Tekst: Elly Vogelaar Er zijn een aantal kippenrassen die beslist al uitgestorven zouden zijn, als er geen fokkers waren die zich er over ontfermd hadden en met onverwoestbaar enthousiasme proberen om ze in stand te houden, zelfs om ze te verbeteren. Een moeilijke taak, want de resterende dieren van zo’n ras zijn vaak allen van dezelfde bloedlijn; actieve, internationaal georiënteerde Speciaalclubs zijn dan ook van groot belang voor zulke rassen. Een van die fokkers is Cor Sonneveld in Klaaswaal. Tot onze verbazing heeft hij niet één, maar zelfs twéé bijzondere rassen in zijn hokken. Het werd ons al snel duidelijk dat ze bij deze kundige fokker in goede handen zijn. Hoewel Cor Sonneveld (foto boven) van boerenafkomst is en al op zijn 6e jaar krielkippen had, wist hij eigenlijk niet veel af van het bestaan van ‘raskippen’. Wel kende hij wat soorten ‘bedrijfspluimvee’ zoals ze dat in zijn jeugdjaren op Ornithophilia hadden; daar had hij wel eens van die mooie Lakenvelders gezien. Toen hij op een dag, tijdens een fietstochtje, ineens langs een ren met Lakenvelder kippen fietste, stapte hij dan ook spontaan af om die kippen eens nader te bekijken. De eigenaar, Jan de Vries, en zijn buurman Jaap de Vogel hadden alle tijd voor een praatje en lieten hem al hun dieren zien. Kortom, Cor kwam thuis met een aantal Rijnlander- en Lotharinger konijnen en broedeieren van Drentse hoenders, Lakenvelders en zilver Brakels. Thuis - dat was toen nog Werkendam, in de Biesbosch - hadden ze ruimte zat, dus plaats genoeg voor zijn ‘nieuwe hobby’. Het hele gezin had er schik in. Er kwam ook al heel snel een broedmachientje, zo weet hij nog. In 1964 werd hij lid van de vereniging in Werkendam en op de eerste de beste tentoonstelling viel hij al in de prijzen. De tweede prijs weliswaar, want hij had zijn mooie Lakenvelders niet gewassen……hij moest alles nog leren. En Cor leerde snel, hij had het blijkbaar echt in zijn vingers en menig ras gedijde een aantal jaren in zijn rennen. Na verloop van een paar succesvolle jaren ging zo’n ras dan naar een van de
clubleden, meestal een ‘nieuwkomer’. Hij gaf dan nog wel wat fokadviezen maar koos zelf een nieuw ras, want dan was er niet direct concurrentie
voor het nieuwe lid. Een heel uiteenlopende rij rassen weet hij nog te noemen: Australorps, porseleinkleurige Sussex in groot en kriel, Vorwerkhoenders, New Hampshires, Hollandse krielen, en uiteindelijk de Ancona’s en de Brabanters, maar dat waren blijvertjes. Links en boven: De kippenrennen met Ancona’s en Brabanters achter het huis in de groentetuin. Het is hartje winter, maar prei, boerenkool en winterbloemkool staan er prima bij. Aan de omliggende bebouwing ziet u dat Cor niet meer in de Biesbosch maar nu middenin het dorp Klaaswaal woont, maar de buren klagen niet over de hanen.
Een toevallige uitdaging De Ancona’s heeft hij eigenlijk niet echt ‘gekozen’, maar hij is min of meer uitgedaagd om ze te gaan fokken. Cor zag destijds, nu alweer zo’n twintig jaar geleden, Ancona’s op de Gooilandshow. Hij kende de Ancona nog van vroeger, als bedrijfskip, en die waren groter dan Leghorns, zo zei hij tegen Jan Klokkenberg, waarmee hij samen langs de kooien liep, en deze Ancona’s waren veel te klein. Toevallig was de secretaris van de Ancona Club, Bernard Hanskamp, ook in de buurt, en die vroeg meteen of Cor dan soms grotere had? Zo niet, dan daagde hij hem uit om dan maar eens grotere te fokken! Een slimme zet van Hanskamp, want Cor nam de uitdaging aan. Hij haalde eieren bij Stuij in Doorn en wierp zich op de Anconafok. En inderdaad, zijn huidige Ancona’s zijn van het juiste formaat. Dit bereikte Cor enkel door selecteren en voeren, vooral in de ‘jeugd’; “Alles moet een goeie baas hebben, dan gaat het goed”, aldus Cor. De blauw witgeparelden zijn niks voor hem; die kleur vindt hij te flets. Hardop peinzend vervolgt hij: “ Ik heb er wel eens over gedacht om er bijvoorbeeld Rhode Island Red in te kruisen, om rood-witgepareld te maken. Maar ik denk dat je het zwart in de staarten en vleugels niet weg zal krijgen….” Ook de Brabanters kwamen min of meer toevallig in zijn bezit; iemand ging verhuizen en wist geen raad met zijn kippen. Cor wilde ze dan wel nemen, al wist hij niet eens om wat voor kippen het ging. Dat bleken dus Brabanters te zijn. Ze waren niet best. Veel foute kammen, soms bijna een bekerkam. Daar was nog heel wat werk aan te doen, en er blijft ook altijd veel te wensen bij dit ras.
De Ancona’s De Ancona’s stammen uit Italië, uit de streek Ancona in het Noordoosten. Volgens de geschiedenis kwamen in deze streek al eeuwen zwart met wit gespikkelde hoenders voor. Deze kippen waren wat beter tegen de kou bestand dan de Leghorns uit de Zuidwestelijke streken en konden zich dan ook beter aanpassen aan ons klimaat. Al rond 1850 waren ze ingevoerd in Engeland maar pas begin 1900 ging men zich er op toeleggen om de kleur en tekening te veredelen. Geheel witte veren mochten niet meer voorkomen, enkel een Vvormige witte veerpunt op een kevergroen glanzende zwarte veer. Rond 1920 kreeg ook Amerika belangstelling voor dit ras. Daar ging met zich vooral toeleggen op de vorm en grootte van de kopversierselen, want de Amerikanen houden meer van kleine kammen en Engelsen hadden eerder al Minorca’s en Leghorns ingekruist, zodat de kammen erg groot waren. Ook de grondkleur in de USA werd donkerder gefokt, dat wil zeggen, met beduidend minder witte veerpuntjes. In die jaren was de Ancona echt een nutras, dat in legwedstrijden heel goed meedeed. De U.K. ‘National Test’ 1930 had een Anconahen als winnaar met 238 eieren. Opvallend is ook hoe weinig het ras in al die jaren veranderd is, zie de foto’s uit 1931.
Foto’s boven en links: Ancona hanen bij Cor Sonneveld. Rechts: Kampioen Ancona haan op de Christal Palace Show (UK) in 1931. Foto: Feathered World.
Op het eerste gezicht lijkt een Ancona veel op een Leghorn; niet het type van de Nederlandse Leghorn maar meer dat van de Amerikaanse Leghorn. De Leghorn is echter iets smaller in de schouders en de Ancona wat meer gedrongen van bouw. Bovendien staat de Leghorn iets hoger op de poten, zodat hij bij wijze van spreken een kop
groter is. De kam is toch wel behoorlijk groot en valt bij de hen naar één zijde om. Er is overigens ook een rozekammige variëteit erkend. De oogkleur is rood en de grote oren zijn wit. Snavel en poten zijn geel; enige zwarte schubben op de poten is een raskenmerk, net als een donkere schaduw op de snavel. Er is altijd veel te doen over de witte veerpuntjes. Niet elke veer heeft namelijk een witte punt; een regelmatige verdeling van de witte pareltjes is veel belangrijker. De heer Aalbers kon dat mooi verwoorden; hij zei altijd: “Een Ancona is een gitzwart hoen dat in de jachtsneeuw heeft gelopen”. Vanaf een afstand van pakweg 50 meter lijkt een Ancona zwart. Zijn er dán al witte vlekjes te zien, dan heeft hij dus te veel wit. De witte parels worden overigens na elke rui groter; hoe ouder het dier, hoe witter hij zal zijn. Jonge hoenders met veel wit moet men dan ook beter niet in de foktoom gebruiken. Een overjarig dier wat nog altijd kleine witte parels heeft, is daarentegen zéér waardevol voor de fokkerij. Selecteren op kleur kan pas als de jonge dieren het volwassen verenpakje hebben, want het jeugdkleed komt in vele variaties van zwart en wit. Er zijn ook blauw witgeparelden. Rechts: zwarte schubben op de gele poten, typisch voor de Ancona
Cor Sonneveld over zijn Ancona’s “Ik heb ze nu al 20 jaar, mooie grote kippen, en ik zit er regelmatig mee aan de top. Ik heb nu een aantal met een kwart Australisch bloed, via broedeieren uit Australië. Dat is een sterk punt van de Speciaalclub, die kijken verder dan onze grens. De Ancona’s in Duitsland zijn anders, daar lijken ze meer op Leghorns en zo zijn ze ook ingedeeld, als zwart witgeparelde ‘Italiëner’.
In Engeland zijn de kammen erg groot. In Australië hebben ze de mooiste pareltekening; een perfect driehoekig puntje. Maar ze missen toch weer iets in type; Nederland heeft het meest ‘luxe’ type. Ik hou de stammen toch wel apart, niet op papier maar ‘in mijn hoofd’; ik kan het ook nog steeds goed zien waar Australisch bloed inzit; die zijn wat grover en hebben eigenlijk ook een te grote kam. Jaren terug had ik al eens een halfbloed Australische Ancona gebruikt, dat pakte toen héél goed uit! Ik werd daarmee kampioen op de Europashow in Gent in 1989. Helaas hebben ze daar naast zieke Italiaanse dieren gezeten en de woensdag na de show waren ze allemaal dood. Zulke mooie hanen en hennen; er was niks meer van over…. Mijn aandachtspunten bij de Ancona’s zijn: Zo gelijk mogelijk verdeelde parels, ook in borst en hals; gespreide staart met mogelijk op elke veer een witte parel; de kam van de hen mag niet naar twee kanten vallen en de zwarte vlekjes op de poten. Mijn Ancona’s zijn erg rustig, er is wel eens een haan die je aanvliegt, maar het ‘valse’ is er uit gefokt. Ze worden nooit broeds”. De Brabanters Dit bijzondere hoen is ondergebracht bij de B.K.U.Club, de Speciaalclub voor Brabanters, Kraaikoppen en Uilebaarden. Ook al rekenen we deze rassen tot de Nederlandse rassen, er is toch nogal wat onduidelijkheid over hun herkomst. Het is zelfs niet echt duidelijk waar de naam Brabanter vandaan komt. Maar ‘what’s in a name’ zullen we maar zeggen. Vast staat wél dat er in het begin van de vorige eeuw geen Brabanter meer in Nederland te vinden was en dat de huidige Brabanters kort na de eerste Wereldoorlog opnieuw gecreëerd zijn, o.a. door de heren Werner en Van Bergen. Hij is niet meer zo reusachtig groot als hij vroeger geweest schijnt te zijn, maar het is nog altijd een zéér bekoorlijke verschijning, met zijn smalle platgedrukte kuif, zijn typische Vvormige tweehoornige kam en 3-delige baard. Links: goud zwartgetoepte Brabanter haan en enige Ancona hennen.
Aangezien de meeste Brabanters dezelfde bloedlijn voeren, is als maar weer selecteren op ongewenste eigenschappen het enige wat helpt om nare ‘fouten’ als eendevoet, foute kam of ontbrekende
nagels kwijt te raken. Uit nood wordt er dan wel eens gekruist met Uilebaarden, maar kuif en baard verliezen dan voor een groot deel hun karakteristieke vorm. De Brabanters zijn erkend in zwart, blauw, wit, koekoek, goud zwartgetoept en geel witgetoept. Rechts: Jonge Brabanter haan, goud zwartgetoept. Onder: de Brabanter hennen.
Cor Sonneveld over zijn Brabanters “Ik heb dit ras nu zo’n 15 jaar. Eerst ging ik goed vooruit, maar nu staat het stil, of beter gezegd, het lijkt wel of ik nu weer achteruit ga, ondanks dat ik een nieuwe haan heb. Veel pepering in de staarten, maar ook rare kammen. Het lijken soms wel kleine bekerkammetjes! De kuif is heel typisch, een omgekeerde V en eigenlijk ook nog iets naar voren gebogen. Maar ze zijn vaak niet goed. Gelukkig wordt het ras mild gekeurd, vooral door de oudere keurmeesters, die weten hoe moeilijk het is.
Je hoort wel, het valt niet mee om dit ras te fokken. Behalve geduld heb je ook een hoop ruimte nodig, want ze moeten volwassen zijn eer dat je ze kan beoordelen, zéker deze twee kleurslagen, de goud zwart getoepten en de geel witgetoepten. Ik kruiste ze wel eens door elkaar, maar dan krijg je bonte staarten met veel wit. De ‘toep’tekening is bij de geel witgetoepten niet altijd goed, vaak is het geen toep maar een witte zoom, dat is nog een erfenis van de Baardkuifhoenders. Eigenlijk denk ik er hard over om enkel nog verder te gaan met de goud-zwarten….. Het karakter van de Brabanter is anders dan van de Ancona; de Brabanter is een beetje eenkennig, aan mij zijn ze gewend, maar als er vreemden in het hok komen vliegen ze erg op. Soms wordt er wel eens eentje broeds, maar dat is dan pas ver in de zomer en naar onze maatstaven te laat om nog kuikens te krijgen”. Links: Geel witgetoepte Brabanter hen, goede tekening, mooie kuif, de baard is helaas uitgepikt door andere hennen. Rechts onder: Hen mét baard. Onder links: Geel witgetoepte Brabanter hen; deels getoept, deels gezoomd.
Fokkerij en verzorging Het showseizoen is nu achter de rug en straks worden de foktomen weer samengesteld. Gewoonlijk worden er totaal een stuk of 90 kuikens uitgebroed, maar dit jaar denkt Cor te stoppen bij 60. Meer is in feite niet nodig, zegt hij, door steeds te werken met 1 haan en hooguit 2 hennen houd je de zaak overzichtelijker. De Brabanters hebben wat meer ‘zorg’ nodig dan de Ancona’s; ze zijn wat gevoeliger voor luis, vooral in de kuif. Hij gebruikt daarvoor al sinds enige jaren Ivomec; één druppeltje in de kuif en dat werkt uitstekend! Hij heeft nu ook geen last meer van bloedluis in zijn hokken, wie weet komt dat ook wel door de Ivomec. Straks, voordat het fokseizoen begint, worden alle dieren nog eens extra nagekeken op ongedierte, en ze krijgen dan ook een wormenkuur. Sonneveld voert meelvoer, met ’s avonds een handje kuikengraan, dan hebben ze wat te scharrelen. Het strooisel blijft dan lekker
rul, maar vooral de afleiding vindt Cor belangrijk. Vandaar ook het meelvoer; dat kan niet zo snel opgegeten worden als korrels. In elk hok hangt een stuk winterwortel aan een touw, waar ze ook tijden me zoet zijn. Ondanks dat willen de Brabanters nog al eens bij elkaar de baardjes er uit pikken; het baardje van de geel zwartgetoepte haan is helemaal weg en hij laat het zomaar gebeuren! Ruimte is er in ieder geval genoeg, behalve de royale binnenhokken zijn er ook grote buitenrennen. Tentoonstellingen Sonneveld is lid van de vereniging Nut & Sport Oud Beijerland, waar hij ook 19 jaar lang een bestuursfunctie had. En hij is lid van de Anconaclub en de B.K.U.-Club, de speciaalclub voor de fokkers van Brabanters, Kraaikoppen en Uilebaarden. Verenigingen en speciaalclubs zijn nuttige instellingen, zegt hij, maar over het nut van de F.K. heeft hij zo zijn bedenkingen; de contributie wordt wel hoger maar nog steeds geen resultaten, nee, hij heeft er tot op heden weinig nut van gezien. Aan tentoonstellingen doet hij regelmatig mee, vooral om deze bijzondere rassen weer eens te showen aan het publiek. Elk jaar gaat hij naar 2 of 3 clubshows in de buurt, en altijd naar de provinciale tentoonstelling van de provincie Zuid Holland in Boskoop. Soms naar de Noordshow, soms naar Avicultura of naar de Kleindierenexpo in Utrecht. Ornithophilia is meestal te vroeg voor zijn dieren. Gezien de uitbundige hoeveelheid bekers en andere ereprijzen kan het niet anders dan dat we hier echt met een topfokker te doen hebben, al is natuurlijk niet alles gewonnen door deze twee rassen, want Cor is tevens een enthousiast konijnenfokker (ras: Beige) en fokt momenteel ook nog Rood(poot)patrijzen. De mooiste prijs die hij met een Ancona heeft gewonnen was een enorme beker die hij won op de Europashow van 1989 in Gent met een Ancona die predikaat U kreeg. De beker vindt hij niet mooi, maar de eer was groot; daar zat hij écht in concurrentie, met o.a. Ancona’s uit Italië. Hij versloeg er zelfs Bernard Hanskamp, de secretaris van de Anconaclub, en zoiets kan dan heel begrijpelijk aanvoelen als een échte overwinning! Ook won hij eens met een Ancona de Giesbersprijs op de Aviculturatentoonstelling in 1990. De mooiste prijs die hij met de Brabanters won was op de 100-jarige jubileumtentoonstelling van Avicultura. Links: voetstuk met inscriptie van de grote beker, gewonnen op de Europashow in Gent met een Ancona.
Tot besluit De uurtjes gleden ongemerkt snel voorbij, hier in Klaaswaal. Meer dan 40 jaar in de hobby, dan is er wel wat te vertellen natuurlijk en met veel plezier en belangstelling hebben wij geluisterd naar al die verhalen van vroeger en nu. Nog altijd is Cor Sonneveld een secure fokker met een groot hart voor alles wat groeit en bloeit. Zijn dieren zijn allemaal in topconditie, niet enkel de kippen maar ook de patrijzen en de konijnen, alles in keurige, propere hokken; een lust om te zien. Bij deze bedanken wij de heer en mevrouw Sonneveld voor de gastvrijheid en hopen dat zij nog vele jaren van deze hobby zullen genieten.
Boven: De roodpoot patrijzen. Dit seizoen heeft het haantje gebroed! Onder: Fles wijn van de Federazione Italiana Associazioni Avicole, waarop de Ancona staat afgebeeld.
Copyright ©2006 Aviculture-Europe All rights reserved by VBC