CoBrA, gezien door ogen vol passie LAAC, Lieu d’Art et Action contemporaine 20 oktober 2012 – 3 maart 2013
Asger Jorn, Mads, 1953, huile sur toile, 77x70 cm, coll. Ellen et Jan Nieuwenhuizen Segaar © Droits réservés © ADAGP, Paris 2012
Waarom deze tentoonstelling?
Het LAAC kent een bijzondere geschiedenis: het museum is ontstaan uit de passie van één man, Gilbert Delaine, oprichter en voorzitter van de vereniging L’Art contemporain, en uit gulle schenkingen van bedrijven en kunstenaars. In 1998 had de vereniging het merendeel van de werken uit de collectie (zo’n duizend) verworven dankzij het mecenaat van bedrijven en schenkingen van tal van kunstenaars en rechthebbenden. De meest opmerkelijke schenking is zonder twijfel die van de Nederlandse kunstenaar Karel Appel, een vooraanstaand figuur van de groep CoBrA, die de vereniging meer dan vijftig werken heeft geschonken, waaronder alle sculpturen en gravures van de reeks Circus. Dertig jaar na de oprichting van het Musée d’Art contemporain en zeven jaar na de (her)opening van het LAAC achtten wij de tijd gekomen om Gilbert Delaine een open forum te bieden want de collectie is nu eenmaal doordrongen van zijn persoonlijkheid. Hij koos voor een voorstelling van zijn artistieke passie, de groep CoBrA, en is met de hulp van enkele leden van zijn vereniging tot het uiterste gegaan om een groot aantal – soms onuitgegeven – historische werken op te sporen en te ontlenen bij openbare instellingen maar vooral bij privéverzamelaars in Frankrijk, België en Nederland. Zo biedt hij ons een zeldzame, rijk gedocumenteerde tentoonstelling – zowat een retrospectieve – die hulde brengt aan het enorm rijke œuvre van de CoBrAkunstenaars dat in het museum wordt bewaard (bijna honderd werken), één van de grootste in Frankrijk.
Voorstelling van de tentoonstelling In de expositie zijn maar liefst méér dan tweehonderd werken van CoBrA-kunstenaars bijeengebracht. Dit is te danken aan de gewaardeerde medewerking van publieke instellingen zoals het CoBrA Museum van Amstelveen, het SMAK van Gent, het Musée d’Art wallon van Luik, het Bonnefantenmuseum van Maastricht, de Koning Boudewijnstichting, het Musée des Beaux-Arts van Bergen, het Musée national d’Art moderne/CCI van Parijs, het Musée de Picardie van Amiens en vooral van privéverzamelaars waarvan sommigen werken hebben uitgeleend die voor het eerst aan het publiek worden getoond. Op enkele uitzonderingen na komen alle leden van CoBrA die aan het avontuur van de groep hebben meegewerkt, aan bod. In de tentoonstelling worden werken getoond uit de periode van 1945 tot de jaren ’80 en zo wordt het ganse verhaal van de groep verteld: het prille begin, de werken uit de historische jaren, de evolutie van de kunstenaars na de ontbinding van de groep en het voortbestaan van het gedachtegoed.
CoBrA, een beweging in beweging De eerste zaal van de tentoonstelling is gewijd aan de geschiedenis van de groep CoBrA. Op basis van uitgebreide historische documentatie, meer bepaald rond het tussen 1948 en 1951 verschenen tijdschrift Cobra, valt de groep CoBrA perfect te situeren in de context van de periode net na de Tweede Wereldoorlog. Uit de tijdschriften Helhesten, Reflex en de publicaties van “Le Surréalisme-Révolutionnaire” blijkt waar de Deense, Nederlandse en Belgische roots van de groep liggen. Toenmalige documenten en archieven (affiches, pamfletten, catalogi, tijdschriften...) schetsen een beeld van de verschillende activiteiten en manifestaties die door CoBrA tijdens de bestaansjaren van de groep werden georganiseerd. Een diavoorstelling toont de sleutelmomenten van het korte bestaan en belicht ook de nalatenschap van de beweging na de ontbinding van de groep in 1951; zo komt de fundamentele plaats ste van CoBrA in de tweede helft van de 20 eeuw tot zijn recht. In deze eerste zaal wordt ook uiteengezet volgens welke stappen de CoBrA-collectie van het LAAC tot stand kwam: de originele aanpak en vernieuwende visie van oprichter Gilbert Delaine staan hierbij opnieuw centraal. Asger Jorn en de Deense leden van CoBrA Op 8 november 1948 is Asger Jorn de enige Deen die in Parijs de oprichtingsakte van de toekomstige groep CoBrA ondertekent. Door zijn energieke inzet en bezieling voor de nieuwe groep zorgt hij ervoor dat de Deense spontaan-abstracte kunstenaars deelnemen aan de manifestaties en publicaties van CoBrA. Samen met Christian Dotremont, waarop hij een grote invloed zal hebben, is hij de grootste voortrekker van de activiteiten en theoretische oriëntaties van de groep. Asger Jorn, die in de tentoonstelling aanwezig is met werken van 1945 tot de jaren ‘60, pleit voor volledige vrijheid. Hij schildert direct op doek zonder vooropgezet plan. Voor hem komt die spontaniteit voort uit eigen experimenten “waarmee wij het denken spontaan tot uiting willen laten komen, buiten elke controle van het verstand. Door die irrationele spontaniteit dringen wij door tot de levensbron van het zijn.“ Naast Asger Jorn komen nog verschillende andere Deense CoBrA-leden in de tentoonstelling aan bod: Henry Heerup, de vertegenwoordiger van een spontane, levende volkskunst; Egill Jacobsen die volgens Jorn de grondlegger is van het “spontane colorisme”; Carl-Henning Pedersen wiens schilderijen doen denken aan een uit kleur ontstane fantasiewereld. De Nederlandse leden van CoBrA De eerste Nederlandse leden van CoBrA behoorden tot de “Nederlandse Experimentele Groep“ die in juli 1948 in Amsterdam door Constant, Karel Appel en Corneille werd opgericht. Naast de stichtende leden van de groep belicht de tentoonstelling ook de schilders Jan Nieuwenhuys, Anton Rooskens, Theo
Wolvecamp en de dichters Gerrit Kouwenaar en Lucebert. Tijdens de eerste collectieve manifestatie van CoBrA, naar aanleiding van de tentoonstelling Høst in Kopenhagen in november 1948, worden Appel, Constant en Corneille diep geraakt door de ontdekking van Deense abstracte schilders. De spontaniteit, het gebruik van kleur, de verwijzing naar volkskunst en naar kindertekeningen beïnvloeden hun werk uitermate tijdens de historische jaren van CoBrA. Kort na het schandaal van de tentoonstelling van Amsterdam in 1949 verlaten de dichters en de schilders Rooskens en Wolvecamp uit afkeuring de groep. Wolvecamp vertegenwoordigt Nederland evenwel opnieuw aan de zijde van Constant, Corneille en Appel tijdens de CoBrAexpositie van Luik in 1951. Appel Circus Karel Appel, de kunstenaar waarvoor Gilbert Delaine de grootste passie ervaart, komt in de tentoonstelling aan bod via een buitengewone reeks werken uit de jaren ‘50 tot ‘80. De zaal van Appel Circus, met de zeventien beschilderde houten sculpturen die de kunstenaar aan het museum heeft geschonken, vormt het orgelpunt van deze expositie. De circusoptocht is voor Karel Appel de spiegel van wat er zich onder de mensen en in de wereld afspeelt, en waarin de speelse, ironische geest van CoBrA blijft voortleven. Was het niet Constant die zei: “Wie CoBrA is, is homo ludens”… In de collectie grafische kunst op de tweede verdieping van het museum worden alle in het LAAC aanwezige gravures van Appel Circus getoond. De sculpturen en gravures van Appel Circus nodigen ons uit om de wereld te bekijken als een grappig stuk speelgoed, tegelijk poëtisch en tragisch, net zoals de kunstenaar het bedoelde toen hij op een dag uitriep: “Clown, zoals jij wil ik zijn. De anti-robot!“. CoBrA in België Behalve de schrijvers van de Belgische groep van surréalistes-révolutionnairs die ervoor hebben gezorgd dat België deelnam aan de activiteiten van de groep CoBrA, met name via de persoon van Christian Dotremont, waren er onder de Belgische CoBrA-leden ook schilders uit de groep van de “Jeune Peinture Belge”, beeldhouwers, een fotograaf, een filmmaker... Naast de schilderijen van Louis Van Lint, Pol Bury en Serge Vandercam en de sculpturen van Reinhoud en Raoul Ubac laat de tentoonstelling de bezoeker ook kennismaken met werken uitgegeven bij de Brusselse “Editions CoBrA” zoals Les Poupées de Dixmude (1950) van Pierre Alechinsky of La Main heureuse (1950) van Marcel Havrenne en L’aventure dévorante (1950) van Joseph Noiret, beiden geïllustreerd door Pol Bury. In het auditorium van het museum wordt ook de unieke CoBrA-film Perséphone (1949) van Luc de Heusch vertoond, een bewijs van de verscheidenheid aan media waarmee de CoBrA-kunstenaars experimenteerden. Eén museumzaal is gewijd aan het œuvre van Pierre Alechinsky. Deze kunstenaar sluit zich bij de groep CoBrA aan in 1949, na zijn ontmoeting met Christian Dotremont tijdens de expositie La Fin et les Moyens in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. Hij wordt één van de actiefste Belgische leden van de groep: hij maakt verschillende nummers van het tijdschrift Cobra en organiseert tevens de laatste CoBrA-expositie van Luik in 1951. Hij beschouwt CoBrA als zijn leerschool en zijn latere werk put dan ook uit het oorspronkelijke gedachtegoed van de groep. Door zijn blijvende contacten met een aantal leden realiseert hij met hen – soms lang na 1951 – verschillende vierhandige werken die zo typerend zijn voor CoBrA. De werken in inkt en tekeningen met twee penselen die hij tussen 1976 en 1978 in New York en Bougival samen met Karel Appel maakt zijn daarvan het mooiste voorbeeld. CoBrA, een internationale beweging van experimentele kunstenaars In 1949 wordt CoBrA – zoals aangegeven in de ondertitel van het vierde nummer van het blad – het “Front international des artistes expérimentaux d’avant-garde”. Deze nieuwe benaming illustreert hoe de CoBrA-leden ernaar streven om alle kunstenaars die hun experimentele opvatting delen te verenigen ten overstaan van het formalisme van de abstracte kunst en het socialistisch realisme. De internationale dimensie van de groep komt in de tentoonstelling heel sterk naar voor via werken van de Franse, Duitse, Engelse, Amerikaanse en IJslandse leden van CoBrA. Jean-Michel Atlan en
Jacques Doucet zijn de twee Franse vertegenwoordigers. Net als de andere CoBrAleden haalt Jacques Doucet inspiratie uit herinneringen van de kindertijd en de invloeden van Paul Klee en Juan Miró. Karl Otto Götz van zijn kant was de Duitse redacteur van het vijfde nummer van Cobra. De schilderijen vol vreemde “insectvogels” van de Engelsman Stephen Gilbert doen dan weer denken aan de fantasieschepsels van Constant en Pedersen. De expositie toont ook twee uit recuperatiematerialen gemaakte werken van de hand van de Amerikaanse beeldhouwer van Japanse afkomst Shinkichi Tajiri die tussen 1949 en 1951 langs de Seine in Parijs “eendagssculpturen” maakte evenals een aantal grote, vrije en verlichte vormen van de IJslandse schilder Svavar Gudnason die door Christian Dotremont werd beschouwd als “de meeste Scandinavische van alle CoBrAkunstenaars”. CoBrA-poëzie Dichtkunst speelt een grote rol in de activiteiten van CoBrA. De woordtekeningen die Asger Jorn en Christian Dotremont vanaf oktober 1948 maken, zijn de eerste blijken van de belangstelling van de CoBrA-leden voor schrijfkunst en voor de band tussen kunst en poëzie. De zeven logogrammen van Dotremont in deze tentoonstelling verwijzen naar die opvatting van de dichtkunst “waar ook het woord recht van spreken heeft”. De door de CoBrA-kunstenaars geïllustreerde dichtbundels tonen ook duidelijk aan hoe vaak er tussen de schilders en de dichters van de groep werd samengewerkt. Sommige dichters hebben zich ook aan schilderwerk gewaagd, zoals Hugo Claus en Lucebert. Joseph Noiret maakte samen met Serge Vandercam dan weer woordcollages. Ook heel wat schilders en beeldhouwers van CoBrA beoefenden op een gegeven moment een dichterlijke of literaire activiteit, zoals Carl-Henning Pedersen die in 1945 de bundel Drommedigte met eigenhandig getekende illustraties uitgeeft. Door hun streven naar “interspecialisme” of “antispecialisme” overschrijden de leden van de groep de grenzen van de artistieke en literaire genres. Of zoals Christian Dotremont het in het kader van zijn woordschilderijen stelt: “De dichter schrijft en de schilder verft, tegelijk en over hetzelfde, op eenzelfde vlak, op eenzelfde tempo, met woorden die vormen maken, met vormen die woorden maken.” De vertoonde vierhandige werken die Dotremont met Atlan, Jorn, Corneille, Alechinsky en Appel heeft gemaakt illustreren die nieuwe vorm van artistieke creatie die zo typerend is voor CoBrA, een samengaan van beeldende kunst en dichterlijke expressie.
Pierre Alechinsky et Karel Appel, Trois oeufs sur le gazon, 1978, encre sur papier, 22,5 x 30 cm. Crédit photo Rodolphe Vandezande © ADAGP, Paris 2012
Lijst van CoBrA-leden die in de tentoonstelling aan bod komen Denemarken: - Henry Heerup - Egill Jacobsen - Asger Jorn - Carl-Henning Pedersen Nederland: - Karel Appel - Constant - Corneille - Gerrit Kouwenaar - Lucebert - Jan Nieuwenhuys - Anton Rooskens - Theo Wolvecamp België: - Pierre Alechinsky - Pol Bury - Hugo Claus - Christian Dotremont - Marcel Havrenne - Luc de Heusch - Joseph Noiret - Reinhoud - Raoul Ubac - Serge Vandercam - Louis Van Lint Frankrijk: - Jacques Doucet - Jean–Michel Atlan Duitsland: - Karl Otto Götz Engeland: - Stephen Gilbert IJsland: - Svavar Gudnason Verenigde Staten: - Shinkichi Tajiri
Commissariaat van de tentoonstelling: Gilbert Delaine, oprichter en voorzitter van de vereniging L’Art contemporain Adjunct-commissariaat: Victor Vanoosten, kunsthistoricus, afgestudeerd aan de Université de Paris X-Nanterre en de Ecole du Louvre
Lijst met afbeeldingen
Constant, Compositie, 1948, gouache sur papier, coll. Ellen et Jan Nieuwenhuizen Segaar © Droits réservés © ADAGP, Paris 2012
Asger Jorn, Mads, 1953, huile sur toile, 77x70 cm, coll. Ellen et Jan Nieuwenhuizen Segaar © Droits réservés © ADAGP, Paris 2012
Corneille, Fable païenne, 1949, huile sur toile, 80 x 69,5 cm, coll. CoBrA museum, Amstelveen © Henni van Beek Fotografie © ADAGP, Paris 2012
Jacques Doucet, Solitude nocturne, 1948, huile sur toile, 34 x 25 cm, coll. Ellen et Jan Nieuwenhuizen Segaar © Droits réservés © ADAGP, Paris 2012
Pedersen, Victorious horse, 1943, huile sur toile, 50 x 35 cm, coll. Ellen et Jan Nieuwenhuizen Segaar © Droits réservés © ADAGP, Paris 2012
Heerup, Nisse, 1954, 52 x 22 x 25 cm, diass , coll. Ellen et Jan Nieuwenhuizen Segaar © Droits réservés © ADAGP, Paris 2012
Pierre Alechinsky et Karel Appel, Trois oeufs sur le gazon, 1978, encre sur papier, 22,5 x 30 cm. Crédit photo Rodolphe Vandezande © ADAGP, Paris 2012
Pierre Alechinsky, De Retour, 1978, acrylique sur papier marouflé sur toile, 217,8 x 91,9 cm, Collection LAAC, Dunkerque, Photo Jacques Quecq d'Henriprêt © ADAGP, Paris 2012
Karel Appel, Jeune garçon, 1950, huile sur toile, 110 x 50 cm, coll. Ellen et Jan Nieuwenhuizen Segaar © Droits réservés © Karel Appel Foundation / ADAGP, Paris 2012
Christian Dotremont, Vous voyagez beaucoup ?, 1978 Encre noire et crayon sur papier, 107 x 152 cm. Collection LAAC, Dunkerque, Photo Hugo Maertens © ADAGP, Paris 2012
Praktische informatie Contactpersonen voor de pers
Agence Observatoire www.observatoire.fr 68 rue Pernety – 75014 Paris Tél : +33 (0)1 43 54 87 71 Aurélie CADOT
[email protected]
Direction des musées Nejma DJELLOULI
[email protected] Tél : +33 (0)3 28 29 56 06
Te midden van de beeldentuin die in 1978 door landschapsarchitect Gilbert Samel werd aangelegd, strekt het LAAC (Lieu d’Art et Action Contemporaine - "Centrum voor Hedendaagse Kunst en Actie") zich met zijn verrassende architectuur in witte keramiek naar de hemel uit. Het museum, dat in 1982 naar een ontwerp van Jean Willerval werd gebouwd, bezit een erg uitgebreide collectie kunst uit de 20ste eeuw, allemaal verzameld door kunstfanaat Gilbert Delaine. In afwisselende tentoonstellingen ontdekt de bezoeker hier de kunst van de jaren 1950 tot 1980: Andy Warhol, Pierre Soulages, Niki de Saint-Phalle, César, Arman, Karel Appel… Doorheen de uitgebreide verzameling grafische kunst stelt de liefhebber naar eigen smaak zijn bezoek samen: bij het openen van de vele laden vallen meer dan 150 tekeningen en prenten te bewonderen. Het LAAC organiseert ieder jaar tijdelijke tentoonstellingen en biedt vooral een open forum aan hedendaagse en visuele kunst: performances, installaties, muziek- en danswandelingen, voorlezingen, videoprojecties…
Adres – ingang voor het publiek LAAC Pont Lucien Lefol F-59140 Dunkerque Tel. +33 (0)3.28.29.56.00 Autosnelweg A16 afrit 62 / Dunkerque Centre Parking: Pont Lucien Lefol
[email protected]
Openingsuren: alle dagen open, behalve op maandag, van 10 tot 12.15 u. en van 14 tot 18 u. Laatavondopening tot 20.30 u. iedere derde donderdag van de maand, van april tot september Gesloten op 1 januari, op 1 mei, op 15 augustus, op 1 november, op 24 en 31 december in de namiddag en op 25 december. Uitzonderlijk gesloten tijdens de week van carnaval en tijdens de week na de Erfgoeddagen.
Toegang Combi-ticket MBA en LAAC – 7 dagen geldig Volwassenen: € 4,50 / Met vermindering: € 3 / Voor 18-25-jarigen: € 1,50 / Gratis voor min-18jarigen Met de PASS’ANNUEL kan je onbeperkt in het LAAC en het Musée des Beaux-Arts binnen en heb je toegang tot alle activiteiten. Volwassenen: € 14 / Met vermindering: € 9 / Voor 18-25jarigen: € 4,50 / Sociaal tarief: € 1 Mis onze gratis zondagen niet: iedere eerste zondag van de maand openen de musea hun deuren en kan je gratis binnen. Profiteer ervan!