La 27
"· CARA als "risicofactor" bij bepaalde doodsoorzaken. R. van der Lende en H. de Vries.
Inleiding In een aantal publikaties is vermeld dat het roken van sigaretten en/of aanwezigheid van een verminderde longfunctie een verlaagde levensverwachting met zich meebrengen (Huhti, et.al. 1977; Kauffman et.al. 1975; Cole et.al. 1974). Uit retrospectief onderzoek is bovendien naar voren gebracht dat er een verband bestaat tussen optreden van bronchuscarcinoom en (eerdere) aanwezigheid van CARA (Van der Wal, 1966). Door n t feit dat het onder.zoek bij de mannen van de Nederlandse stad Meppel al bijna 15 jaar geleden is uitgevoerd (namelijk in 1964), en het gelukkige feit dat in Nederland een nauwkeurige registratie van doodsoorzaken wordt bijgehouden, hadden wij niet alleen de gelegenheid na te gaan of er in bepaalde risicogroepen na ruim 10 jaar méér sterfte was opgetreden dan in controlegroepen, maar ook of deze risicogroepen een verhoogde sterfte hadden tengevolge van een bepaalde doodsoorzaak. In eerste instantie hebben wij daartoe onderzocht of bij mannen met aanwijzingen voor CARA graad 3 of meer (voor criteria zie Van der Lende et.al. 1977) een hogere sterfte is opgetreden dan bij mannen zonder CARA, of CARA graad 1 of 2, en verder of bepaalde doodsoorzaken frequenter voorkomen bij de mensen bij wie tijdens het leven de diagnose CARA graad 3 of meer was gesteld. Met andere woorden, getracht is de volgende vraagstelling te beantwoorden: 1) Is het aantal overledenen bij de CARA patiënten (graad 3 of meer) in Meppel groter dan bij de niet-CARA patiënten (graad 0,1 of 2)? 2) Zijn er bepaalde doodsoorzaken aan te geven waarbij de frequentie hoger is bij de patiënten met CARA graad 3 of meer dan bij de lagere graden? 3) Indien dit zo is, hoe groot is dan het relatieve risico om aan één van die oorzaken te overlijden bij aanwezigheid van CARA graad 3 of meer tijdens het leven?
- Methoden -
- 2 -
Methoden van onderzoek Van alle in 1964 onderzochte mannen in Meppel (in totaal 2067) werden, op grond van bij dat onderzoek aanwezige respiratoire symptomen, afwijkingen bij het fysisch onderzoek, en afwijkingen in het longfunctie-onderzoek (FEV/VC% ) , per computer de CARA graden vastgesteld volgens de criteria vermeld in de publikatie van Van der Lende, e.a. 1977. Aan de hand van een alfabetische lijst van de in 1964 onderzochte personen werd in de gemeente Meppel% nagegaan welke personen er waren overleden. Nadat de aktenummers van deze personen waren verkregen, werd met toestennning van de hoofdinspectie van Volksgezondheid aan het Centraal Bureau voor de Statistiek gevraagd ons de doodsoorzaak van deze personen te verstrekken. Deze doodsoorzaken zijn gecodeerd volgens de richtlijnen van de International Classification of Diseases (ICD 7e en se revisie). Helaas was een deel van de in 1964 onderzochte personen inmiddels naar elders vertrokken. Daar het uitermate tijdrovend zou zijn om van deze personen de doodsoorzaken te achterhalen en op grond van vroegere ervaringen, onder andere in Vlaardingen, is gebleken dat de mensen die verhuizen ten aanzien van CARA een aselechte steekproef uit de bevolking vormen, is tot nu toe nog geen poging gedaan de doodsoorzaken bij deze verhuizers te analyseren. De verhuisde personen (in totaal 251) zijn echter ten behoeve van deze analyse uit de oorspronkelijke populatie verwijder Resultaten Tabel I geeft de verdeling van CARA graden bij de totale populatie die in 1964 werd onderzocht, bij de mannen die uit Meppel verhuisd zijn en bij de nietverhuisde mannen die zijn overleden, respectievelijk niet zijn overleden. Het blijkt dat er een groter percentage CARA graad 3 of meer is bij de overleden personen, dan bij de nietoverledenpersonen, deze verschillen zijn signi f icant (toets op 2 x 2 tabel. x2= 20,93. ~ . 0005). Tabel II geeft het percentage overledenen bij de mannen met verschillende graden van CARA . Het blijkt dat er een toenemend percentage overledenen is, naa rmate de CARA graad die vroeger was gevonden hoger is.
%Met erkentelijkheid vermelden we hi er de bijzonder grote steun die we ontvingen van de afdeling Bevo lking van àe Gemeente Meppel (Hoofd Colenbr anàer ) en van de Hoof dinspectie van Vo lksgezondheid en het CBS (afd. Bevolkingsstatistieken ).
- Tabel -
- 3 -
Tabel III geeft de gemiddelde leeftijd van de personen met en zonder CARA (3, 4, 5 respectievelijk 0, 1, 2) van de totale populatie. Het blijkt dat de gemiddelde leeftijd in de verschillende subgroepen significant verschilt (P<0,01). Het is dus mogelijk dat het hogere percentage CARA graad 3 of meer bij de overledenen mede het gevolg is van het feit dat zowel de sterfte als CARA gecorreleerd zijn aan een hogere leeftijd. Tabel IV en V geven een overzicht van de verdeling van CARA graden bij verschillende doodsoorzaken, te weten coronair lijden of hartinfarct als primaire doodsoorzaak, overige vaataandoeningen (inclusief cerebrovasculaire accidenten) als primaire doodsoorzaak, long- en bronchuscarcinoom als primaire doodsoorzaak, overige carcinomen als primaire doodsoorzaak, CARA als primaire doodsoorzaak en CARA als secundaire doodsoorzaak. Het blijkt dat CARA 3 of meer in een ongeveer overeenkomstige frequentie voorkomt bij mensen die zijn overleden aan coronair lijden of hartinfarct, overige vaatziekten overige carcinomen en andere doodsoorzaken. De frequentie van CARA graad 3 of meer was echter hoger bij de mannen die zijn overleden aan long- en bronchuscarcinoom als primaire doodsoorzaak, en tevens bij mensen die direkt of indirekt zijn overleden aan CARA. In tabel VI wordt voor twee CARA categoriën (enerzijds 0. !. 2 en anderzijds 3, 4 en 5) aangegeven hoe groot het percentage personen is dat aan een bepaalde doods oorzaak is overleden. Het blijkt dat bij de personen, die in 1964 CARA graad 3 of meer hadden, de sterfte aan een hartinfarct, vaatziekten, overige carcinomen niet hoger was dan bij personen met CARA graad 0, 1 en 2. Aanwezigheid van CARA graad 3 of meer tijdens het leven wordt echter later wel gevolgd door een hogere sterfte aan long- en bronchuscarcinoom, andere carcinomen, andere ziekten en met name sterfte aan CARA. Bij aanwezigheid van CARA graad 3 of meer is het.relatieve risico om (binnen 12 jr.) aan long- en bronchuscarcinoom te overlijden 1.83% en om aan CARA te overlijden 34.547. (vergeleken met CARA graad 0, 1, enz.). Conclusies Dit onderzoek is een eerste verkenning naar relatie tussen aanwezigheid van CARA tijdens het leven en verschillende doodsoorzaken. Voor meer definitieve conclusies is het nog te vroeg, omdat het risico van de aanwezigheid van CARA pas goed onderzocht kan worden als er meer mensen zijn overleden (in principe als alle mensen "at risk" zijn overleden). Verder dient een betere standaardisatie van de leeftijd plaats te vinden en zouden, om een goed beeld te krijgen eigenlijk de verhuizers uit Meppel moeten worden opgezocht. Ook moeten de risico's van o.a. het roken worden
- 4 -
Desondanks ziJn nu de volgende trends gesignaleerd: ie) Na 12 jaar is er bij de oorspronkelijke populatie een hogere sterfte opgetreden bij de mannen met CARA dan bij de mannen zonder CARA. Het is mogelijk dat een leeftijdsverschil tussen het wel (graad 3, 4 en 5) of niet (graad 0,
en 2) hebben van CARA hierbij een rol heeft gespeeld.
2e) Bij de mensen, die zijn overleden aan long- en bronchuscarcinoom en CARA was de frequentie van CARA graad 3 en meer hoger dan bij de overige doodsoorzaken. 3e) Bij mensen met CARA graad 3
~n
meer is het relatieve risico om in de
12 jaar na vaststellen· van deze CARA graad aan long- en bronchuscarcinoom te overlijden · J.83% en aan CARA te overlijden 34.54%. Onze verwachting is dat deze cijfers groter worden naarmate de tijdsperiode waarover gesproken kan worden, langer wordt.
Literatuurlijst
Huhti, E., Ikkala, T., Hakulinen, T. Chronic respiratory disease, smoking, and prognosis for life. An epidemiologie study. Scand. J. of Resp. Dis. 1977, nr. 58, p. 170-180. Kauffman, F., Brille, D., Lellouch, J. ( 1975) Evaluation de la valeur pronostique de la toux, de l'expectoration chroniques et de valeurs sprographiques par l'étude de la mortalité chez 1487 hommes au travail en 1960-1961. Bulletin de Phydïopathologie Respiratoire, 1975, 11, 45-64. Cole, T.J., Gilson, J.C., Olsen, H.C. Bronchitis, smoking and obesity in an English and a Danish town. Male deaths after a JO-year follow-up. Bulletin de Physiopathologie Respiratoire, 10(5): 65 7-79, sept.-oct. 1974. Van der Lende, R., Jamsem-Koster, E.J., Knijpstra, S., Meinesz, A.F . , Wever, A.M.J. and Orie, N.G.M. (1977) Definition of Chronic Non-Specific Lung Disease (CNSLD): Use in epidemiology and preventive medîcine. Selected Papers, 17, 83-98
Tabel I. De verdeling van CARA bij de totale populatie die in 1964 werd onderzocht, bij de uit Meppel verhuisde mannen en bij de niet-verhuisde mannen die zijn overleden respectievelijk niet zijn overleden.
!CARA graad
n
%
in leven
overleden
totale populatie Nt= 2067
Nt= 249
verhuisd
Nt= 1576
n
%
Nt= 251 n
"1
n
lo
%
0
1002
48.5
96
38.6
785
49.8
125
49.8
I
322
15.6
37
14.9
240
15.2
48
19. 1
2
393
19.0
48
19.3
306
19.4
40
15. 9
3
244
11. 8
35
14. 1
182
11. 6
27
10.8
4
83
4.0
22
8.8
56
3.6
6
2.4
5
23
1. 1
11
4.4
7
0.4
5
2.0
Tabel II. Het percentage verhuizers, overledenen en overlevenden bij de mannen bij wie in 1964 in Meppel verschillende graden van CARA waren vastgesteld.
Totale populatie
graad 0
graad
graad 2
graad 3
graad 4
graad 5
1002
322
393
244
83
23
%
%
%
%
%
verhuisd
12.5
14.9
10.2
11. 1
overleden
[LIJ
[GIJ
[3:JJ
114 .3 /
126.5
nog in leven
78.3
74.5
77. 9
74.6
67.5
%
21. 7
7.2
I
&1 .a I 30.4
Tabel II!. Gemiddelde leeftijd tijdens het onderzoek in Meppel bij de mannen met en zonder CARA graad 3 en meer .
CARA 0,1,2 Aantal
1717
gemiddelde leeftijd
Fl,2065= 7,736 , P<::0,01
51.02
CARA 3,4,5 350
52.20
Tabel IV. De verdeling van CARA graden bij overlijden aan vasculaire ziekten, hartinfarct en carcinoom (behalve bronchus- en longcarcinoom) als primaire doodsoorzaak.
vasculaire ziekten als primaire doodsoorzaak
CARA graad
hartinfarct als primaire doodsoorzaak
Nt=31
carcinoom (behalve bronchus- en longcarcinoom als primaire doodsoorzaak
Nt=75
n
%
Nt=43
n
%
n
%
0
11
35.5
40
53.3
16
37.2
l
9
29.0
9
12.0
11
25.6
2
6
19.4
12
16.0
6
14.0
3
3
9.7
6
8.0
6
14 ·.O
4
l
3.2
5
6.7
3
7.0
5
l
3.2
3
4.0
l
2.3
Tabel V. De verdeling van CARA graden bij overlijàen aan long- _en bronchuscarcinoom, CARA als primaire doodsoorzaak en CARA als secundaire doodsoorzaak.
long- en bronchuscarcinoom als primaire doodsoorzaak
CARA als primaire doodsoorzaak
Nt=29
Nt=I6
CARA graad
7.
n
CARA als secundaire doodsoorzaak
Nt=2 I
n
7.
7.
n
0
8
27.6
0
0
1
4.8
1
4
13.8
0
0
4
19 . 1
2
9
31.0
2
12.5
2
9.5
3
5
17.2
3
18.8
6
28.6
4
3
10.3
6
37.5
5
23.8
5
0
0
5
31.3
4
14.3
-
.
"
Tabel VI. Het percentage personen dat aan een bepaalde doodsoorzaak is overleden voor twee CARA categorieën (CARA graad 0,1,2 en CARA graad 3,4,5).
CARA graad 0,1,2 Nt=l504
Nt=312
n in - leven
R.R.
CARA graad 3,4,5 7.
n
7.
1323
87.97
244
78.21
vasculaire ziekten
26
1. 73
5
1.60
0 .9 2
hartinfarct
61
4.06
14
4. 49
1. 11
long- en bronchus carcinoom
21
1.40
8
2.56
1.83
andere carcinomen
33
2. 19
10
3. 2 1
1. 47
andere ziekten
38
2.52
17
5. 45
2 . 16
CARA
2
0. 13
14
4 . 49
34.54
CARA als secundaire doodsoorzaak
7
0.47
14
4 .49
9.55
EEi~~iE~-~~~~~~~E~~~~~