CANOPY EEN REGENWOUD IN AMSTERDAM
Mentoren: Esther Gramsbergen Fridjof van den Berg Clemens Steenbergen
• • • •
• •
• •
•
• • • • •
• •
INHOUDSOPGAVE Inleiding Dierentuinen en historie Lokatie ‘Opdrachtgevers visie’ o Dierenburg o Canopy o PvE Ontwerpaspecten o Dierenburg o Canopy Dierenburg o Omgevings aspecten o Landschappelijke vormgeving o Logistiek Plattegrond Dierenburg Canopy o Landschappelijke vormgeving Bovenaanzicht Canopy o Materialisering o Constructieve vormgeving o Bouwfysica vormgeving In de Canopy o Plateau o Ovalen o Logistiek Plattegrond plateau Plattegrond ovaal Plattegrond bevoorradingskelder Foto’s maquette Tijgerverblijf o Afmeting o Veiligheid o Inrichting o Zichtbaarheid o Voedsel Het woud Slot
2 3 4 7 7 8 9 10 10 11 13 13 13 14 15 16 16 17 18 21 27 35 35 37 38 39 40 41 42 43 45 45 46 47 47 49 51
2
INLEIDING Voor u ligt het onderzoek van het afstudeerproject van Daan Bruggink. Het betreft een masterplan voor een dierentuin, Dierenburg, in Amsterdam, op het Diemerpark bij IJburg, met een gedetailleerde uitwerking van de Canopy, een overkapt regenwoud van 2, 75 hectare. Dierenburg moet grofweg gezien kunnen worden als een uitbreiding van Artis. Artis, de dierentuin van Amsterdam en een van de mooiste van het land, kampt met zijn historische verleden. Ingebouwd door de stad is uitbreiden zo goed als onmogelijk. De bestaande verblijven zijn veel te klein naar hedendaagse maatstaven. Bovendien zijn de bestaande verblijven bijna allemaal monumenten van grote bouwkundige historie waarde, waardoor men ze niet zomaar kan vervangen door moderne verblijven. Artis zal in de toekomst uit moeten groeien tot een geweldige stadstuin, met bijzondere (met name kleine) dieren. Dierenburg wordt een dierentuin waar vanwege de grote oppervlakten grote verblijven gebouwd kunnen worden, die volledig voldoen aan de eisen van tegenwoordig en zal wedijveren met de grootste en mooiste zoo’s te wereld. Waarom een dierentuin als afstudeerproject, is misschien de eerste vraag die in je opkomt. Mijn ouders hebben mij gedurende mijn hele jeugd, meegenomen naar vele dierentuinen. Zelfs tot ver in België en Duitsland. Zonder twijfel is te stellen dat mede hierdoor mijn grote interesse voor dieren en hun natuurlijke leefomgeving is ontstaan. Bovendien ben ik iemand die altijd om zich heen kijkt, dingen in zich opneemt en onthoudt, een zogenaamde ‘observator’. Zo is mijn interesse voor de (bebouwde) omgeving van de mens ontstaan. Naar mijn mening is de natuurlijke leefomgeving onlosmakelijk verbonden met deze leefomgeving van de mens. Het creëren van de leefomgeving van de mens in combinatie met een natuurlijke leefomgeving is de voornaamste reden geweest waarom ik een architectuurstudie ben gaan volgen. Maar waarom een dierentuin? Een dierentuin is het voorbeeld van een combinatie van deze twee. Het houden van wilde dieren in gevangenschap, een omgeving waar mens en dier elkaar vinden op het scherpst van de snede. Dit verslag omvat het onderzoek voor en tijdens mijn afstudeerproject met de daaruit getrokken conclusies. De voortdurende veranderende architectuur van de dierenverblijven wordt kort besproken in de historie van dierentuinen. Daarna kijken we naar Diemerpark, de lokatie waar Dierenburg en dus de Canopy gerealiseerd worden. Vervolgens wordt in de ‘Opdrachtgevers visie’ verteld wat de opdrachtgever van zijn tuin verwacht. Naar aanleiding hiervan zijn de uitgangspunten van het ontwerp geformuleerd, onderverdeeld in Dierenburg en de Canopy. Vervolgens wordt het definitieve ontwerp en totstandkoming van Dierenburg besproken. Direkt daarna het definitieve ontwerp en totstandkoming van de Canopy. Een nadere uitwerking van het plateau en van een tijgerverblijf in de Canopy volgen. Een paar gegevens over de beplanting is natuurlijk ook onmisbaar, om daarna te eindigen met het slot.
3
DIERENTUINEN EN HISTORIE In de tijd van de eerste dierenverblijven, de menageries, was de toeschouwer letterlijk het middelpunt. De menageries waren privé-bezit van de rijken en autoriteiten. Ze waren doorgaans toonbeelden van de heersende stijl, zoals toentertijd de Renaissance of de Barok. Het ontwerp was gebaseerd op een Systematisch grid, overzichtelijk vanuit één punt. De dieren waren ondergeschikt aan de architectuur. Vervolgens ontstonden de zoölogische tuinen. De oorzaak van de overgang lag aan de omwentelingen in de maatschappij. Het volk kreeg de macht, dus de menageries werden nu ‘van’ het volk. De dierentuinontwerpers probeerden nu voor het volk eigentijdse dierentuinstijlen te ontwikkelen. De menageriestijl ontwikkelde zich. Deze stijl richtte zich niet op het park in zijn geheel maar voornamelijk op de afzonderlijke verblijven. In deze tijd werden de gehele tuinen ontworpen naar een methode die de dieren indeelde naar het land van herkomst, de Zoogeografische methode. In een parkachtige tuin, werden de gebouwen voor de verschillende soorten dieren aan de geschiedenis of bouwstijlen van het land van herkomst aangepast.
Gebouwen in de menageriestijl. Berenburcht, kamelententen en een vogelhuis. De zoölogische tuinen veranderden langzaam in de moderne tuinen. De oorzaak was te vinden in de vraag naar diervriendelijkere verblijven. De wetenschap lag ten grondslag aan de daadwerkelijke zichtbare veranderingen aan de verblijven. Het ontwerp van de gehele dierentuin veranderde ook. De opzet van de tuinen veranderde in een naar Leefgebied, Populariteit of Gedragspatronen. Langzamerhand veranderde het ‘onderwerp’ van de tuin. Het begon in de menagerie, hier was de mens het middelpunt, nu werd langzamerhand het dier steeds meer het middelpunt. Het onbeperkt verzamelen van zo veel mogelijk verschillende soorten dieren in kleine kooien werd veroordeeld. Men koos er eerder voor om minder soorten meer ruimte te geven. Deze weg die met de moderne tuin ingeslagen was bleef men volgen. Tegenwoordig proberen architecten een omgeving te creëren die natuurgetrouw is. De technische mogelijkheden die toegepast worden, worden dan ook alleen voor dit doel gebruikt.
4
LOKATIE Diemerpark, een groen eiland ten oosten van het centrum van Amsterdam. Dit is een uitstekende lokatie voor Dierenburg. Diemerpark is een eiland tussen IJburg en Diemen, ontstaan door het graven van het Amsterdam-Rijnkanaal. Dichtbij Artis, onder de nieuwe eilanden van IJburg. Het Diemerpark wordt niet alleen gezien als een park behorende bij IJburg. Het gehele gebied, inclusief het PEN-eiland kan opgevat worden als een uitbreiding van de recreatiegebieden van de stad. Bovendien ligt het Diemerpark zeer goed qua ontsluiting, via de A1 en de A10. De tramlijn richting IJburg loopt over het Diemerpark.
Over het Diemerpark loopt de ‘oude’ Diemerzeedijk. Voorwaarde van Rijkswaterstaat is dat ook ‘oude’ dijken behouden worden voor noodgevallen. Deze dijk speelt dan ook een rol in het ontwerp voor Dierenburg.
Een ander belangrijk aspect is de jarenlange vuilstort. Het Diemerpark is ontstaan door enerzijds slibafzettingen en anderzijds de vuilstort achter de dijk in de jaren 60 en 70 in de Diemer Buitendijksche Polder. Op de brandplaats achter de dijk is op grote schaal chemisch afval verbrand. Deze vervuiling is zo groot geweest dat er grootscheepse sanering plaats heeft gevonden. Tonnen vervuild slib en zand zijn afgegraven en afgevoerd, schoon zand is aangevoerd.
5
Het Diemerpark in zijn omgeving. Ingeklemd tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en de eilanden van IJburg.
6
’OPDRACHTGEVERS VISIE’ De dierentuin is tegenwoordig een belangrijk en essentieel onderdeel van de maatschappij. Met de drastisch slinkende natuurgebieden in heel de wereld moet de dierentuin de kans grijpen om de bezoeker meer over de wilde natuur te leren opdat deze de natuur zal leren respecteren. Hierbij is het uitermate belangrijk dat de dieren in hun natuurlijke omgeving verblijven en hun natuurlijk gedrag vertonen. Voor de architectuur van het dierenpark heeft dit verschillende gevolgen. Zo zal voorkomen moeten worden dat bezoekers hun eigen emoties en gedrag gaan ‘plakken’ op de dieren, een verdrietige olifant, een boze baviaan, enz. Dit is meestal al snel het geval wanneer een dier in een menselijke omgeving zit. Een ander voorbeeld is de bezoeker de dieren, zoals giraffen, beren en roofdieren op ooghoogte zien, zij moeten niet op de dieren neerkijken, dat is onnatuurlijk, voor de bezoeker maar ook voor het dier. Er moet met respect voor natuur en cultuur gebouwd worden. Gebouwen zoals Berenburchten, Apenhuizen, Kamelententen e.d. geven het verkeerde beeld van de dieren, een aap woont immers niet in een huis. Of een olifant in een gebouw lijkend op een boeddhistische tempel kan ook niet, dit is immers respectloos tegenover een boeddhist. De bezoeker moet bij de dierentuin betrokken worden, op een moderne interactieve wijze. De bezoekers moeten niet alleen de dieren aanschouwen, maar ook de natuur leren kennen, leren begrijpen en leren waarderen. Er moet duidelijke informatie over de dieren aanwezig zijn, bordjes met soort, Latijnse naam, leefgebied, leeftijd, aantal jongen, grappige en biologische feiten, enz. Ook een permanente tentoonstellingsruimte aanwezig zijn, een museum, denk hierbij aan een tentoonstelling over de Evolutie. Het ontstaan van het dier en de mens speelt immers een belangrijke rol. De dieren moeten gezien worden als ambassadeurs voor het overleven van hun soort in het wild. Dierenburg Aangezien de opdracht is een masterplan te ontwerpen voor Dierenburg zal in de volgende ontwerp fase hierna besproken elementen ingepast worden. Het is van belang dat er nu reeds rekening mee gehouden wordt. De tuin moet duidelijke ingangen krijgen, goed bereikbaar voor de bezoeker, met welk vervoer ze ook komen. De tuin moet zo ontworpen dat vanaf het moment dat de bezoeker binnenkomt hij een avontuurlijke, natuurlijke omgeving binnenloopt. Er wordt in het park gebruik gemaakt van een breed scala aan bomen, laag groen en grassen. Het hele park moet een ‘natuurervaring’, haast entertainend worden. Ook andere natuurlijke elementen moeten volop aanwezig zijn. Er zijn niveau verschillen, dichte begroeiing, open plekken, rotsen, zand, watervallen, enz. De verblijven en natuurlijke elementen zijn verbonden door paden die lopen over bruggen en doorgangen. De paden en wegen in het park moeten zo geplaatst worden dat de dieren toch hun eigen privé gebieden hebben. De bezoekers moet de mogelijkheid hebben om zo nu en dan in een overdekte ruimte te kunnen verblijven, indien het regent. De volgende gebieden maken deel uit van de dierentuin:
7
Pool- en zeegebied: ijsberen, pinguïns, walrussen, Californische zeeleeuwen en zeehonden. Hier zijn buitenverblijven met water, binnenverblijven met water en verzorgingsruimtes. Bosgebied: wolven, herten, beren, lynxen, servals en kleine zoogdieren. Hier zijn buitenverblijven met bos, water, binnenverblijven en verzorgingsruimten. Aquarium: allerlei tropische en subtropische vissen, maar ook van gematigde streken. Tropisch overdekt bosgebied: reptielen (krokodillen, schildpadden), loopvogels (flamingo’s), toekans, vleermuizen, panters, tijgers, kleine herten, tapirs, okapi’s en apen (brulapen). In het gebouw zijn te vinden: nachtverblijven waar noodzakelijk, verzorgingsruimte, onderzoekcentra, restaurant, toiletten en EHBO. Steppe: runderen, berggeiten en poema’s. Safari: leeuwen, jachtluipaarden, bavianen, giraffen, olifanten, neushoorns, gnoes, zebra’s, bokken, antilopen, chimpansees en hyena’s. Dit is een groot gebied, met hier en daar losse gebouwen, verzorgingshokken, bezoekers over een ‘golvende’ loopbrug laten lopen. Nederlands natuurgebied: Nederlandse wadvogels, bevers, otters, watervogels, damherten, edelherten en wilde zwijnen. De verblijven, waar nodig, moeten afhankelijk van de onder te brengen dieren, groot, open en overheersend groen zijn. De hokken en verzorgingsruimtes maken deel uit van het verblijf. De verschillende gebouwen en verblijven moeten architectonische overeenkomsten hebben, dit geeft eenheid en overzicht. De Canopy Het tropische overdekt bosgebied is een eigen overkapt klimatologisch landschap binnen een ander landschap. Het zal zo’n drie hectare groot zijn. Dit deel wordt gedetailleerd uitgewerkt en de verschillende aspecten moeten wel degelijk een plaats krijgen. Aspecten zoals architectuur, constructie, bouwfysica en bouwtechnologie. Alle onderdelen komen hier tot een architectonisch geheel. Van belang zal ook de sfeer in dit tropische bos zijn. Sfeer moet gecreëerd worden door omgeving, architectuur, maar ook door vochtigheid, geluiden, beplanting, enz. Er zijn daarnaast nog dierenverblijven, nachtverblijven waar noodzakelijk, verzorgingsruimte, onderzoekcentra, restaurant, toiletten en EHBO.
8
Het is een tropisch bosgebied is onderverdeeld in gebieden: Zuid-/Midden-Amerika, Azië en Afrika. Het wordt bewoond door o.a.: reptielen (krokodillen, schildpadden), vogels (o.a. ook flamingo’s), toekans, vleermuizen, tijgers, kleine herten, tapirs, okapi’s en apen (brulapen), krokodillen en insecten. Programma van Eisen • Publieksruimten o sluizen o toiletgroepen o restaurant • Uitgifte • Terras • Keuken • Opslag • Afval • Stafruimten o Kantoren o Archief o Dierenvoeding • Bereiding • Opslag o Onderzoek o Personeelsruimte • Natuurlijk gebied o Afrika o Zuid- / Midden-Amerika o Azië • Tijgerverblijf o Buitenverblijf o Binnenverblijven o Opslag o Behandelruimte
2 x 10 m²
20 m² 80 m² 300 m² 600 m² 120 m² 120 m² 40 m² 160 m² 100 m²
30 m²
1500 m² 3 x 15 m²
120 m² 80 m² 150 m²
45 m² 15 m² 20 m²
9
ONTWERP ASPECTEN Dierenburg Omgeving • Het Diemerpark is de groenvoorziening van de omliggende bebouwing. • Dierenburg wordt niet een alleenstaand geheel. Een geleidelijke overgang van de tuin naar de omliggende flora en fauna geeft Dierenburg zijn plaats. • De gehele tuin wordt omringd door water, toch is de afstand naar de overige IJburg eilanden slechts van ‘gracht-afstand’. • De verplaatsing van vele duidenden kubieke meters zand is ook zichtbaar in het ontwerp. Toegang en entree • Op een topdag in juli zullen zo’n 15.000 / 20.000 mensen de tuin bezoeken. Een normale zomerdag zo’n 10.000 in het weekend, 4.000 op een doordeweekse dag. Ongeveer 50% van de bezoekers komen met de auto, 2,5 personen per auto. 10% van de bezoekers komt met de touringcar. Zo’n 25% van de bezoekers komt met openbaar vervoer, in dit geval tram en bootdienst. De overige 15% komt met de fiets of te voet vanuit de direkte omgeving. Er zullen ongeveer 2500 autoparkeerplaatsen nodig zijn. Per parkeerplaats ben je 19,6 m² kwijt, dat is dan ongeveer 50.000 m² totaal en 15 parkeerplaatsen voor touringcars. Ongeveer 80% van de bezoekers komen vanaf de openingstijd, rond negen uur, tot aan een uur of twaalf s’ochtends. • Het autoverkeer komt voornamelijk vanuit het land, met name vanuit de A1. Aangezien ook de A10 ontzien moet worden, komen de parkeerplaatsen aan de kant van de A1, bij Diemen. • De meest direkte weg van Centraal Station naar het Diemerpark is per boot. • Twee ingangen: de west-ingang, deze is voor fietsers, voetgangers en bezoekers die met hun eigen boot komen en de oost-ingang, deze is voor bezoekers die met de auto, touringcar, tram of met de pendelboot vanaf Centraal Station komen. • Ten oosten van het Diemerpark komt de IJburg-tram die met een brug over het plangebied zweeft. Deze zet bezoekers af bij de oost-ingang. • Vanuit de oostkant is vrachtverkeer mogelijk. Vanuit hier wordt de tuin bevoorraad. Parallel aan het Amsterdam-Rijnkanaal loopt een inspectie weg van Rijkswaterstaat, deze blijft liggen en het vrachtverkeer kan oprijden tot aan de Canopy. • Levering van goederen gebeurt vóór openingstijd. De goederen worden dus ook vóór openingstijd door de tuin verspreid. Levering van grote hoeveelheden kan ook via het water. Er liggen aanlegsteigers bij de hoofdentree aan de oostkant en bij de Canopy.
10
Indeling en looproutes • De opdrachtgever streeft naar een zo natuurlijk mogelijke omgeving voor de dieren en bezoekers. Een indeling naar Leefgebied is de meest geschikte indeling voor het gehele park. Scheidingen tussen leefgebieden worden aangebracht door natuurlijke elementen en/of duidelijke contrasten. • De tuin heeft drie hoofdpaden, die in relatie tot elkaar staan. Zij lijken de inrichting van de leefgebieden te bepalen en zijn een ‘gedwongen route’. Daarnaast zijn er kleinere paden, die verbindingen vormen en een zogenaamde ‘vrije route’ vormen. Tenslotte heb je de kleine volgroeide paden voor de ‘biologen’ onder de bezoekers. • De grootte, maar ook zeker de langgerektheid maken een vervoersysteem onmisbaar. De bezoeker zal door en naar alle leefgebieden gebracht worden. Ook kan de (vermoeide) bezoeker terug gebracht worden naar de entree. Canopy Uit de opdrachtgevers visie, het Programma van Eisen, de lokatie en uit de uitgangspunten van Dierenburg blijken de volgende aspecten: Omgeving • De Canopy wordt dé publiekstrekker van Dierenburg. • De Diemerzeedijk en de Canopy kruisen elkaar. • De Canopy ligt enerzijds op zijn plek door hem op te nemen in de plattegrond, anderzijds door hem in het aanzicht in te passen. Toegang en entree • Op topdagen in juli zullen zo’n 2000 mensen zich in de Canopy bevinden. • Ingangen bevinden zich op de dijk, deze begeleidt mensen de Canopy in. • Aangezien mensen altijd even blijven staan wanneer ze ergens binnenkomen, overrompeld door de grootte en schoonheid, zal daar ruimte voor moeten zijn. • Vanaf de oostkant komen de mensen vanuit het park en het vervoersysteem. Vanaf de westkant komen mensen, via de entree daar, die met de fiets, te voet of eigen boot komen. • Vanuit de oostkant is vrachtverkeer mogelijk voor de bevoorrading en afvalverwerking. • Levering van goederen gebeurt vóór openingstijd. • Levering van grote hoeveelheden kan ook via het water. Er ligt een aanlegsteiger bij de Canopy.
11
Faciliteiten • De personeelsruimten, kantoren, onderzoeksruimte, dierenvoeding e.d. moeten onderling goed te bereikbaar zijn. • Van buitenaf moeten de faciliteiten goed bevoorraad kunnen worden. • De faciliteiten moeten centraal liggen. • De bezoeker ervaart de aanwezigheid van de faciliteiten, deze zijn immers nodig om een exhibitie als de Canopy neer te zetten en draaiende te houden. • Voor de bouwfysische aspecten geldt hetzelfde als voor het voorgaande, de bezoeker moet dit in dan wel buiten de Canopy ervaren. Indeling en route • In de Canopy is het Leefgebied (logisch genoeg) tropisch. De indeling in de Canopy naar geografisch. Een Zuid- / Midden-Amerikaans gebied, een Afrikaans gebied en een Aziatisch gebied. • De Canopy heeft een hoofdpad, dit is een ‘gedwongen route’. Verschil met de paden van Dierenburg is dat in de Canopy het groen de paden vormt ipv dat de paden de gebieden vormt. Daarnaast zijn er net als in Dierenburg, kleinere paden, die verbindingen vormen en een zogenaamde ‘vrije route’ vormen. Tenslotte heb je de kleine volgroeide paden voor de ‘biologen’ onder de bezoekers.
Een voorbeeld van een pad door de Canopy.
12
DIERENBURG Omgevingsaspecten Het ‘eiland’ Diemerpark is ontstaan door het graven van het Amsterdam-Rijnkanaal. De grootte van het ‘eiland’ is ontstaan door de jarenlange vuilstort en slib-afzettingen. Het belangrijkste aspect voor de aanleg van Dierenburg was het verplaatsen, afgraven en aanvullen, van duizenden kubieke meters zand. Dit maakt onlosmakelijk deel uit van het ontwerp voor Dierenburg. Aan de IJbrug-zijde symboliseert een heuvelrug het afgraven van vervuilde grond. Een ander aspect is de Diemerzeedijk. Deze blijft behouden als het historische aspect, bovendien verplicht Rijkswaterstaat het behouden van dijken, ook landinwaarts. Dierenburg komt in het ‘dal’ te liggen tussen de Diemerzeedijk en de heuvelrug. De bezoeker komt zo midden in een avontuurlijke, natuurlijke omgeving terecht. Dit wordt versterkt door de bezoeker af en toe het contrast met de bebouwde omgeving te laten ervaren om hem daarna weer ‘terug te gooien’ in de kunstmatige natuurlijke wereld. Het gedeelte van Diemerpark links naast de Canopy blijft openbaar als het groengebied van IJburg en voor mogelijke uitbreidingen in de toekomst. Landschappelijke vormgeving De eerder genoemde dijk is het structurerende element in Dierenburg. Deze loopt door de gehele tuin en helpt de bezoeker zich te oriënteren. De bezoeker komt ook de tuin binnen, aan de oostkant of aan de westkant, over de dijk. Aan de oostkant, waar de meeste bezoekers aankomen wordt de entree benadrukt door een poortgebouw waar je onderdoor moet, waarna je vanaf de dijk uitzicht hebt over het weidse safari leefgebied. Aan de westkant wordt de tuin afgesloten door de Canopy, die vanuit het hele park zichtbaar is. De golvende bolconstructie van de Canopy wordt doorgezet in de heuvelrug, zodat het geheel wordt opgenomen in de omgeving. Over deze constructie later meer. Naast de structurerende dijk, waarover een pad met uitzicht over het gehele park loopt, loopt er een ander hoofdpad. Deze begint eveneens bij het poortgebouw, maar draait dan naar links, door het open museum. Dit museum, zwevend naast de dijk, stuurt de bezoeker, de dijk kruisend langs de safari, naar het aquarium. Dit aquarium komt letterlijk uit het water omhoog. Het pad loopt hieromheen en loopt tussen het poolgebied en het steppegebied, via het bosgebied terug de dijk op. Hier wordt de bezoeker geconfronteerd met de gebouwen van Diemen, even is hij terug in de polder, om vervolgend weer naar de Canopy getrokken te worden, terug in de illusie van de natuur. Het derde hoofdpad loopt, na het poortgebouw meteen naar rechts, langs de safari. Rechts ziet de bezoeker de bekende Nederlandse natuur, de polder. Al snel, achter een heuvelgebied, komt het woestijn leefgebied te voorschijn, ingesloten door de heuvelrug. Door de binnenverblijven van de woestijndieren, die zich in de heuvelrug bevindt, heeft de bezoeker compleet zicht over de nieuwe stadswijken van IJburg, hij loopt zelfs met een loopbrug over het IJ, om vervolgens door een opening in de heuvelrug geconfronteerd te worden met de Steppe. Het pad doorkruist dit leefgebied om via de Nederlandse natuur in het bosgebied terecht te komen en door te lopen naar de dijk. Logistiek
13
De tuin wordt vanaf de oostkant, de A1, bevoorraad. Vóór openingstijd vindt de bevoorrading plaats. Vrachtverkeer kan via de inspectieweg van Rijkswaterstaat, parallel aan het Amsterdam-Rijnkanaal, tot aan de Canopy oprijden. Ook via de aanlegsteigers bij het poortgebouw en bij de Canopy, kunnen goederen aangeleverd worden. De drie hoofdpaden zijn begaanbaar voor kleine bestelwagens, met deze wagens kunnen dieren aangevoerd worden, maar ook goederen voor het onderhoud en verzorging van de verblijven. Gedurende bezoekuren wordt voornamelijk gebruik gemaakt van elektrische wagen, deze zijn kleiner, maken nauwelijks lawaai en produceren geen schadelijk uitlaatgassen.
(FOTO MAQUETTE)
14
(PLATTEGROND DIERENBURG)
15
CANOPY De naam Canopy betekent letterlijk ‘baldakijn, draaghemel’. Deze engelse term wordt ook vaak gebruikt in de betekenis van een grote overkapping. Zo ook voor een overkapping van het groen in een regenwoud. Dat is de dubbele betekenis van de naam van het overdekte tropische regenwoud. De Canopy is uniek in zijn soort vanwege het gigantische beschikbare oppervlak (2,75 hectare) en de beschikbare hoogte (tot 40 meter). Dit schept ruimte om natuurlijke processen die zich afspelen tot volle bloei te kunnen laten komen. De Canopy heeft een gigantische soortenrijkdom en er spelen zich allerlei verschillende ecologische processen af. Bij de totstandkoming van zo’n architectonisch project spelen vele aspecten mee: ligging, omgeving, gebruikers, bezoekers, dieren, buitenklimaat, binnenklimaat, enz. Iedere keuze die gemaakt wordt is multi-factoraal en moet zorgvuldig afgewogen worden. In zo’n kunstmatig ecosysteem is het creëren van een natuurgetrouwe omgeving essentieel. Vele dieren en planten die in deze gebieden thuis horen, leven zoals zij leven in de vrije natuur. Landschappelijke vormgeving Bepalend in de architectonische landschappelijke vorm zijn hier, naar mijn mening de afmetingen. De Canopy is opgebouwd uit vier grote bollen die onderling verbonden zijn. De bollen in het platte landschap zijn van kilometers afstand te zien. Het enige wat deze vier bollen lijken te doen is een andere wereld omhullen. Een van mijn architectonische uitgangspunten is dan ook dat de Canopy een grote stolp over het regenwoud is. Om dit beeld te versterken staan de constructie en de huid los van de overige bouwwerken die onderdeel vormen van de Canopy. Zo ‘speelt’ de Canopy allen met het landschap waar hij in ligt. Doordat de dijk enerzijds naar binnen loopt en anderzijds buiten ophoudt, doordat het landschap bij de grootste bol door golft in de heuvelrug en doordat de kop van de Canopy in het bos ligt en de staart in het water ligt de Canopy wel degelijk op de juiste plaats en heeft zo een sterke relatie met het landschap. De Canopy als stolp over het regenwoud en de relatie met het landschap wordt ook door de bezoeker ervaren. Aangezien de structurerende dijk eveneens de aanlooproute en entree is wordt de bezoeker niet vanaf peilniveau de Canopy binnen geleid maar komt hij ‘zomaar’ ergens middenin de binnen. Na het binnentreden door de sluis komt de bezoeker op een verhoogd plateau, tussen de twee kleinste bollen. Dit plateau strekt zich uit tot twee uitzicht punten, waar de bezoeker tot ver in de Canopy kan kijken. Bovendien kan de bezoeker, vanwege het verhoogde plateau ook naar buiten kijken en zo het contact met de polder nog niet helemaal verliest, voordat hij het regenwoud in duikt. Om het uitgangspunt van de stolp te behouden, bepaalt het landschap waar de bollen ophouden. De constructie en de huid rusten op een brede funderingsrand. Deze funderingsrand golft mee met het landschap. Op enkele plaatsen echter komt deze funderingsrand omhoog om enerzijds half afgesneden constructie onderdelen te voorkomen en anderzijds om plaats te bieden aan de ventilatoren voor het circuleren van de lucht in de winter. Later meer over de bouwfysische aspecten.
16
(BOVENAANZICHT CANOPY)
17
Materialisering Essentieel is, voordat de constructie bepaald wordt te kijken naar de materialisering van de huid, het gewicht van het materiaal is immers erg bepalend voor de constructie. De materialisering is natuurlijk van essentieel belang voor de juiste klimaatbeheersing, dus ‘dun’ geïsoleerd construeren, er moet zoveel mogelijk zonlicht binnenvallen en warmte binnen blijven. De materialisering is echter niet alleen afhankelijk van deze toetreding-/ isolatie-eis. Zo levert de afmeting van de Canopy de belangrijkste voorwaarde voor de keuze van de materialisering. Vanwege de grote overspanningen (tot 100 meter) is een lichte constructie van staal de beste optie. Staal is in vele vormen te maken en heeft in verhouding met zijn overspanningmogelijkheden het minste gewicht en volume en zal dus het minste zonlicht wegnemen. Aan de huid worden weer specifiekere eisen gesteld. De huid moet niet alleen zo goed als al het zonlicht doorlaten, maar ook het onzichtbare spectrum, zoals het UV-licht. Ook een hoge isolatie waarde is dus noodzakelijk. Tenslotte moet de huid, vanwege de grote overspanningen, van een licht materiaal geconstrueerd worden. Glas en plasticmembranen zijn de enige twee materialen die aan de eerste eis voldoen. Aan de tweede eis kunnen ze eveneens voldoen mits ze uitgevoerd worden in meerdere lagen. Geïsoleerd glas is echter erg zwaar, al snel zo’n 15 kilo per vierkante meter. Dit houdt in dat de draagkracht van de constructie erg hoog moet worden en deze dus zwaar uitgevoerd moet worden en dit moet, zoals we weten zo licht mogelijk zijn. De beste oplossing voor de huid is te vinden in het ETFE-folie. Dit EthylTetraFluorEthyleen-folie is veelzijdig materiaal met vele mogelijkheden. Het heeft bovendien een grote vrijheid van (architectonische) vorm. Het is licht in gewicht, waardoor veel materiaal op de onderliggende constructie kan worden bespaard. De kans bestaat eerder dat het geheel wegwaait in plaats van dat het instort. Het folie is transparant en laat 96% van het UV licht door. ETFE is duurzaam, de levensduur is langer dan twintig jaar; veroudering treedt vrijwel niet op, bovendien is het uiterst vuilwerend. Het materiaal is zeer rekbaar en uiterst chemisch resistent. Nadelen zijn dat het kwetsbaar is voor vandalisme en het heeft een erg lage akoestische weerstand.
18
De huid bestaat uit luchtkussens, die zijn opgebouwd uit twee, drie of vier verschillende lagen folie. Hierdoor wordt een isolerende werking verkregen en verkrijgt de huid zijn sterkte. De huid kan volledig transparant worden uitgevoerd, waarbij het dus ook vrijwel al het UV licht doorlaat. De luchtkussens worden ingeklemd in aluminium profielen, deze zijn vervaardigd uit aluminiumlegeringen die corrosiebestand zijn. De afdichtprofielen zijn gemaakt van EPDM-polymeren die UV- en weerbestendig zijn en de elasticiteit behouden.
Doorsnede van een ETFE- luchtkussen
Een voorbeeld van het gebruik van ETFEluchtkussens, hier in het Eden project in Cornwall, Groot-Brittanië..
19
In onderstaande tabellen zijn de belangrijkste eigenschappen van ETFE-folie weergegeven. Dikte
±0,15 mm
Gewicht
175 gr/m²
Dichtheid
1750 kg/m³
Basis materiaal
Fluorpolymeren
Smeltpunt
275 °C ±10
Rek bij breuk 23 °C
150% - 200%
Rek bij breuk 160 °C
150% - 200%
Doorscheurweerstand horizontaal
180N/mm
Doorscheurweerstand verticaal
190N/mm
Verwering
Geen verandering in de scheikundige waarden
Lichtdoorlatendheid, lucht
100%
Lichtdoorlatendheid, folie
95%
Ontvlambaarheid
B1, zeer moeilijk ontvlambaar
Oppervlakte kwaliteit
Zelfreinigend
Isolatie-waarden, bij een verschillend aantal lagen k-waarde 2-lagendak
2,94W/(m²k)
k-waarde 3-lagendak
1,96W/(m²k)
k-waarde 4-lagendak
1,47W/(m²k)
k-waarde 5-lagendak
1,18W/(m²k)
De huid van de Canopy bestaat uit drie lagen. Drie lagen is de beste optie. Twee lagen hebben een te lage isolatiewaarde. Een luchtkussen van vier lagen kost veel meer, er zijn ook extra maatregelen nodig om ze op te blazen en om ze te onderhouden. De lucht die uiteindelijk in de kussens gehouden wordt (421.453 m³) is zwaarder dan het ETFE-folie van alle luchtkussens bij elkaar. Opmerkelijk is dus dat de Canopy eerder weg zal waaien dan in zal storten.
20
Constructieve vormgeving Nu het materiaal bepaald is waar de huid van gemaakt is, moet de constructie bepaald worden. Aangezien de constructie het bepalende visuele aspect van de gehele Canopy is, is een juiste constructie van belang. Een constructie die past bij een levende, veranderende entiteit als een regenwoud. Een constructie die met zijn constructielijnen mee beweegt met de plattegrond, die weer bepaald was door verschillende leefgebieden. Een constructie waaraan je al kan zien dat je te maken hebt met een levende, veranderende entiteit. Een alternatief voor de doorgaans zo geometrische constructies was een absoluut een onderzoek waard. Allereerst de zogenaamde wokkelconstructie: Drie aspecten die opgelost moesten worden: A. De versmalling van de plattegrond B. De draaiing van de plattegrond C. Het hoogteverschil
De oplossing is te vinden in de verschillende constructieonderdelen: A. De versmalling is te verwezenlijken door versmalling/verbreding van de bogen. B. De draaiing is op te lossen door versmalling/verbreding van de tussenstukken. C. De hoogteverschillen zijn op te lossen door de knooppunten t.o.v. elkaar te draaien.
21
Echter bleek, zoals te zien is in onderstaande afbeelding dat door een gebrek aan hoogte in de constructie veel hulpconstructies nodig zijn. Je hebt die hoogte nodig anders knapt de constructie simpelweg op de plekken waar geen hoogte is. Deze hulpconstructie zou, omdat ze de krachten op moeten vangen sterker (d.w.z. erg dikker) worden dan de wokkels. Dan zouden de oorspronkelijke wokkelconstructie, het conceptuele uitgangspunt onder sneeuwen door de hulpconstructie. Bovendien werden door de krommingen in de constructie en door de vele knooppunten (zie A, B en C), de buizen te massief voor een ‘kas’. Te veel zonlicht zou worden ‘weggekaapt’ door de constructie.
Dwarsdoorsnede en lengtedoorsnede van de wokkelconstructie.
Geen hoogte in constructie, dikke hulpconstructies zijn nodig
22
Een daaropvolgend concept was de boomconstructie. Het conceptidee was hier dat vanwege het feit dat de Canopy eerder weg zal waaien dan instorten, de bogen met hun ‘takken’ de luchtkussens aan de grond houden. Door de gigantische afmetingen bleek dat de knooppunten te kritisch werden. Het arm maal kracht principe. Bovendien moesten de bogen stuk voor stuk vormvast zijn, aangezien ze niet verbonden zijn. Verbinden is geen optie, deze constructie zou, om de krachten op te kunnen vangen vele verbindingen moeten hebben, waardoor ook dit conceptuele uitgangspunt verloren zou gaan. Bovendien zouden beide oplossingen eveneens voor een te dikke constructie zorgen en dus zonlicht ‘wegkaping’.
Dwarsdoorsnede en aanzicht van de boomconstructie. Duidelijk is te zien dat deze constructie wel hoogte heeft, echter de knooppunten worden te kritiek.
23
Na zulke conclusies doe je een stap in het conceptueel denken terug en vraag je je af: wat zijn nu de feitelijke eisen voor het ontwerpen van een gigantische overkapping van een regenwoud. De Canopy een grote kas dus zoveel mogelijke zoninstraling is van belang. Dit is niet alleen van belang voor het materiaal, maar ook voor de keuze van de constructie. Ook moet in het oog gehouden worden dat de meeste energie verloren gaat door de huid. De huid moet dus isolerend zijn, maar eveneens een zo’n klein mogelijke oppervlakte hebben. Het uitgangspunt voor de vorm is:
maximale zoninstraling, ‘licht’ construeren maximale inhoud bij minimale huidoppervlakte De effectiviteit van de vorm in de geometrie: Lichaam
oppervlakte
inhoud effectiviteit
Gelijkzijdige piramide met zijde 3 en hoogte 7
52,0
21,0
59,6%
balk van 1x2x3
22
6
61,8%
kegel met straal 2 en hoogte 6
52,3
25,1
70,7%
kubus van 1x1x1
6
1
72,4%
cilinder met straal 2 en hoogte 4
75,4
50,3
81,6%
bol met straal 2
50,3
33,5
100%
Zoals in bovenstaande tabel is af te lezen heeft de bol de beste effectiviteit, daarna de cilinder. Gezien de langgerektheid van de Canopy is een combinatie van bollen en cilindervormen de beste optie voor de constructievorm van de Canopy. Bovendien benadrukt deze ‘punten (bollen)’ en ‘lijnen (cilinders)’ opzet het idee van de verschillende gebieden (Zuid-, Midden-Amerika, Afrika, Azië), die verbonden worden door de tussenstukken (groen, faciliteiten). Het belangrijkste bij het gebruik van bollen is dat zij hun vormvastheid behouden. De bollen worden afgesneden, maar raken hun vormvastheid niet kwijt vanwege de doorlopende constructie; als het ware een ‘ingedeukte’ kegel die weer tegen de andere bol aanloopt. Zoals afgebeeld op de afbeeldingen op de volgende pagina. De Canopy bestaat dus uit een reeks van vier bollen van verschillende grootten. Waarbij de constructiestangen in drie richtingen (vormvast) lopen. Bij iedere bol loopt een van de drie richtingen door naar de volgende.
24
Bollen verbonden met een cilinder, er komt veel kracht te staan op het knooppunt
Bollen verbonden met een doorlopende ‘ingedeukte cilinder, krachten worden veel beter opgevangen
Aanzicht van de gehele constructie met de vier bollen, peilniveau snijdt niet precies door het middelpunt van de bollen om de krachten nog beter op te vangen. Hieronder een schetsmaquette van de constructie, let op de doorlopende lijnen.
25
Enkele cijfers: Bol 1:
-
straal van 40 meter en een hoogte van 30 meter omtrek 251 meter vloeroppervlakte 5027 m² oppervlakte bol 20.108 m², opp. halve bol 10.054 m² en opp. ‘dome’ 7544 m² inhoud bol 268.083 m³, inhoud halve bol 134.041 m³ en inhoud ‘dome’ 83.776 m³
Bol 2:
-
straal van 30 meter en een hoogte van 20 meter omtrek 188 meter vloeroppervlakte 2827 m² oppervlakte bol 11.308 m², opp. halve bol 5654 m² en opp. ‘dome’ 3774 m² inhoud bol 113.097 m³, inhoud halve bol 56.549 m³ en inhoud ‘dome’ 28.274 m³
Bol 3:
-
straal van 35 meter en een hoogte van 25 meter omtrek 220 meter vloeroppervlakte 3848 m² oppervlakte bol 15.392 m², opp. halve bol 7696 m² en opp. ‘dome’ 5496 m² inhoud bol 179.594 m³, inhoud halve bol 89.797 m³ en inhoud ‘dome’ 51.313 m³
Bol 4:
-
straal van 50 meter en een hoogte van 40 meter omtrek 314 meter vloeroppervlakte 7854 m² oppervlakte bol 31.416 m², opp. halve bol 15.708 m² en opp. ‘dome’ 12.568 m² inhoud bol 523.599 m³, inhoud halve bol 261.799 m³ en inhoud ‘dome’ 183.260 m³
CANOPY:
-
omtrek 1114 meter vloeroppervlakte 27523 m², 2,75 hectare oppervlakte huid v/d Canopy 39.657 m² inhoud v/d Canopy 421.453 m³
26
Bouwfysische vormgeving De bouwfysische aspecten spelen ook een rol bij de architectonische vormgeving van de Canopy. Achtereenvolgend zullen de volgende aspecten aan bod komen: allereerst de zon en de temperatuurhuishouding, vervolgens het warmteverlies, de ventilatie en tenslotte de waterhuishouding. Het belangrijkste aspect voor de Canopy is natuurlijk de zon. Deze levert niet alleen licht, wat essentieel is voor de planten- (en dieren)groei, maar tevens warmte. Aangezien de Canopy in een grote kas is, zal, wanneer de zon schijnt elke andere vorm van verwarming overbodig zijn. Het zal per direkt te warm worden en zal er geventileerd moeten worden om de warmte eruit te laten. Hiernaast de duur van de zonneschijntabel van het KNMI in de Bilt. Zoninstraling: de zon kan slechts een gedeelte van het gehele Canopy dakoppervlak beschijnen (de zuidkant dus). We gaan uit van iets meer dan de helft, 26 x10³ m². ZTA-waarde van het ETFE-folie is ongeveer 0.75. Zo gauw de zon schijnt geeft deze dus een warmte van ongeveer 6900 kW.
Welke temperatuur is noodzakelijk om een tropisch regenwoud te simuleren in een ETFE-folie kas in het Nederlandse zeeklimaat. De algemene streeftemperatuur van het kunstmatige regenwoud ligt rond de 23 °C. Afhankelijk van de vochtigheid is 23 °C ook voor de bezoeker een aangename temperatuur. Zomers zal de temperatuur uiteraard oplopen, in de winter zal deze wat dalen, maar dit is ook onderdeel van het natuurlijke proces. Een eis is echter dat de temperatuur nooit onder de 18 °C mag komen, dan wordt er onherstelbare schade aangebracht aan met name de planten. Er is nogal een verschil in temperatuur tussen de zomer en de winter. De temperatuur wordt in de zomer minder sterk door de aanvoerrichting van de lucht bepaald, omdat het land/zee verschil in temperatuur dan klein is en ook omdat in de zomer de instraling van de zon een overheersende factor kan zijn.
27
De gemiddelde maximum temperatuur per jaar in Nederland is 13,2 °C, de gemiddelde minimum temperatuur is 6,1 °C. De gemiddelde temperatuur over het hele jaar in Nederland is 9,4 °C. De minimale erkentemperatuur in de winter is -7 °C In de zomer zal het door de zoninstraling in de Canopy snel erg warm worden, met name voor de bezoeker zal het dan onaangenaam warm worden. De maximale temperatuur ligt rond de 30-35 °C. Om de opstijgende warme lucht er uit te laten zullen boven in de bollen luchtkussens hydraulisch open gezet worden. Uiteraard zal je dan verse lucht in moeten blazen.
Voorbeeld van het openen van de luchtkussens boven in de bollen In de winter worden er, om te voorkomen dat het verder afkoelt dan 18 °C, verschillende maatregelen getroffen. De warmtevoorziening hangt af van de situatie. Om de temperatuur op peil te houden wordt er dus met een combinatie gewerkt:
28
Wanneer de zon schijnt: ook nu, net als in de zomer zal het snel te warm worden, er moet geventileerd worden. In mindere mate dan in de zomer. Je kan immers niet dezelfde hoeveelheid verse lucht naar binnen blazen. Deze moet ook verwarmd en bevochtigd worden. De lucht zal, aangevuld door verse lucht gecirculeerd worden. De lucht moet blijven bewegen, bij stilstaande lucht zorgt de vochtigheid voor schimmelvorming op de planten. Wanneer de zon niet schijnt: een te grote afkoeling is nu mogelijk. De luchtkussens boven in de bollen zullen zeker gesloten blijven. De lucht wordt, aangevuld door verse lucht gecirculeerd. Er zijn bovendien warmtebuffers in de grote rotspartijen. De warmte wordt vast gehouden en door buizen met verwarmd water geven zij ook hun warmte af aan de lucht. Ook de dieren warmen zich, net als in de tropen, op aan de rotsen. In de tropen worden deze door de zon verwarmd. Deze maatregel is nooit voldoende om de temperatuur op peil te houden, maar is erg geschikt als warmtebuffer met name in de nacht. Tenslotte kan er ook gebruik gemaakt worden van warme regen en/of mist. De regen die in de Canopy valt zal verwarmd worden tot zo’n 35 °C en zal tijdens het ‘vallen’ zijn warmte afgeven aan de lucht. Koelen is natuurlijk ook mogelijk. Dit wordt ook gebruikt om de waterhuishouding te reguleren en is daardoor maar op beperkte schaal toe te passen. De kunstmatige ecosystemen worden verstoord door te veel regen, er is veel te veel water voor nodig en er is in de Canopy geen ruimte om dit water te verwerken. Regen is een onmisbaar aspect in een regenwoud en de bezoeker dat laten ervaren is een belangrijk uitgangspunt. De regen kan net als de mistwolken op ieder moment in verschillende hoeveelheden vallen. De bezoeker wordt ook bij het binnenkomen van de Canopy een paraplu aangereikt. De hoeveelheid water die je kan laten vallen hangt af van het jaargetijde, de temperatuur, de toestand van de planten en van de bodem. Dit zal door meters computergestuurd geregeld worden.
29
Het warmteverlies is afhankelijk van de oppervlakte van de huid, die zo minimaal mogelijk gehouden is. Er gaat warmte verloren via de huid en via de bodem. De warmte die verloren gaat via de ingangen is gezien het totale volume te verwaarlozen. Hieronder wordt het warmteverlies en de opheffing daarvan berekend. Benadrukt moet worden dat dit slechts een benadering is aangezien het over zulke grote getallen gaat. •
•
•
Warmteverlies via de huid: K-waarde van de luchtkussens (3 lagen) is 1,96W/(m²k), oppervlakte van de huid is 40x10³ m², de ∆(ontwerp-binnentemperatuur - ontwerpbuitentemperatuur) is ∆(18 °C + 7° C). Dat maakt het warmteverlies (Φ) van de huid 1950 kW. Warmteverlies via de bodem: hier wordt uitgegaan van een isolatie-waarde van 2W/(m²k) voor de bodem, oppervlakte van de bodem is 27,5x10³ m², de ∆(ontwerpbinnentemperatuur - ontwerp-buitentemperatuur) is ∆(18 °C -10° C). Dat maakt het warmteverlies (Φ) van de huid 420 kW. Totale warmteverlies is dus: Φtotaal = 2370 kW
Zoals te zien is er geen enkel probleem zodra gauw de zon schijnt, deze instraling is 6900 kW (zie hierboven). Het wordt direkt te warm en er hoeft dan slechts geventileerd te worden. Andere manieren om warmte te winnen zijn dus; luchtverwarming, de warmtebuffers in de grote rotspartijen en warme regen en/of mist. • • •
Wordt de gehele Canopy (2,75 hectare vloeroppervlak) via de bodem verwarmd (onwerkelijke situatie) kan dat zo’n 3000 kW opleveren. Aangezien slecht de rotspartijen als ‘verwarming’ kunnen dienen zal het zo’n 1200 kW opleveren. Stel dat je het met 35° C (warmer kan niet, denk aan de vogels) laat regenen, dan komt het regenwater met een temperatuur van zo’n 18° C op de grond terecht. Stel het regent 240 m³, 8 uur lang, dat is dus 30 m³/h. Dat levert ongeveer 650 kW op. Tenslotte zal door natuurlijke opwarming en door verwarming de overgebleven warmte opgewekt worden.
Het op peil houden van de temperatuur zal dus in eerste instantie door de zon-instraling gebeuren. Vervolgens door natuurlijke verwarming, circulerende ventilatie, inblazen van verwarmde lucht. Deze in combinatie met warmtebuffers en warme regen. Gebleken is dat voor een goede temperatuurhuishouding de luchtbehandeling in de Canopy een erg belangrijke rol speelt. Lucht is het medium dat de temperatuur maar ook de vochtigheid kan verspreiden. Een belangrijk aspect is dan dat de lucht altijd in beweging is. De lucht mag, zoals eerder vermeld, niet stilstaan. Dan ontstaat er door de vochtigheid schimmelvorming op de bladeren. Alleen natuurlijke beweging van de lucht, denk aan thermische trek, is niet voldoende. Er zal dus ook
30
mechanische ventilatie aanwezig moeten zijn: in de zomers voor het inblazen van (afkoelende) lucht, in de winter voornamelijk voor het circuleren van de lucht. Wanneer je moet ventileren (zeker in deze hoeveelheden) is het noodzakelijk te onderzoeken of en hoe het beste natuurlijk geventileerd kan worden. Er moet dus eerst een beeld geschept worden van de ‘wind’ omstandigheden van de lokatie van de Canopy. Omdat het in Nederland niet overal even hard waait, is ons land ingedeeld in de navolgende windgebieden: Windgebied I: Noord Holland en de Waddeneilanden Windgebied II: Zuid Holland, Zeeland, Flevoland, Groningen en Friesland Windgebied III: Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord Brabant en Limburg De Canopy bevindt zich dus in Windgebied II, de middelste. Dit is gunstig voor de nodige natuurlijke ventilatie, maar rechtsevenredig ongunstig voor de constructie: hoe zwaarder het windgebied, hoe sterker de constructie moet zijn.
Volgens het KNMI waait het in de zomer het minder hard dan in de winter en ook de voorkeurswindrichtingen verschillen in de zomer onderling minder sterk. Gemiddeld waait de wind grofweg in 35% van de gevallen uit de oosthoek en in 65% van de gevallen is er een westelijke component. In onderstaande tekening is te zien wat voor een effect wind op de
31
Canopy heeft. In de tekening is duidelijk te zien dat aan de loefzijde van de natuurlijke ventilatie het beste gebruik gemaakt wordt. De wind blaast hier ‘gewoon’ naar binnen en wordt aan de bovenzijde via natuurlijke trek naar buiten getrokken. In de Canopy stijgt de lucht door deze natuurlijke trek, maar ook door de natuurlijke opwarming van de lucht op groen-hoogte. Aan de lijzijde zal de verse lucht ook naar binnen getrokken worden, maar zal eerder mechanische ventilatie nodig zijn. De ventilatie bestaat dus uit een windrichting gerelateerde natuurlijke ventilatie. Dit houdt in dat de luchthappers zich aan de (meest voorkomende) loefzijde moeten bevinden, het westen dus. De luchthappers zijn allemaal voorzien van mechanische ventilatie. Echter hoe meer het waait, hoe minder de ventilatoren moeten draaien. Deze zullen dus computer gestuurd bepalen aan de hand van een windmeter, hoever de lamellen open gaan en hoe hard de ventilatoren gaan werken. De toevoergaten zullen voorzien zijn van een hor, om insecten zoveel mogelijk binnen, maar ook zeker buiten te houden. Wanneer we ervan uitgaan dat in de zomer de buitentemperatuur oploopt tot 28 °C, binnen zal het dan rond de 30 °C kunnen worden. Boven in de bollen kan het zelfs oplopen tot 35 – 40 °C. De ventilatievoud van ongeveer 3 á 4 keer per uur is dan normaal zijn. De lucht moet dan met een snelheid van ongeveer 2,8 m/s naar binnen geblazen worden en zal dan door de natuurlijke trek en warmtestijging de Canopy via de hydraulisch geopende luchtkussens verlaten
Het open zetten van de lamellen voor de natuurlijke ventilatie
32
Tenslotte de waterhuishouding in de Canopy. eerst natuurlijk weer kijken naar de omstandigheden van de Canopy. In Nederland regent of sneeuwt het gemiddeld over een heel jaar maar gedurende 7% van de totale tijd. Toch wordt Nederland vaak een regenland genoemd. Jaarlijks gaan er normaliter gemiddeld 125 dagen voorbij zonder dat het ook maar één spatje regent. Op de overige dagen valt er in ons land gemiddeld ongeveer 803 millimeter neerslag gedurende 570 uur. De meeste regen valt gewoonlijk in de zomermaanden, maar dat betekent niet dat het dan ook vaker regent. De regen valt dan met grotere hoeveelheden ineens en is dan in het algemeen van kortere duur dan in de winter. Een hoeveelheid van 10 millimeter of meer komt in ons land gewoonlijk op 20 dagen per jaar voor. Een zeer grote hoeveelheid neerslag van ongeveer 30 millimeter in één etmaal wordt in Nederland hoogstens één maal per jaar gemeten. Al het water wat op de Canopy valt, wordt opgevangen in een gracht die de contouren van de Canopy volgt en breder wordt naar mate er meer water doorheen stroomt. Het regenwater wordt via een kaarsrecht 4 meter breed kanaal, parallel aan de dijk naar het waterbekken naast de dijk gevoerd. De bezoeker ervaart zo wat nodig is om de Canopy van water te kunnen voorzien. Jaarlijks valt er zo’n 803 mm, dit wil zeggen 0,803 m³ per m², de Canopy is 27523 m², dus er wordt 22101 m³ opgevangen. De dieren, maar met name het groen hebben zo’n 300 m³ per dag nodig, dit wordt door 2500 sproeipunten, die opgenomen zijn in de constructie, verspreid. In de Canopy valt er per jaar 2000 mm per m². Dus jaarlijks is 55046 m³ nodig. Een simpel rekensommetje levert dan op dat er nog 32945 m³ water extra nodig is. Aangezien oppervlaktewater geen optie is (te vervuild) zal er grondwater opgepompt worden.
33
Het opgevangen en opgepompte water wordt gezuiverd en opgewarmd, voordat het naar de Canopy gevoerd wordt en als regen of mist naar beneden valt. Dit gebeurt in een warmtekrachtcentrale; gezien de hoeveelheden zal de warmtecentrale zo’n 240 m² zijn. Deze centrale staat naast het waterbekken en heeft een industriële, aluminium uitstraling. Ook de vorm van deze centrale doet denken aan de beweging van de vele duizenden liters water die erdoorheen worden gepompt. Zo ervaart ook hier de bezoeker weer wat er nodig is om de kunstmatige ecosystemen te kunnen laten floreren. Vanuit de centrale leidingen met het warme water naar de sproeipunten en naar de luchthappers voor het verwarmen van de in te blazen lucht. Met de watervoorraad moet men, wegens droogte, vervuiling en dergelijke, zeker 60 dagen vooruit kunnen. Per dag valt in de Canopy 300 m³, dus het waterbekken kan zo’n 18000 m³ water opvangen. De vochtigheid in de Canopy wordt op peil gehouden door de regen, mist en de waterval. Mist wordt gemaakt door water onder hoge druk door nozzles te spuiten. Het grondwater in de Canopy is afgesloten van het grondwater in de omgeving, zo kan de grondwaterstand kunstmatig op peil gehouden worden. Een damwand zorgt ervoor dat extreme droogte, of extreme regen geen invloed heeft op de waterhuishouding in de Canopy. De damwanden reiken tot aan de afsluitende kleilaag, zoals blijkt ui onderstaande tekening.
damwand grondwater
afgesloten grondwater klei/zand/veen
damwand
‘t IJ
grondwater
basisveen zand
afsluitende kleilaag
34
IN DE CANOPY Uit het bovenstaande is gebleken dat de vorm en plaats van de Canopy voornamelijk bepaald wordt door het landschap, de constructie, de materialisering en de bouwfysica. Een belangrijk, zo niet uiteindelijk het belangrijkste, element is de bezoeker. Hoe kan de architectuur en inrichting van de bezoeker ultiem de illusie van het regenwoud laten ervaren. Terwijl toch alle onderdelen ‘achter de schermen’ goed verlopen. Denk hierbij aan het leveren van goederen, het voederen van de dieren, afvalverwerking, maar ook aan aspecten als veiligheid, bezoekersstromen, horeca en kantoren. Al deze elementen zijn geïntegreerd in de Canopy zonder dat de illusie van het regenwoud voor de bezoeker een deceptie wordt. Toch vind ik dat je een bezoeker moet laten ervaren wat er nodig is om een tropisch regenwoud in Amsterdam te kunnen laten groeien en evolueren. Zo is de gigantische warmtekracht centrale duidelijk zichtbaar, alsmede het vervoer van het opgevangen hemelwater (zie ‘Bouwfysische vormgeving’). Ook in de Canopy zijn dit soort aspecten zichtbaar. Het plateau De bezoeker loopt op de dijk en nadert de Canopy. De dijk is bedekt met gras en is 4 meter hoog. De bezoeker heeft dus vanaf hoogte vrij zicht op de Canopy, die, ondanks de dijkhoogte, nog ver boven de aanlopende bezoeker uittorent. Aan de tuinkant houdt de dijk op voordat de Canopy bereikt is, de bezoeker moet het laatste stukje over een brug, waardoor het lijkt alsof je ‘zomaar ergens’ de Canopy binnenkomt. Dit versterkt het beeld van een losstaande stolp over het regenwoud. De entree wordt bepaald door de dijk en door niets anders, de huid van de Canopy is uniform en maakt dus geen ‘binnenkomend gebaar.’ Komende vanuit de andere kant is het principe hetzelfde, hier loopt de dijk echter de Canopy in en loopt de funderingsrand mee met het dijklichaam. De dijk ligt daar en de Canopy-stolp golft er over heen. Door de tochtsluis komt de bezoeker via de dijk, danwel via de brug op het plateau. Het plateau strekt zich uit tussen de twee kleinste constructie-bollen en vormt zich naar de constructievorm, zonder zijn eigen uitstraling te verliezen. Het plateau rust op drie ovaalvormige volume, die hem zijn losstaande, zwevende karakter geven. In deze ovaalvormige volumes bevinden zich de kantoren, de onderzoeksruimte en het restaurant. Om het plateau visueel los te houden van de ovalen wordt het plateau ondersteund door kolommen uitgevoerd in boomstammen. Het plateau begeleidt de bezoeker in eerste instantie met een grote elegante beweging naar de hellingbaan die de bezoeker naar het grootste deel van de Canopy brengt. Aan de andere kant van het plateau word je subtiel naar het mangrovebos gebracht. Tenslotte verbindt een kleinere trap het plateau met het terras voor het restaurant. Het plateau heeft een robuuste uitstraling: een 45 cm dikke natuurstenen bubbledeck vloer. Bubbledeck is een vloer waarmee een aanzienlijke materiaalbesparing wordt bereikt in zowel beton als in staal. Aan de wapeningsconstructie worden in de fabriek grote kunststof bollen verankerd. In het werk wordt de vloer dan afgestort. Een ander groot voordeel, afgezien van materiaal- en
35
gewichtsbesparing, is dat deze vloer in twee richtingen kan dragen waardoor er en vlakke balkloze onderkant ontstaat. Bovendien is een bubbledeck vloer ideaal voor ronde vormen, deze kunnen uitgevoerd worden zonder dat er veel aanstortvlakken nodig zijn. Een bubbledeck vloer wordt uitgevoerd op puntvormige ondersteuningen. De bubbledeck vloer is bekleed met Öland-steen. Deze Scandinavische natuursteen, voorheen ballast in de oude VOC-schepen, heeft een groot nadeel en een groot voordeel. Het nadeel is dat hij, zo gauw het vriest kapot springt en barst. Geen probleem dus in een tropisch regenwoud dus. Het grote voordeel is dat er geen mos en algen opgroeien, dus wordt hij niet glad. Ideale natuursteen voor een robuust entreeplateau in een tropisch regenwoud. De uitgestrektheid van het plateau biedt de bezoeker de mogelijkheid om aan de uiteinden van het plateau tot in het achterste puntje van de Canopy te kijken. Waardoor hij zich bewust wordt van de gigantische afmetingen van de Canopy, waarna hij de jungle induikt om pas in het midden van zijn tocht een tweede uitkijkplek vindt en dan pas ziet dat hij pas op de helft is. Op de uiteinden van het plateau kan de bezoeker ook van het plateau af op de twee uitstekende ovalen. Hier bevinden zich twee geweldige uitkijkpunten, waar ook mogelijkheid is om lekker te gaan zitten en van het uitzicht te genieten. Op het plateau bevinden zich nog meer elementen om dit 2400 m² grote plateau in te richten. Na het betreden van het plateau begeleidt een rand van paraplu bakken de bezoeker verder. De paraplu’s verzekeren de bezoeker zich, mocht hij dat willen, van een droge tocht door het regenwoud. Voorbij de paraplubakken is ruimte genoeg om even stil te staan, op de plattegrond te kijken of je te laten overweldigen door de afmetingen. Een andere kleur Öland in de vloer geeft aan waar je even rustig kan zitten of af kan spreken met vrienden. Tenslotte lopen er nog meanderende goten door de bestrating die het ‘regenwater’ dat op het plateau valt af te voeren. Rolstoelen kunnen hier trouwens zonder probleem omheen.
36
Ovalen Voor het oog zweeft het plateau boven de ovalen. De ovalen zijn opgebouwd uit rotsblokken. Deze rotsgevel geeft de ovalen niet alleen een natuurlijke uitstraling, wat de illusie van de Canopy behoud, tevens blijft hier ‘regenwater’ in staan en krijgen plant en dier de mogelijkheid ook hier aanwezig te zijn. De ovalen worden zo naarmate de tijd vordert opgenomen in het gehele natuurlijke leven in de Canopy. Toch worden elementen die de bezoeker er op wijzen dat de ovalen functies huishouden om de Canopy draaiende te houden niet gemeden. In twee volumes bevinden zich atria. Op deze punten wordt het ogenschijnlijke onaantastbare plateau ingesneden en groeien planten en bomen door het plateau heen. Het kantoorovaal is slechts toegankelijk voor personeel en heeft geen openingen naar buiten. Toch kan je vanaf het plateau er in kijken en zien dat een glazen pui de kantoren scheidt van het atrium. Slechts vanuit het ruime atrium valt er licht in de kantoren, Voor de kantoren heeft het atrium een duidelijke patio functie, zij zijn daar dan ook op gericht. Er loopt een rondgang om de binnenruimte. Een afdakje boven de rondgang zorgt ervoor dat personeel droog blijft wanneer het ‘regent’. Het atrium van het restaurant-ovaal is eveneens begroeid maar wel open voor de bezoeker, ook hier is het plateau ingesneden. Het terras voor het restaurant vloeit voort uit het restaurant en is verbonden met een trap naar het plateau. Dit terras is uiteraard de plek voor de bezoeker die niet verrast wil worden door een plotselinge ‘hoosbui’. Het onderzoeksovaal heeft geen atrium en is slechts toegankelijk voor personeel, afgezien van de openbare toiletten. Er zijn slechts een drietal ramen in de rotsgevel om de bezoeker te kunnen laten zien hoe bv het voedsel voor de dieren bereidt wordt, onderzoek gedaan wordt en bv de kraamzorg voor zeer jonge dieren uitgevoerd wordt.
37
Logistiek De infrastructuur in de Canopy is zo geregeld dat de illusie van een tropisch regenwoud voor de bezoeker geen deceptie wordt. Bovendien blijft de conceptuele uitstraling van het geheel behouden. Vanuit de toevoerweg parallel aan het Amsterdam-Rijnkanaal kan vrachtverkeer tot aan de Canopy oprijden. Aan de parkkant bevindt zich een hellingbaan tot onder peilniveau. Hier bevindt zich een opslagplaats voor vuilcontainers en de toegang in de ortogonale bevoorradingskelder. Deze verbindt onder de grond de drie ovalen, die te bereiken via een trap en een goederenlift. Verder bevindt zich hier de opslag en installatieruimte voor de luchtbehandeling van de ovalen. Het ortogonale van de bevoorradingskelder is terug te vinden in de ovalen. Het restaurant ovaal en het kantoor ovaal hebben beide een ortogonaal entreegebied, daar waar de kelder het ovaal binnenkomt. Het onderzoeksovaal, het meest onbereikbare voor de bezoeker is juist het meest ortogonaal. De illusie hoeft slechts hoog gehouden te worden door de gevel. De infrastructuur in de rest van de Canopy is gebaseerd op een verharde hoofdweg die in een acht door de Canopy slingert, met als middelpunt de faciliteiten. In het onderzoeks-ovaal is plek voor een elektrisch voertuig. Deze kan twee personen vervoeren en heeft een kleine laadbak voor het vervoer van het voedsel voor de dieren. Dit wagentje kan helemaal tot bij het tijgerverblijf komen. De bezoeker wordt geconfronteerd met het feit dat de Canopy een dijk doorsnijdt. Binnen is enerzijds te de dijk te zien die de Canopy in loopt, anderzijds staan tussen de ovalen drie grote waterkerende schijven, die het gat in de dijk kunnen dichten. Rijkswaterstaat verbiedt immers het doorbreken van dijken, zelfs al staan die ver landinwaarts. De schijven hebben een duidelijke waterkerende uitstraling en brengen de bezoeker weer even terug in de polder waar hij eigenlijk loopt.
38
(PLATTEGROND PLATEAU )
39
(PLATTEGROND OVALEN)
40
(PLATTEGROND KELDER)
41
(FOTO’S MAQUETTE)
42
TIJGERVERBLIJF Helemaal achter in de Canopy bevindt zich het tijgerverblijf, de bezoeker moet diep het regenwoud in trekken om een glimp van de tijger op te kunnen vangen. Om een tijgerverblijf te kunnen ontwerpen kijken we natuurlijk eerst even naar de tijger zelf: er waren in totaal 8 ondersoorten van de tijger: Bengaalse (konings-) tijger (P.t. tigris): de meest voorkomende tijger, 3000 tot 4600 exemplaren. Ze leven in India, Bangladesh, Bhutan en Nepal. De mannetjes worden tot 3 meter lang en 200 kilo zwaar. Sumatraanse tijger (P.t. sumatrae): De kleinste levende tijger, 400 tot 500 exemplaren in het wild, ongeveer 235 Sumatraanse tijgers worden in gevangenschap gehouden. Ze leven op Sumatra. Indo-Chinese tijger (P.t. corbett): deze tijger heeft het zwaar te verduren gehad tijdens de oorlog in Vietnam in de jaren zestig. Het aantal wordt nu geschat op 1000 tot 1850. Ze leven in Maleisië, Thailand, Vietnam en Cambodja. Siberische (amoer-) tijger (P.t. altaica): met zijn lengte van 4 meter (met staart) en zijn gewicht van 350 kilo is dit de grootste van alle tijgers. Helaas zijn er nog maar 150 tot 200 over. Ze leven in het Amoer-gebied in Rusland. Waarschijnlijk komen er ook nog een stuk of tien in Noord-Korea voor. Zuid-Chinese tijger (P.t. amoyensis): Deze tijger is enorm vervolgd door de Chinese boeren. Hij is daardoor bijna uitgestorven, er zijn er waarschijnlijk minder dan 50 over. Af en toe worden er nog sporen van ze aangetroffen in de bergen van Zuid-China. Uitgestorven soorten: Javaanse tijger (P.t. sondaica): deze tijger werd voor het laatst op Java waargenomen ergens in de jaren tachtig, waarschijnlijk is hij uitgestorven. Kaspische tijger (P.t. virgata): deze is uitgestorven in de jaren tachtig, leefde rond de Kaspische Zee en zelfs tot in Oost-Turkije. Balinese tijger (P.t. balica): dit was de kleinste van alle tijgers. Deze soort, die alleen op het Indonesische eiland Bali voorkwam, is in de jaren veertig uitgestorven.
Gebied een eeuw geleden Gebieden tegenwoordig
43
Bedreigingen voor de tijger in het wild: de jacht op de tijger voor de kostbare huiden, en voor medicinaal gebruik in Azië. Een ander probleem voor de tijger is ruimte. Tijgers hebben uitgestrekte gebieden nodig om te kunnen jagen en die zijn in de streken waar ze leven steeds moeilijker te vinden. Tenslotte verdedigen mensen zichzelf en hun vee door tijgers te doden. Taxonomische indeling In de Canopy wordt de Sumatraanse tijger gehouden. De Sumatraanse tijger kleinste van alle nog levende tijgers. Gezien de Rijk: Dieren (Animalia) klimatologische omstandigheden in de Canopy en vanwege de geringe ruimte die beschikbaar is, is deze tijger het meest Stam: Chordadieren (Chordata) geschikt om te houden in de Canopy. Specifieke Substam: Gewervelden (Vertebrata) eigenschappen zijn: Zoogdieren (Mammalia) • Deze tijger heeft de donkerste vacht van alle tijgers. Klasse: Grote langwerpige rozetten die soms uiteenvallen in Orde: Roofdieren (Carnivora) grijsbruine tot zwarte strepen. Ook zijn zijn Familie: Katachtigen (Felidae) voorpoten gestreept. Geslacht: Panthera • Hun vacht is wel dunner dan bv van de Siberische Panthera tigris tijger, uiteraard vanwege de temperatuurverschillen Soort: • De kop heeft 5 tot 7 dwarsstrepen die in het Naam: sumatrae midden worden onderbroken en iedere tijger zijn persoonlijke herkenning geven. Achter op het oor zit de witte vlek die kenmerkend is voor alle panterachtigen. • Mannetjes zijn gemiddeld 2,4 meter, van hoofd tot staart en wegen zo’n 120 kg. • Vrouwtjes zijn gemiddeld 2,2 meter, van hoofd tot staart en wegen zo’n 90 kg. • Mannetjes verdedigen hun leefgebied tegen andere mannetjes en markeren hun gebied door urine rond te sproeien en door te krabben aan boomstammen. Vrouwtjes kunnen wel in het gebied van een mannetje leven • Zij eten herten of wilde zwijnen, maar ook kleinere dieren zoals vogels, vissen en kikkers. • De staart is vrij lang: 70-100 cm en helpt hem om in evenwicht te blijven bij een sprong. Ook geeft een tijger signalen met zijn staart. Als hij kwaad is slaat hij ermee heen en weer. • Maximale leeftijd in gevangenschap is 22 jaar. • Zij hebben brede poten met intrekbare klauwen en dolkachtige hoektanden om een prooi mee vast te grijpen, puntige knipkiezen om het vlees uiteen te scheuren en snijtanden om een bot af te kunnen schrapen. • Zij hebben opvallende lange, witte snorharen. Die helpen hem om de weg in het donker te vinden door het struikgewas. Ook gebruiken zij hun gevoelige haren bij het liefdesspel. • Ook hebben zij een zeer soepele rug. Door hem te buigen kunnen zij zijn achterpoten tot ver voor zijn voorpoten brengen. Daardoor kan hij sprinten en sprongen maken, tot wel zes meter ver en vier meter hoog.
44
Bij het ontwerpen van een tijgerverblijf voor de Sumatraanse tijger moet er een evenwicht gezocht worden tussen de twee uitersten die deze opdracht oproept: de uiterst schuchtere tijger, die het liefst zoveel mogelijk ruimte heeft, moet in een relatief kleine ruimte makkelijk door veel mensen aanschouwd kunnen worden. Om een goed tijgerverblijf te ontwerpen en bovenstaande tegenstelling op te lossen moet een verblijf minimaal aan het onderstaande voldoen: Afmeting In het wild heeft deze tijger een territorium van zo’n 15 km², een verblijf met één tijger moet minimaal zo’n 1500 m² zijn. Twee vrouwtjes kan je bij elkaar zetten, een mannetje moet apart zitten en kan slecht af en toe bij de vrouwtjes geplaatst worden. Tijgers in gevangenschap zijn tegenwoordig allemaal in gevangenschap geboren en zijn daardoor ook meer gewend om samen met hun soortgenoten te leven dan hun wilde neven en nichten. In de Canopy komen dan ook twee verblijven met in de ene een mannetje en in de andere twee vrouwtjes. Het is mogelijk om de twee verblijven te koppelen tot één verblijf. Zoals de meeste dierentuin dieren hebben ook tijgers een binnenverblijf nodig voor veiligheid en verzorging. Ook in de Canopy heeft iedere tijger zijn eigen binnenverblijf. De nacht brengen ze in het binnenverblijf door. Dit binnenverblijf moet een minimale afmeting hebben van 12 m² In de doorgang van het binnenverblijf naar het buitenverblijf bevindt zich een zogenaamde ‘klem-hek’. Dit is een eenvoudige Klem-hek stressloze manier om vaccinaties en bv antibiotica toe te brengen, maar ook om de tijger te kunnen onderzoeken.
Binnenverblijf
Arts
Verblijf Veiligheid Er zijn vele manieren om de tijger binnen zijn verblijf te houden. Hekwerken zijn een van de meest gebruikte afscheidingen, deze moeten wel tenminste 6 meter hoog zijn. Bovenaan moet het hek in een hoek van 45° naar binnen gedraaid zijn. Het hek moet tot een meter onder de grond loodrecht naar beneden en daarna eveneens met een hoek van 45° naar binnen draaien. Hekwerken zijn in de Canopy geen optie, de illusie dat de bezoeker ‘op bezoek’ is in het gebied van de tijger is dan om zeep geholpen. Een andere manier is natuurlijk glas. Iedere bezoeker heeft vrij uitzicht over het verblijf en de dieren en is esthetisch een goede afscheiding. Bovendien kan bij gebruik van glas de bezoeker echt oog in oog komen te staan met de tijger. Glas is wel kostbaarder en beschadigd ook makkelijker. Bovendien mist de bezoeker belangrijke ervaringen met de tijger zoals geur en gehoor. In combinatie met een afscheiding die wel gebruik maakt van deze twee ervaringen is glas een zeer goede optie.
45
5 meter 7 meter
Tenslotte is de gracht ook een veel gebruikte afscheiding. Grachten zijn een goede oplossing, de tijger is rechtstreeks zichtbaar, bovendien kan men de tijger ruiken en horen. Alleen de afstand, minimaal zeven meter is een vrij grote afstand. De gracht moet minimaal vijf meter diep zijn. Bovendien moet er een klein ondiep stukje zijn zodat de welpen niet in het diepe water vallen.
In de Canopy zijn verschillende mogelijkheden voor de bezoeker om de tijgers te kunnen aanschouwen. Op glaswand geeft het beste kijk op de tijgers. Verderop bevindt zich een gracht die weer een andere kijk geeft op de dieren. Waar de bezoekers de dieren kan ‘beleven’. Inrichting In de Canopy bevinden zich een groot aantal elementen om de tijger een zo goed mogelijk onderkomen te bieden en bovendien de bezoeker iets te leren over de tijger. Water is onmisbaar in een tijgerverblijf. Schoon drinkwater en een plek waar de tijger kan baden zijn noodzakelijk. Om hygiënische redenen, omdat het rustgevend klinkt en omdat het attractiever is voor de bezoeker betreft het in de Canopy stromend water. Groen is eveneens onmisbaar voor een natuurlijk dierenverblijf. Tijgers kunnen jong groen nog wel eens uit de grond trekken, daarom staan in de Canopy planten waar tijgers niet van houden, zoals de stekelige zuurbes (Berberis), de acacia (Robina), de meidoorn (Crataegus), pampasgras (Cortaderia sellona) en jeneverbes (Juniperus). Giftige planten als de fluweelboom en azijnboom moeten uiteraard gemeden worden. Stevige planten die een stootje van een tijger kunnen hebben worden wel weer in de Canopy gevonden, zoals het Mexicaanse bamboe en mint. Er staan geen grote bomen in het tijgerverblijf. Een omgevallen boom biedt een fijne ontsnappingsroute voor een tijger. Ook de hoogte van bomen biedt een mogelijke ontsnappingskans. Alhoewel volwassen tijgers niet zo snel in bomen klimmen, willen jonge tijgers nog wel eens een kans wagen en mogelijk uit het verblijf kunnen ontsnappen. Wel kan met schrikdraad een tijger uit de boom gehouden worden. Hiermee kan er ook voor gezorgd worden dat in een ogenschijnlijk groot verblijf de tijger toch in zicht blijft. In het tijgerverblijf bevinden zich ook boomstammen waar het natuurlijke gedrag van de tijger gezien kan worden, bovendien voorkomt het krabben aan de boomstam ingegroeide nagels. Een ander element wat je vaak ziet zijn grote stevige ballen, een speelobject voor de tijger. In de Canopy wordt hier geen gebruik van gemaakt om de natuurlijke uitstraling van het verblijf niet te verpesten.
46
Zichtbaarheid Essentieel voor een verblijf is natuurlijk de zichtbaarheid van het dier. De tijger moet vanuit verschillende punten goed zichtbaar zijn. De bezoeker moet oog in oog komen met de tijger voor een onvergetelijke ervaring. Een goed middel hiervoor zijn verwarmde elementen zoals rots-elementen waar buizen met warm water door heen lopen. Deze bevinden zich ook in het water. De warmte trekt de tijgers aan. Bovendien bevinden deze elementen zich dicht bij zichtpunten voor de bezoekers. Tenslotte zijn er nog geursporen. Deze wekken hernieuwde interesse voor de omgeving op, waardoor de tijger eerder actief wordt. Deze geuren kunnen van alles zijn, parfums, kruiden, zoals kattekruid. Het geurspoor moet wel leiden naar een (voor de bezoeker onzichtbare) beloning, voedsel dus.
Voedsel De tijger in gevangenschap hoeft natuurlijk niet te jagen. Het blijft echter een verplichte carnivoor, d.w.z. hij moet vlees hebben. In Nederland bestaat zijn dieet voornamelijk uit rund-, paardenvlees en kip. Maar eigenlijk mag hij alles eten waar vlees aanzit. Alleen varkensvlees is niet goed omdat daar virussen en bacteriën inzitten waar tijgers ziek van worden. De tijgers zullen voornamelijk karkassen gevoerd worden, dit is niet alleen goed voor hun gebit, maar de tijger wordt daardoor ook meer actief. Dit wordt wel aangevuld met voedsel voor katachtigen dat speciaal ontwikkeld is door biologen en diëtisten. Dit bevat geen gevaarlijke bacteriën of parasieten, bovendien kan er precies bijgehouden worden hoeveel de tijger eet. Tenslotte krijgen de tijgers een keer per week een kniegewricht van een koe. Dit is als het ware zijn tandenstoker en houdt het gebit op peil. In de Canopy worden de tijgers enerzijds in het verblijf gevoed, anderzijds in het binnenverblijf. Dit is nodig omdat goed in de gaten gehouden moet worden hoeveel en wat de tijger eet. Tijgers laten nauwelijks merken wanneer zij ziek zijn. Voornamelijk is dat te zien aan zijn eetgewoonte.
47
Tijgers in gevangenschap planten zich makkelijk voort. Ze krijgen per saldo zelfs meer jongen. Deels omdat de jongen vaak vrij snel bij de moeder worden weggehaald, maar ook omdat de moeder goed gevoerd wordt en dus genoeg melk heeft voor alle jongen. Heel mooi zou je zeggen, dan kunnen de jongen worden teruggeplaatst in het wild zodat de tijger daar niet uitsterft. Helaas ligt dat niet zo simpel. De jongen kunnen in gevangenschap niet de verfijnde jachttechnieken leren die nodig zijn om te overleven in het wild. En al zouden ze dat leren, dan is de tijger uit gevangenschap genetisch gezien zo'n ander dier dat je toch de echte wilde tijger kwijtraakt. Bovendien is de gewenning aan mensen geen goede ontwikkeling. Desondanks fokt men met de tijgers, zo veel zelfs dat er jaarlijks een groot overschot is. Jonge dieren in de dierentuin zijn namelijk echte publiekstrekkers. Maar aan het eind van elk dierentuinseizoen, wanneer er geen plek te vinden is, worden de jonge diertjes afgemaakt. Om bezoekers te lokken zijn voor dierentuinen alleen de echte kleintjes aantrekkelijk, voor de grotere dieren is domweg nergens plek. In de Canopy worden dan ook alleen welpen gefokt die of naar kwaliteit goede dierentuinen kunnen gaan, of naar een weids opgezet programma om de dieren terug in de natuur te plaatsen.
48
HET WOUD Hoe is de beplanting in de Canopy? Vooropgesteld moet worden dat een woud nooit in rust is. Er is een voortdurende strijd tussen soorten en tussen verschillend groeiende planten. De verschillende gebieden in de Canopy worden beplant met soorten die voorkomen in de wilde gebieden van het continent van het betreffende gebied. Over het algemeen ontwikkelt het woud in de Canopy zich overal op dezelfde manier, met uitzondering van het mangrovebos. Dit ontwikkelt zich op land dat geregeld onder loopt met zout water. De bekende verspreide steltwortels stellen de planten in staat om hun zuurstof uit de lucht te halen in plaats van de met water verzadigde bodem. Een afscheiding voorkomt dat het zout uit dit water de rest van de bodem in de Canopy verzadigt. Het water stroomt bovendien vanuit de rest van de Canopy naar het water bij het mangrovebos. De rest van het woud zal volgens de volgende manier in de loop van de tijd ontwikkelen: als eerste groeien pioniersoorten, dit zijn zaailingen die goed zijn ingericht om te kunnen groeien in de felle zon, bij hoge temperaturen en een betrekkelijk lage luchtvochtigheid. Zij voeren een felle concurrentie strijd om het licht. Zij groeien snel en zullen ook weer snel het leven laten, zij kunnen zich niet voortplanten in hun eigen schaduw. Sommige leven langer, zoals balsa- en parasolbomen en kunnen nog enige tientallen jaren overleven. Kenmerkend voor de pionier zijn hoge smalle kronen, een vertikaal patroon. Langzaam groeien de soorten uit het secundaire regenwoud. Deze kunnen concurreren met de pioniersoorten maar ook in schaduw groeien. Zij worden uiteindelijk ook veel ouder en groter. Deze zullen na verloop van tijd het woud domineren. In hun schaduw groeien intussen al de traag groeiende, maar veel sterke bomen van het primaire woud, wat in de natuur pas na eeuwen het woud domineert. De langzaam groeiende hebben eerder een brede structuur. Deze fasen en structuren zijn natuurlijk niet duidelijk te onderscheiden, zij lopen allemaal in elkaar over. Wanneer een langzaam groeiende boom gesnoeid wordt, wordt zijn plek direkt weer ingenomen door de pioniersoorten. Naarmate het woud ouder wordt, verandert de samenstelling en uitstraling van het woud. Op oudere takken worden orchideeën, varens en bromelia’s geplant, maar ook bv lianen worden opgehangen.
49
Uitstekende laag
Kroon laag
Onder laag Bodem laag Water Wouden hebben een gelaagde structuur. Zoals weergegeven in de afbeelding hiernaast. Iedere laag heeft zo zijn eigen planten en dieren die in de omstandigheden van deze laag het beste kunnen floreren. Het is niet makkelijk aan te geven waar de ene laag begint en de andere eindigt. Uiteraard lopen de lagen geleidelijk in elkaar over en ook de dieren en planten kunnen nog wel eens van laag wisselen.
50
SLOT Gebleken is dat de architectonische vrijheid in dit project bepaald wordt door: het landschappelijke aspect, de constructie en materialisering, de bouwfysica en uiteraard de bezoeker. Deze aspecten zijn bijzonder bepalend geweest voor het definitieve ontwerp. Toch heeft een ontwerper, ik in dit geval, van begin af aan en idee wat het moet gaan worden en welke uitstraling een ontwerp moet hebben. De verschillende gebieden: Azië, Afrika, Midden- en Zuid-Amerika en de faciliteiten moeten in de vorm (constructie) duidelijk zijn. Bovendien wilde ik een uitstraling die past bij een levende, veranderende entiteit als een regenwoud. Aangezien de constructie het meest in het oog springende aspect zou zijn van de gehele Canopy ben ik lang bezig geweest met en zoektocht naar een juiste constructie. Een constructie die met zijn constructielijnen mee beweegt met de plattegrond, die weer bepaald was door verschillende leefgebieden. Een constructie die toch (zo goed als) voldoet aan de eis van maximale inhoud bij minimale huidoppervlakte. Een constructie waaraan je al kan zien dat je te maken hebt met een levende, veranderende entiteit. Ik heb getracht een alternatief te vinden voor de doorgaans zo geometrische constructies. Zo ben ik lang bezig geweest met het onderzoeken van mijn wokkelconstructie en boomconstructie. Het frappante is dat ik uiteindelijk een geometrische constructie heb die toch voldoet aan mijn eigen eisen: een ‘levende’ constructie, bestaande uit driehoeken die kleiner en groter worden naar mate de overspanning kleiner of groter wordt. Bovendien voldoet de constructie aan de feitelijke eisen. Door geleidelijke overgangen heeft de Canopy maximale inhoud bij minimale huidoppervlakte en bovendien is hij licht geconstrueerd, dus maximale zoninstraling. Een ander conceptuele uitgangspunt, welke ik van begin af aan in mijn hoofd gehad heb, is dat de Canopy, de constructie en huid, los moeten staan van de omgeving, maar ook van wat er binnen in de Canopy gebeurd. De Canopy is een stolp over het regenwoud, staande op een funderingsrand die meegolft met het omliggende landschap. Door het op deze manier te benaderen wordt het duidelijk gemaakt dat er in ‘deze’ kas zich een andere klimaatwereld bevindt. De kap is slechts een huid die over het regenwoud is getrokken. Zo gauw de bezoeker de Canopy binnenkomt, betreedt hij een illusie, een natuurwonder in de polder. Slechts gescheiden van die polder door een ‘laagje plastic’. De bezoeker wordt dan ook continu heen en weer geslingerd tussen illusie en werkelijkheid. Het contrast met de polder wordt keer op keer weer opgezocht, net als het contrast met de techniek die noodzakelijk is. De dijk die de Canopy in loopt, zichtpunten vanuit de Canopy naar IJburg en Diemen, zicht op het de aluminium warmtekrachtcentrale, grote goten voor het hemelwater, zicht door het atrium in de kantoren, enz. Ik ben ervan overtuigd dat al de voornoemde aspecten een plekje hebben gekregen en dat het resultaat er zeker mag wezen. Het lijkt mij een geweldige ervaring om de Canopy zo nu en dan eens
51
te kunnen bezoeken en ervaren hoe het regenwoud groeit, verandert en leeft. Ik ben ervan overtuigd dat de Canopy een geweldig project zou zijn en voor de bezoeker een heerlijk ontspannen omgeving zou zijn om even tot rust te komen in ons drukke bestaan. Ik hoop ook dat ik bij iedereen die dit rapport gelezen heeft en mogelijk de presentatie hebben bijgewoond interesse heb gewekt voor niet alleen architectuur van de omgeving van de mens, maar eveneens voor het ontwerpen van de kunstmatige omgeving van het dier. Ik zou al tevreden zijn wanneer iedereen voortaan met een andere blik naar de dierentuin gaat. Ik heb met veel plezier gewerkt aan de totstandkoming van dit project. Het ontwerpen van een dierentuin is voor een architect een ware uitdaging. Ontwerpen op de grens tussen mens en dier. Ontwerpen die daadwerkelijk terug gaan naar de ware natuur.
(FOTO MAQUETTE)
52