Canada Southwest & USA Pacific Northwest Donderdag 23 juli, Vertrek: Amsterdam – Calgary. (Alberta). 50 km gereden. ’t Is een uur of 9 in de ochtend als we op het station in Deurne gedropt worden. We gaan met de trein naar Schiphol. Nadat we de kaartjes uit de automaat gehaald hebben, gaan we op weg naar Amsterdam. Een rit van twee uurtjes. Zonder file, en we worden netjes recht voor de luchthaven afgezet. Handig. Rond de middag is het inmiddels als we de bagage afgeven. Zo, daar zijn we ook een uurtje of 12 vanaf. Makkelijk als je via internet ingechecked hebt. Goed, we kijken wat rond, en besluiten om maar richting ‘internationale zone’ te gaan. Het hierop volgende uur wordt gespendeerd aan koffie drinken en het bekijken van de vele tax-free winkeltjes (vuls te duur, des in Bels goeiekopper). Op het einde van de tax-free-boulevard is ook ongeveer onze gate: D47. Om 14.30 kunnen we boarden, een uurtje later zitten we in het luchtruim. 8 Uurtjes muziek luisteren, puzzelen, slapen, film kijken en we staan op Calgary International Airport. Bij de douane moeten we ons effe verantwoorden over wat we komen doen, en of we wel werkelijk weer een keer vertrekken (standaard gezever, als je naar het Noord-Amerikaanse continent gaat). Goed, wel lopen de luchthaven af, en recht bij Alamo het gebouw binnen. We mogen kiezen wat voor auto we willen. Doe maar die Ford Focus... Dat noemen ze dan een ‘compact’ auto... Navigatie op de voorraam, en Twan bijt de spits af om eens ff dwars door Calgary te crossen. Fijne en zeker een pittige auto. Terwijl Sjef achter probeert te komen waar alle knopjes en schakelaartjes voor dienen, en hoe de ingebouwde satelliet-radio met allerlei technische snufjes werkt, rijdt Twan de auto de parking op bij Econo Lodge. Inchecken, opfrissen, en naar de buurman heen. Dennies. Om 18 uur mag je wel eens een keer honger krijgen, en zeker als je al zo’n lange tijd op bent, en alleen ‘vliegtuig-eten’ hebt gehad. Dat smaakte goed! Nog even via de supermarkt om wat te drinken en eten te halen, en we rijden weer terug naar huis. Effe een lekkere douche, en we kunnen het terrasje op voor onze kamer met de laptop: ff wat mailtjes sturen dat we goed en heelhuids in Canada aangekomen zijn. Gauw genoeg zijn we moe en gaan we maar pitten.
Vrijdag 24 juli, Calgary – Banff. (Alberta). 249 km. Om 6 uur in de ochtend zit Twan al buiten op het terras met een bak koffie, en is Sjef druk bezig met ruzie maken met zijn laptop. Die zal ook wel een jetlag hebben, net als wij. Affijn, de koffie smaakte perfect (in Noord-Amerika is áltijd een koffiezetter en een magnetron
aanwezig op de kamer), en na het douchen gaan we naar de lobby om een ontbijtje naar binnen te werken. Simpel, maar beter dan nix. We gaan op weg richting Banff, een dorpje in Banff National Park. We gaan nog even via de WalMart om de Rand McNally road atlas te halen. Altijd makkelijk voor overzicht, het moeilijke werk laten we aan de navigatie over. Al rijdende zien we het landschap veranderen: hoge bergen, mooie natuur. Zo rond het middaguur leggen we nog effe ergens aan om wat te eten en een koffie te drinken. Om half 2 komen we in Banff aan. Het is er flink toeristisch, maar dat hadden we ook wel verwacht. We rijden een rondje om een indruk te krijgen van wat er allemaal is in dit kleine dorpje. In ieder geval genoeg hotels. Dus dat gaat wel goed komen. Eerst maar eens even de omgeving bekijken. We gaan richting Lake Minnewanka, een groot meer ten noorden van Banff. We maken een wandeltocht van een kilometer of 2 langs het meer op. We klimmen en klauteren de rotspaden op en af, maken wat foto’s van het meer, en gaan via de zelfde weg weer terug naar de parkeerplaats. We rijden vervolgens nog naar een volgende meer, maar da’s ongeveer het zelfde als het eerste, dus we besluiten om maar terug te rijden naar het dorp. Een klein deel van het National Park hebben we dus al gezien. In Banff kiezen we het eerste motel in de straat uit: Bumpers Inn. Lekker goedkoop voor een toeristendorp, en het ligt lekker rustig. We hebben een eigen binnenplaats achter de terrasdeuren van onze kamer. Dus we zitten niet tussen de toeristenzwerm als we buiten zitten. Het is inmiddels avond, en we gaan het dorp eens in. Te voet. Veel souvenir winkeltjes, en veel eetgelegenheden. Veelal erg lux en duur, dus we maken het ons weer eens makkelijk met een lekker fast-food diner. Na het eten wandelen we de andere kant van de straat weer terug. Winkel in, winkel uit. De temperatuur buiten is lekker, en na een uurtje komen we weer bij ons motel aan. Twan is kei moe, en gaat na ff op het terras zitten zijn bed opzoeken, Sjef gaat het dorp (kroeg) eens van dicht bij bekijken. Zaterdag 25 juli, Banff – Jasper. (Alberta). 330 km.
Goe geslapen. Om half 7 wakker. De koffiezetter wordt weer aangezet, en een kwartiertje later kunnen we het terras op op onze binnenplaats. Al een lekker temperatuurtje zo vroeg in de ochtend. We pakken in, checken uit, en om een uur of 9 zitten we ergens in het dorp aan een lekkere toast met egg, bacon en cheese, vergezeld met nóg een bak koffie, en een glas melk. We zijn klaar voor Jasper National Park! In den beginne rijden we nog een kilometer of 75 door Banff NP. Af en toe stoppen we voor een fotootje of een wandeling. Erg mooi, die hoge bergen in de Canadian Rocky Mountains. Op de meeste bergtoppen ligt nog sneeuw. Banff NP (oudste) en Jasper NP (grootste) zijn twee parken in de Rocky Mountains. De hoogste bergtoppen van de gehele Rocky Mountains in Noord-Amerika liggen in deze parken. Het park gaat vlekkeloos over in Jasper NP. Er zijn tal van mooie uitzichtpunten, waar we uiteraard ook de nodige foto’s maken. Af en toe is er een trail, waar je dan een half kilometertje kunt wandelen naar een point of view, bijvoorbeeld een waterval. De weg naar het dorpje Jasper is 300 km lang, dus zo tegen driekwart van de trip krijgen we honger. We leggen aan bij Sunwapta Falls Resort, een restaurant annex slaapverblijf een stukje verder dan de watervallen die we gezien hebben. Hier wordt ons door een jongedame met commercieel verkooptalent een Elk menu aangepraat. Ok, we gaan een elk proberen. Een elk is een rund wat veel voorkomt in de Rockies, zoiets als een hert. Een enorm bord eten, overheerst door elk, is wat er effe later voor onze neus staat. En lekker dat het is. We melden Beth (de serveerster) nog even dat ze een goed advies heeft gegeven, we maken nog een praatje en vertrekken weer richting Jasper. We gaan nog even langs The Moab Lake. Hier heeft op 14 juli 2000 een enorme brand gewoed waarbij 750 hectares natuur in vlammen is opgegaan. Het is nog wel wat te zien. We gaan een wandelpad in, en komen bij het meer uit. Hier is een moos aan het baden. Een moos is ook weer een rund wat veel voorkomt in de Rockies. Wel grappig. Aangekomen in Japer is het een regelrecht toeristengedoe. Na even zoeken hebben we toch een enigszins betaalbare inn gevonden:
Mount Robson Inn. Mooi. We gaan effe het dorp in om tussen de toeristen in de winkeltjes wat shirts te kopen, en daarna via de supermarkt weer naar huis. Op de terugweg zien we nog een oude stoomtrein staan. Die zijn vroeger hier in de bergen z’n best gebruikt. Het wordt al aardig donker, en we gaan nog even met de laptop aan de slag voordat we op 1 oor gaan.
Zondag 26 juli, Jasper – Clearwater. (Alberta, British Columbia). 470 km. Om half 8 zijn we netjes wakker. Koffie, stoeltjes buiten en even wakker worden. ’t Is al lekker warm buiten. Om een uur of 10 zitten we in het dorp in een restaurantje voor een flink ontbijt, we moeten er immers ff tegen kunnen. Na het ontbijt vertrekken we richting Mount Robson, de hoogste berg van de Canadese Rockies (4 km.). Vanwege roadwork zit het wat tegen, maar we komen er wel, we hebben immers tijd genoeg. Aangekomen bij het visitor center zien we de berg al liggen (je kan er ook moeilijk overheen kijken). De top van de berg zit verstopt achter de wolken. Het is wel een echte publiekstrekker, gezien het aantal auto’s op de parkeerplaats. Typisch zo’n toeristische attractie die íedereen gezien moet hebben. ’t Ziet er ook wel indrukwekkend uit. Hoe langer je kijkt, hoe meer je je begint te realiseren hoe groot zo’n berg wel niet is. De weg naar Clearwater schiet lekker op. Da’s ook de bedoeling, want we moeten nog veel doen. Eén voordeel: we passeren een tijdzone zodat de klok een uur terug kan. Aangekomen in clearwater blijkt dit een vrij nieuw dorp te zijn. De huizen die er staan zijn vrij nieuw, en ze zijn aan alle kanten aan het bouwen. Er liggen enkele inn’s langs de doorgaande weg. Ook allemaal vrij nieuw. We kiezen er één uit. Na het binnengooien van de koffers gaan we een paar straten verderop een toast eten bij een restaurantje. Dit is meer een soort van houten berghut, gerund door een aantal jongedames. Binnen is het lekker koel, buiten is het aardig heet.
Na de toast vervolgen we de weg richting Wells Gray Provincial Park. ’t Is 4 uur, en we moeten ongeveer 150 km op en neer, dus da’s goed te doen. Het is een prachtig park met vele watervallen, die we natuurlijk van dichtbij gaan bekijken via de korte wandelpaden. Immens diepe afgronden, omringd door een simpel hekje, waar middenin het water te pletter valt op de rotsen. Zo zijn er vele mooie uitzichtpunten (netjes aangegeven op ons kaartje, en op de bewegwijzering). We zijn ’s avons om half 10 weer terug in Clearwater. Langs ons hotel ligt de DQ (Dairy Queen), een hamburgertent, waar we met grote honger binnenstormen. Dat was nodig, zo’n king size menu. De rest van de avond maken we vol met het plannen van de volgende dagen. Op het terras uiteraard, in een lekker temperatuurtje.
Maandag 27 juli, Clearwater – 100 Mile House - Clinton. (British Columbia). 360 km. Half 8 wakker = half 8 opstaan. Kopje koffie naar buiten, evenals de laptop en atlas, zodat we de dagplanning kunnen maken. Sjef gaat naar beneden naar het grote terras bij ’t zwembad wat dames uit Vancouver uithoren over wat er zoal te doen is in die stad (die één dezer dagen in de planning zit), terwijl Twan de route en bezienswaardigheden op de route in kaart brengt. Zodra we alle info hebben die we willen hebben kunnen we vertrekken. We zwaaien iedereen uit (Mount Robson Inn is een echt familiemotel), en gaan regelrecht naar het restaurantje van de jongedames voor een lekker ontbijtje. Een flinke toast met ei, kaas en ham is zo naar binnen gewerkt. Vervolgens gaan we op weg naar 100 Mile House. Zo halverwege de trip krijgen we de ingeving om binnendoor te gaan rijden. Door mooie natuurweggetjes en langs grote meren rijdend komen we aan in 100 Mile House. Dit plaatsje heet zo omdat het een overnachtingsplaatsje was van de goudzoekers die 100 mijl verderop in Lilloet goud gingen zoeken (1860). Mmm, waar moeten we zijn? We komen erachter dat er in 108 Mile House een
oude ranch uit 1920 is nagebouwd, 8 mijl noorderlijker. De ranch is is compleet met paardenstallen, kerk, school en kruidenierswinkel. We vermaken ons een uurtje tussen de oude houten gebouwtjes. Leuk om te zien allemaal. Het is alleen flink warm: 33 graden in de bakkende zon, en scherp dat die zon is. Hierna gaan we op weg naar onze eindbestemming: Clinton. Een goede Highway met een max van 100 km/uur zorgt ervoor dat we om half 5 aankomen. Eerst eten, want we barsten van de honger. We zien een leuke pub/restaurant/inn, de Cariboo Inn, en leggen daar aan voor een flink menu buiten op het terras. Bij het afrekenen vragen we of zo nog een kamer vrij hebben: ze hebben nog een complete vleugel vrij! Mooi zo, we hebben maar meteen een kamer vastgelegd, uiteraard inclusief airco en fridge. ’t Is er erg warm aan, en dan is dat wel een eis die we aan een kamer stellen. We checken de kamer, halen de bagage uit de auto, laden het koelkastje alvast vol, en gaan daarna de omgeving verkennen. We rijden over gravelwegen langs ranches en boerderijen. Er is weer veel natuur in deze omgeving, alleen erg droog. ’t Is wel mooi wonen hier. Vervolgens rijden we naar The Bar Lake Provincial Park. We stellen de navigatie in, en rijden 25 km over gravelwegen. Een half uurtje later staan we aan het meer op het einde van het park. Rustig. Het is zó afgelegen dat TomTom het niet meer snapte. Gelukkig biedt Garmin uitkomst. We stappen uit en genieten van het uitzicht. Het is stil, heel stil. We slenteren langs het meer op, maken wat foto’s en gaan daarna weer richting auto. De terugweg stippelen we nauwkeurig uit, zodat we zo min mogelijk zandwegen hebben, want dat getril begint ons op de zenuwen te werken. We nemen de kortste weg naar Highway 97. Weer thuis aangekomen is het tijd voor een handwasje, met dit warm weer waag je het niet om een shirt de tweede dag nog aan te trekken. Het voordeel van de warmte is dat de shirts lekker snel droog zijn op de ballustrade voor onze kamer. Zo, tijd voor de kersen, appels en wortelen. We hebben vanmiddag bij de Safeway weer gezonde dingen gehaald, en lekkere dingen. Zo halfweg de avond is het inmiddels, we plannen de route voor morgen, en drinken dan nog een pint/cola op het terras en in de pub.
Dinsdag 28 juli, Clinton – Whistler – Garibaldi. (British Columbia). 380 km. 8 Uur wakker. Na even buiten gekeken te hebben blijkt het al bijna 30 graden te zijn. En het zal alleen maar warmer worden. Volgens de mensen in het dorp, en volgens de TV is het nu extreem heet in British Columbia. Goed. ’t Is wel lekker, alles beter dan regen op vakantie. Na een douche gaan we een parkeerplaats verderop een ontbijtje regelen. Zo, op naar Canada’s bekendste vakantie-skiresort Whistler. Binnendoor lijkt ons wel leuk. Mm, binnen 10 minuten zitten we al op een zandweg, steil en hoog door de bergen. Wel effe opletten hier. Dit weggetje is geen doorgaande weg, hier staat af en toe een huis (hoe krijgen ze het voor elkaar om híer een huis te bouwen?!?). De mensen die hier wonen rijden door deze weg, verder niemand. Onze route loopt langs het plaatje Gold Bridge, een dorpje wat vlak bij de goudmijn ligt. Het blijft maar aanhouden met de zandwegen: kílometers unpaved road, langs ravijnen, door waterstroompjes over de weg, soms zó smal dat je blij bent dat er geen tegenliggers komen. De enige auto’s die we tegenkomen zijn van die grote Amerikaanse tanks, die hebben geen moeite met die stenen en kiezels waaruit de weg voornamelijk bestaat. Het is wel prachtig mooi, zo verschrikkelijk hoog dat die bergen zijn, en zo diep dat je naar beneden kijkt. We komen aan in Gold Bridge, zo rond 2 uur in de middag. Erg vervallen, dit dorpje van hooguit 20 huizen, 1 general store, en 1 hotel/restaurant/pub wat te koop staat. We eten wat in het restaurantje, wat meer lijkt op een cowboycafe van vroeger. We eten ons menuutje op, terwijl we tv kijken. In élk restaurant of pub staan tig tv’s in de regel. Vervolgens rijden via een slingerende zandweg naar de goudmijn. Wat blijkt? We mogen er niet in: ze zijn nog in gebruik! Affijn, de komende 42 km is weer zand-, stenen-, en kiezelweg. Dan komen we weer op het asfalt. Vanaf nú géén unpaved roads meer, spreken we af. Effe gas erop en we komen rond 7 uur aan in Whistler.
Goeiendag, wat toeristisch! Echt een wintersportplaats. Veel mensen, alles op elkaar gebouwd, geen overzicht. Alleen maar chalets en van die houten skihutten, waar je niet eens buiten kunt zitten. En met 37 graden om 7 uur ’s avonds is dat wel prettig. We plukken een paar motels uit de navigatie en rijden erlangs: resort dit, duur hotel dat. ’t Is goed, veel te veel op het toeristisch volk gericht, we bestuderen de kaart, en besluiten door te rijden. Dit is niet leuk meer. 50 Km verder rijden we Garibaldi binnen, en plukken daar Motor Inn eruit. Een beetje verloederd, echt een werkvolkmotel, maar goedkoop en goed zat. We gooien de koffers binnen, en gaan vervolgens nog effe het dorp in wat bestaat uit winkelcentra, supermarkten en tankstations. We doen wat inkopen, snuffelen het winkelcentrum effe door, en eten wat bij A&W. Weer thuis zetten we de stoelen buiten op het asfalt en drinken een pint terwijl we wat op internet rondsnuffelen.
Woensdag 29 juli, Garibaldi – Vancouver. (British Columbia). 100 km. Op tijd zijn we al wakker dankzij het werkvolk dat ’s ochtens vroeg vertrekt in trucks en bussen. Ok, de koffie, stoelen en laptop gaan weer naar buiten. Lekker in het zonnetje de laatste puntjes op de i zetten qua route. We checken uit en vertrekken richting Subway een km of 5 verderop. Een stuk brood met een magnetron-ei (?!?), een glas jus d’orange en we kunnen er weer tegen. Onze eerste stop is Garibaldi National Park. We staan in een paar minuten aan de entree van het park (dat krijg je als je in het dorp Garibaldi overnacht hebt). We proberen een weg uit die naar de top van een berg leidt. 10 Km onverharde weg, zegt Garmin. Mmm, als ie niet te slecht wordt. Het valt reuze mee. We rijden door tot aan de top. Het is hoog, met diepe afgronden, en heel veel bomen. Slingerend komen we op het einde van de weg. Nu zijn er alleen nog maar wandelroutes, 5, 15 en 25 kilometer. Mmm, daar hebben we geen tijd voor, we moeten ook nog op tijd in Vancouver zijn vandaag. Een aantal mensen gaan op pad met rugzakken, water, een gids en tent. Die zullen er wel een leuk midweekje van maken in de bergen. Affijn, wij hebben het na 200 meter de pad inlopen wel gezien, en pakken de auto weer voor de gravelweg naar beneden. Op naar Vancouver!! Het is een uurtje rijden langs de Westkust van Canada op. Zo rijdend langs de Strait Of Georgia komen we in het noorden de stad binnen. We hebben de navigatie op Downtown ingesteld, zodat we dwars door het Stanley stadspark komen.
Mooi, zo opeens een groen park tussen de wolkenkrabbers en drukke straten. Het is echt druk in de stad, we staan meer stil dan dat we rijden. We doen er bijna anderhalf uur over in de stad om bij ons motel te komen: Motor Inn op Burrard Street, één van de bekendste winkelstraten van Vancouver. Ideaal, parkeren is razend duur, en Motor Inn heeft een gratis Private Parking! We liggen dus midden in Downtown, dus we kunnen alles te voet doen. Na de koffers binnen gegooid te hebben in een warme kamer komt een medewerker van het motel met een karretje vol ventilatoren langs. Of we er ook één willen op onze kamer. Graag! Met een buitentemperatuur van 37 graden is dat wel fijn. Goed, we gaan eens een wandeling door Vancouver maken. We lopen richting Gastown tussen de hoge gebouwen en druk verkeer. Vancouver is wel een hele nette stad. Na ee kilometertje staan we echt midden in het hart van de stad. Veel mensen, veel winkels, veel activiteit. Zo af en toe lopen we een winkel binnen om wat souvenirs te bekijken. Maar het is zo verschrikkelijk warm dat we meer bezig zijn om de koelste plekjes op te zoeken. Koele winkels, lopen in de schaduw en onder bomen. Op ons dooie gemak gaan we na een tijdje weer terug naar ons motel. Op internet staat dat er vanavond een spectaculaire vuurwerkshow is in de English Bay, bij de Burrard Street Bridge. Mooi zo. Eerst eens even het zweet van ons afspoelen, en wat andere kleren aan, en zo rond een uur of 8 gaan we richting de brug. Een kwartiertje later zijn we er. Er zijn al aardig wat mensen, en we besluiten over de 1 km lange brug te lopen om aan de andere kant eens even te gaan kijken. Ook veel te doen. Zo rond een uur of 10 zijn we terug aan het begin van de brug, waar we op een hoge heuvel in het gras gaan zitten. Het is inmiddels helemaal volgelopen met mensen. Een spectaculaire vuurwerkshow is wat we het komende uur te zien krijgen.
Na afloop gaan we weer richting motel. Nog steeds is het heel warm, dus we pakken buiten op ons terrasje nog iets te drinken en gaan dan slapen. Donderdag 30 juli, Vancouver – Issaquah. (British Columbia, Washington (USA)). 290 km. Na het ontwaken in Vancouver wandelen we de stad nog eens in om een lekker ontbijtje te nuttigen in een piepklein eetcafeetje. We zijn de enige klanten, en het madammeke doet haar best om effe later een heerlijk ontbijtje op het terras voor onze neuzen neer te zetten. Het is alweer/nog steeds flink heet, en dat om 9 uur ’s ochtends al. ’t Was toch te warm zonder airco op de kamer. Nieuwe afspraak: geen motels meer die geen airco hebben deze vakantie. Affijn, een beetje rustig aan doen met dit heet weer. We wandelen richting een hele grote muziekinstrumentenwinkel binnen. 5 Verdiepingen. We vergapen ons aan de instrumenten en apparatuur die daar opgesteld zijn, en maken een praatje met de verkoper. Terug bij het motel pakken we de spullen bijeen, en checken uit. Op naar de US border. We rijden een half uurtje, en besluiten even te stoppen bij een tankstation om wat drinken en eten te kopen voor het geval we lang moeten wachten aan de grens. We spreken een man, die vraagt of wij van plan zijn naar de USA te gaan. Ja, hoezo? Het blijkt erg druk te zijn aan de grens, en hij weet een binnenweggetje, zodat we nét voor de grens weer op de hoofdweg uit komen. Ok, doen we. De navigatie helpt ons een beetje, en we volgen de weg die de man adviseerde. We komen inderdaad nét voor de grens uit, maar we moeten toch nog 3 kwartier wachten op 200 meter. Als we eenmaal aan de beurt zijn, worden we eruit geplukt: I94 formulier in gaan vullen in het kantoor. Ok, auto geparkeerd, sleutel ingeleverd bij de security, en naar binnen. Er heerst een erg formeel sfeertje, en we wachten maar geduldig af totdat we aan de beurt zijn. Je moet de mensen van de Amerikaanse Border Protection niet lastig vallen, want dan worden zij ook lastig. Een dik half uur later stappen we weer in de auto en rijden weer verder. Als we een aantal kilometers over de Interstate zijn geraced, bekijken we wat we het beste kunnen doen. Seattle ligt eigenlijk in de planning, maar een stad bezoeken in temperaturen tussen de 35 en 40 graden is geen lolletje. De auto geeft 38 graden aan... We besluiten naar een dorp in de buurt van Seattle te gaan, wat ook weer bij
Mount Rainier National Park ligt: onze planning voor morgen. Issaquah is de naam van het dorpje waar we op af stemmen. ’t Is goed druk op de wegen rond Seattle, en het dorp blijkt een voorstad van Seattle te zijn. Motel 6 is ons onderkomen voor de komende nacht. Het is een erg groot motel, en het ligt aardig vol. We checken in, laden de auto uit en de motelkamer in, en gaan dan eten bij IHOP, 50 meter verderop. Na het eten gaan we de shopping mall van Issaquah 2 kilometer verderop eens bezoeken. Om een uur of 10 komen we terug met appels, kersen, wortelen en een hele hoop kleren. USA is wel degelijk goedkoper dan Canada. ’t Wordt tijd dat we de koffer eens wegen, om te voorkomen dat we over ons maximale gewicht gaan van de KLM. We gaan nog effe op het terras zitten met de laptop en atlas, en plannen de volgende dag, in gezelschap van een pint en een cola. Vrijdag 31 juli, Issaquah – Olympia/Lacey. (Washington). 370 km. Goe geslapen. Na de douche volgt de wandeltocht van 50 meter om bij de IHOP een flink ei en wat pancakes naar binnen te werken. Na die goede start van de dag pakken we de auto en rijden richting Mount Rainier National Park. Eerst even de Interstate, om vervolgens op de Highway uit te komen die rond het park loopt. Veel bomen, veel bochten, en redelijk veel verkeer voor Amerikaanse begrippen. Het is een mooie omgeving. We naderen het park. We gaan een waterval van dichtbij bekijken, de Narada Falls, 51 meter hoog. Vanaf de onderkant kijken we omhoog. De waternevel waait ons in het gezicht, wel fijn met een buitentemperatuur van 32 graden. Zo hebben we nog een aantal uitkijkpunten meer waar we effe aanleggen. Het staat ook zo netjes aangegeven op de borden, en de navigatie meldt zich zo af en toe ook. We rijden verder het park in, nemen af en toe een binnenweggetje, en komen weer terug op de Highway rond het park. Hee, visitor center, hier rechts. 25 Km de weg in, en we komen bij de berg uit: Mount Rainier, de hoogste berg (4400 meter) van het kustgebergte van de VS. In feite is het een vulkaan, onderdeel van de Cascade vulkanen. Met 26 gletsjers is Mount Rainier de berg met de meeste gletsjers in de VS. 91 Km2 is voortdurend bedekt met ijs. We lopen door het enorme visitor center, en lezen daar van allerhande wetenswaardigheden over de berg. Aan de andere kant weer buiten gekomen staan we echt aan de voet van de berg. De top is verdwenen in de wolken.
We nemen nog iets te eten in het visitor center en gaan dan op weg naar onze eindbestemming Olympia. 2 Uurtjes rijden in een mooie omgeving, en we zijn er. Motels in overvloed. We kiezen Motor Inn uit, midden tussen de enorme winkels. Het is inmiddels 8 uur, en we vergaan bijna van de honger. Gelukkig is Jack In The Box niet ver van ons onderkomen, dus 5 minuten zitten we achter een king-size hamburger menu. Daarna gaan we nog even naar de SaveWay voor wat vers fruit (dat ontbreekt er in de restaurants nogal eens aan: groente en fruit), lopen nog effe door wat winkels, en dan is het 10 uur, de normale sluitingstijd voor winkels in de USA. Thuisgekomen pakken we het fruit voor de dag, en knabbelend plannen we de route voor morgen, we gaan nog effe buiten zitten, en dan plat. Zaterdag 1 augustus, Olympia – Port Angeles. (Washington). 280 km. Op tijd zijn we weer wakker vandaag. Het is een lekker temperatuurtje binnen. En buiten ook. Het is ongeveer 20 graden als we onze neus om half 9 naar buiten steken. Ok. Douchen, koffers inpakken, uitchecken en op zoek naar ontbijt. Subway is dit keer aan de beurt. Zonder koffie, maar alla. Na het lekkere eitje zetten we de navigatie naar Port Angeles, via de beroemde Highway 101 (die de hele kustlijn volgt van het uiterste noorden naar het uiterste zuiden van de VS). Het schiet in het begin niet op vanwege de slingerwegen door de bergen, en de vele toeristen, die denken bij élke afslag te moeten afdraaien. Maar al gauw rijden we op vlakkere wegen, en is het een kwestie van doortouren. Onderweg doen we nog een groot nieuw tankstation aan voor een bakje koffie en een snabbel, waarna we nog een uurtje moeten naar Port Angeles. We leggen even aan bij scenic view point, om het uitzicht vanuit grote hoogte te ervaren. En het ís mooi. Een hert, zo mak als iets, wandelt op een paar meter afstand van ons vandaan. Grappig. De mogelijkheid is er om via verschillende wandelpaden het gebied te verkennen, maar dat
zijn aardige afstanden, waar we nu geen tijd voor hebben. Maar we hebben nog een aardig stukje natuur voor de boeg voordat we op onze eindbestemming zijn. We naderen Olympia National Park, één van de tropische regenwouden in Noord-Amerika. We rijden er aan de zijkant langsaf richting het noorden. Helemaal óm het park heen is 500 km rijden, zónder de wegen die ín het park gaan. De oppervlakte is 3750 km2. Het mooie van deze vakantie is dat we elke dag een ander soort omgeving hebben. We zijn gearriveerd in Port Angeles, waar we Motel Rivera Inn uitgekozen hebben. Midden in Downtown. Port Angeles is de grootste (haven)stad van het schiereiland Olympic. Ons onderkomen ligt op 200 meter van de baai (Street of Georgia). Het is erg nevelig boven de baai, we dachten eerst dat er iets in brand stond, maar het is dus puur de nevel. Als het goed is moeten we Victoria zien liggen aan de overkant, op Victoria Island (Canada). Schimmen zien we, dat zal het dan ook wel zijn... Ok, we pakken de auto, en gaan op weg naar de hoofdingang van het Olympic NP 5 km verderop. Eénmaal de ingang gepasseerd hebben we 25 km voor de boeg, voornamelijk bestaande uit steil omhoog lopende slingerwegen. Halverwege is er een uitkijkpunt, waar we Victoria daadwerkelijk kunnen zien. Als je wat hoger staat, dan kijk je over de nevel heen... We vervolgen onze weg en komen bij het visitor center aan. Mooi. We kijken uit over de bergen. Even later nemen we dezelfde weg weer terug, omdat er geen andere ís. Op weg naar beneden krijgen we opeens erge honger. Kan ook wel kloppen want het is al tegen vijven aan het lopen. We stellen de navigatie alvast in op Wendy’s. Aldaar aangekomen bestellen we een megamenu en eten dat in no time op. Terug bij het hotel zetten we de auto neer, en gaan te voet naar de baai. Kijken of er iets te doen is. Het is wel gericht op touristen hier. Op baai is het druk, op de pier valt het wel mee, maar het waait ook erg koud (als je enkel een t-shirt en spijkerbroek aan hebt). We klimmen nog in een uitkijktoren waar we overzicht hebben over de baai. Vervolgens wandelen we downtown in. Er is om precies te zijn NIETS te doen, en ALLES is dicht. Raar stadje. Dan maar een flinke wandeling maken door de stad. Terug bij het hotel besluiten we maar om te gaan shoppen. De Wal-Mart is niet ver weg, dus daar gaan we maar even heen. Om half 10 lopen we weer met een bult kleren en een hoop electronica naar buiten. Terug bij het hotel gaan we nog effe met de Apple en verslag in de weer totdat het bedtijd is.
Zondag 2 augustus, Port Angeles – Hoquiam/Aberdeen. (Washington). 330 km. Wat later zijn we vandaag wakker, half 9. We pakken snel in, want we willen naar de watervallen van Olympic NP. Zo gezegd zo gedaan, we rijden een stukje en komen dan bij de eerste watervallen op de route uit. We gaan een trailtje pikken. Een half uur wandelen en we komen bij
een gigantische waterval uit. Lekker koel, onderaan de waterval. We lopen verder naar boven, en komen halverwege de waterval uit. Dit is wel mooi. Terug gekomen bij het visitor center aan het begin van de trail zijn we op verzoek van de Parkranger getuige van een ceremonie waarbij een klein meisje onderscheiden wordt als een soort junior Parkranger. Daarna pakken we de auto, en rijden tot een eind voorbij Forks. Hier gaan we de regenwouden van dicht bij bekijken. De weg het park in is 18 mijl lang, en is omgeven door vele hoge en dikke bomen. We parkeren de auto en maken een wandeling. Er staan een aantal navigatieborden met de bezienswaardigheden en aantal mijlen erop. Het lijkt wel kort, 5 mijl, maar je moet berg op, berg af, door goede en slechte paden, en niet te vergeten het hoge temperatuurtje. We kiezen er 1 uit, en we gaan er vanuit dat het een rondje is wat weer bij het visitor center uit komt. Het is echt mooi, die enorm dikke bomen, mooie waterpartijen, en weinig mensen zodat je 100% natuur voor je neus hebt. Er komen tal van ideeen te boven om thuis na te maken: bruggen, bankjes, paden. De ideeen worden in het hoofd én op de SD-kaart opgeslagen... Terug bij het visitor center gekomen is het half 5. Oeps. We gaan gauw op weg naar onze eindbestemming. Via de legendarische highway 101. Op een gegeven moment zien we de Pacific Ocean naast ons. Ha, effe stoppen en een foto maken. Het is aardig grauw en grijs, bij een temperatuur van 15 graden (als je 100 km rijdt, kan de temperatuur zomaar van 30 naar 15 graden zakken, en zeker langs de kust). We komen in Hoquiam aan, het is 20 graden (brrr.) Wat we doen is na het inchecken bij ons motel eerst eten bij Denny’s. Daarna gaan we lekker de lokale Wal-Mart eens uitpluizen. Save Money, Live Better is de slogan. Met weer wat kleren rijker gaan we een uurtje of 2 later weer naar huis. Thuis nog even de planning van morgen gemaakt, en daarna is het bedtijd.
Maandag 3 augustus, Hoquiam – Portland. (Washington, Oregon). 320 km. We zijn netjes op tijd wakker, zodat we mooi naar ons inbegrepen ontbijt kunnen in ons motel Econo Lodge. Zodra we dat op hebben, pakken we onze spullen en gaan op weg richting Portland.
We vervolgen de highway 101 zuidwaarts. ’t Is toch enigszins wat koeler dan dat we gewend zijn. ’t Ziet er ook wat soberder uit dan in California (waar we de 101 ook al eens een keer gereden zijn). Op hoogte van het plaatsje Astoria gaan we de baai over middels een 2 mijl lange brug. Hier weten ze tenminste wat bruggen bouwen is... We zijn in de staat Oregon beland. Vanaf nu wordt de omgeving wél mooi. Veel groen en een iets hogere temperatuur (al merk je er weinig van als de auto climatecontrol heeft, hooguit de buitentemperatuurmeter verraad het stijgen van de temperatuur). Het is niet druk op de weg, en we rijden zo langs de Columbia River richting Portland. Af en toe stoppen we voor een fotootje, en om effe de benen te strekken. Bij een tankstation drinken we nog een bakje koffie en eten een flink stuk brood met ham, kaas, tomaten, sla. Een goede poging tot gezond eten, wat toch al niet meevalt in dit land. We rijden weer rustig verder over de Columbia River Highway, en genieten van het landschap. We arriveren in Portland. Het is aardig druk op de weg, ondanks dat we een motel geprikt hebben in de buurt van het International Airport. Aangekomen bij motel Econo Lodge is het 3 uur in de middag, en dankzij de ‘computerkennis’ van de office-man is het half 4 als we de koffers de kamer in gooien. Het ziet er goed uit, alles erop en eraan. Mooi. Zo, nu gaan we eens in het centrum kijken. Navigatie op downtown en rijden maar. Parkeren is hier niet zo moeilijk, dankzij talloze grote parkeergarages onder de winkels. Effel later staan we buiten. Zonnebril op, en zo wandelen we van 12th street naar 1st street. Een hele trip, maar er is zoveel te zien. Af en toe lopen we een winkel binnen. Het ziet er allemaal wat vervallen uit hier, en er zijn veel gebouwen ‘for lease’. Via een andere weg lopen we weer terug richting parkeergarage, waar we om een uur of 8 aankomen. We hebben aardig honger gekregen, en als we langs KFC rijden, is afdraaien ook niet meer zo moeilijk... Daarna zetten we koers naar een winkelboulevard waar we nog even een uurtje rond kijken. Weer thuis gekomen plannen we de volgende dag effe middels een zeer trage internetverbinding (ach, we hebben toch tijd zat). Daarna slapen.
Dinsdag 4 augustus, Portland – The Dalles. (Oregon). 165 km.
De ochtendzon is lekker. Niet te warm, niet te koud. We pakken een bakje koffie en een boterham in de lobby en we vertrekken. Eerst de stad uit zien te krengelen, en dan gaan we via de Old Highway 30 dwars door de Rockies. Het uitzicht is verbluffend, en we rijden door hoge bergen. De eerste stop is bij een waterval. Dit keer hoeven we geen lange trail te lopen, want de waterval ligt praktisch naast de weg. De tweede waterval een paar mijl verderop hetzelfde verhaal. De bordjes doen elke keer vermoeden dat het een heel spectaculair gebeuren is, maar we hebben al zóveel watervallen gezien dat we het eigenlijk heel gewoon vinden: een massa water wat zich méters naar beneden stort om op de rotsen te pletter te slaan. Via het Visitor Center lopen we via een toeristisch aangelegde verharde pad naar de 180 meter hoge waterval. Er lopen nog een aantal steile paden omhoog, wat weer de nodige zweetdruppels kost om boven te komen. We schieten wat fotootjes en lopen weer rustig terug. Tijd zat. Zo, genoeg watervallen gezien voor vandaag. We gaan eens effe flink meters maken, dus via de Interstate. Na een aantal mijl zien we een afslag met de mededeling dat er een dam ligt in de Columbia River. Ok, eraf dan. Het is een voor publiek toegankelijke dam. Na de security check door de USA Army kunnen we door rijden naar het visitor center. We nemen een tourtje, besluiten we. Eerst krijgen we uitleg over de geschiedenis van de Bonneville Dam, waarna we naar buiten gaan, en langs de dam op lopen. Op het einde komen we in de ruimtes uit waar de generatoren staan. Leuk. Na een uurtje staan we weer in het visitor center. Het is inmiddels 3 uur. We gaan op weg naar The Dalles. Onderweg stoppen we even om te eten, we barsten namelijk van de honger. Na het eten is het nog een uurtje rijden voordat we bij Motor Inn op de stoep staan. We checken in en gooien de inhoud van de auto in de kamer. Eindelijk kunnen we onze koffers wegen: ze hebben hier een ‘balance’. Ooo, nog 5 kg kan er bij voordat we aan ons maximum gewicht zitten voor het vliegtuig. We wandelen een keer door het dorp om ‘oude gebouwen’ te bekijken met als afsluiting on 9 uur ons avondeten. Daarna wandelen we terug naar het hotel om rustig wat te internetten en de foto’s te bekijken op de laptop.
Woensdag 5 augustus, The Dalles – Pendleton – Kennewick. (Oregon, Washington). 405 km. ‘s Ochtends zijn we rond half 9 wakker. In de lobby staat een kan koffie voor de koffiedrinkers onder ons. We gaan op pad richting Pendleton, het cowboydorp. We pakken de Interstate, dat gaat lekker snel. We stoppen onderweg in een dorpje om in de plaatselijke supermarkt broodjes en beleg te kopen, evenals melk en een bak koffie. Een keer wat anders dan een restaurant. Het smaakte goed. We vervolgen onze weg, zodat we na een uurtje in Pendleton aan komen. Een leuk dorpje. We rijden een keer rond op zoek naar cowboys, maar we hebben er geen gevonden. Gelukkig weten we waar we moeten zijn: bij de Pendleton Underground Tours. We stappen uit in een lekker temperatuurtje van 37 graden. We gaan de office binnen om ons aan te melden voor een tour. Toevalllig start er nét één. We starten de tour, die de leefwijze van de cowboys van vroeger uitbeeld. We worden rondgeleid in het enorme pand, geheel onderkelderd, alles opgeknapt in de stijl zoals die vroeger erbij gelegen zou hebben. Hier hebben de cowboys dus écht geleefd. Er zijn heel veel kleine ruimtes, de slaapkamers, de badkamers, leefkamers, bars, gevangenis, isoleerkamers, werkkamers, slachtkamer, de woonvertrekken van de dames van lichte zeden, keukens, opslagruimtes, het is allemaal erg indrukwekkend om dit allemaal mee te maken. Er is nergens een vloer aanwezig, het is vochtig, donker, klein, laag. Je moet er niet aan denken om zo te moeten leven. Maar toen wisten ze niet anders. Na de tour kijken we nog even rond in de gift-shop, en bedanken ons madammeke voor de rondleiding. Vervolgens pakken we de auto rijden we binnnendoor naar Kennewick. Enorme graanvelden is wat het uitzicht míjlen aan een stuk bepaald. De meeste velden waren al gedorst, op een paar plaatsen waren ze nog bezig met enorme machines. Mooi om te zien. Aangekomen in Kennewick blijkt dit een aardig ruim opgezette stad te zijn. We leggen aan bij een motel langs de doorgaande weg. Econo Lodge. Na een was gedraaid te hebben in de guest laundry, en de kleren provisorisch opgehangen te hebben wegens gebrek aan genoeg kleerhangers, gaan we voor de afwisseling nog eens shoppen. Een winkelcentrum 12 km verderop is nog half in aanbouw. Mm, het ‘nuttige punten’ systeem van het navigatiesysteem is sneller dan de bouwvakkers op het terrein. We rijden terug, en zien bij een ander winkelcentrum de Macy’s al van verre liggen. Effe binnen kijken. Met weer wat kilootjes voor in de koffer gaan we weer richting huis. Het is inmiddels 10 uur, tijd voor ontspanning op het terras.
Donderdag 6 augustus, Kennewick – Coeur d’Alene. (Washington, Idaho). 450 km. Na het ontwaken gaan we naar de lobby voor een bakje koffie en een ontbijtje, waarna we op weg gaan naar Coeur d’Alene. ’t Is een hele trip, dus de eerste 2½ uur gaan we over de Interstate. Daarna nemen we de Highway, door de graanvelden. Zo rond de klok van twee uur, en 375 km verder staan we in hartje Wallace. Dit plaatsje ligt 75 km verder dan onze eindbestemming voor vandaag, maar we hebben de Sierra Silver Mine Tour op het programma staan. Het is een leuk klein dorpje, veel souvenir winkeltjes met veelal zilver als souvenir. Gek he, als je in een dorp bent waar alles 100% om zilver draaide vroeger. We melden ons bij de office voor de tour. Over een half uurtje komt het treintje jullie ophalen. Ok. We wandelen een keer op en neer door het dorp. Eenmaal in het treintje gestapt rijdt de dame ons eerst een keer door het dorp, waar (voor Amerikaanse begrippen) oude huizen staan. De meeste huizen zijn in dit dorp tussen 1890 en 1920 gebouwd. Daarna gaan we de heuvel op, en worden we gedropt bij de ingang van de zilvermijn. Onze ‘touroperator’ is een man die vroeger zelf in deze mijn heeft gewerkt. Na een inleidend gesprekje van 10 minuten worden we met ons groepje van een 8-tal personen door de mijn geleid. Helm op uiteraard, en de jas aan, het is er 10 graden (!), met een buitentemperatuur van 35 graden... De apparaten, gereedschappen en hulpmiddelen werken nog steeds. Elke boor, schuif, graafmachine en treintje wat we tegenkomen wordt door onze touroperator gedemonstreerd. Alles werkt met water en perslucht. Erg leuk om te zien, en knap dat ze dat vroeger allemaal konden. Na een uur zijn we de mijn weer uit, en na een afrondend gesprek stappen we weer in het oude treintje om terug te rijden naar de office midden in het dorp. We bekijken de gift-shop nog even, en maken nog een wandeling door het dorp, langs de souvenir winkeltjes af waar we nog niet aan toegekomen waren, en pakken dan de auto naar Coeur d’Alene, een 75 km terug. Hier aangekomen regelen we op de Inn boulevard een motel, Motel 6, en gooien de koffers binnen. We frissen ons wat op, trekken wat andere kleren aan, en gaan dan op zoek naar iets te eten, wat in de regel niet zo moeilijk is in de USA. Aansluitend wandelen we nog een keer door een groot shopping-center, en gaan dan terug naar het motel. Tijd voor het terras, de laptop,
een drankje, en de planning voor morgen. Zo rond een uur of 10 krijgen we nog een buitje met onweer op ons afdak, wat na een half uurtje ook als sneeuw voor de zon is verdwenen.
Vrijdag 7 augustus, Coeur d’Alene – Kalispel. (Idaho, Montana). 300 km. Na het opstaan springen we snel effe onder de douche door, om vervolgens bij IHOP binnen te stormen voor een overheerlijk ontbijt, inclusief hele kan koffie. In Amerika is het normaal dat je één drankje besteld, en de rest free refill is. Vandaar dat ze om de 3 minuten komen vragen of je nog iets wilt drinken. Of course, koffie op de vroege ochtend is altijd welkom bij Twan. Dat geldt ook voor de melk bij Sjef. We eten als ontbijt ongeveer evenveel als in Nederland het avondeten. Aanpassen aan de gewoontes van het land als toerist zijnde, noemen ze dat. Eigenlijk is het gewoon kei lekker, dus als je die menukaarten voor je neus krijgt, dan wíl je gewoon veel eten. Daarna gaan we met een volle buik op weg via Hayden naar Kalispell. In de regen. We nemen een scenic drive, die leidt door beboste gebieden en langs mooie meren. De regen is verdwenen, zodat we af en toe uitstappen voor een fotootje of een bakje koffie bij een tankstation. Daarna worden we binnendoor geleid door onze navigatie, over weggetjes waar we niemand tegen komen. Zo rond een uur of half 6 (we zitten een tijdzone later) arriveren we in het dorp Kalispell, aan de voet van het Glacier National Park. We nemen Econo Lodge als onderkomen. Een enorme kamer hebben we gekregen, blijkt als we de deur open maken. Alles erop en eraan. We gooien de koffers naar binnen, en gaan na een poosje maar weer eens de shopping centers bekijken. Uiteraard komen we weer met een aantal spullen thuis. We nemen de laptop er nog even bij, om de contacten met het thuisfront per mail up to date te houden, en onze planning voor morgen nog eens na te lopen. Een pint erbij, fles cola, en de avond is alweer bijna om. Tijd om plat te gaan.
Zaterdag 8 augustus, Kalispell – Cutbank. (Montana).260 km. Om een uur of 10 gaan we ingepakt en wel richting Glacier NP. Dat is niet zo ver: inclusief een ontbijtje bij de Mini Mart bij een tankstation is het een half uurtje. We betalen de entree van $ 25, en we rijden het park in. Het is een drukte van jewelste, het lijkt wel of iedereen vandaag naar Glacier NP wil...
Het is wel mooi: hoge bergen, diepe afgronden, watervallen, meren, vista points om foto’s te maken, en 2 gift-shops, waar we uiteraard weer wat inslaan. We spenderen een halve ochtend en een halve middag in het park, want je raakt niet uitgekeken. Echt mooi. Alleen die toeristen, die zouden er niet moeten zijn... Na het park doorkruist te hebben, en we er aan de oostzijde weer uit komen, rijden we richting Cutbank. Dat is eigenlijk het enige grotere plaatsje in de buurt waar enigszins iets te beleven is, al zitten we daar niet echt op te wachten, als je al een hele dag in de weer bent geweest. Affijn, we zitten in ieder geval midden in een indianenreservaat. We vinden een motelletje, en we besluiten om het eerste anderhalf uur eens te besteden aan het opruimen en opnieuw inrichten van de koffer. Is nodig, zeker met de nieuwe spullen erbij moet het allemaal nog wel goed passen, ondanks dat we toch nog allebei onder de 23 kg zitten. Als we klaar zijn met opruimen rijden we nog een rondje door het uitgestrekte dorp. Via de McDonalds rijden we weer huiswaarts waar we nog effe de stoelen en laptop naar buiten halen. En dan op tijd slapen.
Zondag 9 augustus, Cutbank – Lethbridge (CAN). (Montana, Alberta). 400 km. Het oude motelletje waar we slapen doet het goed. Het tankstation 200 meter verderop heeft lekkere koffie en melk, en een enorme keuze aan broodjes. We kiezen er de lekkerste tussenuit. Op ons gemak rijden we richting de grens. We gaan vandaag eens kijken of de USA úit gaat makkelijker gaat dan ín. We hebben vandaag geen complete dagplanning gemaakt, we zien
wel hoe lang het duurt, en afhankelijk daarvan besluiten we wat we nog gaan bezoeken, en waar we overnachten. Zo rond 12 uur nemen we nog wat te eten ergens: misschien duurt het nog lang voordat we weer wat kunnen gaan eten. We gaan riching Waterton Lake National Park, waar we de grens over willen gaan. Huh? We zijn als enige auto aan de grensovergang. De meneer in het hokje controleert onze paspoorten, scheurt het I-94 formulier eruit, en zet er een stempel in. Een minuut later zijn we weer aan het rijden. Zo dat viel mee... Een kwartiertje later staan we bij de entrance van Waterton Lake NP. We betalen $16 en we kunnen weer door. Het ziet er mooi uit, maar het is niet zo spectaculair als andere parken die we gezien hebben. Ondertussen bekokstoven we waar we opaan doen. Op het eind van het park is een groot visitor center, waar we aanleggen. Er is hier een groot meer, zodoende strekken we effe de benen, en wandelen een rondje. Op naar het volgende park: Redrock Canyon. Op weg naar het eigenlijke park worden we staande gehouden door de parkranger: er lopen beren rond. Ok, we zetten de auto aan de kant, waar nog een tiental auto’s meer staan. Advies van de parkranger: uitstappen mag, foto’s maken ook, maar zorg dat je niet te ver van de auto af komt, in geval van... We hebben leuke foto’s gemaakt van een échte beer, een enorm beest. Vervolgens rijden we verder, richting de Red Canyon. Dat is wel een apart gezicht, die rode rotsen in een groen park. We maken een rondje langs de rivier op, via een brug aan de andere kant weer terug. Een aantal toeristen zoeken de verkoeling op in de rivier. Aangezien wij niet zo’n zwemmers zijn houden wij het bij het wandelen. Weer terug in de auto bekijken we de kaart, en besluiten om naar Lethbridge te rijden. Twee uurtjes rijden en we zijn er. Lethbridge is de tweede stad van Alberta. We kiezen de Econo Logde uit: lekker luxe, vergeleken met het motel van gisteren. Het is inmiddels al aardig laat als we terug komen van ons avondeten: 10 uur. We kiezen voor het terras i.c.m. een pint en een Mountain Dew.
Maandag 10 augustus, Lethbridge – Claresholm. (Alberta). 125 km. We zijn wat later op vandaag, we hebben toch niet zo veel kilometers in de planning. Als eerste gaan we naar Whoop-Up, een ranch die in oude staat hersteld is. Daar doen we een tour, maken wat foto’s, en gaan dan op weg naar een ander fort. Fort McLead is de naam. Het ziet er kei netjes en leuk uit. Oude spullen van vroeger liggen en staan er uitgestald, terwijl je zelf door de stallen en verblijven door loopt. Er is een demonstratie met paarden, waar we even plaats voor nemen op de tribune. Na dit alles lopen we nog een keer op en neer door Main Street, waar een aantal gebouwen staan uit de goede oude tijd. Na dit alles gezien te hebben plannen we een route. In ieder geval richting Calgary, via de 2. We komen in Claresholm uit, op het moment dat we vinden dat het laat genoeg is. We rijden een paar rondjes door het dorp, en kiezen 1 van de 3 inn’s uit die we tegengekomen zijn. Lazy J. is de naam. En wat blijkt bij het inchecken? De eigenaar is van Nederlandse komaf. Hij is met zijn 6e jaar naar Canada verhuisd. Het nederlands spreken is ie helemaal verleerd op een paar woordjes na. We drinken gezellig een bakkie koffie met hem, terwijl z’n vrouw de balie werkzaamheden effe overneemt. Al pratend biedt ie ons een rondrit door het dorp aan. Dat slaan we niet af, maar we moeten eerst eens effe wat gaan eten. Bij een family restaurant om de hoek leggen we aan, op advies van de moteleigenaar. Het duurt wel aardig lang voordat we iets te eten krijgen, maar alla, het is ook geen fastfood restaurant. Het is ook aardig druk. Maar goed, wát we te eten krijgen is wel lekker. Vervolgens melden we ons om een uur of 8 bij de balie in ons motel, waarna we met de eigenaar samen vertrekken in een dikke GMC. Eerst rijden we een rondje door het dorp, langs de bedrijven, en langs wijken waar nederlanders wonen. Hij kent aardig veel mensen in z’n dorp. Na het rondje rijden we het dorp uit, de landerijen en bergen in. Grote farms en uitgestrekte ranches passeeren de revue. Kílometers rijden we over gravel paden, en komen níemand tegen. Op een gegeven moment stoppen we, stappen uit, en luisteren naar de stilte, voelen de wind, en ruiken de frisse geur. Hij weet werkelijk alles hier. Al verder rijdend door de landerijen met zo links en rechts een stel koeien of schapen, komen we in de schemering weer aan in het dorp. Het is inmiddels half 10. We hebben zo’n 75 km gereden, zo gastvrij was die man. En in het dorp terug weet ie ook niet van ophouden: hij blijft maar rondrijden, langs de grote company’s en bezienswaardigheden. Het is voornamelijk gericht op de landbouw en veehouderij.
Terug in het motel helpen we hem met de internetverbinding, die niet helemaal werkt in onze disabled room. Als die weer werkt is ie ons met hotels zoeken in Calgary zelfs nog van dienst. Zo rond 11 uur gaan we maar eens naar onze kamer, doen de financiele boekhouding, maken de planning van morgen, en drinken nog een pint/cola. Daarna bedtijd.
Dinsdag 11 augustus, Claresholm – Calgary. (Alberta). 130 km. We zijn op tijd wakker, in onze disabled-room, met twee losse kamers, 2 king-size bedden. De baas zit al aan de koffie als we de office inwandelen. We schuiven aan en pakken een boterham mee. Er moet weer gezellig gebuurt worden. Na dit gaan we te voet 200 meter verderop kijken bij een Western-winkel, die ons aangeprezen is door de moteleigenaar. In de winkel wordt huisinrichting, spullen voor paarden, kleding en schoenen verkocht in de ‘iets hogere’ prijsklasse. Een ranch-eigenaar heeft veel geld, vandaar dat er een winkel op dat niveau geopend is in het dorp. Voor jantje modaal is het echt onbetaalbaar. We houden het deze keer ook maar bij kijken. Terug bij de auto, die nog voor het motel staat, nemen we afscheid van de eigenaar en z’n vrouw, en gaan op weg naar Bar-U-Ranch. Bar-U-Ranch is een historische ranch bij Longview. We zijn daar een paar uurtjes onder de pannen, omdat het er zo groot is. We wandelen van huisje naar stationnetje, van slachthuis naar paardenstallen. Alles is precies zo in originele staat hersteld zoas het vroeger eruit gezien moest hebben. De middag loopt al een heel eind richting het einde, en we vertrekken naar Calgary. Daar boeken we Motor-Inn, toevallig precies naast ons motel wat we de eerste dag hebben gehad in Calgary. Na het eten (weer bij Dennies) gaan we naar de enorme shopping malls, en als we toch aan het rijden zijn, dan doorkruisen we Calgary maar even. Een niet té drukke stad, met dorpse wijken zo af en toe. We stellen de navigatie van de ene naar de andere winkel in, en kopen onze laatste kleren. Zo rond een uur of 10 zijn we uitgewinkeld, en zodra we thuis zijn, pakken we de laptop nog even en een drankje, en gaan dan slapen. Woensdag 12 augustus, Calgary. (Alberta). Om een uur of 9 zijn we wakker. Lekker rustig aan doen, effe een keer onder de douche, en dan pakken we de koffers weer in. We gaan op pad naar Downtown.
De auto pakeren we op een grote parking, een paar minuten van het centrum af, aangezien parkeren in het centrum aardig prijzig is. Tijdens onze voettocht naar het centrum komen we langs Arby’s. Eten. Een lekker gezond maaltijdje gaat er altijd wel in. Met de Calgary Tower in het vizier lopen we daarna het centrum verder in. Het touristisch centrum welteverstaan. Vele winkeltjes lopen we in en uit, en vele staten passeren we. Wel makkelijk dat het allemaal vierkant is, we hoeven niet eens na te denken hoe we terug moeten lopen. Zo rond de klok van vieren hebben we het wel weer gezien, en gaan terug naar de auto, waarna we op zoek gaan naar een onderkomen. Econolodge South leek ons wel wat, dus hebben we die gepakt. We rusten even uit van het vele lopen van vandaag, en gaan dan 300 meter verderop bij Dennies ons avondeten nuttigen. Menukaart hebben we niet nodig, we weten inmiddels wel wat ze bij de Dennies hebben. Na het eten wandelen we naar een groot meer, midden in de stad. Daar aangekomen zijn er verschillende mensen aan het trimmen en hardlopen. Dat zullen wel allemaal van die kantoormensen zijn die hun overtollige kilootjes eraf moeten lopen. Wij gaan niet trimmen, maar op de bank uitrusten van de 3 kilometer lopen, we moeten immers weer 3 kilometer terug. Zo rond een uur of half 9 zijn we weer terug bij het hotel, en de rest van de avond besteden we om de koffers en handbagage ‘vliegklaar’ te maken, en uiteraard een pint en cola te drinken. Dan is het tijd om naar bed te gaan. Donderdag 12 augustus, Calgary, Amsterdam, Asten. Rustig ontwaken, rustig douchen, rustig de koffer volladen, en rustig de auto inladen. De overtollige rotzooi die in de auto ligt kan in de container bij het motel, zodat we de auto schoon in kunnen leveren.
We nemen geen risico, en gaan op tijd richting Calgary Intl’ Airport. Zo tegen de tijd dat we er zijn (20 minuutjes) gaan we nog ergens goed eten, aangezien in het vliegtuig niet zo’n denderend restaurant aanwezig is... Rustig eten, wel veel, en weer rustig verder rijden. De navigatie weet precies waar de Rental Car Return is. Koffers eruit, navigatie in de handbagage, en de sleuteltjes aan meneer geven. Klaar. We steken de straat over op het luchthaventerrein, en we staan alweer binnen, waar we moeten zijn. Zo, nu zo snel mogelijk van die koffers af zien te komen, anders blijven we daar mee leuren. Na dat gedaan te hebben is het tax-free time. De laatste $$$ effe opmaken. En rondgapen, daar hebben we nu genoeg tijd voor. De tijd gaat redelijk snel, en voor we het weten zitten we in de lucht. Een uurtje of 10 muziek luisteren, films kijken, puzzelen en we staan weer in Amsterdam. De trein naar Deurne is zo gevonden, en 2 uurtjes later stapppen we in onze ‘privétaxi’ naar huis...
The end. Kenmerken: Periode: 23 juli t/m 12 augustus 2009 Bezochte provincies Canada: Alberta, British Columbia. Bezochte staten USA: Washington, Oregon, Idaho, Montana. Stand dollar USA: 1 euro = 1,40 dollar. Stand dollar Canada: 1 euro = 1,60 dollar. Aantal foto’s: 1750 Aantal gereden kilometers: 5700