Catalogus Civiel Militaire Samenwerking Ministerie van Defensie Miniserie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Juli 2007
Inhoudsopgave Bijlagen deel I A. Geweldsinstructiekaart B. Uitgaven verrekeningsregeling (inclusief toelichting) C. Model aanvraagformulier Militaire bijstand en steunverlening
Voorwoord DEEL I Algemeen 1. 1.1 1.2 1.3 1.4
Algemeen Inleiding Functie catalogus De veiligheidsregio’s en de regionale militaire commando’s Opbouw catalogus
DEEL II Overzicht categorieën en uitwerking per maatregel 1.
Inleiding
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Structurele nationale taken Koninklijke Marechaussee Kustwacht Nederland Explosieven opruiming Bestrijding luchtvaartterrorisme Bijzondere bijstand Calamiteiten hospitaal
A.
Bewaken beveiligen - Eenheid met een maximale omvang van een bataljon - Mobiele grondradarsystemen - Kleine onbemande vliegtuigen - Twee schepen van de wacht - Twee samengestelde eenheden voor havenbescherming - Opsporing, identificatie en ruiming van conventionele en geïmproviseerde explosieven
3. 3.1 3.2 3.3
Militaire bijstand op grond van de Politiewet 1993 Inleiding Juridisch kader Aanvraagprocedure
B.
4. 4.1 4.2 4.3
Militaire bijstand op grond van de Wet rampen en zware ongevallen Inleiding Juridisch kader Aanvraagprocedure
5. 5.1 5.2 5.3
Militaire steunverlening in het openbaar belang Inleiding Juridisch kader Aanvraagprocedure
6.
Oefenen
7. 7.1 7.2 7.3 7.4.
Financieel kader Verrekening militaire bijstand en steunverlening Tarieven Verrekening civiel-militaire oefening en training Facilitaire ondersteuning
Rampenbestrijding - Detachement van 3.000 militairen - Stafcapaciteit voor aansturing van operaties (evacuaties) bij rampen en crises - Constructie eenheid inclusief technische adviescapaciteit - Vouwbrugeenheid voor noodbruggen en noodvlotten - Voertuigen voor evacuatie van burgers - Back-up voorzieningen voor ondersteuning van bestuurlijke c.q. operationele centra - Gedeeltelijke back-up van de luchtverkeersleiding van Schiphol - Zes geneeskundige hulpposten voor triage en eerste lijnshulp - Noodhospitaal voor tweede lijnsverzorging - Ziekenauto peloton - Defensiecomplexen voor de tijdelijke opvang van grote hoeveelheden personen nabij een rampterrein - NBC detectie- en ontsmettingscapaciteit en een NBC-response team - Blushelikopters
8.
Samenvattend overzicht
9.
Tijd, tempo tabel
DEEL III Lijst met afkortingen
CATALOGUS
CIVIEL MILITAIRE BESTUURSAFSPRAKEN
Voorwoord
CATALOGUS
CIVIEL MILITAIRE BESTUURSAFSPRAKEN
Deel I Algemeen
DEEL I Algemeen 1. Algemeen 1.1 Inleiding Het onderwerp ‘nationale veiligheid’ staat in binnen- en buitenland volop in de belangstelling. Klassieke dreigingen hebben plaatsgemaakt voor een diffuus dreigingsbeeld en het dreiginggeoriënteerde denken is verlaten voor een concept waarin de waarborging van vitale belangen voorop staat. Daarbij moet worden gedacht aan territoriale veiligheid, economische veiligheid, ecologische veiligheid, individuele veiligheid en sociale en politieke stabiliteit. Nederland moet zijn voorbereid op tal van uiteenlopende dreigingen die de vitale belangen kunnen aantasten. Het gaat niet meer alleen om dreigingen zoals de aantasting van de (inter)nationale vrede en veiligheid en terrorisme, maar ook om sociaal-economische dreigingen en natuurlijke dreigingen zoals natuurrampen en pandemieën. Deze dreigingen zijn transnationaal van aard en afstanden zijn niet langer relevant. De verwevenheid van externe en interne veiligheid neemt verder toe en in sommige gevallen is dit onderscheid niet meer van betekenis. Open en complexe democratische samenlevingen als de onze zijn extra kwetsbaar geworden. Groeiende rol krijgsmacht De burger, die met onveiligheid wordt geconfronteerd, verwacht veiligheidsgaranties van de overheid. De overheid, op haar beurt, kan er veel aan doen om die ambitie waar te maken, overigens in het volle besef dat absolute garanties niet kunnen worden gegeven. De aard, de omvang en de gevolgen van hedendaagse crises en rampen vergen nieuwe vormen van crisisbeheersing en samenwerking. Als zich een incident voordoet, zal de beschikbare capaciteit bovendien efficiënt en effectief moeten worden ingezet. Tegen deze achtergrond is de actieve betrokkenheid van Defensie geen vrijblijvende optie, maar noodzaak. Defensie heeft zich daarom ontwikkeld tot een structurele veiligheidspartner van politie, brandweer, geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen
CATALOGUS
CIVIEL MILITAIRE BESTUURSAFSPRAKEN
Deel I Algemeen
(GHOR) en gemeenten. Voorheen fungeerde Defensie bij nationale veiligheid vooral als vangnet voor civiele autoriteiten. Defensie heeft echter een toegevoegde waarde in de ondersteuning met specialistische en unieke capaciteiten, waarmee in het buitenland ervaring is opgedaan in het kader van crisisbeheersingsoperaties. Veel van de asymmetrische bedreigingen van de nationale veiligheid zijn vergelijkbaar met gevaren waarmee de krijgsmacht wordt geconfronteerd in missies elders in de wereld. De burger verwacht dat Defensie er ook binnen de landsgrenzen staat als de nationale veiligheid in het geding is. Daarom garandeert Defensie capaciteiten voor binnenlandse inzet, onder operationele aansturing van het civiele gezag. Met bindende afspraken kan de overheid haar slagkracht vergroten en onnodige duplicatie vermijden.
De belangrijkste verschillen tussen CMBA en ICMS op een rijtje CMBA ICMS · Defensie garandeert beschikbaarheid · Defensie garandeert beschikbaar- van 3.000 militairen. heid van 4.600 militairen¹. · Vooral gericht op algemene onder- · Ook gericht op specifieke vormen steuning door militairen. van steun en bijstand. ¹ Waarvan 3.000 militairen voor algemene ondersteuning en 1.600 militairen voor specifieke vormen van steun en bijstand met specifieke middelen. Dit is nader uitgewerkt in deel II van deze catalogus.
1.2 Functie catalogus
Van civiel militaire bestuursafspraken naar intensivering civiel militaire samenwerking
Deze catalogus maakt als bijlage onderdeel uit van de bestuursafspraken ICMS
Op 3 maart 2005 ondertekenden de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie en Defensie het convenant civiel-militaire bestuursafspraken (CMBA). Het CMBA betekende een koerswijziging voor de zogenaamde derde hoofdtaak van Defensie. Defensie ontwikkelde zich van een vangnet als civiele capaciteiten tekort schieten, tot een structurele veiligheidspartner naast gemeenten, de politie, de brandweer en de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen.
en geeft inzicht in de personele, materiële en logistieke ondersteuning die
De structurele civiel-militaire samenwerking leidde ook tot het besef dat er zich nieuwe mogelijkheden tot samenwerking voordoen. In 2006 is daarom een aanvullend pakket aan samenwerkingsafspraken uitgewerkt over de inzet van specialistische defensiecapaciteiten. Onder leiding van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ondersteund door TNO zijn diverse scenario’s onderzocht. Ongeveer tweehonderd deskundigen van alle betrokken veiligheidsdepartementen en veiligheidsdiensten werk-ten mee aan dit onderzoek. Alle analyses toonden een behoefte aan meer defensiesteun en een snellere beschikbaarheid daarvan.
stelt en welke regelingen daarvoor gelden. De catalogus bevat tevens regelingen
Het resultaat is een intensivering van de civiel-militaire samenwerking (ICMS) waarbij is gestreefd naar een gegarandeerd minimumpakket met een maximale benutting van reeds aanwezige kennis en kunde. De nieuwe afspraken zijn vastgelegd in bestuursafspraken ICMS. De grootste verandering is kwalitatief van aard en behelst de gegarandeerde beschikbaarheid van specialistische capaciteiten en de operationele aansturing daarvan onder civiel gezag. Doordat de afspraken een bindend karakter hebben, kunnen de civiele autoriteiten snel en zonder tijd rovend overleg, beschikken over de benodigde specialistische militaire steun en bijstand.
10
CATALOGUS
Defensie ter beschikking stelt in het kader van militaire bijstand of steunverlening. Voor alle civiele autoriteiten en militaire commandanten moet duidelijk zijn welke vormen van bijstand Defensie binnen welke reactietijden beschikbaar
voor de financiële verrekening (met de aanvrager) van de meerkosten van de verhoogde beschikbaarheid en de werkelijke inzet van militaire capaciteit. De catalogus vormt bovendien een hulpmiddel bij de uitwerking van crisis beheersingsplannen op (de)centraal niveau. De catalogus bevat gegarandeerde capaciteiten en capaciteiten waarover aanvullende afspraken zijn gemaakt met een nationaal karakter. Niet-gegarandeerde capaciteiten zijn vooralsnog niet opgenomen. Bij concurrerende vraag naar Defensiecapaciteiten ten behoeve van het verlenen van militaire bijstand en militaire steun heeft het verlenen van militaire bijstand voorrang. Bij concurrerende vraag naar Defensiecapaciteiten ten behoeve van het verlenen van militaire bijstand wordt hierover door de Ministers van Justitie en BZK gezamenlijk besloten welke vraag voorrang krijgt. Bij concurrerende vraag naar Defensiecapaciteiten ten behoeve van het verlenen van militaire steun wordt door de Minister van BZK, in overleg met de beleidsverantwoordelijke bestuursorganen besloten, welke vraag voorrang krijgt.
CIVIEL MILITAIRE BESTUURSAFSPRAKEN
11
Deel I Algemeen
Nederland is ingedeeld in drie Regionaal Militair Commando’s (RMC’s) De indeling sluit aan op de veiligheidsregio's die de civiele hulpdiensten hanteren. nR MC Noord: Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Flevoland en Gelderland. nR MC West: Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht. nR MC Zuid: Noord-Brabant, Zeeland en Limburg.
Lokale afspraken Voor zover in het kader van rampenbestrijding en crisisbeheersing op lokaal niveau afspraken zijn gemaakt tussen civiele autoriteiten en militaire commandanten over mogelijke inzet van lokaal beschikbare militaire middelen, moet er vanuit worden gegaan dat deze afspraken aan lokale autoriteiten geen garanties bieden met betrekking tot de beschikbaarheid van deze militaire middelen. Bij concurrerende vragen en in geval van schaarste wordt op nationaal niveau besloten over de prioriteitsstelling.
1.3. De veiligheidsregio’s en de regionale militaire commando’s R MC Noord
Nederland is ingedeeld in drie Regionale Militaire Commando´s. De drie RMC´s omvatten elk meerdere veiligheidsregio´s. De Commandant RMC (C-RMC) speelt een belangrijke rol bij de decentrale samenwerking. Het RMC is in zijn regio het eerste aanspreekpunt voor overheden, civiele instanties
RMC West en personen. De adviescapaciteit van het RMC wordt dusdanig uitgebreid dat iedere veiligheidsregio kan beschikken over een eigen militaire adviseur: de officier veiligheidsregio (OVR). Preventie
RMC Zuid
Om een goede civiel-militaire samenwerking te bewerkstelligen treedt de C-RMC, of namens hem de OVR, op als liaison tussen het bestuur van de veiligheidsregio en Defensie. Commandant (of plaatsvervanger) RMC kan een adviesrol vervullen voor het Regionaal Veiligheidsbestuur (RVB), de periodieke vergaderingen met alle crisispartners. Het RMC steunt de veiligheidsregio’s bij het maken van plannen voor crisisbeheersing en rampenbestrijding en adviseert daarbij over de inzetmogelijkheden van militaire capaciteiten. Daarnaast kan de OVR een grote meerwaarde bieden bij de organisatie en uitvoering van complexe multidisciplinaire oefeningen.
CIVIEL MILITAIRE BESTUURSAFSPRAKEN
13
Deel I Algemeen
1.4 Opbouw catalogus
Respons De inzet van de militaire capaciteiten in het kader van handhaving van de openbare orde en strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, rampen- of ongevallenbestrijding vindt plaats onder civiel gezag. Commandant (of plaatsvervanger) RMC kan een adviserende rol in het Regionaal Beleidsteam (RBT) vervullen. Evenzo kan de OVR het Regionaal Operationeel Team (ROT) adviseren. Aanvragen om militair vermogen dienen gesteld te worden in termen van het te bereiken effect. In de operationele praktijk zal de initiële bijstandsaanvraag worden geformuleerd in het Regionaal Operationeel Team (ROT). In overleg met het civiel gezag “vertaalt” de OVR deze naar benodigde capaciteiten en de in te zetten middelen, die uiteindelijk worden verwoord in de formele aanvraag. Wanneer militaire bijstand of steun wordt geleverd, wijst Defensie een ‘Commandant Militaire Middelen’ (CMM) ³ aan. Na opvang van de in te zetten militaire detachementen en bevelsuitgifte draagt de CMM de aansturing over de militaire detachementen over aan het civiel gezag. Tijdens de inzet valt de militaire bijstand onder de verantwoordelijkheid van het civiele gezag. Dit betekent in de praktijk dat de militaire middelen zullen worden geplaatst onder de Commandant Rampterrein / Plaats Incident (CORT / COPI) of onder een leidinggevende van één van de hulpdiensten. De CMM bewaakt dat de militaire inzet binnen de kaders van de goedgekeurde aanvraag plaatsvindt 4.
Defensie kent de volgende vormen van ondersteuning aan civiele autoriteiten: a. structurele nationale taken b. militaire bijstand op grond van de Politiewet 1993: - ondersteuning van de handhaving van de openbare orde - ondersteuning van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde c. militaire bijstand op grond van de Wet rampen en zware ongevallen d. militaire steunverlening in het openbaar belang. In de volgende hoofdstukken wordt iedere vorm afzonderlijk beschreven. Hierbij wordt tenminste de juridische basis beschreven en voor zover relevant ook de aanvraagprocedure. Daarna volgt een toelichting op het financiële kader van de civiel-militaire samenwerking en het gezamenlijk oefenen en trainen. Het laatste hoofdstuk bevat een samenvattend overzicht van de verschillende vormen van ondersteuning van civiele autoriteiten. In deel II vindt u een overzicht van de gegarandeerde militaire capaciteiten, uitgewerkt per maatregel.
De overstijgende operationele coördinatie van de inzet vindt plaats in het ROT van de veiligheidsregio. De OVR fungeert tijdens een ramp of crisis als eerste aanspreekpunt/ liaison voor het ROT namens het RMC. Politiek-bestuurlijke aspecten van de crisis, alsmede de in te zetten bijstand, worden besproken in het Regionaal Beleidsteam. Op uitnodiging van de voorzitter van het regionaal beleidsteam kan het RMC ook een actieve rol in het planningsproces spelen vanwege zijn inzicht in de capaciteiten, mogelijkheden en beperkingen van de militaire organisatie.
³ Dit is veelal de C-RMC. Afhankelijk van de aard en/of dimensie van inzet (land, lucht of zee) en de schaalgrootte (bovenregionaal of nationaal), kan een andere functionaris zijn aangewezen. 4 De CMM fungeert hierbij als ‘red card holder’; indien het optreden van de militaire capaci- teiten buiten het gestelde mandaat dreigt te raken, zal de CMM hierop in overleg treden met de civiele autoriteiten.
14
CATALOGUS
CIVIEL MILITAIRE BESTUURSAFSPRAKEN
15
Deel I Algemeen
2. Structurele nationale taken Defensie voert structureel een aantal taken uit voor civiele overheden. Er hoeft voor deze taken geen apart verzoek om bijstand of steunverlening te worden ingediend. De structurele nationale taken van Defensie zijn vastgelegd in wet- of regelgeving of er zijn specifieke afspraken over gemaakt. De organisatieonderdelen van het Ministerie van Defensie die structurele nationale taken verrichten kunnen ook in het kader van bijstand of steunverlening de civiele autoriteiten ondersteunen. Het één sluit het ander dus niet uit. Hieronder volgt een korte beschrijving van de nationale taken die op structurele basis worden uitgevoerd.
2.1 Koninklijke Marechaussee De Koninklijke Marechaussee (hierna KMar) is een politieorganisatie met een militaire status die verantwoordelijk is voor een breed takenpakket. In artikel 6 van de Politiewet uit 1993 staan de taken van de KMar opgesomd. De KMar is werkzaam op verschillende taakvelden, te weten beveiliging, rechtshandhaving, handhaving vreemdelingenwetgeving, militaire politietaak, samenwerking bijstand en assistentie en (vredes)missies. De diversiteit van de taken stelt bijzondere eisen aan de aansturing van de KMar. Deze aansturing wordt getypeerd door een scheiding tussen gezag en beheer. Het gezag over de KMar berust bij verschillende Ministers en wel bij die Minister die verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waarbinnen de betreffende taak valt. Het beheer van de KMar berust bij de Minister van Defensie. De Minister van Defensie is verantwoordelijk voor het beschikbaar hebben en houden van voldoende mensen en middelen van de juiste kwaliteit zodat de met het gezag overeengekomen doelen worden bereikt.
2.2 Kustwacht Nederland Op 1 januari 2007 is het Besluit instelling Kustwacht Nederland in werking getreden. Hiermee is het samenwerkingsverband Kustwacht formeel omgevormd tot de Kustwacht Nederland. Met het besluit wordt de uitvoering van een deel van het beleid en de wet- en regelgeving bij de Kustwacht belegd met als doel
CIVIEL MILITAIRE BESTUURSAFSPRAKEN
17
Deel I Algemeen
2.3 Explosievenopruiming De ruiming van conventionele en geïmproviseerde explosieven op het land en te water is voorbehouden aan de Explosieven Opruimingsdienst (EOD) van Defensie. Daarnaast is de EOD in staat explosieven op te sporen en te identificeren. De inzet vindt plaats conform de Politiewet 1993 en vindt plaats onder gezag van de burgemeester. De Duik- en Demonteergroep van de marine is verantwoordelijk voor het opruimen van uit zee opgeviste explosieven, het ondersteunen bij het ruimen van mijnen op zee, duikopdrachten, hyperbare behandelingen en militaire duiksteun op Nederlands grondgebied.
een effectieve en efficiënte uitvoering van overheidstaken op de Noordzee. De Ministers van Justitie, Financiën, Verkeer & Waterstaat en Landbouw, Natuur & Voedselkwaliteit en Economische Zaken zijn verantwoordelijk voor het beleid dat de Kustwacht moet uitvoeren. De Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie hebben uitsluitend een beheersverantwoordelijkheid, onder meer voor de mensen en de middelen die zij onderbrengen in de Kustwacht. De Nederlandse Kustwacht is verantwoordelijk voor de volgende taken. Dienstverleningstaken: - nood-, spoed- en veiligheidsverkeer - hulpverlening en redding (SAR) - rampen- en incidentenbestrijding - verkeersbegeleiding - vaarwegmarkering - zeeverkeersonderzoek. Toezicht houdende taken: - algemene politietaak - douane toezicht - toezicht op het milieu - toezicht op de visserij - toezicht op het scheepvaartverkeer - toezicht op de uitrusting van schepen - grensbewaking. De Minister van Defensie is verantwoordelijk voor de organisatie en het beheer van de Kustwacht en de uitvoering van kustwachttaken. De Kustwacht is beheersmatig ondergebracht bij het Commando Zeestrijdkrachten. De Kustwacht heeft de beschikking over overheidsvliegtuigen en -schepen die boven en op zee voor kustwachttaken worden ingezet.
18
CATALOGUS
CIVIEL MILITAIRE BESTUURSAFSPRAKEN
19
Deel I Algemeen
2.4 Bestrijding luchtvaartterrorisme
2.6 Calamiteitenhospitaal
Het bewaken van het Nederlands luchtruim behoort tot één van de oudste taken van de krijgsmacht. De bestrijding van luchtvaartterrorisme is een nationale verantwoordelijkheid. In Nederland is de Minister van Justitie aangewezen als bevoegde nationale autoriteit. Zowel de NAVO, het Air Operations and Control Station van de Koninklijke Luchtmacht als de Minister van Justitie kan een civiel vliegtuig aanmerken als een terroristische dreiging vanuit de lucht. Vanaf het moment dat een civiel vliegtuig is aangemerkt als een terroristische dreiging vanuit de lucht is de Minister van Justitie bevoegd aanwijzingen te geven aan twee bewapende F16´s, de zogenaamde Quick Reaction Alert (QRA). Inzet van de QRA vindt dan plaats onder verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie. In de regeling ‘bestrijding luchtvaartterrorisme’ zijn procedureafspraken tussen de Ministeries van Defensie en Justitie over de militaire bijstandsverlening bij de bestrijding van terroristische dreigingen vanuit de lucht vastgelegd.
Defensie stelt haar Calamiteitenhospitaal beschikbaar voor de bestrijding van rampen en zware ongevallen. Het Calamiteitenhospitaal is een voorziening voor gegarandeerde medische opvangcapaciteit bij ongevallen en rampen voor groepen (groter dan vijf personen) van militaire en burgerslachtoffers, die de reguliere opvangcapaciteit van ziekenhuizen in kwalitatief of kwantitatief opzicht te boven gaat. In principe gaat het om tijdelijke opvang.
2.5 Bijzondere bijstandeenheden
Het ‘Rampenopvangplan’ van het Calamiteitenhospitaal treedt in werking in geval van de volgende scenario’s: - situaties van ongevallen in het buitenland, waarbij te repatriëren groepen Nederlandse ingezetenen (militair en/of burger) betrokken zijn - specifieke calamiteiten, aanslagen of grote ongevallen in Nederland, die de reguliere opvangcapaciteit te boven gaat. Het Rampenopvangplan beschrijft de procedures voor de opvang van 100 patiënten (na een opstarttijd van 30 minuten). Onder bijzondere omstandigheden kan de opvang worden uitgebreid naar 300 patiënten.
Het stelsel van speciale eenheden wordt ingezet bij dreiging van terroristische acties en zware criminaliteit. Defensie levert een bijdrage aan het stelsel, dat bestaat uit de volgende eenheden: - Aanhoudings- en Ondersteuningseenheden. Deze eenheden zijn bedoeld voor het aanhouden van vuurwapengevaarlijke verdachten, ongeacht eventuele banden met terroristische activiteiten, waarbij geen escalatie wordt verwacht naar het geweldsniveau van de Unit Interventie of Unit Interventie Mariniers. De aanhoudings- en ondersteuningseenheden vallen beheersmatig onder de regiopolitie (6 stuks) en de Koninklijke Marechaussee (1). - Dienst Speciale Interventies (DSI). De DSI bestaat uit de Unit Interventie (UI), de Unit Expertise & Operationele Ondersteuning (UE&OO) en een staf. De UI is gespecialiseerd in kleinschalige high risk operaties, waarin sprake is van explosieven/zware vuurwapens, opofferingsbereidheid van verdachten en/of CBRN-dreigingen. Om flexibel te kunnen optreden is de UI samengesteld uit personeel van Defensie (2/3) en Politie (1/3). De scherpschutters zijn ondergebracht in de UE&OO. De helft van de schutters zijn afkomstig uit Defensie, de andere helft is afkomstig uit de Politie. De DSI valt beheersmatig onder het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD). - Unit Interventie Mariniers (UIM). De UIM is onder meer gespecialiseerd in grootschalige, offensieve of complexe acties of in situaties waarin de capaciteit van de Unit Interventie niet toereikend is. De UIM valt beheersmatig onder het Ministerie van Defensie. De inzet van eenheden van het stelsel van speciale eenheden vindt plaats onder gezag van het OM en onder aansturing van het hoofd DSI op grond van artikel 60 van de Politiewet 1993.
20
CATALOGUS
CIVIEL MILITAIRE BESTUURSAFSPRAKEN
21
Deel I Algemeen
3. Militaire bijstand op grond van de Politiewet 1993 3.1 Inleiding Onder militaire bijstand wordt verstaan: de door de bestuurlijke of justitiële autoriteiten gevraagde hulpverlening door de krijgsmacht ter handhaving van de openbare orde of strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, evenals de hulpverlening van de krijgsmacht in het geval van een ramp of zwaar ongeval of bij de ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Bij militaire bijstand wordt defensiepersoneel onder gezag van een civiele autoriteit geplaatst. Dit hoofdstuk beschrijft de militaire bijstand op grond van de Politiewet 1993 ter handhaving van de openbare orde en de strafrechtelijke hand-having van de rechtsorde.
3.2 Juridisch kader Krachtens de artikelen 58, 59 en 60 van de Politiewet 1993 kan door de Koninklijke Marechaussee (KMar) respectievelijk door andere onderdelen van de krijgsmacht bijstand worden geleverd aan de politie ten behoeve van de handhaving van de openbare orde, de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel het verrichten van taken ten dienste van justitie. Deze drie begrippen kunnen worden samengevat onder de noemer: handhaving van de rechtsorde. Van belang is dat deze artikelen een getrapte systematiek kennen. Dat wil zeggen dat in een bijstandsbehoefte van een politiekorps eerst zal moeten worden voorzien door andere regiokorpsen. Pas indien deze (in kwantitatieve of kwalitatieve zin) niet in de bijstand kunnen voorzien, kan een beroep worden gedaan op de krijgsmacht. Hierbij zal eerst een beroep worden gedaan op bijstand door de KMar op grond van artikel 58. Indien deze niet in de gevraagde bijstand kan voorzien kan een beroep worden gedaan op bijstand door andere onderdelen van de krijgsmacht op grond van artikel 59. De handhaving van de openbare orde geschiedt onder gezag van de burgemeester, terwijl de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en het verrichten
CIVIEL MILITAIRE BESTUURSAFSPRAKEN
23
Deel I Algemeen
van taken ten dienste van de justitie geschiedt onder gezag van de Officier van Justitie. Dit is niet alleen van toepassing op de politie en KMar maar ook op de militairen van enig ander onderdeel van de krijgsmacht, indien bijstand wordt verleend aan de politie. Een bijzondere vorm van bijstand door de krijgsmacht is de inzet van de Unit Interventie Mariniers (UIM), die is geregeld in artikel 60 van de Politiewet 1993. Bij daadwerkelijke inzet valt de UIM onder aansturing van de Dienst Speciale Interventies (DSI). Artikel 58 van de Politiewet 1993 voorziet voor bijzondere gevallen in bijstand door de Koninklijke Marechaussee. Voor bijstand in het kader van handhaving van de openbare orde bepaalt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) na overleg met de Minister van Defensie of bijstand wordt verleend. Voor bijstand voor strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde of het verrichten van taken voor Justitie bepaalt de Minister van Justitie dat, na overleg met de Minister van Defensie. Op welke wijze de bijstand wordt verleend, wordt door de Ministers van BZK, respectievelijk Justitie, bepaald in overeenstemming met de Minister van Defensie.
verleent aan de politie, is artikel 8 van de Politiewet 1993 van toepassing. Dit betekent onder meer dat de militair bevoegd is geweld te gebruiken, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt. De regels over het gebruik van geweld zijn nader uitgewerkt in de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar. Deze ambtsinstructie is ook van toepassing op de militair die bijstand verleent (zie artikel 9, tweede lid, Politiewet 1993). Ten behoeve van de militair die in bijstand optreedt, is op basis van, en binnen de kaders van, de Ambtsinstructie een geweldsinstructiekaart opgesteld (gevoegd als bijlage A). Defensie heeft als uitgangspunt dat, indien militairen worden ingezet ten behoeve van de handhaving van de openbare orde, zij met hun organieke (automatische) vuurwapen worden ingezet. Bewaken en Beveiligen
Artikel 59 van de Politiewet 1993 voorziet in bijstand door andere krijgsmachtonderdelen indien op grond van artikel 58 van de Politiewet 1993 niet in de behoefte aan bijstand kan worden voorzien. Dit betekent dat een beroep op krijgsmachtonderdelen anders dan de KMar kan worden gedaan, indien de politie en de KMar niet in de behoefte aan bijstand kunnen voorzien. Voor bijstand in het kader van handhaving van de openbare orde bepaalt de Minister van BZK na overleg met de Minister van Defensie of de bijstand verleend wordt. Voor bijstand voor strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde of het verrichten van taken voor Justitie bepaalt de Minister van Justitie dat in overleg met de Minister van Defensie. Op welke wijze de bijstand wordt verleend, wordt door de Ministers van BZK respectievelijk Justitie bepaald in overeenstemming met de Minister van Defensie. Artikel 60 van de Politiewet 1993 gaat over bijzondere bijstandseenheden, bestaan-de uit personeel van de politie, de KMar en andere onderdelen van de krijgsmacht. Deze eenheden zijn belast met door de Ministers van BZK, Justitie en Defensie aan te wijzen bijzondere onderdelen van de politietaak. Over de wijze van inzet van de bijstandseenheden moet overeenstemming worden bereikt tussen deze ministers. Bevoegdheden bij inzet op grond van de Politiewet 1993 Anders dan veel militairen van de KMar, zijn de militairen van de andere onderdelen van de krijgsmacht geen opsporingsambtenaar en beschikken zij daarom niet over opsporingsbevoegdheden.
In voorkomende ernstige situaties kan het nodig zijn de beschikbare bewakingsen beveiligingstaken op te voeren, waardoor de grens in zicht komt van de beschikbare politiecapaciteit. In het licht hiervan kan bijstand van de krijgsmacht nodig zijn. In eerste instantie zal dergelijke bijstand, overeenkomstig de kaders van de Politiewet 1993, worden geleverd door de Koninklijke Marechaussee (artikel 58), terwijl in tweede instantie bijstand van andere onderdelen van de krijgsmacht aan de orde komt (artikel 59). Hiertoe is een concept modelregeling opgesteld. Gelet op artikel 59, tweede lid, van de Politiewet 1993, wordt in deze regeling bepaald op welke wijze de bijstand zal worden verleend. Daarnaast worden nadere regels gegeven over de uitoefening van bevoegdheden krachtens de Politiewet 1993 door de desbetreffende militairen. Gelet op het verschil tussen bewaking en beveiliging van objecten zal, voordat er inzet van militairen plaatsvindt, een keuze moeten worden gemaakt voor de uit te voeren taak: bewaking of beveiliging. Op basis van deze keuze zal de modelregeling worden aangepast in een regeling voor militaire bijstand voor de bewaking dan wel in een regeling voor bijstand voor beveiliging. De militairen voeren hun taak uit onder regie en operationele leiding van de politie. De militairen zijn bij de uitvoering van de taak uitgerust met hun organieke vuurwapen. Ingevolge het van toepassing zijnde artikel 8, vierde lid, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar is voor het meevoeren van het organieke vuurwapen toestemming noodzakelijk van het bevoegd gezag.
De bevoegdheden van de militair die optreedt in bijstand op grond van de Politiewet 1993 zijn geregeld in de Politiewet 1993. Op de militair die bijstand
24
CATALOGUS
CIVIEL MILITAIRE BESTUURSAFSPRAKEN
25
Deel I Algemeen
Militaire bijstand in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde
3.3 Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure start met een schriftelijke aanvraag en eindigt in een bestuurlijk dan wel justitieel besluit over de inzet. In de gevallen dat snelheid is geboden, wordt de bijstandsaanvraag volgens deze trajecten telefonisch afgehandeld, waarna achteraf de aanvraag alsnog schriftelijk wordt afgehandeld. De C-RMC of de officier veiligheidsregio treedt op als liaison tussen het civiele gezag en het Ministerie van Defensie en adviseert daarbij over de inzetmogelijkheden van militaire capaciteiten. Bijlage C bevat een model- aanvraag formulier ‘militaire bijstand’. Dit formulier heeft als doel om op een korte, bondige en vooral complete manier militaire bijstand aan te vragen. Militaire bijstand op grond van de Politiewet 1993 kan plaatsvinden: - ter ondersteuning van de handhaving van de openbare orde; - bij de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde.
In een stroomschema ziet de procedure ‘strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde’ er als volgt uit: ADVIES
OvJ
RMC/OVR
College van PG’s
Min. Jus/OZI
Militaire bijstand in het kader van de handhaving van de openbare orde Min. DEF/DOPS
VOORWAARSCHUWING
In een stroomschema ziet de procedure ‘handhaving van de openbare orde’ er als volgt uit: Bijstand aan civiel gezag Burgemeester
ADVIES
STEUN & ADVIES BIJ UITVOERING
RMC/OVR
CdK
Min. BZK/LOCC
Min. DEF/DOPS
Bijstand aan civiel gezag
26
VOORWAARSCHUWING
STEUN & ADVIES BIJ UITVOERING
CATALOGUS
CIVIEL MILITAIRE BESTUURSAFSPRAKEN
27
Deel I Algemeen
4. Militaire bijstand op grond van de Wet rampen en zware ongevallen 4.1 Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft de militaire bijstand op grond van de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo).
4.2 Juridisch kader In de Wet rampen en zware ongevallen is de militaire bijstand geregeld in artikel 18. Dit artikel bepaalt dat in bijzondere gevallen de Commissaris van de Koningin een verzoek tot bijstand van militairen kan richten aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze wendt zich tot de Minister van Defensie die de nodige voorzieningen treft, tenzij dringende redenen zich daartegen verzetten. In artikel 1, onderdeel b, Wrzo wordt een definitie gegeven van ramp of zwaar ongeval. Bij een zwaar ongeval of een ramp is er sprake van een gebeurtenis: - waardoor een ernstige verstoring van de openbare veiligheid is ontstaan, waarbij het leven en de gezondheid van vele personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad; en - waarbij een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken. Bevoegdheden Indien militairen worden ingezet in het kader van de Wet rampen en zware ongevallen worden zij ongewapend ingezet. Een geweldsinstructie is dan ook niet noodzakelijk.
4.3 Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure start met een schriftelijke aanvraag en eindigt in een bestuurlijk besluit ten aanzien van inzet. In de gevallen dat snelheid is geboden, wordt de bijstandsaanvraag volgens deze trajecten telefonisch afgehandeld, waarna achteraf de aanvraag alsnog schriftelijk wordt afgehandeld. De C-RMC
28
CATALOGUS
CIVIEL MILITAIRE BESTUURSAFSPRAKEN
29
Deel I Algemeen
of de officier veiligheidsregio treedt op als liaison tussen het civiele gezag en het Ministerie van Defensie en adviseert daarbij over de inzetmogelijkheden van militaire capaciteiten. Bijlage C bevat een model aan-vraag formulier ‘militaire bijstand en steunverlening’. Dit formulier heeft als doel om op een korte, bondige en vooral complete manier militaire bijstand aan te vragen. Voor de Wrzo geldt dat Defensie de militaire bijstand verleent, tenzij dringende redenen zich daartegen verzetten.
5. Militaire steunverlening in het openbaar belang 5.1 Inleiding Onder militaire steunverlening wordt verstaan: de steun door de krijgsmacht
Burgemeester
ADVIES
- niet zijnde militaire bijstand - in situaties waarbij openbare belangen in het
RMC/OVR
geding zijn. Het betreft goederen of diensten die dringend benodigd zijn en waarin niet, niet afdoende of niet tijdig door het aanvragende bestuursorgaan
CdK
kan worden voorzien. Min. BZK/LOCC
Min. DEF/DOPS
Bijstand aan civiel gezag
Het operationeel bevel over de eenheden belast met de uitvoering van de steunverlening berust bij de door de Minister van Defensie aangewezen commandant. De commandant bepaalt de wijze van uitvoering. Hij handelt op aanwijzing en onder verantwoordelijkheid van het aanvragende bestuursorgaan.
VOORWAARSCHUWING
5.2 Juridisch kader
STEUN & ADVIES BIJ UITVOERING
Deze vorm van ondersteuning vindt plaats op basis van de Regeling militaire steunverlening in het openbaar belang 2004. De militaire steunverlening is tijdelijk. Indien militairen worden ingezet op grond van de regeling militaire steunverlening in het openbaar belang 2004 worden zij ongewapend ingezet. Een geweldsinstructie is dan ook niet noodzakelijk.
5.3 Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure start met een schriftelijke aanvraag en eindigt in een bestuurlijk besluit ten aanzien van inzet. In de gevallen dat snelheid is geboden, wordt de steunaanvraag volgens deze trajecten telefonisch afgehandeld, waarna achteraf de aanvraag alsnog schriftelijk wordt afgehandeld. De C-RMC of de officier veiligheidsregio treedt op als liaison tussen het civiele gezag en het Ministerie van Defensie en adviseert daarbij over de inzetmogelijkheden van militaire capaciteiten. Bijlage C bevat een model aanvraag formulier ‘militaire bijstand en steunverlening’. Dit formulier heeft als doel om op een korte, bondige en vooral complete manier militaire bijstand aan te vragen.
30
CATALOGUS
CIVIEL MILITAIRE BESTUURSAFSPRAKEN
31
Deel I Algemeen
Burgemeester/ CdK/minister/ dijkgraaf
ADVIES
6. Oefenen
RMC/OVR
Om te komen tot een effectieve civiel-militaire samenwerking is een goede voorbereiding cruciaal. Het is nodig om gezamenlijk te oefenen en te trainen. Daarom wordt gestreefd naar een grotere participatie van Defensie in multidisciplinaire
Min. BZK/LOCC
oefeningen op decentraal niveau. Min. DEF/DOPS
Bijstand aan civiel gezag
VOORWAARSCHUWING Op nationaal niveau is samenwerking onder meer gewaarborgd door een structurele deelname van Defensie aan nationale crisisbeheersingsoefeningen zoals Bonfire en Voyager. Daarnaast is afgesproken dat: - oefenen en trainen structureel onderdeel uitmaken van de uitwerking van het Oefenplan Crisisbeheersing en de ontwikkeling van de beleidsvisie Multidisci- plinair en Bestuurlijk Oefenen; - Defensie is betrokken bij de uitbreiding van het Steunpunt Effectief Oefenen en de totstandkoming van een landelijk multidisciplinair oefencentrum; - Defensie participeert in de ontwikkeling van een Shared Service Crisisbeheer- singsorganisatie bij BZK.
STEUN & ADVIES BIJ UITVOERING
De Officier Veiligheidregio van het RMC fungeert als liaison namens Defensie en kan adviseren over de inzetmogelijkheden van (specialistische) militaire capaciteiten. Daarnaast kan hij assisteren bij de voorbereiding en uitvoering van multidisciplinaire oefeningen en de planning daarvan in de interdepartementale oefenkalender. Aanbevolen wordt de Officier Veiligheidsregio vroegtijdig te betrekken bij de voorbereiding van multidisciplinaire oefeningen. De oefening kan dan worden opgenomen in de oefenkalender van Defensie. Hierdoor wordt het mogelijk de gevraagde militaire capaciteiten beschikbaar te maken voor deze oefening. Ook kunnen eventuele financiële, juridische en politieke aspecten worden afgewogen en kan, indien nodig, publieke voorlichting plaatsvinden. Procedure De aanvraag tot oefening dient in ieder geval de volgende informatie te bevatten: - datum en duur van de oefening - locatie van de oefening - gevraagde eenheid - oefendoelstellingen (generiek) - oefendoelstellingen (voor gevraagde eenheid) - een contactpersoon.
32
CATALOGUS
CIVIEL MILITAIRE BESTUURSAFSPRAKEN
33
Deel I Algemeen
7 Financieel kader
8.
7.1 Verrekening militaire bijstand en steunverlening Voor militaire bijstand en steunverlening worden de additionele uitgaven in rekening gebracht bij de aanvragende instantie. Voor Defensie is dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties of het Ministerie van Justitie. Deze afspraken zijn vastgelegd in de regeling verrekening additionele uitgaven militaire bijstand en steunverlening (zie bijlage B). In enkele bijzondere gevallen zijn convenanten afgesloten waarin specifieke afspraken zijn gemaakt over de verrekening van de door Defensie gemaakte additionele uitgaven.
7.2 Tarieven Voor de meest voorkomende vormen van militaire bijstand en steunverlening is een standaard tarievenlijst opgesteld. Op basis van deze tarievenlijst wordt de bijstand en steunverlening verrekend met de aanvragende instantie. De meest actuele tarievenlijst is te vinden op www.defensie.nl.
7.3 Verrekening civiel-militaire oefening en training Ook in het kader van oefening en training kan behoefte bestaan aan inzet van militaire capaciteiten. Als de inzet van militaire capaciteiten ook onderdeel uitmaakt van het eigen opleidings- en trainingsprogramma van militaire eenheden in het kader van het ICMS, dan worden geen kosten in rekening gebracht. Indien sprake is van een structurele belasting van defensiecapaciteiten en faciliteiten wordt de (integrale) kostprijs doorberekend aan de aanvragende instantie.
Samenvattend overzicht
Vorm Militaire bijstand op Militaire bijstand op grond van de politiewet grond van de WRZO 1993 1. handhaving van de openbare orde 2. strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde
Militaire steun- verlening in het openbaar belang
Aanvrager 1. Burgemeester CdK 2. Officier van Justitie
Bestuursorgaan
Waar Artikelen 58 en 59 Artikel 18 Wet rampen geregeld/ Politiewet 1993 en zware ongevallen grondslag
Regeling militaire steun verlening in het het openbaar belang 2004
Aanvraag- 1. BGM→KB→CdK→ CdK→BZK/LOCC→DEF Bestuursorgaan lijn BZK / LOCC→DEF →LOCC→DEF 2. OvJ→KB→PG’s→JUS/ OZI →DEF Bevoegd gezag
1. lokaal BGM 2. lokaal OvJ
lokaal BGM
Aanvrager
Factuur- adres voor Min. van Defensie
1. BZK 2. Justitie
BZK
Aanvrager
Aanvrager die decla- ratie kan indienen bij BZK o.g.v. artikel 25
Aanvrager
Wie betaalt 1. Burgemeester 2. Officier van Justitie
7.4 Facilitaire ondersteuning De facilitaire ondersteuning van ingezette militairen (voeding en legering) dient in beginsel te worden georganiseerd door het civiele gezag. Echter, bij dermate grote aantallen kan hiervoor een separate bijstand aanvraag worden gedaan.
34
CATALOGUS
CIVIEL MILITAIRE BESTUURSAFSPRAKEN
35
Deel I Algemeen
9.
Tijd, tempo tabel
Wat
Hoeveel
Hoe snel
Vanaf
Wat
Detachement van 3000 militairen
200 1000 1800
na max. 8 uur na max. 24 uur na max. 48 uur
01-01-2007
Een defensiecomplex per provincie 12 voor de tijdelijke opvang van grote hoeveelheden personen nabij rampenterrein
01-01-2007
Blushelicopters voor het bestrijden van (bos)branden, niet gegarandeerd beschikbaar. Op aanvraag kan de blushelicopter gegarandeerd beschikbaar worden gesteld.
na max. 2 uur
EOD-teams, inbegrepen geroboti- seerde ruimingsmiddelen
2
na max. 3 uur
Constructie eenheid inclusief technische adviescapaciteit
Hoeveel
Hoe snel
Vanaf
Eenheid voor de bewaking en 1 bataljon beveiliging van objecten en gebieden
na max. 48 uur
01-01-2007
Schepen van de wacht voor de be- 2 scherming van havens en vaarroutes
na max. 48 uur
01-01-2007
Gedeeltelijke back-up voor de lucht- verkeersleiding van Schiphol
01-01-2008
01-01-2007
Back-up voorzieningen voor onder- steuning van bestuurlijke- en/of operationele centra in geval van uitval van bestaande verbindingsmiddelen
na max. 24 uur
01-01-2008
01-01-2007
Mobiele grondradarsystemen voor bewaking van objecten en gebieden
na max. 48 uur
01-01-2008
1 compagnie na max. 48 uur
01-01-2007
Kleine onbemande vliegtuigen voor de bewaking en beveiliging van objecten en gebieden
na max. 48 uur
01-01-2008
Een vouwbrug voor noodbruggen en noodvlotten
1 peleton
01-01-2007 EOD-teams, inbegrepen geroboti- seerde ruimingsmiddelen
4
na max. 3 uur
01-01-2010
Geneeskundige hulpposten voor triage en eerstelijnshulp
1
Samengestelde eenheden voor de bescherming van havens
2
na max. 48 uur
01-01-2011
Een NBC responseteam
1
na max. 2 uur
01-01-2012
NBC detectie- en ontsmettings- capaciteit
1 compagnie na max. 24 uur
na max. 48 uur na max. 48 uur
01-01-2007
Noodhospitaal voor de tweedelijns- 1 verzorging
na max. 48 uur
Ziekenauto’s
na max. 48 uur
01-01-2007
Stafcapaciteit voor aansturing van operaties bij rampen en crisis
na max. 48 uur
01-01-2007
Rups- en wielvoertuigen voor de 350 evacuatie van burgers binnen rampgebieden
na max. 48 uur
01-01-2007
36
1 peleton
01-01-2007
CATALOGUS
CIVIEL MILITAIRE BESTUURSAFSPRAKEN
01-01-2012
37
Deel I Algemeen
Bijlage A Geweldsinstructiekaart Instructiekaart voor de uitoefening van geweld door militairen bij de bewaking en beveiliging van civiele objecten in het kader van de bijstandsverlening op grond van artikel 59 van de Politiewet 1993. 1. INLEIDING Deze instructiekaart bevat een beknopte weergave van bepalingen in de Ambtsinstructie voor de politie, de Kmar en de buitengewoon opsporingsambtenaar. Deze instructiekaart is slechts van toepassing bij de bewaking en beveiliging van civiele objecten in het kader van bijstandsverlening op grond van artikel 59 van de Politiewet 1993. 2. ZELFVERDEDIGING Het is toegestaan gepast geweld te gebruiken ter noodzakelijke verdediging van uzelf, anderen dan wel het civiele object ten aanzien waarvan U een bewakingstaak verricht. 3. OVERIG GEWELD Het is toegestaan noodzakelijk en gepast geweld te gebruiken indien: a. een persoon zich niet houdt aan instructies die U hem of haar in de uitvoering van uw taak geeft b. uw militaire commandant ter plaatse daartoe opdracht geeft. 4. GEWELDMIDDELEN U mag naast het gebruik van fysiek geweld – zoals duwen of schoppen - uitsluitend gebruik maken van de volgende geweldmiddelen: a. vuurwapen b. vuurwapen als slag- of stootwapen c. diensthond (uitsluitend door een hondengeleider). 5. ALGEMENE REGELS a. Gebruik nooit meer geweld dan strikt noodzakelijk is. Beperk zoveel mogelijk de risico’s die zijn verbonden aan het gebruik van geweld. b. Stop het gebruik van geweld zodra het doel daarvan is bereikt. c. Kies bij het gebruik van geweld het middel dat het minst belastend is. d. Indien de omstandigheden dit toelaten, dient u een mondelinge waarschuwing te geven voordat u geweld gebruikt. e. Indien u onder leiding van een ter plaatse aanwezige militaire meerdere optreedt, mag u uitsluitend geweld gebruiken na zijn opdracht daartoe.
38
CATALOGUS
CIVIEL MILITAIRE BESTUURSAFSPRAKEN
39
Deel I Algemeen
6. GEBRUIK VUURWAPEN a. Onder gebruik van een vuurwapen wordt verstaan het richten, het gericht houden en het daadwerkelijk gebruik van een vuurwapen. b. Het persoonlijk vuurwapen mag niet worden gedragen met de vuurregelaar op de stand automatisch. c. Indien de omstandigheden dit toelaten, dient voor gebruik van een vuurwapen de volgende mondelinge waarschuwing te worden gegeven: “HALT OF IK SCHIET”. d. Wanneer de mondelinge waarschuwing geen uitwerking heeft, geeft u, indien de omstandigheden dit toelaten, een waarschuwingsschot. Tracht daarbij mogelijk gevaar voor personen en zaken te voorkomen. e. Wanneer het waarschuwingsschot geen uitwerking heeft, kan gericht worden gevuurd. f. Vuur alleen gericht op een persoon indien: 1. die persoon u of anderen direct bedreigt met een voor gebruik gereed vuurwapen of ander levensbedreigend geweld 2. die persoon een misdrijf pleegt tegen het object, waarbij tevens direct of indirect een ernstige bedreiging ontstaat voor u of anderen g. Het afgeven van automatisch vuur is uitsluitend toegestaan, indien de dreiging zulks noodzakelijk maakt. h. Tracht zwaar lichamelijk letsel zo veel als mogelijk te voorkomen. i. Los een gericht schot zo mogelijk op de benen of anders zodanig dat letsel tot een minimum beperkt blijft. j. Los niet meer schoten dan noodzakelijk is in de gegeven situatie. k. Voorkom dat derden worden geraakt of anderszins risico lopen.
f.
vernielingen dan wel het uiten van bedreigingen, gebruikt u gepast geweld om de betoger tot het staken hiervan te bewegen (met gepast geweld wordt bedoeld b.v. terugduwen en wegtrekken, vasthouden en klemmen of het duwen met de kolf of zijkant van uw wapen) en draagt deze over aan de politie zodra deze is gearriveerd. U gebruikt uitsluitend uw vuurwapen indien uw leven of dat van anderen wordt bedreigd met een voor gebruik gereed vuurwapen of ander levensbedreigend geweld; onder geen enkel beding is het u hierbij toegestaan automatisch vuur te lossen.
8. RAPPORTAGE Rapporteer ieder gebruik van geweld, waaronder het geven van waarschuwingen, zo snel mogelijk aan uw meerdere. 9. DIENSTVOORSCHRIFT Deze instructiekaart is een dienstvoorschrift in de zin van artikel 135 Wetboek van Militair Strafrecht.
7. OPENBARE ORDE HANDHAVING Het optreden tegen openbare orde verstoringen (zoals b.v. demonstraties) bij het door u te bewaken en te beveiligen object is primair een verantwoordelijkheid van de politie. U treedt in principe dan ook niet op tegen betogers. Indien een openbare orde verstoring plaatsvindt met betrekking tot het betreffende object en geen politie aanwezig is meldt u dit bij uw commandant die de politie zal waarschuwen. Indien de politie niet op tijd ter plaatse kan zijn en u in het kader van uw taakuitoefening gedwongen wordt tot optreden, richt u zich op het voorkomen van verdere escalatie. U onderkent hierbij de volgende stappen, met dien verstande dat u nooit meer geweld gebruikt dan strikt noodzakelijk is: a. U waarschuwt de betreffende betoger de openbare orde verstoring te staken. b. Indien hiervan sprake is, gelast u de betreffende betoger eventuele vernie- lingen aan het hek te staken omdat u hem / haar anders aan de politie zal overdragen. c. Indien hiervan sprake is, duwt u een betoger die over het hek probeert te klimmen terug. d. Indien een betoger er in is geslaagd over het hek te klimmen houdt u deze persoon aan en draagt deze over aan de politie zodra deze is gearriveerd. e. Indien een betoger er in is geslaagd over het hek te klimmen en zich verzet tegen zijn aanhouding en / of doorgaat met het aanbrengen van
40
CATALOGUS
CIVIEL MILITAIRE BESTUURSAFSPRAKEN
41
Deel I Algemeen
Bijlage B
Artikel 3 Voor de verlening van militaire bijstand en steunverlening worden de tarieven in rekening gebracht. De meest actuele tarieflijst is te vinden op de website van het Ministerie van Defensie (www.defensie.nl).
Uitgaven verrekeningsregeling Regeling verrekening additionele uitgaven militaire bijstand en steunverlening De Minister van Defensie, Handelende in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie en in overeenstemming met het gevoelen van de Ministerraad; Gelet op de artikelen 58 en 59 van de Politiewet 1993, artikel 18 van de Wet rampen en zware ongevallen en de Regeling militaire steunverlening in het openbaar belang 2004;
Besluit: Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder: - Militaire bijstand: Bijstand door het ministerie van Defensie aan een bestuur- lijke autoriteit, die is gebaseerd op de artikelen 58 of 59 van de Politiewet 1993 dan wel op artikel 18 van de Wet rampen en zware ongevallen; - Militaire steunverlening: Steunverlening door het ministerie van Defensie aan een bestuursorgaan, in situaties op het openbaar belang betrekking hebbend, niet zijnde militaire bijstand; - DOPS: Directie Operaties van het ministerie van Defensie; - Aanvrager: De Minister die zich tot het DOPS richt met een verzoek om militaire bijstand, dan wel het bestuursorgaan dat zich tot het DOPS richt met een verzoek om militaire steunverlening; - Bestuursorgaan: Minister, Commissaris der Koningin, burgemeester of dijkgraaf; - Basistarief: De gemiddelde additionele uitgaven per persoon per arbeidsdag bij inzet van Defensiepersoneel in geval van militaire bijstand of steunverlening; - Arbeidsdag: Een rekeneenheid van acht arbeidsuren. Een arbeidsdag behoeft geen aaneengesloten periode te zijn, niet door één persoon uitgevoerd te zijn noch binnen de normale werkperiode plaats te vinden; - Additionele uitgaven: Incrementele uitgaven, die door Defensie worden gepleegd ten behoeve van specifieke inzet van militaire middelen en die niet worden gedaan indien deze inzet niet zal plaatsvinden.
Artikel 4 1. Bij een aanvraag om militaire bijstand of steunverlening wordt vermeld welk bestuursorgaan als aanvrager wordt aangemerkt. 2. Bij de mededeling van de beslissing op een aanvraag om militaire bijstand of steunverlening wordt de aanvrager door het Ministerie van Defensie / Directie Operaties (DOPS) gewezen op de toepasselijkheid van deze regeling. 3. Binnen drie maanden na afloop van de inzet wordt door Defensie een rekening met betrekking tot de door haar gemaakte uitgaven ingediend bij de aanvrager. 4. De rekening bevat één of meer van de volgende componenten: - Het basisbedrag dat wordt vastgesteld door het basistarief te vermenigvul- digen met het aantal arbeidsdagen dat ten behoeve van de inzet wordt gemaakt. De commandant, die belast is met de uitvoering van de inzet, administreert het aantal arbeidsdagen; - Overige tarieven voor activiteiten waarvan de additionele uitgaven niet of grotendeels niet gedekt worden door het basistarief. Deze uitgaven worden afzonderlijk en expliciet opgevoerd ter verrekening; - Overige additionele uitgaven in verband met vervanging van verbruikt materieel of de aanschaf van niet-organieke goederen. Artikel 5 De afspraken met betrekking tot de kostenverrekening voor militaire bijstand op grond van de Politiewet 1993 of de Wet rampen en zware ongevallen, die zijn afgesloten tussen de ministeries van Defensie, Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, komen te vervallen. Artikel 6 Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2005. Artikel 7 Deze regeling zal drie jaar na inwerkingtreding worden geëvalueerd op de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.
Artikel 2 1. Deze regeling is van toepassing op alle aanvragen voor militaire bijstand of steunverlening, voor zover geen specifieke regelingen ter zake van verrekening van toepassing zijn. 2. Deze regeling voorziet in een uitwerking van de wijze waarop additionele uitgavenvoor militaire bijstand en steunverlening worden verrekend.
Artikel 8 Deze regeling wordt aangehaald als Regeling verrekening additionele uitgaven militaire bijstand en steunverlening.
42
CIVIEL MILITAIRE BESTUURSAFSPRAKEN
CATALOGUS
De Minister van Defensie
43
Deel I Algemeen
Toelichting Algemeen Het huidige Defensiebudget is gedimensioneerd om de bestaande organisatie in stand en getraind te houden. Voor de extra uitgaven die gepaard gaan met de inzet zijn geen middelen gereserveerd. Voor vredesoperaties bijvoorbeeld worden de additionele uitgaven vanuit het HGIS-fonds (Homogene Groep Internationale Samenwerking) gefinancierd. Voor sommige soorten civiele taken zijn convenanten gesloten tussen Defensie en andere overheidsinstanties. Dit gebeurt voor onder andere regelmatig voorkomende civiele taken van Defensie (zoals explosievenopruiming) en wanneer behoefte bestaat aan uitbreiding van de defensiecapaciteiten. In deze convenanten zijn specifieke afspraken gemaakt over de compensatie van de door Defensie gemaakte additionele uitgaven. Voor alle overige activiteiten in het kader van militaire bijstand en militaire steunverlening is in defensieregelingen vastgesteld dat de additionele uitgaven in rekening worden gebracht bij de aanvrager. Met de meest betrokken departementen is overeengekomen dat deze uitgaven worden vergoed. Dit gebeurt op basis van een regeling die haar oorsprong vindt in 1977, waaraan een (cumulatieve) franchise is verbonden, de zogenaamde zestonregeling. Mede naar aanleiding van de financiële afwikkeling van militaire bijstand en militaire steunverlening in het recente verleden (bijvoorbeeld de MKZ-crisis) is gebleken dat de bestaande uitvoeringsregelgeving en de te hanteren tarieven vereenvoudiging en ver-duidelijking behoeven. Naast de administratieve lasten waren namelijk de onbekendheid met en de ingewikkeldheid van de afspraken er debet aan dat regelmatig niet verrekenend werd. Inzet van Defensie brengt kosten met zich mee. Deze moeten verantwoord worden door de instantie die verantwoordelijk is voor het maatschappelijk belang dat ermee wordt gediend. Ook om deze reden is het van belang dat Defensie de niet begrote uitgaven ten behoeve van inzet in rekening brengt bij de aanvrager. Deze regeling voor additionele uitgaven vervangt daarom de eerder gemaakte generieke afspraken. Daarbij is invulling gegeven aan de behoefte deze te actualiseren, de administratieve belasting te verminderen en de werking te verbreden tot buiten de rijksoverheid.
CIVIEL MILITAIRE BESTUURSAFSPRAKEN
45
Deel I Algemeen
Artikelsgewijs Artikel 1 Bij de begripsbepalingen in artikel 1 wordt aangesloten bij de overige op militaire bijstand en steunverlening betrekking hebbende regelingen en convenanten. De laatste drie definities zijn specifiek voor deze regeling. Artikel 2 Deze regeling met betrekking tot het verrekenen van de additionele uitgaven wordt toegepast zodra Defensie verzocht wordt tot militaire inzet waaraan door of namens de Minister van Defensie de status van militaire steunverlening of militaire bijstand verleend moet worden. Hiervan worden uitgesloten de vormen van militaire bijstand of militaire steunverlening waarvoor aparte financiële afspraken zijn gemaakt. In het verleden is een groot aantal regelingen en convenanten over militaire bijstand en steunverlening opgesteld. In de meeste daarvan zijn specifieke bepalingen opgenomen over de hoogte en wijze van verrekening van de additionele uitgaven. Voor deze regelingen is het wenselijk dat de daarin overeengekomen afspraken blijven gehandhaafd. De overige financiële afspraken in generieke zin, zoals de zestonregeling(en) komen bij inwerkingtreding van deze regeling te vervallen (zie toelichting artikel 5).
Artikel 3 De meest actuele tarievenlijst is te vinden op de website van het Ministerie van Defensie (www.defensie.nl). Op basis van deze tarieven zullen de rekeningen worden opgemaakt. Het ligt in het voornemen om jaarlijks de tarievenlijst aan de kostenontwikkeling aan te passen en eventueel aan te vullen. De nieuwe tarievenlijsten zullen ter informatie interdepartementaal bekend worden gesteld en vervolgens worden gepubliceerd op de website van het Ministerie van Defensie. Artikel 4 Het beginsel van verrekening van de additionele uitgaven gaat gelden voor alle aanvragende instanties. De aanvrager zal reeds voorafgaande aan de inzet, bij de mededeling van de beslissing van de Minister van Defensie, geïnformeerd worden over dit uitgangspunt en de regeling waarop de verrekening is gebaseerd. In het geval van een getrapte bijstandsaanvraag (via het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) zal Defensie de aanvrager rechtstreeks factureren. Mede om die reden zal het ministerie van BZK deze regeling door middel van een circulaire algemeen bekend stellen. Militaire steunverlening en militaire bijstand vinden vaak plaats onder hectische omstandigheden. Om de administratieve last daarbij te beperken, om het opstellen van de eindrekening te vereenvoudigen en om deze rekening beter controleerbaar te maken is besloten een belangrijk deel van additionele uitgaven te verrekenen op basis van een eenvoudige tariefstelling. Hiertoe is een basistarief opgesteld voor de inzet van een persoon per deel van een etmaal (8 uur). Dit basistarief is zodanig opgebouwd dat in beginsel alle additionele uitgaven die gemoeid zijn met de inzet van een militair in Nederland gedurende een arbeidsdag daarin zijn verdisconteerd. De uitvoerend commandant is verantwoordelijk voor het administreren van het aantal arbeidsdagen dat ten behoeve van de inzet wordt gemaakt. Het bedrag dat het resultaat is van de vermenigvuldiging van dit aantal dagen met het basistarief vormt de basis van de rekening. In het basistarief zijn de meest voorkomende uitgaven die inzet met zich meebrengen opgenomen. Een belangrijk deel van deze uitgaven is het gevolg van toelagen, zoals de vergoeding voor meerdaagse activiteiten, overuren en toeslagen voor werken buiten kantooruren. Activiteiten waarvan additionele uitgaven niet primair, of (grotendeels) niet gedekt worden door het basistarief worden afzonderlijk en expliciet opgevoerd ter verrekening. Hierbij wordt eveneens gestreefd naar eenvoud door additionele uitgaven per module (een activiteit of inzetbare groep per tijdseenheid) in tarieven uit te drukken en door deze waar mogelijk te standaardiseren. Deze overige tarieven kunnen bovenop óf in plaats van het basistarief opgevoerd worden. Het aantal gestandaardiseerde tarieven is nog beperkt, maar zal worden uitgebreid op basis van opgedane ervaring. De additionele uitgaven voor materiële exploitatie zijn in beginsel verwerkt in het basistarief. In sommige gevallen zullen uitgaven echter afzonderlijk en expliciet opgevoerd worden ter verrekening. Hiervoor kunnen in aanmerking komen
46
CATALOGUS
CIVIEL MILITAIRE BESTUURSAFSPRAKEN
47
Deel I Algemeen
kosten van vervanging van verbruikt materieel of aanschaf van goederen uitsluitend in het belang van de inzet. Deze additionele uitgaven worden gespecificeerd met facturen. Eventuele compenserende inkomsten worden in mindering gebracht op de te verrekenen uitgaven. Artikel 5 De kostenverrekening van de militaire bijstand was een afspraak tussen Defensie, Justitie en van Binnenlandse Zaken uit 1982 5. Het ging bij het maken van die afspraak om bijstand op grond van de Politiewet dan wel van het Wetboek van Strafvordering. Die afspraak is een uitwerking van het rapport van de Commissie kosten militaire bijstand, dat in mei 1977 is verschenen 6. Het ministerie van Defensie heeft aanvullend met Binnenlandse Zaken afspraken gemaakt over de wijze van kostenverrekening voor de inzet van militaire eenheden ingeval van een ramp of de ernstige vrees voor het ontstaan daarvan 7. De onderhavige regeling treedt in plaats van de hiervoor genoemde afspraken.
Bijlage C Model aanvraagformulier militaire bijstand en steunverlening Titel van de aanvraag ❏ Militaire bijstand i.h.k.v. de handhaving van de (op grond van openbare orde ❏ Militaire bijstand i.h.k.v. de strafrechtelijke hand welke regeling) having van de rechtsorde ❏ Militaire bijstand op grond van de Wet rampen en zware ongevallen ❏ Militaire steunverlening in het openbaar belang Vanwege het lokaal bevoegde gezag Reden van de aanvraag
Artikel 7 De regeling zal na drie jaar worden geëvalueerd door een interdepartementale werkgroep, samengesteld uit de ministeries van Defensie, Financiën, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en andere betrokken departementen.
Te verwachten taak / opdracht
De Minister van Defensie
Soort van de gevraagde ondersteuning (wat moet worden gedaan)
5
Brief van Defensie aan Financiën van 5 april 1982 (C82/109/108) Brief Defensie aan Justitie, Binnenlandse Zaken en Financiën van 17 mei 1977 (457.677) 7 Brief Defensie aan BiZa van 8 juni 1988 (C84/604 88019045) Brief BiZa aan Defensie van 24 november 1988 (Eproj.88/82/1) Brief Defensie aan BiZa van 17 juli 1989 (C84/604 89017285) Brief BiZa aan defensie van 9 augustus 1989 (Eproj.88/82/3) 6
Aard van de gevraagde bijstand (specificeren op personeel en materieel, alleen na afstemming met OVR) Tijdsduur (data en -vermoedelijke- duur van de inzet) Contactpersoon Naam: Functie: Telefoon (vast/mobiel): e-mail adres: Plaats van opkomst Omschrijving eigen potentieel (aantal eigen ingezet personeel van regio Bijzonderheden
48
CATALOGUS
CIVIEL MILITAIRE BESTUURSAFSPRAKEN
49