bijlage 1 Cijfer- en percentageoverzicht 2012 In dit overzicht zijn de reëel geldende cijfers (in euro’s) en percentages opgenomen per 1 januari 2012, gebaseerd op de Wet inkomstenbelasting 2001. Wet inkomstenbelasting 2001
Figuur 1: Boxensysteem
Box 1
Box 2
Box 3
Persoonsgebonden aftrek*
progressief
25%
30%
Gecombineerde heffingskorting
* Persoonsgebonden aftrek wordt eerst met box 1 verrekend. Is het inkomen in box 1 onvoldoende om de persoonsgebonden aftrek helemaal te verrekenen dan kan het restant in box 3 van het inkomen afgetrokken worden. Resteert dan nog een bedrag, dan kan het inkomen in box 2 daarmee verlaagd worden.
Box 1. Inkomen uit werk en woning
• loon/pensioen/sociale uitkeringen; • inkomsten uit eigen woning die als hoofdverblijf dient; • resultaat uit overige werkzaamheden; • winst uit onderneming; • periodieke uitkeringen en verstrekkingen; • negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen; • negatieve persoonsgebonden aftrek. Verminderd met: • uitgaven voor inkomensvoorzieningen; • uitgaven voor kinderopvang; • persoonsgebonden aftrek. • te verrekenen verliezen uit werk en woning. Levert het belastbaar inkomen uit werk en woning op.
Cijfer- en p ercentageoverzicht
BL 1
C i jfe r- en percen ta geoverzic ht 20 12
Belast tegen progressief tarief (art. 2.10). • voor personen jonger dan 65 jaar (bedragen in euro’s): Belastbaar inkomen bedraagt meer dan
Tarief premie Maar niet meer dan
Heffing over
Belastingtarief volksverzeke- Totaal tarief ringen
totaal van de schijven
EUR 0,-
EUR 18.945,-
1,95%
31,15%
33,10%
EUR 6.270,-
EUR 18.945,-
EUR 33.863,-
10,80%
31,15%
41,95%
EUR 12.528,-
EUR 33.863,-
EUR 56.491,-
42,00%
42,00%
EUR 22.031,-
52,00%
52,00%
EUR 56.491,-
• oor personen van 65 jaar en ouder en geboren ná 1 januari 1946* (bedragen in euro’s): Belastbaar inkomen bedraagt meer dan
Tarief premie Maar niet meer dan
Heffing over
Belastingtarief volksverzeke- Totaal tarief ringen
totaal van de schijven
EUR 0,-
EUR 18.945,-
1,95%
13,25%
15,20%
EUR 2.879,-
EUR 18.945,-
EUR 33.863,-
10,80%
13,25%
24,05%
EUR 6.466,-
EUR 33.863,-
EUR 56.491,-
42,00%
42,00%
EUR 15.969,-
52,00%
52,00%
EUR 56.491,-
* Voor personen die ná 1 januari 1946 geboren zijn, is de houdbaarheidsbijdrage ingevoerd. Door deze maatregel wordt de tweede tariefschijf jaarlijks nog maar met 75% van de inflatie aangepast, waardoor mensen die na 1 januari 1946 geboren zijn sneller in de derde tariefschijf vallen. De houdbaarheidsbijdrage is ingevoerd per 1 januari 2011. • voor personen van 65 jaar en ouder en geboren vóór 1 januari 1946 (bedragen in euro’s): Belastbaar inkomen bedraagt meer dan
Tarief premie Maar niet meer dan
Heffing over
Belastingtarief volksverzeke- Totaal tarief ringen
totaal van de schijven
EUR 0,-
EUR 18.945,-
1,95%
13,25%
15,20%
EUR 2.879,-
EUR 18.945,-
EUR 34.055,-
10,80%
13,25%
24,05%
EUR 6.512,-
EUR 34.055,-
EUR 56.491,-
42,00%
42,00%
EUR 15.935,-
52,00%
52,00%
EUR 56.491,-
Box 2. Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
• Van een aanmerkelijk belang is sprake als iemand ten minste 5% van de aandelen van een bv of nv bezit; • Belast is het inkomen uit aanmerkelijk belang verminderd met de te verrekenen verliezen uit aanmerkelijk belang. • Voor belastingjaar 2012 bedraagt de belasting op het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang 25%.
BL 2
© N I B E - S V V, j a n u a r i 2 0 1 2
Ci j fer- en p ercentageoverzi cht 2012
Box 3: Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen
• Vanaf 2011 wordt de rendementsgrondslag gepeild op 1 januari van het kalenderjaar. • De grondslag van de berekening van het forfaitair rendement is de economische waarde van bezittingen verminderd met de schulden in een jaar; • Tot de bezittingen behoren: aandelen, onroerende zaken, roerende zaken niet in eigen gebruik. • Het forfaitair rendement is vastgesteld op 4%. Dit wordt belast tegen een vast tarief van 30%. • Heffingsvrij vermogen Bij de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen heeft een belastingplichtige recht op een heffingvrij vermogen van EUR 21.139,-. De gezamenlijke grondslag sparen en beleggen van partners (zijnde de gezamenlijke rendementsgrondslag voor zover die meer bedraagt dan het gezamenlijke heffingvrije vermogen) kan tussen partners in elke gewenste verhouding worden toebedeeld. • Toeslag heffingvrij vermogen minderjarige kinderen De toeslag heffingvrij vermogen minderjarige kinderen vervalt met ingang van 1 januari 2012. Voor 2011 bedroeg deze toeslag EUR 2.779,-. • Ouderentoeslag Het heffingsvrije vermogen kan onder voorwaarden worden verhoogd met de ouderentoeslag. Om in aanmerking te komen voor ouderentoeslag moet men op 31 december 2012 65 jaar of ouder zijn. Bij een inkomen uit werk en woning - vóór inachtneming van de persoonsgebonden aftrek - van: Meer dan
Maar niet meer dan
Bedraagt de ouderentoeslag
-
EUR 14.302,-
EUR 27.984,-
EUR 14.302,-
EUR 19.895,-
EUR 13.992,-
EUR 19.895,-
-
nihil
Om in aanmerking te komen voor de ouderentoeslag mag de grondslag sparen en beleggen (zijnde de rendementsgrondslag voor zover die meer bedraagt dan het heffingvrije vermogen) voor toepassing van de ouderentoeslag niet meer bedragen dan EUR 279.708,-. Als de belastingplichtige het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft dan mag de gezamenlijke rendementsgrondslag (na aftrek van het heffingvrije vermogen) niet meer bedragen dan EUR 559.416,- om in aanmerking te komen voor de ouderentoeslag. • Vrijstelling maatschappelijke beleggingen Van de vermogensrendementsheffing zijn vrijgesteld maatschappelijke beleggingen tot een gezamenlijk maximum van EUR 56.420,-. Maatschappelijke beleggingen zijn bepaalde in de Wet IB 2001 omschreven
Cijfer- en p ercentageoverzicht
BL 3
C i jfe r- en percen ta geoverzic ht 20 12
groene beleggingen en sociaal-ethische beleggingen. Indien de belastingplichtige het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft dan geldt een gezamenlijke vrijstelling voor maatschappelijke beleggingen van EUR 112.840,-. • Vrijstelling beleggingen in durfkapitaal Van de vermogensrendementsheffing zijn vrijgesteld beleggingen in durfkapitaal tot een gezamenlijk maximum van EUR 56.420,-. Beleggingen in durfkapitaal zijn bepaalde in de Wet IB 2001 omschreven directe en indirecte beleggingen. Hieronder vallen ook de culturele beleggingen. Indien de belastingplichtige het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft dan geldt een gezamenlijke vrijstelling voor maatschappelijke beleggingen van EUR 112.840,-. • Schulden Voor de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen worden schulden in aanmerking genomen voor zover de gezamenlijke waarde meer bedraagt dan EUR 2.900,-. Als de belastingplichtige heel 2012 dezelfde partner had, kan op beider verzoek een schuldendrempel van EUR 5.800,- in aanmerking worden genomen voor de belastingplichtige en diens partner samen. • Vrijstelling contant geld Er geldt een vrijstelling voor contant geld en vergelijkbare vermogensrechten (zoals een chipkaart en cadeaubonnen) van EUR 512,- per belastingplichtige (EUR 1 024,- voor partners).
BL 4
© N I B E - S V V, j a n u a r i 2 0 1 2
Ci j fer- en p ercentageoverzi cht 2012
Heffingskortingen
Heffingskorting Algemene heffingskorting
personen jonger
personen van 65 jaar
dan 65 jaar
en ouder
EUR 2.033,-
EUR 934,-
Arbeidskorting (lage inkomens) • tot 57 jaar
EUR 1.611,-
• 57, 58 of 59 jaar • 60 of 61 jaar • 62 jaar t/m 64 jaar • 65 jaar en ouder
EUR 740,-
Arbeidskorting (hoge inkomens) • tot 57 jaar
EUR 1.533,-
• 57, 58 of 59 jaar • 60 of 61 jaar • 62 jaar t/m 64 jaar • 65 jaar en ouder
EUR 704,-
Inkomensafhankelijke combinatiekorting
EUR 2.133,-
EUR 980,-
Alleenstaande-ouderkorting
EUR
947,-
EUR 435,-
Aanvullende alleenstaande-ouderkorting
EUR 1.319,-
EUR 606,-
(maximaal) Jonggehandicaptenkorting
EUR 708,-
Ouderenkorting
EUR 762,-
Alleenstaande ouderenkorting
EUR 429,-
Doorwerkbonus: • 62 jaar (1,5%)
EUR
• 63 jaar (6%)
EUR 2.873,-
719,-
• 64 jaar (8,5%)
EUR 4.070,-
• 65 jaar (2%)
EUR 958,-
• 66 jaar (2%)
EUR 958,-
• 67 e.v. jaar (1%)
EUR 479,-
Levensloopverlofkorting (per jaar deelname;
EUR 205,-
over deelnamejaren vóór 2012) Ouderschapsverlofkorting (per verlofuur)
EUR
Korting maatschappelijke beleggingen
0,7% *
4,18 0,7% *
Korting beleggingen in durfkapitaal
0,7% *
0,7% *
* van de vrijstelling in box 3.
• Algemene heffingskorting Iedere belastingplichtige heeft recht op de algemene heffingskorting. Partners hebben ieder zelfstandig recht op deze heffingskorting. Zij kunnen deze korting niet overdragen aan hun partner. Als één van de partners geen of weinig inkomsten heeft en dus zijn eigen heffingskorting niet (helemaal) gebruikt, kan hij onder bepaalde voorwaarden (een deel van) het bedrag rechtstreeks uitbetaald krijgen door de Belastingdienst. Voorwaarde voor uitbetaling is dat de partner van belastingplichtige voldoende inkomen heeft en voldoende belasting betaalt. De uitbetaling van de algemene heffingskorting aan de minstverdienende partner
Cijfer- en p ercentageoverzicht
BL 5
C i jfe r- en percen ta geoverzic ht 20 12
wordt afgebouwd in 15 jaar tijd met 6,67% per jaar. De afbouw is gestart in 2009. Dit betekent dat er in 2012 ten hoogste EUR 1.491,- (73,33%) van de algemene heffingskorting wordt uitbetaald aan de minstverdienende partner. De beperking van de uitbetaling geldt niet indien de belastingplichtige die zijn heffingskorting niet volledig gebruikt geboren is voor 1 januari 1963. Voor deze groep blijft – mits ook aan de andere voorwaarden is voldaan – de uitbetaling voor 100% gehandhaafd. In 2011 gold deze uitzondering nog indien de belastingplichtige geboren is voor 1 januari 1972 of indien er in het huishouden kinderen van 5 jaar of jonger aanwezig zijn. In 2012, 2013 en 2014 worden deze uitzonderingen stapsgewijs afgeschaft. Dit betekent dat in 2012 ten hoogste EUR 1.762,(86,67%) van de algemene heffingskorting wordt uitbetaald aan de minstverdiende partner als die tussen 1 januari 1963 en 1 januari 1972 geboren is of als er in het huishouden kinderen van 5 jaar of jonger aanwezig zijn. • Arbeidskorting Een belastingplichtige heeft recht op arbeidskorting als hij één van de volgende inkomsten heeft: loon, winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden. Die inkomsten moeten met tegenwoordige arbeid worden genoten. Zie voor de nieuwe maximum bedragen van de arbeidskorting voor 2012 de overzichtstabel. De hoogte van arbeidskorting is afhankelijk van het gezamenlijk bedrag van de hiervoor bedoelde inkomsten uit tegenwoordige arbeid (het arbeidsinkomen) en het maximum van de arbeidskorting. De verhoging van de arbeidskorting voor ouderen vanaf 57 jaar komt te vervallen vanaf 1 januari 2012. • De inkomensafhankelijke combinatiekorting De inkomensafhankelijke combinatiekorting is voor minstverdienende partner en alleenstaande ouders die de zorg hebben voor kinderen onder de 12 jaar. Het basisbedrag van deze heffingskorting is EUR 1.024,- indien met werken een inkomen van minimaal EUR 4.814,- wordt verdiend of indien er recht bestaat op zelfstandigenaftrek. Voor elke euro die meer wordt verdiend dan EUR 4.814,- loopt de inkomensafhankelijke combinatiekorting met 4% op tot maximaal EUR 2.133,-. Dit maximale bedrag wordt bereikt bij een inkomen uit werk van EUR 32.539,-. • Alleenstaande-ouderkorting Een belastingplichtige heeft recht op de alleenstaande-ouderkorting als hij in 2012 meer dan zes maanden: 1. geen partner heeft; en 2. een huishouding voert met een kind dat hij in belangrijke mate onderhoudt en dat op hetzelfde woonadres ingeschreven moet staan; en 3. deze huishouding voert met geen ander dan kinderen die op 1 januari 2012 de leeftijd van 18 jaar niet hebben bereikt. De hoogte van de alleenstaande-ouderkorting bedraagt EUR 947,-. Dit bedrag wordt vermeerderd met 4,3% van het arbeidsinkomen, maar maximaal met EUR 1.319,- indien het kind bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van
BL 6
© N I B E - S V V, j a n u a r i 2 0 1 2
Ci j fer- en p ercentageoverzi cht 2012
16 jaar niet heeft bereikt. Het arbeidsinkomen is het gezamenlijke bedrag van hetgeen door de belastingplichtige met tegenwoordige arbeid is genoten als winst uit een of meer ondernemingen, loon en resultaat uit een of meer werkzaamheden. • Jonggehandicaptenkorting De jonggehandicaptenkorting (EUR 708,-) geldt voor de belastingplichtige die in het kalenderjaar recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (een zogenoemde Wajong-uitkering), tenzij voor hem de ouderenkorting geldt. Belastingplichtigen komen ook voor de jonggehandicapten-korting in aanmerking, indien weliswaar recht bestaat op een Wajong-uitkering maar niet daadwerkelijk een Wajong-uitkering wordt ontvangen, vanwege het hebben van een andere uitkering of ander inkomen uit arbeid. • Ouderenkorting Een belastingplichtige heeft recht op de ouderenkorting als hij op 31 december 2012 65 jaar of ouder is en een verzamelinkomen heeft van niet meer dan EUR 35.450,-. De ouderenkorting bedraagt EUR 762,-. • Alleenstaande ouderenkorting Een belastingplichtige heeft recht op de alleenstaande ouderenkorting als hij recht heeft op een AOW-uitkering voor alleenstaanden. De alleenstaande ouderenkorting bedraagt EUR 429,-. • Doorwerkbonus De doorwerkbonus motiveert belastingplichtigen om door te blijven werken vanaf het jaar waarin zij 62 worden. Mensen die in een jaar 62 worden en werken, ontvangen deze doorwerkbonus die als heffingskorting via de aanslag inkomstenbelasting wordt toegekend. De doorwerkbonus loopt ook door na de 65-jarige leeftijd. De hoogte van de bonus loopt tot 65 jaar met de leeftijd en met het inkomen uit arbeid op. De hoogte van de doorwerkbonus wordt berekend door een leeftijdsafhankelijk percentage (zie overzichtstabel) toe te passen op het arbeidsinkomen tussen EUR 9.295,- en EUR 57.166,-. • Levensloopverlofkorting De levensloopverlofkorting vervalt per 1 januari 2012. Dat komt omdat de levensloopregeling per die datum is afgeschaft. De in het verleden opgebouwde levensloopverlofkorting blijft in tact voor deelnemers die op 31 december 2011 een positief saldo op hun levensloopregeling hebben staan. Deelnemers aan de levensloopregeling die op 31 december 2011 een saldo van minimaal EUR 3.000,hebben staan, kunnen met de levensloopregeling doorgaan. Bij een nieuwe inleg wordt geen levensloopverlofkorting meer opgebouwd. De levensloopverlofkorting is gelijk aan het bedrag van het opgenomen levenslooptegoed, maar ten hoogste EUR 205,- per jaar waarin is gestort in de levensloopregeling. Bedragen aan levensloopverlofkorting die in voorafgaande jaren al zijn genoten worden in mindering gebracht.
Cijfer- en p ercentageoverzicht
BL 7
C i jfe r- en percen ta geoverzic ht 20 12
• Ouderschapsverlofkorting De ouderschapsverlofkorting geldt voor de belastingplichtige die in 2012 gebruik maakt van zijn wettelijke recht op ouderschapsverlof. De korting wordt berekend door het aantal uren ouderschapsverlof in het kalenderjaar te vermenigvuldigen met een bedrag van 50% van het bruto minimumuurloon per opgenomen verlofuur en bedraagt voor 2012 EUR 4,18 per verlofuur. De korting bedraagt niet meer dan de terugval in het belastbare loon in 2012 ten opzichte van 2011. • Korting voor maatschappelijke beleggingen Deze korting geldt voor de belastingplichtige die belegt in maatschappelijke beleggingen (groene beleggingen en sociaal-ethische beleggingen). De korting bedraagt in 2012 0,7% van het bedrag dat daarvoor is vrijgesteld op grond van de bepalingen in box 3. De heffingskorting wordt in stappen afgebouwd naar 0%: voor het jaar 2012 van 1,0% naar 0,7%, voor het jaar 2013 van 0,7% naar 0,4%. Met ingang van het jaar 2014 komt deze heffingskorting in het geheel te vervallen. • Korting voor beleggingen in durfkapitaal Deze korting geldt voor de belastingplichtige die belegt in direct durfkapitaal en in culturele beleggingen. De korting bedraagt in 2012 0,7% van het bedrag dat daarvoor is vrijgesteld op grond van de bepalingen in box 3. De heffingskorting wordt in stappen afgebouwd naar 0%: voor het jaar 2012 van 1,0% naar 0,7%, voor het jaar 2013 van 0,7% naar 0,4%. Met ingang van het jaar 2014 komt deze heffingskorting in het geheel te vervallen. • Reisaftrek Voor het regelmatig woon-werkverkeer met het openbaar vervoer kan de reisaftrek van toepassing zijn. Voor deze aftrek gelden een aantal voorwaarden: • de belastingplichtige moet beschikken over een openbaar-vervoerverklaring (of een reisverklaring); en • de per openbaar vervoer afgelegde enkele reisafstand moet meer dan 10 kilometer bedragen; en • de belastingplichtige moet regelmatig (doorgaans minimaal één keer per week of minimaal 40 dagen in 2012) tussen zijn woning en zijn werkplek heen en weer reizen per openbaar vervoer. Reiskosten openbaar vervoer: Enkele reisafstand woon-werkverkeer
BL 8
meer dan
niet meer dan
0
10
10
15
EUR
436,-
15
20
EUR
582,-
20
30
EUR
974,-
30
40
EUR 1.207,-
40
50
EUR 1.574,-
50
60
EUR 1.751,-
60
70
EUR 1.943,-
70
80
EUR 2.008,-
80
--
EUR 2.036,-
© N I B E - S V V, j a n u a r i 2 0 1 2
aftrekbedrag in 2012 --
Ci j fer- en p ercentageoverzi cht 2012
Voor de belastingplichtige die op drie, twee of één dag per week naar dezelfde plaats van werkzaamheden reist per openbaar vervoer bedraagt het aftrekbedrag indien de reisafstand niet meer bedraagt dan 90 kilometer: driekwart, de helft respectievelijk een kwart van het in de tabel aangegeven bedrag. Als de enkele reisafstand groter is dan 90 kilometer: EUR 0,23 per kilometer vermenigvuldigd met het aantal dagen waarop wordt gereisd, maar maximaal EUR 2.036,-. • Eigenwoningforfait Het forfaitpercentage van de WOZ-waarde van de eigen woning bedraagt: Als de WOZ-waarde meer is dan
maar niet meer dan
bedraagt het forfait percentage
--
EUR 12.500,-
nihil
EUR 12.500,-
EUR 25.000,-
0,20%
EUR 25.000,-
EUR 50.000,-
0,35%
EUR 50.000,-
EUR 75.000,-
0,45%
EUR 75.000,-
EUR 1.040.000,-
0,60%
--
EUR 6.240,- vermeerderd
EUR 1.040.000,-
met 1,3% van de eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven EUR 1.040.000,-
Kapitaalverzekeringen
Op 1 januari 2008 is de mogelijkheid geïntroduceerd om via een speciale geblokkeerde spaar- of beleggingsrekening fiscaal vrijgesteld te sparen voor de aflossing van de eigen woningschuld. Deze zogenoemde ‘spaarrekening eigen woning’ wordt aangeboden door de banken en andere financiële instellingen. De spaarrekening eigen woning wordt fiscaal zoveel mogelijk gelijk behandeld als de kapitaalverzekering eigen woning. De voorwaarden waaraan de spaarrekening eigen woning moet voldoen om tot een onbelaste uitkering te leiden, komen in grote lijnen overeen met de voorwaarden die gelden voor de kapitaalverzekering eigen woning. Daarnaast blijft de mogelijkheid bestaan om bij een verzekeringsmaatschappij via een ‘kapitaalverzekering eigen woning’ een fiscaal vrijgestelde uitkering voor de aflossing van de eigenwoningschuld op te bouwen.
Cijfer- en p ercentageoverzicht
BL 9
C i jfe r- en percen ta geoverzic ht 20 12
Kapitaalverzekeringen vanaf 1-1-2001
• premiebetalende kapitaalverzekeringen behoren in beginsel in box 3; • worden betrokken in de vermogensrendementsheffing; • waardeberekening volgens waarde economisch verkeer; • belast tegen tarief van 30%; • uitzonderingen: a. kapitaalverzekering eigen woning en een spaarrekening eigen woning tezamen; maximale levenslange vrijstelling (lifetimevrijstelling) in box 1 van EUR 154.000,- na 20 jaar premiebetaling, met inbegrip van een vrijstelling van EUR 34.900,- (box 1) bij 15 jaar tot en met 19 jaar premiebetaling; b. begrafenisverzekeringen; drempel van EUR 6.859,- verzekerde waarde (box 3). Sinds 1 januari 2010 geldt deze vrijstelling ook voor de bankspaarvariant, waarbij mensen op een geblokkeerde bankrekening genoemd bedrag kunnen sparen voor de uitvaart. Overgangsregelingen kapitaalverzekeringen
• per 31 december 2000 bestaande premiebetalende polissen worden per 1 januari 2001 (onder voorwaarden) via box 3 afgewikkeld; • waardeaangroeivrijstelling tot ten hoogste EUR 123.428,-; • bij reguliere uitvoering blijven vrijstellingen uit oud regime van toepassing; • bezittingvrijstelling box 3 polissen: a. in kapitaalverzekeringen opgebouwde waarde is met een maximum van EUR 123.428,- per belastingplichtige vrijgesteld van vermogensrendementsheffing; b. de verzekering moet voor 15 september 1999 zijn afgesloten; c. het verzekerd kapitaal mag na 14 september 1999 niet zijn verhoogd; d. de looptijd van de verzekering mag na 14 september 1999 niet zijn verlengd; e. werkingsduur vrijstelling is beperkt tot 14 september 2029. Oude regelgeving voor kapitaalverzekeringen (pre-Brede Herwaardering)
• kapitaalverzekeringen afgesloten vóór 1 januari 1992: a. belast als interest: bruto-uitkering (inclusief winstbijschrijving) minus betaalde brutopremies-/koopsom; b. interest uitkering/afkoopsom onbelast indien deze plaatsvindt bij overlijden: • vóór bereiken 72-jarige leeftijd; • op/na bereiken 72-jarige leeftijd indien uitkering niet meer bedraagt dan EUR 2.269,-; • op/na bereiken 72-jarige leeftijd mits ten minste 12 jaarpremies zijn betaald. c. interestuitkering op einddatum onbelast indien deze plaatsvindt bij leven indien: • sprake is van een ‘fiscale’ levensverzekering; • uitkering plaatsvindt na ten minste 12 jaar jaarlijkse aaneengesloten premiebetalingen; • in looptijd verzekering betaalde hoogste premie niet meer bedraagt dan: - 5 × laagste premie bij looptijd t/m 15 jaar;
BL 10
© N I B E - S V V, j a n u a r i 2 0 1 2
Ci j fer- en p ercentageoverzi cht 2012
- 10 × laagste premie bij looptijd van > 15 t/m 20 jaar; - 15 × laagste premie bij looptijd van > 20 t/m 30 jaar; - 20 × laagste premie bij looptijd van > 30 jaar. Oude regelgeving kapitaalverzekeringen afgesloten ná 31 december 1991 (Brede Herwaardering)
• belast als interest: uitkering minus alle betaalde premies, voorzover uitkeringen bij overlijden minder bedragen dan 3 × verzekerde kapitaal bij leven: a. in beginsel tegen tabeltarief; b. tegen hoog bijzonder tarief indien ten minste vijftien jaar jaarlijks premie is betaald én verhouding tussen de betaalde hoogste premie en de betaalde laagste premie minder is dan 10:1. • interest uitkering/afkoopsom onbelast indien deze plaatsvindt bij overlijden: a. voor bereiken van 72 jaar; b. ná bereiken leeftijd van 72 jaar mits vijftien jaarpremies aaneengesloten zijn betaald, en de hoogste premie niet meer bedraagt dan 10 × laagste premie in polisjaar; c. ná bereiken leeftijd van 72 jaar ook als minder dan vijftien jaarpremies zijn betaald, uitsluitend indien een kapitaal bij overlijden is verzekerd en de uitkering niet meer is dan EUR 5.627,-. • interest uitkering/afkoopsom onbelast indien deze plaatsvindt bij leven voorzover: a. uitkeringen/soortgelijke uitkeringen niet meer bedragen dan EUR 95.294,- en gedurende ten minste 20 jaar jaarlijks en aaneengesloten premie is betaald; b. uitkeringen/soortgelijke uitkeringen niet meer bedragen dan EUR 28.134,- en gedurende ten minste 15 jaar jaarlijks en aaneengesloten premie is betaald; c. waarbij geldt dat: • betaalde hoogste premie minder is dan 10 × betaalde laagste premie in polisjaar; • vrijstellingen van EUR 95.294,- en EUR 28.134,- kunnen cumuleren; • vrijstellingen van EUR 95.294,- + EUR 28.134,-gelden per gerechtigde, persoonsgebonden (dus niet overdraagbaar) gedurende diens leven (niet per gebeurtenis of per polis); • bij verpanding van recht op kapitaalsuitkering toerekening plaatsvindt aan verzekeringnemer(s). • toerekening interestbestanddeel naar evenredigheid indien de uitkering meer bedraagt dan de vrijstelling; • onder kapitaaluitkering uit levensverzekering wordt mede verstaan: a. uitkering in vaststaand aantal termijnen; b. winstuitkering; c. afkoopsom; d. opbrengst bij vervreemding (tevens bij inbreng in ondernemingsvermogen) of opgebouwde waarde bij onherroepelijk worden van begunstiging.
Cijfer- en p ercentageoverzicht
BL 11
C i jfe r- en percen ta geoverzic ht 20 12
Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Op 1 januari 2008 werd een nieuwe fiscale faciliteit geïntroduceerd voor sparen via een speciale lijfrentespaarrekening danwel een lijfrentebeleggingsrecht. Deze nieuwe producten worden aangeboden door de banken en andere financiële instellingen. De regeling komt er in het kort op neer dat de inleg in een dergelijke speciale lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht fiscaal gelijk wordt behandeld als premies die worden betaald voor een lijfrenteverzekering. De voorwaarden waaraan de lijfrentespaarrekening en het lijfrentebeleggingsrecht moeten voldoen om voor aftrek van de ingelegde bedragen in aanmerking te komen, komen in grote lijnen overeen met de voorwaarden die gelden voor aftrek van lijfrentepremies. Uitgaven voor inkomensvoorzieningen zijn de op de belastingplichtige drukkende: a. premies voor lijfrenten die dienen ter compensatie van een pensioentekort; b. premies voor lijfrenten waarvan de termijnen toekomen aan een meerderjarig invalide kind of kleinkind en uitsluitend eindigen bij het overlijden van dat kind; en c. premies voor aanspraken op periodieke uitkeringen en verstrekkingen ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval, waarvan de uitkeringen toekomen aan de belastingplichtige. Noot. Onder lijfrente wordt verstaan: a. een aanspraak volgens een overeenkomst van levensverzekering; of b. een aanspraak op het tegoed van een lijfrentespaarrekening; of c. de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht. Regime vanaf 1 januari 2001
Premies voor lijfrente die dienen ter compensatie van een pensioentekort zijn aftrekbaar als uitgave voor inkomensvoorziening. • Toegestane vormen van lijfrente: a. levenslange oudedagslijfrente; b. nabestaandenlijfrente; c. tijdelijke oudedagslijfrente, maximaal EUR 20.953,-. In verband met invoering van de Wet VUT, prepensioen en introductie levensloopregeling zijn premies voor overbruggingslijfrenten met ingang van 2006 niet meer aftrekbaar. Er geldt een overgangsregeling voor premies die tot en met 2005 zijn afgetrokken. Op grond daarvan kunnen in de toekomst nog wel overbruggingslijfrenten ingaan. Voor aftrek van premies voor tijdelijk oudedagslijfrenten wordt voortaan de eis gesteld dat de termijnen niet eerder ingaan dan de 65e verjaardag van de belastingplichtige.
BL 12
© N I B E - S V V, j a n u a r i 2 0 1 2
Ci j fer- en p ercentageoverzi cht 2012
Noot. Aanspraken op het tegoed van een lijfrentespaarrekening of op de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht kunnen omgezet worden in een verzekeringsvorm voordat zij periodiek uitgekeerd worden. Dit hoeft echter niet. Er kan ook worden gekozen voor een periodieke uitkering door de bank (of een andere financiële instelling) waar de aanspraken zijn ondergebracht.
• Jaarruimte: Premies voor lijfrenten zijn onder de volgende voorwaarden aftrekbaar. a. aantonen pensioentekort; b. voor belastingplichtigen tot 65 jaar; c. volgens formule: (0,17 x PG) -/- F -/- 7,5A -/- gedeblokkeerde premies; d. premiegrondslag (PG) is belastbaar loon/winst uit onderneming/belastbare inkomsten uit overige werkzaamheden/periodieke uitkeringen minus franchise van EUR 11.829,-; e. F is bedrag waarmee de oudedagsreserve in betreffende kalenderjaar is toegenomen; f. A is aangroei pensioenrechten in het voorafgaande kalenderjaar door toeneming diensttijd; g. PG is maximaal EUR 162.457,-, hierdoor bedraagt aftrek in de jaarruimte maximaal EUR 27.618,-. Noot 1. Voor de berekening van de ruimte voor lijfrentepremieaftrek dient te worden uitgegaan van het inkomen van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van aftrek. Noot 2: Premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering en premies van lijfrenten voor meerderjarige invalide (klein)kinderen zijn niet gebonden aan een maximaal aftrekbedrag. • Reserveringsruimte: a. te gebruiken door iedere belastingplichtige tot 72 jaar; b. aantoonbaar pensioentekort; c. jaarruimte die voorgaande zeven jaar niet benut is, kan alsnog gebruikt worden, waarbij geldt dat de aftrek gemaximeerd is tot; • 17% van de premiegrondslag met een maximum van EUR 6.989,-; • voor 55-plussers geldt ook 17% van de premiegrondslag maar bedraagt het maximum EUR 13.802,-; • een restant schuift door naar het volgende jaar, indien in dat jaar aan de zevenjaars eis blijft worden voldaan. Indien een belastingplichtige de voorgaande zeven jaar bijvoorbeeld een totaal van EUR 8.400,- niet in de jaarruimte benut heeft en 17% van de premiegrondslag EUR 8.900,- bedraagt, kan in de reserveringsruimte EUR 6.989,- in aftrek worden gebracht. Indien in dit voorbeeld 17% van de premiegrondslag evenwel EUR 6.000,- bedraagt, wordt de aftrek in reserveringsruimte beperkt tot EUR 6.000,-. Sinds 1 januari 2010 geldt een wettelijke termijn voor het vaststellen van de lijfrentetermijnen na de opbouw van een lijfrente. Deze termijn is ruimer dan de termijn die eerder in een beleidsbesluit was opgenomen. De termijn eindigt bij
Cijfer- en p ercentageoverzicht
BL 13
C i jfe r- en percen ta geoverzic ht 20 12
leven op 31 december van het jaar volgend op het jaar van expiratie en bij overlijden op 31 december van het tweede jaar volgend op het jaar van expiratie. Er blijft een uitzondering voor de situatie dat redelijkerwijs niet kan worden voldaan aan de wettelijke termijn. Op 1 januari 2010 heeft ook een wijziging plaats met betrekking tot pre-bredeherwaarderingslijfrenten (globaal gesproken lijfrenten gesloten in de periode tot en met 1991). Net als in 2009 voor brede-herwaarderingslijfrenten is gebeurd, wordt ook voor pre-brede-herwaarderingslijfrenten de splitsingsproblematiek opgelost. Omzetting stakingswinst in lijfrente
Staking in geval van: invaliditeit > 45%
EUR
443.059,-
60 jaar of ouder
EUR
443.059,-
overlijden
EUR
443.059,-
50 tot 60 jaar
EUR
221.537,-
jonger dan 50 jaar, direct ingaand
EUR
221.537,-
overige gevallen
EUR
110.774,-
Bij de berekening van de ruimte voor de lijfrentepremieaftrek is het inkomen en de pensioenaangroei van het voorafgaande kalenderjaar bepalend. IB-ondernemers mogen in het jaar dat zij (een deel van) hun onderneming staken op verzoek daarvan afwijken en bij de berekening van de lijfrentepremieaftrek er voor kiezen om de gegevens van het kalenderjaar zelf te gebruiken. In het opvolgende kalenderjaar, waarin weer uitgegaan moet worden van de gegevens van het voorafgaande kalenderjaar, mag de stakingwinst niet nogmaals bij de berekening van de ruimte voor de lijfrentepremieaftrek in aanmerking worden genomen. Bedragen moeten worden verminderd met reeds opgebouwde voorzieningen. Het bedrag aan reeds opgebouwde voorzieningen is de som van: a. de waarde in het economische verkeer ten tijde van het staken van pensioenaanspraken; b. het bedrag van de oudedagsreserve bij de aanvang van het kalenderjaar; c. de bedragen van lijfrentepremies die in de voorafgaande kalenderjaren zijn afgetrokken door gebruikmaking van de jaarruimte, de reserveringsruimte, omzetting OR in een lijfrente en omzetting stakingswinst in een lijfrente. • Oudedagsreserve De IB-ondernemer die aan het urencriterium voldoet en die bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt, kan bij het bepalen van de in een kalenderjaar genoten winst over dat jaar toevoegen aan de oudedagsreserve. Dit betekent dat hij elk jaar een bepaald bedrag als aftrekpost ten laste van de winst mag brengen. De toevoeging aan de oudedagsreserve over een kalenderjaar bedraagt 12% van de winst, maar niet meer dan EUR 9.542,-.
BL 14
© N I B E - S V V, j a n u a r i 2 0 1 2
Ci j fer- en p ercentageoverzi cht 2012
Deze toevoeging wordt verminderd met de ten laste van de winst gekomen pensioenpremies. De toevoeging bedraagt ten hoogste het bedrag waarmee het ondernemingsvermogen bij het einde van het kalenderjaar de oudedagsreserve bij het begin van het kalenderjaar te boven gaat. Doorschuiving oudedagsreserve in familiesfeer
• Na overlijden van een IB-ondernemer indien (een gedeelte van) de onderneming wordt voortgezet door de partner mits de hoogte van de oudedagsreserve niet uitkomt boven het ondernemingsvermogen. • Bij in leven zijn IB-ondernemer indien (een gedeelte van) de onderneming (mede) wordt voortgezet door de partner mits de hoogte van de oudedagsreserve niet uitkomt boven het ondernemingsvermogen. Afname oudedagsreserve
• Ten hoogste het bedrag dat in het kalenderjaar als premies voor lijfrenten is betaald mag als uitgaven voor inkomensvoorziening in aanmerking wordt genomen; • het bedrag waarmee de oudedagsreserve het ondernemingsvermogen bij het einde van het kalenderjaar overtreft indien: a. de onderneming (gedeeltelijk) is gestaakt; b. de belastingplichtige de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt; c. de belastingplichtige niet aan het urencriterium voldoet. Het bedrag van de afneming(en) wordt in de winst opgenomen en belast in box 1. • Ondernemersaftrek De ondernemersaftrek is het gezamenlijke bedrag van: 1. 2. 3. 4. 5.
de zelfstandigenaftrek; de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk; de meewerkaftrek; de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid; en de stakingsaftrek.
Zelfstandigenaftrek
• Geldt voor IB-ondernemer die aan het urencriterium voldoet en bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt. • Urencriterium: IB-ondernemer moet per kalenderjaar minimaal 1.225 uren aan werkzaamheden voor de onderneming besteden. Met ingang van 1 januari 2012 is de zelfstandigenaftrek een vast bedrag. Het is nu niet meer afhankelijk van de hoogte van de winst. De zelfstandigenaftrek voor 2012 bedraagt EUR 7.280,-. In 2011 bedroeg de zelfstandigenaftrek bij een winst in 2011 van:
Cijfer- en p ercentageoverzicht
BL 15
C i jfe r- en percen ta geoverzic ht 20 12
meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de
-
EUR 14.045,-
EUR 9.484,-
EUR 14.045,-
EUR 16.295,-
EUR 8.817,-
EUR 16.295,-
EUR 18.540,-
EUR 8.154,-
EUR 18.540,-
EUR 53.070,-
EUR 7.266,-
EUR 53.070,-
EUR 55.315,-
EUR 6.633,-
EUR 55.315,-
EUR 57.565,-
EUR 5.931,-
EUR 57.565,-
EUR 59.810,-
EUR 5.236,-
EUR 59.810,-
-
EUR 4.602,-
zelfstandigenaftrek
Indien de IB-ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen IB-ondernemer was en bij hem in die periode niet meer dan tweemaal zelfstandigenaftrek is toegepast, wordt de zelfstandigenaftrek verhoogd met EUR 2.123,- (startersaftrek). De zelfstandigenaftrek voor de IB-ondernemer die bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt bedraagt 50% van de zelfstandigenaftrek voor de IB-ondernemer die bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt. De zelfstandigenaftrek voor niet-starters kan niet meer verrekend worden met ander box 1-inkomen, zoals loon of een VUT-uitkering. Als dit tot gevolg heeft dat (een deel van) de zelfstandigenaftrek niet kan worden verrekend, wordt de niet verrekende zelfstandigenaftrek maximaal 9 jaar voortgewenteld om in een toekomstig jaar alsnog te verrekenen met winst. Voor starters verandert er niets. Startende ondernemers kunnen de zelfstandigenaftrek (inclusief de startersaftrek) gedurende drie jaar dus nog wel verrekenen met ander box 1-inkomen. Daarnaast blijft voor starters ten aanzien van de zelfstandigenaftrek de reguliere verrekening over de jaren heen gelden. Aftrek speur- en ontwikkelingswerk
De aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk geldt voor de IB-ondernemer die aan het urencriterium voldoet en die in het kalenderjaar ten minste 500 uur besteedt aan werk dat bij een S&O-verklaring is aangemerkt als speur- en ontwikkelingswerk. De aftrek bedraagt EUR 12.310,-. Indien de IB-ondernemer in een of meer van de vijf voorgaande kalenderjaren geen IB-ondernemer was en bij hem in die periode niet meer dan tweemaal de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk is toegepast, wordt de aftrek voor speuren ontwikkelingswerk verhoogd met EUR 6.157,-.
BL 16
© N I B E - S V V, j a n u a r i 2 0 1 2
Ci j fer- en p ercentageoverzi cht 2012
Meewerkaftrek
De meewerkaftrek geldt voor de IB-ondernemer die aan het urencriterium voldoet en van wie de partner zonder enige vergoeding arbeid verricht in een onderneming waaruit de belastingplichtige als IB-ondernemer winst geniet. Bij arbeid van de partner die gedurende het kalenderjaar een aantal uren in beslag neemt gelijk aan of meer dan
maar minder dan
bedraagt de meewerkaftrek
525
875
1,25% van de winst
875
1.225
2,00% van de winst
1.225
1.750
3,00% van de winst
1.750
4,00% van de winst
Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid
De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid geldt voor de IB-ondernemer die een onderneming vanuit een arbeidsongeschiktheidsuitkering start en niet aan het urencriterium voldoet maar wel aan een verlaagd urencriterium van 800 uur. De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid bedraagt EUR 12 000,-, EUR 8.000,en EUR 4.000,- voor het eerste, tweede, respectievelijk derde jaar. De aftrek kan niet hoger zijn dan de genoten winst. Stakingsaftrek
De stakingsaftrek geldt voor de IB-ondernemer die in het kalenderjaar winst behaalt met of bij het staken van één of meer gehele ondernemingen waaruit hij als IB-ondernemer winst geniet en bedraagt EUR 3.630,- eenmaal per leven. MKB-winstvrijstelling
De MKB-winstvrijstelling bedraagt 12% van de winst na toepassing van de ondernemersaftrek. De MKB-winstvrijstelling stelt een vast percentage van de winst vrij van belasting. Loonbelasting
Sinds 1 januari 2006 is er de nieuwe loonaangifte. Deze nieuwe aangifte loonheffingen is een gecombineerde aangifte voor de premies werknemersverzekeringen, de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en de loonbelasting/premie volksverzekeringen. Spaarloon en levensloopregeling
Per 1 januari 2012 vervallen de spaarloonregeling en de levensloopregeling. Voor beide regelingen geldt overgangsrecht. Per 1 januari 2013 wordt een nieuwe spaarfaciliteit ingevoerd, het vitaliteitssparen. • Overgangsrecht spaarloonregeling per 1 januari 2012 Vanaf 1 januari 2012 kan het hele tegoed van de spaarloonregeling belastingvrij worden opgenomen. Maar men kan er ook voor kiezen het tegoed op de spaarloonrekening te laten staan om gebruik te kunnen blijven maken van de vrijstelling in box 3. Elk jaar blijft dan een deel van het spaartegoed vrijvallen. Op dat
Cijfer- en p ercentageoverzicht
BL 17
C i jfe r- en percen ta geoverzic ht 20 12
deel is dan niet langer de vrijstelling van box 3 van toepassing. Voor het deel van het spaarloon dat op de spaarloonrekening blijft staan – met uitzondering van het vrijgevallen tegoed – blijft de vrijstelling van box 3 gelden tot 1 januari 2016. • Overgangsrecht levensloopregeling per 1 januari 2012 Per 1 januari 2012 is de levensloopregeling niet meer beschikbaar voor nieuwe deelnemers. De levensloopregeling wordt vanaf 2012 nog opengehouden voor deelnemers die op 31 december 2011 een saldo op hun levensloopregeling hebben staan. Deelnemers met een saldo minder dan EUR 3.000,- kunnen in 2012 en 2013 niet meer bijstorten, overige deelnemers kunnen dat wel. Bij de inleg wordt geen levensloopverlofkorting meer opgebouwd. Vanaf het jaar 2014 kunnen alleen nog deelnemers die op 31 december 2011 EUR 3.000,- of meer hebben opgebouwd, gebruikmaken van de levensloopregeling totdat zij de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt of met pensioen zijn gegaan. Alle deelnemers aan de levensloopregeling kunnen in het jaar 2013 hun levenslooptegoed zonder belastingheffing omzetten in vitaliteitssparen. Van de deelnemers die op 31 december 2011 minder dan EUR 3.000,- hebben opgebouwd en in het jaar 2013 het tegoed niet omzetten in vitaliteitssparen, wordt het levenslooptegoed op 31 december 2013 belast als loon. Vanaf het jaar 2014 kan er alleen nog circa EUR 20.000,- uit levensloop zonder belastingheffing worden omgezet in vitaliteitssparen. Over het meerdere dient dan belasting te worden betaald. Vanaf 1 januari 2013: vitaliteitssparen
Per 1 januari 2013 wordt een nieuwe spaarfaciliteit ingevoerd, het vitaliteitssparen. Vitaliteitssparen stelt deelnemers in staat fiscaal voordelig te sparen en is toegankelijk voor werknemers, ondernemers (waaronder zzp-ers) en resultaatgenieters. De regeling kent geen opnamedoelen. De stortingen in vitaliteitssparen zijn fiscaal aftrekbaar in box 1 en er wordt pas belasting geheven bij opname van het tegoed. Jaarlijks kan er maximaal EUR 5.000,- fiscaal aftrekbaar gestort worden. Het opgebouwde, nog niet opgenomen, tegoed in vitaliteitssparen is niet belast in box 3. Het maximale fiscaal gefaciliteerd op te bouwen vermogen bedraagt in totaal EUR 20.000,-. Reiskostenvergoeding
De maximale belastingvrije vergoeding van zakelijke kilometers is EUR 0,19 per kilometer, ongeacht het vervoermiddel. Dit betekent dat de werkgever elke zakelijke kilometer, dus ook elke kilometer voor woon-werkverkeer, tot maximaal EUR 0,19 belastingvrij kan vergoeden. Woon-werkverkeer is ook zakelijk verkeer. Als een werknemer met het openbaar vervoer reist kan de werkgever kiezen: er kan maximaal EUR 0,19 per kilometer worden vergoed, maar ook de werkelijke reiskosten mogen belastingvrij worden vergoed.
BL 18
© N I B E - S V V, j a n u a r i 2 0 1 2
Ci j fer- en p ercentageoverzi cht 2012
Bijtelling auto van de zaak
Met ingang van 1 juli 2012 worden de CO2-grenzen voor het 14%-tarief (zeer zuinig auto’s) en het 20%-tarief (zuinige auto’s) van de bijtelling auto van de zaak aangescherpt. Daarna vindt een jaarlijkse aanpassing plaats per 1 januari (vanaf 1 januari 2013). Voor personenauto’s met een CO2-uitstoot van niet meer dan 50 gr/km die in de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 worden aangeschaft, geldt gedurende 60 maanden een 0%-tarief voor de bijtelling. Op auto’s die al voor 1 januari 2012 zijn aangeschaft en niet meer dan 50 gr/km CO2 uitstoten, is voor zover ze daar nog geen recht op hadden vanaf 1 januari 2012 het 0% tarief van toepassing tot 1 januari 2017. Voor personenauto’s met een CO2-uitstoot van niet meer dan 50 gr/km die in de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015 worden aangeschaft, geldt gedurende 60 maanden een 7%-tarief voor de bijtelling. Het huidige onderscheid in CO2-grenzen voor benzine en diesel verdwijnt. De komende jaren groeien deze grenzen langzaam naar elkaar toe. Vanaf 2015 wordt er geen onderscheid meer gemaakt. In de tabel hieronder zijn de CO2-schijfgrenzen per 1 januari 2011, per 1 januari 2012 en per 1 juli 2012 opgenomen. 2011
1 januari 2012
1juli 2012
Alle brandstoffen m.u.v. diesel 0% bijtelling
0
< 51
< 51
14% bijtelling
< 111
51 - 110
51 - 102
20% bijtelling
111 - 140
111 - 140
103 -132
25% bijtelling
> 140
> 140
> 132
Diesel 14% bijtelling
< 96
< 96
< 92
20% bijtelling
96 - 116
96 - 116
92 - 114
25% bijtelling
> 116
> 116
>114
Auto’s met een 20% of 14% bijtelling waarvan het kenteken vóór 1 juli 2012 op naam is gesteld, houden dat lagere bijtellingspercentage totdat de auto een andere eigenaar én andere gebruiker krijgt. In dat geval zal het bijtellingspercentage met ingang van 1 juli 2017 worden aangepast overeenkomstig de dan geldende normen. Auto’s met een 20% of 14% bijteling die vanaf 1 juli 2012 op naam worden gesteld, houden dat lagere bijtellingspercentage voor een periode van 60 maanden. Die periode van 60 maanden begint op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het kenteken van de auto voor het eerst op naam is gesteld. Aan het eind van die periode wordt bekeken of de auto tegen de dan geldende CO2-grenzen opnieuw voor een 60 maanden periode voor een verlaagd bijtellingspercentage in aanmerking komt.
Cijfer- en p ercentageoverzicht
BL 19
C i jfe r- en percen ta geoverzic ht 20 12
Vermogensrendementsheffing Onderwerp
Waarderingsregel
• Woningen
• waarde economisch verkeer (belast in box 1)
• Tweede woning
• WOZ-waarde/waarde economisch verkeer
• Goodwill
• boekwaarde voor de IB (belast in box 1)
• Periodieke uitkeringen in geld levenslang - op één leven
• jaarlijks bedrag × factor tabel 1
- op twee levens
• jaarlijks bedrag × factor tabel 1 bij jongste lijf minus tien jaar (tot 2e overlijden) • jaarlijks bedrag × factor tabel 1 bij oudste lijf plus vijf jaar (tot 1e overlijden)
• Periodieke uitkeringen in geld3 tijdelijk
• jaarlijks bedrag × aantal uitkeringsjaren x factor tabel 21 • koopsom zodanige uitkering • jaarlijks bedrag x aantal uitkeringsjaren x factor tabel 22 • 17 × jaarlijkse uitkering
• Overige periodieke uitkeringen
• koopsom zodanige uitkering
1. Waarde niet hoger dan levenslange periodieke uitkering. 2. Waarde niet hoger dan 17 × jaarlijks bedrag ter uitkering. 3. Onzeker jaarlijks bedrag of uitkeringen niet in geld worden in aanmerking genomen naar het geschatte bedrag.
Waardebepaling levenslange lijfrente (tabel 1)
BL 20
de factor
indien de man
22
< 20 jaar is
22
≥ 20 jaar maar < 25 jaar is
21
≥ 25 jaar maar < 30 jaar is
20
≥ 30 jaar maar < 35 jaar is
19
≥ 35 jaar maar < 40 jaar is
18
≥ 40 jaar maar < 45 jaar is
16
≥ 45 jaar maar < 50 jaar is
15
≥ 50 jaar maar < 55 jaar is
13
≥ 55 jaar maar < 60 jaar is
11
≥ 60 jaar maar < 65 jaar is
9
≥ 65 jaar maar < 70 jaar is
8
≥ 70 jaar maar < 75 jaar is
6
≥ 75 jaar maar < 80 jaar is
4
≥ 80 jaar maar < 85 jaar is
3
≥ 85 jaar maar < 90 jaar is
2
≥ 90 jaar maar < 95 jaar is
1
≥ 95 jaar is
© N I B E - S V V, j a n u a r i 2 0 1 2
Ci j fer- en p ercentageoverzi cht 2012
Waardebepaling tijdelijke lijfrente (tabel 2) Leeftijd
1e vijf
(van tot) jaar
2e vijf
3e vijf
4e vijf
5e vijf
6e vijf
7e vijf
8e vijf
9e vijf
10e vijf 11e vijf 12e vijf Vol-
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
gende jaren
0-19
0,91
0,74
0,61
0,50
0,41
0,33
0,27
0,21
0,17
0,13
0,09
0,06
0,03
20-24
0,91
0,74
0,61
0,50
0,40
0,33
0,26
0,20
0,15
0,11
0,07
0,04
0,02
25-29
0,91
0,74
0,61
0,49
0,40
0,32
0,25
0,19
0,13
0,09
0,05
0,02
0,01
30-34
0,91
0,74
0,60
0,49
0,39
0,30
0,23
0,16
0,11
0,06
0,03
0,01
35-39
0,90
0,74
0,59
0,48
0,37
0,28
0,20
0,13
0,07
0,03
0,01
-
-
40-44
0,90
0,73
0,58
0,46
0,35
0,25
0,16
0,09
0,04
0,01
-
-
-
-
45-49
0,90
0,72
0,56
0,43
0,30
0,20
0,11
0,05
0,01
-
-
-
-
50-54
0,89
0,70
0,53
0,38
0,24
0,14
0,06
0,02
-
-
-
-
-
55-59
0,88
0,67
0,48
0,31
0,17
0,08
0,02
-
-
-
-
-
-
60-64
0,87
0,62
0,40
0,22
0,10
0,03
-
-
-
-
-
-
-
65-69
0,84
0,54
0,30
0,14
0,04
0,01
-
-
-
-
-
-
-
70-74
0,80
0,45
0,20
0,06
0,01
-
-
-
-
-
-
-
-
75-70
0,74
0,33
0,10
0,02
-
-
-
-
-
-
-
-
-
80-84
0,65
0,20
0,03
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
85-89
0,54
0,08
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
90-94
0,40
0,02
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
95 en
0,20
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
ouder
Schenk- en erfbelasting Tarieven schenk- en erfbelasting Deel van de belaste
Tariefgroep 1
Tariefgroep 1A
Tariefgroep 2
(partners en
(kleinkinderen)
(overige verkrij-
verkrijging kinderen)
gers)
EUR 0,- tot EUR 115.708,-
10%
18%
30%
EUR 115.708,- en hoger
20%
36%
40%
Vrijstellingen schenkbelasting Kinderen
EUR
5.030,-
Kinderen 18 - 35 jaar (eenmalig) of
EUR
24.144,-
wend voor aankoop eigen woning of voor een studie
EUR
50.300,-
Overige verkrijgers
EUR
2.012,-
EUR
603.600,-
Kinderen 18 - 35 jaar (eenmalig) of indien schenking wordt aange-
Vrijstellingen erfbelasting Partners Kinderen en kleinkinderen
EUR
19.114,-
Zieke en gehandicapte kinderen
EUR
57.342,-
Ouders
EUR
45.270,-
Overige verkrijgers
EUR
2.012,-
Cijfer- en p ercentageoverzicht
BL 21
C i jfe r- en percen ta geoverzic ht 20 12
Alle vrijstellingen zijn voetvrijstellingen. Dat betekent dat de vrijstelling niet vervalt als meer wordt verkregen dan de vrijstelling, zoals bij een drempelvrijstelling wel het geval is, maar dat de vrijstelling ook geldt als meer wordt verkregen dan het bedrag van de vrijstelling. Als een partner in 2012 bijvoorbeeld EUR 703.600,- uit de nalatenschap van een erflater verkrijgt, is de vrijstelling van EUR 603.600,- van toepassing en wordt slechts een verkrijging van EUR 100.000,in de heffing betrokken. Wat betekent dit voor verschillende groepen? Partners
De vrijstelling van erfbelasting bedraagt in 2012 EUR 603.600,-. Het tarief bedraagt maximaal 20%. Tot EUR 115.708,- geldt een tarief van 10%. Kinderen
Het tarief voor kinderen bedraagt in 2012 maximaal 20%. Voor een schenking of erfenis tot EUR 115.708,- bedraagt het tarief 10%, voor het meerdere bedraagt het tarief 20%. De vrijstelling voor erfbelasting wordt EUR 19.114,- en voor schenkbelasting bedraagt de vrijstelling jaarlijks EUR 5.030,-. De eenmalig verhoogde vrijstelling van schenkbelasting voor kinderen tussen 18 en 35 jaar bedraagt EUR 24.144,-. Deze eenmalige vrijstelling kan nog verder verhoogd worden naar EUR 50.300,- indien de schenking wordt gebruikt voor de aankoop van een eigen woning of wordt gebruikt voor een studie. Voor zieke en gehandicapte kinderen bedraagt de vrijstelling voor de erfbelasting van EUR 57.342,-. Kleinkinderen
De vrijstelling voor de erfbelasting bedraagt in 2012 EUR 19.114,-. Tot EUR 115.708,- bedraagt het tarief 18%, daarboven is het 36%. Nichten, neven en derden
In 2012 bedraagt het tarief 30% over de eerste EUR 115.708,-. Over het meerdere is 40% verschuldigd. De vrijstelling voor de schenk- en erfbelasting bedraagt EUR 2.012,-.
BL 22
© N I B E - S V V, j a n u a r i 2 0 1 2
Ci j fer- en p ercentageoverzi cht 2012
Partnerbegrip
Sinds 1 januari 2010 kwalificeren als partners: • Gehuwden en daarmee gelijkgestelde geregistreerde partners (gescheiden van tafel en bed is ongehuwd). • Ongehuwden, indien wordt voldaan aan alle 5 de volgende voorwaarden: a. beiden meerderjarig; b. gezamenlijke huishouding volgens de basisadministratie persoonsgegevens; c. wederzijdse zorgverplichting aangegaan bij notariële akte; d. geen bloedverwant in de rechte lijn; e. geen meerrelaties. Uitzonderingen op de 5 hierboven genoemde voorwaarden: 1. Aan voorwaarde c. hoeft niet voldaan te worden, mits personen 5 jaar samenwonen. 2. Aan voorwaarde d. hoeft niet voldaan te worden, mits een van de partners mantelzorger is. (Dat wil zeggen: als een mantelzorgcompliment is ontvangen.) Ondernemingsvermogen
Een verkrijging van ondernemingsvermogen is tot een waarde van EUR 1.006.000,- van de objectieve ondernemingen voor 100% vrijgesteld. Voor ondernemingen die meer waard zijn dan die EUR 1.006.000,- geldt voor het meerdere verkregene een vrijstelling van 83%. Voor de belasting die dan eventueel nog is verschuldigd over het niet-vrijgstelde deel (veelal tariefgroep I tegen een tarief van 10-20%) kan 10 jaar uitstel van betaling worden verkregen.
Waardering stamrechten
Tabel 1:
Ouder dan
19 29
39
49
54
59
64
69
74
79
84
Jonger dan
20
30 40
50
55
60
65
70
75
80
85
90
Factor
16
15 14
13
12
11
10
8
7
5
4
3
89 2
Tabel 2: Indien de uitkering afhankelijk is van het leven
Indien de uitkering
van een persoon
niet van het leven afhankelijk is
jonger dan 40
40 jaar of
jaar
ouder, doch
0,84
0,83
0,75
0,85
0,62
0,60
0,40
0,64
60 jaar of ouder
jonger dan 60 het eerste vijftal jaren het tweede vijftal jaren
Cijfer- en p ercentageoverzicht
BL 23
C i jfe r- en percen ta geoverzic ht 20 12
het derde vijftal
0,46
0,42
0,15
0,48
0,34
0,28
0,04
0,36
0,25
0,18
0,02
0,28
de volgende jaren 0,12
0,06
-
0,15
jaren het vierde vijftal jaren het vijfde vijftal jaren
Onderwerp
Waarderingsregel
• Periodieke uitkeringen in geld levenslang • jaarlijks bedrag × factor tabel 1
op één leven op twee levens - vervallende bij overlijden van laatstlevende
• jaarlijks bedrag × factor tabel 1 bij jongste lijf minus vijf jaar
- vervallende bij overlijden van eerststervende
• jaarlijks bedrag × factor tabel 1 bij oudste lijf plus vijf jaar
• Periodieke uitkeringen in geld vervallende na bepaalde • jaarlijks bedrag x aantal uitkeringsjaren x factor tabel 2
tijd • Periodieke uitkeringen in geld onbepaalde tijd en niet afhankelijk van enig leven
• 17 × jaarlijkse uitkering
Vennootschapsbelasting Tarieven 2012 meer dan EUR
0,-
maar niet meer dan
bedraagt het percentage
EUR 200.000,-
20,0
EUR 200.000,-
BL 24
© N I B E - S V V, j a n u a r i 2 0 1 2
25,5
Ci j fer- en p ercentageoverzi cht 2012
Sociale zekerheid AOW
Gehuwde of samenwonende partners hebben elk een zelfstandig recht op een AOW-pensioen dat netto gelijk is aan 50% van het nettominimumloon. De AOW voor een alleenstaande is gelijk aan 70% van het nettominimumloon. Eénoudergezinnen ontvangen een pensioen dat netto gelijk is aan 90% van het nettominimumloon. Het gaat om ongehuwde pensioengerechtigden met een kind jonger dan 18 jaar voor wie zij kinderbijslag ontvangen. Een gehuwde met een partner jonger dan 65 jaar ontvangt een pensioen van 50% van het minimumloon (de uitkering voor een gehuwde) en een toeslag van maximaal hetzelfde bedrag (bruto EUR 718,47). Is het recht op pensioen ingegaan vóór 1 februari 1994 en is de partner nog geen 65 jaar, dan komt het pensioen overeen met 70% van het nettominimumloon en is de toeslag maximaal 30%. De uitkeringsbedragen per 1 januari 2012 zijn in het volgende overzicht weergegeven. AOW
bruto per maand
brutovakantie-uitkering per maand
Gehuwden/samenwonenden
EUR
718,47
EUR 43,47
Gehuwden/samenwonenden met maximale
EUR 1.436,94
EUR 86,94
toeslag (partner jonger dan 65 jaar) Maximale toeslag
EUR
718,47
Alleenstaanden
EUR 1.046,28
EUR 60,87
Alleenstaande ouder met kind tot 18 jaar
EUR 1.327,00
EUR 78,25
EUR 1.046,28
EUR 60,87
AOW-pensioen ingegaan vóór 1-2-1994: Gehuwden zonder toeslag (partner jonger dan 65 jaar) Maximale toeslag
EUR
Gehuwden/samenwonenden met maximale
EUR 1.436,94
390,66 EUR 86,94
toeslag (partner jonger dan 65 jaar)
De hoogte van de toeslag is afhankelijk van het inkomen van de jongere partner. Van dit inkomen (voorzover verkregen uit arbeid) wordt eerst een deel buiten beschouwing gelaten. Deze vrijlating bedraagt 15% van het brutominimumloon (EUR 216,99) en eenderde deel van het meerdere aan bruto-inkomsten. Wat daarna overblijft wordt in mindering gebracht op de toeslag. Deze toeslag bedraagt maximaal bruto EUR 718,47 per maand. Indien de jongere partner een bruto-inkomen heeft van EUR 1.294,70 of meer, bestaat er geen recht meer op de toeslag. Anw
De uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) bedraagt maximaal 70% van het nettominimumloon. Nabestaanden die een halfwees onder de 18 jaar verzorgen, krijgen bovendien een inkomensonafhankelijke uitkering van 20% van het nettominimumloon. De Anw is inkomensafhankelijk. Inkomen in verband met arbeid (uitkeringen) wordt er geheel van afgetrokken. Van inkomen
Cijfer- en p ercentageoverzicht
BL 25
C i jfe r- en percen ta geoverzic ht 20 12
uit arbeid blijft een deel buiten beschouwing (50% van het minimumloon plus een derde deel van het meerdere). Nabestaanden die onder het overgangsrecht vallen en vroeger een AWW-uitkering ontvingen, krijgen, indien na deze inkomenstoets een lager uitkeringsbedrag overblijft, in ieder geval een bodemuitkering van 30% van het brutominimumloon. De uitkeringsbedragen per 1 januari 2012 zijn in het volgende overzicht weergegeven.
Anw
bruto per maand
brutovakantieuitkering per maand
Nabestaandenuitkering
EUR 1.111,95
Halfwezenuitkering
EUR
253,77
EUR 73,27 EUR 20,92
Wezenuitkering tot 10 jaar
EUR
355,82
EUR 23,45
Wezenuitkering van 10 tot 16 jaar
EUR
533,74
EUR 35,17
Wezenuitkering van 16 tot 21/27 jaar
EUR
711,65
EUR 46,89
Sinds 1 oktober 2006 bestaat er een Anw-tegemoetkoming. Per 1 januari 2012 is deze tegemoetkoming EUR 15,88 bruto per maand. Wajong
De grondslag van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), op basis waarvan de uitkering wordt berekend, wordt per 1 januari 2012 verhoogd. Per 1 januari 2012 zijn deze grondslagen (exclusief vakantietoeslag) per dag (bedragen in euro’s): vanaf 23 jaar ten hoogste
66,51
22 jaar ten hoogste
56,53
21 jaar ten hoogste
48,22
20 jaar ten hoogste
40,90
19 jaar ten hoogste
34,92
18 jaar ten hoogste
30,26
Diegene die jonger zijn dan 23 jaar hebben naast de Wajong-uitkering recht op een tegemoetkoming. Deze tegemoetkoming is bedoeld als compensatie van de negatieve inkomenseffecten van de Zorgverzekeringswet. Leeftijd
BL 26
Bedrag
vanaf 23 jaar
nihil
22 jaar
1,78
21 jaar
4,34
20 jaar
8,81
19 jaar
14,70
18 jaar
15,33
© N I B E - S V V, j a n u a r i 2 0 1 2
Ci j fer- en p ercentageoverzi cht 2012
Maximumdagloon
Het maximumdagloon wordt per 1 januari 2012 vastgesteld op EUR 191,82. Wettelijk minimumloon
Voor een werknemer van 23 jaar of ouder is het brutominimumloon bij een volledig dienstverband per 1 januari 2012: per maand
EUR 1.446,60
per week
EUR
333,85
per dag
EUR
66,77
Wettelijke brutominimumjeugdlonen per 1 januari 2012: Leeftijd
% van het minimumloon
22 jaar
85,0%
EUR 1.229,60 EUR 283,75 EUR 56,75
Per maand
Per week
Per dag
21 jaar
72,5%
EUR 1.048,80 EUR 242,05 EUR 48,41
20 jaar
61,5%
EUR
889,65 EUR 205,30 EUR 41,06
19 jaar
52,5%
EUR
759,45 EUR 175,25 EUR 35,05
18 jaar
45,5%
EUR
658,20 EUR 151,90 EUR 30,38
17 jaar
39,5%
EUR
571,40 EUR 131,85 EUR 26,37
16 jaar
34,5%
EUR
499,10 EUR 115,20 EUR 23,04
15 jaar
30,0%
EUR
434,00 EUR 100,15 EUR 20,03
• Normbedragen Wet werk en bijstand Normbedragen voor mensen van 21 jaar tot 65 jaar die een uitkering krijgen op grond van de Wet werk en bijstand per 1 januari 2012: • Gehuwden of ongehuwd samenwonenden: per maand
EUR 1.269,60
vakantie-uitkering
EUR
totaal
EUR 1.336,42
66,82
• Alleenstaande ouders: per maand
EUR 888,72
vakantie-uitkering
EUR 46,77
totaal
EUR 935,49
• Alleenstaanden: per maand
EUR 634,80
vakantie-uitkering
EUR 33,41
totaal
EUR 668,21
Cijfer- en p ercentageoverzicht
BL 27
C i jfe r- en percen ta geoverzic ht 20 12
Normbedragen voor mensen van 65 jaar en ouder: • Gehuwden en ongehuwd samenwonenden: per maand
EUR 1.342,07
vakantie-uitkering
EUR
totaal
EUR 1.412,71
70,64
• Een partner jonger dan 65 jaar: per maand
EUR 1.342,07
vakantie-uitkering
EUR
totaal
EUR 1.412,71
70,64
• Alleenstaande ouders: per maand
EUR 1.227,02
vakantie-uitkering
EUR
totaal
EUR 1.291,60
64,58
• Alleenstaanden: per maand
EUR
975,03
vakantie-uitkering
EUR
51,32
totaal
EUR 1.026,35
Eigen vermogen
Niet al het spaargeld behoeft te worden aangesproken, voordat men voor bijstand in aanmerking komt. Het in 2012 vrij te laten vermogen is: voor gezinnen
EUR 11.370,-
voor alleenstaanden
EUR 5.685,-
Voor het eigen vermogen dat vastzit in een eigen huis geldt - naast de algemene vermogensvrijlating - een extra vrijlating van EUR 48.000,-. Premies (in percentages)
AOW
Anw
AWBZ
WAO/WIA* ZVW**
Werkgever
0
0
0
5,05
7,10
Werknemer
17,9
1,10
12,15
0
7,10
Totaal
17,9
1,10
12,15
5,05
* Basispremie: 5,05% Gedifferentieerde WGA-premie: 0,55% ** De inkomensafhankelijke bijdrage van 7,10% wordt geheven bij de werknemer.
BL 28
© N I B E - S V V, j a n u a r i 2 0 1 2