Code: LV2013 – 02.01.02 Pagina 1 van 6
Commissie Arbeidszaken Secretaris: H. van Rees Email:
[email protected]
Reactie Commissie Arbeidszaken op Rapport Commissie Onderzoek Ambtsvisie voor de Ned. Geref. Kerken met het oog op de Landelijke Vergadering 2013 te Zeewolde
9 januari 2014
1
Code: LV2013 – 02.01.02 Pagina 2 van 6
2 4 6 8 10 12 14
Van: Aan: Betreft: Datum:
Commissie Arbeidszaken (CAZ, voorheen WAP/TOP) Landelijke Vergadering Zeewolde 2013 reactie van de CAZ op het rapport Commissie onderzoek ambtsvisie 09-01-2014
§1 Inleiding De Commissie Arbeidszaken (CAZ) heeft met bijzondere belangstelling kennisgenomen van het rapport van de Commissie onderzoek Ambtsvisie (COA), omdat de CAZ zich bezig houdt met de rechtspositie van de predikanten. Deze is vastgelegd in het AKS en verder uitgewerkt in de WAPrichtlijn, waarover de CAZ de Landelijke Vergadering (LV) adviseert. In haar praktijk is het de CAZ opgevallen dat de visie die aan het geldende kerkrecht ten grondslag ligt niet altijd bekend is bij de kerken en dat zich nieuwe visies lijken te ontwikkelen. Het COA-rapport dat die visies behandelt geeft de CAZ aanleiding tot reactie.
16 18
Met haar reactie beoogt de CAZ dat zij door de LV wordt betrokken en gehoord in de bespreking van het COA-rapport aangezien het handelt over het voor het functioneren van de CAZ belangrijke onderwerp ambtsvisie.
20
24
Hieronder volgt eerst in § 2 een samenvatting van het standpunt van de CAZ in de vorm van enkele stellingen. Daarna volgt in § 3 een summiere weergave van de huidige kerkrechtelijke positie van de predikant. Vervolgens wordt in § 4 het rapport besproken. De reactie op het COA-rapport wordt in § 5 afgesloten met enkele slotopmerkingen.
26
§2
22
1. 28 30 2. 32 3. 34 36 38 40 42 44 46 48
4. 5.
Stellingen over het rapport Het COA-rapport gaat aanzienlijk verder dan de geformuleerde opdracht. De bezinning in de kerken wordt gediend met de gevraagde inventarisatie, maar het rapport komt ook met een eigen ambtsvisie en daarop aansluitende aanbevelingen. Het doen van voorstellen werd in de opdracht echter aan de kerken overgelaten. De ambtsvisie die in het rapport naar voren komt wijkt niet slechts door accentverschillen af van het geldende kerkrecht, maar betekent een fundamentele wijziging. Het uitgangspunt van deze visie is de charismatische gemeente. Het bijzondere ambt komt niet van Christus, maar komt op uit de gemeente als toepassing van door de Geest gegeven charismata. In deze zienswijze vervaagt de roeping door Christus, het Hoofd van de kerk. De predikant houdt geen zelfstandige positie als dienaar van Christus, maar wordt een dienaar van de gemeente.
§3 De huidige kerkrechtelijke positie van de predikant Het AKS gebruikt in artikel 2 en 9 voor de predikant de term “dienaar van het Woord”. Het staat er met een hoofdletter, in navolging van de Nederlandse Geloofsbelijdenis in artikel 31: Wat de dienaren des Woords betreft, zij hebben, op welke plaats zij ook zijn, gelijke macht en gezag, daar zij allen dienaren van Jezus Christus zijn, de enige, algemene Bisschop en het enige Hoofd van de kerk De in het COA-rapport voor wijziging rijp geachte zin uit de preambule van de WAP-richtlijn is hiermee in overeenstemming: De status van de predikant wordt bepaald door het uitgangspunt dat de predikant als Dienaar des Woords geen andere lastgever heeft dan zijn Hemelse opdrachtgever.
50
2
Code: LV2013 – 02.01.02 Pagina 3 van 6
2 4
Dat de predikant geen werknemersstatus heeft is daarmee in overeenstemming, want zijn baas zit niet in de kerkenraad, maar hij is een dienaar van Christus. Verder maakt de predikant deel uit van de kerkenraad, die het collegiale bestuur van de gemeente vormt.
6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28
§4 Bespreking COA-rapport Inzake § 2.4.5 van het rapport: Samenvatting van de ambtsvisie in de actuele discussie De lezer wordt in het rapport min of meer meegenomen in een redenatie die begint met een weergave van feiten en meningen, die vervolgens als vanzelfsprekendheden worden gepresenteerd. Dat verhult naar het oordeel van de CAZ soms de forse stappen die worden genomen. Dat valt het meest op in de samenvatting van de literatuurstudie in § 2.4.5 (blz. 16), waar een tekst verschijnt die gezien het vervolg toch vooral als een stellingname van de COA kan worden opgevat. Het voorgaande geldt in het bijzonder voor de volgende uitspraak, die niet aan de literatuurweergave is te ontlenen (blz. 16; regel 29 en 33-34): De hele gemeente ontvangt genadegaven (charismata) van de Geest. Het bijzonder ambt komt op uit de gemeente. Ambt is een herkenning en bevestiging van de door de Geest gegeven specifieke gaven. Daarbij tekent de CAZ aan, dat als het bijzonder ambt opkomt uit de gemeente, het niet meer uit Christus komt. Hier is te lezen dat de Geest charismata geeft en dat vervolgens de gemeente die vertaalt naar de door haar in te stellen ambten. Voor de predikant is dit een punt van speciaal belang met het oog op zijn rechtspositie. De gedachte dat de predikant als dienaar van Christus een eigen positie heeft is hier niet meer terug te vinden. Integendeel, het lijntje loopt hier van de Heilige Geest naar de gemeente en vervolgens naar de predikant. Als lid van de gemeente heeft hij zelf ook nog wel een lijntje naar de Heilige Geest, maar hij verliest zijn zelfstandige positie. De charismata worden door de Geest aan de gemeente gegeven omdat ze die nodig heeft. Dat wil nog niet zeggen dat de gemeente alleen maar charismata nodig heeft. Het ambt wordt hier gezien als een selectie uit de charismata. Daarmee wordt het ambt versmald. Bij de predikanten komen hierdoor hun zelfstandige positie en hun professionalisering in het gedrang.
30 32 34 36 38
Een andere uitspraak die tegenspraak van de CAZ oproept is de volgende (verkort; blz. 16; regel 3537): Ambt is gelegen in de concrete uitoefening van de ambtelijke taak. Wanneer men de ambtelijke taak niet uitvoert naar behoren, kan men zich ook niet beroepen op het (tegenover van) het ambt. Uiteraard kan iemand die zijn taak niet naar behoren uitvoert in aanmerking komen voor ontslag. Men moet echter geen twijfel zaaien aan de rechtsgeldigheid van een benoeming. De kapitein van een schip is niet kapitein onder conditie dat het schip de haven bereikt, maar hij is kapitein zolang de haven nog niet is bereikt. Het citaat ondermijnt de rechtszekerheid voor omstreden predikanten.
40 42 44 46 48 50
Er staat in deze paragraaf nog een belangwekkende uitspraak (verkort; blz. 16; regel 30-32): De hele gemeente wordt opgeroepen de genadegaven van de Geest ten dienste van God en zijn gemeente te gebruiken. De gemeente voert de dienst uit. De ambtsdragers geven geestelijk leiding aan het onderwijs en het pastoraat en zijn verantwoordelijk voor de toerusting. Hier fungeren de ambtsdragers in een sturende rol. Zij maken beleid inzake de genoemde onderwerpen en zorgen dat het wordt uitgevoerd. De uitvoerende entiteit is de gemeente. In dit citaat wordt de kwalificatie ambtsdrager gereserveerd voor enkele bestuurders. De huidige wijkouderlingen, diakenen en de predikant werken dan allemaal onder leiding van deze bestuurders. Het onderscheid tussen de predikant en de kerkelijk werker is dan wel gereduceerd tot het verschil
3
Code: LV2013 – 02.01.02 Pagina 4 van 6
2
tussen een geestelijke met een universitaire opleiding en een met een hogere beroepsopleiding. Het heeft de charme van de eenvoud: predikant en kerkelijk werker zijn voortaan beide werknemer.
4 6 8 10
De gedachten die in de samenvatting naar voren komen betekenen naar de mening van de CAZ een grondige ommekeer van de ambtsvisie. Dat is bespreekbaar, maar men dient zich er van bewust te zijn dat het hier niet om een kleinigheid gaat. Er is vaker een grote stap gemaakt. In de reformatie is bereikt dat de priester niet meer nodig was om als tussenpersoon tussen Christus en zijn gemeente het heil door te geven. De priester werd als predikant een dienaar van Christus. In de nieuwe visie verricht hij zijn dienst met de charismata die hij van de Geest heeft ontvangen, maar hij doet dat onder de menselijke leiding van een bestuurscollege.
12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 32 34 36 38 40 42 44 46 48
Inzake § 3.3 van het rapport: Visie versus praktijk In § 3.3 wordt de botsing tussen visie en praktijk beschreven. Volgens het rapport heeft ons AKS een nogal traditionele en beperkte insteek ten aanzien van de ambten. Een update ligt voor de hand. Zo’n aanspraak op vanzelfsprekendheid is geschikt om de omkering van zienswijze te verhullen. Een citaat (blz. 21; regel 24-25): Uit verschillende bronnen is gebleken dat het, onder verwijzing naar het NT, bij de ambtsvisie in de kern vooral gaat om de ambtsbediening. Dit is ook een aanspraak op vanzelfsprekendheid. Er is niet meer gebleken dan dat geciteerde bronnen van mening zijn dat het vooral gaat om de ambtsbediening. Daar mag iedereen dan nog zijn eigen mening over hebben. Het rapport presenteert het echter als een vaststaand feit. Zo’n uitspraak werkt in de richting van een minder gewichtig ambt. De CAZ is verontrust over de volgende tekst (blz. 21; regel 33-37): In situaties van spanning of zelfs dreigend ontslag kunnen predikanten zich vastklampen aan hun persoonlijk roepingsbesef, waarbij de goddelijke roeping onlosmakelijk wordt verbonden met de eigen identiteit. Dan gaat het niet meer primair om de wijze waarop het ambt wordt bediend, maar om het ambt op zich. Hier is de consequentie zichtbaar van de stelling dat het vooral gaat om de ambtsbediening. Als het om de bediening gaat, gaat het dus niet om het ambt. Dus de predikant mag niet in de knoop zitten met zijn roeping. Die is niet van belang. Het verontrust de CAZ dat in een rapport aan de LV het roepingsbesef van onze predikanten als een verouderd concept wordt beschouwd. Inzake § 4.4 van het rapport: Knelpunten In § 4.4.1 wordt gesteld, dat het ambtsbesef bij en het gezag van ambtsdragers in deze tijd van gelijkheidsdenken onder druk staat. Dat klopt, althans de CAZ merkt ook dat het slijt. Het rapport acht dit gelijkheidsdenken blijkbaar normatief. De roeping gaat het afleggen tegen het gelijkheidsdenken. Inzake § 5 van het rapport: Aanbevelingen Het geven van aanbevelingen acht de CAZ weinig passend bij de beperkte opdracht van de COA, al mag worden toegegeven dat een aanbeveling nog geen voorstel is. Tegen aanbeveling 5.1.4 pleit dat het AKS geen visiedocument is. Het gaat om concrete afspraken en rechtsregels. De achterliggende ideeën van het rapport beschouwend is te vermoeden dat de uitgewerkte visie niet zal stroken met de mainstream van verwante kerken.
50
4
Code: LV2013 – 02.01.02 Pagina 5 van 6
2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 32 34 36 38
Aanbeveling 5.2.4 luidt: Laat de gemeenten de vrijheid van inrichting van het werk van ambtsdragers en kerkenraad en deel als kerkenraad royaal met de zusterkerken hoe men het ambtelijk werk plaatselijk inricht. Dit is naar het oordeel van de CAZ een gevaarlijke aanbeveling. Een plaatselijke regeling kan strijdig zijn met de landelijk vastgestelde positie van de predikant. Dan is de rechtszekerheid vanuit het kerkverband verleden tijd. Het plaatselijke kerkelijk statuut is dan bepalend voor de rechtspositie van de predikant (en van de overige ambtsdragers). Het AKS heeft dan op dit vlak geen wezenlijke betekenis meer. Onderling toezicht waarop het huidige kerkrecht is gebaseerd is in die situatie schier onmogelijk, omdat een gezamenlijk gedeelde norm ontbreekt waarop de kerken elkaar kunnen aanspreken. Aanbeveling 5.3.1 geeft een alternatief voor de preambule van de WAP-richtlijn. Daarbij blijft de reeds geciteerde zin niet buiten schot. De COA stelt voor: De predikant verricht zijn dienst in collegiale samenwerking met de overige ambtsdragers. Voor alle ambtsdragers geldt dat zij hun dienst verrichten op grond van hun hemelse roeping en in gehoorzaamheid aan de Heer van de kerk. De gehoorzaamheid aan de Heer wordt vermeld, zij het dat er speciaal bij staat dat zulks geldt voor alle ambtsdragers. Op meer plaatsen wordt in het rapport benadrukt dat er niets bijzonders met een predikant is. De collegiale samenwerking staat voorop, daarna komt de gehoorzaamheid aan de Heer. De voorgestelde preambule vervolgt met: De verbintenis van de predikant met de gemeente komt tot stand door het schriftelijk vastgelegde beroep en de aanvaarding daarvan. Hieruit volgt dat de relatie van gemeente en predikant niet gezien kan worden als die van opdrachtgever en opdrachtnemer. Na de eerste zin is logischerwijs juist wel te verwachten dat de relatie gezien wordt als die van opdrachtgever en opdrachtnemer of die van werkgever en werknemer. Het huidige kerkrecht heeft bepalingen over de eigen kerkelijke aard van het predikantsambt. Daardoor wordt duidelijk dat de predikant geen opdrachtnemer of werknemer is. Bovendien wordt de reden daarvoor in de preambule genoemd (“geen andere lastgever dan zijn Hemelse opdrachtgever”). In de voorgestelde preambule is de onderbouwing van het predikantsambt beperkt tot de collegiale samenwerking, waarbij allen dezelfde roeping hebben. De predikant heeft dan geen eigen positie meer. Het enige onderscheid is de honorering. De slotzin die stelt dat de predikant een zelfstandige positie heeft is in dit stuk nergens op gebaseerd. §5 Afsluitende opmerkingen Naar aanleiding van het COA-rapport concludeert de CAZ dat er, gelet op de veranderde opvattingen over de ambtvisie (het rapport vormt zelf een sprekend voorbeeld daarvan) aanleiding is om de ambtsvisie nader te onderzoeken.
40 42 44
Verder acht de CAZ het niet in lijn met de opdracht van de LV dat de COA in het rapport het ‘charismata-model’ naar voren heeft geschoven. Naar de CAZ meent is dit één van de ambtsvisies waarover binnen de kerken een gesprek zal moeten worden gevoerd. Daarbij acht de CAZ in het bijzonder de volgende gespreksonderwerpen van belang:
46 48 50
5
Code: LV2013 – 02.01.02 Pagina 6 van 6
2 4
6 8 10
roeping van de predikant; professionalisering van de predikant; rechtspositie van de predikant: o zelfstandige, van geheel eigen aard, nl. als Dienaar van het Woord of opdrachtnemer; o dan wel werknemer; rechtspositie van de kerkenraad ten opzichte van de gemeente en de predikant; onderlinge toezichthoudende verhouding tussen kerken; de zelfbinding van de kerken aan de eigen kerkelijke regels zoals AKS en WAP-richtlijn.
12 Tot slot adviseert de CAZ de aanbevelingen als zijnde prematuur niet op te volgen. 14
6