KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TOT BEVORDERING DER GENEESKUNST
Centraal College Medische Specialismen
Besluit van 12 april 2010 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme obstetrie en gynaecologie∗
(Besluit obstetrie en gynaecologie)
Het Centraal College Medische Specialismen,
gelet op artikel 14, tweede lid, onder d., van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en artikel 14 van de Regeling specialismen en profielen geneeskunst van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst; gezien het advies van het federatiebestuur van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie en de Medisch Specialisten Registratie Commissie; BESLUIT:
∗ In de Staatscourant van 29 juli 2010, nr. 12013 is mededeling gedaan van de vaststelling van dit besluit.
Hoofdstuk A
Algemene bepalingen
A.1. Begripsomschrijvingen In dit besluit wordt verstaan onder: a. obstetrie en gynaecologie: het specialisme dat zich richt op de voortplanting, op de baring in al zijn facetten en op het voorkomen, herkennen en behandelen van ziekten van de vrouwelijke geslachtsorganen; b. opleidingsplan: het opleidingsplan van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie. A.2. Opleidingsplan De opleiding tot gynaecoloog voldoet aan het opleidingsplan. Hoofdstuk B
De opleiding
B.1. Duur van de opleiding De duur van de opleiding bedraagt zes jaar. B.2 1. 2. B.3. 1. 2.
Specialismegebonden competenties De opleiding is gericht op het bereiken van door het CCMS vastgestelde algemene competenties en specialismegebonden competenties. De in het eerste lid bedoelde specialismegebonden competenties zijn vastgelegd in de bijlage bij dit besluit. Structuur van de opleiding De opleiding bestaat uit de volgende verplichte onderdelen: a. twee jaar obstetrie en gynaecologie (basis), gevolgd door b. vier jaar obstetrie en gynaecologie (specieel). De aios kan gelegenheid gegeven worden om zich tijdens de laatste twee jaar van de opleiding te bekwamen in een differentiatie.
B.4. Inhoud van de opleiding De opleiding omvat de volgende thema’s: a. algemene poli gynaecologie veel voorkomend; b. algemene poli gynaecologie weinig voorkomend; c. endocrinologie en fertiliteit basaal; d. endocrinologie en fertiliteit specieel; e. gecompliceerde bevalling; f. gecompliceerde bevalling hoog ingeschat risico; g. gewone bevalling; h. kraamperiode en kind gecompliceerd; i. kraamperiode en kind ongecompliceerd; j. OK hoog ingeschat risico; k. OK laag ingeschat risico; l. oncologie; m. perioperatieve zorg; n. seksuologie; o. urogynaecologie en bekkenbodem; p. zwangerschapsbegeleiding gecompliceerd; q. zwangerschapsbegeleiding ongecompliceerd. B.5. 1. 2.
Plaats van de opleiding De aios volgt ten minste twee jaar en ten hoogste vier jaar opleiding in een universitaire opleidingsinrichting. De opleiding wordt in principe in ten hoogste drie opleidingsinrichtingen gevolgd. Indien de opleiding in drie opleidingsinrichtingen wordt gevolgd, brengt een aios in iedere niet-universitaire opleidingsinrichting ten minste één jaar aaneengesloten door.
2
B.6. Specialismespecifieke toetsing en beoordeling Tijdens de opleiding wordt gebruik gemaakt van 360º feedback, een simulatietoets en OSATS. B.7. Diensten De omvang van de diensten is per aios ten hoogste 33 procent van de opleiding per opleidingsjaar.
Hoofdstuk C
De erkenning tot opleider en opleidingsinrichting
Titel I
De opleider, de plaatsvervangend opleider en de opleidingsgroep
C.1. 1. 2.
Eisen opleidingsgroep De leden van de opleidingsgroep bespreken naast een dagelijkse overdracht, structureel (en waar van toepassing multidisciplinair) in ieder geval de volgende onderwerpen: operatie-indicaties, complicaties, perinatologie, urogynaecologie, oncologie en voortplantingsgeneeskunde. De leden van de opleidingsgroep participeren actief in de landelijke consortia van studies.
Titel I I
De opleidingsinrichting
C.2. Eisen opleidingsinrichting Om voor erkenning als opleidinginrichting in aanmerking te komen, voldoet de instelling aan de volgende eisen: a. in de instelling zijn behalve de opleider nog ten minste twee gynaecologen lid van de opleidingsgroep en op een zodanige wijze werkzaam dat zij dat zij hun verantwoordelijkheid als lid van de opleidingsgroep daadwerkelijk en naar behoren kunnen dragen; b. in de instelling zijn werkzaam een anesthesioloog, een chirurg, een internist, een kinderarts en een uroloog; c. in de instelling kunnen regelmatig als consulent worden geraadpleegd een cardioloog, een dermatoloog, een keel-neus-oorarts, een neuroloog, een oogarts, een psychiater, een radioloog, een klinisch geneticus en een radiotherapeut. Tevens kunnen regelmatig als consulent worden geraadpleegd medisch specialisten met aandachtsgebied immunologie, oncologie en een arts met speciale deskundigheid op het gebied van de seksuologie; d. de instelling beschikt over een samenwerkingsovereenkomst die voldoet aan de volgende eisen: i. hiervan maken in totaal ten minste deel uit een niet-universitaire inrichting en een universitaire inrichting; ii. regelt dat het opleidingsschema in gezamenlijk overleg tussen de opleiders wordt vastgesteld; iii. regelt dat de aanstelling van de aios in gezamenlijk overleg door de opleiders geschiedt. e. de inrichting beschikt over een afdeling Intensive Care, ten minste niveau I, voor volwassenen; f. de universitaire instelling beschikt over een afdeling neonatale intensive care; de niet-universitaire instelling ten minste over een neonatale medium care unit; g. in de instelling worden voldoende 2e lijns bevallingen en grote gynaecologische operaties gedaan zodat de aios in staat is zich de eindtermen en leerdoelen eigen te maken, zoals omschreven in het opleidingsplan. C.3. Verplichtingen opleidingsinrichting 1. De inrichting voldoet aan de verplichting dat het aantal daadwerkelijk op de opleidinginrichting werkzame aios voor de verloskunde en de gynaecologie uitgedrukt in fte’s ten hoogste 1,2 maal het gezamenlijk aantal gynaecologen uitgedrukt in fte's bedraagt dat in de opleidingsinrichting werkzaam en daadwerkelijk bij de opleiding betrokken is. 2. Een niet-universitaire opleidingsinrichting voldoet aan de verplichting dat ten minste 2 fte’s aios in de opleidingsinrichting werkzaam zijn. C.4. 1. 2. 3.
Aanvullende eisen en verplichtingen bij meerdere locaties Één locatie is aangewezen als hoofdlocatie. De hoofdlocatie voldoet ten minste aan de eisen genoemd in artikel C.2., onder f. en g. Op de hoofdlocatie: a. zijn werkzaam de anesthesioloog en de kinderarts, genoemd in artikel C.2., onder b; b. zijn de klinische afdelingen van zowel obstetrie als gynaecologie aanwezig;
3
4.
c. kan de aios de voorgeschreven diensturen doen; d. vinden de reguliere overdrachten plaats. Op de andere locaties kan de aios de volgende werkzaamheden verrichten: a. bijwonen van relevante multidisciplinaire besprekingen; b. actieve betrokkenheid bij bepaalde onderdelen van het vak, waaronder geassisteerde voortplanting, uro-gynaecologie en oncologie; c. niet nader omschreven werkzaamheden in het kader van de opleiding, met uitzondering van diensten.
Hoofdstuk D
Slotbepalingen
D.1. Overgangsbepaling Artikel E.1. van het Kaderbesluit CCMS is van overeenkomstige toepassing. D.2. Intrekking besluit Besluit obstetrie en gynaecologie 5 april 20041 wordt ingetrokken. D.3. Bekendmaking 1. Dit besluit, alsmede wijziging daarvan, behoeft instemming van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. 2. In de Staatscourant wordt mededeling gedaan van de vaststelling en wijziging van dit besluit. Daarnaast wordt mededeling gedaan in het officiële orgaan van de KNMG. 3. De mededeling in het officiële orgaan van de KNMG als bedoeld in het tweede lid bevat ten minste de titel van het besluit of wijziging en de datum van inwerkingtreding van het besluit of wijziging. 4. De integrale tekst van dit besluit zal op de website van de KNMG worden geplaatst (www.knmg.nl). D.4. Inwerkingtreding 1. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2011. 2. Indien de Staatscourant waarin de vaststelling van dit besluit en het instemmingsbesluit, bedoeld in artikel D.3., worden geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2010, treedt dit besluit in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2011. D.5. Citeertitel Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit obstetrie en gynaecologie.
Utrecht, 12 april 2010
prof. dr. R.J. Stolker voorzitter CCMS
mw. mr. V.J. Schelfhout-van Deventer secretaris colleges
1 Stcrt. 2004, 241, (laatstelijk) gewijzigd bij besluit van 12 november 2007, Stcrt. 2008, 11.
=
4
Toelichting Algemeen Dit besluit bevat de aanvullende opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme obstetrie en gynaecologie. Artikelsgewijs Toelichting Artikel A.1. Begripsomschrijvingen Onder b.: Het opleidingsplan wordt ook wel aangeduid als Herziening Opleiding Obstetrie en Gynaecologie (HOOG). Artikel B.1. Duur Dit is een nadere invulling van het bepaalde in artikel B.3., eerste lid, van het Kaderbesluit CCMS. Deze duur is een jaar meer dan het minimum van de aanbeveling van de Union Européenne des Médecins Spécialistes (UEMS) en is conform de minimale duur zoals vastgelegd in Richtlijn 2005/36/EG. Artikel B.2. Specialismegebonden competenties De specialismegebonden competenties zijn gebaseerd op het algemene competentieprofiel van de gynaecoloog, zoals beschreven in artikel B.2. van het Kaderbesluit CCMS. Het opleidingsplan en de bijlage bij dit besluit benoemen per thema de specialismegebonden competenties. Artikel B.3. Structuur De opleiding obstetrie en gynaecologie kent twee fasen, te weten de eerste fase waarbij de aios na twee jaar opleiding het basisniveau moet hebben bereikt, en vervolgens een vierjarige speciële fase. Artikel B.4. Inhoud De inhoud van de opleiding wordt beschreven aan de hand van 17 thema’s. De thema’s bevatten ijkpunten en bekwaamheidsniveaus voor toetsing. Artikel B.6. Specialismespecifieke toetsing en beoordeling De voor alle aios verplichte toetsinstrumenten zijn de KPB, de CAT en de kennis/voortgangstoets. Deze toetsinstrumenten zijn opgenomen in het Kaderbesluit CCMS. Per specialisme kunnen daarnaast ook andere instrumenten worden gebruikt. Waar en wanneer de verschillende toetsvormen tijdens de opleiding obstetrie en gynaecologie worden gebruikt, wordt per thema in het opleidingsplan beschreven. Indien een simulatietoets als toetsvorm bij een bepaald thema wordt gebruikt, wordt aangegeven welke specifieke simulatietoets dat betreft. B.7. Diensten Dit artikel is een aanvulling op het Kaderbesluit CCMS en legt de omvang van de diensten per opleidingsjaar vast tijdens de opleiding obstetrie en gynaecologie. Voor de beperking van de omvang tot een derde van de opleidingstijd per opleidingsjaar is gekozen om opleidingsinhoudelijke redenen; er dient voldoende opleidingstijd tijdens de reguliere werkuren te zijn om te borgen dat de competenties op het vereiste niveau behaald kunnen worden. Artikel C.2. Eisen opleidingsinrichting Lid 1, onder e.: Deze erkenningseis is nieuw. In het kader van de opleiding tot gynaecoloog werd het als een gemis ervaren dat de opleidingsinrichting niet zou behoeven te beschikken over een intensive care voor volwassenen van ten minste niveau I.
5
Bijlage 1 bij Besluit obstetrie en gynaecologie, bedoeld in artikel B.2. Thema Zwangerschapsbegeleiding ongecompliceerd Medisch handelen
Het begeleiden van een zwangerschap inclusief: Geven van preconceptioneel advies. Counseling over prenatale diagnostiek, zwangerschap, pijnstilling durante partu, kraamperiode en borstvoeding. Beleid maken bij liggingsafwijkingen, groeiafwijkingen, abnormale hoeveelheid vruchtwater en mogelijk gebroken vliezen. Gebruik maken van CTG onderzoek en indicatie inleiding stellen. Haalbaarheid inleiding beoordelen. Inzicht hebben in en uitvoeren van verloskundig echoscopisch onderzoek, behalve de uitvoering van geavanceerde screening op. congenitale afwijkingen.
Communicatie
Counseling op verloskundig gebied.
Wetenschap
Bijstellen verloskundige protocollen, kennis van literatuurbronnen teratologie. Gebruik van EBM.
Samenwerking
Samenwerking met 1e lijn.
Organisatie
Omgaan met verloskundig zorgsysteem.
Maatschappelijk handelen
Omgaan met WGBO. In gang zetten kraamzorg.
Thema Zwangerschapsbegeleiding gecompliceerd Medisch handelen
Diagnostiek en begeleiding van de pathologische zwangerschap, zoals o.a: hyperemesis, (habituele) miskraam, EUG, congenitale afwijkingen, zwangerschapshypertensie en pre-eclampsie, IUVD, bloedverlies, minder leven, buiktrauma, glucose tolerantiestoornis, infectie, pre-existente aandoeningen, cervix insufficiëntie, meerlingen, serotiniteit, bekkenklachten, bloedgroepantagonisme en verslavings-en psychiatrische problematiek.
Communicatie
Preconceptionele counseling, begeleiding ernstige pathologie.
Wetenschap
Gebruik EBM.
Samenwerking
Multidisciplinaire behandeling.
Organisatie
Overplaatsing regelen.
Maatschappelijk handelen Wetgeving aangaande perinatale sterfte en (late) zwangerschapsafbreking. Professionaliteit
Extra begeleiding weten te geven waar nodig.
6
Thema Gewone bevalling Medisch handelen
Begeleiding fysiologische baring inclusief 2e lijns foetale bewaking. Omgaan met koorts durante partu, bloedverlies durante partu, fluxus post-partum en meconium houdend vruchtwater. Hechten episiotomie en 1e en 2e graadsrupturen Indicaties tocolyse, inleiding en kunstverlossing. Eerste opvang pasgeborenen inclusief resuscitatie. Indicaties consult kinderarts toepassen.
Communicatie
Communicatie met teamleden en patiënten. Dienstoverdracht.
Wetenschap
Onderwijs en begeleiding van co-assistenten en student – Verloskundigen, Gebruik van EBM.
Samenwerking
Samenwerking met andere disciplines.
Organisatie
Beheer en timemanagement meerdere verloskamers, regelen antepartum overplaatsing.
Maatschappelijk handelen Voorlichting verzorgen voor zwangeren en hun partners. Professionaliteit
Reflectie op het eigen functioneren op de verloskamers. Psychische begeleiding op de verloskamers.
Thema Gecompliceerde Bevalling Medisch handelen
Begeleiding/uitvoering kunstverlossingen inclusief SC. Oplossen van fluxus, schouderdystocie en inversio uteri. Herstellen totaal en cervix rupturen. Inzicht in verloskundige complicaties en presentatie van een complexe casus.
Communicatie
Rouw-en slechtnieuws gesprek.
Wetenschap
Gebruik EBM.
Samenwerking
Teamwork in stressvolle situaties.
Organisatie
Triage en omgaan met de organisatie van 1e, 2e en 3e lijn. De verloskamer kunnen runnen.
Professionaliteit
Begeleiding ‘life event’.
7
Thema Gecompliceerde bevalling hoog risico Medisch handelen
Stuit en meerlingbevalling.
Communicatie
Overleg supervisor.
Wetenschap
Gebruik Evidence Based Medicine.
Samenwerking
Adequaat verdelen taken.
Organisatie
Inspelen op de infrastructuur.
Professionaliteit
Overzicht kunnen houden.
Thema Kraamperiode & Kind ongecompliceerd Medisch handelen
Begeleiding van fysiologisch kraamperiode en na SC en begeleiding gezonde pasgeborene alsook herkenning van pathologie in kraamperiode en bij de pasgeborene. Indicatiestelling klinisch kraamperiode en consult kinderarts. Kennis over borstvoeding en medicatie in praktijk brengen. Onderzoek pasgeborene.
Communicatie
Omgaan met emotioneel belastende situatie.
Wetenschap
Gebruik Evidence Based Medicine.
Samenwerking
Behandelplan met de verpleegkundige bespreken.
Organisatie
IC-zorg pasgeborene.
Thema Kraamperiode & Kind gecompliceerd Medisch handelen
Begeleiding pathologie in kraamperiode met o.a. abnormaal bloedverlies, infectie, urine retentie, verdenking thrombo-embolische processen, vulva hematoom, hypertensie, preeclampsie en HELLP. Begeleiding pathologisch beloop pasgeborene en toepassen diagnostiek en indicatie consult kinderarts.
Communicatie
Slecht-nieuwsgesprek, rouwverwerking en begeleiding.
Wetenschap
Gebruik EBM.
Organisatie
NICU-zorg gepast inzetten.
Maatschappelijk handelen Procedures aangifte en begraven hanteren. Professionaliteit
Verantwoordelijkheid tonen voor continuïteit van zorg.
8
Thema poli gynaecologie veel voorkomend Medisch handelen
Functioneren op een algemene gynaecologie polikliniek met o.a.: abnormaal uterien bloedverlies, climacteriele klachten, vaginale jeuk, fluor, (buik)pijnklachten, SOA screening, cervixscreening, anticonceptie, gynaecologisch echoscopisch onderzoek en colposcopie.
Communicatie
Op het terrein van de psychosomatiek. Correspondentie 1e lijn.
Wetenschap
Gebruik Evidence Based Medicine.
Samenwerking
Gebruik maken van supervisie.
Organisatie
Planning logistiek op de polikliniek. Het leiden van indicatiebespreking.
Thema poli gynaecologie weinig voorkomend Medisch handelen
Begeleiding op de polikliniek gynaecologie van zeldzamer casuïstiek als mammapathologie, PMS, heftige vaginale bloedingen, kindergynaecologie en congenitale afwijkingen.
Communicatie
Omgang met kind en ouders.
Wetenschap
Gebruik EBM.
Samenwerking
Multidisciplinair overleg.
Thema bekkenbodem & urogynaecologie Medisch handelen
Diagnostiek (inclusief urodynamisch onderzoek). Conservatieve (medicatie, pessarium en fysiotherapie) en chirurgische therapie van genitale prolaps en incontinentie (voorwand, achterwand, perineoplastiek, vaginale uterus extirpatie en portio amputatie).
Communicatie
Seksuologische anamnese.
Wetenschap
Gebruik EBM.
Samenwerking
Multidisciplinaire aanpak.
9
Thema oncologie Medisch handelen
Van (pre) maligne gynaecologische tumoren de risicofactoren en de symptomatologie kennen. Na diagnostiek de follow-up en het beleid bepalen. Kennis van (palliatieve) pijnbestrijding.
Communicatie
Slecht nieuws gesprek voeren, rouwverwerking herkennen en daarmee omgaan, omgaan met verdriet, angst of onzekerheid en boosheid van patiënten of hun partner.
Wetenschap
Voorlichting patiënten over beschikbare folders en brochures en over patiëntenverenigingen. Omgaan met Evidence Based Medicine.
Samenwerking
Multidisciplinaire aanpak.
Organisatie
Omgaan met de bestaande overlegstructuren en afspraken met betrekking tot verwijzingen.
Maatschappelijk handelen Omgaan met euthanasie verzoek. Professionaliteit
Kunnen omgaan met patiënten met een oncologische aandoening Stervensbegeleiding.
Thema seksuologie Medisch handelen
In praktijk brengen van kennis van de gynaecologische problemen die een negatieve invloed op seksueel functioneren hebben. Seksuologische problemen signaleren, seksuologische anamnese afnemen, informatie geven over therapeutische mogelijkheden, eenvoudige seksuologische behandelingen toepassen. Signaleren negatieve seksuele ervaringen patiënte, hiermee omgaan en een juiste plaats geven t.a.v. de klachten van patiënte. In praktijk brengen van kennis van de gevolgen seksueel geweld voor gedrags- en klachtenpatroon.
Communicatie
Afnemen seksuologische anamnese.
Kennis en Wetenschap=
Omgaan met Evidence Based Medicine.
Samenwerking
Verwijzing naar of overleg met seksuoloog.
Professionaliteit
Omgaan met vrouwen met seksuele geweldservaringen. Bekend zijn met procedures medisch onderzoek na seksueel geweld.
10
Thema voortplantingsendocrinologie en fertiliteit basis Medisch handelen
Kennis toepassen van de endocrinologie, hormonale substitutie, endocriene disfuncties die aanleiding kunnen geven tot cyclusstoornissen, en van oorzaken, diagnostiek en behandeling van primaire en secundaire oligo-en amenorroe, galactorroe, hyperprolactinemie en hirsutisme. Hanteren van de prognostische factoren voor zwangerschap, de oorzaken van en diagnostiek bij mannelijke en vrouwelijke subfertiliteit, riscio-en complicaties van ovulatie-inductie en geassisteerde voortplantingstechnieken. Indicatie stellen tot en uitvoeren van het oriënterend fertiliteitonderzoek en vervolgens het beleid bepalen. Indicatie stellen voor en de waarde kennen van diagnostische testen: hysterosalpingografie en diagnostische laparoscopie met tubatesten en vervolgens beleid bepalen. Omgaan met globale kennis van kansen op doorgaande zwangerschap, spontane abortus en EUG bij de verschillende fertiliteitbehandelingen.
Kennis en Wetenschap
Patiënten inlichten over waar zij aanvullend informatie kunnen verkrijgen en wijzen op bestaan van patiëntenverenigingen. Gebruik van Evidence Based Medicine.
Samenwerking
Samenwerken in teamverband.
Organisatie
Omgaan met landelijke transmurale afspraken over 1e en 2e lijn en over behandelingen in gespecialiseerde 2e of 3e lijnscentra.
Professionaliteit
Eigen positie bepalen bij ethische dilemma’s.
Thema voortplantingsendocrinologie en fertiliteit specieel Medisch handelen
Diagnostiek uitvoeren en beleid bepalen bij primaire en secundaire oligo/amenorroe, galactorroe en hirsutisme. De verschillende vormen van ovulatie-inductie, intra-uteriene inseminaties uitvoeren en monitoren. Voorlichting over geavanceerde technieken: tubachirurgie, IVF, ICSI, KID, eiceldonatie en adoptie geven. Behandeling OHSS. Landelijke registratiesystemen voortplantingsgeneeskunde kennen.
Communicatie
Over het voorgesteld beleid, slechtnieuws gesprek.
Kennis en Wetenschap
Gebruik van Evidence Based Medicine.
Samenwerking
Samenwerken in teamverband.
Organisatie
Omgaan met transmurale afspraken.
Professionaliteit
Ethiek gespecialiseerde technieken.
11
Thema OK gemiddeld lage risicograad Medisch handelen
Met inzicht toepassen van basale chirurgische technieken. Ingrepen: kleine ingrepen vulva/vagina, cervix lisexcisie en exconisatie, vacuüm en gefractioneerde curettage, hysteroscopische chirurgie tot en met verwijdering gesteeld intracavitaire afwijking, laparoscopische chirurgie inclusief tubatesten, sterilisatie, EUG en salpingectomie. Laparotomie met kleine adhesiolysis en eenvoudige benigne adnexchirurgie.
Communicatie
OK verslaglegging. Overleg met patiënte en naasten.
Wetenschap
Gebruik van Evidence Based Medicine.
Samenwerking
Omgang met OK personeel, leiding geven in acute situaties.
Professionaliteit
Omgaan met complicaties.
Thema OK hoog ingeschat risico Medisch handelen
Verrichten van AUE, VUE, myoomenuclatie per laparotomie, uitgebreidere hysteroscopische resecties en laparoscopische cystectomie, ovariectomie en adhesiolysis. Hechten totaal ruptuur. Overhechten blaas of darmlaesie.
Communicatie
OK verslaglegging.
Wetenschap
Gebruik van Evidence Based Medicine.
Samenwerking
Multidisciplinair complicatie behandelen.
Organisatie
Regelen OK programma. Complicatie registratie verzorgen.
Professionaliteit
Omgaan met complicaties.
12
Thema peri-operatief Medisch handelen
Perioperatieve zorg bestaande uit: Op basis van anamnese, lichamelijk onderzoek een differentiaal diagnose opstellen en beleid maken. Verslaglegging dossier. Visite lopen bij postoperatieve patiënten. Wondbeoordeling. Behandeling van een acute buik en koorts. Preoperatief: In praktijk brengen van kennis over indicaties-en contra indicaties, alternatieven, risico’s en voor-en nadelen van de gynaecologische operaties, en van voorzorgmaatregelen c.q. profylactische behandelingen bij diverse operaties. Gebruik van de ASA classificatie van het anesthesiologisch risico. Postoperatief: In praktijk brengen van kennis over fysiologie en pathofysiologie van de postoperatieve vochthuishouding en darmfunctie. Vaststelling beleid t.a.v. postoperatieve mobilisatie, medicatie, pijnstilling, antistolling en voeding. Ontslagbeleid. Symptomen van postoperatieve complicaties herkennen en beleid bepalen. Voor- en nadelen bloedtransfusie. Indicatie opname Intensive Care.
Kennis en Wetenschap
Gebruik van Evidence Based Medicine.
Samenwerking
Multidisciplinair samenwerken met o.a anesthesist en andere Consulenten.
Professionaliteit
Omgaan met complicaties.
13