Calamiteitenprotocol Jeugdhulp Meppel Februari 2015 1.
Inleiding
Dit calamiteitenprotocol heeft als doel: een handvat bieden voor bestuur en interne organisatie bij calamiteiten. In dit protocol wordt ingegaan op calamiteiten bij jeugdigen en jongeren tot 18 jaar, die hulp ontvangen bij jeugdinstellingen die deze hulp uitvoeren in opdracht van de gemeente en calamiteiten bij casussen die wordt behandel in het CJG( Centrum voor Jeugd en Gezin). We richten ons in dit protocol vooral op de jeugdhulp, omdat de uitvoering van deze taak geheel nieuw is voor de gemeente. Als definitie voor calamiteit wordt in dit protocol dan ook de definitie vanuit de Jeugdwet, artikel 4.1.8 gehanteerd: “niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de jeugdhulp en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een jeugdige of een ouder heeft geleid”. Dit protocol is geschreven met behulp van het calamiteitenplan jeugdhulp (opgesteld door de gemeente Emmen en Drenthebreed gedeeld, met het verzoek dit als basis te gebruiken voor calamiteiten bij jeugdhulp) en het protocol PSHI (Protocol Psychosociale Hulpverlening bij maatschappelijke onrust). Twee trajecten Bij een calamiteit met een jeugdige gaat het om twee trajecten die we als gemeente in het oog moeten houden: - het bestuurlijke traject; - het hulpverleningstraject. Bestuurlijk traject In het bestuurlijke traject gaat het om het de volgende zaken - bestuurlijke betrokkenheid tonen bij het slachtoffer(s) en/of nabestaanden van het slachtoffer ( burgervaderrol/ maatschappelijke betekenisgeving); - woordvoering door bestuurder gemeente richting media ( maatschappelijke onrust zoveel mogelijk beperken); - informeren van de gemeenteraad; - verantwoording afleggen in de gemeenteraad ( afhankelijk van calamiteit en betrokkenheid gemeente); - bestuurlijk handelen tijdens calamiteit en afhandeling calamiteit ( coördinatieteam). Hulpverleningstraject In het hulpverleningstraject gaat het om de hulpverlening aan en begeleiding van het slachtoffer(s) en/of nabestaanden. Daarnaast speelt natuurlijk de vraag hoe de calamiteit heeft kunnen plaatsvinden. Meer daarover en stappen die gevolgd dienen te worden staan in bijlage 2. Het hulpverleningstraject zal in gang worden gezet door hulpverleners en kunnen we als gemeente meer op afstand volgen. Daarbij is wel van belang dat de hulpverleners een contactpersoon van de gemeente op de hoogte houden en dat die contactpersoon een link heeft richting het bestuurlijke traject. In bijlage 1 is aangegeven wie waarvoor
verantwoordelijk is binnen het bestuurlijke traject en het hulpverleningstraject en wie de schakel is tussen beide trajecten. Spoed4jeugd Voor calamiteiten jeugdhulp buiten kantoortijden geldt in het hulpverleningstraject het telefoonnummer spoed4jeugd. Deze crisisdienst wordt vanuit de organisatie Jeugdbescherming Noord (JB Noord) voor alle Drentse gemeenten bediend. Call center Pricon waar het nummer 14 0522 naar doorgeschakeld wordt buiten kantoortijden heeft het nummer spoed4 jeugd en kan mensen die een calamiteit willen melden doorverbinden (daarnaast is het nummer spoed4jeugd verspreid onder zorgaanbieders etc). Iemand van JB Noord met dienst neemt de telefoon aan en zal het hulpverleningstraject in gang zetten. Deze persoon zoekt de volgende dag contact met de bureaudienst bij de gemeente om die in te lichten. Opbouw protocol In dit protocol wordt in hoofdstuk 2 beschreven wat de werkwijze is binnen de gemeente Meppel en wie, wanneer, wie informeert. De communicatie is opgenomen in Hoofdstuk 3. In de bijlages het volgende: - wie is betrokken intern ( namen en telefoonnummers); - belangrijke telefoonnummers; - de jeugdwet en de inspectie. Bij de uitvoering wordt verbinding gelegd met reguliere plannen en protocollen voor openbare orde en veiligheid en voor communicatie (lees protocollen voor crisis en rampenbestrijding).
2. Werkwijze bij een calamiteit Dit hoofdstuk beschrijft de stappen die genomen moeten worden in het bestuurlijke traject op het moment dat een calamiteit wordt gemeld tot aan de (eind)rapportage. Gezien de aard van calamiteit of de politieke/publieke aandacht hiervoor is het van belang dat de stappen van melding tot aan rapportage binnen zo kort mogelijke tijd worden genomen. 1. Alameringsfase Stap 1: Melding van een calamiteit Een melding van een calamiteit kan bij de gemeente op verschillende wijze binnenkomen, voorbeelden hiervan zijn: Via de inspectie (zie bijlage over jeugdwet en de inspectie) Via een melding van de politie Via een melding van de betrokken hulpverlenende organisatie. ( kan ook een jeugdconsulent van het CJG zijn) Via een melding van een inwoner (bij gemeente of via spoed4jeugd) In de praktijk is het ook mogelijk dat een calamiteit rechtstreeks bij één of meer van de leden van het college van B&W wordt gemeld of via de media in de openbaarheid komt. Stap 2: Coördinatie van de ontvangst van de melding Directe of indirecte meldingen van calamiteiten worden gedaan aan de ambtenaar openbare orde en veiligheid ( aov’er). Buiten kantoortijden wordt de dienstdoende aov’er gebeld (de aov’er kan gealarmeerd worden via de politie, maar ook via spoed4jeugd) De aov’er informeert volgens het gebruikelijke protocol de burgemeester of het dienstdoende collegelid (buiten kantoortijden en in het weekend) en de communicatieadviseur. De eerste maatregelen zijn gericht op duiding en beheersing van de openbare orde en veiligheid. Stap 3: Wie moeten er intern en extern geïnformeerd en betrokken worden Nagegaan wordt wie binnen en buiten de gemeente geïnformeerd moeten worden en betrokken worden in een team voor de betreffende calamiteit: de burgemeester in het kader van openbare orde en veiligheid en zijn nieuwe bevoegdheid tot het opleggen van een kinderbeschermingsmaatregel portefeuillehouder jeugdhulp ambtenaar openbare orde en veiligheid ( roept in eerste instantie iedereen bijeen) communicatieadviseur dienstdoende contactpersoon jeugdhulp Meppel (zie bijlage voor contactpersonen. De contactpersoon jeugdhulp draagt zorg voor evt aanschuiven van betrokken professionals) politie, chef basiseenheid Meppel andere betrokken gemeenten en de jeugdhulpregio*
Betrokken worden in eerste instantie bij elkaar geroepen door de burgemeester ( via de aov’er). Bovenstaande mensen vormen samen het coördinatieteam en dragen bij in dit team met hun eigen expertise. De contactpersoon jeugdhulp is de inhoudelijke schakel tussen het hulpverleningstraject en het bestuurlijke traject. De aov’er is in eerste instantie verantwoordelijk voor de coördinatie. Afhankelijk van het incident/calamiteit kan in het team besloten worden wie de verdere coördinatie op zich neemt en voorzitter wordt van het coördinatieteam. BELANGRIJK: Er kunnen verschillende gemeenten betrokken zijn bij een calamiteit, namelijk: • Gemeente waar de calamiteit heeft plaatsgevonden • Gemeente waar de jongere verblijft • Gemeente waar ouders ingeschreven staan/ bij onder voogdijstelling de gemeente waar de jeugdige verblijft (woonplaatsbeginsel) De gemeente die de melding ontvangt, heeft de verantwoordelijkheid om de andere gemeenten die betrokken zijn te informeren en te zorgen voor onderlinge afstemming.De Jeugdhulpregio is partij omdat die het inkoopcontract heeft gesloten met instelling namens het college. 2. Voorbereidingsfase Stap 4: Informatie delen en strategie bepalen Het coördinatieteam dat bijeen wordt geroepen vanwege de calamiteit gaat in overleg om informatie te delen en een strategie te bepalen hoe me deze calamiteit om te gaan. In deze eerste bijeenkomst begint het team met: analyseren van de situatie en inventariseren van knelpunten informatie delen/verzamelen het gaat hierbij om informatie over de calamiteit (politie/aov’er), informatie binnen de casus door contactpersoon jeugdhulp gemeente en informatie die benodigd is om de verantwoordelijkheid van de gemeente / het college te ondersteunen, zoals feiten over de contractering van de instelling. Bij het verzamelen en verspreiden van informatie, zowel intern als extern, is het van belang om de privacy van de betrokkenen te borgen. (welke informatie over betrokkenen sturen we bijvoorbeeld naar de gemeenteraad en wat gaat wel en niet naar buiten); bepalen communicatiestrategie. het opstellen van een communicatiestrategie en -boodschap voor de burgemeester en de portefeuillehouder, organiseren van de communicatie vanuit de gemeente en afstemming met communicatiemedewerkers van de melder (en overige instellingen). Bij de communicatieboodschap speelt in elke fase het verloop van het wettelijk verplichte onderzoek door de inspectie een grote rol. (zie ook bijlage 2); afspraken maken over delen van informatie intern in het coördinatieteam worden afspraken gemaakt over wie tijdens en na de calamiteit de informatievoorziening richting de verantwoordelijke bestuurders verzorgt, wie waar nodig de informatievoorziening coördineert en wie de directie de communicatie richting media verzorgt of waar nodig coördineert;
afspraken over de communicatie onderling.
afspraken over het actief op de hoogte houden van alle betrokken partijen over de voortgang van de afhandeling van de calamiteit. Indien de inspectie een melding heeft ontvangen en een actieve rol wenst te vervullen, is van belang dat inspectie en betrokken gemeente(n) eveneens met elkaar afstemmen;
opstellen van een overzicht van betrokken personen en organisaties; opstellen plan van aanpak voor informatie, opvang en hulp aan betrokkenen; afspraken maken over privacy gevoelige informatie, zodat in openheid informatie wordt gedeeld.
3. Uitvoeringsfase Stap 5: Uitvoeren van plan van aanpak
de leden van het coördinatieteam voeren hun taak in het plan van aanpak uit en koppelen regelmatig aan elkaar terug wat de stand van zaken is en wat is uitgevoerd in het coördinatieteam. Dat team wordt steeds bijeengeroepen wordt door de voorzitter van het coördinatieteam. In het coördinatieteam worden ook knelpunten besproken en nieuwe informatie gedeeld; de voorzitter van het coördinatieteam informeert de burgemeester continue over ontwikkelingen en houdt ook de communicatieadviseur en de andere leden van het team op de hoogte; ontwikkelingen rondom de calamiteit kunnen vragen om bijstelling van het plan van aanpak. Dat wordt afgestemd in het coördinatieteam; over de uitvoering wordt teruggekoppeld en afgestemd met betrokken partijen, zoals de instelling en eventueel andere gemeenten.
4. Nazorgfase Stap 6: Nazorg
in coördinatieteam wordt na uitvoering plan van aanpak bekeken of er nazorg nodig is voor betrokken en wie dat oppakt.
5. Evaluatiefase Stap 7: Afronding van de melding Na afloop van een calamiteit wordt een evaluatie gehouden over het verloop van het proces rondom de (afhandeling van en communicatie over de) calamiteit. Dit proces wordt opgestart door de voorzitter van het coördinatieteam in overleg met de burgemeester.
Hierbij wordt aandacht besteed aan de communicatie, de tijdigheid, de informatiedeling. Ook komt aan de orde of het handelen van de betreffende jeugdhulp/instelling gevolgen moet hebben voor andere processen/ beleid en daarbij te maken afspraken. De evaluatie wordt door het college vastgesteld en kan aanleiding zijn om protocollen aan te passen. 6. Aandachtspunten Aandachtspunten rondom een calamiteit zijn: - bijhouden van social media (twitter) door communicatieadviseur(s) voor omgevingsanalyse (tweets van pers en betrokkenen/inwoners) en eventueel ontkrachten van onjuiste berichtgeving; - informeren van gemeenteraad ( dat kan op dezelfde wijze als bij een GRIP-situatie bij crisis en rampen).
3. Communicatie Bij calamiteiten speelt communicatie een cruciale rol. Zorgvuldige en eenduidige (en vaak ook snelle) communicatie is essentieel om schade bij slachtoffers en hun directe omgeving te voorkomen en aan het beeld rondom zorg voor jeugd. Calamiteiten hebben gevolgen voor: • personen: calamiteiten hebben gevolgen voor de slachtoffers en hun directe omgeving. • politiek: de kans is aanwezig dat de gemeenteraad (de ‘politiek’) het college van B&W zal vragen nadere uitleg te geven of ter verantwoording zal roepen. • pers / publiciteit: de kans is aanwezig dat de pers aandacht aan de calamiteit geeft, hoe klein de calamiteit ook is. De burgemeester en de portefeuillehouder dienen daarom op de hoogte gebracht te worden om voorbereid te zijn op persvragen en om maatschappelijke onrust te kunnen voorkomen. • personeel: als personeel van een instelling vanuit de uitoefening van hun taak (het werken met jeugdigen tot 18 jaar en hun naasten) betrokken is bij een calamiteit. Het is daarom van belang om zo snel als mogelijk in het coördinatieteam een communicatiestrategie te bepalen. De communicatieadviseur speelt hierin een belangrijke rol en adviseert en begeleidt de burgemeester en portefeuillehouder gedurende de calamiteit en in de nazorgfase over communicatie richting betrokkenen. Rol burgemeester en portefeuillehouder jeugdhulp De burgemeester en de portefeuillehouder jeugdhulp zijn twee belangrijke boegbeelden in de communicatie bij een calamiteit. Hierbij heeft de burgemeester, naast de coördinerende rol, vooral de rol van burgervader (maatschappelijke betekenisgeving). Denk aan het bezoeken van getroffenen, duiding geven, ruimte geven voor verdriet en emoties. Ook is de burgemeester verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en vanuit zijn gezagsrol bij de politie, betrokken in de driehoek (burgemeester, openbaar ministerie, politie). Deze driehoek is leidend wanneer er nader politiële inzet nodig is, bijvoorbeeld in de opsporing. Daarnaast heeft de burgemeester de bevoegdheid om een kinderbeschermingsmaatregel op te leggen, als hij dat nodig acht. Hij kan hiermee de raad voor de kinderbescherming overrulen. De focus van de portefeuillehouder ligt meer op de inhoud van de zaak, vanuit de rol van opdrachtgever aan de instelling: wat is er gebeurd, hoe heeft dat kunnen gebeuren en wat zijn de gevolgen. De portefeuillehouder zal ook verantwoording moeten afleggen in de gemeenteraad en de gemeenteraad moeten informeren over de gang van zaken. Afstemming tussen de burgemeester en de verantwoordelijke portefeuillehouder is van groot belang tijdens de calamiteit en voor woordvoering richting media. Bij een calamiteit in het weekend of buiten kantoortijden geldt dat de bestuurder met dienst de rol van burgervader op zich neemt. Hierover dient wel afstemming plaats te vinden met de burgemeester en kan afhankelijk van de casus, anders worden besloten.
Woordvoering/ communicatie met de media Gezien de ervaring die een burgemeester heeft met de rol van burgervader en het duiden van wat gebeurt, wordt de woordvoering richting de media gedaan door de burgemeester. De portefeuillehouder is op de achtergrond aanwezig, volgt het proces en is vooral verantwoordelijk voor de interne communicatie, de communicatie richting betrokken (zoals de instelling) en de communicatie naar de gemeenteraad. Als de calamiteit in het weekend of buiten kantoortijden plaatsvindt, pakt de dienstdoende bestuurder de rol van burgervader. Hierover dient wel afstemming plaats te vinden met de burgemeester en kan afhankelijk van de casus, anders worden besloten. Communicatie naar de gemeenteraad Een calamiteit heeft altijd impact op de samenleving en veroorzaakt reuring/ maatschappelijke onrust. Dat zal de gemeenteraad niet ontgaan en de kans is dan ook groot dat zij hierover vragen gaan stellen aan de portefeuillehouder. Daarom is in ieder geval van belang om de gemeenteraad gedurende de calamiteit op de hoogte te houden van de stappen die genomen worden en ontwikkelingen. Daarnaast is het belangrijk om vooraf aan verwachtingsmanagement te doen, zodat voor de gemeenteraad duidelijk is waarover zij wel en/of niet over geïnformeerd worden als het gaat om een calamiteit jeugdhulp. Stappenplan voor communicatie: Stap 1: communicatie richting betrokken familie door instelling of contactpersoon jeugdhulp ( afhankelijk van casus en op welke wijze persoon jeugdhulp ontvangt) Stap 2: communicatie richting gemeenteraad (via griffie) over calamiteit en stand van zaken. Stap 3: communicatie richting interne organisatie (betrokken collega’s) Stap 4: communicatie/woordvoering richting de media door de burgemeester De media willen bij een calamiteit altijd zo snel als mogelijk informatie van de gemeente. In het eerste contact van de burgemeester met de media is de strekking van de boodschap als volgt: - verhaal bevestigen( ontkennen heeft geen zin) geen namen noemen, tenzij naam al bekend is in de media ( hangt ook van de calamiteit af/ of de familie is geïnformeerd en in hoeverre bekend is om wie het gaat) - medeleven tonen - impact op omgeving benoemen - doen er alles aan om te achterhalen wat er gebeurd is - kan vanwege het onderzoek eerst geen inhoudelijke mededelingen doen - wordt een onderzoek ingesteld door de inspectie - als er meer nieuws is wordt dat naar buiten gebracht via een persconferentie, die via de gebruikelijke kanalen wordt aangekondigd De inzet van communicatie en de communicatiestrategie is afhankelijk van de specifieke gebeurtenis en de impact op de inwoners. Dat betekent dat je vooraf niet alle scenario’s in kaart kunt brengen. Het belangrijkste is goede informatievoorziening en adequate en snelle manier van informeren van direct betrokkenen etc.
Aandachtspunten communicatie Communicatie met de media Communicatie met de media gebeurt alleen door de burgemeester of door één van de andere bestuurders. Als er een instelling bij betrokken is wordt met de instelling afspraken gemaakt over de woordvoering en wat wel en niet naar buiten wordt gebracht Weekenddienst/piketdiensten Als een calamiteit in het weekend plaatsvindt, zal in eerste instantie contact gezocht worden met de burgemeester. Mocht die niet in de gelegenheid zijn om de coördinatie op zich te nemen dan wordt de dienstdoende wethouder gebeld. Voor de betrokken ambtenaren ( aov’er/ communicatieadviseur/ contactpersoon jeugdhulp) geldt dat zij op dit moment geen piketregeling hebben als het gaat om calamiteiten jeugdhulp. De vraag die speelt is of de piketregeling die geldt voor de Veiligheidsregio Drenthe ook geldt bij calamiteiten jeugdhulp. Zolang dat niet duidelijk is zou er gewerkt kunnen worden op basis van kanspiket (wie neemt als eerste zijn/haar telefoon op) Regionale afstemming De jeugdhulpinstellingen die voor Meppel actief zijn, zijn gezamenlijk gecontracteerd door de twaalf Drentse gemeenten. Dit vraagt afstemming van onderlinge communicatie tussen de twaalf gemeenten en ten aanzien van afspraken met de instellingen. Bijvoorbeeld, bij het contracteren / subsidievoorwaarden is of wordt een bepaling opgenomen dat de betrokken instellingen calamiteiten (ook) aan de gemeente meldt. Rolverdeling gemeente en instelling Het is van belang om bij een calamiteit de rolverdeling tussen gemeente en instelling af te bakenen. De gemeente heeft de bestuurlijke verantwoordelijkheid. De instelling heeft een operationele verantwoordelijkheid. Onderzoek inspectie, volgordelijkheid De inspectie is verplicht onderzoek in te stellen naar gemelde calamiteiten en hierover te rapporteren. De inspectie heeft met de gemeenten afgesproken dat de inspectie de betrokken gemeenten zal: (1) informeren indien daar gedurende het onderzoek aanleiding voor is en (2) rapporteren over de uitkomst van het onderzoek. In principe wordt het onderzoek van de inspectie afgewacht alvorens zelf informatie te verzamelen of in debat te gaan over de calamiteit. Dit is ook de gebruikelijke gang van zaken op Rijksniveau. Informatiedeling en privacy In het kader van het onderzoek en de privacy van de betrokkenen is het niet opportuun om bepaalde informatie naar buiten te brengen. Eventuele informatie zou niet alleen de privacy kunnen schenden, maar is ook belastend voor de betrokkenen. Informatie kan zinvol lijken maar het is vaak moeilijk in te schatten of er een relatie tussen het incident en de hulpverleningsgeschiedenis is. Interne deling informatie De informatie voor bestuurlijke verantwoordelijkheid van de wethouder jeugdhulp, betreft informatie om te bepalen hoe het systeem heeft gewerkt en welke partijen hun aandeel hebben gehad in de zorg. Privacy/beroepsgeheim
brengt met zich mee dat zeer terughoudend dient omgegaan te worden met informatie over wat die hulp precies inhield. Ten aanzien van de privacy gelden eisen aan informatie die de wethouder tot zich mag nemen, een wethouder heeft bijvoorbeeld wel recht op bepaalde dossierinformatie, maar mag niet zelf (medische) dossiers inzien. Externe informatievoorziening De informatie naar buiten toe is vooral zgn. ‘buitenkantinformatie’, dus informatie over het proces en de partijen die in deze casus betrokken zijn. Waarbij ook een factor is hoeveel reeds in de media bekend is geworden. Bijv. als iedereen spreekt over de naam van het kind, is alleen het vermelden van initialen uit oogpunt van privacy niet meer nodig. Anderzijds moet natuurlijk wel gewaakt worden om op geruchten in te gaan die met de inhoud van de zorg te maken hebben. Mocht onjuiste informatie in de media opduiken, dan kan het ook in belang van kind en ouders zijn deze informatie te ontkrachten en de juiste informatie te verstrekken.
Bijlage 1 Overzicht intern betrokken ambtenaren Hieronder een overzicht van de ambtenaren die een rol vervullen als er een calamiteit plaatsvindt. Dit schema moet nog verder ingevuld worden. Dat kan pas als er een besluit wordt genomen over de invulling van de bereikbaarheid buiten kantoortijden en hierover overleg heeft plaatsgevonden met betrokkenen. AOV’ers Wie Judith Liezen Johan Oostra Francoise Terinathe (collega van Westerveld) Communicatieadviseurs Wie Alies Klomp (werkt voor zowel Meppel als Westerveld Sociaal Domein) Stefanie Jansen Leo Weterings Robert Scholten
Contactpersonen jeugdhulp Wie Charlotte Meester Karin Zinger Lidy van de Vijver
Belangrijke telefoonnummers - spoed4 jeugd ( crisisdienst):
Telefoonnummer
Telefoonnummer
Telefoonnummer
Bijlage 2 DE JEUGDWET EN DE INSPECTIE (HET TOEZICHT) In artikel 4.1.8. van de Jeugdwet is opgenomen dat een jeugdhulpaanbieder, de jeugdhulpverlener en de gecertificeerde instelling bij een calamiteit onmiddellijk de met toezicht belaste ambtenaren informeren. Met andere woorden: de instellingen zijn wettelijk verplicht calamiteiten onmiddellijk bij de inspectie te melden. Onder inspectie wordt verstaan het samenwerkingsverband van de drie bij de jeugdwet betrokken inspecties (de Inspectie Jeugdzorg (IJZ), de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en de Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ)). Deze inspecties fungeren in het kader van de Jeugdwet “als ware zij één rijksinspectie”. Naast de Jeugdwet kunnen ook andere wetten van toepassing zijn, zoals de Wet kwaliteit, klachten, geschillen zorg, de Gemeentewet, de Wet openbaarheid van bestuur en de Algemene Wet Bestuursrecht, en WGB. Calamiteiten zijn onder meer: 1. (On)natuurlijke dood van een kind of jongere tot 18 jaar; 2. Ernstige mishandeling of zwaar blijvend lichamelijk letsel van en kind of jongere tot 18 jaar binnen gezinssituatie waardoor ingrijpen van buitenaf nodig is gebleken; 3. Ernstige mishandeling of zwaar blijvend lichamelijk letsel van een kind of jongere tot 18 jaar bijvoorbeeld in een instelling door een medewerker van de instelling (hulpverlener of verzorger) of een andere jeugdige; 4. Geweld (zwaar blijvend lichamelijk letsel) tegen medewerkers van een instelling die met kinderen en jongeren tot 18 jaar en hun ouders werken, door de jongere of de ouder. Ook voor geweld en gebeurtenissen waarvoor veel media aandacht is, geldt een meldingsplicht aan de inspectie. Geweld bij de verlening van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering betreft: lichamelijk geweld jegens een jeugdige of een ouder, of bedreiging daarmee, door iemand die werkzaam is voor de jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling, of door iemand die werkzaam is voor een rechtspersoon die in opdracht van de aanbieder of gecertificeerde instelling jeugdhulp verleent of door een andere jeugdige of ouder met wie de jeugdige of ouder gedurende het etmaal of een dagdeel bij de aanbieder verblijft. Veel media aandacht kan bv een tv uitzending betreffen over een gezin waar jeugdhulp bij betrokken is. Met de inspectie zijn afspraken gemaakt over de rol van inspectie en rol van gemeenten bij niet-geprogrammeerd toezicht, ofwel calamiteiten – en geweldstoezicht. Instellingen die onder de Jeugdwet vallen zijn zoals vermeld verplicht calamiteiten bij de inspectie (toezicht) te melden. De inspectie is verplicht onderzoek in te stellen naar deze calamiteiten en hierover te rapporteren. De inspectie heeft met de gemeenten afgesproken dat de inspectie de betrokken
gemeenten zal: (1)informeren indien daar gedurende het onderzoek aanleiding voor is; (2) rapporteren over de uitkomst van het onderzoek. Het is daarom aan te bevelen dat de betrokken gemeenten het onderzoek van de inspectie afwachten alvorens zelf informatie te verzamelen of in debat te gaan over de calamiteit. Dit is ook de gebruikelijke gang van zaken op Rijksniveau. De inspectie maakt daarbij onderscheid tussen calamiteiten en incidenten: de inspectie onderzoekt calamiteiten altijd, maar onderzoekt niet altijd andere meldingen van jeugdhulp instellingen. Bij het inspectie loket kunnen betrokken gemeenten informeren of de inspectie een onderzoek instelt.