de vermeldingen op die lijst boven die welke in de akten van rechtspleging voorkomen. Die lijsten zijn openbaar. De Koning bepaalt, na advies van het beheerscomité en van het toezichtscomité, die respectievelijk bedoeld zijn in de artikelen 15 en 22 van de wet van 10 augustus 2005 tot oprichting van het informatiesysteem Phenix, de nadere regels voor de opstelling, de bewaring en de raadpleging ervan. De Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone worden gemachtigd bij de advocaten die op de tableaus en lijsten van de orden van advocaten zijn ingeschreven hun rijksregisternummer op te vragen om hun identiteit te kunnen nagaan het informatiesysteem Phenix.
INHOUDSTAFEL
noab
279
Artikel 431 octies
De Orde van advocaten bestaat uit de advocaten die op het tableau, op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of op de lijst van de stagiairs zijn ingeschreven. Zij bezit rechtspersoonlijkheid.
Artikel 432
Over de inschrijving op het tableau, op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie en voor de stage beslist de raad van de Orde, die meester is over het tableau, over voornoemde lijst en over de lijst van de stagiairs. De weigering van inschrijving moet met redenen worden omkleed. Geselecteerde rechtspraak De weigering om een doctor in de rechten op het tableau in te schrijven, is geen tuchtmaatregel (Cass., 15 maart 1965, Pas., 1965, I, 734).
Artikel 432 bis
De persoon die om inschrijving verzoekt of die het voorwerp is van een weglating kan tegen de beslissingen genomen door de raad van de Orde hoger beroep instellen bij de tuchtraad van beroep.Het hoger beroep wordt aan de voorzitter van de tuchtraad van beroep ter kennis gebracht bij een ter post aangetekende brief gericht binnen vijftien dagen te rekenen van de kennisgeving van de beslissing.
Artikel 433
De advocaten die ingeschreven zijn geweest op het tableau van de Orde en die, overeenkomstig artikel 432, hun wederinschrijving verkrijgen op dat tableau of hun inschrijving op het tableau van een andere balie, kunnen er ingeschreven worden met de rang van hun eerste inschrijving. Hetzelfde geldt voor de advocaten van de balie te Brussel, ook voor hen die, vóór de oprichting van twee afzonderlijke Orden in het gerechtelijk arrondissement Brussel, reeds ingeschreven waren op het tableau van de Orde van advocaten te Brussel.
Artikel 434
Om op het tableau van de Orde te worden ingeschreven moeten, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 428bis, tweede lid, drie jaar stage worden verricht of voor personen ingeschreven op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie, moet voldaan zijn aan de voorwaarden gesteld in artikel 477nonies.
Artikel 435
De raad van de Orde stelt de stageverplichtingen vast, onverminderd de bevoegdheid verleend aan de Orde van Vlaamse balies en aan de Ordre des barreaux francophones et germanophone krachtens artikel 495. Behoudens vrijstelling verleend door de overheid van de Orde, mag de stage niet worden onderbroken of geschorst. De raad van de Orde richt de opleiding met het oog op de vorming van de advocaten-stagiairs in. Hij waakt over het nakomen van alle verplichtingen van de stage, waarvan hij de duur eventueel kan verlengen, onverminderd het recht om de inschrijving op het tableau te weigeren. Iedere stagiair die uiterlijk vijf jaar na zijn inschrijving op de lijst van de stagiairs niet doet blijken dat hij alle door zijn balie gestelde verplichtingen is nagekomen, kan uit de lijst worden weggelaten. Geselecteerde rechtspraak Met het vierde lid (van art. 456 (oud), waarvan de tekst spoort met huidig art. 435, vierde lid) heeft de wetgever willen voorkomen dat een advocaat de duur van zijn stage onbeperkt zou kunnen verlengen. Deze bepaling kan niet zo worden geïnterpreteerd dat de
280
noab
INHOUDSTAFEL
advocaat-stagiair gedurende vijf jaar ingeschreven kan blijven op de lijst van stagiairs en over die termijn beschikt om al zijn stageverplichtingen te vervullen. Dit is met name niet het geval wanneer de balie zelf voor de vervulling van sommige van die verplichtingen (in casu het BUBA-attest) een kortere termijn heeft voorzien (Cass. (1e k.) AR D.99.0017.F, 11 februari 2000 (K. / Procureur generaal bij het Hof van beroep te Brussel)).
Artikel 436
De raad van de Orde kan doctors in de rechten die ten minste tien jaar op het tableau van de Orde ingeschreven zijn geweest en het beroep van advocaat niet meer uitoefenen, machtigen om de titel van ere-advocaat te voeren. In uitzonderlijke omstandigheden kan hij de voorgeschreven termijn inkorten. Alleen de raad van de Orde in wiens gebied de betrokkene het laatst het beroep van advocaat heeft uitgeoefend, kan deze machtiging verlenen onder de voorwaarden in zijn reglement bepaald. De lijst van de ere-advocaten wordt achteraan op het tableau van de Orde geplaatst. Bij niet-nakoming van de regels van rechtschapenheid en kiesheid, of bij niet-voldoening aan de voorwaarden voor toekenning van de titel, kan de raad van de Orde die machtiging tot het voeren van de titel van ere-advocaat heeft verleend, ze te allen tijde intrekken, de betrokkene opgeroepen of gehoord; deze kan zich doen bijstaan door een raadsman. Tegen de beslissing staat geen verzet open. Geselecteerde rechtspraak De tuchtrechtelijke bevoegdheden, die aan de raad van de Orde van advocaten door artikel 456 Ger.W. zijn toegekend, zijn niet beperkt tot de advocaten die op het tableau of op de lijst van stagiairs zijn ingeschreven; zij gelden ook voor de gewezen advocaten die gemachtigd zijn tot het voeren van de titel van ere-advocaat (Cass., 25 oktober 1973, Arr. Cass., 1974, 232; Pas., 1974, I, 213; R.W., 1973-74, 1317).
Artikel 437
Het beroep van advocaat is onverenigbaar: 1° met het beroep van werkend magistraat, van griffier en van staatsambtenaar; 2° met de ambten van notaris en van gerechtsdeurwaarder; 3° met het drijven van handel of nijverheid; 4° met alle bezoldigde betrekkingen of werkzaamheden, openbare of particuliere, tenzij ze noch de onafhankelijkheid van de advocaat, noch de waardigheid van de balie in gevaar brengen. Indien er een reden van onverenigbaarheid bestaat, wordt de weglating van het tableau, van de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of van de lijst van stagiairs uitgesproken door de raad van de Orde, hetzij op het verzoek van de betrokken advocaat, hetzij ambtshalve, en in dit laatste geval volgens de rechtspleging in tuchtzaken. Geselecteerde rechtspraak De onverenigbaarheid tussen het beroep van advocaat en het drijven van handel heeft niet alleen betrekking op de handel in de enge zin, maar ook op alle soortgelijke werkzaamheden die uitlopen op een geestesgesteldheid die niet strookt met die welke de beroepsethiek van de advocaat moet beheersen (Cass. AR 9460, 14 januari 1993 (X. / Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Bergen). Het stellen van een eenmalige daad van koophandel (in casu een eenmalige makelaarsverrichting) kan niet worden bestempeld als het drijven van handel of nijverheid in de zin van deze bepaling (Cass. (1e k.) AR C.04.0129.N, 27 oktober 2005 (D.M. / D.G., D.L.)). Het eerste lid, 4° heeft tot doel aan advocaten de uitoefening van nevenfuncties te verbieden die, de in deze bepaling vermelde ongewenste, gevolgen zou hebben. Deze bepaling
INHOUDSTAFEL
noab
281
gaat er van uit dat de onafhankelijkheid van de advocaat essentieel is voor een goede rechtsbedeling. Deze bepaling belet niet dat een Orde beslist dat advocaten niet in dienstverband mogen staan en dat zij zonder band van ondergeschiktheid hun beroep moeten uitoefenen. Aan de Ordes wordt een redelijke maat van vrijheid gelaten bij de invulling van hun taak. Het is niet onredelijk, gelet op het doel de onafhankelijkheid van de advocaat en het vertrouwen van de rechter in de advocaat te vrijwaren, en is verantwoord door de wettekst zelf en zijn geschiedenis, te beslissen dat advocaten hun hoofdberoep niet in ondergeschikt verband mogen uitoefenen maar dit alleen mogen doen als zelfstandigen (Cass. (1e k.) AR C.05.0394.N, 6 oktober 2006 (V.M.G. / Orde van Vlaamse Balies)).
Artikel 438
Advocaten die lid zijn van een der Wetgevende Kamers, mogen niet worden aangesteld als vast advocaat van openbare besturen, noch in enige zaak in geschil pleiten of optreden in het belang van de Staat of van een van de instellingen bedoeld in artikel 1, littera A en B, van de wet van 16 maart 1954 betreffende het toezicht op sommige instellingen van openbaar nut, noch hun in zodanige zaak van advies of van raad dienen, behalve onbezoldigd. Hetzelfde verbod geldt voor de provincieraadsleden en de gemeenteraadsleden met betrekking tot zaken ingeleid voor de provincie of voor of tegen de gemeente waar zij verkozen zijn.
Hoofdstuk II. Rechten en plichten van de advocaten Artikel 439
Advocaten, ingeschreven op het tableau van de Orde , op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of op de lijst van stagiairs, mogen pleiten voor alle gerechten van het Rijk, onverminderd de bijzondere bepalingen betreffende het Hof van Cassatie. Geselecteerde rechtspraak De uitzondering waarin voorzien was in de enkele aangelegenheid van het aan de Raad van State toevertrouwde contentieux, is niet verantwoord. De universitaire curricula in de rechten verschaffen een adequate vorming in administratief recht. Niets leidt ertoe te stellen dat de stagedoende advocaten “eisen zonder juridische grond” zouden verdedigen, zoals de wetgever in 1946 had gevreesd. Tot slot, staat de eis van een anciënniteit van drie jaar niet in verhouding tot de wens, die ook in 1946 tot uitdrukking is gebracht, dat het administratief contentieux door gespecialiseerde advocaten zou worden behandeld. Hieruit volgt dat art. 439 (oud) een onverantwoord verschil in behandeling in het leven riep tussen twee categorieën van advocaten (‘degenen die ingeschreven zijn op de lijst van stagiairs enerzijds en degenen die ingeschreven zijn op het tableau van de Orde anderzijds) en zonder aanvaardbare reden het recht van de rechtzoekende beperkt om vrij een raadsman te kiezen (Arbitragehof nr. 55/98, 20 mei 1998 (prejudiciële vraag)); (Arbitragehof nr. 11/99, 28 januari 1999 (prejudiciële vraag)); (Arbitragehof nr. 106/99, 6 oktober 1999 (prejudiciële vraag))).
Artikel 440
282
noab
Vóór alle gerechten, behoudens de uitzonderingen bij de wet bepaald, hebben alleen de advocaten het recht te pleiten.De advocaat verschijnt als gevolmachtigde van de partij zonder dat hij van enige volmacht moet doen blijken, behalve indien de wet een bijzondere lastgeving eist.
INHOUDSTAFEL
Geselecteerde rechtspraak Art. 440, in zoverre het door de Raad van State in die zin wordt geïnterpreteerd dat het de advocaten die een natuurlijke persoon vertegenwoordigen die voor zichzelf of voor een rechtspersoon optreedt, anders behandelt dan de advocaten die een rechtspersoon vertegenwoordigen die optreedt door een orgaan dat uit verscheidene personen bestaat, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet (
Arbitragehof nr. 42/98, 22 april
1998 (prejudiciële vraag)). Het komt de wetgever toe te beoordelen op welke manier de belangen van de Staat moeten worden verdedigd in zijn geschillen met de belastingplichtigen. De wetten tot hervorming van de fiscale procedure verplichten de Staat voortaan als partij (voor de rechtbank van eerste aanleg) te verschijnen, terwijl voordien over het administratief beroep werd geoordeeld door een ambtenaar die zelf tot de belastingadministratie behoorde, wat uitsloot dat de Staat voor zichzelf diende te verschijnen. Met het aannemen van art. 379 WIB 1992 beoogde de wetgever een einde te maken aan de talrijke controversen over de manier waarop de staat in eigen persoon moet verschijnen. Het verschil in behandeling dat via deze bepaling werd ingevoerd tussen de Staat en andere categorieën van rechtspersonen of natuurlijke personen berust op een objectief criterium vermits de Staat wordt geconfronteerd met een nieuw contentieux. De gemaakte keuze is verantwoord door het streven om een eenvormig beheer van de taxatie en geschillen in te voeren en aan de taxatieambtenaren de verantwoordelijkheid toe te vertrouwen voor de geschillen die uit het regularisaties voortvloeien. Ze brengt het pleitmonopolie niet in het geding (Arbitragehof nr. 34/2003, 12 maart 2003). Behalve wanneer de wet een bijzondere lastgeving vereist, wordt de advocaat die voor een rechtscollege van de rechterlijke orde een proceshandeling verricht en die in de akte van rechtspleging verklaart op te treden namens een rechtspersoon die behoorlijk is geïdentificeerd, wettelijk vermoed daartoe een regelmatige lastgeving te hebben gekregen van een bevoegd orgaan van die rechtspersoon. Dit vermoeden is niet onwederlegbaar (Cass., 9 februari 1978, Arr. Cass., 1978, 688; Pas., 1978, I, 669; R.W., 1978-79, 31). Deze bepaling is eveneens van toepassing in strafzaken (Cass. (2e k.) AR P.06.1175.N, 9 januari 2007 (K.A.V.W. / J.M.J.H.)). De strekking van art. 440, lid 2, blijft niet beperkt tot de uitoefening van het beroep van advocaat voor de rechtbanken van de rechterlijke orde maar is, behoudens een bijzondere bepaling, ook van toepassing op de procedure in administratieve aangelegenheden (R.v.St. nr. 43.931, 7 september 1993). Een annulatieberoep dat bij de Raad van State wordt ingesteld door een naamloze vennootschap is niet-ontvankelijk als niet blijkt dat de beslissing om het annulatieberoep in te stellen werd genomen door het daartoe bevoegde orgaan van de vennootschap. Het vermoeden van art. 440, tweede lid, is niet dienstig wanneer niet de vraag naar de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de advocaat aan de orde is, maar alleen de vraag of de beslissing om het annulatieberoep in te stellen genomen is door het daartoe bevoegde orgaan van de vennootschap (R.v.St. (9e k.) nr. 152.522, 12 december 2005). Uit art. 758 en 440 volgt dat de partijen de keuze hebben om ofwel persoonlijk in rechte te verschijnen, ofwel zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen. Die keuzemogelijkheid betreft zowel de natuurlijke personen als de rechtspersonen, privaatrechtelijke en publiekrechtelijke. Wanneer een partij niet in eigen persoon verschijnt, is zij echter ertoe gehouden zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat, wegens het in beginsel exclusieve recht om voor een derde te pleiten dat het Gerechtelijk Wetboek aan de advocaten verleent (overweg. B.5.2) (arrest Arbitragehof nr. 135/98, 16 december 1998 (prejudiciële vraag)). Wanneer de persoonlijke verschijning van de verdachte voor de onderzoeksgerechten is vereist bij niet opgeheven wettelijke bepalingen staat art. 440 Ger.W. aan de verdachte niet toe zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen (Cass., 27 oktober 1975, Arr. Cass., 1976, 267; Pas., 1976, I, 258; R.W., 1976-77, 1272). Een advocaat kan als gevolmachtigde optreden in een verzoekschrift tot hoger beroep zonder dat hij van enige volmacht doet blijken (Cass., 9 december 1983, Arr. Cass., 1983-84, 425; Pas., 1984, I, 402).
INHOUDSTAFEL
noab
283
De advocaat die verklaart in rechte te verschijnen voor een gemeente wordt wettelijk vermoed daartoe regelmatig last te hebben gekregen van het bevoegd orgaan van die gemeente (Cass., 18 december 1984, Arr. Cass., 1984-85, 551; Pas., 1985, I, 485). Behalve indien de wet een bijzondere lastgeving vereist, wordt de advocaat die in een akte van rechtspleging verklaart op te treden in naam van een (ex art. 703) genoegzaam geïdentificeerde rechtspersoon, wettelijk vermoed daartoe een regelmatige lastgeving van een bevoegd orgaan van die rechtspersoon te hebben gekregen. Het staat aan de partij die de regelmatigheid van die lastgeving betwist het tegendeel te bewijzen (Cass. (1e k.) AR C.96.0051.F, 17 april 1997 (Mauron / Tifon N.V.)). Een advocaat is niet gerechtigd namens zijn cliënt een dading aan te gaan tenzij die cliënt hem daartoe een bijzondere volmacht heeft gegeven (Cass., 18 november 1988, Arr. Cass., 1988–89, 341; Pas., 1989, I, 313; R.W., 1988-89, 997). De bekentenis als bewijsmiddel moet uitgaan van de partij tegen wie ze wordt aangevoerd of van haar bijzonder gevolmachtigde; een advocaat is niet gerechtigd om namens zijn cliënt een bekentenis af te leggen, tenzij die cliënt hem daartoe een bijzondere volmacht heeft gegeven (Cass. AR 7046, 15 juni 1990 (Ondernemingen S.B.B.M. en Six Construct N.V. / Universitaire instelling Antwerpen)). Naar luid van art. 2276bis, § 1, eerste lid, B.W. zijn de advocaten ontlast van hun beroepsaansprakelijkheid en niet langer verantwoordelijk voor de bewaring van de stukken vijf jaar na het beëindigen van hun taak. De taken van een advocaat, die belast werd met een mandaat ad litem, eindigen o.m. wanneer zijn cliënt op ondubbelzinnige wijze een einde maakt aan zijn lastgeving. Vanaf dat tijdstip begint de verjaring van de vordering te lopen. De beslissing waarin werd geoordeeld dat de verjaring van de aansprakelijkheidsvordering tegen de advocaat pas is beginnen te lopen vanaf de ontvangst (door zijn (voormalige) cliënten van diens brief van 21 december 1987 waarin hij zijn cliënten verzocht hun dossier in zijn kantoor te komen ophalen, schendt art. 2276bis B.W. (Cass. (1e k.) AR C.02.0065.F, 20 maart 2003 (L.M. / S.E., J.V.)).
Artikel 441
In hun ambtsverrichtingen dragen de advocaten de kledij die de Koning voorschrijft.
Artikel 442
In de gevallen bij de wet bepaald, worden zij opgeroepen om rechters en ambtenaren van het openbaar ministerie te vervangen; zij mogen niet weigeren zonder reden van verschoning of van verhindering.
Artikel 443
De raad van de Orde kan de op het tableau ingeschreven advocaten, de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie de advocaten-stagiairs en de ere-advocaten verplichten tot het betalen van de bijdragen die hij bepaalt. Hij waakt voor het nakomen van de wetten en verordeningen betreffende de betaling van de bijdragen aan de voorzorgsinstellingen van de balie. Geselecteerde rechtspraak De regel dat de raad van de Orde aan de op het tableau ingeschreven advocaten de betaling van door hem vastgelegde bijdragen kan opleggen en de (ter uitvoering daarvan uitgevaardigde) regel dat de raad van de Orde via een administratieve beslissing de weglating kan bevelen van de advocaat die verzuimt die bijdragen te betalen, zijn bepalingen die bijdragen tot goede organisatie van het beroep van advocaat. Zij streven een openbaar nut na. De beslissing van de raad van beroep is naar recht verantwoord wanneer zij feitelijke omstandigheden naar voren brengt die uitsluiten dat de genomen maatregel, die van administratieve aard is, in wanverhouding zou staan met het doel van openbaar nut op grond waarvan hij is ingesteld ( Cass. 28 september 2007).
Artikel 444
284
noab
De advocaten oefenen vrij hun ambt uit ter verdediging van het recht en van de waarheid. Zij moeten er zich van onthouden enig ernstig feit tegen de eer
INHOUDSTAFEL
en de faam van personen aan te voeren, tenzij dit voor de zaak volstrekt noodzakelijk is, onder het voorbehoud van tuchtrechtelijke vervolgingen en toepassing van artikel 445 indien daartoe grond bestaat. Geselecteerde rechtspraak Hoewel de advocaat die bij de uitoefening van zijn beroep in vertrouwen wordt genomen door zijn cliënt in de regel het hem toevertrouwde geheim moet eerbiedigen, kan een zodanige verplichting niet bestaan ten overstaan van de tuchtoverheid aan wie de advocaat eerlijkheid en loyauteit verschuldigd is krachtens de deontologie van het beroep. Deze autoriteiten, waarbij de advocaat te rade moet kunnen gaan in twijfelachtige gevallen, en die, in geval van misbruiken, op tuchtgebied moet optreden, staan in voor het beroepsgeheim en zijn er tezelfder tijd toe gehouden. Van een plicht tot geheimhouding in hoofde van de advocaat zou geen sprake kunnen zijn wanneer uit de omstandigheden van de zaak zou blijken dat de door hem jegens de tuchtoverheid aangevoerde verplichting hem geenszins werd ingegeven door zijn geweten doch een voorwendsel is om zijn op disciplinair gebied afkeurbare gedragingen te verbergen. In een zodanig geval moet de tuchtoverheid onderzoeken en beoordelen of, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak, de aangevoerde verplichting tot beroepsgeheim door geen andere bedoelingen werd gegeven en of de advocaat niet te kort is gekomen aan zijn plicht tot eerlijkheid en loyaliteit jegens de stafhouder en de overige tuchtoverheden door ten onrechte het beroepsgeheim aan te voeren om hun vragen niet te beantwoorden. De procureur-generaal bij het hof van beroep die door de Raad van de Orde van advocaten in kennis wordt gesteld van een beslissing in tuchtzaken of die als openbaar ministerie optreedt bij de tuchtraad van beroep, mag geen melding maken in een strafvervolging van verklaringen die onder beroepsgeheim werden afgelegd door een advocaat, hetzij met gesloten deuren voor genoemde raad van beroep, hetzij voor de Raad van de Orde of voor de Stafhouder. Het recht op stilzwijgen kan aldus tijdens het tegen een advocaat gevoerde tuchtonderzoek geen verantwoording zijn van zijn weigering te antwoorden op de vragen van de tuchtoverheid betreffende het door hem aangevoerde beroepsgeheim (Cass., 3 juni 1976, Arr. Cass., 1976, 1105; Pas., 1976, I, 1070; R.W., 1976-77, 2050). De advocaat, die gevraagd heeft dat de debatten van de tuchtraad van beroep waarvoor hij verschijnt in openbare zitting worden gehouden, mag zich op deze openbaarheid niet beroepen om zich te onttrekken aan zijn verplichting tot eerlijkheid en loyauteit waardoor hij de hem bij de uitoefening van zijn beroep toevertrouwde geheimen moet kenbaar maken, en evenmin om te vragen dat door het beroepsgeheim gedekte stukken uit de debatten worden geweerd (Cass., 12 mei 1977, Arr. Cass., 1977, 936; Pas., 1977, I, 929; R.W., 1977-78, 827). De advocaat bekleedt, als tussenpersoon tussen de rechtszoekenden en het gerecht, een sleutelpositie in de rechtsbedeling. Het vertrouwen van het publiek in het gerecht is essentieel voor een democratie. Van een advocaat mag verwacht worden dat hij hiertoe een bijdrage levert. Dit verklaart waarom normale deontologische restricties t.a.v. een advocaat verantwoord zijn. De door art. 10 E.V.R.M. gewaarborgde vrijheid van meningsuiting geldt ook voor de advocaat. Deze heeft het recht zich in het openbaar uit te spreken aangaande de werking van het gerecht. Nochtans mag deze kritiek bepaalde grenzen niet te buiten gaan. Er dient een evenwicht te worden in stand gehouden tussen de op het spel staande belangen, waaronder het recht van het publiek om te worden ingelicht aangaande vraagstukken die betrekking hebben op de werking van de rechterlijke macht, de vereisten van een goede rechtsbedeling en de waardigheid van het beroep van advocaat. Door de algemeenheid, de ernst en de toon van de in het openbaar geuite klachten, voorafgaand aan het aanwenden van een voor zijn cliënt beschikbaar rechtsmiddel, heeft de advocaat een houding aangenomen die onverzoenbaar is met zijn veronderstelde bijdrage tot het vertrouwen in het gerecht die hij voor ogen had moeten houden. Rekening houdende met deze gegevens en het gematigd bedrag van de hem door zijn tuchtoverheid opgelegde
INHOUDSTAFEL
noab
285
boete, is die tuchtoverheid haar appreciatiebevoegdheid niet te buiten gegaan en werd art. 10 E.V.R.M. niet geschonden ( Hof Mensenrechten nr. 25405/94, 20 mei 1998 (Schöpfer / Zwitserland)), P.& B. 1998, 108; R.W. 2000-01, 279 (weergave)).
Artikel 445
Indien een advocaat in zijn pleidooien of in zijn geschriften kwaadwillig de Monarchie, de Grondwet, de wetten van het Belgische volk of het gevestigd gezag aanvalt, kan de rechtbank of het hof waarvoor de zaak aanhangig is, door de griffier proces-verbaal doen opmaken en het incident brengen voor de raad van de Orde waaronder de betrokkene ressorteert. Geselecteerde rechtspraak Een strafrechtelijke veroordeling van een advocaat, wegens opmerkingen in de rechtszaal over het optreden van het openbaar ministerie, levert een beperking op van de vrijheid van meningsuiting zoals gewaarborgd in het eerste lid van art. 10 EVRM. Nu vaststaat dat deze veroordeling een legitiem doel nastreefde – te weten het beschermen van de reputatie en de rechten van het O.M. –, rest de vraag of de veroordeling in een democratische samenleving wel noodzakelijk was zodat ze kan worden gerechtvaardigd onder het tweede lid van voormelde verdragsbepaling. Advocaten spelen, gelet op hun positie van intermediair tussen de gerechten en het publiek, een wezenlijke rol bij het waarborgen van het noodzakelijke publieke vertrouwen in de rechterlijke macht en het procesverloop. Hoewel ook advocaten gerechtigd zijn kritiek te leveren op de werking van het gerecht, moet deze – om voormelde redenen – binnen bepaalde grenzen blijven. Kritiek van de verdediging op het openbaar ministerie verdient meer bescherming dan een verbale aanval op een rechter of een gerecht. In casu was deze kritiek beperkt tot het optreden van het O.M. in een specifieke strafzaak en had zij geen betrekking op de algemene professionele kwaliteiten van het betrokken lid van het O.M. Overigens werd de kritiek geleverd in een rechtszaal en werd die niet in de media tot uiting gebracht. Het is de primaire verantwoordelijkheid van de nationale gerechten en de magistraat van de zetel om te verzekeren dat het gedrag van procespartijen behoorlijk is en de eerlijkheid van het proces niet in gevaar brengt. Een dergelijke benadering geniet de voorkeur boven een, in een navolgend rechtsgeding, ex post facto toezicht dat overigens moeilijk te verenigen is met de taak van de advocaat de belangen van zijn cliënt zo goed mogelijk te verdedigen. Ook een relatief lichte straf kan een chilling effect hebben. In casu bevond het Hof de strafrechtelijke veroordeling van Nikula disproportioneel (Hof Mensenrechten (4e afd.) nr. 31611/96, 21 maart 2002 (Nikula / Finland)). De advocaat bekleedt, als tussenpersoon tussen de rechtzoekenden en het gerecht, een sleutelpositie in de rechtsbedeling. Het vertrouwen van het publiek in het gerecht is essentieel voor een democratie. Van een advocaat mag verwacht worden dat hij hiertoe een bijdrage levert. Dit verklaart waarom normale deontologische restricties t.a.v. een advocaat verantwoord zijn. De door art. 10 E.V.R.M. gewaarborgde vrijheid van meningsuiting geldt ook voor de advocaat. Deze heeft het recht zich in het openbaar uit te spreken aangaande de werking van het gerecht. Nochtans mag deze kritiek bepaalde grenzen niet te buiten gaan. Er dient een evenwicht te worden in stand gehouden tussen de op het spel staande belangen, waaronder het recht van het publiek om te worden ingelicht aangaande vraagstukken die betrekking hebben op de werking van de rechterlijke macht, de vereisten van een goede rechtsbedeling en de waardigheid van het beroep van advocaat. Door de algemeenheid, de ernst en de toon van de in het openbaar geuite klachten, voorafgaand aan het aanwenden van een voor zijn cliënt beschikbaar rechtsmiddel, heeft de advocaat een houding aangenomen die onverzoenbaar is met zijn veronderstelde bijdrage tot het vertrouwen in het gerecht die hij voor ogen had moeten houden. Rekening houdende met deze gegevens en het gematigd bedrag van de hem door zijn tuchtoverheid
286
noab
INHOUDSTAFEL
opgelegde boete, is die tuchtoverheid haar appreciatiebevoegdheid niet te buiten gegaan en werd art. 10 E.V.R.M. niet geschonden (Hof Mensenrechten, 20 mei 1998 (Schöpfer / Zwitserland), P.&B., 1998, 108; R.W., 2000-01, 279 (weergave)).
Artikel 446
De ambtshalve aangewezen advocaat mag zijn ambtelijke tussenkomst niet weigeren, zonder zijn redenen van verschoning of van verhindering te doen goedkeuren door de overheid die hem heeft aangewezen. Indien een partij niet de bijstand van een advocaat verkrijgt in burgerlijke zaken, stelt het hoofd van de Orde ambtshalve een advocaat aan, indien daartoe grond bestaat.
Artikel 446 Bis
De advocaten verlenen de juridische eerstelijnsbijstand op de in artikel 508/5 bedoelde zitdagen. Zij verlenen de in artikel 508/7 bedoelde juridische tweedelijnsbijstand. Onder de in artikel 508/19 bedoelde voorwaarden, kent het Rijk vergoedingen toe aan de advocaten voor hun prestaties inzake juridische bijstand.
Artikel 446 ter
De advocaten begroten hun ereloon met de bescheidenheid die van hun functie moet worden verwacht. Een beding daaromtrent dat uitsluitend verbonden is aan de uitslag van het geschil, is verboden. Ingeval het ereloon niet met een billijke gematigdheid is vastgesteld, wordt het door de raad van de Orde verminderd, met inachtneming onder meer van de belangrijkheid van de zaak en van de aard van het werk, onder voorbehoud van de teruggave die hij beveelt, indien daartoe grond bestaat, dit alles onverminderd het recht van de partij om zich tot het gerecht te wenden indien de zaak niet aan een scheidsgerecht is onderworpen. Wordt de zaak voor de rechtbank gebracht, dan wordt zij in openbare zitting behandeld, tenzij de partijen eenstemmig vragen dat zij in raadkamer wordt behandeld. De rechtbank mag daarenboven, op verzoek van de meest gerede partij, bij een met redenen omklede beslissing gelasten dat de zaak in raadkamer wordt behandeld, gedurende de gehele rechtspleging of een gedeelte ervan, in het belang van de goede zeden of van de openbare orde, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privé-leven van partijen bij het proces dit vereisen of, in de mate dat dit door de rechtbank onder bepaalde omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van de rechtsbedeling zou schaden.] Geselecteerde rechtspraak Art. 459 (waarvan de tekst spoorde met het huidige art. 446bis) is niet van toepassing op een raad van de orde van advocaten, die een raadgevend advies moet geven op een verzoek van een rechterlijke instantie waarbij een geschil over de honoraria van een advocaat aanhangig is (Cass. 9 november 1992, Rec. Cass. 1992, 245). De beslissing waarbij de raad van de Orde het ereloon van een advocaat vermindert en teruggave beveelt, zonder een tuchtstraf op te leggen, is geen beslissing in tuchtzaken waartegen hoger beroep openstaat (Cass. AR 7874, 9 oktober 1992 (Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Antwerpen / Paklons)). Wanneer niet blijkt dat zich in een zaak tot begroting van het honorarium van een advocaat een van de gevallen voordoet waarin, conform art. 6.1 E.V.R.M., kan worden afgeweken van de regel van de openbaarheid van de behandeling van de zaak, dient die zaak in openbare zitting en niet in de raadkamer met gesloten deuren, als bepaald in art. 459, tweede lid (oud) Ger. W., te worden behandeld ( Cass. AR 6141, 20 januari 1989 (Bewaarder der deposito- en consignatiekas te Hasselt / Fort Produkten N.V.)). Uit de omstandigheid dat een lid van de raad van beroep van de Orde van Advocaten zitting had als lid van een scheidsrechterlijk college, dat uitspraak heeft gedaan inzake een
INHOUDSTAFEL
noab
287
geschil over honoraria zonder enig verband met de aan voormelde raad voorgelegde feiten, valt niet af te leiden dat de raad van beroep niet onafhankelijk noch onpartijdig is, ook al wordt tegen de beslissing van dat scheidsrechterlijk college hoger beroep ingesteld voor het hof van beroep en spreekt de raad van beroep zich ook uit over grieven betreffende honoraria ( Cass. AR D.94.16.F, 15 december 1994 (D. / Procureur-generaal)). De verjaring van het ereloon van de advocaat ex art. 2276bis B.W. is bevrijdend en niet kwijtend van aard. Bij weerlegging van het vermoeden van betaling vindt bijgevolg de gemeenrechtelijke verjaringstermijn geen toepassing ( Cass. AR C.07.0372.N, 24 januari 2008).
Hoofdstuk III. Stafhouder en raad van de Orde Artikel 447
De stafhouder is het hoofd van de Orde. Hij roept de algemene vergadering van de advocaten en de raad van de Orde bijeen en zit deze voor. Bij overlijden of verhindering van de stafhouder wordt hij voorlopig vervangen zoals bepaald is in het reglement van de raad van de Orde; anders door de oudstbenoemde stafhouder die lid is van de Raad of bij gebreke daarvan door het oudste aanwezige lid van de raad.
Artikel 448
Voor elke balie wordt een Raad van de Orde gevormd. Evenwel, voor de balie te Brussel hebben de beide bij artikel 430, 2°, bedoelde Orden ieder hun eigen Raad. Is de raad van de Orde bij de heropening van de hoven en de rechtbanken niet wettelijk gevormd of vernieuwd, dan worden zijn werkzaamheden voorlopig verricht door de aftredende raad van de Orde.
Artikel 449
De raad van de Orde bestaat uit de stafhouder en: uit zestien leden, indien vijfhonderd of meer advocaten ingeschreven zijn op het tableau, op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie en op de lijst van de stagiairs; uit veertien leden, indien dit aantal honderd of meer bedraagt; uit acht leden, indien dit aantal vijftig of meer bedraagt; uit zes leden, indien het dertig of meer bedraagt; uit vier leden, indien het vijftien of meer bedraagt; uit twee leden, indien het minder is dan vijftien.
Artikel 450
De raadsleden worden rechtstreeks gekozen door de vergadering van de Orde, waarvoor alle op het tableau ingeschreven advocaten, alle advocaten ingeschreven op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie en alle op de lijst van de stagiairs ingeschreven advocaten, worden opgeroepen. De stafhouder en de leden van de raad van de Orde worden gekozen uit de leden van de balie ingeschreven op het tableau of op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie. De stafhouder en de raadsleden worden gekozen bij gelijktijdige, maar afzonderlijke lijststemming, de stafhouder bij volstrekte meerderheid van stemmen en de raadsleden bij betrekkelijke meerderheid op dag en uur bepaald door de raad van de Orde en met inachtneming van de regels die deze vaststelt. Nadat de stemming gesloten is verklaard, wordt de uitslag ervan in de algemene vergadering door haar voorzitter afgekondigd. Is een lid van de balie tegelijk tot stafhouder en tot lid van de raad der Orde gekozen, dan wordt deze laatste verkiezing als onbestaande beschouwd en de advocaat die na hem de
288
noab
INHOUDSTAFEL
meeste stemmen heeft behaald, wordt in zijn plaats verkozen verklaard. De uitslag van de raadsverkiezing wordt afgekondigd na de verkiezing van de stafhouder. Indien bij de stemming voor de verkiezing van de stafhouder geen volstrekte meerderheid wordt bereikt, heeft dadelijk of in een latere vergadering een herstemming plaats over de twee kandidaten op wie het grootste aantal stemmen is uitgebracht. Indien de kandidaten bij de herstemming een gelijk aantal stemmen behalen, is de op het tableau oudstingeschreven kandidaat gekozen. Indien bij de verkiezingen voor de raad van de Orde de stemmen staken voor het laatste te begeven mandaat, is de oudste naar rangorde op het tableau gekozen. Van de verrichtingen wordt proces-verbaal opgemaakt. Kan een lid van de Raad van de Orde zijn mandaat niet voleindigen dan wordt het vervangen door de advocaat die na de verkozen leden de meeste stemmen heeft behaald bij de jongste verkiezing. Artikel 451
De raad van de Orde kan bepalen op welke wijze en onder welke voorwaarden de kandidaten voor het stafhouderschap en voor de raad worden voorgedragen. Hij kan beslissen dat een van de plaatsen in de raad wordt toegekend volgens de regels die inzake voordracht en stemming voor de aanwijzing van de stafhouder zijn voorgeschreven. De stemmen die worden uitgebracht voor die plaats, mogen niet aangerekend worden voor de verkiezing in een andere plaats in de raad van de Orde. Geselecteerde rechtspraak De Raad van State verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van een verzoek tot nietigverklaring van een besluit van de tuchtraad van Brussel, waarbij beslist werd de namen van de advocaten, die een tuchtmaatregel hadden opgelopen, van het stembriefje weg te laten (R.v.St., 15 juni 1956, Pas., 1957, IV, 99).
Artikel 452
De secretaris van de raad vervult ook het ambt van secretaris van de Orde.
Artikel 453
De raad van de Orde kan alleen dan beraadslagen en besluiten wanneer de meerderheid van zijn leden aanwezig is. Geselecteerde rechtspraak Luidens art. 453 Ger. W. mag de raad van de orde alleen dan beraadslagen en besluiten wanneer de meerderheid van de leden aanwezig is. Uit geen enkele wetsbepaling blijkt dat de raad, wanneer hij kennis neemt van de tuchtzaken, voltallig of met een grotere meerderheid dan de gewone meerderheid zitting moet houden (Cass., 25 maart 1977, Arr. Cass., 1977, 806; Pas., 1977, I, 801; R.W., 1977-78, 230).
Artikel 454
De raden van de Orde worden vóór het einde van ieder gerechtelijk jaar vernieuwd, om hun ambt te vervullen dadelijk na het begin van het nieuw gerechtelijk jaar.De lijst van de leden waaruit de raad van de Orde bestaat, wordt binnen acht dagen na de verkiezingen gezonden aan de procureur-generaal bij het hof van beroep van het rechtsgebied.
Artikel 455
De raad van de Orde heeft de opdracht om de eer van de Orde van advocaten op te houden en de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen, te handhaven.
INHOUDSTAFEL
noab
289
Geselecteerde rechtspraak Een Orde van advocaten, instelling die onderworpen is aan het specialiteitsbeginsel en waarvan de opdrachten bij de wet zijn vastgesteld, kan slechts doen blijken van het vereiste belang om voor het Arbitragehof een annulatievordering in te stellen indien ze bepalingen aanvecht die de opdrachten betreffen die haar op beperkende wijze zijn toegekend in de art. 455 tot 471 (oud) (uitoefening beroep van advocaat, deontologie of tucht van advocaten) (overweg. B. 27) (Arbitragehof nr. 3/2001, 25 januari 2001). Niet slechts het algemeen gedrag maar ook bepaalde gedragingen, onverschillig of zij al dan niet in de uitoefening van het beroep plaatshadden, kunnen inbreuken op, of tekortkomingen aan, de eer van de Orde of de waardigheid van het beroep van advocaat uitmaken. Niet vereist is dat de inbreuk of tekortkoming getuigt van een opzettelijk verkiezen van het eigenbelang boven de rechtmatige belangen van de rechtzoekende (Brussel 4 december 1970). Ook al moet de advocaat die, bij de uitoefening van zijn beroep door zijn cliënt in vertrouwen wordt genomen, in de regel, het hem toevertrouwde geheim eerbiedigen, toch kan die verplichting niet bestaan ten opzichte van de tuchtoverheid die het beroepsgeheim tegelijk moet waarborgen en eerbiedigen. De advocaat is t.o.v. de tuchtoverheid eerlijkheid en loyaliteit is verschuldigd krachtens de plichtenleer van het beroep (Cass. AR D.94.16.F, 15 december 1994 (D. / Procureur-generaal)). Het beroepsgeheim van de advocaat heeft betrekking op de vertrouwelijke mededelingen en de geheimen van zijn cliënt. Art. 458 Sw. verbiedt de cliënt (persoon die beschermd wordt door deze bepaling) niet de met zijn raadsman gewisselde brieven over te leggen met het oog op verweer in rechte (Cass. (2e k.) AR P.97.0682.F, 12 november 1997 (de Bonvoisin / Dumont)). Beginselen van de plichtenleer, op grond waarvan een intellectueel beroep met rechtschapenheid en waardigheid moet worden uitgeoefend, bestaan los van enige vermelding in een formele tekst (Cass. (1e k.) AR D.00.0008.F, 30 november 2001 (B.G. / Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars)). De beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid zijn niet beperkt uitsluitend tot de concrete kwaliteit van de dienstverlening door een advocaat ( Cass. (1e k.) AR D.02.0022.N, 24 juni 2004 (M.J. / Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Gent)).
Hoofdstuk IV. Tucht Afdeling I. Tuchtraden Artikel 456
290
noab
Bij de zetel van ieder hof van beroep wordt een tuchtraad ingesteld, die tot taak heeft de inbreuken op de eer van de Orde en op de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid, die aan het beroep ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen, alsook de inbreuken op de reglementen te bestraffen, onverminderd de bevoegdheid van de rechtbanken, indien daartoe grond bestaat. In het rechtsgebied van het hof van beroep van Brussel worden twee tuchtraden ingesteld, één voor de Nederlandstalige Ordes en één voor de Franstalige Ordes. Deze tuchtraden zijn bevoegd voor de advocaten behorend tot de Ordes van het rechtsgebied van het betrokken hof van beroep. Ten aanzien van de voorzitter, de kamervoorzitters, de assessoren en de plaatsvervangende assessoren, de secretarissen en de plaatsvervangende secretarissen van de tuchtraad en de advocaten die lid zijn van de tuchtraad van beroep, en ten aanzien van de stafhouders en de leden van de raden van de Orde, behoort de tuchtrechtelijke procedure in eerste aanleg tot de bevoegdheid van de tuchtraad van een ander rechtsgebied, dat wordt aangewezen door de voorzitter van de tuchtraad van beroep. In dat geval wordt het tuchtrechtelijk onderzoek gevoerd door de stafhouder, of in voorkomend geval door de voorzitter van de tuchtraad van bedoeld rechtsgebied.
INHOUDSTAFEL
Artikel 457
§ 1. De tuchtraad is samengesteld uit één of meer kamers. § 2. De tuchtraad heeft een voorzitter, die tot taak heeft de zaak bij de tuchtraad aanhangig te maken. De voorzitter heeft geen zitting in de tuchtraad. De voorzitter van de tuchtraad wordt verkozen voor een periode van drie jaar door de stafhouders die lid zijn van de Orde van Vlaamse balies respectievelijk van de Ordre des barreaux francophones et germanophone. § 3. De tuchtraad heeft een secretaris en twee plaatsvervangende secretarissen. § 4. De raden van de Orde van elke balie die deel uitmaakt van het betrokken rechtsgebied, wijzen elk minstens twee effectieve leden en twee plaatsvervangers aan om in de tuchtraad zitting te hebben. De voorzitter en de kamervoorzitters worden gekozen uit de gewezen stafhouders.De assessoren worden gekozen uit de gewezen leden van de raden van de Orde. Om de drie jaar, bij de aanvang van het gerechtelijk jaar, stellen de stafhouders van het rechtsgebied van het hof van beroep de lijst op van de effectieve en de plaatsvervangende kamervoorzitters en assessoren. Ze wijzen eveneens de secretaris en de secretarissen-plaatsvervangers aan. De rang van de op de lijsten ingeschreven voorzitters en assessoren wordt bepaald met inachtneming van een billijk evenwicht tussen de balies van het rechtsgebied en van het aantal van hun leden. De mandaten van voorzitter, kamervoorzitter, assessor en secretaris, evenals van hun plaatsvervangers, zijn hernieuwbaar. § 5. De tuchtraad houdt zitting met een kamervoorzitter, vier assessoren en een secretaris, die niet deelneemt aan de beraadslaging. De tuchtraad bevat ten minste één lid van de balie waartoe de advocaat tegen wie de tuchtrechtelijke vervolging is ingesteld, behoort. De tuchtraad bij het hof van beroep te Luik heeft een kamer die is samengesteld uit ten minste twee leden die de Duitse en de Franse taal kennen en die geen deel uitmaken van de balie van Eupen. § 6. De secretaris stelt de kamers samen. De voorzitter en de assessoren worden, buiten beletsel, in de orde van hun rang geroepen. Geselecteerde rechtspraak Bij gebreke van voldoende vaststellingen in de beslissing van een tuchtraad van beroep van de Orde van advocaten en in de processen-verbaal van de terechtzitting, kan de regelmatigheid van de samenstelling van dit college blijken uit wettelijke bescheiden, zoals de lijst van advocaten opgemaakt ter uitvoering van (oud) art. 473, vijfde lid (Cass. 22 september 1972). Luidens (oud) art. 473, vijfde lid, wordt bij het begin van het jaar de lijst opgemaakt van de advocaten die geroepen kunnen worden om als assessor in de tuchtraad van beroep zitting te nemen en wordt de rang van de op die lijst ingeschreven advocaten bepaald met inachtneming van een billijk evenwicht tussen de balies van het rechtsgebied. De wet bepaalt niet dat bij het opmaken van die lijst noodzakelijk de oudsten van het tableau van de Orde moeten worden aangewezen (Cass. 25 maart 1977). Wanneer een plaatsvervangend lid als assessor zitting heeft genomen in de tuchtraad van beroep van de balies van het rechtsgebied van een hof van beroep die de zaak behandeld, daarover beraadslaagd en de beslissing gewezen heeft, wordt naar recht vermoed dat het aldus vervangen gewoon lid wettig verhinderd was (Cass. AR 7425, 13 februari 1986 (B.)).
Artikel 457 bis
De rechtspleging voor de tuchtraad wordt gevoerd in de taal van de Orde waartoe de vervolgde advocaat behoort. Onverminderd de toepassing van artikel 457, § 5, tweede lid, moeten alle leden van de zetel de taal van de rechtspleging kennen. Wanneer de tuchtrechtelijke rechtspleging echter een Duitstalige advocaat betreft, mag deze zich in het Duits uitdrukken.
INHOUDSTAFEL
noab
291
Artikel 458
§ 1. De stafhouder ontvangt en onderzoekt de klachten tegen de advocaten van zijn Orde. Om ontvankelijk te zijn, moeten klachten schriftelijk worden ingediend, moeten ze ondertekend en gedateerd zijn, en moeten ze de volledige identiteit van de klager bevatten. De stafhouder kan eveneens ambtshalve of op schriftelijke aangifte door de procureur-generaal een onderzoek instellen. De stafhouder leidt het onderzoek of stelt een onderzoeker aan, wiens taken en bevoegdheden hij omschrijft. De klager en de advocaat die het voorwerp uitmaakt van het onderzoek, worden van de instelling van het onderzoek schriftelijk op de hoogte gebracht. De klager heeft het recht om tijdens het onderzoek gehoord te worden en kan, in voorkomend geval, bijkomende informatie en bewijsstukken verschaffen. De verklaringen van de klager, van de advocaat en van de getuigen worden opgetekend in een proces-verbaal. De gehoorde personen ontvangen op hun verzoek een afschrift van het proces-verbaal van hun verklaringen. De advocaat die het voorwerp uitmaakt van een tuchtonderzoek, kan zich tijdens het onderzoek laten bijstaan door de advocaat van zijn keuze, maar kan zich niet laten vertegenwoordigen. § 2. De stafhouder die na het onderzoek oordeelt dat er redenen bestaan om de advocaat te laten verschijnen voor de tuchtraad, zendt het dossier samen met zijn met redenen omklede beslissing over aan de voorzitter van de tuchtraad, zodat deze de tuchtraad kan samenroepen overeenkomstig de bepalingen van artikel 459. Hij brengt de advocaat en de klager hiervan op de hoogte. Is de stafhouder van mening dat de klacht onontvankelijk, ongegrond of van onvoldoende gewicht is, dan brengt hij de klager en de advocaat hiervan schriftelijk op de hoogte. De klager kan de beslissing binnen drie maanden betwisten bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van de tuchtraad. De advocaat of de klager kan zich eveneens tot laatstgenoemde richten binnen dezelfde termijn en op dezelfde wijze indien de stafhouder binnen een termijn van zes maanden na het indienen van de klacht geen beslissing tot buitenvervolgingstelling of tot vervolging heeft genomen. § 3. De voorzitter van de tuchtraad bij wie de zaak door de advocaat of de klager aanhangig wordt gemaakt, kan het volgende doen binnen een termijn van drie maanden te rekenen van die aanhangigmaking: 1 indien hij vaststelt dat het onderzoek van de stafhouder nog niet ingesteld is, nog loopt of niet volledig is, kan hij hetzij de stafhouder ertoe uitnodigen dit onderzoek te beëindigen binnen een door hem te bepalen termijn, hetzij de klacht zelf onderzoeken of een onderzoeker aanstellen wiens taken en bevoegdheden hij omschrijft. De stafhouder geeft in laatstgenoemd geval de zaak uit handen en zendt het dossier ervan dadelijk over aan de voorzitter van de tuchtraad; 2 hij kan bij een met redenen omklede en een schriftelijke beslissing, desgevallend na een onderzoek, weigeren gevolg te geven aan onontvankelijke klachten, ongegronde klachten of klachten van onvoldoende gewicht; 3 hij kan, in voorkomend geval na een onderzoek, beslissen dat de advocaat dient te verschijnen voor de tuchtraad, in welk geval artikel 459 toegepast wordt. De stafhouder, de advocaat en de klager ontvangen in elk geval een afschrift van deze beslissing, waartegen geen rechtsmiddel openstaat.
Artikel 459
§ 1. De tuchtraad neemt kennis van de tuchtzaken door toedoen van de stafhouder van de betrokken advocaat of, in het geval bedoeld in artikel 458, § 3, eerste lid, 3, van de voorzitter van de tuchtraad. De voorzitter van de tuchtraad roept, ambtshalve of op verzoek van de stafhouder, de advocaat bij een ter post aangetekende brief op om voor de tuchtraad te verschijnen.
292
noab
INHOUDSTAFEL
De oproeping vermeldt de feiten die de advocaat ten laste worden gelegd. Op straffe van nietigheid bedraagt de oproepingstermijn minstens vijftien dagen. De voorzitter brengt de klager op de hoogte van de datum en de plaats van de zitting. § 2. De tuchtraad behandelt de zaak in openbare zitting, tenzij de betrokken advocaat de behandeling met gesloten deuren vraagt. De tuchtraad kan eveneens met gesloten deuren zitting houden, gedurende de gehele rechtspleging of een deel daarvan, in het belang van de goede zeden of van de openbare orde, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privé-leven van de vervolgde advocaat dit vereisen, of in de mate dat dit door de tuchtraad onder bepaalde omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van de rechtsbedeling zou schaden. De klager wordt op zijn verzoek gehoord op de zitting en in voorkomend geval geconfronteerd met de betrokken advocaat. De onderzoeker wordt ter zitting gehoord in zijn verslag. Geselecteerde rechtspraak § 1 De raad van de Orde van Advocaten (thans: tuchtraad) kan slechts door toedoen van de stafhouder kennis nemen van de tuchtzaken (Cass. AR D.93.0022.N, 18 februari 1994 (B. / Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Antwerpen)). De stafhouder treedt op als een orgaan van de Orde maar heeft als dusdanig niet de hoedanigheid van rechter (Cass. (1e k.) AR D.02.0022.N, 24 juni 2004 (M.J. / Procureurgeneraal bij het Hof van Beroep te Gent)). Met de regel van openbare orde uit art. 457 (oud; thans art. 459, § 1) is niet in strijd dat de raad wordt geadieerd door een dagvaarding door een lid van de raad, dat optreedt op verzoek van de stafhouder (Cass. AR D.94.0011.N, 30 september 1994 (Mewissen)). De regel dat de raad van de Orde van advocaten kennis neemt van de tuchtzaken door toedoen van de stafhouder is van wezenlijk belang voor de rechtsbedeling en raakt de openbare orde (Cass. AR 9508, 9 november 1992 (S.); Cass. AR D.93.0022.N, 18 februari 1994 (B. / Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Antwerpen)). Nu de Raad van de Orde van Advocaten van tuchtzaken geen kennis kan nemen tenzij door toedoen van de stafhouder, doet de omstandigheid dat deze een dagvaarding aan een advocaat heeft doen betekenen om vóór die raad te verschijnen, terwijl hijzelf dossiers i.v.m. schuldeisers van die advocaat had overgenomen, niets af aan de onpartijdigheid van de raad, als de stafhouder niet heeft deelgenomen aan de beslissing van de raad ( Cass. AR D.93.0021.F, 27 januari 1994 (D.)). § 2 Wanneer niet blijkt dat zich in een zaak tot begroting van het honorarium van een advocaat een van de gevallen voordoet waarin, conform art. 6.1 E.V.R.M., kan worden afgeweken van de regel van de openbaarheid van de behandeling van de zaak, dient die zaak in openbare zitting en niet in de raadkamer met gesloten deuren, als bepaald in art. 459, tweede lid (oud) Ger. W., te worden behandeld (Cass. AR 6141, 20 januari 1989 (Bewaarder der deposito- en consignatiekas te Hasselt / Fort Produkten N.V.)).
Artikel 460
De tuchtraad kan bij een met redenen omklede beslissing, naar gelang van het geval, waarschuwen, berispen, schorsen voor een termijn van ten hoogste één jaar, schrappen van het tableau, van de lijst van advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of van de lijst van stagiairs. Iedere advocaat die voor de tweede maal geschorst wordt, kan krachtens dezelfde beslissing worden geschrapt van het tableau, van de lijst van advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of van de lijst van stagiairs.De tuchtraad kan bij de berisping of de schorsing bovendien het verbod opleggen om gedurende ten hoogste drie jaar in geval van berisping, en ten hoogste vijf jaar in geval van schorsing,
INHOUDSTAFEL
noab
293
deel te nemen aan de in artikel 450 bedoelde stemming, alsmede het verbod opleggen om gedurende deze periode te worden verkozen tot stafhouder of tot lid van de raad van de Orde of tot lid van de algemene vergadering of het bestuur van de Orde van Vlaamse balies of van de Ordre des barreaux francophones et germanophone. De tuchtraad besluit, met opgave van redenen, of hij het dienstig acht om de schorsing of de schrapping bekend te maken en, in voorkomend geval, op welke wijze dit dient te gebeuren. De tuchtraad kan, in voorkomend geval onder de bijzondere voorwaarden die hij bepaalt, de uitspraak van de veroordeling opschorten of de uitvoering van de tuchtsanctie uitstellen. Bij niet-naleving van de bepaalde voorwaarden, roept de voorzitter, ambtshalve of op verzoek van de stafhouder, de advocaat overeenkomstig artikel 459 op om op een zitting van de tuchtraad te verschijnen, met het oog op het horen uitspreken van een tuchtstraf of het horen opheffen van de opschorting.De tuchtraad kan in zijn beslissing de kosten die voor het onderzoek en voor het onderzoek ter terechtzitting werden gemaakt ten laste leggen van de betrokken advocaat. Artikel 461
§ 1. De schorsing of de schrapping wordt naast de naam van de betrokkene vermeld in een op het secretariaat van de balie en van de Orde van Vlaamse balies of van de Ordre des barreaux francophones et germanophone gehouden register, dat de advocaten kunnen inzien. § 2. Binnen acht dagen na de uitspraak ervan geeft de secretaris van de tuchtraad van iedere beslissing in tuchtzaken bij een ter post aangetekende brief kennis aan de advocaat, aan zijn stafhouder en aan de procureur-generaal. De stafhouder of, in voorkomend geval wanneer hij de zaak aanhangig heeft gemaakt bij de tuchtraad, de voorzitter van deze raad, kan aan de klager, indien hij erom verzoekt, mondeling of schriftelijk de inlichtingen verschaffen die hij gepast acht betreffende de genomen beslissing en betreffende de rechtsmiddelen die ertegen worden aangewend. Een afschrift van alle beslissingen wordt overgezonden aan de Orde van Vlaamse balies, of aan de Ordre des barreaux francophones et germanophone. Zij kunnen, indien zij dit dienstig achten, de beslissingen geheel of gedeeltelijk bekendmaken, zonder vermelding van de naam van de betrokken advocaat.
Artikel 462
Is de beslissing bij verstek gewezen, dan kan de advocaat ertegen verzet aantekenen binnen vijftien dagen, te rekenen van de kennisgeving. Laattijdig verzet wordt niet ontvankelijk verklaard, tenzij de tuchtraad de verzetdoende advocaat van het verval ontheft, een beslissing waarover de tuchtraad soeverein oordeelt en waartegen geen rechtsmiddel openstaat. Het verzet wordt bij een ter post aangetekende brief gezonden aan de voorzitter van de tuchtraad. De voorzitter roept, in de vorm en binnen de termijn van de oorspronkelijke oproeping, de verzetdoende advocaat op om voor de tuchtraad te verschijnen. De tuchtraad doet uitspraak, zelfs in diens afwezigheid. De beslissing geldt in ieder geval als op tegenspraak gewezen.
Artikel 463
Tegen de beslissingen gewezen door de tuchtraad kunnen de betrokken advocaat, de stafhouder van de balie van de betrokken advocaat of de procureurgeneraal hoger beroep instellen. Het hoger beroep wordt aan de voorzitter van de tuchtraad van beroep ter kennis gebracht bij een ter post aangetekende brief binnen vijftien dagen te rekenen van de kennisgeving van de beslissing. De voorzitter van de tuchtraad van beroep geeft bij een ter post aangetekende brief kennis van het beroep aan de voorzitter van de tuchtraad en, naar gelang van het geval, aan de betrokken advocaat, aan de stafhouder van de Orde waartoe hij behoort of aan de procureur-generaal.
294
noab
INHOUDSTAFEL
De procureur-generaal, de stafhouder en de advocaat kunnen bij een ter post aangetekende brief tegenberoep instellen binnen een termijn van één maand te rekenen van het hoofdberoep. Geselecteerde rechtspraak De beslissing waarbij de raad van de Orde het ereloon van een advocaat vermindert en teruggave beveelt, zonder een tuchtstraf op te leggen, is geen beslissing in tuchtzaken waartegen hoger beroep openstaat ( Cass. AR 7874, 9 oktober 1992 (Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Antwerpen / Paklons)).
Afdeling II. Tuchtraden in beroep Artikel 464
Het hoger beroep tegen de beslissingen van de Nederlandstalige tuchtraden wordt gebracht voor de Nederlandstalige tuchtraad van beroep. Het hoger beroep tegen de beslissingen van de Franstalige en Duitstalige tuchtraden wordt gebracht voor de Franstalige en Duitstalige tuchtraad van beroep. De zetel van de tuchtraden van beroep is gevestigd te Brussel.
Artikel 465
§ 1. Elke tuchtraad van beroep is samengesteld uit één of meer kamers. Hij wordt voorgezeten door een eerste voorzitter van het hof van beroep. § 2. Iedere kamer houdt zitting met een voorzitter, vier assessoren-advocaten en een secretaris-advocaat. Het voorzitterschap wordt beurtelings waargenomen door de eerste voorzitters van de hoven van beroep of door de kamervoorzitter aangewezen door de eerste voorzitter. De eerste voorzitters van de hoven van beroep van Antwerpen, Brussel en Gent hebben zitting in de Nederlandstalige tuchtraad van beroep; de eerste voorzitters van de hoven van beroep van Brussel, Bergen en Luik hebben zitting in de Franstalige en Duitstalige tuchtraad van beroep. Wanneer de tuchtprocedure een advocaat bij de balie van Eupen betreft, bestaat de beroepskamer van de tuchtraad uit ten minste twee leden die Duits en Frans kennen, en die geen lid zijn van de balie van Eupen. § 3. De procureur-generaal bij het hof van beroep van Brussel of een advocaatgeneraal die hij aanwijst, oefent het ambt van het openbaar ministerie uit. § 4. Iedere Orde die deel uitmaakt van de Orde van Vlaamse balies of van de Ordre des barreaux francophones et germanophone duidt, uit de gewezen leden van de raad van de Orde, minimum twee assessoren en twee plaatsvervangende assessoren aan. De assessoren worden voorgedragen onder de gewezen leden van de raden van de Orde door de betrokken raden van de Orde. § 5. Om de drie jaar, bij de aanvang van het gerechtelijk jaar, stellen de bestuurders van de Orde van Vlaamse balies respectievelijk van de Ordre des barreaux francophones et germanophone, telkens onder het voorzitterschap van de eerste voorzitter van het hof van beroep van Brussel, de lijst op van de effectieve assessoren en de plaatsvervangende assessoren. Ze stellen eveneens de secretarissen en de plaatsvervangende secretarissen aan. De rang van de op de lijsten ingeschreven advocaten wordt bepaald met inachtneming van een billijk evenwicht tussen de balies die de Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone vormen en van het aantal van hun leden. § 6. Het mandaat geldt voor drie jaar en is hernieuwbaar. § 7. De secretaris stelt de kamers samen, buiten beletsel, in de orde van voorrang die op de lijsten is vermeld.
INHOUDSTAFEL
noab
295
Artikel 466
De rechtspleging voor de tuchtraad van beroep wordt gevoerd in de taal van de beslissing waartegen hoger beroep werd ingesteld. Onverminderd de toepassing van artikel 457, § 5, tweede lid, moeten alle leden van de zetel de taal van de rechtspleging kennen.Wanneer de tuchtprocedure evenwel een Duitstalige advocaat betreft, mag laatstgenoemde Duits spreken.
Artikel 467
De debatten voor de tuchtraad van beroep worden gehouden zoals voorgeschreven door artikel 459, § 2.
Artikel 468
§ 1. De secretaris geeft bij een ter post aangetekende brief kennis van de beslissing van de tuchtraad van beroep aan de betrokken advocaat, aan de stafhouder van de Orde waartoe hij behoort en aan de procureur-generaal. Hij stuurt een afschrift van de uitspraak naar de Orde van Vlaamse balies of naar de Ordre des barreaux francophones et germanophone. § 2. Het verzet van de advocaat tegen de bij verstek gewezen beslissingen van de tuchtraad van beroep gebeurt in dezelfde vorm en binnen dezelfde termijn als de akte van beroep. Het verzet wordt behandeld en berecht met inachtneming van de regels die in eerste aanleg zijn toegepast. § 3. De advocaat, de stafhouder van de Orde waartoe hij behoort en de procureur-generaal kunnen, binnen de termijn van één maand te rekenen van de kennisgeving, de beslissing van de tuchtraad van beroep aan het Hof van Cassatie voorleggen in de vormen van de voorzieningen in burgerlijke zaken. Tenzij de beslissing anders luidt, heeft de voorziening schorsende kracht. Wordt de beslissing vernietigd, dan verwijst het Hof van Cassatie de zaak naar de tuchtraad van beroep, anders samengesteld. Afdeling III. Diverse bepalingen
Artikel 469
296
noab
De tuchtraad is bevoegd om uitspraak te doen over tuchtrechtelijke vervolgingen die ingesteld zijn wegens feiten gepleegd vóór de beslissing waarbij de advocaat van het tableau van de Orde, van de lijst van advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of de lijst van stagiairs is weggelaten, indien het onderzoek uiterlijk één jaar na die beslissing is ingesteld. Indien een advocaat zijn inschrijving bij een andere Orde vraagt en bekomt, en deze inschrijving gepaard gaat met de weglating van de advocaat uit het eerste tableau of de lijst, dan wordt het onderzoek waarvan sprake is in artikel 458, § 1, geleid door de stafhouder van de Orde waar de advocaat laatst is ingeschreven, zonder dat met de datum of de lokalisatie van de aan de advocaat verweten feiten rekening wordt gehouden. In dezelfde omstandigheden geeft de stafhouder, indien hij reeds een onderzoek leidt, de zaak uit handen en zendt het dossier over aan de stafhouder van de Orde waar de advocaat laatst is ingeschreven. Indien de wijziging van Orde een wijziging van het rechtsgebied van het hof van beroep meebrengt, zijn dezelfde regels als hierboven van toepassing op de voorzitter van de tuchtraad. Indien nochtans op het ogenblik van de wijziging van Orde, de advocaat reeds is opgeroepen overeenkomstig artikel 459, § 1, blijft de geadieerde tuchtraad bevoegd. De tuchtraad die bevoegd is om kennis te nemen van de tuchtrechtelijke vordering tegen een advocaat die ingeschreven is bij een andere Orde dan die waartoe hij behoorde op het ogenblik dat de feiten die hem worden verweten, werden gepleegd, is deze waartoe de advocaat behoort op het ogenblik dat de beslissing wordt genomen om hem te verwijzen naar de tuchtraad.
INHOUDSTAFEL
Artikel 470
De procureur-generaal zorgt voor de tenuitvoerlegging van de beslissingen tot schorsing en tot schrapping.
Artikel 471
De geschorste advocaat moet zich tijdens de duur van zijn straf van iedere beroepswerkzaamheid onthouden.
Artikel 472
§ 1. Een geschrapte advocaat kan niet worden ingeschreven op een tableau van de Orde, of op een lijst van advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie, of op een lijst van stagiairs dan na het verstrijken van een termijn van tien jaar nadat de beslissing tot schrapping in kracht van gewijsde is gegaan en indien buitengewone omstandigheden het wettigen. De inschrijving is niet geoorloofd dan na een met redenen omkleed advies van de raad van de Orde van de balie waartoe de advocaat behoorde.De weigering tot inschrijving wordt met redenen omkleed. § 2. Een geschorste advocaat kan aan de tuchtraad of aan de tuchtraad van beroep die de schorsing heeft uitgesproken eerherstel vragen na een termijn van zes jaar te rekenen van de uitspraak. De weigering tot eerherstel moet met redenen worden omkleed. De beslissing is niet vatbaar voor hoger beroep. De aanvraag tot eerherstel kan om de zes jaar opnieuw worden ingediend. § 3. De lichtere tuchtstraffen worden van rechtswege uitgewist na een periode van zes jaar te rekenen van de uitspraak. § 4. De herinschrijving, het eerherstel of de uitwissing van de straf brengen de doorhaling van de vermeldingen bepaald in artikel 461, § 1, met zich.] Geselecteerde rechtspraak Het nieuwe art. 472 getuigt in zijn geheel van het algemene streven naar rehabilitatie of uitwissing van tuchtstraffen (Parl. St. Kamer, 2004-2005, nr. 1724/001, 21 en 37). Zonder dat dient te worden nagegaan in welke mate het in art. 14 Gw. opgenomen beginsel van de wettigheid van de straf eveneens van toepassing is in tuchtzaken, blijkt dat art. 472, § 1 niet aldus kan worden geïnterpreteerd dat de weigering tot wederinschrijving op basis van de daarin vermelde voorwaarden een tuchtsanctie zou zijn, ook al dient erover te worden beraadslaagd nadat eerder een tuchtstraf werd opgelopen en ook al wordt over de aanvraag geoordeeld door een tuchtrechtscollege. Art. 472, § 1 schendt art. 14 Gw. niet (Grondwettelijk Hof nr. 117/2008 31 juli 2008, B.S. 17 september 2008). De voorwaarde van “het gewettigd zijn door buitengewone omstandigheden” waaraan de wederinschrijving van een geschrapte advocaat is onderworpen, aldus geïnterpreteerd dat eraan is voldaan “wanneer de geschrapte advocaat blijk geeft van een zodanig gewijzigde instelling dat niet gevreesd moet worden voor de waarborging van een behoorlijke beroepsuitoefening met het oog op de belangen van de rechtzoekende”, maakte het voorwerp uit van een toetsing aan de art. 10, 11 en 23 Gw. door het Grondwettelijk Hof. Het Hof benadrukte dat de aan deze bepaling door het verwijzende rechtscollege (een interpretatie gegeven die voor geen enkele van de in de procedures voor het verwijzende rechtscollege betrokken partijen enig nadeel doet ontstaan, zodat er geen twijfel kan rijzen omtrent de bestaanbaarheid ervan met artikel 23 van de Grondwet. Evenmin wordt aangetoond – en, bij ontstentenis van een beweerd nadeel of van een voorgehouden bevoordeling van een derde, kan ook niet worden ingezien – waarin het verschil in behandeling met andere categorieën van personen zou bestaan dat discriminerend zou zijn. De vraag op welke wijze art. 472, § 1 dient te worden uitgelegd, behoort tot de bevoegdheid van de Tuchtraad van beroep, in voorkomend geval onder toezicht van het Hof van Cassatie (Grondwettelijk Hof nr. 117/2008 31 juli 2008, B.S. 17 september 2008).
Artikel 473
Wanneer het wegens de aan een advocaat ten laste gelegde feiten te vrezen is dat zijn latere beroepswerkzaamheid nadeel kan toebrengen aan derden of aan de eer van de Orde, kan de stafhouder de bewarende maatregelen nemen
INHOUDSTAFEL
noab
297
die de voorzichtigheid eist en met name aan de advocaat verbieden het gerechtsgebouw te betreden gedurende ten hoogste drie maanden. Deze termijn kan op verzoek van de stafhouder worden verlengd bij een met redenen omklede beslissing van de raad van de Orde, nadat de betrokken advocaat werd gehoord. De betrokken advocaat kan tegen het verbod het gerechtsgebouw te betreden en tegen de verlenging van de termijn ervan, beslissingen die bij voorraad uitvoerbaar zijn, beroep aantekenen bij de tuchtraad van beroep. Dit beroep wordt bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de voorzitter van deze raad, die de raad onmiddellijk bijeenroept. De tuchtraad van beroep neemt een beslissing na de stafhouder en de betrokken advocaat te hebben gehoord. Geselecteerde rechtspraak De loutere omstandigheid dat, ex art. 473, zesde lid, (oud) Ger. W., twee assessoren van de tuchtraad van beroep deel moeten uitmaken van dezelfde balie als de verdachte advocaat, terwijl eenzelfde vereiste niet bestaat ten aanzien van de architecten, volstaat niet om aan te tonen dat de advocaten het slachtoffer zouden zijn van een onverantwoord verschil in behandeling. De advocaten die zitting nemen in de tuchtraden van beroep, nemen zitting uit eigen naam, zij vertegenwoordigen niet de raad van de Orde waarvan zij afhangen en zij krijgen van die raad geen enkele instructie in verband met de wijze waarop het geschil moet worden beslecht (overweg B.8). Art. 473, zesde lid, (oud) Ger. W. schendt de art. 10-11 G.W. niet (Arbitragehof nr. 144/2006,
Arbitragehof nr. 144/2006,
20 september 2006 (prejudiciële vraag)).
Artikel 474
Op straffe van verjaring wordt de tuchtprocedure ingesteld binnen twaalf maanden te rekenen van de kennisneming van de feiten door de tuchtrechtelijke autoriteit die bevoegd is om die procedure op gang te brengen.
Artikel 475
Alle oproepingen en kennisgevingen als bedoeld in deze titel worden geldig gedaan aan het kantoor van de advocaat of aan zijn woonplaats.
Artikel 476
[...]
Artikel 477
In een strafrechtelijke, burgerrechtelijke of administratieve procedure mag geen melding worden gemaakt van een tuchtprocedure, noch van elementen daarvan.
Titel Ibis. Uitoefening in België van het beroep van advocaat door advocaten die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie Hoofdstuk I. Vrij verrichten van diensten Artikel 477 bis
298
noab
§ 1. Personen die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie en aldaar overeenkomstig richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten gerechtigd zijn een titel te voeren welke overeenstemt met die van advocaat, kunnen in België van die titel gebruik maken. De persoon bedoeld in het eerste lid is diegene die, in de lidstaat van herkomst gerechtigd is door de bevoegde overheid van deze lidstaat er zijn beroep uit te oefenen onder de titel die overeenstemt met die van advocaat, na een op-
INHOUDSTAFEL
leiding te hebben genoten of alle formaliteiten met een gelijkwaardig effect te hebben vervuld die door de wetgeving van deze lidstaat kunnen worden opgelegd. § 2. De in de eerste paragraaf bedoelde personen moeten bij het verrichten van een dienst in België gebruik maken van hun titel uitgedrukt in de taal of in een van de talen van de lidstaat waar zij gevestigd zijn, alsook melding maken van de beroepsorganisatie waarvan zij afhangen of van het gerecht waarbij zij volgens de wettelijke regeling van die Staat zijn toegelaten. Bij die dienstverlening kan hen worden gevraagd van hun hoedanigheid van advocaat te doen blijken. Artikel 477 ter
§ 1. De in artikel 477bis bedoelde personen kunnen in België dezelfde beroepswerkzaamheden uitoefenen als leden van Belgische balies. Voor handelingen van vertegenwoordiging en verdediging in rechte moeten zij evenwel: 1° handelen in samenwerking met een advocaat die ingeschreven is op het tableau; 2° voor de terechtzitting door die advocaat worden voorgesteld: a) aan de stafhouder van de balie bij het betrokken gerecht; b) aan de voorzitter van het gerecht waarbij hij optreedt. § 2. Onverminderd de verplichtingen die hen worden opgelegd in de lidstaat van herkomst, worden de beroepswerkzaamheden van de in artikel 477bis bedoelde personen uitgeoefend met inachtneming van de regels, van welke oorsprong ook, die in België op het beroep van toepassing zijn, met uitzondering van elke voorwaarde van verblijf of inschrijving. Ten aanzien van andere werkzaamheden dan vertegenwoordiging en verdediging in rechte zijn die personen, onverminderd de beroepsvoorwaarden en -regels van de lidstaat van herkomst, onderworpen aan de in het eerste lid bedoelde regels op voorwaarde dat: 1° een niet in België gevestigd advocaat hen kan naleven; 2° zulks objectief gerechtvaardigd is als waarborg voor de correcte uitoefening van de beroepswerkzaamheden van een advocaat, voor de waardigheid van het beroep en voor de inachtneming van de regels inzake onverenigbaarheid. § 3. De uitoefening van het beroep van advocaat bij de in artikel 477bis bedoelde personen, is onverenigbaar met alle bezoldigde betrekkingen of werkzaamheden, openbare of particuliere, tenzij ze noch de onafhankelijkheid van de advocaat, noch de waardigheid van de balie in gevaar brengen. Geselecteerde rechtspraak § 3 heeft tot doel aan advocaten de uitoefening van nevenfuncties te verbieden die de in deze bepaling vermelde ongewenste gevolgen zou hebben. Deze bepaling gaat er van uit dat de onafhankelijkheid van de advocaat essentieel is voor een goede rechtsbedeling. Deze bepaling belet niet dat een Orde beslist dat advocaten niet in dienstverband mogen staan en dat zij zonder band van ondergeschiktheid hun beroep moeten uitoefenen. Aan de Ordes wordt een redelijke maat van vrijheid gelaten bij de invulling van hun taak. Het is niet onredelijk, gelet op het doel de onafhankelijkheid van de advocaat en het vertrouwen van de rechter in de advocaat te vrijwaren, en is verantwoord door de wettekst zelf en zijn geschiedenis, te beslissen dat advocaten hun hoofdberoep niet in ondergeschikt verband mogen uitoefenen maar dit alleen mogen doen als zelfstandigen. Deze bepaling is in overeenstemming met de Richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 (PB L 078 26 maart 1977, 17-18). ( Cass. (1e k.) AR C.05.0394.N, 6 oktober 2006 (V.M.G. / Orde van Vlaamse Balies)).
Artikel 477 quater
§ 1. De artikelen 437, eerste lid, 445 en 761 alsook de bepalingen van hoofdstuk IV, behalve artikel 472, § 1 van titel I van Boek III zijn van toepassing op
INHOUDSTAFEL
noab
299
de in artikel 477bis bedoelde personen, zulks onverminderd de beroeps- en gedragsregels waaraan zij in de lidstaat van herkomst zijn onderworpen. De in artikel 477bis bedoelde personen die, bij de uitoefening van hun werkzaamheid in een gerechtelijk arrondissement, de tuchtregels niet in acht nemen, kan verbod worden opgelegd de partijen bij te staan en te pleiten voor de gerechten waarvan de zetel aldaar gevestigd is. Dit verbod, dat niet langer dan drie jaar mag duren, wordt uitgesproken, de betrokken persoon vooraf opgeroepen. Tegen de beslissing staat verzet en hoger beroep open. Ten aanzien van die personen wordt de schrapping vervangen door het verbod om in België de beroepswerkzaamheden van een advocaat uit te oefenen. Na het verstrijken van een termijn van tien jaar te rekenen van de dag waarop de beslissing houdende verbod in kracht van gewijsde is gegaan kunnen zij erom verzoeken het op te heffen. § 2. Terzake bevoegd is de tuchtraad van het rechtsgebied waar de feiten zijn gepleegd die strafbaar zijn met een tuchtstraf.De raad kan aan de autoriteit van de Staat waar de persoon die een tuchtstraf kan oplopen gevestigd is, rechtstreeks alle professionele inlichtingen betreffende die persoon vragen. Hij stelt die autoriteit in kennis van iedere beslissing. Die kennisgevingen zijn vertrouwelijk.
Hoofdstuk II. Vrijheid van vestiging Artikel 477 quinquies
300
noab
§ 1. Personen die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie en aldaar overeenkomstig richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 ter vergemakkelijking van de permanente uitoefening van het beroep van advocaat in een andere lidstaat dan die waar de beroepskwalificatie is verworven gerechtigd zijn een titel te voeren welke overeenstemt met die van advocaat, kunnen dit beroep in België onder hun oorspronkelijke beroepstitel permanent uitoefenen. De persoon bedoeld in het eerste lid is diegene die, in de lidstaat van herkomst, gerechtigd is door de bevoegde overheid van deze lidstaat er het beroep uit te oefenen onder de titel die overeenstemt met die van advocaat, na een opleiding te hebben genoten of alle formaliteiten met een gelijkaardig effect te hebben vervuld die door de wetgeving van deze lidstaat kunnen worden opgelegd. § 2. De in de eerste paragraaf bedoelde personen moeten: 1° zich inschrijven overeenkomstig artikel 432 en aan de raad van de Orde het bewijs van hun inschrijving bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst overleggen; 2° hun inschrijving bij de bevoegde autoriteit van die laatste Staat handhaven; 3° het beroep onder hun oorspronkelijke beroepstitel uitoefenen. Het bewijs bedoeld in het eerste lid, 1°, mag niet meer dan drie maanden voor de overlegging ervan zijn opgesteld en maakt melding van de tuchtprocedures ingesteld in de lidstaat van herkomst. De raad van de Orde stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst in kennis van de inschrijving. § 3. In alle documenten en stukken, daaronder begrepen die op elektronische dragers, die betrokkene in het kader van zijn beroepswerkzaamheden aanwendt, moeten volgende gegevens worden vermeld: a) de balie waarbij hij is ingeschreven; b) zijn oorspronkelijke beroepstitel; c) de beroepsorganisatie waartoe hij in de lidstaat van herkomst behoort of het gerecht waarbij hij overeenkomstig de wettelijke regeling van de lidstaat van herkomst is toegelaten.
INHOUDSTAFEL
Artikel 477 sexies
De oorspronkelijke beroepstitel en de vermeldingen bedoeld in het eerste lid zijn opgesteld in de officiële taal of in een van de officiële talen van de lidstaat van herkomst en ten minste in de taal of in de talen van het gerechtelijk arrondissement waar de balie gevestigd is waarbij de advocaat ingeschreven is. § 1. De in artikel 477quinquies bedoelde personen kunnen in België dezelfde beroepswerkzaamheden uitoefenen als leden van Belgische balies. Voor handelingen van vertegenwoordiging en verdediging in rechte moeten zij evenwel optreden in samenwerking met een advocaat die is ingeschreven op het tableau. Voor de terechtzitting wordt hij door die advocaat voorgesteld aan de voorzitter van het gerecht waarbij hij optreedt. § 2. De beroepswerkzaamheden van de in artikel 477quinquies bedoelde personen worden uitgeoefend met inachtneming van de beroepsregels, van welke oorsprong ook, die in België van toepassing zijn, zulks onverminderd de beroeps- en gedragsregels waaraan zij in de lidstaat van herkomst zijn onderworpen. § 3. De raad van de Orde kan onder de voorwaarden die hij stelt de in artikel 477quinquies bedoelde personen verplichten hun beroepsaansprakelijkheid te dekken door een beroepsaansprakelijkheidsverzekering. In voorkomend geval wordt met het bestaan van een verzekering of van een garantie overeenkomstig de regels van de lidstaat van herkomst rekening gehouden indien zij een gelijkwaardige dekking biedt als die bedoeld in het eerste lid. Indien de dekking slechts gedeeltelijk gelijkwaardig is, kan de raad van de Orde met betrekking tot de elementen die niet zijn gedekt door een verzekering of garantie aangegaan in de lidstaat van herkomst, een verzekering of, indien de persoon het vraagt, een aanvullende garantie eisen. § 4. De uitoefening van het beroep van advocaat bij de in artikel 477quinquies bedoelde personen, is onverenigbaar met alle bezoldigde betrekkingen of werkzaamheden, openbare of particuliere, tenzij ze noch de onafhankelijkheid van de advocaat, noch de waardigheid van de balie in gevaar brengen.
Artikel 477 septies
De bepalingen van de hoofdstukken IV en V van Titel I van Boek III zijn van toepassing op de personen bedoeld in artikel 477quinquies, zulks onverminderd de beroeps- en gedragsregels waaraan zij in de lidstaat van herkomst zijn onderworpen. Alvorens een tuchtprocedure ten aanzien van voornoemde personen in te stellen, geeft [de stafhouder van de Orde waarbij zij zijn ingeschreven, of de voorzitter van de tuchtraad,] daarvan zo spoedig mogelijk kennis aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, verstrekt deze staat schriftelijk alle dienstige inlichtingen, inzonderheid over het betrokken tuchtdossier, de toepasselijke procedureregels en de termijnen om beroep in te stellen, en treft de nodige schikkingen om die autoriteit de mogelijkheid te bieden haar opmerkingen kenbaar te maken voor de beroepsinstanties. Hij geeft haar schriftelijk kennis van iedere beslissing. Het tijdelijke of het definitieve verbod om het beroep van advocaat in de lidstaat van herkomst uit te oefenen heeft van rechtswege het tijdelijke of het definitieve verbod dat beroep in België uit te oefenen tot gevolg.
Artikel 477 octies
§ 1. Eén of meer personen ingeschreven op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie en leden van éénzelfde groep in de lidstaat van herkomst mogen hun beroepswerkzaamheden in België uitoefenen in het kader van een filiaal of een bijkantoor. Indien de basisregels die op deze groep in de lidstaat van herkomst van toepassing zijn evenwel onverenigbaar zijn met de basisregels
INHOUDSTAFEL
noab
301
die voortvloeien uit de wettelijke of reglementaire Belgische bepalingen, zijn laatstgenoemde bepalingen van toepassing voor zover de naleving ervan door het algemeen belang dat met de bescherming van de cliënt en van derden is gemoeid, wordt gerechtvaardigd. § 2. Twee of meer personen afkomstig uit éénzelfde groep of éénzelfde lidstaat van herkomst en die ingeschreven zijn op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie kunnen hun beroep in groepsverband uitoefenen onder de voorwaarden bepaald voor de advocaten ingeschreven op het tableau van een Belgische Orde. § 3. De paragrafen 1 en 2 zijn eveneens van toepassing op de beroepsuitoefening in groepsverband in België: a) van meerdere personen die hun beroep uitoefenen onder hun oorspronkelijke beroepstitel en uit verschillende lidstaten komen; b) van één of meer personen bedoeld onder a) hierboven en één of meer advocaten ingeschreven op het tableau van een Belgische Orde. § 4. De persoon die onder zijn oorspronkelijke beroepstitel werkzaam wenst te zijn stelt de Orde waar hij zijn inschrijving vraagt overeenkomstig artikel 477quinquies in kennis van het feit dat hij in de lidstaat van herkomst deel uitmaakt van een groep en verstrekt over die groep alle dienstige inlichtingen. § 5. In afwijking van de paragrafen 1 tot en met 4 kan de raad van de Orde waar de persoon is ingeschreven of zijn inschrijving vraagt op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie, hem het recht ontzeggen in België, het beroep van advocaat uit te oefenen in hoedanigheid van lid van een groep waarvan buiten het beroep staande personen deel uitmaken. De groep bedoeld in het eerste lid bestaat uit buiten het beroep staande personen indien ten minste aan één van de volgende voorwaarden is voldaan: 1° het geheel of een deel van het kapitaal van de groep is in handen van personen die niet de hoedanigheid van advocaat bezitten in de zin van de bepalingen van dit Wetboek; 2° de benaming waaronder de groep werkzaam is wordt gebruikt door de personen bedoeld in 1°; 3° de zeggenschap binnen de groep wordt feitelijk of rechtens uitgeoefend door de personen bedoeld in 1°. De raad van Orde van elk arrondissement kan zich eveneens verzetten tegen de opening van een filiaal of een bijkantoor of een agentschap van een groep van advocaten die zich wensen in te schrijven op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie indien blijkt dat deze groep van advocaten buiten het beroep staande personen omvat in de zin van het lid hierboven. § 6. De personen ingeschreven op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie die lid zijn van een groep kunnen, in alle documenten en stukken, daaronder begrepen die op elektronische dragers, die betrokkene in het kader van zijn beroepswerkzaamheden aanwendt, de benaming van de groep waartoe zij behoren in de lidstaat van herkomst vermelden. In dat geval vermelden zij de rechtsvorm van de groep in de lidstaat van herkomst alsook, in voorkomend geval, de namen van de leden van de groep die het beroep van advocaat in België uitoefenen. Artikel 477 nonies
302
noab
§ 1. Benevens de personen bedoeld in de artikelen 428bis en volgende, kunnen de personen bedoeld in artikel 477quinquies die aan de raad van de Orde bewijzen dat zij in België gedurende ten minste drie jaar werkelijk en regel-
INHOUDSTAFEL
matig een werkzaamheid op het stuk van het Belgisch recht, met inbegrip van het gemeenschapsrecht, hebben verricht, de titel van advocaat voeren, dat beroep uitoefenen en met het oog daarop om hun inschrijving op het tableau verzoeken overeenkomstig artikel 432 en de eed afleggen bedoeld in artikel 429. Daartoe bezorgen zij de raad van de Orde alle nodige inlichtingen en stukken betreffende het aantal en de aard van de behandelde dossiers. De raad van de Orde gaat na of de kandidaten bedoeld in het eerste lid de werkzaamheid werkelijk en regelmatig hebben uitgeoefend en verzoekt hen, indien nodig, mondeling of schriftelijk nadere gegevens te verstrekken. Onder de werkelijk en regelmatig uitgeoefende werkzaamheid wordt de werkelijke uitoefening verstaan van de werkzaamheid zonder andere onderbrekingen dan die voortvloeiend uit de gebeurtenissen van het dagelijkse leven. § 2. Benevens de personen bedoeld in de artikelen 428bis en volgende, kunnen de personen bedoeld in artikel 477quinquies die bewijzen dat zij in België gedurende ten minste drie jaar werkelijk en regelmatig een werkzaamheid hebben verricht, maar voor een kortere duur met betrekking tot het Belgisch recht, eveneens de titel van advocaat voeren, dat beroep uitoefenen en met het oog daarop om hun inschrijving op het tableau verzoeken overeenkomstig artikel 432 en de eed afleggen bedoeld in artikel 429, op voorwaarde dat de raad van de Orde terzake gunstig oordeelt. Daartoe bezorgen zij de raad van de Orde alle nodige inlichtingen en stukken, onder meer die betreffende de behandelde dossiers. De raad van de Orde houdt rekening met de werkelijk en regelmatig uitgeoefende werkzaamheid gedurende de periode bedoeld in het eerste lid, met de kennis en de beroepservaring op het stuk van het Belgisch recht, alsook met de deelname aan cursussen of studiedagen over het Belgisch recht, daaronder begrepen de beroeps- en gedragsregels. De in België werkelijk en regelmatig uitgeoefende werkzaamheid en de bekwaamheid om haar voort te zetten worden beoordeeld tijdens een gesprek met de stafhouder van de Orde. Deze laatste brengt daarover verslag uit bij de raad. Onder de werkelijk en regelmatig uitgeoefende werkzaamheid wordt de werkelijke uitoefening verstaan van de werkzaamheid zonder andere onderbrekingen dan die voortvloeiend uit de gebeurtenissen van het dagelijkse leven. § 3. De raad van de Orde is de autoriteit bevoegd om de verzoeken van de kandidaten bedoeld in de paragrafen 1 en 2 in ontvangst te nemen. De verzoeken en documenten bedoeld in de paragrafen 1 en 2 moeten worden gesteld in de taal of een van de talen van het gerechtelijk arrondissement waar de Orde gevestigd is waaraan de kandidaten hun verzoek richten of gaan vergezeld van een eensluidend verklaarde vertaling in die taal. § 4. De inschrijving op het tableau kan slechts worden geweigerd indien het bewijs van de gestelde voorwaarden niet is geleverd of indien blijkt dat afbreuk wordt gedaan aan de openbare orde, onder meer wegens een tuchtprocedure, klachten of incidenten. § 5. De personen bedoeld in de §§ 1 en 2 die hun inschrijving hebben verkregen, kunnen naast de titel van advocaat gebruik maken van hun oorspronkelijke beroepstitel indien zij hun inschrijving bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst handhaven. Deze titel wordt vermeld in de officiële taal of in een van de officiële talen van die laatste staat.
Titel II. Advocaten bij het Hof van Cassatie Artikel 478
Voor het Hof van Cassatie kunnen in burgerlijke zaken alleen advocaten optreden en conclusies nemen, die de titel van advocaat bij het Hof van Cassatie
INHOUDSTAFEL
noab
303
voeren. De voorgaande bepaling geldt niet voor de burgerlijke partij in strafzaken. Het aantal advocaten wordt, na advies van het Hof van Cassatie, bepaald door de Koning, die hen benoemt uit een lijst van drie kandidaten [voorgesteld door de commissie bedoeld bij artikel 478bis]. De kandidaten moeten ten minste tien jaar bij de balie ingeschreven geweest zijn en geslaagd zijn in het examen georganiseerd door de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie. Alvorens de advocaten bij het Hof van Cassatie hun ambt aanvaarden, leggen zij vóór het hof de in artikel 429 voorgeschreven eed af. Geselecteerde rechtspraak Het door een burgerlijke partij ingediende verzoek tot verwijzing van een rechtbank naar een andere wegens gewettigde verdenking is niet ontvankelijk wanneer het verzoekschrift niet door een advocaat bij het Hof van Cassatie is ondertekend (Cass., 13 januari 1987, Arr. Cass., 1986-87, 278; Pas., 1987, I, 555). Verhaal op de rechter is een burgerlijk geding en is alleen ontvankelijk als het wordt ingeleid door een verzoekschrift dat door een advocaat bij het Hof van Cassatie is ondertekend (Cass., 4 november 1987, Arr. Cass., 1987-88, 298; Pas., 1988, I, 281). In burgerlijke zaken is een vordering tot onttrekking van de zaak aan de rechter wegens gewettigde verdenking slechts ontvankelijk als zij wordt ingeleid door een advocaat bij het Hof van Cassatie (Cass., 24 december 1987, Arr. Cass., 1987-88, 546; Pas., 1988, I, 514). De particulariteit van de rechtspleging voor het Hof van Cassatie, in haar geheel beschouwd, kan rechtvaardigen dat alleen aan de gespecialiseerde advocaten het monopolie wordt verleend om het woord te nemen. Een dergelijk monopolie betekent geen gevaar voor de redelijke mogelijkheid waarover de verzoekers beschikken om hun zaak voor te stellen onder omstandigheden die hen niet in een onvoordelige situatie plaatsen (Hof Mensenrechten (Grote Kamer) nr. 32911/96, 26 juli 2002, Meftah/ Frankrijk, R.W. 2003-04, 1197 (weergave); Rev. trim. D.H. 2003, 1335, noot M. Puechavy). Wanneer de volgorde van de voordrachten door de algemene vergadering van het Hof van Cassatie en zijn procureur-generaal niet werden gemotiveerd, terwijl het systeem met een voordracht van meerdere kandidaten noodzakelijkerwijze impliceert dat de benoemende overheid niet gehouden is de eerst voorgedragen kandidaat te benoemen, kan de overheid zelf een keuze maken tussen de drie voorgedragen kandidaten. Deze keuze moet op adequate wijze worden gemotiveerd en kennis van de cassatietechnieken moet een belangrijk, zoniet het belangrijkste gegeven vormen dat de Koning in aanmerking zal nemen bij die keuze (R.v.St. 6 oktober 2003, R.W. 2003-04, 1223; P. & B. 2003, 249, noot).
Artikel 478 bis
304
noab
§ 1. Er wordt een adviescommissie opgericht voor de benoemingen van de advocaten bij het Hof van Cassatie, in deze titel “de commissie” genoemd. § 2. De commissie wordt samengesteld als volgt: 1° een advocaat, aangewezen door de “Ordre des barreaux francophones et germanophone”; 2° een advocaat, aangewezen door de Orde van Vlaamse balies; 3° een magistraat van de zetel van het Hof van Cassatie, aangewezen door de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie; 4° een magistraat van het parket-generaal bij het Hof van Cassatie, aangewezen door de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie; 5° twee advocaten, ingeschreven bij de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie, aangewezen door de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie; 6° een houder van een leeropdracht of een hoogleraar rechten, benoemd in een universiteit die afhangt van de Franse Gemeenschap, door de Koning aangewezen bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad; 7° een houder van een leeropdracht of een hoogleraar rechten, benoemd in een universiteit die afhangt van de Vlaamse Gemeenschap, door de Koning
INHOUDSTAFEL
aangewezen bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. De Koning legt de nadere regels vast voor de toepassing van deze paragraaf. § 3. De commissie telt evenveel Franstalige als Nederlandstalige leden. Voor elk gewoon lid wordt er een plaatsvervangend lid aangewezen. Het mandaat van de gewone en plaatsvervangende leden bedraagt vier jaar en is hernieuwbaar. § 4. De commissie wijst in haar midden en voor een periode van twee jaar haar voorzitter en haar ondervoorzitter aan, die de voorzitter in voorkomend geval vervangt, evenals een secretaris, met respect voor een Nederlandstalige en een Franstalige alternatie. Ze stelt haar huishoudelijk reglement op. § 5. De opdracht van de commissie bestaat uit het voorstellen van kandidaten voor de functie van advocaat bij het Hof van Cassatie. § 6. Om rechtsgeldig te beraadslagen en te beslissen, moet de meerderheid van de leden van de commissie aanwezig zijn. Indien een gewoon lid afwezig of verhinderd is, vervangt zijn plaatsvervanger hem. De beslissingen worden bij drievierde meerderheid van stemmen genomen. § 7. Het is de leden van de commissie verboden om een advies te uiten tijdens een beraadslaging waarbij zij persoonlijk of rechtstreeks belang hebben, of: 1° indien ze een advies moeten uitbrengen over een kandidaat waarmee ze een familiale of verwantschapsband hebben; 2° indien een lid de hoedanigheid heeft of had van werkgever, stagemeester of medewerker van een kandidaat of indien hij op deze beroepsmatig gezag uitoefent of heeft uitgeoefend. § 8. De Koning bepaalt de administratieve en financiële middelen die worden toegekend aan de commissie. Artikel 478 ter
§ 1. Uiterlijk dertig dagen nadat een plaats van advocaat bij het Hof van Cassatie vrijkomt, informeert de stafhouder van de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie de minister van Justitie, de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie en de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie hiervan. § 2. Binnen 30 dagen na deze mededeling maakt de minister van Justitie deze vacature bekend in het Belgisch Staatsblad. § 3. De kandidaturen worden aan de minister van Justitie gericht binnen negentig dagen vanaf de datum van bekendmaking van de vacature in het Belgisch Staatsblad. Na advies van de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie, worden de vorm van de kandidaatstelling, de inhoud, de bijlagen en de nadere regels voor de neerlegging door de Koning vastgelegd. § 4. Na het verstrijken van de termijn bedoeld bij de vorige paragraaf, zendt de minister van Justitie de kandidaturen door naar de commissie. § 5. De commissie beschikt over een termijn van zestig dagen vanaf de verzending van de kandidaturen door de minister van Justitie om een lijst van drie kandidaten per openstaande plaats voor te stellen. Wordt geen voorstel meegedeeld binnen de voorgeschreven termijn, dan kan de minister van Justitie vanaf de zestigste dag tot de vijfenzeventigste dag na de verzending van de kandidaturen, de commissie bij ter post aangetekende brief aanmanen een voorstel te doen. De commissie beschikt over vijftien dagen vanaf de verzending van de aanmaning om vooralsnog een voorstel te doen. Wordt geen voorstel meegedeeld binnen de voorgeschreven termijn of binnen de ingevolge aanmaning verlengde termijn, dan brengt de minister van Justitie dit binnen vijftien dagen bij een ter post aangetekende brief ter kennis van de kandidaten en wordt een nieuwe oproep tot de kandidaten in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Artikel 479
In alle zaken die aan het hof worden onderworpen, vertegenwoordigt de advo-
INHOUDSTAFEL
noab
305
caat bij het Hof van Cassatie de partij op geldige wijze zonder dat hij van enige volmacht moet doen blijken. De advocaten bij het Hof van Cassatie hebben het recht te pleiten vóór alle gerechten van het Rijk. Geselecteerde rechtspraak De advocaat bij het Hof van Cassatie, die voor dit Hof een handelsvennootschap vertegenwoordigt, wordt wettelijk geacht van de bevoegde organen van deze vennootschap een regelmatige lastgeving te hebben ontvangen, wanneer hij enkel verklaart te handelen in naam van de behoorlijk geïdentificeerde vennootschap. Maar in geval van betwisting moet hij doen blijken de regelmatigheid van de hem gegeven last, wanneer hij verklaart op te treden in naam van de vennootschap, vertegenwoordigd door zekere van haar organen (Cass., 22 oktober 1971, Arr. Cass., 1972, 197; Pas., 1972, I, 182). Het verhaal op de rechter is een burgerrechtelijk geding, zodat het enkel ontvankelijk is indien het ingeleid wordt door een verzoekschrift getekend door een advocaat bij het Hof van Cassatie (Cass., 19 januari 1970, Arr. Cass., 1970, 448; Pas., 1970, I, 418; Cass., 19 juni 1972, Arr. Cass., 1972, 986; Pas., 1972, I, 967; Cass., 18 september 1972, Arr. Cass., 1973, 68). In burgerlijke zaken is de aanvraag tot onttrekking van de zaak aan de rechter wegens wettige verdenking slechts ontvankelijk indien zij is voorgedragen door een advocaat bij het Hof van Cassatie (Cass., 18 september 1972, Arr. Cass., 1973, 68; Pas., 1973, I, 63). Voor de voorziening in cassatie tegen de beslissing van de raden van beroep van de Orde der Geneesheren is de tussenkomst van een advocaat bij het Hof van Cassatie vereist (Cass., 10 maart 1972, Pas., 1972, I, 664; R.W., 1971-72, 1932).
Artikel 480
Indien een partij in burgerlijke zaken geen bijstand van een advocaat bij het Hof van Cassatie verkrijgt, stelt de stafhouder van de Orde ambtshalve een advocaat aan, indien daartoe grond bestaat, een en ander onverminderd de bepalingen inzake rechtsbijstand.
Artikel 481
De advocaten bij het Hof van Cassatie vormen de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie; de leiding berust bij het hoofd van de Orde, dat de titel van stafhouder voert; er is in de Orde een tuchtraad, bestaande uit vijf leden, de stafhouder daaronder begrepen. De algemene vergaderingen worden bijeengeroepen hetzij door de stafhouder, hetzij door de procureur-generaal.
Artikel 482
Ieder jaar tijdens de laatste maand van het gerechtelijk jaar komen de advocaten bij het Hof van Cassatie in algemene vergadering bijeen om bij afzonderlijke stemmingen eerst de stafhouder, bij volstrekte meerderheid, en vervolgens de leden van de raad van Orde, bij betrekkelijke meerderheid, te verkiezen. Deze vergadering wordt voorgezeten door de oudste advocaat in jaren, bijgestaan als secretaris door de jongste advocaat in jaren. Indien bij de stemming voor de verkiezing van de stafhouder geen volstrekte meerderheid wordt bereikt, heeft in een latere vergadering een herstemming plaats over de twee kandidaten op wie het grootste aantal stemmen is uitgebracht. Indien bij de herstemming de stemmen staken, is de kandidaat verkozen die het eerst voorkomt in de orde van de lijst. Voor een geldige beslissing van de algemene vergadering en van de tuchtraad moet de meerderheid van de leden tegenwoordig zijn.
Artikel 483
Behoudens het bepaalde in artikel 482, zit de stafhouder de algemene vergadering van de advocaten en de raad van de Orde voor. Is de stafhouder overleden of verhinderd, dan wordt hij voorlopig vervangen door het op het tableau oudst ingeschreven lid van de raad van de Orde.
306
noab
INHOUDSTAFEL
Artikel 484
Het tableau waarop de advocaten bij het Hof van Cassatie zijn ingeschreven volgens de orde van hun eedaflegging, wordt ieder jaar aan de procureurgeneraal bij het Hof van Cassatie gezonden.
Artikel 484 bis
In de betrekkingen tussen de advocaten bij het Hof van Cassatie en de leden van de onderscheiden balies moeten de voor deze laatsten toepasselijke reglementen als bedoeld in artikel 496, in acht worden genomen. In de betrekkingen tussen de advocaten bij het Hof van Cassatie onderling gelden de door de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie vastgestelde regels en reglementen.
Artikel 485
In tuchtzaken kan de raad van de Orde, naar gelang van het geval, waarschuwen, censureren of berispen. De procureur-generaal kan zich een uitgifte van alle beraadslagingen der algemene vergadering en van alle beslissingen van de raad van de Orde doen afgeven. Het recht tot schorsing of schrapping komt toe aan de Koning.
Artikel 486
De procureur-generaal bij het Hof van Cassatie en de betrokken advocaat hebben beiden het recht tegen een beslissing van de raad van de Orde hoger beroep in te stellen binnen vijftien dagen na de dag waarop van de beslissing kennis is gegeven. Het hoger beroep wordt door het Hof van Cassatie gebracht; het wordt ingesteld bij verzoekschrift gericht aan de eerste voorzitter; een afschrift van dat verzoekschrift wordt binnen acht dagen aan de stafhouder gestuurd; de betrokken partijen worden door de griffier opgeroepen om in raadkamer te worden gehoord; zij kunnen ter griffie inzage nemen van het in hoger beroep gewezen arrest.
Artikel 487
De regels van titel I, voor zover deze titel er niet van afwijkt, zijn van toepassing op de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie.
Titel III. Orde van Vlaamse balies en Ordre des barreaux francophones et germanophone Hoofdstuk I Algemene bepalingen Artikel 488
De Orde van advocaten te Antwerpen, Brugge, Dendermonde, Gent, Hasselt, leper, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oudenaarde, Tongeren, Turnhout en Veurne vormen samen met de Nederlandse Orde van advocaten bij de balie te Brussel de Orde van Vlaamse balies. De Orde van advocaten te Aarlen, Bergen, Charleroi, Dinant, Doornik, Hoei, Luik, Marche-en-Famenne, Namen, Neufchâteau, Nijvel, Verviers en Eupen vormen samen met de Franse Orde van advocaten bij de balie te Brussel de Ordre des barreaux francophones et germanophone. De Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone bezitten rechtspersoonlijkheid en zijn gevestigd te Brussel. Geselecteerde rechtspraak Advocaten, leden van de balies aangesloten bij de Orde van Vlaamse Balies, bieden tegen beloning diensten aan op het gebied van de rechtshulp, bestaande uit het geven van adviezen, het redigeren van contracten en andere stukken alsmede de vertegenwoordiging van de cliënt in rechte. Ze dragen zelf de aan deze dienstverlening verbonden risico’s dragen. Advocaten die lid zijn van een balie aangesloten bij de Orde van Vlaamse balies zijn onder-
INHOUDSTAFEL
noab
307
nemingen in de zin van art. 81.1 EG-Verdrag (Cass. (1e k.) AR C.03.0139.N, 25 september 2003 (Procureur Generaal bij het Hof van Cassatie / Orde van de Vlaamse Balies)), r.o. 45-49, Jur. H.v.J. 2002, I, 1577, concl. P. Leger; J.L.M.B. 2002, 444; J.T. 2002, 463; J.T. dr. eur. 2002, 223; R.W. 2002-03, 674). Het verbod neergelegd in art. 81.1 EG-Verdrag is evenwel, zoals het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen op 19 februari 2002 heeft beslist in de zaak 309/99, Nova/ Wouters niet onbeperkt in zaken waarin de nationale regels van openbare orde nog moeten worden gehandhaafd, zoals de regels die de uitoefening van het beroep van advocaat regelen. Volgens dit arrest valt niet elke overeenkomst tussen ondernemingen of elk besluit van een ondernemingsvereniging die de handelingsvrijheid van de partijen of een van hen beperkt, automatisch onder het verbod. Het arrest oordeelt : “Bij de toepassing van deze bepaling op een concreet geval moet namelijk in de eerste plaats rekening worden gehouden met de algehele context waarbinnen het betrokken besluit van de ondernemersvereniging is genomen of zijn werking ontplooit, en meer in het bijzonder met de doelstellingen daarvan, welke in casu verband houden met de noodzaak om regels vast te stellen inzake organisatie, bekwaamheid, deontologie, toezicht en aansprakelijkheid, die aan de eindgebruikers van juridische diensten de nodige garantie van integriteit en ervaring bieden en een goede rechtsbedeling verzekeren. (...) Vervolgens moet worden onderzocht of de daaruit voortvloeiende beperkende gevolgen voor de mededinging inherent zijn aan deze nagestreefde doeleinden”. Hieruit volgt dat art. 81.1 EG-Verdrag, niet geschonden wordt doordat vrije beroepsbeoefenaren – zoals advocaten of de Orde van hun balies – door middel van zelfregulering bepaalde ethische regels vastleggen indien deze regels evenredig blijven met het nagestreefde en door de nationale openbare overheid opgelegde doel (Cass. (1e k.) AR C.03.0139.N, 25 september 2003 (Procureur Generaal bij het Hof van Cassatie / Orde van de Vlaamse Balies)), r.o. 45-49, Jur. H.v.J. 2002, I, 1577, concl. P. Leger; J.L.M.B. 2002, 444; J.T. 2002, 463; J.T. dr. eur. 2002, 223; R.W. 2002-03, 674).
Artikel 489
De organen van de Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone zijn: 1° de algemene vergadering; 2° de raad van bestuur.
Artikel 490
De stafhouder van de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie of zijn vertegenwoordiger, lid van de raad van zijn orde, heeft zitting met raadgevende stem in de algemene vergaderingen van de Orde van Vlaamse balies en van de Ordre des barreaux francophones et germanophone.
Hoofdstuk II. Organisatie en werking Artikel 491
308
noab
De organisatie en de werking van de Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone worden vastgesteld in een reglement van orde dat wordt besproken door de balies die er deel van uitmaken en goedgekeurd door de bevoegde organen bedoeld in artikel 489, en, na advies van de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie, bekrachtigd door de Koning binnen 30 dagen. Het reglement van orde bepaalt minstens: 1° de samenstelling, de wijze van verkiezing, aanwijzing of benoeming van de leden van de organen bedoeld in artikel 489 en de duur van de mandaten; 2° de werking en de wijze van beraadslagen met eerbiediging van de vertegenwoordiging van de advocaten van de onderscheiden balies; 3° de wijze waarop de reglementen aangenomen worden;
INHOUDSTAFEL
4° de wijze waarop de bijdrage, die de balies jaarlijks dienen te betalen, vastgesteld wordt; 5° de regels voor het opstellen en aanwenden van de jaarlijkse begroting; 6° de algemene organisatie van het secretariaat; 7° de wijze van aanwijzing van de vertegenwoordigers in de wettelijk opgerichte organen. Artikel 492
Het reglement van orde bepaalt op welke wijze en met welke meerderheden het kan worden gewijzigd.
Artikel 493
De raad van bestuur vertegenwoordigt de orde waartoe hij behoort bij alle gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen, door toedoen van de voorzitter. Alle gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen worden in naam van de Orde verricht.
Artikel 494
De voorzitters van de raden van bestuur vertegenwoordigen de Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone in hun betrekkingen met de overheid en de balies.
Hoofdstuk III. Bevoegdheden Artikel 495
De Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone hebben, elk voor de balies die er deel van uitmaken, de taak te waken over de eer, de rechten en de gemeenschappelijke beroepsbelangen van hun leden en zijn bevoegd voor de juridische bijstand, de stage, de beroepsopleiding van de advocaten-stagiairs en de vorming van alle advocaten behorende tot de balies die er deel van uitmaken. Ze nemen initiatieven en maatregelen die nuttig zijn voor de opleiding, de tuchtrechtelijke regels en de loyauteit in het beroep en voor de behartiging van de belangen van de advocaat en van de rechtzoekende. Elk van beide kan betreffende die aangelegenheden voorstellen doen aan de bevoegde overheden. Geselecteerde rechtspraak De wetgever heeft in deze bepaling duidelijk de taak omschreven die hij aan de twee gemeenschapsorden wilde toewijzen alsmede de taak die de advocaten in de maatschappij dienen te volbrengen (Arbitragehof nr. 16/2003, 28 januari 2003). De bevoegdheden die aan de gemeenschapsorden zijn toegewezen, hebben tot doel de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat te verbeteren en zijn onafhankelijkheid te waarborgen (Arbitragehof nr. 16/2003, 28 januari 2003). De bevoegdheid verleend in art. 495 aan de Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone kan niet in die zin geïnterpreteerd worden dat zij uitsluit dat de balies bevoegd zouden zijn om in rechte te treden voor de verdediging van de belangen van hun leden wanneer zij een bepaling aanvechten die het risico inhoudt in het bijzonder de advocaten van hun balie te raken ( Arbitragehof nr. 34/2003, 12 maart 2003). Het tweede en derde lid van deze bepaling hebben niet tot gevolg de opdracht die in het eerste lid aan de Ordes wordt toevertrouwd uit te breiden. Ze leggen daarentegen de voorwaarden vast waaronder die opdracht wordt uitgevoerd. Deze bepaling, die niet afwijkt van art. 17, laat de Orde niet toe een vordering in te stellen die de bescherming van de belangen van de rechtzoekende tot voorwerp heeft (Cass. (3e k.) AR C.04.0336.F, C.04.0351.F, 4 april 2005 (Ordre des avocats des barreaux francophones et germanophone / Etat belge)). Een vordering van een natuurlijke of rechtspersoon kan immers niet
INHOUDSTAFEL
noab
309
worden toegelaten indien de eiser geen persoonlijk en rechtstreeks belang heeft, d.w.z. een eigen belang (Cass. AR C.95.0386.F, 19 september 1996 (Belgische Staat / Liga voor de Rechten van de Mens V.Z.W.)). Vgl. concl. Eerste Adv. Gen. J.-F. Leclercq vóór Cass. 4 april 2005 (Cass. (3e k.) AR C.04.0336.F, C.04.0351.F, 4 april 2005 (Ordre des avocats des barreaux francophones et germanophone / Etat belge)) : het eigen belang van de Ordre des Barreaux francophones et germanophone, dat de gemeenschappelijke belangen van de advocaten omvat, gaat immers de gewone materiële belangen te boven en heeft tevens betrekking op de rechtspleging zelf, met inbegrip van de uitvoeringsfase van de beslissingen, aangezien de eer en de reputatie van de Orde op het spel staan (met verwijzing naar Arbitragehof nr. 202/2004, 21 december 2004). Het behoort tot de bevoegdheid van de Orde erover te waken dat de advocaten worden bijgeschoold. De Orden hebben een zekere mate van vrijheid bij de beoordeling van de vorm van opleiding. Hun appreciatie van wat nuttig is en passend voor het te bereiken doel mag door het Hof worden getoetst op zijn redelijkheid. Het is niet onredelijk de cursussen te selecteren die de advocaten moeten volgen en daarover geen of een beperkte keuzevrijheid te laten aan de advocaat, zodat de Orde op die wijze de opleiding kan sturen (Cass. (1e k.) AR C.04.0434.N, 22 december 2005 (V.J. en ten aanzien van Orde van de Vlaamse Balies)). De Ordre des barreaux francophones et germanophone doet blijken van een belang bij de tussenkomst in een procedure die is gericht tegen bepalingen die betrekking hebben op de voorwaarden waaraan de advocaten moeten voldoen om toe te treden tot de magistratuur ( Arbitragehof nr. 142/2006, 20 september 2006). De noodgedwongen keuze voor bepaalde vormen van permanente vorming die met het oog op het vooraf toekennen van punten moet worden gemaakt, sluit niet uit dat een advocaat binnen de limitatief opgesomde wijzen van permanente vorming deze vorming vindt die voor zijn rendement passend is. Het bestreden reglement (Regl. OVB 2 juni 2004; infra Dl. VIII, datum) voorziet in art. 3 in de erkenning van doceren van lessen, geven van een juridische lezing of schrijven van juridische artikels waarbij geen enkele beperking wordt opgelegd inzake het onderwerp. Ook wat de te erkennen wijzen van permanente vorming betreft, wordt geen enkele rechtsmaterie uitgesloten. Art. 5.2. van het reglement voorziet uitdrukkelijk dat ook de individuele advocaat een aanvraag tot erkenning kan richten tot de erkenningcommissie. Het staat bijgevolg niet vast dat het bestreden reglement in geen geval nuttig en noodzakelijk is om de advocaat op constante en kwaliteitsvolle wijze te laten bijscholen. Uit deze elementen volgt dat het reglement in zijn geheel een mededingingsbeperking oplegt in de zin van art. 2, §?1, Mededingingswet, die evenwel redelijk verantwoord is voor de handhaving van de belangen die de wetgever aan de Orde van Vlaamse Balies heeft toevertrouwd in art. 495 Ger. W. (Cass. (1e k.) AR C.04.0434.N, 22 december 2005 (V.J. en ten aanzien van Orde van de Vlaamse Balies)). Beginselen van de plichtenleer, op grond waarvan een intellectueel beroep met rechtschapenheid en waardigheid moet worden uitgeoefend, bestaan los van enige vermelding in een formele tekst (Cass. (1e k.) AR D.00.0008.F, 30 november 2001 (B.G. / Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars)).
Artikel 496
Met betrekking tot de bevoegdheden bepaald in artikel 495 stellen de Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone passende reglementen vast. Met het oog op de betrekkingen tussen de leden van de onderscheiden balies die er deel van uitmaken, bepalen zij de regels en gebruiken van het beroep van advocaat en brengen er eenheid in. Te dien einde stellen zij passende reglementen vast. Geselecteerde rechtspraak Beginselen van de plichtenleer, op grond waarvan een intellectueel beroep met rechtschapenheid en waardigheid moet worden uitgeoefend, bestaan los van enige vermelding in een formele tekst (Cass. (1e k.) AR D.00.0008.F, 30 november 2001 (B.G. / Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars)).
310
noab
INHOUDSTAFEL
Artikel 497
De reglementen bedoeld in artikel 496 worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt zodra ze volgens de geldende regels zijn aangenomen.
Artikel 498
De reglementen die overeenkomstig artikel 496 aangenomen zijn, [zijn van toepassing op] alle advocaten van de balies, die ofwel van de Orde van Vlaamse balies ofwel van de Ordre des barreaux francophones et germanophone deel uitmaken, al naar gelang voornoemde reglementen door de ene dan wel door de andere Orde werden aangenomen. Geselecteerde rechtspraak De door de algemene raad van de Nationale Orde van Advocaten aangenomen reglementen die, ingevolge art. 501 (thans art. 498), eerste lid verbindend zijn voor alle advocaten, zijn wetten in de zin van art. 608 (Cass., 12 december 1985, Arr. Cass., 1985-86, 533; Pas., 1986, I, 462).
Artikel 499
De raden van de Orde van advocaten van de balies waken over de toepassing van de in voorgaande artikelen bedoelde reglementen.
Artikel 500
Indien op door het reglement van orde bedoeld in artikel 491 bepaalde wijze reglementen worden vastgesteld, zijn deze dwingend voor de balies die tot de betrokken Orde behoren, welke voor die aangelegenheden alleen aanvullende reglementen kunnen uitvaardigen.
Artikel 501
§ 1. De in artikel 611 bedoelde vordering wordt binnen drie maanden na de in artikel 497 bedoelde bekendmaking ingesteld door de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie. Zij wordt ter kennis gebracht aan de Orde van Vlaamse Balies en aan de “Ordre des Barreaux francophones et germanophone”. Dezelfde vordering kan eveneens worden ingesteld, binnen de termijn voorzien in het eerste lid, door een advocaat van de Orde van Vlaamse Balies of van de “Ordre des Barreaux francophones et germanophone” of door iedere persoon die de hoedanigheid en het belang heeft om te vorderen in de zin van de artikelen 17 en 18. In dit geval wordt de vordering ingeleid bij verzoekschrift bij ter post aangetekende brief aan de griffie van het Hof van Cassatie of neergelegd ter griffie. Op straffe van nietigheid bevat het verzoekschrift de middelen en is het ondertekend [...]. De vordering wordt vooraf bij ter post aangetekende brief ter kennis gebracht aan de Orde van Vlaamse Balies en aan de “Ordre des Barreaux francophones et germanophone”. Het bewijs van deze kennisgeving wordt op straffe van nietigheid aan het verzoekschrift toegevoegd. § 2. Tijdens de in § 1 bedoelde termijn en, indien de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie de vordering instelt bedoeld in artikel 611, tot de uitspraak van het arrest worden de toepassing van een reglement en van de in artikel 502, § 1, eerste lid, bedoelde termijn voor het instellen van de vordering geschorst. § 3. Wanneer de in § 1 bedoelde vordering is ingesteld, kunnen de Orde van Vlaamse Balies en de “Ordre des Barreaux francophones et germanophone” in de procedure tussenkomen door middel van een verzoekschrift, overeenkomstig artikel 813. Deze tussenkomst moet binnen twee maanden na de in § 1, tweede of derde lid, bedoelde kennisgeving plaatsvinden. In dat geval, kunnen de Orde van Vlaamse Balies en de “Ordre des Barreaux francophones et germanophone” nieuwe middelen aanvoeren gegrond op een bevoegdheidsoverschrijding, de strijdigheid met de wetten of de onregelmatige aanneming van het bestreden reglement.
INHOUDSTAFEL
noab
311
Geselecteerde rechtspraak De art. 501, 502 en 611 voorzien in twee beroepsmogelijkheden tegen de door de gemeenschapsorden aangenomen reglementen. Hiermee voorzag de wetgever in een “minimumtoezicht” op deze reglementen (overweg. B.6.3.). Doordat de wetgever het beroep van advocaat heeft gekoppeld aan de openbare dienst van de rechtbedeling en doordat hij de onafhankelijkheid van de advocaat en de kwaliteit van zijn diensten heeft willen garanderen, vermocht hij, niet aan de Raad van State, maar aan het Hof van Cassatie of aan een scheidsgerecht de bevoegdheid te verlenen om kennis te nemen van de beroepen tot vernietiging tegen de reglementen die door de gemeenschapsorden zijn aangenomen (overweg. B.13). Door het recht om dat beroep in te stellen, voor te behouden aan de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie en aan de andere gemeenschapsorde, en door geen beroep te organiseren ten voordele van de advocaat of van diegene die het wenst te worden, die zich persoonlijk benadeeld zou achten door het reglement van een gemeenschapsorde, heeft de wetgever daarentegen op een onverantwoorde wijze inbreuk gemaakt op het grondwettelijk beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie krachtens hetwelk alle burgers een gelijk recht op een jurisdictionele bescherming hebben (overweg B.14) (Arbitragehof nr. 16/2003, 28 januari 2003). Vermits het rechtsmiddel van art. 611 openstaat voor elke rechtzoekende die een reglementaire handeling wenst te betwisten, en dus tevens voor de andere beoefenaars van vrije beroepen, kan het, louter op zichzelf, geen redelijke verantwoording vormen voor de beperking van het recht op toegang tot een rechter door de verplichte tussenkomst van een advocaat bij het Hof van Cassatie (overweg. B.4.9). Verplichten dat degene die een verzoekschrift tot nietigverklaring indient een beroep doet op een advocaat zou een verschil in behandeling handhaven tussen de rechtzoekende die de hoedanigheid en het belang heeft om voor het Hof van Cassatie de nietigverklaring te vorderen van een reglement van een gemeenschapsorde van advocaten en de rechtzoekende die alleen in rechte kan treden voor de Raad van State teneinde de nietigverklaring te verkrijgen van om het even welke administratieve handeling (overweg. B.4.11). (Arbitragehof nr. 99/2005, 1 juni 2005). De bijstand van een advocaat bij het Hof van Cassatie is niet verplicht voor de balie die op grond van art. 501, §?3, tussenkomt in het geding. Waar de tussenkomst van een advocaat bij het Hof niet verplicht is gesteld door een uitdrukkelijke bepaling, legt het Hof de bijstand niet op in andere civiele zaken dan cassatieberoepen (Cass. (1e k.) AR C.04.0434.N, 22 december 2005 (V.J. en ten aanzien van Orde van de Vlaamse Balies)). Het gegeven dat de verzoekende partij na het instellen van de vordering niet langer deel uitmaakt van de Orde van Vlaamse Balies, ontneemt haar niet het vereiste belang daar zij na een eventuele vernietiging van het bestreden reglement een nieuwe inschrijving zou kunnen vragen in die orde ( Cass. (1e k.) AR C.05.0394.N, 6 oktober 2006 (V.M.G. / Orde van Vlaamse Balies)).
Artikel 502
312
noab
§ 1. Onverminderd het bij artikel 505 verplicht gestelde voorafgaande overleg, kunnen de Orde van Vlaamse Balies en de “Ordre des Barreaux francophones et germanophone” een vordering tot nietigverklaring instellen tegen alle reglementen die, overeenkomstig artikel 496, werden aangenomen. Die vordering wordt ingesteld bij een scheidsgerecht samengesteld uit zeven leden van wie er drie voor een duur van twee jaar worden aangewezen door de Orde van Vlaamse Balies, en drie, voor een duur van twee jaar, door de “Ordre des Barreaux francophones et germanophone”. Zij wijzen in onderlinge overeenstemming een zevende lid aan, dat het voorzitterschap zal waarnemen. Indien er geen overeenstemming wordt bereikt, wordt het scheidsgerecht voorgezeten door de pro-stafhouder van de Orde van Advocaten bij het Hof van Cassatie of, zo die verhinderd is, door diens voorganger. Als een arbiter dient te worden vervangen, wordt zijn opvolger slechts aangewezen om het oorspronkelijke mandaat te voltooien.
INHOUDSTAFEL
Het mandaat van arbiter staat open voor advocaten die sedert ten minste vijftien jaar lid zijn van de balie of die gedurende ten minste drie jaar stafhouder of lid zijn geweest van de Raad van de orde van een balie, of die lid zijn geweest van de Raad van de Orde van Advocaten bij het Hof van Cassatie. De arbiters mogen niet betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de betwiste beslissing. § 2. De in § 1 bedoelde vordering kan worden ingesteld tegen alle reglementen die: – zouden neerkomen op een bevoegdheidsoverschrijding, strijdig zouden zijn met de wetten of op onregelmatige wijze zouden zijn aangenomen; – een gevaar zouden betekenen voor de eer van de Orde van Advocaten en voor de handhaving van de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen, zoals omschreven in [artikel 455], eerste lid, en in de internationale deontologische voorschriften. Als de in artikel 611 bedoelde vordering wordt ingesteld, mag het scheidsgerecht zich niet uitspreken over middelen geput uit een bevoegdheidsoverschrijding, de niet-naleving van de wetten of het onregelmatige aannemen van het aangevochten reglement. § 3. Het scheidsgerecht doet uitspraak in eerste en in laatste aanleg. Het kan een aangevochten reglement slechts geheel of gedeeltelijk vernietigen voor zover vijf leden zich voor de vernietiging uitspreken; bij de arbitrale uitspraak kan een minderheidsnota worden gevoegd. § 4. Voor alles wat niet uitdrukkelijk wordt geregeld door dit boek, zijn de bepalingen van het zesde deel van dit Wetboek van overeenkomstige toepassing op de procedure. § 5. De vordering wordt betekend aan de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie en aan de andere Orde. Artikel 503
De Federale Raad van de balies bestaat uit tien leden van wie er telkens vijf respectievelijk, voor een termijn van twee jaar, éénmaal hernieuwbaar, afgevaardigd worden door de Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone. De Raad wordt voorgezeten door de stafhouder van de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie. De zetel is gevestigd bij de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie en het secretariaat wordt waargenomen door haar diensten, behoudens andersluidend akkoord tussen de respectieve ordes. Indien een afgevaardigd lid dient te worden vervangen, wordt zijn opvolger slechts aangewezen om het oorspronkelijke mandaat te voltooien.
Artikel 504
§ 1. Elke Orde, alsook elke balie die van die Orde deel uitmaakt, en de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie, kunnen bij de Federale Raad van de balies aangelegenheden aanhangig maken met betrekking tot de balie in het algemeen en de goede rechtsbedeling. De procedure voor de Federale Raad van de balies is een procedure op tegenspraak. De Federale Raad brengt adviezen uit die worden aangenomen met ten minste drie vijfde van de stemmen in elke taalgroep. § 2. De vertegenwoordiging bij de Raad van de balies van de Europese Unie wordt waargenomen door een commissie van vier leden, van wie er twee door de Orde van Vlaamse balies worden aangewezen, en twee door de Ordre des barreaux francophones et germanophone. Die commissie voert de opdrachten uit die de Federale Raad van de balies haar toevertrouwt, krachtens een beslissing die werd genomen met een meerderheid van ten minste drie vijfde van de stemmen in elke taalgroep.
INHOUDSTAFEL
noab
313
Artikel 505
Voor zij de vordering tot nietigverklaring als bedoeld in artikel 502 instellen, moeten de Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone de zaak [binnen drie maanden vanaf de in artikel 497 bedoelde bekendmaking] aanhangig maken bij de Federale Raad van de balies. De Federale Raad van de balies brengt zijn advies ter kennis binnen een maand na de aanhangigmaking. De in artikel 502 bedoelde vordering moet binnen twee maanden na voornoemde kennisgeving worden ingesteld, dan wel, bij gebrek aan een kennisgeving, binnen drie maanden na de aanhangigmaking bij de Federale Raad van balies en onverminderd artikel 501, §§ 2 en 3.
Hoofdstuk IV. Overgangsbepalingen Artikel 506
De Belgische Nationale Orde van advocaten wordt ontbonden. De laatst verkozen deken en vice-deken staan gezamenlijk in voor de vereffening van deze instelling. De baten of passiva worden evenredig verdeeld over de balies in verhouding tot het aantal aangesloten advocaten.
Artikel 507
De door de Belgische Nationale Orde van advocaten regelmatig aangenomen reglementen blijven bindend voor alle advocaten tot de bevoegde instellingen overeenkomstig artikel 496 nieuwe reglementen vaststellen, onverminderd overleg en instemming van de Orde der advocaten bij het Hof van Cassatie met betrekking tot het wijzigen van de reglementen die haar aanbelangen.
Artikel 508
De door de Belgische Nationale Orde van advocaten toegekende mandaten in bij wet opgerichte commissies en instellingen blijven geldig en worden geacht gezamenlijke mandaten te zijn van de Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone totdat zij, overeenkomstig hun eigen reglementen en overeenkomstig de wettelijke bepalingen, hun eigen vertegenwoordigers aanwijzen.
Boek IIIbis. Juridische eerste- en tweedelijnsbijstand Hoofdstuk I. Algemene bepaling Artikel 508/1
Voor de toepassing van dit boek wordt verstaan onder: 1° juridische eerstelijnsbijstand: de juridische bijstand die verleend wordt in de vorm van praktische inlichtingen, juridische informatie, een eerste juridisch advies of de verwijzing naar een gespecialiseerde instantie of organisatie; 2° juridische tweedelijnsbijstand: de juridische bijstand die wordt verleend aan een natuurlijke persoon in de vorm van een omstandig juridisch advies, bijstand al dan niet in het kader van een procedure of bijstand bij een geding met inbegrip van de vertegenwoordiging in de zin van artikel 728; 3° commissie voor juridische bijstand: de commissie bedoeld in artikel 508/2; 4° bureau voor juridische bijstand: het bureau bedoeld in artikel 508/7; 5° organisatie voor juridische bijstand: elke organisatie die in een gerechtelijk arrondissement juridische eerstelijnsbijstand verleent.] Geselecteerde rechtspraak Art. 6.1 E.V.R.M. waarborgt elke rechtzoekende het recht om een eerlijk proces te genieten, wat, teneinde te verschijnen voor een rechtscollege, de bijstand van een raads-
314
noab
INHOUDSTAFEL
man kan impliceren, wanneer uit de omstandigheden van de zaak blijkt dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de betrokken persoon zijn eigen zaak naar behoren kan verdedigen (E.H.R.M. 9 oktober 1979, Airey t/Ierland, 9 oktober 1979, serie A, nr. 32, p. 13).
Hoofdstuk II. Commissie voor juridische bijstand § 1. In elk gerechtelijk arrondissement is er een commissie voor juridische bijstand. In het gerechtelijk arrondissement Brussel zijn er twee commissies: de Nederlandse commissie voor juridische bijstand en de Franse commissie voor juridische bijstand.De commissie voor juridische bijstand heeft rechtspersoonlijkheid en stelt haar huishoudelijk reglement op. § 2. De commissie heeft haar zetel in de hoofdplaats van het arrondissement of in enige andere plaats die zij aanwijst. § 3. De commissie is paritair samengesteld uit eensdeels vertegenwoordigers van de balie die worden aangewezen door de Orde van Advocaten van het betrokken gerechtelijk arrondissement en anderdeels vertegenwoordigers van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en erkende organisaties voor juridische bijstand.De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit de nadere regels van erkenning van de organisaties voor juridische bijstand, de samenstelling en de werking van de commissie. Artikel 508/3
Artikel 508/4
De commissie voor juridische bijstand heeft tot taak: 1° de zitdagen voor juridische eerstelijnsbijstand van advocaten te organiseren en ervoor te zorgen dat die diensten indien nodig worden gedecentraliseerd; 2° het overleg en de coördinatie te bevorderen tussen de organisaties voor juridische bijstand, en de doorverwijzing naar gespecialiseerde organisaties te vergemakkelijken, zulks onder meer door het sluiten van overeenkomsten in de hand te werken; 3° te zorgen voor de verspreiding van informatie over het bestaan van en de toegangsvoorwaarden tot de juridische bijstand, in het bijzonder bij de sociaal meest kwetsbare groepen. Die verspreiding geschiedt op de plaatsen waar de juridische bijstand wordt verleend evenals onder meer in de griffies, bij de parketten, de gerechtsdeurwaarders, in de gemeentebesturen en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het gerechtelijk arrondissement; 4° de aanbevelingen te doen die zij nodig acht rekening houdend met de verslagen die bedoeld zijn in de artikelen 508/6 en 508/11, en die aanbevelingen en verslagen over te zenden aan de minister van Justitie. Het Rijk kent een subsidie toe aan de commissies voor juridische bijstand op basis van objectieve criteria, vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.
Hoofdstuk III. Juridische eerstelijnsbijstand Artikel 508/5
§ 1. Onverminderd de door andere organisaties voor juridische bijstand verleende juridische eerstelijnsbijstand worden de zitdagen voor juridische eerstelijnsbijstand gehouden door advocaten. De Orde van Advocaten stelt jaarlijks een lijst op met de advocaten die prestaties wensen te verrichten in het
INHOUDSTAFEL
noab
315
raam van de juridische eerstelijnsbijstand. De lijst vermeldt de voorkeurmateries die de advocaten opgeven en die zij staven of waarvoor zij zich ertoe verbinden een opleiding te volgen die door de Raad van de Orde of de in artikel 488 bedoelde overheden wordt georganiseerd. Tegen de weigering tot inschrijving op de lijst kan beroep worden ingesteld overeenkomstig [artikel 432bis]. De Orde zendt de lijst van de advocaten over naar de commissie voor juridische bijstand. § 2. Onverminderd de door andere organisaties voor juridische bijstand verleende juridische bijstand, worden geen kosten of erelonen aangerekend door de advocaten aan de rechthebbende van de juridische bijstand. § 3. Indien de doorverwijzing naar een organisatie voor juridische bijstand of naar de juridische tweedelijnsbijstand aangewezen lijkt, wordt zulks onmiddellijk medegedeeld aan de aanvrager. De organisatie of het bureau voor juridische bijstand worden hiervan onverwijld in kennis gesteld. § 4. De Orde van Advocaten ziet toe op de kwaliteit van de prestaties die door de advocaten worden verstrekt in het kader van de juridische eerstelijnsbijstand. In geval van tekortkoming kan de Raad van de Orde met een met redenen omklede beslissing een advocaat schrappen van de in § 1 bedoelde lijst, volgens de bij [de artikelen 458 tot 463] bepaalde procedure. Artikel 508/6
Onverminderd de regels inzake beroepsgeheim, zijn de advocaten die juridische eerstelijnsbijstand verlenen ertoe gehouden om, volgens de nadere regels die door de minister van Justitie worden vastgesteld in overleg met de in artikel 488 bedoelde overheden, aan de commissie voor juridische bijstand een jaarverslag over te zenden over hun prestaties in dat verband. Zij doen aan het bureau beknopt verslag over de consulten die zij hebben gegeven.
Hoofdstuk IV. Gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand Afdeling I. Organisatie Artikel 508/7
Bij elke balie stelt de Raad van de Orde van Advocaten een bureau voor juridische bijstand in volgens de nadere regels en de voorwaarden die hij bepaalt. Het bureau heeft onder meer tot taak om wachtdiensten te organiseren. De Orde van Advocaten stelt jaarlijks een lijst op met de advocaten die in hoofdzaak of in bijkomende orde prestaties wensen te verrichten in het kader van de door het bureau georganiseerde juridische tweedelijnsbijstand. De lijst vermeldt de voorkeurmateries die de advocaten opgeven en die zij staven of waarvoor zij zich ertoe verbinden een opleiding te volgen die door de Raad van de Orde of de in de artikel 488 bedoelde overheden wordt georganiseerd. Tegen de weigering tot inschrijving op de lijst kan beroep worden ingesteld overeenkomstig [artikel 432bis]. Het bureau zendt de lijst van de advocaten over aan de commissie voor juridische bijstand.
Artikel 508/8
316
noab
De Orde van Advocaten ziet toe op de kwaliteit van de prestaties die door de advocaten worden verstrekt in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand. In geval van tekortkoming kan de Raad van de Orde van Advocaten met een met redenen omklede beslissing een advocaat schrappen van de in artikel 508/7 bedoelde lijst, volgens de bij [de artikelen 458 tot 463] bepaalde procedure.
INHOUDSTAFEL
Artikel 508/9
§ 1. Voor het verkrijgen van gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand verwijzen de personen die de juridische eerstelijnsbijstand verlenen de aanvrager door naar het bureau. Het bureau wijst een advocaat aan, die de aanvrager heeft gekozen op de in artikel 508/7 bedoelde lijst. Het bureau stelt de advocaat in kennis van zijn aanwijzing. De advocaat wiens naam op de lijst voorkomt en tot wie een rechtzoekende zich heeft gewend zonder zich eerst bij het bureau aan te melden, vraagt aan het bureau de toestemming om aan zijn cliënt de juridische tweedelijnsbijstand te verlenen, indien hij van oordeel is dat deze aanspraak kan maken op gedeeltelijke of volledige kosteloosheid. De advocaat zendt de in artikel 508/13 bedoelde stukken over aan het bureau. In spoedeisende gevallen mag de persoon die geen advocaat heeft zich rechtstreeks tot de advocaat van de wachtdienst wenden. Die advocaat verleent hem juridische bijstand en vraagt aan het bureau bevestiging van zijn aanwijzing. § 2. Een advocaat die optreedt met toepassing van dit hoofdstuk, mag zich in geen geval rechtstreeks tot de rechthebbende richten met het oog op de betaling van de honoraria en kosten, tenzij het bureau hem in spoedeisende gevallen toestemming verleent om voorschotten te innen.
Artikel 508/10
Wanneer de begunstigde de taal van de rechtspleging niet spreekt, stelt het bureau hem voor zover mogelijk een advocaat voor die zijn taal spreekt of een andere taal die hij begrijpt en bij ontstentenis hiervan een tolk. De kostenvergoeding voor de tolk komt ten laste van het Rijk. Zij wordt vastgesteld op de wijze bepaald in het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken.
Artikel 508/11
De advocaten moeten geregeld aan het bureau verslag doen, op de wijze die door de minister van Justitie wordt bepaald in overleg met de in artikel 488 bedoelde overheden. Het bureau zendt jaarlijks een verslag inzake de werking van de juridische tweedelijnsbijstand over aan de commissie voor juridische bijstand en aan de minister van Justitie, op de wijze die deze laatste bepaalt.
Artikel 508/12
Behalve in spoedeisende gevallen of wanneer het bureau er uitdrukkelijk mee heeft ingestemd, is het de advocaten verboden juridische tweedelijnsbijstand te verlenen voor de zaken waarin ze zijn opgetreden in het raam van de in artikel 508/4 bedoelde juridische eerstelijnsbijstand. Afdeling II. Toekenning van de gedeeltelijke of volledige kosteloosheid
Artikel 508/13
De juridische tweedelijnsbijstand kan gedeeltelijk of volledig kosteloos zijn voor wie over onvoldoende inkomsten beschikt en voor de met hen gelijkgestelde personen.De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit het bedrag van die inkomsten, de over te leggen bewijsstukken en wie gelijkgesteld wordt met de personen met onvoldoende inkomsten. Het bureau gaat na of voldaan is aan de voorwaarden inzake kosteloosheid. Het bureau bewaart een afschrift van de stukken. Geselecteerde rechtspraak Het “gemiddeld maandelijks netto-inkomen van het gezin” betekent het gemiddeld maandelijks netto-inkomen van alle gezinsleden samen en niet het gemiddeld maandelijks netto-inkomen van de individuele gezinsleden samen dat vervolgens wordt gedeeld door het aantal familieleden ( Cass. (3e k.) AR S.03.0064.N, 19 april 2004 (G.H. / Het Bureau voor Juridische Bijstand e.a.)) (over de toepassing van art. 2, § 3, 2° van het ondertussen op-
INHOUDSTAFEL
noab
317
geheven K.B. 20 december 1999 tot vaststelling van de voorwaarden van de kosteloosheid van de juridische eerstelijnsbijstand en van gedeeltelijke of volledige kosteloosheid van de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand, B.S. 30 december 1999; vgl. art. 1, § 1, 2° en art. 2, 2° K.B. 18 december 2003).
Artikel 508/14
De aanvraag tot gedeeltelijke of volledige kosteloosheid wordt mondeling of schriftelijk gedaan door de aanvrager of zijn advocaat wiens naam voorkomt op de lijst bedoeld in artikel 508/7. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid, mag de aanvraag eveneens ingediend worden via de bevoegde autoriteiten, in de zin van richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen. Behalve in spoedeisende gevallen worden alle in artikel 508/13 bedoelde bewijsstukken bij de aanvraag gevoegd. In spoedeisende gevallen kan door het bureau het voordeel van de gedeeltelijke of volledige kosteloosheid voorlopig worden toegekend aan de aanvrager. In dat geval bepaalt het bureau de termijn voor het indienen van de in artikel 508/13 bedoelde bewijsstukken. Het bureau oordeelt op stukken bij zijn beslissing over de aanvraag tot gedeeltelijke of volledige kosteloosheid. De aanvrager of, in voorkomend geval, zijn advocaat, wordt gehoord op zijn verzoek of indien het bureau dat nodig acht. Kennelijk ongegronde aanvragen worden geweigerd.
Artikel 508/15
Behoudens in spoedeisende gevallen wordt aan de aanvrager en, in voorkomend geval, aan zijn advocaat kennis gegeven van de beslissing binnen vijftien dagen na de aanvraag. Elke beslissing tot weigering wordt met redenen omkleed.De kennisgeving ervan moet nuttige informatie bevatten om het beroep bepaald bij artikel 508/16 in te stellen.
Artikel 508/16
De aanvrager kan binnen een maand na de in artikel 508/15 bedoelde kennisgeving beroep instellen bij de arbeidsrechtbank tegen een beslissing tot weigering. Geselecteerde rechtspraak Het bureau voor juridische bijstand heeft geen rechtspersoonlijkheid. Bij gebrek aan enige wettelijke bepaling kan het niet in rechte worden vervolgd. Het beroep tegen de weigeringsbeslissing dient te worden gericht tegen de Orde van advocaten (
Cass. (3e k.) AR
S.03.0064.N, 19 april 2004 (G.H. / Het Bureau voor Juridische Bijstand e.a.)).
Artikel 508/17
Zo aan de aanvrager gedeeltelijke of volledige kosteloze juridische bijstand is verleend en hij een verzoek tot rechtsbijstand wenst in te dienen, zendt zijn advocaat de door het bureau voor juridische bijstand genomen beslissing onverwijld over aan de bevoegde rechtbank.
Artikel 508/18
Het bureau kan een einde maken aan de juridische tweedelijnsbijstand wanneer de begunstigde niet langer voldoet aan de voorwaarden bepaald bij artikel 508/13 of wanneer hij kennelijk geen medewerking verleent bij de verdediging van zijn belangen. De advocaat dient daartoe een gemotiveerd verzoek in bij het bureau. Het bureau geeft de begunstigde kennis van het verzoek en nodigt hem uit zijn opmerkingen te maken.Elke beslissing tot ontheffing wordt bij een ter post aangetekende brief ter kennis van de begunstigde gebracht. Tegen die beslissing kan beroep worden ingesteld. De artikelen 508/15 en 508/16 zijn van toepassing.
318
noab
INHOUDSTAFEL
Hoofdstuk V. De vergoeding van de advocaten Artikel 508/19
§ 1. De advocaat int de aan de begunstigde toegekende rechtsplegingsvergoeding. § 2. De advocaten belast met de gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand doen verslag aan het bureau over elke behandelde zaak waarvoor zij in dit raam prestaties hebben verricht.Dit verslag vermeldt eveneens de door de advocaat geïnde rechtsplegingsvergoeding. Het bureau kent voor die prestaties aan de advocaten punten toe en het doet hierover verslag aan de stafhouder. De stafhouder deelt het totaal van de punten van de balie mee aan de in artikel 488 bedoelde overheden die het totaal van de punten van alle balies meedelen aan de minister van Justitie. § 3. Zodra hij de mededeling heeft ontvangen van de informatie bedoeld in [§ 2], kan de minister van Justitie een controle laten uitvoeren op de wijze die hij bepaalt na raadpleging van de in artikel 488 bedoelde overheden. Hij gelast de betaling van de vergoeding aan die overheden die via de Ordes van Advocaten voor de verdeling ervan zorgen.
Hoofdstuk Vbis. Kosten verbonden aan de organisatie van de bureaus voor juridische bijstand Artikel 508/19 bis
Er wordt in een jaarlijkse subsidie voorzien voor de kosten verbonden aan de organisatie van de bureaus voor juridische bijstand, ten laste van de begroting van de FOD Justitie. Deze stemt overeen met 8,108 % van de in artikel 508/19, [§ 3], bedoelde vergoeding. Deze subsidie is betaalbaar na het vervallen van de termijn. De Koning bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel, en meer bepaald de manier waarop deze subsidie verdeeld wordt.
Hoofdstuk VI. Terugvordering van de rijksvergoeding – Recht van de advocaat op de volledige betaling van honoraria en kosten Artikel 508/20
§ 1. Onverminderd strafrechtelijke sancties kan de vergoeding verleend voor de juridische tweedelijnsbijstand door de Schatkist van de bijgestane persoon worden teruggevorderd: 1° indien blijkt dat zich een wijziging heeft voorgedaan in zijn vermogen, inkomsten of lasten en hij derhalve in staat is te betalen; 2° wanneer de rechtzoekende voordeel heeft gehaald uit het optreden van de advocaat, zodanig dat, mocht dat voordeel hebben bestaan op de dag van de aanvraag, die bijstand hem niet zou zijn toegekend; 3° indien de bijstand is verleend op grond van valse verklaringen of door andere bedrieglijke middelen is verkregen. In dat geval bepaalt het bureau de staat van kosten en honoraria die de advocaat nog kan vorderen van de begunstigde. § 2. Ingeval de begunstigde recht heeft op een tegemoetkoming binnen het raam van een rechtsbijstandverzekering, stelt de aangewezen advocaat het bureau hiervan in kennis en treedt de Schatkist in de rechten van de begunstigde ten belope van het door haar gedragen bedrag van de verleende juridische bijstand. Ingeval de begunstigde voornoemde tegemoetkoming heeft
INHOUDSTAFEL
noab
319
ontvangen, vordert de Schatkist op hem het bedrag van de verleende juridische bijstand terug. [Hetzelfde geldt ingeval de begunstigde recht heeft op een rechtsplegingvergoeding, en hij deze ontvangt nadat de advocaat zijn verslag heeft ingediend bij het bureau overeenkomstig artikel 508/19, § 2.] Ingeval de advocaat van de begunstigde [de tegemoetkoming van een rechtsbijstandsverzekering] heeft ontvangen, vordert de Schatkist op hem het bedrag van de verleende juridische bijstand terug. § 3. De terugvordering bedoeld in § 1 van dit artikel verjaart na een termijn van vijf jaar te rekenen van de beslissing tot verlening van de gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische bijstand, zonder dat de verjaringstermijn korter kan zijn dan één jaar, te rekenen van de ontvangst van de vergoeding door de advocaat.
Hoofdstuk VII. De ambtshalve toevoeging van advocaten Artikel 508/21
Telkens wanneer krachtens de wet een advocaat ambtshalve moet worden toegevoegd, gebeurt de aanwijzing door de stafhouder of door het bureau, behoudens de uitzonderingen waarin de wet voorziet.
Artikel 508/22
Wanneer de persoon die moet worden bijgestaan niet voldoet aan de in artikel 508/13 bedoelde inkomensvoorwaarden, wijst de stafhouder naar keuze van die persoon een advocaat aan. In de gevallen die hij spoedeisend acht, wijst de stafhouder een advocaat aan die deelneemt aan de in artikel 508/7 bedoelde wachtdiensten. [Artikel 446ter] is van toepassing op de honoraria van deze advocaat. Ingeval de bijgestane persoon nalaat of weigert te betalen, wordt aan de ambtshalve toegevoegde advocaat een rijksvergoeding toegekend wegens de werkzaamheden waarvoor de toevoeging heeft plaatsgehad. In geval van gedeeltelijke betaling van de honoraria door de bijgestane persoon wordt de vergoeding verminderd met het betaalde bedrag.Wanneer een vergoeding wordt toegekend, zijn de hoofdstukken V en VI van toepassing.
Artikel 508/23
Wanneer de bijgestane persoon voldoet aan de bij artikel 508/13 bepaalde inkomensvoorwaarden, wijst het bureau een advocaat aan uit de in artikel 508/7 bedoelde lijst. In de gevallen die hij spoedeisend acht, wijst de stafhouder een advocaat aan die is ingeschreven op de in artikel 508/7 bedoelde lijst en geeft hij hiervan kennis aan het bureau. Voor het overige zijn de hoofdstukken IV tot VI van toepassing.
Hoofdstuk VIII. Grensoverschrijdende geschillen bedoeld in richtlijn 2003/8/EG Artikel 508/24
320
noab
§ 1. De Federale Overheidsdienst Justitie is de bevoegde autoriteit belast met de verzending en de ontvangst van het verzoek met betrekking tot de grensoverschrijdende geschillen in de zin van richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen. § 2. Het bureau voor juridische bijstand is eveneens bevoegd om de verzoeken
INHOUDSTAFEL
om juridische bijstand of rechtsbijstand op het grondgebied van een andere Lidstaat van de Europese Unie, in ontvangst te nemen. In dat geval stuurt het dit verzoek dadelijk door naar de Federale Overheidsdienst Justitie die het, na vertaling in een taal erkend door de Staat van bestemming, binnen de vijftien dagen ter kennis brengt van de bevoegde autoriteit van dat land. § 3. Om de verzending van de verzoeken te vergemakkelijken wordt gebruik gemaakt van de modelformulieren voor de verzoeken en voor de verzending ervan, bedoeld in artikel 16 van de in § 1 bedoelde richtlijn. § 4. Wanneer het verzoek via de in § 1 bedoelde autoriteit wordt ingediend, komen de kosten voor de vertaling van dat verzoek en van de vereiste begeleidende stukken ten laste van het Rijk. Zij worden vastgesteld op de wijze bepaald in het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken. § 5. Ingeval een persoon juridische bijstand heeft genoten in een lidstaat van de Europese Unie, waarvan de rechter de beslissing heeft gewezen, geniet hij juridische bijstand wanneer de beslissing in België moet worden erkend, uitvoerbaar verklaard of ten uitvoer gelegd. § 6. De in § 1 bedoelde overheid weigert het verzoek te verzenden indien het kennelijk ongegrond is of indien het kennelijk buiten het toepassingsgebied van de in § 1 bedoelde richtlijn valt. Bij het nemen van een besluit over de gegrondheid van een verzoek wordt het belang van de betrokken zaak voor de verzoeker in overweging genomen. De beslissing tot weigering wordt met redenen omkleed en bij gewone brief ter kennis gebracht van de verzoeker. Artikel 508/25
De persoon die niet over onvoldoende inkomsten beschikt in de zin van artikel 508/13, kan evenwel juridische bijstand genieten indien hij het bewijs levert dat hij de kosten niet kan dragen als gevolg van de verschillen in de kosten van levensonderhoud tussen de lidstaat waar hij zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft en België.
INHOUDSTAFEL
noab
321
322
INHOUDSTAFEL
Trefwoordenregister
INHOUDSTAFEL
noab
323
TREFWOORDENREGISTER Codex 2012
De cijfers verwijzen naar de nummers van de artikels van de eigenlijke Codex (art.1 tot en met art. 401).
A
Aansprakelijkheid – beperking 69 e.v. – financiële 68 Abonnement (kosten en erelonen) 81 Advocaat-syndicus 390 Algemene vergadering (bijwonen van –) 189 e.v. Algemene vergadering (Orde) 189 e.v.179 e.v. Arbitrage (ereloongeschillen) 92 e.v. Associatie 320-325 Attest over de beroepsvorming en de loopbaan 246, 271 e.v.77
B
Balie – buitenlandse - (leden van) 286-288 Bedrieglijk bekomen documenten (gebruik ervan) 24 Begroting (Orde) 187 Behoorlijke beroepsuitoefening 114 e.v. Bekwaamheidsattest 246, 271 e.v. Belangen – persoonlijke – (verdediging van) 2 – belangenconflicten – 3 e.v. Bemiddelaar 30, 90 Beroepsgeheim 30 e.v. – principes 31-34 – betrekkingen met een privé-detective 35 – beslag onder derden in handen van een advocaat 36 – verzekering van de beroepsaansprakelijkheid 38 Beroepsopleiding 271-280 Besprekingen tussen advocaten (vertrouwelijkheid) 148 Bestuurder (vennootschap, vereniging) 341, 228 e.v. Betekening (gerechtelijke beslissingen) 146 e.v. Bijdrage 54-59 – inschrijving 240, 285 – jaarlijkse – 170,54-59 – oproeping als in tucht 59 – regeling bij overstap naar een andere balie 55 – vrijstelling 56, 58 Bijkantoor 291 e.v. Briefpapier (vermeldingen op –) 252,292 Briefwisseling 39 e.v. – advocaten (– tussen) 39-43
324
INHOUDSTAFEL
– cliënten (mededeling aan -) 49-51 – gerechtelijke mandatarissen 44 – identificatie ondertekenaar 52-53 – notarissen 45 – stafhouder 48 – syndicale afgevaardigde 46 – tegenpartij in persoon 47 Buitenlandse balie (advocaten van -) 286-288 Bureau voor Juridische bijstand 201-211, 263-270
C
Centra voor Juridische Consultatie 392 Cliënten – gewezen 3 – overdracht 379 Collectieve vorderingen 10 Commissie beroepsopleiding 272 e.v. Conclusies (mededeling van –) 135-136, 140 Confraterniteit, loyaliteit en behoorlijke beroepsuitoefening 114 e.v. – vragen om uitstel 119-120 – behandeling bij verstek 121 – mededeling van dossiers 122-134 – mededeling conclusies en ontwerpconclusies 135-136 – gebruik van telefax en e-mail 141-142 – mededeling zittingsnota’s, rechtsleer en -spraak 137-140 – voorrang op de zitting 143-144 – registratie van pleidooien 145 – voorafgaande kennisgeving van de betekening, het aanwenden van een rechtsmiddel en de uitvoering gerechtelijke akten en beslissingen 146-147 – vertrouwelijkheid van besprekingen tussen advocaten 148 – verstrijken van termijnen – vervullen formaliteiten 149 – opvolging 149-154 – het dagvaarden van een confrater 155 Curator 27, 75
D
Dagvaarden van – advocaat-confrater 155 – gerechtsdeurwaarder 74 – cliënt (betaling ereloon) 84, 93 – magistraat 74 – notaris 74 – verwittigen confrater 146 Derdenrekening 60-64 Derdenbeslag 36-37 Detective (betrekkingen met-) 35 Documenten (gebruik van bedrieglijk bekomen –) 24 Dossiers (mededeling van –) 122-134
E
E-mail 141-412
INHOUDSTAFEL
noab
325
Eenpersoonsvennootschap 337-341 (E).E.S.V 342-351 Ereadvocaat – lijst 289 – statuut 289 Ereloon – algemene beginselen 77/80 – abonnement 81 – confraters (zaken behandeld voor een confrater) 82 – inhouding op ontvangen fondsen 61 – tegenpartij (aanrekenen ereloon aan –) 83 – rechtsplegingsvergoeding 83 Ereloongeschillen – algemene beginselen 84-87 – niet-jurisdictionele oplossing van geschillen 88-91 – niet-bindend advies 88 – taxatie op tegenspraak 89 – bemiddeling 90 – verzoeningskamer ereloongeschillen 91 – jurisdictionele berechting van geschillen – arbitrage 94-112 – ereloongeschillen voor de gewone rechtsmachten 113 – opvolging 153
F
Faillissementen (tussenkomst advocaat) 25-27 Fax 141-142 Financiële aansprakelijkheid 68 Financiële verplichtingen – bijdrage 54-59 – witwassen van gelden 65-67 – derdenrekening 60-64
G
Gedetineerden (de advocaat en de contacten met – ) 17-21 Gelden – van derden 60-64 – van cliënten 60-64 Gemeenschappelijke inrichting (kantoor) 352 Gerechtelijke stage 227 Gerechtelijk mandaat 44, 75-76 Gerechtsdeurwaarder (dagvaarden van –) 74 Getuigen – contacten met – 14-16 – door advocaat 33 Groeperingen 326-332
H
Huiszoeking 31
326
INHOUDSTAFEL
I
Informatie over kantoor, publiciteit, communicatie 380-386 Inleiding van een geding (confraterniteit) 120 Instellen vordering (verwittigen confrater) 115
J
Juridische bijstand (erelonen) 80
K
Kabinet (ministerieel) 222-226 Kantoor 291-293 – activiteiten buiten het – 387-395 – bijkantoor 292 – Informatie over het kantoor 380-386 – keuze van woonplaats in het – 296 – ligging 291 – overdracht van cliënteel 379 – raadplegingen 387 – vereffening van – 378 – verplichting een kantoor te hebben 291 Keuze van woonplaats 293 Kosten 78-79
L
Lijst van de leden van buitenlandse balies 286-288 Lijst van de stagiairs 237-240 – inschrijving 237 – rangorde 238 – schrapping 236 – wederinschrijving 239-240 – weglating 55, 59, 184, 243, 245, 247 – Bijdrage 240 Loyaliteit 114 e.v.
M
Magistraat (dagvaarden van –) 74 Mandaten – gerechtelijke 30, 44, 75-76, 234 – politieke 222-226 – vennootschappen 228 e.v. – verenigingen 228 Mededeling – vertrouwelijkheid 40 – conclusies 135-136 – dossiers 122-134 – ontwerp-conclusies 135-136 – rechtsleer en rechtspraak 137-140 – zittingsnota’s 137-140 Medewerkers 376-377 Medische verslagen 128 Minister 222-226 Ministeriële kabinetten 222-226
INHOUDSTAFEL
noab
327
Multidisciplinaire samenwerking 359-375
N
Notaris (dagvaarden van een -) 74 Netwerken 333-336
O
OCMW: Advies aan 393 Onafhankelijkheid (advocaat) 1 Ondervraging (van een advocaat) 32 Ontwerp-conclusies (mededeling van –) 135-136 Onverenigbaarheden 222-236 - met een ministerieel ambt of met kabinetswerk 222-226 - met een gerechtelijke stage 227 - bij mandaten in rechtspersonen met winstoogmerk 228 - bij mandaten in rechtspersonen zonder winstoogmerk 229 e.v. - gerechtelijke mandaten 234 - politieke en andere mandaten 235-236 Opname van pleidooien 145 Opleiding (stagiairs) 271-280 Opvolging – advocaten 150-154 – ereloongeschil 153 Overdracht van cliënteel 379
P
Penningmeester 187-188 Permanente vorming 396-401 Persoonlijke belangen (verdediging van –) 2 Pleidooi – opname van 115 Provisies (inhouding op ontvangen fondsen) 61 Publiciteit 380-386
R
Raadplegingen (plaats van –) 387 Raad van bestuur (bijwonen van vergaderingen) 388 Raad van de Orde 164/184 – aanstellingen 165 – beraadslaging 166-169 – openbaarheid van de beslissingen 172/174 – vergaderingen 165 – verkiezingen 189 e.v. – notulen 172-174 – zetelend als in tucht 175-184 Rechtsbijstandsverzekering 22-23 Rechtsleer (mededeling van –) 137-140 Rechtsmiddelen (verwittigen confrater) 146-147 Rechtsplegingsvergoeding 83 Rechtspraak (mededeling van –) 137-140
328
INHOUDSTAFEL
Rekeningen (Orde) 188 Reorganisaties en faillissementen (tussenkomst van advocaten) 25-27
S
Samenwerkingen 294 e.v. Samenwerking advocaat met niet-advocaat 357-358 Samenwerking met buitenlandse advocaten 353-356 Samenwerkingsverbanden 294 e.v. – definities 294-300 – algemene regels 301-319 – associaties 320-325 – groeperingen 326-332 – netwerken 333-336 – eenpersoonsvennootschappen 337-341 – ESV en EESV 342-351 – Gemeenschappelijke inrichting 352 Secretaris (Orde) 185-186 Sectiehoofden 202, 203, 205 Staatssecretaris 222 Stafhouder 157/163 – bevoegdheden 157/163 – verkiezing 189 e.v. Stage – andere balie (stage aan een –) 246 – bekwaamheidsattest 244, 246, 271, 275 – beroepsopleiding 271-280 – bezoldigde functies 250 – buitenland (stage in het –) 246 – duur 241-250 – einde van de stage 247 – gelijkgestelde stage 246 – inschrijving op de lijst van de stagiairs 237-240 – modaliteiten 237-240 – onderbreking van de stage 243-245 – overeenkomst 257-260 – schorsing 242-244 – stagecommissie 212-220 – stagemeester 253-256, 261-262 – stageschool 272 – verplichtingen stagiair 251-253 Syndicale organisaties 46 Syndicus-advocaat 390
T
Tableau – inschrijving en wederinschrijving 248, 281-285 – bijhouden 290 – rangorde 282 – toelating tot – 281-285 – weglating 59 Tenuitvoerlegging (gerechtelijke beslissingen) 163 Testamentuitvoerder 28
INHOUDSTAFEL
noab
329
Tucht (de Raad zetelend als in-)175 e.v.
U
Uitstel (vragen tot-) 119 e.v. Uitvoering (Gerechtelijke beslissingen) 146-147
V
Vennootschap – advocaten – zie samenwerkingsverbanden – bestuurder 228 e.v. Vereffenaar – kantoor confrater 378 – vennootschap of vereniging 228 e.v. Vereniging – bestuurder 228 e.v. – zonder winstoogmerk 228 e.v. Verkiezingen – Orde 189 ev. – algemene bepalingen 189-190 – kandidaatstelling 191-194 – verkiezingen 195-199 – overlijden of ontslag 200 Verstrijken van termijnen (verwittigen confrater) 149 Vertrouwelijkheid – besprekingen 148 – briefwisseling 39 e.v. – faxwisseling 43 Vervullen van formaliteiten (verwittigen confrater) 149 Verzekering – beroepsaansprakelijkheid (beroepsgeheim) 38 – motorrijtuigen 73 – rechtsbijstand 22-23 – burgerlijke aansprakelijkheid 22-23 Verzekeringsmakelaars 73 Vice-stafhouder 157, 189, 191, 192, 195, 197, 198, 199 Voorrang op zittingen 143-144
W
Witwassen van gelden 65-67
Z
Zittingen (voorrang op –) 143-144 Zittingsnota’s (mededeling van –) 137-140
330
INHOUDSTAFEL
INHOUDSTAFEL
noab
331
332
INHOUDSTAFEL