Calimero creativiteit: De innovatieve netwerken van zzp'ers
Ro Braaksma Michiel Linssen Nardo de Vries Zoetermeer, maart 2013
ISBN
:
Rapportnummer :
978-90-371-1072-2 A201331
Dit onderzoek is mede gefinancierd door het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap (www.ondernemerschap.nl)
Panteia BV
Panteia BV
Bredewater 26
P.o. box 7001
2715 CA Zoetermeer
2701 AA Zoetermeer
079 322 22 00
The Netherlands
www.panteia.nl
+31 79 322 22 00
Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.ondernemerschap.nl
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia/EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Panteia/EIM. Panteia/EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with Panteia/EIM. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of Panteia/EIM. Panteia/EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
Inhoudsopgave
1
Inleiding
5
1.1
Doel
5
1.2
Aanpak en methode
5
1.3
Verwachte resultaten
6
2
Literatuur en onderzoeksmodel
7
2.1
Zzp’ers, innovatie en de netwerkeconomie
7
2.2
Onderzoeksmodel
9
3
Verkennende casestudies
13
3.1
Een internationaal voorbeeld van een innovatief netwerk
13
3.2
Federatie Dutch Creative Industries: de meeste innovaties zijn in opdracht van de klant
14
3.3
De FirmaKodde: vruchtbare samenwerking bij kunstprojecten
15
3.4
Netwerk voor Choreografie & Gerelateerde Kunsten
17
3.5
Conclusies uit de casestudies
19
4
Innovaties via samenwerkingsverbanden van zzp’ers
21
4.1
Leeswijzer
21
4.2
Data en respons
21
4.3
Kenmerken van de deelnemers aan het onderzoek
22
4.4
Samenwerking met andere zzp’ers
25
4.5
Deelname aan netwerken voor kennisuitwisseling
27
4.6
Samenwerking en innovatie
30
4.7
Opbrengsten van samenwerken
32
4.8
De belangrijkste uitkomsten en enkele conclusies
34
5
Conclusies en implicaties
35
Bijlage I
Geraadpleegde bronnen
39
3
1
Inleiding
Recent onderzoek laat zien dat zzp’ers op verschillende manieren betrokken kunnen zijn bij innovatie. Soms kunnen zij een verbindende rol spelen en de smeerolie vormen bij de totstandkoming van innovaties in het overige bedrijfsleven (De Vries, 2011). Zij participeren vaak in de kernprocessen bij verschillende organisaties/opdrachtgevers en zorgen daardoor voor kruisbestuiving. Daarnaast zorgt een deel van de zzp’ers ook zelf voor innovatieve output. Uit recente metingen in het zzp-panel is gebleken dat ruim een kwart nieuwe producten en/of diensten aanbiedt en dat bijna de helft vernieuwingen in de werkprocessen introduceert (De Vries, Liebregts en Vroonhof 2012). In de literatuur wordt ook een derde wijze benoemd waarop zzp’ers betrokken zijn, namelijk met elkaar in communities (Van den Born, 2009: 64). Zzp’ers opereren vaker in (informele) netwerken. Als de werkzaamheden van zzp’ers in zulke netwerken complementair zijn, kunnen grotere en complexere opdrachten worden uitgevoerd en innovaties tot stand komen. Deze netwerkbenadering vertoont gelijkenissen met ‘open source’ innovatiemodellen. Soms delen zzp’ers hun kennis of stellen zij die beschikbaar zonder direct een tegenprestatie te verwachten. Maar welke rol zzp’ers exact spelen binnen deze processen, is nog onduidelijk. De ‘open source’ innovatieroute van zzp’ers staat ook niet op de radar bij beleidsmakers en zelfs niet bij wetenschappers. Het beeld heerst dat zzp’ers niet of nauwelijks bijdragen aan innovatie, maar feitelijk is er weinig bekend over hoe zzp’ers in netwerken opereren en innoveren.
1.1
Doel Aan de hand van deze studie wordt er inzicht verschaft in de innovatieve bijdrage van zzp’ers, hoe zij in netwerken innoveren en wat daarbij de randvoorwaarden zijn. De uitkomst van dit project levert het bedrijfsleven, overheden en ook zzp’ers zelf, inzicht over de prevalentie en geeft kwalitatieve inzichten in de vernieuwingsprocessen. Het onderwerp is zeer in opkomst. De belangstelling bij beleidsmakers aan de kant van de overheid, adviesorganen (SER) en belangenorganisaties is groot. Bekend is dat zzp’ers in hun netwerken zoeken naar partners om grotere projecten gezamenlijk aan te pakken en om complementaire kwaliteiten en diensten te vinden (Tweede Kamer, 2007-2008). Of en in hoeverre netwerken van zzp’ers kunnen bijdragen aan innovaties, is echter niet eerder onderzocht. In dit onderzoek wordt daarmee een begin gemaakt.
1.2
Aanpak en methode De studie is uitgevoerd in drie stappen. De activiteiten binnen deze stappen worden hieronder globaal beschreven. Dit type onderzoek is tot op heden nog nauwelijks uitgevoerd en heeft derhalve een exploratief karakter.
5
S t a p 1: L i te r a t u u r s t u di e , on d e r z o ek s m o de l e n v e r k e n n e n de c a s e s t u dies In deze stap is een literatuurstudie uitgevoerd naar netwerken van zzp’ers waaruit innovaties voortkomen; bij voorkeur innovaties die ‘open source’ worden gedeeld. Ook is binnen deze stap het theoretische kader ontwikkeld, waarbinnen het onderzoek werd uitgevoerd. Dit model is ontwikkeld in samenwerking met professor Arjan van den Born van Tilburg University. Om aansluiting te zoeken bij de praktijk en om input te verzamelen voor het opstellen van de vragenlijst in stap 2, zijn in deze eerste onderzoeksstap vier casestudies uitgevoerd. De cases omvatten een bekend internationaal voorbeeld, een bedrijf dat veel met zzp’ers samenwerkt en samenwerkende zzp’ers inhuurt, een zzp’er die veel samenwerkt en een nieuw opgezet innovatief netwerk van zzp’ers in de kunsten. De respondenten zijn via desk research opgespoord en/of verkregen via de zzporganisaties die betrokken werden bij dit onderzoek (PZO, Stichting ZZPNederland, FNV Zelfstandigen en FNV KIEM).
S t a p 2: O p s t e l le n e n u it v o e r e n in t e r n e t e n q u ê t e Op basis van de resultaten uit de eerste onderzoeksstap, is in stap 2 een internetenquête uitgevoerd om na te gaan of en in hoeverre zzp’ers innoveren via netwerken (met name ‘open source’ netwerken). In de vragenlijst is ruimte ingebouwd om te achterhalen welk type ondernemer gebruikmaakt van en innoveert via de netwerken. Voor de internetenquête is een beroep gedaan op de medewerking van de zzp-organisaties, die in de eerste stap hun medewerking aan dit onderzoek hebben toegezegd. In de praktijk kwam dit neer op het promoten van deelname aan de internetenquête door de zzp-organisaties onder hun leden. Vanwege privacy hebben we geen gebruik kunnen maken van individuele emailadressen van de aangesloten zzp’ers.
S t a p 3: A n al y s e e n r a pp o r t a g e In deze laatste onderzoeksstap zijn, tegen het licht van het eerder geformuleerde theoretische kader, de uitkomsten van de casestudies en de internetenquête geanalyseerd. Vervolgens is gerapporteerd. Bij de rapportage is gezocht naar aangrijpingspunten voor (overheids)beleid, dat erop gericht zou kunnen zijn om het ontstaan van innovatieve netwerken van zzp’ers te stimuleren, voor zover dat zinnig en nuttig zou kunnen zijn.
1.3
Verwachte resultaten Het kabinet geeft aan dat zelfstandig ondernemers in de praktijk capaciteitsproblemen oplossen door het vormen van netwerken met andere zelfstandig ondernemers. Onderling kunnen (delen van) opdrachten in deze netwerken worden doorgegeven. Deze vorm van samenwerking tussen zelfstandigen is volgens het kabinet een tamelijk nieuw verschijnsel. Wanneer uit dit onderzoek blijkt dat er succesvolle netwerken van zzp’ers zijn, waarbinnen innovaties tot stand komen, dan kan worden nagegaan: of de overheid de (vorming van) innovatieve netwerken van zzp’ers zou kunnen stimuleren en op welke wijze de overheid hierin zijn stimulerende rol kan vervullen. De laatste twee vragen maken geen deel uit van dit onderzoek, maar zijn een voor de hand liggend vervolg.
6
2
Literatuur en onderzoeksmodel
2.1
Zzp’ers, innovatie en de netwerkeconomie D e o pk o m s t v a n h e t zz p - s c h a p Het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) in Nederland is de laatste jaren sterk toegenomen. In het vierde kwartaal van 2012 zijn er volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) 756 duizend zelfstandigen zonder personeel waarvan 592 duizend zzp’ers die hoofdzakelijk hun eigen diensten aanbieden (78 procent) 1. De sterkste groei vinden we in deze laatste groep zzp’ers. Tussen 2001 en 2009 is hun aandeel gestegen van 2,7 tot 4,8 procent van de werkzame beroepsbevolking (Van der Ende, Erken en Streefkerk 2010). Het belang van zzp’ers in de economie wordt dus steeds groter. Niet alle zzp’ers dragen evenredig bij aan economische groei. Baumol (1990) heeft aangestipt dat er een onderscheid kan worden gemaakt tussen productief, niet-productief en zelfs destructief ondernemerschap. Een belangrijke factor voor toename in productiviteit is de mate waarin innovatie plaatsvindt. Innovatief zzp-schap is dus belangrijk. I n n o v at i e f z z p - s c h a p De innovatieve bijdrage van zzp’ers kan op verschillende manieren plaatsvinden. Ten eerste kunnen zij op eigen kracht innovaties tot stand brengen. In het zzppanel van EIM is gebleken dat de innovatieve output van zzp’ers iets achterblijft ten opzichte van het totale MKB (De Vries en Vroonhof, 2011). Ruim een kwart introduceert nieuwe producten en/of diensten en bijna de helft voert vernieuwingen door in de werkprocessen (De Vries, Liebregts en Vroonhof 2012). Door de kleinere omvang van hun bedrijf hebben zzp’ers minder middelen (arbeid, kapitaal en kennis) tot hun beschikking om vernieuwingen te realiseren. Wel blijkt dat kleinere ondernemingen vaker verantwoordelijk zijn voor een hogere kwaliteit innovatie, terwijl grotere bedrijven meer incrementele vernieuwingen introduceren (Van Praag en Versloot, 2007). De grootste innovatie van Google, het zoekalgoritme, vond bijvoorbeeld plaats toen het bedrijf nog maar uit twee personen bestond (Van den Born, 2013a). Een tweede manier waarop zzp’ers een innovatieve bijdrage kunnen leveren, is dat zij zorgen voor kruisbestuiving. Zzp’ers passen vaker bestaande innovaties toe en doordat zij bij verschillende partijen meedraaien in de kernprocessen, kunnen zij vernieuwingen ook op verschillende plekken introduceren. Ook zorgen zij er met de inbreng van hun diensten voor dat zij anderen vrijspelen om te innoveren. Zij zijn als het ware een soort smeerolie voor innovaties bij andere partijen (De Vries, 2011). Daardoor zijn zij ‘enablers’ van ondernemerschap, personen die de omstandigheden kunnen creëren waarbinnen andere bedrijven beter kunnen ondernemen (Burke, 2011). De derde manier waarop zzp’ers aan innovatie kunnen doen, is via samenwerkingsverbanden en in netwerken (Koster en De Vries, 2011). Door hun kleinschaligheid beschikken zzp’ers zelf niet altijd over voldoende middelen om vernieuwingen tot stand te brengen. Een alternatieve manier om over de benodigde middelen te kunnen beschikken, is via samenwerking met andere partijen, waaronder andere zzp’ers. Via netwerken kunnen zzp’ers eenvoudig en tegen lage
1
http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=80150NED&D1=a&D2=07&D3=(l-3)-l&HD=130611-1542&HDR=T&STB=G2,G1.
7
kosten hun kennis delen en hun vaardigheden aanbieden. Als de werkzaamheden van zzp’ers in zulke netwerken complementair zijn, dan kunnen complexere opdrachten worden uitgevoerd met mogelijk nieuwe product-marktcombinaties als gevolg (Koster en De Vries, 2011). Dit vertoont gelijkenissen met ‘open source’ innovatiemodellen, waarbij individuen hun kennis delen met als doel innovatie tot stand te brengen (Baldwin en Von Hippel, 2011). Z z p ’ e rs i n de n e t w e r k e c o n o m i e In de huidige economie is het zwaartepunt verschoven van vakmanschap en industrie naar kennis en informatie. In het informatietijdperk is sprake van grote dynamiek en flexibiliteit en zijn verantwoordelijkheden steeds verder gedecentraliseerd geraakt. Netwerken, die kunnen inspelen op de dynamiek, zijn een dominante organisatievorm geworden (Castells, 1996). Individuele kennis en de uitwisseling van informatie zijn cruciaal in de netwerkeconomie. Daarom ook kunnen zzp’ers die beschikken over voldoende kennis en sociaal kapitaal, een belangrijke schakel vormen binnen de netwerken. Sterker nog, voor zzp’ers is de prikkel om samen te werken en deel uit te maken van netwerken mogelijk nog groter dan bij grotere bedrijven. Om onderscheidend te zijn is het nodig om te innoveren. Daarvoor is het weer nodig om de noodzakelijke middelen (zoals kennis, vaardigheden en financiën) te ontsluiten en aan je te binden, zeker als je een eenpersoonsbedrijf bent. Samenwerking verlaagt de kosten om externe productiemiddelen aan je te binden, want je hoeft niet voor langere tijd te investeren in die middelen (bijv. vaste contracten of investeringskosten). Veranderende transactiekosten en veranderende distributie van productiemiddelen zijn drijvende krachten achter samenwerking (Jacobides en Winter, 2005). De SociaalEconomische Raad (SER) (2010) spreekt van een toenemend aantal netwerken van zzp’ers, die bijdragen aan de flexibiliteit van de arbeidsmarkt en economische groei. Van den Born (2009) stelt vast dat 12 procent van de hoogopgeleide zzp’ers de ambitie heeft om met andere zzp’ers samen te werken in een netwerk. Sakkers (2010) becijferde dat bijna 18 procent van de zzp’ers structureel samenwerkt met andere zzp’ers; ruim 38 procent van hen deed dit een enkele keer en de overige 44 procent gaf aan in het afgelopen jaar niet te hebben samengewerkt. De Vries en Vroonhof (2010) vermelden dat gemiddeld 58% van de zzp’ers wel eens samenwerkt met andere zzp’ers. Voornamelijk in de bouw, ICT en zakelijke dienstverlening wordt bovengemiddeld vaak samengewerkt. N ie uw e v or m e n v a n s am e n w e r k in g Innovatie door individuen of open samenwerkingsverbanden is in toenemende mate een alternatief voor gesloten innovatie door producenten (Baldwin en Von Hippel, 2011). Zo kan ook innovatie door open samenwerkingsverbanden tussen zzp’ers meer bijdragen aan de maatschappelijke welvaart. Er zijn aanwijzingen dat samenwerking innovatie bevordert (Deyl, 2011). Het is echter nog onvoldoende duidelijk of en in hoeverre er innovatie plaatsvindt in netwerken van zzp’ers. Als de werkzaamheden van zzp’ers in zulke netwerken complementair zijn, kan dit mogelijk leiden tot nieuwe product-marktcombinaties en uiteindelijk tot eventuele innovaties (Koster en De Vries, 2011).
8
Innovatief netwerk versus innovatie via netwerken Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen enerzijds het netwerk als innovatieve samenwerkingsvorm op zich en anderzijds innovatie die ontstaat als gevolg van het samenwerkingsverband. Dit onderzoek richt zich voornamelijk op in welke mate de laatste vorm van innovatie voorkomt. Onder een innovatief netwerk van zzp’ers verstaan we een bewust opgezet samenwerkingsverband, gericht op product- dan wel procesinnovatie. Het is hierbij belangrijk dat het netwerk actief is opgezet met als doel een innovatie tot stand te brengen, niet om simpelweg gezamenlijk een project uit te voeren.
Nieuwe samenwerkingsvormen worden in de literatuur steeds vaker aangestipt als katalysator voor innovaties (Mettler en Williams, 2011; Van den Born 2013b). In toenemende mate wordt werk op projectbasis georganiseerd, waarbij (tijdelijke) wisselende teams worden gevormd die bestaan uit een aantal kleinere partijen (Bakker, 2011). Ook zijn er signalen dat zzp’ers gezamenlijk innovaties realiseren door gebruik te maken van crowdsourcing, open source- en distributed work (Van den Born, 2013). Via vrij toegankelijke communities kunnen vernieuwingen tot stand komen met een grote wereldwijde impact. Voorbeelden hiervan vinden we terug in de open source softwareontwikkeling zoals Mozilla, Linux en Whatsapp. Ook in coworking spaces en broedplaatsen komen steeds vaker innovaties tot stand via samenwerkingsverbanden van zzp’ers (Deyl, 2011). Hoe veel van deze oplossingen er zijn en hoe levensvatbaar ze zijn, is nog onduidelijk. Resumerend geldt voor zzp’ers dat netwerken en samenwerkingsverbanden met andere partijen een mogelijkheid vormen om innovaties te realiseren en onderscheidend te zijn ten opzichte van andere bedrijven. In toenemende mate is samenwerking in de netwerkeconomie belangrijk en juist voor zzp’ers biedt die samenwerking mogelijk toegang tot externe middelen die kunnen worden ingezet voor vernieuwing. Innovaties kunnen leiden tot betere resultaten en groei. Het is echter onduidelijk welke zzp’ers samenwerken, welke zzp’ers via samenwerkingsverbanden innovaties realiseren en welke zzp’ers dit op voorhand nastreven. In de volgende paragraaf worden deze kennishiaten besproken en wordt aan de hand van een onderzoeksmodel geprobeerd ze in te vullen.
2.2
Onderzoeksmodel Voor het verkennen van innovatieve processen die zzp’ers via netwerken en samenwerkingsverbanden tot stand brengen, is een onderzoeksmodel opgesteld (Figuur 1). Gezien het verkennende karakter van dit onderzoek is het onderzoeksmodel eenvoudig gehouden. Dit model stelt ons in staat om de impact in te schatten van samenwerkingsvormen op innovatie door zzp’ers. Het model richt zich op de ondernemerskarakteristieken en kenmerken. Daarnaast zijn ook de mate van samenwerken en het type samenwerking van belang. Als derde is in het onderzoeksmodel gekeken naar de innovatieve processen van zzp’ers, die al dan niet specifiek via de samenwerkingsverbanden tot stand komen. Ten slotte wordt met het onderzoeksmodel inzicht verschaft in (eventuele) bedrijfsresultaten.
9
Figuur 1
Het onderzoeksmodel
Het model stelt ons in staat om de volgende relaties te onderzoeken (voor zover de verzamelde data uit hoofdstuk 4 dit toelaten): 1
De relatie tussen zzp-kenmerken en samenwerkingsverbanden; welke soorten ondernemers zijn geneigd tot samenwerking?
2
De relatie tussen samenwerkingsverbanden en innovatie; hebben ondernemers met meer of specifieke samenwerkingsverbanden meer innovatie?
3
De relatie tussen innovatie en resultaten; leidt meer innovatie tot hogere resultaten?
4
De relatie tussen zzp-kenmerken en innovatie.
5
De relatie tussen zzp-kenmerken en resultaten.
6
De relatie tussen samenwerkingsverbanden en resultaten; heeft een ondernemer die veel samenwerkt ook meer winst/omzet?
Het onderzoeksmodel vormde de basis voor de vragenlijst die werd gebruikt in de internetenquête. In de enquête zijn vragen opgenomen over de zzp’ers (persoonskenmerken, opleiding, ervaring, drijfveren e.d.). Daarnaast is gevraagd naar samenwerking binnen samenwerkingsverbanden c.q. netwerken. Een ondernemer maakt waarschijnlijk deel uit van verschillende samenwerkingsverbanden. Er is dus gevraagd naar het aantal (tijdelijke en permanente) samenwerkingsverbanden waarvan de ondernemer deel uitmaakt. En wanneer zzp’ers niet samenwerken, is ook gevraagd naar de redenen daarvoor. Belangrijk om te weten is uiteraard ook het type activiteiten waarbij men samenwerkt. Gaat het hierbij om productie, marketing en acquisitie, (kennis)ontwikkeling en kennisdeling, inkoop of innovatie (in de zin van ontwikkeling van nieuwe producten en diensten)? Van belang is om na te gaan of samenwerkingsverbanden vooral worden gebruikt om de markt te vergroten of om producten en diensten te verbeteren. In de vragenlijst is uiteraard veel aandacht besteed aan innovatie. Zo zijn er vragen opgenomen over de mate waarin de zzp’ers de afgelopen jaren op eigen kracht innovaties op de markt hebben gebracht. Belangrijk hierbij is dat het uitdrukkelijk moet gaan om innovaties die niet zijn gerealiseerd in opdracht van anderen.
10
Voor deze innovaties is onderscheid gemaakt naar: Productinnovaties (vernieuwingen in producten en diensten); Procesinnovaties (vernieuwingen in de wijze waarop producten en diensten worden gemaakt); Transactie-innovaties (vernieuwingen in de wijze waarop producten en diensten aan de man worden gebracht); Businessmodelinnovaties (vernieuwingen in de wijze waarop verdiensten worden gegenereerd). Gevraagd is ook naar samenwerking met betrekking tot deze innovaties; is er samengewerkt en zo ja met welke andere partij(en)? De vragenlijst is afgesloten met enkele vragen naar de resultaten van het samenwerken in netwerken.
11
3
Verkennende casestudies
Om een globaal beeld te verkrijgen van het voorkomen van vormen van open source samenwerking (door zzp’ers), is een aantal casestudies verricht. In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk wordt een bekend internationaal voorbeeld beschreven: de totstandkoming van internetbrowser Mozilla. In de daaropvolgende paragrafen beschrijven wij drie casestudies waarin nader wordt ingegaan op de wijze waarop zzp’ers binnen Nederland mogelijk met elkaar samenwerken. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een concluderende paragraaf.
3.1
Een internationaal voorbeeld van een innovatief netwerk 1 Een van de bekendste voorbeelden van een innovatief netwerk dat via open source innovatie successen heeft geboekt, is het Mozilla-project. In 1998 is het Mozilla-project gestart als een open community van duizenden freelance programmeurs met als doel om de volgende generatie internetbrowser te ontwikkelen. De aanleiding was het openstellen van de broncode van de destijds populaire Netscape browser. Door het openstellen kon de creatieve kracht van een grote groep individuele programmeurs op het internet worden benut. Hiermee was meteen het karakter van een open innovatiemodel gecreëerd. Vanuit de hele wereld sloten de individuele programmeurs zich aan bij de Mozilla community en nog in het eerste jaar waren er al substantiële vernieuwingen op browsergebied tot stand gebracht. De vernieuwingen bestonden uit nieuwe functionaliteiten en verbeteringen van bestaande functies, terwijl er ook op het gebied van management en projectplanning innovaties ontstonden. Door het open karakter, de mogelijkheid tot kennisuitwisseling via het netwerk en de individuele betrokkenheid van de freelance programmeurs was het initiële doel van het Mozilla-project na een aantal jaren al snel voorbijgestreefd en uitgebreid. Het ging er niet meer om de technologie te bieden voor een volgende versie van de Netscape browser, maar de communityleden creëerden een scala aan browsers, ontwikkelingsinstrumenten en ook hun eigen producten. Het nieuwe doel was om gebruikers een zo goed mogelijke internetervaring te geven door keuzes en opties te bieden met behulp van gratis software. Uiteindelijk verscheen in 2002 een eigen browser van Mozilla (1.0).2 Dit was in de tijd dat nog ruim 90% van de internetgebruikers gebruikmaakte van Microsoft’s Internet Explorer. De nieuwe Mozilla browser bood vernieuwingen zoals tabbladen en pop-upblockers. Na een jaar werd de Mozilla Foundation opgericht, een onafhankelijk not-for-profit orgaan dat de dagelijkse coördinatie in de community overnam. De Mozilla Foundation stimuleerde ook de openheid, de innovativiteit en het kansbewustzijn in het netwerk. Daarnaast bracht Mozilla verschillende producten uit onder de vlag van de Mozilla Corporation. Tegenwoordig is Mozilla uitgegroeid tot een wereldwijde aanbieder van verschillende soorten
1
Zie www.mozilla.org/about/history.html, geraadpleegd op 19-3-2013.
2
Aanvankelijk Phoenix genoemd en in 2004 omgedoopt tot Firefox.
13
software voor het internet, met in 2011 een jaaromzet van 163 miljoen dollar. De Firefox browser heeft een marktaandeel van 24%.1 Het voorbeeld van Mozilla heeft aangetoond dat samenwerken in open source netwerken kan leiden tot innovatieve producten, zoals open source software. Bovendien kunnen dergelijke netwerken zoveel slagkracht genereren dat zij kunnen uitgroeien tot levensvatbare en duurzame organisaties, die zelfstandig kunnen opereren in de markt, ook als er een hoger doel wordt nagestreefd zoals het algemene nut. Het Mozillamodel is toegepast door anderen om open, transparante en samenwerkende organisaties te creëren in een breed scala van gebieden.
3.2
Federatie Dutch Creative Industries: de meeste innovaties zijn in opdracht van de klant De Federatie Dutch Creative Industries is in september 2009 door branche- en beroepsorganisaties BNA, BNO, BNI, DGA en MODINT opgericht om actief de belangen te behartigen van het georganiseerde deel van de zakelijke creatieve industrie. Kort daarop sloten ook de VEA, de FotografenFederatie en PIBN zich aan bij de Federatie. De Federatie Dutch Creative Industries vertegenwoordigt dus 8 branche- en beroepsorganisaties met in totaal meer dan 6.000 individuele leden, bijna 2.500 creatieve bedrijven met een gezamenlijke bijdrage van ruim € 11 miljard aan het bruto nationaal product. Er is gesproken met de managing director van Info.nl, die binnen de Federatie een bestuursfunctie vervult. Zodoende is ook een overall beeld verkregen van innovatieve samenwerking van zzp’ers binnen de creatieve industrie. Ook binnen Info.nl wordt samengewerkt met zzp’ers. Binnen dit bedrijf worden zzp’ers vooral gezien als ‘extra handjes’ die worden ingezet wanneer de werkdruk onder het vaste personeel te groot wordt. Zoals in de meeste gevallen worden zzp’ers dus gebruikt als flexibele schil. Wanneer we het breder bekijken, geeft de respondent aan dat innovatie, naar zijn mening, niet een primair doel is van het netwerk van de zzp’ers. Zij werken samen in netwerken, vooral om: opdrachten te verwerven; grotere opdrachten te kunnen uitvoeren; opdrachten te kunnen uitvoeren met meer diversiteit in de benodigde expertise; expertise in te schakelen waarover zij zelf niet beschikken; meer continuïteit te kunnen waarborgen voor opdrachtgevers; te overleggen, brainstormen over de uitvoering van opdrachten; collega’s te hebben. Wanneer de samenwerking een meer structureel karakter krijgt, wordt er ook wel een coöperatie opgericht. Binnen deze rechtsvorm wordt dan de administratie verzorgd en worden voor elke opdracht, rekening houdend met het type opdracht en de omvang daarvan, passende combinaties van zzp’ers geselecteerd. De ervaringen van de respondent met zzp’ers leiden tot de veronderstelling dat, wanneer innovatieve producten, werkwijzen e.d. de output zijn van inspanningen die zzp’ers binnen hun netwerk hebben gerealiseerd, deze output binnen de multimedia en creatieve industrie nog wel gedeeld wordt met andere zzp’ers. Wan-
1
14
Zie en.wikipedia.org/wiki/Mozilla, geraadpleegd op 19-3-2013.
neer echter blijkt dat er kansen bestaan om de output commercieel te exploiteren, wordt in de meeste gevallen gekozen voor een meer formele, bedrijfsmatige exploitatievorm. Het ‘open source’ karakter kent zijn grenzen. Innoveren kost tijd en deze tijd is voor de meeste zzp’ers kostbaar. Het gaat om tijd die niet gedeclareerd kan worden bij de klant. De zzp’er moet dus voldoende opdrachten hebben waaruit zodanige inkomsten worden gegenereerd dat de mogelijkheid ontstaat om tijd te besteden aan innovatie die niet plaatsvindt in opdracht van een klant.
3.3
FirmaKodde: vruchtbare samenwerking bij kunstprojecten Via FNV KIEM is Panteia in contact gekomen met de zelfstandige kunstenaar André Kodde (http://www.firmakodde.org/).
PART OF VISUAL ARTIST FREDERIK ALEXANDER KODDE, THE NETHERLANDS
André Kodde heeft zijn bedrijf FirmaKodde opgericht voor de uitvoering van uiteenlopende kunstprojecten. Van live performances tot dichtkunst en van mediakunst tot kunst in de openbare ruimte. Alle kunstprojecten zijn tot stand gekomen uit samenwerkingsverbanden tussen kunstenaars en bedrijven, waar hij als initiatiefnemer is opgetreden. André is 35 jaar, is afgestudeerd aan de AKI (mediakunst) en heeft een Master of Fine Arts gehaald aan het Santberg Instituut te Amsterdam. André maakt virtuele en grafische kunst, films, objecten etc. Hij is sinds 2003 werkzaam als kunstenaar en is direct na afronding van zijn studie als zzp’er begonnen. De reden om als zzp’er te beginnen, was dat André dan makkelijk betaalde opdrachten kon aannemen. Dit was een bewuste stap.
H e t b e l a n g v a n s a m e nw e rk e n In de uitvoering van opdrachten werkt André veel samen met andere partijen. Samenwerking is voor hem erg belangrijk omdat hij vooral bedenker is en geen uitvoerder. In zijn werk zijn veel media verwerkt. Hij beschikt niet over de skills om zijn kunst vorm te geven. André werkt veel samen met andere zzp’ers, zoals programmeurs, sound engineers, cameramannen, acteurs en andere kunstenaars. Dit is vaak een vaste groep van mensen, die regelmatig met elkaar samenwerken, maar deze mensen hebben zich niet verenigd in een vast samenwerkingsverband. Samen met grotere bedrijven… Samen met grotere bedrijven is hij bezig om zijn kunst uit te voeren. Deze bedrijven zijn interessant omdat zij de middelen kunnen leveren en de softwareprogramma’s kunnen schrijven die hij nodig heeft. Verder vindt er ook een ‘ruilhandel’ (uitwisseling) plaats zoals het stage laten lopen van studenten en presentaties voor (potentiële) gezamenlijk klanten. De samenwerking met bedrijven of zzp’ers is meestal niet vastgelegd in contracten of overeenkomsten maar wordt onderling geregeld. Alleen bij grote projecten worden afspraken vastgelegd in een contract of een gentlemens agreement.
15
I n e e n s a me n w e rk in g s v e r b a n d… André werkt dus niet echt samen in een samenwerkingsverband. Hij vindt het idee wel interessant. Het is wellicht makkelijk om projecten samen op te pakken of gezamenlijk een idee te ontwikkelen. Dit werkt volgens hem alleen als de disciplines van de deelnemers ver uit elkaar liggen, zodat men niet in elkaars vaarwater terechtkomt. André kent de samenwerkingsverbanden van internet maar ook via ‘openingen’ en congressen die hij bezoekt, via LinkedIn, Facebook. Het gaat hier om samenwerking tussen fotograaf en vormgever, designer en vormgever etc. André gebruikt vooral Facebook om contacten te leggen of om anderen te volgen en op die manier ideeën te genereren. Zijn eigen website ziet hij als een statisch visitekaartje. Facebook is veel sneller en is up to date. V o o r b e e l d e n v a n i n n ov a t i e André heeft 2 jaar geleden het project MSquare4 opgestart; zie (http://www.boijmans.nl/nl/7/kalender/calendaritem/693/andre-kodde). Hierbij is echter te veel de nadruk komen te liggen op het verdienen, terwijl bij hem de nadruk op de kunst ligt (‘werk is primair het uitgangspunt’). De onderlinge afspraak die is gemaakt, is dat ze, als ze winst gaan maken, dit zullen delen. Een vorm van samenwerking is volgens André ook het praten over nieuwe ideeën. Hij is nu in gesprek met een imam en een rabbi. Op Lowlands had hij een project met driewielers die harder gingen rijden als je harder schreeuwde. Er liepen bookmakers rond om de aanwezigen de kans te geven geld in te zetten op de driewielers. Dit project wil André doorzetten, maar dan door driewielers te laten voortstuwen door degene die het snelst praat en hij wil ook een Jood en Arabier inzetten die gebeden voor de vrede prevelen. Ook wil hij geld gaan verdienen door dit project door winkeliers te laten sponsoren en het in een winkelcentrum uit te voeren. Innovatie is volgens André: “je ontwikkelt iets dat vernieuwend is”. De focus moet liggen op het ontwikkelen. Het vermarkten van het idee komt voor André op de tweede plaats (primair staat immers de kunst). V o o r w a a r de n v o o r s u c c e s Een belangrijke voorwaarde voor succes is volgens André dat er een ijzersterk idee moet zijn dat goed moet zijn omkaderd. Het moet duidelijk zijn welke kant het op moet. Er mag geen ruis optreden en iedereen moet gemotiveerd zijn. Er moet een duidelijke leider zijn, een motivator, die zorgt dat iedereen zijn ding volgens de planning doet. Afspraken nakomen en helder communiceren is van groot belang (“programmeurs zijn lastig om mee te werken; velen zijn autistisch”). Bij kunst is het lastig en duur om een idee c.q. innovatie goed te beschermen. Het project MSquare4 is goed dichtgetimmerd in contracten die door een jurist zijn bekeken. Volgens André heeft VW van hem een idee gepikt van een reclame, met een auto die reageert op geluid, die is uitgezonden rond de Olympische Spelen. Hij was toen bezig met het driewielerproject. Maar het was niet te doen om dat idee goed af te schermen, omdat het technische kunst betreft. Het auteursrecht hierbij is niet voldoende. Bovendien kost het beschermen van je kunst te veel geld en dat geld kun je beter in de kunst zelf steken. Volgens André moet de overheid werkplekken creëren waar mensen samenkomen. Hiervoor kunnen leegstaande gebouwen (kraakpanden) worden gebruikt waar kleine ondernemers een plek kunnen krijgen. Het is zijn ervaring dat, als mensen een gezamenlijke werkplek hebben, de contacten veel soepeler verlopen en er veel ideeën ontstaan. Dit werkt veel beter dan bij netwerkbijeenkomsten waar niemand het achterste van zijn tong laat zien. Voor goede ideeën heb je
16
volgens André een onbeperkte ruimte nodig waar je je gang kunt gaan. Een bepaald vrijheidsdenken. Voor deze kunstenaar geldt dus wel dat hij samenwerkt met andere (zzp-) kunstenaars, maar dat, wanneer de samenwerking leidt tot opdrachten van enige commerciële waarde, alle partijen eraan moeten kunnen verdienen. Innovaties worden gedeeld, niet om niet of via ‘open source’, maar tegen een redelijke vergoeding voor alle samenwerkende partijen.
3.4
Netwerk voor Choreografie & Gerelateerde Kunsten Jette Schneider is de mede-initiator en oprichter van het Netwerk voor Choreografie & Gerelateerde Kunsten. Het Netwerk voor Choreografie & Gerelateerde Kunsten is een inspirerende omgeving voor freelance kunstenaars in de dans. Het netwerk is een lerende omgeving voor en door betrokken kunstenaars, dat als alternatief denkmodel kan dienen, maar dat ook als aanvulling is bedoeld op de bestaande institutionele kaders. De services worden onderdeel van een zogenaamde supportstructuur, waarbij het geheel decentraal is georganiseerd. De werkomgeving is flexibel en toegankelijk, bottom-up ontwikkeld en horizontaal georganiseerd. Het netwerk presenteert zich als een plek (virtueel en fysiek):
waar freelance kunstenaars in aanraking komen met elkaar en elkaars werk;
waar samenwerking en taakverdeling worden bevorderd in functies als productie, distributie, presentatie en publieksbereik;
waar kunstenaars in contact komen met samenwerkingspartners binnen en buiten de sector (zowel instellingen als bedrijfsleven);
waar nieuwe ideeën een optimale kans krijgen om verder te worden uitgedacht en ontwikkeld;
die het procesmatig en projectgericht werken ondersteunt en stroomlijnt;
die het lokale belang van de kunstenaar en diens werk versterkt en ook de (internationale) zichtbaarheid ervan;
die de reikwijdte en toegankelijkheid van het creatieve potentieel vergroot in de richting van andere sectoren;
die zich blijft ontwikkelen om de juiste werkomstandigheden te genereren voor de behoeften van een opkomende generatie kunstenaars.
Jette is van Duitse origine en zij is in 1997 naar Nederland gekomen om in Rotterdam een dansopleiding te volgen. Na haar dansopleiding heeft zij enige jaren gewerkt als uitvoerend kunstenaar/docent. Zij kwam echter in aanraking met tal van zaken in haar vak die zij wilde veranderen en verbeteren. Om hiervoor een bredere basis te krijgen is ze een studie kunstbeleid en management gaan volgen aan de Universiteit Utrecht. Uiteindelijk is Jette minder uitvoerend gaan werken en heeft ze met 5 andere kunstenaars de stichting Danslab opgericht. Danslab is feitelijk een platform voor artistiek onderzoek, discours en kennisontwikkeling. Danslab was steeds gefinancierd middels verschillende projectsubsidies. Het concept van de stichting vloeit voort uit de behoeften van de kunstenaars, die al vele jaren werk creëerden in het dansveld. Vijf choreografen vormen gedurende twee jaar het artistieke team van Danslab en zij kiezen na afloop van de tijd het nieuwe team. De kunstenaars
17
krijgen een nieuwe verantwoordelijkheid met het gezamenlijk zorg dragen voor de stichting. De kracht van de plek ontstaat doordat de kunstenaars zelf initiatiefnemers worden en het heft in eigen handen nemen. Danslab werd niet getriggerd door het wegvallen van subsidie-inkomsten, wel vanuit een bewustwording van kansen voor zelfstandige kunstenaars en het creëren van autonomie in een sector. Bij de aankondiging van de bezuinigingen heeft Jette ervoor gekozen om een nieuwe stap te nemen en niet voor het behoud van Danslab te vechten. In samenwerking met 70 kunstenaars is het concept van het Netwerk ontstaan. Sinds 1,5 jaar werkt Jette met diverse kunstenaars om het concept te vertalen naar de praktijk. Aan een reeks functies wordt afzonderlijk van elkaar gewerkt, terwijl ervaringen en processen naar elkaar worden gecommuniceerd. Zij moeten afzonderlijk ontstaan, in hun specifieke functies. Samen vormen zij een geheel; Jette noemt het zaadjes waarmee de kunstenaars wel zelf aan de slag moeten (Seeds). Er wordt via een website een ‘podium’ geboden aan kunstenaars. Hier kunnen kunstenaars open source kennis delen en hun aanbod via een platform bundelen en laten zien. In Den Haag ontstaat de zelforganisatie CLOUD. Een groep danskunstenaars bundelt zich rond een studio (het voormalige Danslab) om met elkaar de voorwaarden voor hun werk en onderzoek opnieuw te definiëren en zelf te scheppen. De kunstenaars die zich hebben aangesloten bij het collectief, of open source netwerk, hebben hiernaast nog ander betaald werk, investeren hiermee in iets nieuws en krijgen toegang tot functies die het ondernemerschap stimuleren. Door de ervaring van het oprichten van een zelforganisatie voelen zij zich nu sterker in hun eigen kunstenaarschap.
18
Deze groep weet bijvoorbeeld dat elders een online functie ontstaat om werk aan te kondigen en inhoud te communiceren. Zij hoeven hieraan dus geen aandacht te besteden en ze weten dat ze op den duur van de functie gebruik kunnen maken. De ontwikkeling van de ‘podiumwebsite’ zal behoeften van de zelforganisatie meenemen in het eigen ontstaansproces. Het netwerk heeft ook een zakelijke functie. Deze functie wil Jette verder ontwikkelen om de aangesloten kunstenaars administratief en fiscaal werk uit handen te nemen. Via een Belgisch bedrijf, http://infonl.smartbe.be/, wordt zakelijke ondersteuning geboden aan kunstenaars. Het netwerk is decentraal georganiseerd met allerlei verschillende samenwerkingen tussen verschillende kunstenaars. Er is één verbindende factor, in dit geval Jette, die als spin in het web alles monitort en verbindt. Het doel van het netwerk is om aan kunstenaars open toegang te verlenen tot functies die faciliteren om te ondernemen. Belangrijk is ook dat er een nieuwe sociale omgeving wordt gecreëerd, die de kunstenaars ertoe aanzet om zichzelf en hun producten te verbeteren. Er ontstaat een omgeving waarin ‘life long learning’ mogelijk wordt. De kunstenaars moeten veranderen van zzp’er in ‘creative entrepreneurs’. Het netwerk heeft nog geen innovatieve producten voortgebracht, omdat de functies die de kunstenaars dienen te faciliteren in hun werk, nog niet zijn gelanceerd. Er is nog niet nagedacht over de bescherming van ‘intellectual property’, als dat al mogelijk is in dit geval. Wat duidelijk nog ontbreekt, is een vertaling van het gehele concept naar mogelijke financiering. Er is nog geen sprake van economische winst en er is weinig nagedacht over hoe eventuele economische winst is te genereren via deze nieuwe werkstructuur. Met andere woorden: de slag naar de betalende markt moet nog worden gemaakt, zowel voor het netwerk in zijn geheel als voor de kunstenaars die er gebruik van zullen maken. Het aanbod is kennelijk nog onvoldoende aansprekend of wordt onvoldoende begrepen om partijen te laten investeren in de aangeboden kunstproducties. De komende tijd zal Jette Schneider hard gaan werken en veel tijd investeren om hiervoor een oplossing aan te dragen.
3.5
Conclusies uit de casestudies Vanuit de casestudies komt een algemeen beeld naar voren, dat de zzp’er samenwerkt om: opdrachten te verwerven; grotere opdrachten te kunnen uitvoeren; opdrachten te kunnen uitvoeren met meer diversiteit in de benodigde expertise; expertise in te schakelen waarover hij zelf niet beschikt; meer continuïteit te kunnen waarborgen voor opdrachtgevers; te overleggen, brainstormen over de uitvoering van opdrachten; collega’s te hebben. Dat beeld geeft aan dat de aansprekende voorbeelden in de literatuur nog niet in hoge mate worden aangetroffen in de praktijk. Samenwerken om te kunnen innoveren en om deze innovaties dan ook nog ‘open source’ te delen met andere zzp’ers, is nog geen gemeengoed. Het is ook lastig te rijmen met het gebruikelij-
19
ke verdienmodel van de gemiddelde zzp’er, dat neerkomt op uurtje/factuurtje, dagen maal tarief of iets dergelijks. Ook in de casestudy van Mozilla zien we uiteindelijk dat open source samenwerking bij succes wordt omgezet in een bedrijfsmatige aanpak. Slechts die zzp’ers die beschikken over een goed gevulde opdrachtenportefeuille, kunnen het zich veroorloven om tijd te besteden aan innovatie. In de meeste gevallen vinden innovaties door zzp’ers dan ook plaats in opdracht van een opdrachtgever. De zzp’er wordt juist ingehuurd om een bepaalde innovatie tot stand te brengen. De in de literatuur aangehaalde voorbeelden van onafhankelijke open source innovaties verschillen van de innovaties in opdracht van klanten, die we vaker aantreffen in de praktijk. Ook in de casestudy van kunstenaar André Kodde zien we dat hij samenwerkt, maar wel met bedrijven en tegen betaling of in ruil voor een dienst. Deze zzp’er heeft juist opdrachten nodig om vernieuwende kunst te kunnen maken. In de derde casestudy, van het Netwerk voor Choreografie & Gerelateerde Kunsten, zien we een goed voorbeeld van een beoogde vorm van samenwerking tussen zzp’ers (ook kunstenaars in dit geval), die voldoet aan het type samenwerking zoals bedoeld met innovatieve netwerken van zzp’ers. Het Netwerk voor Choreografie & Gerelateerde Kunsten staat echter nog in de kinderschoenen en is in de praktijk nog niet operationeel. Het businessmodel, voor zover dat nu duidelijk is, voorziet nog niet in een goed doordacht en uitgewerkt verdienmodel. Dat is natuurlijk wel een vereiste omdat uiteindelijk alle meewerkende en samenwerkende zzp’ers wel een vergoeding voor hun arbeid zullen willen ontvangen. De uitwisseling van kennis en (innovatieve) ideeën vindt plaats ‘om niet’, maar het netwerk moet ertoe leiden dat de zzp’ers samen beter in staat zijn om betaalde opdrachten te verwerven.
20
4
Innovaties via samenwerkingsverbanden van zzp’ers
4.1
Leeswijzer Om te zien in hoeverre de veronderstellingen en relaties in het onderzoeksmodel in de praktijk zijn aan te tonen, is een internetenquête uitgezet. In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van de internetenquête gepresenteerd. Daaraan voorafgaand, in paragraaf 4.2, geven wij kort weer hoe de internetenquête werd georganiseerd, vanuit welke bronnen er naar respondenten is gezocht en wat de respons is geweest. In paragraaf 4.3 geven wij zicht op de kenmerken van de zzp’ers die hebben deelgenomen aan de enquête. Vervolgens biedt paragraaf 4.4 zicht op de mate waarin zzp’ers samenwerken en hoe en waarom zij samenwerken. Paragraaf 4.5 gaat nader in op kennisuitwisseling door zzp’ers via de netwerken waarin zij actief zijn. In de paragrafen 4.6 en 4.7 wordt dieper ingegaan op de samenwerking en worden ook de resultaten daarvan gepresenteerd. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een samenvatting van de belangrijkste uitkomsten en de conclusies die wij op grond daarvan getrokken hebben.
4.2
Data en respons I n t e r ne te n qu ê t e Een belangrijk onderdeel van dit onderzoek is de internetenquête die wij in december 2012 hebben gehouden onder zzp’ers. Tot de doelgroep van dit onderzoek zijn alleen zzp’ers gerekend die geen goederen verkopen. Als steekproefkader voor de enquête fungeerden de individuele leden van de volgende zzporganisaties: FNV Zelfstandigen (fnvzzp.nl, ca. 15.000 leden); Platform Zelfstandige Ondernemers (pzo.nl, ca. 20.000 leden); FNV KIEM (fnv-kiem.nl, ca. 5.500 zzp-leden); Stichting ZZP Nederland (zzp-nederland.nl, ca. 20.000 leden). Gelet op de genoemde ledenaantallen, is de enquête onder de aandacht gebracht van ongeveer 60.000 zzp’ers. De organisaties die hun medewerking hadden toegezegd aan het onderzoek, hebben hun leden op verschillende manieren gevraagd om aan de internetenquête deel te nemen, zoals: via een elektronische nieuwsbrief; via een verwijzing op de website; via een verwijzing op LinkedIn-groepen. Na de eerste aankondiging van de enquête bij de leden en de oproep van de organisaties om deel te nemen, zijn door de meewerkende organisaties 2 tot 3 herinneringen verstuurd. De enquête is medio januari 2013 afgesloten met een respons van 295 zzp’ers. D o e l v a n de e n q u ê t e De enquête was voornamelijk bedoeld om inzicht te verkrijgen in de wijze waarop zzp’ers samenwerken in netwerken. Ook wilden wij nagaan in hoeverre vanuit deze samenwerking innovaties tot stand komen. In de enquête wordt nagegaan, aan de hand van persoonskenmerken, welke typen zzp’ers geneigd zijn tot sa-
21
menwerken, in welke typen samenwerkingsverbanden wordt samengewerkt en of zzp’ers actief zijn in een of in meer samenwerkingsverbanden. Daarnaast is onder meer gekeken naar de relatie tussen samenwerkingsverbanden in innovatie en naar de mate waarin meer innovatie door zzp’ers ook leidt tot betere bedrijfsresultaten.
4.3
Kenmerken van de deelnemers aan het onderzoek N a a r ve r h ou d i n g ve e l v r o uw e n e n v o l t i j d zz p ’ e r s Van de zzp’ers in het onderzoek is 57% man en 43% vrouw. Het aandeel vrouwen ligt hoger dan bij ondernemers in het algemeen.1 Bijna twee derde van de respondenten (65%) werkt voltijds, de resterende 35% in deeltijd. De grens tussen beide is gelegd bij een werkweek van 35 uur. V e e l c o n s u lt a n t s e n a n d e r e z a k e l i j k e d i e n s t v e r l e n e r s Het zwaartepunt, naar type activiteit bij de deelnemers aan het onderzoek, ligt bij management- en communicatieadvies en andere takken van zakelijke dienstverlening. Ook werkt een aanzienlijk deel voor de quartaire sector: overheid en semioverheid, onderwijs en zorg. Sectoren met veel MKB zoals land- en tuinbouw, industrie, bouw, handel, horeca en transport zijn bij deze zzp’ers ondervertegenwoordigd: zie Figuur 2. Figuur 2
sector waarin de zzp’ers werken
11% 18% 5% sector: 11%
32%
agro, industrie en bouw handel, horeca, vervoer en ov. diensten informatie en ICT management en communicatie-advies ov. zakelijke diensten kwartaire sector
23%
Bron: Panteia, 2013
H e l ft is h o og u i t v i jf j a ar g e v e st i g d De helft van de zzp’ers en freelancers uit het onderzoek is hoogstens vijf jaar gevestigd, de andere helft langer: zie Figuur 3. Een op de vijf voert een pas gestart bedrijf.
1
22
In 2009 is 32% van de ondernemers vrouw, volgens de Monitor vrouwelijk en etnisch ondernemerschap 2010 (Panteia, 2010).
Figuur 3
bestaansduur zzp'ers
21% 26% vestigingsduur: < 3 jaar
3-5 jaar
6-10 jaar
> 10 jaar
28% 25%
Bron: Panteia, 2013
O u d e r e l e e ft i j d s c a t e g or i e ë n s te rk v e r te ge n w o or d i g d Het overgrote deel van de aan dit onderzoek deelnemende zzp’ers is de 40 gepasseerd en ruim de helft is boven de 50: zie figuur 4. Figuur 4
leeftijdsverdeling van de zzp’ers
13%
12%
leeftijd: jonger dan 40 jaar
40-49 jaar
50-59 jaar
60 jaar en ouder
36% 39%
Bron: Panteia, 2013
G r o o t s te d e e l i s h o g e r o p g e l e i d Vijf van de zes zzp’ers in het onderzoek zijn hoger opgeleid: zij hebben HBO- of universitair onderwijs afgerond. Zie figuur 5.
23
Figuur 5
het opleidingsniveau van de zzp’ers
16%
35%
opleidngsnivo: middelbare of lagere opleiding HBO universiteit 49%
Bron: Panteia, 2013
Bijna driekwart van de deelnemers aan het onderzoek opereert vanuit een eigen kantoor in of bij de eigen woning. Maar ook werkt bijna de helft vaak op de locatie van zijn klanten. Andere locaties zoals gedeelde bedrijfspanden komen veel minder voor en slechts een kleine minderheid heeft een eigen bedrijfspand. Zie Figuur 6. Figuur 6
vanaf welke locatie opereren de zzp'ers gewoonlijk?
0%
locatie:
25%
50%
eigen kantoor in en om woonhuis eigen bedrijfspand
4% 52%
met andere zzp'ers in bedrijfspand kantoor oude werkgever andere locatie
100%
73%
op locatie van de klant
bedrijfsverzamelgebouw
75%
9% 5% 0% 9%
Meer antwoorden mogelijk: percentages tellen mogelijk op tot meer dan 100 procent Bron: Panteia, 2013
E ig e n b a a s , f le x i b i l i t e i t e n on t p l o o i i n g de be l an gr i jk s t e dr i j f v e r e n Arbeidsomstandigheden en arbeidsverhoudingen zijn voor de zzp’ers in het onderzoek aanzienlijk krachtiger motieven dan de materiële opbrengsten: zij noemen eigen baas zijn het vaakst als drijfveer, gevolgd door flexibel je eigen werk kunnen organiseren en persoonlijke ontplooiing. Ook afwisselend werk is nog een vaak genoemde drijfveer om te kiezen voor werk als zelfstandige. De drijfveren flexibiliteit en onafhankelijkheid vormen in alle sectoren een aandeel van mini-
24
maal 60%. In de sector informatie en ICT is dit zelfs meer dan 80%. Voor het overige is er geen duidelijk verschil naar sector. Figuur 7
drijfveren van de zzp’ers
drijfveer
0%
25%
financieel (als zelfstandige kan ik meer verdienen)
50%
68%
onafhankelijk (als zelfstandige ben ik mijn eigen baas)
78%
ontplooiing (als zelfstandige kan ik mijn kwaliteiten beter benutten)
53%
afwisseling (als zelfstandige heb ik meer afwisseling in mijn werk)
andere drijfveer
100%
15%
flexibiliteit (als zelfstandige ben ik flexibeler in het organiseren van mijn eigen werk)
respect (als zelfstandige krijg ik meer respect van anderen)
75%
39% 4% 13%
Meer antwoorden mogelijk: percentages tellen mogelijk op tot meer dan 100 procent Bron: Panteia, 2013
4.4
Samenwerking met andere zzp’ers D e m e e s t e z zp ’ e r s v i nd e n s a me n w e r k i n g m e t a n d e r e zzp ’ e r s be l a n g r i j k Niet minder dan 72% van de zzp’ers in het onderzoek noemt samenwerking met andere zzp’ers belangrijk of zeer belangrijk. Slechts 12% vindt het niet belangrijk of niet zo belangrijk. Vaak zijn dat zzp’ers met werk waarvoor dergelijke samenwerking niet noodzakelijk is: bijvoorbeeld vertalers of muziekdocenten. A c q u i s i t i e e n ‘ s p a r r e n ’ z i j n d e be la n g r ij k s te arg u m e n t en Bij de toelichting die zzp’ers hebben gegeven, komt voordeel bij het verwerven van opdrachten naar voren als een belangrijk argument voor samenwerken: met collega’s in dezelfde business om grotere opdrachten te kunnen binnenhalen en als ‘back-up’ voor wie uitvalt of juist meer binnenkrijgt dan hij aankan, maar ook met zzp’ers die over complementaire expertise beschikken om complexere opdrachten te kunnen binnenhalen. Daarnaast is een belangrijk argument voor samenwerking: kunnen ‘sparren’ en ‘klankborden’ met anderen, kennis en informatie uitwisselen, leren van elkaar en inspiratie opdoen. Van de zzp’ers noemt slechts 2 à 3% spontaan vernieuwing/innovatie als een belangrijk argument voor samenwerking. D r ie k w a r t m a a k t de e l u i t v a n s a me n w e r k in g sv e r b a n de n /n e t w e r k e n Van de deelnemers aan het onderzoek maakt driekwart (74%) deel uit van netwerken of samenwerkingsverbanden met andere zzp’ers of freelancers. Een enkeling heeft er deel van uitgemaakt. Reden om niet deel te nemen is in de helft van de gevallen dat men geen opdrachten heeft die om samenwerking vragen.
25
Een op de vijf ziet de meerwaarde van samenwerking niet en eveneens een op de vijf zegt geen geschikte partners te kennen om mee samen te werken. I n t e n s i e v e s a m e n w e r k in g i s r e g e l In slechts 5% van de gevallen maakt men deel uit van maar één samenwerkingsverband. In 46% van de gevallen zijn het er twee tot vier en in bijna de helft meer dan vier. Daaruit kan de conclusie worden getrokken dat deze zzp’ers de nadelen van hun solistische werk compenseren door intensief samen te werken met anderen. K e n n is u i t w is s e l i n g e n s o c i a le me d ia m e e s t ge n o e md Figuur 8 geeft aard en herkomst weer van de netwerken en samenwerkingsverbanden waarvan zzp’ers deel uitmaken. Zij noemen netwerken voor kennisuitwisseling (virtueel of fysiek) het vaakst, gevolgd door discussiegroepen op sociale media (Facebook, Twitter, LinkedIn, Yammer). Ook gezamenlijke projecten en netwerken, geregisseerd door vakorganisaties, beroepsverenigingen e.d., zijn bronnen voor een ruime meerderheid. Daarnaast noemt een ruime meerderheid netwerken die uit eigen initiatief zijn ontstaan. Figuur 8
soort netwerk/samenwerkingsverband waarvan men deel (heeft) uit(ge)maakt
soort netwerk of verband:
0%
25%
50%
discussiegroepen social media
georganiseerd door de opdrachtgever
10%
georganiseerd door Rijksoverheid
33%
60%
66%
9% 3% 5% 2%
ontstaan door eigen initiatief formeel verband: maatschap, coöperatie e.d.
30% 29%
36% 18% 27% 11%
op projectbasis, gezamenlijk project georganiseerd door gemeente
87%
29%
vanuit brancheorganisaties, vakbonden e.d. vanuit een offertetraject
100% 82%
41%
netwerken kennisuitwisseling
vanuit werken op gezamenlijke locatie
75%
10%
87%
35% 30%
deelnemer
w.v. regelmatig
Bron: Panteia, 2013
N e t w e r k e n v o o r a l me t s o o r t ge l i j k e e n c o m p l e m e n t a ir e z z p ’e r s Zoals Tabel 1 laat zien, hebben de zzp’ers uit het onderzoek vooral netwerkcontacten met andere zzp’ers en freelancers die soortgelijke dan wel complementaire activiteiten hebben. Als de werkzaamheden te veel uit elkaar liggen, wordt er aanzienlijk minder samengewerkt.
26
Tabel 1
Met welk type zzp’ers en freelancers werkt men meestal samen?
Overlap in activiteiten
percentage
min of meer dezelfde activiteiten
69%
complementaire activiteiten
79%
op geheel ander terrein actief
35%
overige partijen
7%
Bron: Panteia, 2013
A n d e r e de e l n e me r s ( d a n z z p ’ e r s e n f r e e l a n c e r s ) In 63% van de gevallen zijn er ook andere netwerkdeelnemers dan zzp’ers en freelancers. In verreweg de meeste gevallen zijn dat andere bedrijven, met personeel. Daarnaast noemt men nog betrekkelijk vaak brancheorganisaties, opdrachtgevers en kennisinstellingen. R e d e n o m de e l t e ne m e n : k e n n i s u it w is s e l i n g h e t b e l an gr ijk s t Als de belangrijkste reden om deel te nemen aan een netwerk of samenwerkingsverband noemt men uitwisseling en verbreding van kennis het meest: 71% van de zzp’ers en freelancers neemt deel aan dergelijke netwerken en verbanden. Rond de 40% noemt een van de volgende redenen: grotere of complexere opdrachten aankunnen, op de hoogte blijven van actuele ontwikkelingen, grotere kansen op werk of offerteaanvragen en grotere kans op het realiseren van vernieuwingen.
4.5
Deelname aan netwerken voor kennisuitwisseling De vraagstelling van het onderzoek is: in hoeverre dragen netwerken van zzp’ers bij aan innovatie? Daarom is op basis van het al dan niet deel uitmaken van netwerken voor kennisuitwisseling en de regelmaat van die deelname de volgende indeling gemaakt van de respondenten: Werkt niet samen
26%
4,8
Werkt wel samen, maar niet in een netwerk voor kennisuitwisseling
10%
6,4
Werkt af en toe samen in een netwerk voor kennisuitwisseling
13%
6,8
Werkt regelmatig samen in een netwerk voor kennisuitwisseling
35%
7,6
Werkt continu samen in een netwerk voor kennisuitwisseling
16%
8,2
Per categorie het percentage van de deelnemers en het gemiddelde ‘rapportcijfer’ van 1 tot 10 dat zij zichzelf geven voor de mate waarin zij actief zijn in netwerken van zzp’ers of freelancers (rapportcijfer: van 1, niet actief, tot 10, zeer actief). C o n s u l t an t s w is s e l e n h e t me e s t k e n n i s u it Figuur 9 laat zien dat management- en communicatieadviseurs verreweg het meest intensief deelnemen aan netwerken voor kennisuitwisseling, gevolgd door zzp’ers die actief zijn in de quartaire sector: overheid, onderwijs, gezondheidszorg en welzijn. De laagste score is er wat dit betreft voor de bij zzp’ers kleine sector handel en diensten (waar ook transport en horeca zijn ondergebracht).
27
‘ M a rk t ’ h e e f t w e in ig i n vl o e d o p k e n n i s u i t w is s e l i n g b i j zz p ’ e r s De markt waarop zij voornamelijk actief zijn, heeft weinig invloed op deelname aan netwerken voor kennisuitwisseling en op de intensiteit daarvan. Die markt bestaat uit: bedrijven, quartaire sector, combinatie van die beide en particulieren/consumenten (al dan niet in combinatie met bedrijven). Figuur 9
netwerkdeelname voor kennisuitwisseling naar sector
100% 75% 50%
15% 27% 6%
13% 19%
25%
12%
15%
11% 26%
21%
39% 25%
44%
9% 9%
45%
45%
10% 4%
10% 26%
10% 13%
geen deelnemer netwerk kennisuitwisseling
19%
geen samenwerking
n
di en in st fo en rm m at an ie ag en .e IC n T co m m ov . .z ad ak vi es el ijk e di en st kw en ar ta ir e se ct or
14%
deelnemer af en toe
18%
ha nd el e
kw
ee k
en
m aa k
0%
deelnemer continu deelnemer regelmatig
35%
19%
25%
13%
Bron: Panteia, 2013
V r o u w e n w is s e le n v a k e r k e n n is u i t Geslacht heeft daarentegen wel invloed. De vrouwelijke zzp’ers in dit onderzoek zijn actiever in netwerken voor kennisuitwisseling dan de mannelijke: bij de vrouwen neemt bijna driekwart deel aan zulke netwerken (73%), bij de mannen is dit 58%. V i j f t i ge r s h e t a c t ie f s t m e t n e tw e r k e n v o or k e n n i s u i tw i s se l i n g Eveneens is er verband met leeftijd: vijftigers nemen het meest deel aan netwerken voor kennisuitwisseling. Bij zowel oudere als jongere zzp’ers is dat minder: zie Figuur 10.
28
Figuur 10 netwerkdeelname voor kennisuitwisseling naar leeftijd
100%
75%
9%
19%
34% 29%
50%
14% 6%
37%
42%
14% 11%
25%
16%
27%
12%
16%
deelnemer continu
32%
deelnemer regelmatig
11%
deelnemer af en toe
18%
7%
geen deelnemer netwerk kennisuitwisseling
24%
23%
geen samenwerking
0% jonger dan 40-49 jaar 50-59 jaar 40 jaar
60 jaar en ouder
Bron: Panteia, 2013
D e e l t i j de r s n e me n n ie t m in d e r d e e l, m a a r w e l m i n d e r i n t e n s ie f Het maakt voor deelname weer betrekkelijk weinig uit of men zich volledig dan wel in deeltijd wijdt aan zijn werk als zzp’er. Wel ligt het percentage dat hiermee continu bezig is bij de voltijds werkende zzp’ers duidelijk hoger: 20%, tegen 10% voor de deeltijders. V e r w ac h t in g e n v an d e s a m e n w e rk in g m e e s t a l u it g e k o me n De verwachtingen ten aanzien van deelname aan netwerkactiviteiten zijn voor deelnemers aan netwerken voor kennisuitwisseling vaker uitgekomen naarmate ze intensiever deelnemen1: zie Figuur 11. Figuur 11 realisatie verwachtingen van deelname aan netwerken, bij deelnemers aan netwerken voor kennisuitwisseling
deelnemer continu deelnemer regelmatig deelnemer af en toe geen deelnemer netwerk kennisuitwisseling 0%
81%
19%
66%
29%
53%
33%
64% 25%
21% 50%
75%
5% 14% 14% 100%
helemaal of grotendeels uitgekomen verwachtingen:
enigszins uitgekomen nauwelijks of niet uitgekomen
Bron: Panteia, 2013
1
Het gaat hier om de verwachtingen in het algemeen, dus niet specifiek ten aanzien van netwerken voor kennisuitwisseling.
29
4.6
Samenwerking en innovatie R u i m e e n op d e d r ie h e e ft g e ïn n o v e e r d , me e s t a l i n s a me n w e r k in g Van alle zzp’ers uit het onderzoek zegt 37% innovaties te hebben gerealiseerd. Meestal zijn dat productinnovaties: 74% van de gevallen. Maar ook ruim 40% noemt businessmodelinnovaties (vernieuwing in verdienmodellen) en procesinnovaties (vernieuwing in de wijze waarop producten en diensten worden gemaakt). Transactie-innovaties (vernieuwingen in de wijze waarop men producten en diensten aan de man brengt) worden wat minder genoemd: door ruim 20%. I n n o ve r e n b e l a n g r ij k m o t i e f o m a a n z zp - n e t w e rk e n de e l t e n e m e n In de meeste gevallen komen deze innovaties tot stand in samenwerking met anderen. Dit is ook een belangrijk motief van de zzp’ers voor het deelnemen aan netwerken en samenwerkingsverbanden met andere zzp’ers en freelancers: 44% noemt mede als motief een grotere kans op het realiseren van innovaties. Daarentegen geven maar weinigen innoveren spontaan als antwoord op de vraag waarom samenwerking met andere zzp’ers belangrijk is: 2 à 3% (zie paragraaf 4.4). Voor enkelen leidt samenwerking niet zonder meer tot innoveren, maar schept het wel een belangrijke voorwaarde. Zie het kader voor de toelichting die zzp’ers zelf hebben gegeven (cursiveringen Panteia): Innovatie en grote opdrachten uitvoeren gaat beter samen dan alleen. Samen optrekken naar (potentiële) klanten. Samen ontwikkelen van diensten en nieuwe producten. Gebruikmaken van elkaars netwerk. In een ‘informeel’ netwerk kunnen we elkaars ervaring, kennis en kunde samenvoegen en customized oplossingen aanbieden. We zijn een regionale innovatiecoöperatie aan het opzetten: zie http://www.alteration.nl/NoaberGilde.html. Die moet het mogelijk maken dat zzp’ers, bedrijven en studenten met ideeën, talenten en resources elkaar makkelijk vinden en gaan samenwerken. Samen opdrachten uitvoeren en nieuwe producten ontwikkelen, ideeën uitwisselen, collegialiteit. Samenwerking geeft inspiratie, nieuwe ideeën, energie, bredere markt, groter bereik van klanten. Heel belangrijk voor zzp’ers zijn intervisievragen en creatieve input op het werk. Ook belangrijk: als elkaars back-up kunnen dienen bij klussen, bijvoorbeeld bij ziekte, maar ook om samen grotere klussen aan te pakken. Verder samen nieuwe diensten kunnen ontwikkelen en aanbieden. Ideeën, kennis en informatie uitwisselen. Opdrachten aan elkaar doorspelen. Brainstormen over mogelijkheden om het vak te verbeteren en te vernieuwen. Samenwerking geeft nieuwe inzichten en een bredere werkverdeling waardoor nieuwe producten en nieuwe klanten sneller binnen handbereik komen. Je versterkt elkaars product. Samen kan je nieuwe dingen opzetten. Bundeling van krachten, kennis en ervaring leidt tot innovatie en ‘cross border’ inzichten. Samen sta je sterker. Door samen te werken als netwerkorganisatie kan je veel kennis en ervaring bieden. Bovendien ontstaan door de verschillende invalshoeken en de vaak open houding van de partners nieuwe inzichten en ideeën. Dat is een motor
30
voor innovaties. Samenwerken geeft inspiratie om nieuwe dingen te bedenken en motivatie: intervisie, sparren, je hebt een stok achter de deur. I n n o ve r e n is v o o r a l m o ge li jk e ‘ b ij va n g s t ’ v a n s a m e n w e r k e n Er is een groot verschil tussen de 2 à 3% die innoveren spontaan noemt en de 44% die ‘ja’ zegt op de vraag of een grotere kans op het realiseren van innovaties mede een motief is geweest om samen te werken. Hieruit kan worden afgeleid dat innovatie voor de meesten vooral ‘bijvangst’ is: een leuke bijkomende opbrengst die samenwerken kan opleveren, maar niet het primaire doel. Om de innovativiteit van de zzp’ers te kunnen afzetten tegen andere kenmerken, wordt hierna een driedeling gehanteerd: Geen innovaties
63%
Innovaties in samenwerking met anderen
22%
(Ook) innovaties op eigen kracht
15%
Figuur 12 innovaties en samenwerking in netwerken voor kennisuitwisseling
innovaties op eigen kracht
25%
innovaties samen met anderen
11% 5%
geen innovaties
11%
14%
15%
32%
0%
deelnemer netwerk kennisuitwisseling:
27%
23%
43%
12%
25%
12%
50%
26%
34%
75%
10%
100%
geen samenwerking geen deelnemer netwerk kennisuitwisseling deelnemer af en toe deelnemer regelmatig deelnemer continu
Bron: Panteia, 2013
K e n n is u i t w is s e l in g i n n e t w e rk e n le i dt t o t g e z am e n l ij k e in n o v a t ie s Zzp’ers die samen met anderen innovaties hebben gerealiseerd, werken ook het intensiefst samen in netwerken voor kennisuitwisseling. Zij die op eigen kracht innovaties hebben gerealiseerd, werken weliswaar in 50% van de gevallen tenminste regelmatig samen in dergelijke netwerken, maar dat is toch aanzienlijk minder dan de 69% samenwerking bij degenen die samen met anderen innovaties hebben gerealiseerd. Zie Figuur 12. I n n o v at i e s v a n u i t do e ls t e l l in g s am e n w e r k in g, m a a r o ok v a a k s p on t a a n Een flink percentage van de netwerkende zzp’ers zegt dat de netwerken en samenwerkingsverbanden waarvan zij deel uitmaken, de afgelopen drie jaar wel eens innovaties hebben gerealiseerd: 43%. Bij netwerken en verbanden voor kennisuitwisseling vloeiden de innovaties in ruim de helft van de gevallen (mede) voort uit de doelstelling van de samenwerking. In de resterende krappe helft van de gevallen ging het om spontane innovaties binnen netwerk of verband.
31
P r o j e c t e n o o k b ak e r m at v a n i n n o v a t i e s Netwerken voor kennisuitwisseling zijn de bakermat van veel innovaties, zo is al gebleken. Daarnaast noemen de zzp’ers uit het onderzoek projecten waarin zij met anderen samenwerken als basis voor innovaties.
4.7
Opbrengsten van samenwerken V o o r a l k e n n i s , o pd r a c h te n e n in n ova t i e s Figuur 13 laat zien dat meer kennis verreweg het meest wordt genoemd als opbrengst van netwerken en samenwerkingsverbanden. Daarna volgen opdrachten en betere kansen op vervolgopdrachten en ook innovaties. Andere soorten opdrachten en meer omzet worden ook nog vrij vaak genoemd. De ‘andere opbrengsten’ van Figuur 13 zijn vooral plezier in het werk en motivatie en verder contacten en netwerkrelaties. Figuur 13 de ‘opbrengst’ voor zzp’ers van deelname aan netwerken en samenwerkingsverbanden
0%
opbrengst:
25%
50%
75%
37%
innovatie(s)
45%
meer opdrachten 31%
ander soort opdrachten
36%
meer kans op vervolgopdrachten 11%
tijdwinst
72%
meer kennis 30%
meer omzet 9%
kostenvoordelen
19%
beter bedrijfsresultaat 9%
minder risico
21%
andere opbrengst niets
100%
3%
Meer antwoorden mogelijk: percentages tellen op tot meer dan 100 procent Bron: Panteia, 2013
O p b r e n gs t e n d o o r ga a ns z a k e l i jk ve rr e k e n d Opbrengsten van de samenwerking in de vorm van extra klanten, opdrachten of innovaties worden voor het grootste deel gewoon in rekening gebracht, meestal via facturen op basis van verrichte werkzaamheden en daarnaast op basis van vooraf afgesproken bedragen. In een minderheid van de gevallen gaat er geen rekening uit of is er een attentie in de vorm van een etentje, cadeaubon of iets anders. Zie Figuur 14.
32
Figuur 14 verdeling van de opbrengst over partners
50% 42%
29% 25% 17%
15%
12%
0% vooraf afgesproken bedrag naar partners
onderlinge facturen op basis van verrichte werkzaamheden
opbrengsten worden niet verrekend
'attentie' voor partners
anders
Bron: Panteia, 2013
P o s it ie ve be o o r de l i n g n e t w e rk e n De zzp’ers en freelancers die hebben meegewerkt aan het onderzoek, onderschrijven in (ruime) meerderheid twee stellingen over opbrengsten van hun deelname aan netwerken en samenwerkingsverbanden: meer nieuwe producten en diensten ontwikkelen, zich sterker voelen. Ook met de stelling over gebruik van het netwerk om te brainstormen met anderen en die over het delen van kennis zonder tegenprestatie, zijn de meesten het eens. O p b r e n gs t v a n h e t n e t w e r k s t a a t i n v e r h ou d i n g t o t d e e i ge n b i j dr a g e Netwerkende en samenwerkende zzp’ers ontkennen dat hun netwerk ze meer oplevert dan ze er zelf aan bijdragen: bijna de helft is het oneens met de desbetreffende stelling: zie Figuur 15. Figuur 15 stellingen over wat samenwerking oplevert
stelling:
0%
ik ontvang meer uit mijn netwerk dan ik zelf bijdraag
25%
16%
50%
75%
39%
100%
45%
ik deel de kennis die ik vergaar in mijn netwerk zonder tegenprestatie met anderen
81%
12% 7%
door deel uit te maken van een netwerk of samenwerkingsverband voel ik mij sterker
82%
11% 8%
ik gebruik partijen uit mijn netwerk regelmatig om mee te brainstormen
81%
9% 10%
door samenwerking ontwikkel ik meer nieuwe producten en diensten
73% eens
eens nóch oneens
16% 11% oneens
Bron: Panteia, 2013
33
4.8
De belangrijkste uitkomsten en enkele conclusies De zzp’ers uit het onderzoek werken merendeels in de zakelijke dienstverlening, vaak als management- en communicatieadviseur. Vijf van de zes heeft een universitaire of HBO-opleiding. Zij worden sterker gemotiveerd tot werken als zelfstandige doordat ze eigen baas zijn, flexibel hun werk kunnen organiseren, door persoonlijke ontplooiing en afwisselend werk, dan door de materiële opbrengsten. Het merendeel van de zzp’ers noemt samenwerking met andere zzp’ers belangrijk tot zeer belangrijk. Zij maken doorgaans deel uit van meer dan één samenwerkingsverband. Conclusie: zij compenseren via samenwerking het solistische karakter van hun werk. Realiseren van innovaties is niet het belangrijkste motief om samenwerking te zoeken: slechts weinigen noemen het spontaan bij de belangrijkste redenen om samen te werken. In de meeste gevallen is het ‘bijvangst’ van samenwerking. Het voorgaande neemt niet weg dat ruim een op de drie zzp’ers uit het onderzoek zegt innovaties te hebben gerealiseerd, meestal in samenwerking met anderen: in de eerste plaats ‘productinnovaties’, maar ook nieuwe verdienmodellen en dergelijke. Ook zeggen twee op de vijf deelnemers aan netwerken en samenwerkingsverbanden van zzp’ers dat binnen die verbanden innovaties zijn gerealiseerd. Zzp’ers noemen meer kennis het meest als opbrengst van hun netwerken en samenwerkingsverbanden, gevolgd door opdrachten en betere kansen op vervolgopdrachten. Daarna volgen innovaties. Samenwerken is netwerken, contacten leggen en onderhouden. Maar het is ook levering van dienst en wederdienst. Samenwerkende zzp’ers verrekenen daarbij geleverde prestaties en gerealiseerde opbrengsten merendeels zakelijk: via facturen voor verricht werk of vooraf afgesproken bedragen.
34
5
Conclusies en implicaties W a a r o m w e r k e n zz p ’ e r s s a m e n ? Bij de start van dit onderzoek werd verondersteld dat zzp’ers in de praktijk capaciteitsproblemen oplossen door het vormen van netwerken met andere zzp’ers. Bijna driekwart van de zzp’ers in dit onderzoek maakt deel uit van een of meer samenwerkingsverbanden. Het oplossen van capaciteitsproblemen is voor de respondenten echter niet de belangrijkste reden om samen te werken in samenwerkingsverbanden en netwerken. Zzp’ers geven als redenen om samen te werken aan: met collega’s in dezelfde business grotere opdrachten te kunnen binnenhalen en als ‘back-up’ voor wie uitvalt of juist meer binnenkrijgt dan hij aankan, maar ook met zzp’ers die over complementaire expertise beschikken om complexere opdrachten te kunnen binnenhalen. Daarnaast is een belangrijk argument voor samenwerking: kunnen ‘sparren’ en ‘klankborden’ met anderen, kennis en informatie uitwisselen, leren van elkaar en inspiratie opdoen. Van de zzp’ers noemt slechts 2 à 3% spontaan vernieuwing/innovatie als een belangrijk argument voor samenwerking. Er is een groot verschil tussen de 2 à 3% die innoveren spontaan noemt en de 44% die ‘ja’ zegt op de vraag of een grotere kans op het realiseren van innovaties mede een motief is geweest om samen te werken. Hieruit kan worden afgeleid dat innovatie voor de meesten vooral ‘bijvangst’ is: een leuke bijkomende opbrengst die samenwerken kan opleveren, maar niet het primaire doel. Het feit dat de respondenten van de internetenquête aangeven dat meer kennis de belangrijkste opbrengst is van deelname aan een samenwerkingsverband of netwerk, leidt tot een vervolgvraag die in dit onderzoek helaas niet werd gesteld. Deze vraag zou moeten zijn: gaat het hier om kennis op het vakgebied of juist om kennis omtrent ondernemen en het ondernemerschap in het algemeen? Ongeveer de helft van de respondenten is namelijk nog geen vijf jaar zelfstandig ondernemer. Het beeld uit de enquête komt min of meer overeen met dat uit de casestudies. Uit de casestudies komt het beeld naar voren dat belangrijke redenen om samen te werken voor de zzp’er zijn: opdrachten te verwerven; grotere opdrachten te kunnen uitvoeren; opdrachten te kunnen uitvoeren met meer diversiteit in de benodigde expertise c.q. expertise in te schakelen waarover men niet zelf beschikt; meer continuïteit te kunnen waarborgen naar opdrachtgevers; te overleggen, brainstormen over de uitvoering van opdrachten; collega’s te hebben (sociale aspecten). O p b r e n gs t e n v a n s a m e n w e r k e n Meer kennis wordt het meest genoemd (72%) als opbrengst van netwerken en samenwerkingsverbanden. Daarna volgen opdrachten en betere kansen op vervolgopdrachten en ook innovaties (37%). Andere soorten opdrachten en meer omzet worden ook nog vrij vaak genoemd. Overige ‘opbrengsten’ van samenwerken zijn vooral plezier in het werk en motivatie en verder ook contacten en netwerkrelaties.
35
Een op de drie zzp’ers uit het onderzoek geeft aan innovaties te hebben gerealiseerd, meestal in samenwerking met anderen. De innovaties hebben meestal betrekking op producten en diensten, maar in een enkel geval ook op nieuwe verdienmodellen. Het realiseren van innovaties is nauwelijks een drijfveer voor zzp’ers om aansluiting te zoeken bij een netwerk. Dat desondanks een op de drie zzp’ers aangeeft dat zij, meestal in samenwerking met anderen, wel innovaties hebben gerealiseerd, is waarschijnlijk te verklaren vanuit het feit dat zzp’ers speciaal voor dit doel worden ingehuurd door hun opdrachtgevers. Ook in de onderzochte literatuur wordt innoveren niet genoemd als motief voor het aangaan van een samenwerkingsverband. Literatuur op het gebied van innovatie binnen of door een samenwerkingsverband is schaars. Wel is bekend dat zzp’ers een belangrijke rol spelen bij innovatie in het MKB (De Vries, 2011). Wanneer MKB-bedrijven innoveren met behulp van externe partijen, worden in een op de drie gevallen zzp’ers ingeschakeld. Zzp’ers brengen dan vooral de benodigde kennis en ervaring mee, maar het gaat ook vaak om een (tijdelijke) vergroting van de capaciteit. Ook de SER (2010) stelt dat zzp’ers met de nodige kennis en ervaring kunnen bijdragen aan de productiviteit en innovatiekracht van andere bedrijven. In de beide laatst genoemde gevallen is er doorgaans sprake van innovatie in opdracht. Dat wil zeggen dat zzp’ers worden ingeschakeld bij het ontwikkelen van innovaties en het implementeren daarvan bij opdrachtgevers. Het laatste impliceert dat, op een enkele uitzondering na, zzp’ers niet ‘open source’ innoveren binnen netwerken. Wel worden zzp’ers ingeschakeld om een innovatie tot stand te brengen en/of uit te werken voor een organisatie. In dit onderzoek ligt de nadruk op innovaties van zzp’ers zelf, ontwikkeld en uitgewerkt binnen een netwerk van zzp’ers en ‘open source’ toe te passen door de betrokken zzp’ers. Dat laatste komt weinig voor. We zien wel dat, wanneer zzp’ers met elkaar iets nieuws ontwikkelen dat marktpotentie heeft, zij een nieuw bedrijf oprichten om de innovatie daarbinnen te exploiteren. Zoals elke ondernemer zullen ook de zzp’ers per geval de afweging maken in hoeverre zij ‘een handige tool’ om niet beschikbaar stellen aan anderen of, afhankelijk van de marktpotentie, kiezen voor een meer commerciële exploitatiewijze. Bij zzp’ers moet de schoorsteen immers ook blijven roken. Met deze studie wordt aan de bestaande literatuur bijgedragen, doordat we een eerste beeld verschaffen van de mate waarin zzp’ers netwerken en samenwerkingsverbanden gebruiken om innovaties te realiseren. Tot nu toe lijkt deze innovatieroute nog maar beperkt ingezet te worden en als daar al sprake van is, dan is dat in de meeste gevallen niet het hoofddoel. O v e r h e i d s be le i d m o g e li j k o f n o d ig? In dit onderzoek werd niet gevraagd naar eventuele behoeften van zzp’ers aan overheidsondersteuning. Samenwerking tussen zzp’ers vindt nu al in ruime mate plaats. Het komen tot samenwerking behoeft geen verdere ondersteuning door de overheid. Ook zien we dat zzp’ers met andere partijen binnen hun netwerken brainstormen, kennis uitwisselen en tot innovaties komen. Vanuit het onderzoek krijgen we niet de indruk dat echte kansrijke innovaties ‘open source’ worden gedeeld. Wel vindt veel kennisuitwisseling plaats, waarvan we veronderstellen dat dit dicht aanligt tegen innovatie. Dat is echter nog niet vastgesteld. Op basis van een aantal antwoorden op de open vragen kan in een vervolgstudie nader
36
worden ingezoomd op waar precies kennisuitwisseling ophoudt en innovatie begint. Ook zou er breder gekeken moeten worden dan naar de beperkte populatie zzp’ers die heeft deelgenomen aan de internetenquête. Deze populatie bestond voor driekwart uit personen boven 40 jaar en voor de helft uit personen werkzaam in de ICT en het management- en communicatieadvies. Welke stimulerende rol kan de overheid vervullen? Zzp’ers zijn natuurlijk gewone bedrijven, echter zonder werknemers. Zzp’ers kunnen dus ook gewoon gebruikmaken van alle regelingen die er al voor bedrijven zijn. Mogelijk hebben zzp’ers niet altijd zicht op de regelingen die er voor hen openstaan. Er zou meer gedaan kunnen worden om zzp’ers erop te wijzen dat de regelingen voor bepaalde (innovatieve) activiteiten ook voor hen openstaan (zoals de WBSO). Maar hier is een belangrijke rol weggelegd voor de zzp-organisaties. Zij vinden een deel van hun bestaansrecht in het informeren van de leden over overheidsregelingen waarvan zij gebruik kunnen maken en hoe zij dat op een slimme manier kunnen doen.
37
BIJLAGE 1
Geraadpleegde bronnen
Bakker, R.M., J. Knoben, N. de Vries en L. Oerlemans (2011). The nature and prevalence of inter-organizational project ventures: Evidence from a large scale field study in the Netherlands 2006-2009. International Journal of Project Management, 29 (6), 781–794. Baldwin, C.Y. en E. von Hippel (2011). Modeling a Paradigm Shift: From Producer Innovation to User and Open Collaborative Innovation, MIT Sloan School of Management, Cambridge. Baumol, W.J. (1990). Entrepreneurship: productive, unproductive, and destructive. Journal of Political Economy, 98(5-1), 893-921. Burke, A. (2011). The Entrepreneurship Enabling Role of Freelancers; Theory with Evidence from the Construction Industry. International Review of Entrepreneurship, 9 (3), 1-28. Castells, M. (1996). The Rise of the Network Society. The Information Age: Economy, Society and Culture: Volume 1. Oxford, UK: Blackwell Publishing. De Vries, N.E. (2011). Smering voor de nering. Zzp'ers als smeermiddel voor innovaties in het MKB, Zoetermeer: EIM. Deyl, C.M. (2011). Two Heads are Better than One. A Case Study of the Coworking Community in the Netherlands. Rotterdam: Erasmus University, Bachelor Thesis. Jacobides, M.G. en S.G. Winter (2005). The co-evolution of capabilities and transaction costs: explaining the institutional structure of production. Strategic Management Journal, 26(5), 395-413. Koster, S. en N.E. de Vries (2011). Bundeling van kracht of gezamenlijk op jacht? De relatie tussen netwerkpositie en het economisch presteren van zzp'ers, Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, vol. 27, 3, pp. 325-344. Mettler, A. en A.D. Williams (2011). The Rise of the Micro-Multinational: How Free-lancers and Technology Savvy Start-Ups Are Driving Growth, Jobs and Innovation. Brussels: The Lisbon Council. Sakkers, J. (2010). Samenwerken met collega-ondernemers. Noordbeemster: ZZP Barometer. SER (2010). Zzp'ers in beeld. Een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel. Advies 10/04. Den Haag: Sociaal-Economische Raad... Tweede Kamer (2007-2008). 31 311 Zelfstandig ondernemerschap, nr. 1, Brief van de Staatssecretarissen van Economische Zaken, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën over ‘Zelfstandig ondernemerschap’. (17, 35, 36)
39
Van den Born, J.A. (2009). The Drivers of Career Success of the Job-hopping Professional in the New Networked Economy; The Challenges of Being an Entrepreneur and an Employee. Utrecht: Born To Grow. Van den Born, J.A. (2013a). Asterix en Obelix zonder Idéfix naar de innovatieve netwerkeconomie. Trouw 25, maart 2013. http://www.trouw.nl/tr/nl/6704/SocialeVraagstukken/article/detail/3415103/2013/03/25/Asterix-en-Obelix-zonder-Idefix-naarde-innovatieve-netwerkeconomie.dhtml
Van den Born, J.A. (2013a). De creatieve sector als inspirator; Wat kunnen andere ondernemingen van de creatieve sector leren? Oratie uitgesproken ter aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar creatief ondernemerschap. Tilburg: Universiteit van Tilburg. Van der Ende, M., H. Erken en M. Streefkerk (2010). Lage werkloosheidsgroei ten tijde van crisis. Economisch Statistische Berichten, 95 (4589), 442-444. Van Praag, C.M en P.H. Versloot (2007). What is the value of entrepreneurship?: A Review of Recent Research. Small Business Economics.
40
De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in twee reeksen gepubliceerd, te weten: Research Reports en Publieksrapportages. De meest recente rapporten staan (downloadable) op: www.ondernemerschap.nl.
Recente Publieksrapportages A201329
18-06-2013
Monitor Inkomens Ondernemers
A201323
06-06-2013
Kleinschalig ondernemen 2013
A201322
13-06-2013
Topsectoren in beeld - Bekendheid met het topsectorenbe-
A201321
21-05-2013
Administratieve lasten MKB
A201320
04-06-2013
Ambities en vermogensopbouw van zzp'ers
A201319
11-06-2013
Topsectoren: beeld en ontwikkeling
A201317
16-05-2013
Diaspora links van migrantenondernemers in Nederland
A201316
31-05-2013
Intellectueel eigendom topsectoren
A201315
07-05-2013
MKB verdeeld over kabinetsbeleid
A201314
02-05-2013
Topsectoren in beeld
A201313
28-03-2013
Concurrentie in het MKB
A201312
25-03-2013
Alles flex, is dat een mismatch?
A201311
09-04-2013
Challengers: hun kenmerken en succesfactoren
A201310
04-04-2013
Wie wordt werkgever?
A201309
16-04-2013
Oudedagsvoorziening in het MKB
A201308
11-04-2013
Benchmark klanten Qredits
A201306
21-02-2013
De waarde van sociaal ondernemerschap
A201305
24-01-2013
Grondstofschaarste?
A201304
02-04-2013
Gezocht: werklocatie 3.0
A201303
24-01-2013
Algemeen beeld van het MKB in de marktsector in 2012 en
A201302
08-01-2013
Financiering van innovatie in het MKB
A201218
15-01-2013
Samen starten
A201217
17-01-2013
Inkomen, vermogen en dynamiek van zelfstandigen zonder
A201216
9-1-2013
A201215
19-12-2012
A201214
7-12-2012
Meer innovatie door buitenlanders?!
A201213
4-12-2012
Meerwaarde van studentbedrijven
A201212
4-12-2012
Duurzaam ondernemen in het MKB
A201211
12-11-2012
Global Entrepreneurship Monitor 2011 The Netherlands
A201210
19-11-2012
Gebruikers en communities
A201209
8-8-2012
Wagenpark MKB en Grootbedrijf 2010
A201208
6-7-2012
Nieuwe financieringsvormen voor het MKB
A201207
20-6-2012
Monitor Inkomens Ondernemers
A201206
20-6-2012
Een typologie van ondernemers met lage inkomens
A201205
28-6-2012
Kleinschalig Ondernemen 2012
A201204
30-5-2012
Hoe ondernemend zijn zzp'ers?
A201203
22-5-2012
Duurzaam ondernemen in het kantoorhoudende MKB
A201202
16-4-2012
Vergrijzing en ondernemerschap
A201201
4-4-2012
A201113
22-11-2011
Ondernemen in de Sectoren 2011
A201112
22-11-2011
Zelfbewust een Zelfstandige Positie
leid en beleving van het ondernemingsklimaat
2013 - Update december
personeel Financieringsmonitor topsectoren 2012 Ondernemen zonder personeel
Hoe werken bedrijven samen in projecten?
41
A201111
21-9-2011
Kerngegevens MKB 2011
A201110
25-8-2011
Financieringsmonitor 2011
A201109
22-8-2011
Arbeidsproductiviteitstrends in klein-, midden- en grootbe-
A201108
14-7-2011
Global Entrepreneurship Monitor 2010 The Netherlands
A201107
19-5-2011
Ondernemen voor de toekomst
A201106
27-4-2011
Trendstudie MKB en Ondernemerschap: Synthese
A201105
20-4-2011
Uitvinders in Nederland
A201104
28-4-2011
Kleinschalig Ondernemen 2010
A201103
10-3-2011
Trendstudie MKB en Ondernemerschap
A201102
8-3-2011
Monitor vrouwelijk en etnisch ondernemerschap 2010
A201101
5-1-2011
Startende ondernemers
A201012
8-12-2010
A201011
16-11-2010
A201010
9-11-2010
A201009
14-10-2010
De arbeidsmarkt van Midden-Nederland
A201008
14-10-2010
Monitor Inkomens Ondernemers
A201007
30-9-2010
Stand van Zaken Zonder Personeel
A201006
23-6-2010
Internationale benchmark ondernemerschap 2010
A201005
31-5-2010
Bedrijfsbeëindigingen in het kleinbedrijf
A201004
april 2010
Octrooien in Nederland
A201003
12-4-2010
Ondernemen voor anderen!
A201002
15-2-2010
Een kwestie van ondernemen
A201001
11-1-2010
Innovatief ondernemerschap in detailhandel, horeca en am-
A200918
1-12-2009
Slim en gezond afslanken
A200917
2-11-2009
Ondernemen in de Sectoren
A200916
30-10-2009
A200915
17-8-2009
Criminaliteitspreventie door kleine bedrijven
A200914
16-6-2009
Global Entrepreneurship Monitor 2008
A200913
15-5-2009
Internationale benchmark ondernemerschap 2009
A200912
20-5-2009
Kleinschalig Ondernemen 2009
A200911
3-4-2009
Kopstaartbedrijven
A200910
1-4-2009
Ondernemerschap in de wijk
drijf 1995-2015
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid Global Entrepreneurship Monitor 2009 The Netherlands Ondernemen in de sectoren 2010 – 10 brochures
bacht
Springen over de Grens
The Netherlands
42
Van werknemer tot ondernemer
A200909
27-3-2009
A200908
half juni 2009
A200907
24-3-2009
Monitor Inkomens Ondernemers
A200906
19-3-2009
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid
A200905
17-3-2009
Afhankelijkheid in de metaalsector
A200904
12-3-2009
Beter inzicht in multicultureel ondernemerschap
A200903
5-2-2009
A200902
13-1-2009
Toekomst concurrentiepositie MKB
A200901
13-1-2009
MKB in regionaal perspectief
A200815
19-12-2008
Succes met samenwerking
A200814
16-12-2008
Tijdelijke samenwerkingsverbanden in het Nederlandse MKB
A200813
8-12-2008
Sociaal ondernemerschap
A200812
8-12-2008
Ondernemen in de Sectoren
A200811
28-10-2008
A200810
23-9-2008
A200809
8-9-2008
Review: Internationalisering van het Nederlandse MKB
Ten years entrepreneurship policy: a global overview
Ondernemerschap in de zorg In- en uitstroom in de detailhandel Internationale benchmark ondernemerschap