Cahier d’exercicese 3e editi
1 V M B O - G T /H A V O
A1
nchon Lysel Ebbinge – Pla ri Marie-Louise Elam Laura Fontijne Els van Galen
Cara-Ella Schulte
Heleen Jansen Simone Magnée rdholt – Bouwman
No
Zosia Szwed eindredactie binge - Planchon
Lysel Eb
Heleen Jansen
s
Cahier d’exercice
1 V M B O -G T /H A V O
l
Malmberg, ’s-Hertogenbosch Derde editie
www.daccord-malmberg.nl
1
Bij veel oefeningen staan symbolen. Hier zie je wat ze betekenen.
Bij deze oefening hoort een luisterfragment. Deze oefening doe je met z’n tweeën. Deze oefening maak je met een groepje. Bij deze oefening hoort een filmpje. Dit is een extra oefening. Bij deze oefening gebruik je een computer. Deze oefening hoort bij de ERK-beschrijving van de les.
Bronvermelding Omslag: Studio Michelangela Omslagillustratie: Studio Michelangela Ontwerp: Uitgeverij Malmberg Vormgeving: Studio Michelangela Illustraties: Studio Michelangela Omslagfotografie: Suzanne van de Kerk
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp).
ISBN 978-90-345-7616-3 Derde druk, derde oplage
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. Ondanks gedane inspanningen is het de uitgever wellicht niet gelukt alle rechthebbenden te achterhalen. Wie denkt rechthebbende te zijn, kan zich wenden tot de uitgever.
inhoud 1 Salut!
4
2 À Serris!
20
3 On bouge
36
4 Tendance
52
5 Au bahut
68
6 La Bonne Table
84
7 Taillons la route!
100
8 Vis ta passion
116
Chapitre
1
Salut! leçon 1 Bonjour
1 | ON COMMENCE Bekijk blz. 8 en 9 van je livre de textes. Beantwoord de vragen. 1
Wat betekent Bonjour?
2
Wat is een fiche d’identité?
2 | REGARDEZ ET SOULIGNEZ Bekijk la fiche d’identité op blz. 8. Onderstreep het goede antwoord. 1
Op de foto staat een Franse jongen / een Nederlandse jongen.
2
Zijn voornaam is Courtin / Damien.
3
Hij woont in Serris / Strasbourg.
3 | REGARDEZ ET COMBINEZ Kijk naar la fiche d’identité en combineer de Franse en Nederlandse woorden die hetzelfde betekenen. 1
nom
a
nationaliteit
1 +
2
prénom
b
leeftijd
2 +
3
nationalité
c
naam
3 +
4
âge
d
bijzonder kenmerk
4 +
5
ville
e
voornaam
5 +
6
particularité
f
opleiding
6 +
7
formation
g
stad
7 +
4 | CHERCHEZ ET ÉCRIVEZ Je kent vast al een heleboel Franse woorden. Denk aan woorden zoals cadeau, trottoir, parfum. Schrijf samen met je klasgenoot zoveel mogelijk Franse woorden op. Welk tweetal kan in twee minuten de meeste woorden opschrijven?
5 | LISEZ ET TRADUISEZ Er zijn veel Franse woorden die op het Nederlands lijken. Lees de woorden hieronder en zet de Nederlandse betekenis erachter. Exemple: la musique
4
de muziek
1
le thé
6
la guitare
2
le café
7
la flûte
3
la discothèque
8
la photo
4
la bibliothèque
9
la tomate
5
le diplôme
10 le succès
CHAPITRE 1
6 | COMPLÉTEZ Vul de ontbrekende klinkers in. Je vindt de woorden op la fiche d’identité of in het chanson. 1
s
l
2
n
m
3
t
4
v
ll ns
7 | CHERCHEZ ET REMPLISSEZ Misschien zijn er bij jou op school kinderen met een Franse voornaam of ken je iemand met een Franse voornaam. Zoek anders op internet. Maak een lijstje met Franse jongens- en meisjesnamen en vul ze hieronder in. Franse jongensnamen
Franse meisjesnamen
8 | ÉCOUTEZ ET RÉPONDEZ TIP
Om een taal te kunnen spreken, moet je die eerst kunnen verstaan. Dat kun je met chansons goed oefenen.
Luister naar het chanson en lees mee. Geef antwoord. 1
Wat betekenen de eerste drie woorden van het refrein?
2
Hoeveel verschillende Franse voornamen hoor je?
3
Welke Franse jongensnamen herken je in het liedje?
4
Je hoort één Franse meisjesnaam. Welke?
5
Welke andere Franse woorden heb je nog gehoord?
9 | ÉCOUTEZ ET SOULIGNEZ Luister nog een keer naar het chanson zonder mee te lezen. Onderstreep de woorden die je hoort. 1
Salut, ça va? / Ça va, salut.
4
À Nice / À Paris.
2
Je suis Stéphane. / Je m’appelle Stéphane.
5
Je te présente. / Je te chante.
3
À demain, bonjour. / À demain, bonsoir.
6
Il a quatorze ans. / Il a cinq ans.
10 | COMBINEZ Combineer de Franse woorden met hun Nederlandse betekenis. 1
bonsoir
a
tot ziens
1 +
2
salut
b
ik heet
2 +
3
je m’appelle
c
hoi
3 +
4
au revoir
d
goedenavond
4 +
11 | ÉCOUTEZ ET PRONONCEZ Luister naar de woorden van deze les in de Pages jaunes. Spreek ze na en leer ze.
12 | ON FINIT Luister nog een keer naar het liedje zonder mee te lezen en onderstreep de woorden die je hoort. 1
je m’appelle / mon nom / au revoir / bonsoir / Fabien / mon frère / Émilie / française / pas mal / collège / mon copain / la musique / quatorze.
5
1 6 leçon
2 Le prof de musique
1 | ON COMMENCE Bekijk de afbeelding op blz. 10 van je livre de textes. Luister naar tekst 1 zonder mee te lezen. Onderstreep de (voor)namen die je hoort. 1
Damien / Clarisse / Saïd / madame Lecours / monsieur La Note / Julie
2 | ÉCOUTEZ ET COMBINEZ Luister naar de drie gesprekken van tekst 1. Waar gaat het over? 1
fragment A
a
Leerlingen praten met een leraar.
1 +
2
fragment B
b Leerlingen begroeten elkaar.
2 +
3
fragment C
c
3 +
Leerlingen praten over een leraar.
3 | ÉCOUTEZ ET COCHEZ Luister nog een keer naar de drie gesprekken van tekst 1 en lees mee. Kruis de zinnen aan die kloppen met de tekst. □ 1
Twee jongens begroeten elkaar.
□ 6
Hij vraagt hoe de jongens heten.
□ 2
Ze kennen elkaar nog niet.
□ 7
De leraar zegt zijn naam niet.
□ 3
Ze vragen elkaar hoe het gaat.
□ 8
Julie weet wel hoe deze leraar heet.
□ 4
Ze zien twee nieuwe leraren.
□ 9
Haar vriendin vindt hem erg leuk.
□ 5
Een leraar vraagt naar de ingang van de school.
□ 10 Het is de nieuwe geschiedenisleraar.
4 | LISEZ ET COMBINEZ Combineer de Franse uitdrukkingen met hun Nederlandse betekenis. 1
Salut!
a
Heel goed, en met jou?
1 +
2
Comment vas-tu?
b
Hoe heet jij?
2 +
3
Très bien, et toi?
c
Hoi!
3 +
4
Ça va.
d
Hoe gaat het met je?
4 +
5
Comment tu t’appelles ?
e
Ik heet …
5 +
6
Je m’appelle …
f
Ik ben …
6 +
7
Je suis …
g
Het gaat wel.
7 +
5 | REGARDEZ, ÉCOUTEZ ET SOULIGNEZ Kijk naar de afbeelding op blz. 11 van je livre de textes. Lees de vragen hieronder. Luister naar tekst 2 en onderstreep het goede antwoord. 1
Waar vindt het gesprek plaats?
In een studio. / In een klas.
2
Wat doet de leraar eerst?
Hij vraagt wie de leerlingen zijn. / Hij vraagt of de leerlingen er zijn.
3
Wat telt de docent?
De leerlingen. / De instrumenten.
6 | ÉCOUTEZ ET RÉPONDEZ Lees eerst de vragen. Luister naar tekst 2 en geef antwoord.
6
1
Wat is de voornaam van de leraar?
2
Welk vak geeft hij?
3
Welke leerling zegt als eerste hoe hij heet?
4
Hoe heten de twee meisjes?
5
Tot hoever telt de leraar?
6
Wat zijn flûtes à bec?
7
Welke twee andere instrumenten zijn er? CHAPITRE 1
7 | ÉCOUTEZ ET REMPLISSEZ Luister nogmaals naar tekst 2. Vul de volgende woorden op de goede plaats in. je m’appelle • je suis • vous • merci • c’est • monsieur • nous 1
Monsieur La Note
le
Bonjour, vous êtes tous présents? Moi, mon nom c’est André La Note. professeur de musique. Et maintenant, c’est à
. Toi … oui, toi, ton nom
s’il te plaît! Damien.
2
Damien
Eh bien,
3
Monsieur La Note
Merci, Damien. Et vous …, vous êtes?
4
Clarisse et Julie
Nous,
5
Monsieur La Note
6
Julie
sommes Clarisse et Julie. , Clarisse et Julie. (…) Et ça,
quoi?
.
C’est une guitare,
8 | PARLEZ Controleer je antwoorden van de vorige opgave met klasgenoten. Oefen daarna met elkaar het gesprek. Wissel ook van rol.
9 | ÉCOUTEZ ET SOULIGNEZ Luister naar de getallen. Onderstreep het getal dat je hoort. Raadpleeg zonodig de Pages jaunes. 1
2 / 12
4
7/8
2
11 / 4
5
3/9
3
10 / 6
6
5 / 15
10 | REGARDEZ ET COCHEZ Lees de vragen. Kijk naar het filmpje zonder naar het geluid te luisteren. Gebruik zo nodig de pauzeknop. Kruis de zinnen aan die kloppen met wat je ziet. □ 1
Er wordt gefilmd vanuit een auto.
□ 2
Op de richtingwijzer staat Libourne 16 km.
□ 3
De auto stopt voor een school.
□ 4
De verslaggever spreekt een meisje aan.
□ 5
Twee jongens komen erbij staan.
□ 6
De andere leerlingen kijken naar het groepje.
□ 7
De leerlingen nemen afscheid en lopen weg.
□ 8
De verslaggever loopt uit het beeld.
11 | REGARDEZ, ÉCOUTEZ ET COMBINEZ Kijk en luister naar het filmpje. Maak op een blaadje korte aantekeningen over wat je ziet en hoort. Combineer de namen met de juiste omschrijving. 1
Tiphanie
a
nieuwe leraar muziek
1 +
2
Romain
b
naam van de school
2 +
3
Jean Martinet
c
de jongen
3 +
4
Monsieur La Note
d
het meisje
4 +
5
Marguerite Duras
e
de verslaggever
5 +
12 | ÉCOUTEZ ET PRONONCEZ Luister naar de woorden van deze les in de Pages jaunes. Spreek ze na en leer ze.
7
13 | REGARDEZ, ÉCOUTEZ ET SOULIGNEZ Lees de zinnen. Kijk en luister voor de tweede keer naar het filmpje. Gebruik zo nodig de pauzeknop. Onderstreep de goede antwoorden. 1
De datum van vandaag is 3 september / 4 september.
2
De auto is op weg naar Libourne om docenten / leerlingen te interviewen.
3
De verslaggever en het meisje begroeten elkaar met Bonjour / Salut.
4
Hij vraagt hoe ze de eerste schooldag / haar klasgenoten vond.
5
Zij geeft meteen antwoord / begroet eerst een jongen.
6
De verslaggever legt uit wat hij doet en stuurt de jongen weg / stelt de jongen ook vragen.
7
Het meisje vond de eerste schooldag erg leuk / niet leuk.
8
Ze zit in een leuke klas met twee / drie van haar vriendinnen.
9
De jongen is een beetje / helemaal niet gestrest na de vakantie.
10 De verslaggever zegt in de camera / tegen de leerlingen dat de eerste schooldag voorbij is.
14 | COMBINEZ Combineer de vragen en de antwoorden. 1
Qui est-ce?
a
C’est une guitare
1 +
2
Vous êtes?
b
Je m’appelle Damien.
2 +
3
Et ça? C’est quoi?
c
Très bien.
3 +
4
Comment tu t’appelles?
d
Nous sommes Clarisse et Julie.
4 +
5
Comment vas-tu?
e
C’est monsieur La Note.
5 +
15 | ON FINIT Kijk naar de afbeelding op blz. 11 van je livre de textes en luister nog eens naar tekst 2. Kruis de zinnen aan die je hoort.
8
□ 1
Je suis le professeur de français.
□ 2
Eh bien, je m’appelle Damien.
□ 3
Nous, nous sommes Clarisse et Julie.
□ 4
Montrez-moi les instruments de musique et je compte …
□ 5
Quatre flûtes à bec.
□ 6
Bon, il y a douze instruments.
□ 7
Salut, monsieur.
□ 8
Silence, s’ il vous plaît!
CHAPITRE 1
1 6 leçon
3 À l’école
1 | ON COMMENCE Kijk kort naar de afbeelding op blz. 12 van je livre de textes. Lees ook de titel. Beantwoord de vragen. 1
Wat betekent de titel van deze les?
2
Waar zijn de leerlingen?
2 | REGARDEZ ET RÉPONDEZ Bekijk de afbeelding op blz. 12 en 13 van je livre de textes. Geef antwoord op de vragen. 1
Wat zie je op de afbeelding?
2
Noteer drie dingen die op de afbeelding rouge zijn.
3
Noteer drie Franse woorden die je bij de afbeelding kunt zetten.
3 | COMBINEZ ET LISEZ Lees tekst 1. Combineer de namen met de omschrijving. 1
Saïd
a
le prof de musique
1 +
2
Clarisse
b
le copain de Damien
2 +
3
Monsieur La Note
c
la voisine de Damien
3 +
4 | COCHEZ ET LISEZ Lees tekst 1. Kruis aan vrai (waar) of faux (niet waar). Vrai
Faux
1
Het is 4 september.
□
□
2
De school staat in Lyon.
□
□
3
De deur van de school is blauw.
□
□
4
De leerlingen praten over de muziekleraar.
□
□
5
De schooldag eindigt.
□
□
5 | LISEZ ET RÉPONDEZ Lees tekst 2 en geef antwoord. 1
Noteer zoveel mogelijk woorden die lijken op het Nederlands.
2
Hoeveel heb je er kunnen vinden?
3
Wat is de titel van deze tekst?
4
Wat zou dat kunnen betekenen?
5
In welk vak hebben ze les?
6
Monsieur La Note begint met ‘Bonjour’. Wat betekent dat?
7
Monsieur La Note leest de namen voor. Waarom doet hij dat?
8
Wat antwoorden de leerlingen?
9
Waar is Romain? Hij is nog ..
10 Aan welk Frans woord zie je dat?
9
6 | Combinez Combineer de Franse woorden met hun Nederlandse betekenis. 1
la porte
a
de ingang
1 +
2
l’entrée
b
stilte
2 +
3
silence
c
de leraar
3 +
4
la cour
d
de deur
4 +
5
le prof
e
het schoolplein
5 +
7 | soulignez Onderstreep het goede antwoord. 1
De deur van de school is rood / blauw.
2
Monsieur La Note is nieuw op school / werkt al langer op de school.
3
De schooldag is net afgelopen / gaat beginnen.
4
Julie is op vakantie / aanwezig.
5
Monsieur La Note leest de namen voor / vraagt de leerlingen hun naam te noemen.
8 | RegaRdez et notez Bekijk de afbeeldingen rechts op blz. 13 van je livre de textes. Noteer achter de Nederlandse vertalingen het nummer van de tekening. Luister naar het geluidsfragment bij deze oefening. 1
Stilte!
2
Pak jullie boeken!
3
We beginnen!
9 | Combinez Combineer de Franse woorden en de cijfers. 1
huit
a
1
1 +
2
dix
b
8
2 +
3
six
c
10
3 +
4
un
d
12
4 +
5
quatre
e
3
5 +
6
douze
f
2
6 +
7
deux
g
6
7 +
8
trois
h
4
8 +
10 | CheRChez et notez Zoek in de teksten 1 en 2 vijf woorden die op het Nederlands lijken. Noteer die. Geef ook de Nederlandse betekenis. 1 2 3 4 5
11 | CRéez Maak met elkaar bordjes met de Franse namen van dingen die je in de klas ziet en hang ze op. Denk daarbij aan woorden als ‘de deur’, ‘het raam’ enz. Zoek woorden die je niet kent op in het (digitale) woordenboek.
10
chapitre 1
12 | PUZZLE Vul de Franse woorden in de puzzel in. Je kunt de woorden vinden in de tekst.
meneer
M
maandag
U
6
S
3
I
4
Q
8
U
klas
E
13 | ÉCOUTEZ ET PRONONCEZ Luister naar de woorden van deze les in de Pages jaunes. Spreek ze na en leer ze.
14 | DEVINEZ Hier staan drie raadseltjes. Probeer het antwoord te raden.
1
2
3
Je suis un instrument.
J’aime la musique.
Je suis un garçon.
J’ai six cordes.
Je suis un professeur.
J’habite près de Paris.
Je suis
Je suis
Je suis
15 | TRADUISEZ Zoek op blz. 12 en 13 van je livre de textes de Franse vertaling van de Nederlandse uitdrukkingen. Schrijf de Franse vertaling zonder fouten op. 1
Het is de buurvrouw van Damien.
2
De rode deur.
3
Een nieuwe leraar.
4
Het is meneer La Note.
5
Snel, snel naar de klas.
6
Aanwezig.
16 | ON FINIT Hoe zeg je het in het Frans? Schrijf de zinnen op. Spreek ze hardop uit. Doe het om beurten en help elkaar. 1
Dag meneer La Note.
2
Dag Julie.
3
Stilte!
4
Pakken jullie je boeken!
11
1 6 leçon
4 Je suis Français
1 | ON COMMENCE Lees tekst 1 en 2 op blz. 14 van je livre de textes. Geef antwoord. 1
Wie hebben de twee ansichtkaartjes geschreven?
2
Vul het schema in het Nederlands in.
Kaart 1
Kaart 2
voornaam leeftijd woonplaats nationaliteit
2 | LISEZ ET RÉPONDEZ Lees tekst 1 en 2 nog een keer en beantwoord de vragen. 1
Op welke twee manieren wordt er begroet?
2
Wat betekent dat?
3
Wie zijn Bas en Marco?
4
Waarvoor bedankt Lotte?
5
Met welke woorden sluiten de schrijvers af?
3 | CHOISISSEZ Vul Bonjour of Salut in. 1
José, ça va?
3
, Monsieur La Note!
2
, Madame Lejeune!
4
Damien, tu es de Serris?
4 | COMMENT DIT-ON? TIP
Let op het verschil tussen het Nederlands en het Frans: Ik ben twaalf jaar. ➔ J’ai douze ans.
Zoek de Franse zinnen op in tekst 1 en 2 en noteer die. 1
Ik heet Saïd.
2
Ik ben dertien jaar.
3
Ik ben Fransman.
4
Ik ben Nederlandse.
5 | COMBINEZ Combineer de vetgedrukte vormen van être met hun betekenis in de zin.
12
1
Tu es Lotte?
a
Hij is
1 +
2
Elle est Hollandaise.
b
Bent u
2 +
3
Je suis à Serris.
c
Ben jij
3 +
4
Nous sommes Français.
d
Ik ben
4 +
5
Ils sont Hollandais.
e
Zij is
5 +
6
Il est de Zwolle.
f
Wij zijn
6 +
7
Vous êtes Monsieur La Note?
g
Zij zijn
7 +
CHAPITRE 1
6 | REMPLISSEZ Zet de goede vorm van être in de zin. Kies uit: est • sommes • sont • suis • est • sont • es • êtes 1
Tu
2
Non, je
3
Il
4
Elle
de Paris? de Rotterdam. Français. Française.
5
Vous
6
Non, nous
7
Ils
8
Elles
à Paris? à Strasbourg. Néerlandais. devant la porte.
7 | LISEZ ET REMPLISSEZ Lees de zinnen en schrijf de ontbrekende woorden en aantallen in de zin. De getallen staan aangegeven. Schrijf deze voluit. guitares,
C’est la leçon de musique. Dans la classe de monsieur La Note, pour la musique il y a (6) (2)
triangles et (9)
flûtes à bec. Et là, voilà (1)
piano. C’est le piano de monsieur La Note.
8 | JOUEZ ET COMPTEZ EN FRANÇAIS Je steekt een aantal vingers op tussen 1 en 10. Je klasgenoot moet in het Frans zeggen hoeveel vingers je opsteekt. Je doet dit zes keer en daarna wissel je van rol.
TROIS!
9 | COMPLÉTEZ Volg het voorbeeld en vul het schema in. Exemple
un prof
1
un garçon
2
une cour
3
un numéro
4
un nom
5
une fille
6
une classe
een leraar
le prof
de leraar
10 | PHOTOGUIDE Bekijk de foto’s van de photoguide op blz. 15 van je livre de textes. Noteer de letter van de foto. Op welke foto zie je … 1
une station de métro?
2
une gare?
3
les nombres?
13
11 | COMPLÉTEZ ET TRADUISEZ Zet de vormen van het werkwoord être in de Franse zinnen. Schrijf daarna de Nederlandse betekenis van de zinnen op. 1
Je
2
Elle
3
Vous
4
Tu
5
Nous
6
Ils
un garçon. de Serris. Français, monsieur? à Paris. Hollandais. dans la classe.
12 | TRADUISEZ Noteer de betekenis van de vetgedrukte woorden. 1
Romain est un garçon.
4
Je suis la soeur de Bas.
2
Merci pour ta carte.
5
Il a onze ans.
3
Voilà le prof de musique.
6
Au revoir, Marco!
13 | ÉCOUTEZ ET PRONONCEZ Luister naar de woorden van deze les in de Pages jaunes. Spreek ze na en leer ze.
14 | COMBINEZ Combineer de Franse zinnen met hun betekenis. 1
Elle est de Lyon.
a
Kijk eens, de nieuwe leraar!
1 +
2
Ça va?
b
Dat is een meisje.
2 +
3
Nous sommes Français.
c
Hoe gaat het?
3 +
4
C’est une fille.
d
Hoe heet jij?
4 +
5
Comment tu t’appelles?
e
Ze komt uit Lyon.
5 +
6
Regarde le nouveau prof!
f
Wij zijn Fransen.
6 +
15 | ON FINIT Schrijf een kaart aan Saïd. De volgende gegevens moeten op je ansichtkaart staan:
14
–
begroeting
–
je naam
–
je leeftijd
–
je woonplaats
–
je nationaliteit
–
afsluiting
CHAPITRE 1
1 6 leçon
5 Salut Julie!
1 | ON COMMENCE Kijk naar de afbeelding op blz. 16 van je livre de textes. Luister naar de drie gesprekken en lees mee. Beantwoord de vragen. 1
Wie praten er met elkaar?
2
Kennen ze elkaar?
3
Waar praten ze over?
4
Wat denk je dat de titel betekent?
2 | ÉCOUTEZ ET REMPLISSEZ Luister nog een keer naar de tekst. Vul de juiste woorden in. 1
Julie en Clarisse wonen in
2
Madame Lecours is
3
Madame Lecours geeft het vak
4
Olivier is
5
Julie is
. . . oud. oud.
3 | TRADUISEZ Wat betekenen de vragen die Julie en Clarisse aan elkaar stellen? 1
Tu t’appelles comment?
2
Et toi?
3
Qui est-ce?
4
Elle est Française?
5
Tu as quel âge?
4 | ÉCOUTEZ ET PRONONCEZ Luister naar de Franse zinnen uit oefening 3. Spreek ze na en leer ze.
5 | COMBINEZ Combineer de vragen met de antwoorden. 1
Tu t’appelles comment?
a
Non, il est Français.
1 +
2
Qui est-ce?
b
Non, elle est Belge.
2 +
3
Elle est Française?
c
Je m’appelle Olivier.
3 +
4
Tu as quel âge?
d
Non, elle est Hollandaise.
4 +
5
Tu es de Bordeaux?
e
C’est Monsieur Lejeune.
5 +
6
Il est Hollandais?
f
J’ai douze ans.
6 +
7
Ça va?
g
Non, je suis de Paris.
7 +
8
Mary est Anglaise?
h
Pas mal.
8 +
6 | REMPLISSEZ Bestudeer de Pages jaunes op blz. 22 van je livre de textes. Vul de nationaliteit in het Frans in. 1
Engelsman
Bill est
4
Nederlandse
Marije est
2
Engelse
Jane est
5
Belg
Jef est
3
Nederlander
Maarten est
6
Belgische
Ella est
15
7 | éCoutez et Répétez Luister naar het Franse alfabet. Spreek het drie keer na.
8 | épelez les mots Luister naar de namen die gespeld worden en spreek na. 1
Damien
2
Courtin
3
Serris
4
Paris
9 | éCoutez et pRononCez Luister naar de telwoorden 1 - 15. Spreek ze na.
10 | le jeu des nombRes Je docent noemt een aantal getallen. Bij een even getal ga je staan. Bij een oneven getal blijf je zitten.
11 | éCoutez et pRononCez Lees de uitspraakregels voor ou, oi en ch op blz. 17. Luister naar de woorden en spreek ze na. oi (als in ‘toilet’)
ch (als in ‘chocola’)
ou (als in ‘boek’)
1
toilettes
5
chef
9
2
croissant
6
douche
10 la cour
3
trottoir
7
parachute
11 rouge
4
mémoire
8
machine
12 bonjour
douze
12 | Répondez tip
Een jongen antwoordt met ‘présent’, een meisje met ‘présente’.
Je docent noemt een aantal namen van leerlingen uit de klas. Laat weten dat je er bent door te zeggen ‘présent’ of ‘présente’.
13 | Répondez Een klasgenoot stelt je een aantal vragen. Geef het juiste antwoord. Wissel van rol als je klaar bent. 1
Tu t’appelles Clarisse?
2
Tu t’appelles Paul?
3
Tu as dix ans?
4
Tu es Français?
5
Tu es Française?
6
Tu es de Nice?
14 | éCoutez et pRononCez A Luister naar de volgende zinnen. Zet achter elke zin een vraagteken of een punt. 1
Ça va
4
Je m’appelle Damien
2
Oui, ça va
5
Tu as quel âge
3
Tu t’appelles comment
6
J’ai treize ans
B Hoe hoor je of er een vraag wordt gesteld? Luister nu nog een keer en spreek de zinnen ook na.
15 | jouez Speel dit spel met een klasgenoot. Noteer tien getallen tussen 0 en 15 in willekeurige volgorde. Doe dit in cijfers en laat ze niet aan je klasgenoot zien. Noem de getallen in het Frans. Je klasgenoot noteert ze op een blaadje. Als je alle getallen hebt genoemd, kijk je of je klasgenoot ze goed heeft genoteerd. Wissel daarna van rol.
16
chapitre 1
16 | photodiCo Bekijk de afbeeldingen van de photodico op blz. 19 van je livre de textes. Maak de zin onder het plaatje af. Kies uit de volgende nationaliteiten: Français • Française • Marocain • Marocaine • Anglais • Anglaise • Belge •Hollandais •Hollandaise
Louis est
Maaike est
Godelieve est
Jane est
17 | paRlez fRançais Stel de vragen aan je buurman/buurvrouw. Die geeft de antwoorden. Wissel van rol als je klaar bent. 1 Salut! 2
Groet terug.
3 Tu t’appelles comment? 4
… Alain / Sophie.
5 Tu as quel âge? 6
twaalf jaar / dertien jaar.
7 Tu habites où? 8
… Lyon / Marseille.
9 Tu es Français / Française? 10 Ja, … 11 Ça va? 12 Het gaat goed. 13 Au revoir! 14 Tot ziens!
18 | À toi maintenant Voer een gesprek met vier klasgenoten. Begin en eindig het gesprek op een goede manier. Je vraagt naar naam, leeftijd, woonplaats en nationaliteit. Je bedankt aan het eind van het gesprek. Wissel van rol.
19 | on finit: C’est moi Stel jezelf in het Frans voor aan je klasgenoten. Gebruik kleine zinnetjes en noem je … 1
voornaam
prénom
2
achternaam
nom de famille
3
leeftijd
âge
4
woonplaats
ville
5
nationaliteit
nationalité
17
1 6 leçon
6 Voilà la France!
1 | REGARDEZ ET NOTEZ A Kijk naar de afbeeldingen bij tekst 1 op blz. 18 in je livre de textes. Noteer de woorden die bij de afbeeldingen horen in het Frans. 1
afbeelding F
4
afbeelding C
2
afbeelding A
5
afbeelding E
3
afbeelding D
6
afbeelding B
B Ken je nog meer typisch Franse dingen? Noteer ze.
2 | DEVINEZ Raad de Nederlandse betekenis van de Franse woorden en zet deze erachter. 1
la baguette
2
le TGV
3
la tour Eiffel
4
le camembert
5
le rugby
6
le Tour de France
3 | LISEZ ET COMBINEZ Lees de ansichtkaart bij 2 op blz. 18 in je livre de textes. Combineer de Franse woorden met de Nederlandse. 1
salut
a de zon
1 +
2
le soleil
b het begin van het nieuwe schooljaar
2 +
3
un rendez-vous
c
3 +
4
la rentrée
d volop zon
4 +
5
petit
e hallo
5 +
6
plein de soleil
f
6 +
klein
een afspraak
4 | LISEZ ET RÉPONDEZ Lees de tekst op de ansichtkaart bij 3 op blz. 19 in je livre de textes. Beantwoord de vragen. 1
Wie heeft de kaart geschreven?
2
Naar wie is de kaart gestuurd?
3
Waar is de kaart geschreven?
4
Welke Franse plaatsen worden in de tekst genoemd?
5 | REGARDEZ ET MÉMORISEZ Bekijk één minuut de kaart van Frankrijk op blz. 19 van je livre de textes. Probeer de namen van de steden te onthouden. Sluit je livre de textes en schrijf zoveel mogelijk namen op.
18
CHAPITRE 1
6 | REGARDEZ, COCHEZ ET TRADUISEZ LET OP In het Frans hebben landennamen altijd een lidwoord, behalve in een adres. Op de kaart staan de volgende landennamen. Kruis aan in welke landen Frans een officiële taal is. Zet daarna achter alle landennamen de Nederlandse vertaling. □ 1
la France
□ 5
la Belgique
□ 2
la Suisse
□ 6
l’Allemagne
□ 3
l’Espagne
□ 7
la Grande-Bretagne
□ 4
l’Italie
7 | LE JEU DE TROIS MINUTES Welke Franse woorden ken je al? Maak in drie minuten een lijstje met zoveel mogelijk Franse woorden.
8 | ÉCOUTEZ ET COLORIEZ La Marseillaise is het Franse volkslied. Zoek op internet naar la Marseillaise en luister ernaar. Print de tekst, teken de Franse vlag erbij en kleur die in. Bewaar de bladzijde in je taalportfolio.
9 | LISEZ ET COMPLÉTEZ Maak de tekst op de kaart compleet met de gegeven woorden. Au revoir • suis • sommes • petit • un camping • le soleil • super • vacances • Pays-Bas Salut Aline, salut plein de soleil.
Un
dans
Je suis en
à Brest. C’est en Bretagne. Le camping est ! J’aime la plage et Je
Aline de Boer ! ici avec mes parents
Harlingenpad 84 6835 XX Arnhem
et ma soeur. Nous
dans un mobile
home. Jules
10 | CHERCHEZ Zoek op internet hoe ver het is van je woonplaats naar Disneyland. Noteer het aantal kilometers.
19
Chapitre
2 ÀleçonSERRIS
1 Dans ma rue
1 | ON COMMENCE Bekijk blz. 24 en 25 van je livre de textes. Beantwoord de vragen. 1 Wat voor soort tekst zie je links? 2 Wie is de eigenaar? 3 Wat voor tekst zie je rechts?
2 | NOTEZ Lees de tekst links en schrijf vier Franse woorden op die je al kent. Noteer ook de betekenis.
3 | LISEZ ET SOULIGNEZ Lees de tekst opnieuw en onderstreep het juiste woord. De persoon waar je over leest: 1 heeft de Franse / Nederlandse nationaliteit. 2 is veertien / vijftien jaar. 3 woont in Libourne / Serris. 4 woont naast Damien / is een vriend van Damien.
4 | COMBINEZ Combineer de Franse woorden met hun Nederlandse betekenis. 1 formation
a leerling
1 +
2 âge
b geboorteplaats
2 +
3 élève
c buurvrouw
3 +
4 dans ma rue
d opleiding
4 +
5 voisine
e huidige woonplaats
5 +
6 domicile actuel
f leeftijd
6 +
7 lieu de naissance
g in mijn straat
7 +
5 | COMPLÉTEZ Vul het juiste onbepaald lidwoord in. Kies uit: un / une.
20
1
2
garçon
3
école
fille
4
5
copain
CHAPITRE 2
amie
Auteurs Lysel Ebbinge – Planchon Marie-Louise Elamri Laura Fontijne Els van Galen Heleen Jansen Simone Magnée Cara-Ella Schulte Nordholt – Bouwman Zosia Szwed
Eindredactie Lysel Ebbinge - Planchon Heleen Jansen
ISBN 978 90 345 7616 3
544949