tefaf 2012
kiezen met kenners
cardin
hockney
kunst & couture
van pop art naar ipad
niet poetsen!
de lotgevallen van een restaurator
chuck close
Het portret als hoofdzaak
34ste Jaargang nr. 1 maart/april 2012 Adviesprijs: € 9,95 AP
Chuck Close
‘Wat ik nu maak, is het beste’ De Amerikaanse kunstenaar Chuck Close staat al bijna veertig jaar aan de top van de kunstwereld. Wars van modes, en dwars tegen de heersende tijdgeest in, volgt hij gestaag zijn eigen weg: ‘Als je gewoon door blijft gaan met waar je goed in bent, komt het vanzelf.’ Een exclusief interview in zijn atelier in New York. tekst: koos de wilt atelierfotografie: renÉ clement
Duane Hanson, Young Shopper, 1973, polyesterhars en fiberglas, beschilderd met olieverf, gemengde techniek en accessoires, levensgroot, Van de Weghe Fine Art, stand 522 > Portret van Erwin Olaf door Feriet Tunc > Henri de Toulouse-Lautrec (1864-1901), La Clownesse Assise, 1896, kleurenlitho, 52 x 40 cm, David Tunick, Inc., stand 371
TEFAF eerste keus TEFAF Maastricht is dé belangrijkste kunstbeurs ter wereld. Voor deze preview vroeg Tableau tien professionele liefhebbers alvast een keuze te maken uit het aanbod van de feestelijke 25ste TEFAF Maastricht, die plaatsvindt van 16 t/m 25 maart.
TEFAF Maastricht 2012
erwin olaf
fotograaf
TEFAF is voor mij een groot visueel feest, de kwaliteit van het gebodene is adembenemend en ik loop in bewondering rond. Iets wat ik niet kan zeggen van sommige moderne kunstbeurzen, waar ik wel eens kom. Ik moet bekennen dat ik het geweldig vind om te informe-
ren naar prijzen van werken. Niks leukers dan een galeriehouder die langs zijn neus weg zegt dat een piepklein schilderijtje ‘één-punt-vijf’ kost. En zelfs als ik dan in tonnen denk, zit ik er nog ver naast! Uit het aanbod van TEFAF 2012 gaat mijn voorkeur uit naar drie kunstwerken uit verschillende perioden: een beeld van Duane Hanson uit
1973, een aquarel van George Grosz uit 1922 en een kleurenlitho uit 1896 van Henri de Toulouse-Lautrec. Verschillende werken, maar met de overeenkomst dat het figuratief is en het de door het leven getekende mens als onderwerp heeft. Terwijl ik in de moderne documentairefotografie met dit onderwerp steeds meer moeite heb, omdat er zoveel
‘Getekend door het leven’ aanbod is, dat het langzamerhand verdacht veel op ‘het huilende zigeunerjongetje’ begint te lijken, kan het me in andere uitingsvormen van beeldende kunst juist erg raken. De uitgeputte clowns van Lautrec ontroert me door de ongegeneerde houding van de vrouw. De grauwe verwrongen en agressieve gezichten in het kleurige straattafereel van Grosz, beangstigen me. En het beeld van Hanson benauwt me, omdat het de ontsporing van de moderne mens laat zien. Emoties, die ik vreemd genoeg zelden bij het zien van foto’s heb, afgezien van sommige harde nieuwsfotografie. Mijn eigen kunstcollectie is buitengewoon bescheiden en ik heb er voor gekozen om alleen fotografie aan te schaffen. Iedere dag kijk ik nog met groot genoegen naar het portret dat Anton Corbijn van Miles Davis heeft gemaakt, de punkers van Max Natkiel, de zelfportretten van Levi van Veluw en David de la Chapelle’s interpretatie van Andy Warhol’s Marilyn. Een van mijn favoriete fotografen is Robert Mapplethorpe. De aandacht voor zijn werk is de laatste tien jaar wat weggezakt, maar gelukkig start er in Milaan bij Forma binnenkort een overzichtstentoonstelling van zijn werk. Ik heb ontzettend veel van zijn fotografie geleerd. ›› maart/april 2012 Tableau Fine arts magazine | 49
Buitenland
HigHlights
weerzien & kennismaken
Kort voor zijn overlijden stelde Lucian Freud een overzichtstentoonstelling samen van zijn eigen werk. Dat is nu te bewonderen in Londen. Musée d’Orsay in Parijs biedt een onbekende Finse schilder de ruimte. Kallen-Gallela leidde een dramatisch leven, maar stond met Sibelius aan de basis van de moderne Finse identiteit.
tekst: Rainne van Dijck
De rol van Cindy Sherman Het record voor de allerduurste foto ooit werd november vorig jaar weer verbroken. Op een veiling bij Christie’s in New York ging Rhein II van de Duitser Andreas Gursky voor €3,15 miljoen onder de hamer. De landschapsfoto is daarmee nóg duurder dan het zelfportret Untitled #96 van Cindy Sherman, dat in mei 2011 €2,85 miljoen opbracht. Toch hoeft Sherman zich niet echt zorgen te maken over haar positie. ArtReview, dat elk jaar de ArtReview Power 100 publiceert - de lijst van meest succesvolle en invloedrijke mensen uit de kunstwereld - plaatste haar in 2011 op de zevende plaats. Daarmee staat ze onder galerist Larry Gagosian (4) en MoMA-directeur Glenn D. Lowry (3), maar boven galerist David Zwirner (9) en kunstenaar Gerhard Richter (11). Ai WeiWei veroverde de eerste plaats; hij en Sherman zijn de enige twee kunstenaars in de toptien van deze prestigieuze lijst. In het MoMA is tot juni een groot retrospectief te zien van het werk van Cindy Sherman; haar beroemde Untitled Film Stills’ 19771980), History Portraits/Old Masters (1989-1990), de Society Portraits (2008) en de Amerikaanse première van de recente serie The Untitled (2010). Cindy Sherman (1954) wordt wel de koningin van het zelfportret genoemd. Maar dan altijd zelfportretten waarin ze een rol speelt: die van bedeesde huisvrouw, supervamp, popster, diva op leeftijd. Als kind verkleedde ze zich graag, zei ze in een van de weinige interviews die ze geeft. Maar zij trok daarbij geen roze jurk aan en liep niet rond op de pumps van haar moeder, zoals de meeste meisjes doen. Sherman wilde zich niet mooi maken, ze wilde juist lelijk zijn: ‘Ik wilde er eng en oud uitzien en op een monster lijken.’ Nou valt het met dat monster later wel mee: De serie Untitled Film Stills toont Sherman als huisvrouw, een vrouw in tranen, een prostituee of femme fatale. Elke foto lijkt uit een film te komen; van Hitchcock,
of uit een neo-realistische Italiaanse film uit de jaren vijftig. Soms lijkt Sherman op Sophia Loren, dan weer op Brigitte Bardot. En in History Portraits/ Old Masters speelt ze een spel met beroemde schilderijen. Zo creëert ze opnieuw foto’s van de werken van Botticelli of Caravaggio, maar drijft er vervolgens de spot mee door rare pruiken of nepborsten te gebruiken. Dat ‘er eng en oud uitzien’ lukt wel in de serie Society Portraits uit 2008, waarin Sherman zich opdoft als rijke dames, zwaar in de make-up, met net iets te veel rimpels die vergeefs worden bedekt met dikke lagen foundation. Deze society-dames hebben hun beste tijd gehad, maar willen daar zelf nog niet aan. Foto’s maken van zichzelf als iemand anders, dat is wat Cindy Sherman nu al dertig jaar doet - systematisch en consequent. Het heeft haar gemaakt tot wat ze is: een van de beroemdste kunstenaars van haar tijd.
< Cindy Sherman, Untitled #193, kleurenfoto, 139,7 x 123,2 cm, 1989 Untitled Film Stills #21, 1978 Untitled #466, kleurenfoto, 246,7 x 162,4 cm, 2008, col. MoMA
MoMA • New York t/m 11 juni ›› www.moma.org
maart/april 2012 Tableau Fine arts magazine | 71
van popart tot
ipad David Hockney, Britain’s greatest living artist, heeft zichzelf opnieuw uitgevonden en verrast met een spectaculaire tentoonstelling van megagrote landschappen en hightech kunst. Met iPhone en iPad maakte hij inmiddels honderden kunstwerken; verbluffend gevarieerd, kleurrijk, en aansprekend.
tekst: anja frenkel
David Hockney
H
ockney is een hype. De talrijke bezoekers aan de tentoonstelling A Bigger Picture zijn dolenthousiast. De een zegt: ‘De kracht zit hem in de overdrijving, de rijkdom van de kleuren.’ Een ander: ‘Het maakt je blij en opgewekt. Iedereen is overweldigd.’ In de museumwinkel is het afgeladen vol. Ansichtkaarten met vooral het werk dat Hockney op zijn iPad en iPhone maakte, vliegen over de toonbank en ook boeken over de kunstenaar zijn niet aan te dragen. Voor kinderen is er een painting-by-numberssetje; een twaalfjarig jongetje kan niet wachten tot hij ermee aan de slag kan. Hij vond de schilderijen ‘good, really good’. Zijn moeder: ‘Iedereen komt met een glimlach naar buiten. Yorkshire kan rekenen op een hoop toeristen.’ Hockney zette met zijn schilderijen de heuvels van zijn geboortegrond, de Yorkshire Wolds, internationaal op de kaart. Er wordt al gesproken van Hockney Country. De kunstenaar heeft de lokale tourist-office zijn medewerking toegezegd een toeristische route uit te zetten. Om Hockney-hunters te ontmoedigen, blijft het Yorkshirekustplaatsje Bridlington, waar hij woont en werkt, buiten die route.
En plein air De zuster van Hockney, Margaret, woonde in Bridlington en toen zijn moeder vanuit Bradford daarheen wilde verhuizen kocht Hockney in 1989 een groot huis voor haar
aan de boulevard en werd een regelmatige bezoeker. ‘Ik was de enige ongehuwde zoon, en die brengt altijd Kerst bij zijn moeder door,’ legt hij uit. David Hockney (Bradford, 1937) kwam van ver: van de rand van het zwembad in zonnig Californië, waar hij al vanaf de jaren ’60 woonde. Hij bracht in 1997 meer tijd door in Yorkshire, toen een oude vriend, de verzamelaar Jonathan Silver, op sterven lag. Al heen en weer rijdend om hem te bezoeken merkte Hockney dat hij het landschap met andere ogen ging bekijken. De jaren daarna reisde hij veel op en neer, om zijn moeder te bezoeken, die in 1999 stierf. Terug in Los Angeles begon hij Yorkshire vanuit zijn geheugen te schilderen. Maar hij kwam in een creatieve impasse en besloot voor langere tijd naar zijn geboortegrond terug te keren om zichzelf als kunstenaar opnieuw uit te vinden. Sinds 2005 leeft Hockney in het huis van zijn moeder, samen met zijn partner John Fitzherbert en Jean-Pierre Gonçalves de Lima, een voormalig accordeonist die nu zijn ‘schildersknecht’ is. Landinwaars van zijn woonplaats, in het per seizoen veranderende landschap met de glooiende heuvels, heggen, bomenrijen, valleien en akkers, staat hij nu met wonderbaarlijk veel energie elke dag en plein air te schilderen,volgens de traditie van de impressionisten. Maar ook maakt hij vanuit zijn auto schetsen op zijn iPhone of iPad, en rijdt hij met een busje met negen videocamera’s op het dak al filmend door datzelfde landschap. Weer of geen weer; vaak gaat hij er al bij zonsopgang op uit om het vroege zonlicht te vangen, of de mist die zich uitspreidt over de landerijen en het kreupelhout. De pet steevast op het hoofd, de even onafscheidelijke sigaret in zijn hand. We zien het in de gelauwerde BBC-documentaire A Bigger Picture, die regisseur Bruno Wollheim over Hockney maakte. Wollheim volgde Hockney gedurende een periode van drie jaar - vanaf het moment dat hij Californië verlaat en terugkeert naar Yorkshire. De documentaire onderzoekt Hockney’s haatliefdesrelatie met de fotografie; een medium dat tot dan ›› toe zijn steun en toeverlaat was, maar waar hij nu
< David Hockney voor ‘The Arrival of Spring in Woldgate, East Yorkshire in 2011, olie op 32 doeken (van ieder 91,4 x 121,9 cm), 365,8 x 975,4 cm, onderdeel van een totaal 52-delig werk. > Bigger Trees near Warter 2007, olie op 50 doeken, 460 x 1220 cm, het grootste schilderij dat ooit gemaakt werd en plein air. Tentoongesteld in the Summer Exhibition 2007 in de Royal Academy (l.o. met pet en wandelstok Hockney). In 2008 heeft de kunstenaar het aan de Tate Gallery geschonken. maart/april 2012 Tableau Fine arts magazine | 21
David Hockney
‘het gevoel van echte aanwezigheid, beingthere’
wijze waarop Hockney de nieuwe techniek van het digitale schilderen met de iPhone of iPad weet te hanteren. In 2008 kocht hij zijn eerste iPhone en maakte aanvankelijk, met zijn duim, schilderijtjes als amusement - hij gaf het apparaat voor de grap zijn eigen mini-ezeltje. Bijna dagelijks verzond hij een bloemstilleventje naar een groepje vrienden en familie. In toenemende mate kreeg de zonsopgang, die boven de baai te zien is vanuit zijn slaapkamerraam, Hockney’s aandacht. ‘Ik heb altijd al de dageraad willen schilderen. Vroeger had dat niet gekund, omdat het natuurlijk dan nog te donker is om het palet te zien, en als je een licht zou aandoen, zou je de subtiele verzameling tonen missen. Met een iPhone hoef ik niet eens uit bed te komen.’ Met de grotere iPad werden zijn creaties steeds verfijnder en groeiden uit tot echte kunstwerken. Inmiddels produceerde Hockney duizend-en-één werken met deze nieuwe technologie. Ze zijn waanzinnig populair bij het publiek, en ook musea zijn geïnteresseerd. De vraag waarom iemand van zijn leeftijd de eerste is die uitgenodigd wordt zijn iPad-tekeningen te exposeren, beantwoordde Hockney met: ‘Simpel: omdat niemand van de jongeren meer kan tekenen.’ Een groot deel van Hockney’s digitale tekenwerk was de afgelopen maanden al te zien in de tentoonstelling Me draw on iPad in Ko24 | Tableau Fine arts magazine maart/april 2012
David Hockney
penhagen, in Fleurs Fraiches in Parijs en in het Ontario Royal Art Museum. Met David Hockney lijkt een revolutionaire nieuwe weg te worden ingeslagen. Hockney heeft inmiddels extra zakken in zijn SavileRowpakken laten naaien, speciaal voor zijn iPhone en iPad. In het dorp maken ze grapjes omdat hij tekent op zijn telefoon. ‘Nee, hoor’, zegt hij dan, ‘ik telefoneer af en toe met mijn schetsblok’.
Eigen weg
Winter Timber, 2009, olie op 15 doeken, 274,3 x 609,6 cm, privécollectie. < Hockney maakt studies van het landschap in zijn auto. < The Arrival of Spring in Woldgate, East Yorkshire in 2011 (twenty eleven) - 2 January, iPad-tekening geprint op papier, 144,1 x 108 cm, onderdeel van 52-delig kunstwerk.
Hockney heeft nooit enige aarzeling getoond zijn eigen weg te gaan en daarmee op te vallen. Toen hij in 1959 op de Royal College of Art kwam, was de trend abstract. Hij ging er figuratief tegenin, vaak in felle kleuren en een primitieve stijl. Hij kreeg snel naam met werk dat openlijk aan zijn homoseksualiteit refereerde in een tijd dat dat in Engeland nog steeds verboden was. Ook vergreep hij zich aan de zo hooggewaardeerde Britse portretkunst en choqueerde door die te erotiseren. De excentrieke, rebelse, erudiete en ook nog eens geestige Hockney werd een belangrijk cultureel symbool in het Londen van de Swinging Sixties en van een generatie die alles op zijn kop zette. Nog voordat hij was afgestudeerd aan de academie, verkocht hij al werk bij de galerie van John Kasmin. Dat hij even hard werkte als dat hij een bohemien was, is
te lezen in het net verschenen eerste deel van de biografie David Hockney - A Rake’s Progress. Met commentaren van familie en vrienden en vol anekdotes. In 1964 vertrok Hockney, gelokt door een zonnig klimaat, schaars geklede mooie jongens en een glansrijk bestaan, naar Los Angeles. Daar bleekte hij zijn donkere haren blond en begon met het maken van sexy azuren ‘zwembadschilderijen’ in de rijke villawijken van Hollywood, zoals A Bigger Splash (1967), waarmee hij wereldberoemd werd. Intussen werd Hockney’s kleurgebruik feller en zijn stijl werd soberder realistisch, zoals in Beverly Hills Housewife (1966-1967), een twaalf meter breed acrylschilderij dat de verzamelaarster Betty Freeman in een lange roze jurk laat zien bij haar zwembad (in mei 2009 werd het schilderij voor 7,9 miljoen dollar bij Christie’s New York verkocht, een recordprijs voor een Hockney). Sindsdien heeft hij een groot aantal verschillende vormen van expressie onderzocht, zonder zich al teveel zorgen te maken wat de kunstwereld ervan vond. Hij had een happy life in LA, had liefdes en ontmoette famous people. Hockney belandde in de theaterwereld en wijdde zich jarenlang ook aan het ontwerpen van operadecors en -kostuums. In 1999 nam hij zijn meest verrassende stap: hij stopte twee jaar lang met schilderen, terwijl hij de controversiële theorie ontwikkelde dat vanaf de vijftiende ›› maart/april 2012 Tableau Fine arts magazine | 25
‘Je reste un artiste’ Couturier Pierre Cardin schiep een imperium dat veel meer behelst dan alleen mode. Hij ontwerpt gebouwen en meubels, geeft boeken uit en is eigenaar van een museum, een theater en restaurants. Onder andere. Zijn nieuwste project: een futuristische toren in Venetië. Tableau had een exclusief interview met deze 89-jarige legendarische alleskunner. tekst: Walter de Vries
maart/april 2012 Tableau Fine arts magazine | 21
Pierre Cardin
O p het moment dat iedereen denkt dat Pierre Cardin (1922) zijn carrière nu eindelijk aan het afronden is, komt hij weer volop in het nieuws. De man die de modewereld veranderde met zijn futuristische kleding, die evenzo fantastische meubels ontwierp en die op allerlei andere terreinen zijn creativiteit aanwendde, is nog steeds vol energie aan het werk. Zijn nieuwste project is het Palais Lumière, een groot glazen gebouw dat zal verrijzen in de buurt van Venetië en dat in 2015 klaar moet zijn. ‘De vergunningen zijn net rond. We kunnen in april beginnen met de bouw,’ zegt Cardin. Zijn ogen glinsteren achter de voor hem zo karakteristieke zwarte bril. De couturier toont de folder van de 245 meter hoge toren die op het vasteland van Venetië wordt gebouwd. Hierin komen appartementen, kantoren, een hotel en winkels. Cardin is niet alleen verantwoordelijk voor het spectaculaire architectuurontwerp, ook het meubeldesign neemt hij voor zijn rekening. Zo’n hypermodern bouwwerk, zo vlakbij het eeuwenoude Venetië? Is dat daar wel op z’n plaats? Cardin laat zich er niet over uit. ‘Ach, ik kom zo weer dicht bij mijn geboorteplaats,’ zegt hij met een glimlach. Pierre Cardin werd in 1922 geboren in San Biagio di Callalta, even buiten Venetië. Zijn liefde voor architectuur dateert uit zijn vroege jeugd, wanneer hij tijdens zijn opleiding tot kostuummaker in aanraking komt met bouwkunst. Deze fascinatie wordt duidelijk zichtbaar met de bouw van zijn buitenhuis; het Palais Bulles in Théoulesur-Mer, een dorpje in de buurt van Cannes. Het surrealistische ‘Bubbelpaleis’ uit 1989 werd in opdracht van Cardin ontworpen door de Hongaarse architect Antti Lovag. Het interieur staat vol kleurrijke meubels; allemaal kunstwerken op zich. Cardin is vooral gecharmeerd door het utiliteitsprincipe van dit object: ‘Mijn kleding, architectuur en design - het moet vooral functioneel zijn. Ook van het Palais Lumière wil ik een sculpture habitable maken. Net zoals je in een jurk moet kunnen lópen, moet een gebouw vooral bewoonbaar zijn. Toch kunnen beide tegelijkertijd een kunstwerk zijn. Over de kleding die ik mijn beginjaren
22 | Tableau Fine arts magazine maart/april 2012
In 1957 nam cardin een gewaagde stap: prÊt-À-porter ontwierp, werd gezegd dat het ondraagbaar was. Maar de tijd heeft het tegendeel bewezen.’ Cardin doelt op onder andere zijn sensationele bubbeljurk uit 1954, de maxijassen, de uniseks kleding en zijn kosmonautenlijn. Een visionair, zo werd hij wel genoemd. Zijn werkzaamheden leverden hem prestigieuze titels op, zoals lid van de Académie des Beaux-Arts, honorair ambassadeur van UNESCO en Commandeur de la Légion d’Honneur. Commode Demi-lune, 1978 Lampe Planète van Serge Manzon voor Cardin, 1978 < Cardin aan het zwembad van Palais Bulles, zijn ‘bubbelpaleis’ boven Cannes Meuble junior, 1979-1980
Vernieuwende materialen Pierre Cardin begon zijn carrière in 1946 als modeontwerper bij Christian Dior om vier jaar later voor zichzelf te beginnen. Zijn eerste collectie was een doorslaand succes. Kenmerkend voor zijn avant-gardistische ontwerpen waren de asymmetrische motieven, de enorme knopen en kragen, de ballonrokken en het gebruik van vernieuwende materialen zoals pvc, plastic, nylon, goud en zilver. In 1957 nam hij een gewaagde stap; als eerste maakte hij naast de haute couture ook een meer betaalbare modelijn:
de prêt-à-porter. Cardin: ‘Mode moet niet alleen voor een kleine elite zijn.’ Daarnaast creëerde Cardin ook als een van de eersten een mannenlijn en zette hij in op het licentiesysteem; bedrijven over heel de wereld konden tegen betaling van royalties producten uitbrengen onder zijn naam. Kleren, accessoires en parfums van Cardin, maar ook meubels, keukens en serviezen. Het merk werd bereikbaar voor een groot internationaal publiek. In 1951 bezocht hij voor de eerste keer Japan en opende er enkele jaren later een boetiek. En toen de markten van China en de Sovjet-Unie begin van de jaren ’90 voor het Westen toegankelijk werden, was hij een van de eerste modeontwerpers die er een winkel opende.
Markies de Sade Ons gesprek vindt plaats in zijn kantoor in Parijs, gelegen aan ’s werelds beroemdste modestraat: de Faubourg St. Honoré. Zijn grote werktafel ligt vol papieren. Langs de wanden staan kasten vol boeken, catalogi en brochures die voornamelijk door Cardin zelf zijn uitgegeven of over hemzelf gaan. In een hoek een gerieflijke fauteuil met een leeslamp. Nergens design. Net als in de rest van het pand heerst er in deze kamer een aangename wanorde. Cardin staat er om bekend de verste uithoeken van de wereld te bereizen: ‘Ik bezoek het liefst archeologische vindplaatsen in Mexico, Griekenland, China en natuurlijk Italië. In die eeuwenoude ruïnes kun je de stenen zien leven’. Hij kijkt dromerig naar het plafond. ‘Op dit moment ben ik druk bezig met de restauratie van de ruïne van het voormalige kasteel van Markies de Sade, in het Franse dorpje Lacoste, waarbij mijn archeologische in- ›› maart/april 2012 Tableau Fine arts magazine | 23
Nederland
Highlights
visies op het land
In musea kris kras door Nederland - van Sneek tot Den Haag en Rotterdam en van Groningen tot Laren en Amsterdam staat de komende weken het landschap centraal. Weiden, stad en wateren in talloze variaties en stijlen verbeeld.
gedroomd landschap Dromen en visioenen gaan voor de zichtbare werkelijkheid bij de kunstenaars van het symbolisme, de stroming die eind negentiende eeuw voortkwam uit de filosofie, poëzie en muziek. Een reactie op de toenemende industrialisering en het materialisme in Europa. ‘Het is eigenlijk meer een geesteshouding, een attitude die niet strikt verbonden is aan allerlei stijlkenmerken. Kunstenaars uit uiteenlopende richtingen konden zich daardoor direct of indirect verbinden met het symbolisme’, vertelt Edwin Becker, hoofdconservator van het Van Gogh Museum. ‘In hun werken gaan gevoelens van angst en pessimisme samen met een verlangen naar spiritualiteit en mythologie.’ Het symbolisme staat vooral bekend om de psychisch beladen voorstellingen van de menselijke figuur, maar ook het landschap was een belangrijk onderwerp. Voor het eerst wordt nu een tentoonstelling gewijd aan het symbolistische landschap in Europa tussen 1880 en 1910. In de natuur verbeeldden de symbolisten hun visie op de dood, oneindigheid en de kosmos. Ook gevoelens van nationalisme of ideeën over de wetenschap en moderne tijd wer-
den uitgedrukt in hun ‘landschappen van de ziel’. De expositie Dreams of nature. Symbolisme van Van Gogh tot Kandinsky is opgebouwd rond zes thema’s. Om er een paar te noemen: onder Oude en nieuwe paradijzen zijn kunstenaars als Böcklin, Von Stuck en Puvis de Chavannes te vinden. Voorlopers die zich lieten inspireren door de klassieke oudheid en mythologie. Gallen-Kallela en Hodler - onder anderen - geven onder Natuur en suggesties een reflectie van de gevoelens die de natuur oproept. En in Dromen en visioenen proberen Gauguin, Munch en Malczewski de poort naar het onderbewuste te openen met hun weergave van de wereld achter de werkelijkheid. Ten slotte zijn onder Naar het mystieke veel kunstenaar gerangschikt die zochten naar een manier om het hogere en het spirituele uit te drukken, vaak in combinatie met muziek (Whistler, Signac) of in de richting van abstractie (Mondriaan en Kandinsky). Die link met de muziek is volgens Becker het meest fascinerende en verrassende onderdeel van de expositie. Componisten lieten zich inspireren door schilderijen, en omgekeerd. In de ten- ››
Paul Gauguin (1848-1903), Het visioen van de preek (Jacob in gevecht met de engel), 1888, coll. National Gallery of Scotland, Edinburgh maart/april 2012 Tableau Fine arts magazine | 29
32 | Tableau Fine arts magazine
maart/april 2012
Nederland
Highlights calders grote ontdekking Met zijn magische handen maakte Alexander Calder (18981976) sierlijke, herkenbare figuren; mensen, dieren en portretten van ijzerdraad. Totdat hij in 1930 het atelier van Mondriaan aan de Rue du Départ had bezocht, met wie hij de liefde voor ritme en jazz deelde. Een keerpunt. Voor het eerst ervaarde hij ‘hoe vrij kunst kan zijn zonder voorstelling, wanneer het zweeft en danst in de ruimte’. Dit radicaal nieuwe inzicht staat centraal in de tentoonstelling Alexander Calder. De grote ontdekking; het eerste retrospectief van zijn werk in Nederland sinds 1969. Als zoon van een beeldhouwer en een schilderes stond Calder van jongs af aan midden in het creatieve leven. Toch volgde hij eerst een opleiding tot werktuigbouwkundig ingenieur, voordat hij in 1923 alsnog naar de kunstacademie ging. Zijn passie voor beweging en voor kunst wist hij samen te brengen in bewegende beelden. Tussen 1926 en 1933 woonde Calder in Parijs, het Mekka van de moderne kunst. Hij maakte toen speelse, lichte draadsculpturen die nauwelijks ruimte innemen. Bekend werd hij ook met zijn complete circus van alledaagse materialen als ijzerdraad, hout, leer, kurk en stukjes stof. Regelmatig trad hij op met dit circus, waarbij hij alle figuren kon laten bewegen. Door zijn materiaalkeuze en werkmethode gold hij ook dan al als een vernieuwer. Na het atelierbezoek in 1930 veranderde Calder van een speelse beeldhouwer in een abstract, serieus kunstenaar. Rigoureus. Niet langer bestonden zijn sculpturen uit alleen ijzerdraad, ineens verschenen ook rode, zwarte of witte bollen. Hij ontwikkelde eerst kleine, maar later steeds groter wordende mobiles, waarin hij telkens op zoek was naar balans en beweging. De speelse, optimistische kunst van Calder wordt wel omschreven als ‘een soort balletkunst van gekleurd metaal waar een grote positieve kracht vanuit gaat.’ Middelpunt van de expositie vormt het compleet nagebouwde atelier van Mondriaan, dat de overgang in Calders werk van figuratie naar abstractie markeert. Bijzonder is ook een film uit 1929, waarin filmmaker Hans Cürlis opnames van Alexander Calder maakte terwijl hij met twee handen en een nijptang circusfiguren in ijzerdraad maakt. Naast een catalogus (Ludion) is het kinderkunstboek De draad van Alexander (Uitgeverij Leopold) van Sieb Posthuma verschenen. Gemeentemuseum • Den Haag t/m 28 mei www.gemeentemuseum.nl < Zonder titel, 1930, 46 x 38,1 cm, Calder Foundation, New York. 13 Spines, 1940, h. 195 cm, Museum Ludwig, Keulen Het atelier van Piet Mondriaan in Parijs. Messing collier, 1940, Ø 30 x 2,5 cm, SM ‘s-Hertogenbosch. Zonder titel, ca. 1960, 23,5 x 25,5 cm, particuliere collectie. Vache (Koe), ca.1926, 8,9 x 20,5 x 9,9 cm, MoMA, New York. Calder werkt aan de film Kiki de Montparnasse (1929), gelatine silver print, 20,3 x 25,4 cm, Calder Foundation, New York, in zijn hand Josephine Baker, circa 1927, 99 x 56,6 x 24,5 cm, # III thans in MoMA, New York. Circusscène, 1929, 127 x 118,7 x 46 cm, Calder Foundation, New York.
Maarten van Heemskerck Zelfportret met Colosseum uit 1553 vormt het middelpunt van een expositie over de schilder Maarten van Heemskerck (14981574) en zijn klassieke inspiratiebronnen. Van Heemskerck reisde in de voetsporen van leermeester Jan van Scorel naar Rome om overblijfselen van de klassieke oudheid en de meesters uit de Italiaanse renaissance te bestuderen. Zijn impressies zijn terug te vinden in latere bijbelse en mythologische voorstellingen, allegorieën en portretten. De prenten van Van Heemskerck leverden een aanzienlijke bijdrage aan het verspreiden van de Italiaanse renaissance in de noordelijke Nederlanden. Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam, t/m 3 juni, www.boijmans.nl
De weelde van de Gouden Eeuw Michiel van Musscher (1645 -1705) was aan het eind van de 17de eeuw de meest succesvolle portrettist in Amsterdam. Zijn leermeesters waren onder meer Gabriel Metsu en Adriaen van Ostade. Naast portretten voor de Amsterdamse regenten heeft Van Musscher ook opdrachten gekregen van buitenlandse vorsten als Tsaar Peter de Grote. Zijn werk kenmerkt zich door een minutieuze, technisch hoogstaande stofuitdrukking. Museum Van Loon, Amsterdam, t/m 10 juni, www.museumvanloon.nl
Henk Visch solo Voor het eerst is een collectie beeldhouwwerken van Henk Visch (1950) uit alle perioden van zijn carrière van 35 jaar bijeengebracht. Zijn oeuvre gaat van heel figuratief naar heel abstract, van open en constructiegericht naar monolithisch en compact. Toch is het werk heel homogeen. Het komt voort vanuit zijn artistieke attitude ten opzichte van ‘de werkelijkheid’. Zijn beelden - en de elementen in zijn tekeningen - zijn als een echo van de werkelijkheid. Ze appelleren aan de dingen zoals we die in de realiteit waarnemen, maar nooit precies... Kunsthal KAdE, Amersfoort, t/m 6 mei, www.kunsthalkade.nl
Vijftig jaar meneer Delta De Rotterdamse Galerie Delta bestaat vijftig jaar. Museum Boijmans Van Beuningen besteedt aandacht aan de rol en de betekenis van de markante galerie met een expositie en een publicatie. ’Meneer Delta’ Hans Sonnenberg, oprichter, eigenaar en verzamelaar, schonk het museum in 2000 zestien ‘promised gifts’, waaronder schilderijen van Constant, objecten van Piero Manzoni en werk van de Amerikaanse popart-kunstenaar Jean-Michel Basquiat. In de expositie worden ze aangevuld met aankopen die het museum in de afgelopen vijftig jaar bij Delta deed en schilderijen uit de privécollectie van Sonnenberg. Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam, t/m 20 mei, www.boijmans.nl ››
››
maart/april 2012 Tableau Fine arts magazine | 33