BULLETIN BULLETIN VAN DE WERKGROEP HERKENNING
■ 25e
JAARGANG No. 1
■
MAART 2010
LAATSTE INTERVIEW AFGENOMEN IN PROJECT 'ERFGOED van de OORLOG’ Eind december is het laatste interview afgenomen in het kader van het project Erfgoed van de Oorlog van het ministerie van VWS. In totaal werden tien interviews afgenomen met mensen die na de bezettingsperiode als 'kind van “foute” ouders' werden 'heropgevoed' in daarvoor speciale tehuizen. Welke verhalen werden verteld en wat is het algemene beeld dat uit deze verhalen naar voren komt?
D
e gemene deler is uiteraard dat zij na de bezetting werden gezien als jongeren die tijdens de bezetting geïndoctrineerd waren met het nationaalsocialistische gedachtegoed en als gevolg daarvan tijdelijk verbleven in kampen of barakken. Maar hun afkomst, belevenissen tijdens de bezetting en ervaringen in die kampen zijn onderling sterk verschillend. Voor dit project werden in totaal acht mannen en twee vrouwen geïnterviewd die geboren zijn tussen 1924 en 1931. Deze tien personen komen – toevalligerwijs, er is niet op geselecteerd – uit alle delen van het land. Belangrijk bij de selectie van kandidaten was vooral de hoeveelheid (nieuwe) informatie die zij hadden met betrekking tot dit onderwerp, zodat een evenwichtig beeld zou ontstaan. De één groeide op in een werkloos arbeidersgezin, de ander in een gezin waarvan de vader een verzekeringsman was of een technische achtergrond had en weer een ander had een vader die eigenaar was van een goedlopende slijterij. In bijna alle gevallen was vader en/of moeder lid van de NationaalSocialistische Beweging (NSB) geworden, in één geval had vader een redelijke functie bij de NSB. In een ander geval stond moeder als Duitse op vriendschappelijke voet met de bezettingsmacht. Tijdens de bezetting waren zes van de tien personen lid van de Nationale Jeugdstorm, waarvan één ook van de Hitlerjugend en zijn twee met een kinderuitzending naar Duitsland of Oostenrijk meegegaan. Vier van de acht mannen zijn
uiteindelijk gerekruteerd voor een SSsoldatenopleiding, waarvan drie ook daadwerkelijk naar het Oostfront zijn gegaan. Eén van de geïnterviewde vrouwen werkte toentertijd als verpleegkundige aan het front om de gewonde soldaten te verzorgen. In sommige gevallen waren de activiteiten van de ouder(s) reden voor de Nederlandse regering hen in aanmerking te laten komen voor heropvoeding, in andere gevallen was dit vanwege hun eigen ervaringen tijdens de oorlog. Een interview dat me altijd zal bijblijven is het verhaal van een meneer die in eerste instantie anoniem contact zocht met Cogis. Hij groeide op in een gezin dat in de crisisjaren moeilijk kon rondkomen. Er was geen geld voor het verenigingsleven en toen hij mooie aanplakbiljetten zag hangen waarop stond dat jongens zich konden opgeven voor het Duitse leger en een sportopleiding zouden krijgen, meldde hij zich aan. Hij kwam terecht in Oostenrijk waar van zijn mooie verwachtingen niets meer overbleef. Afhaken kon toen niet meer omdat weigeraars en plein public werden geëxecuteerd. Meneer werd uiteindelijk verantwoordelijk voor de beveiliging van de Nederlandsche Ambulance, die onder Duitse leiding stond, en zich vlak achter het front bevond. Daar zag hij vreselijke dingen, vooral toen de Russen steeds verder naar het Westen optrokken. Na het einde van de oorlog werd hij in de Amerikaanse zone krijgsgevangen gemaakt en vernederd door andere vervolg op pagina 3
Informatie over de Werkgroep Herkenning
Donateur worden van Herkenning?
Secretariaat:
U kunt donateur worden van de Stichting Werkgroep Herkenning. U ontvangt dan ons informatiebulletin dat eens per kwartaal verschijnt. Ook kunt u deelnemen aan de activiteiten die onze Stichting organiseert. De Stichting vraagt van de donateurs een jaarlijkse bijdrage van € 20,00. Een hogere bijdrage is uiteraard welkom. Kunt u een bedrag van € 20,00 niet missen, dan mag dat echter geen belemmering zijn om u te laten inschrijven, elke andere lagere bijdrage is welkom. U kunt uw bijdrage storten op rekeningnummer 5285797, ten name van Stichting Werkgroep Herkenning, Nieuwsteeg 12, 4196 AM Tricht, onder duidelijke vermelding van uw naam en adres (zeker bij telebankieren is dit heel belangrijk!)
Nieuwsteeg 12 4196 AM Tricht 0345-573190 email:
[email protected] Adreswijziging s.v.p. aan het secretariaat
Landelijke hulptelefoon: 030 6701979 Bestuur: Cuny Holthuis-Buve, voorzitter Ton Scheffel, secr.-penningmeester Jeanne Diele-Staal, lid Ab van Aldijk, lid Johan Wagenaar, lid
Regiocoördinatoren:
Mocht u vragen hebben omtrent deze procedure, neem dan contact op met het secretariaat: 0345-573190, Nieuwsteeg 12, 4196 AM Tricht
[email protected]
Friesland Roelie Ansingh 0512 303174 Groningen Jurriën Oortwijn 050 3110955 Drenthe Pieter Kempers 0591 659904 Flevoland Pragit Koot 0320 412116 Brabant Hans van Hoof 0413 475838 Limburg Margreet Vorstenbosch 046 4373822 Zuid-Holland Dirk Mostert * 010 2622645 Salland & Twente Arjen & Mieke de Groot 053 4344801
Bijdragen inzenden voor het Bulletin: De redactie bekijkt binnengekomen stukken op:
* b.g.g. het secretariaat -goede leesbaarheid -eenduidigheid wat de inhoud betreft -lengte van de tekst in verhouding tot de beschikbare ruimte
Contactpersoon partners van: Joke Snijders
033 4617673
Contact Kinderen van Duitse Militairen:
Indien nodig wordt met de schrijver van de tekst overleg gepleegd.
Ab van Aldijk 023 5240898 of 06 533382670
Redactie Bulletin:
De inhoud van de stukken mogen niet strijdig zijn met de doelstellingen van Herkenning.
Cuny Holthuis-Buve Gonda Scheffel-Baars, hoofdredacteur
[email protected] Webmaster: Tosh Koot
Als een bijdrage van iemand wordt opgenomen, geldt dat de redactie voor de inhoud ervan geen verantwoordelijkheid draagt. Verdere informatie in het colofon op de laatste pagina van dit Bulletin
Voor het laatste nieuws over activiteiten van de Werkgroep Herkenning en over andere zaken die voor de doelgroep van Herkenning van belang kunnen zijn, raadpleeg de website: www.werkgroepherkenning.nl
2
vervolg van pagina 1
Zij voelen zich in veel gevallen schuldig over het verloop van de geschiedenis, maar zijn ook van mening dat zij vooral slachtoffer waren van de situatie en na de bezetting ten onrechte voor 'heropvoeding' in aanmerking kwamen. Er was één persoon die nog steeds trots is op zijn nationaalsocialistische opvoeding. Zijn vader had een leidinggevende functie bij een regionale afdeling van de NSB, thuis werd 'Mein Kampf ' gelezen en het gezin bezocht regelmatig partijbijeenkomsten in Lunteren. Tijdens het interview zei hij: 'Als alle Joden naar Madagascar waren gegaan, waren er niet zoveel omgekomen'. Als interviewer weet je dan even niet wat je moet zeggen. Het is niet de bedoeling dat je met iemand in discussie gaat, ook al voel je die behoefte.
Nederlanders. Na omzwervingen en ontberingen kwam hij uiteindelijk terecht in Scheveningen waar hij regelmatig werd ondervraagd door de Politieke Opsporingsdienst. Van enige heropvoeding was volgens meneer geen sprake. In 1948 moest hij voorkomen, werd in vrijheid gesteld onder de voorwaarden dat hij tien jaar niet mocht stemmen, niet in militaire dienst mocht en geen ambtenaar mocht worden. Deze meneer had nog nooit zijn verhaal verteld, zelfs zijn vrouw en kinderen hebben zijn verhaal nooit gehoord. Hij heeft vijf uur gesproken, was bij vlagen zeer emotioneel maar was opgelucht dat hij eindelijk, na zoveel jaar, zijn verhaal kon vertellen. Wat opvalt – al in de voorgesprekken die we hebben gehad – is het feit dat de betrokkenen relatief maar weinig weten over de periode direct na de bezetting, in vergelijking met de herinneringen aan hun belevenissen en ervaringen van in de oorlog. De herinneringen aan de Nationale Jeugdstorm, de Hitlerjugend, een Duitse school, verblijf in Duitsland, (para-)militaire opleidingen, oorlogshandelingen aan het front, het zover weg zijn van vader en moeder en krijgsgevangenschap hebben blijkbaar zoveel meer indruk gemaakt dan een verblijf van een paar maanden in een tehuis, barakkenkamp of gevangenis. Ondanks de pesterijen, vernederingen en honger die sommigen in deze periode hebben ondervonden, was het een relatief rustige tijd. Sommige kandidaten bewaren positieve herinneringen aan het tehuis: het onder elkaar zijn van leeftijdsgenoten, goede en zorgzame leidsters en de mogelijkheid een vak te leren of ergens te gaan werken. In die chaotische tijd van direct na de bezetting waren er blijkbaar geen duidelijke richtlijnen hoe met deze jongeren om te gaan. Sommigen werden als misdadiger beschouwd en werden gestraft, anderen daarentegen werden geholpen 'het rechte pad' weer te vinden. Alle geïnterviewden zijn van mening dat er eigenlijk geen sprake was van enige heropvoeding, maar in het beste geval eerder van opvang of in mindere gevallen straf. Tegelijkertijd vinden alle deelnemers aan het project dat heropvoeding niet nodig zou zijn geweest. Ze kregen thuis een goede opvoeding, alleen hadden de ouders een verkeerde politieke keuze gemaakt.
Momenteel worden alle interviewbanden omgezet naar DVD zodat medewerkers van Cogis de interviews kunnen transcriberen (letterlijk uittypen, wat een voorwaarde van VWS is.) De interviews worden uiteindelijk samen met de transcripties, samenvattingen en ondertekende contracten ondergebracht in het DANS-archief in Den Haag. Afhankelijk van de mate van toegankelijkheid die de geïnterviewde gekozen heeft (algemeen toegankelijk of slechts voor wetenschappelijke doeleinden) zullen de interviews – na toestemming van Cogis – te raadplegen zijn. Twee van de verhalen zijn ook via het Open Archief te raadplegen: Interviewster vertelt over haar eerste gesprek Oorlogsverleden
De meeste geïnterviewden hebben grote moeite met het feit dat zij op de en of andere manier betrokken zijn geweest bij een politiek systeem dat zoveel verwoesting en ellende heeft veroorzaakt. 3
volgend Bulletin krijgt u daar meer informatie over.
Vanuit het bestuur
W
ij hebben als bestuur een hectische tijd achter de rug met een bestuurswisseling waarover wij u ook hebben bericht. In dit nummer is een korte uiteenzetting over deze kwestie apart bijgesloten. Degenen die het Bulletin per mail ontvangen zullen die nadere informatie per aparte mail toegestuurd krijgen.
De jongeren gespreksgroep gaat in het voorjaar van start. Wie na 1950 geboren is en interesse heeft kan zich nog opgeven bij Inge Jager,
[email protected] Verantwoording In dit Bulletin vindt u ook onze jaarlijkse verantwoording van de uitgaven en wat we ermee hebben gedaan. Graag willen wij u in de gelegenheid stellen om zelf te controleren wat er met de donateurgelden gebeurt. Daarom willen we als bestuur een kascommissie instellen.
Na 65 jaar het taboe voorbij? Het voorjaar komt eraan en dan naderen we de e 65 verjaardag van de bevrijding. Een goede reden om de houding t.o.v. kinderen van “foute” ouders nog eens onder de loep te nemen. Dat zal gebeuren in het symposium “Het taboe voorbij?” op 24 april a.s. Het organiseren is een hele klus en niet mogelijk zonder de enorme inzet van donateurs als Gonda Scheffel en Monika Diederichs en niet te vergeten Bas Kromhout redacteur van het Historisch Nieuwsblad. Voor dit symposium hebben wij een bijdrage gevraagd van de Stichting Vrienden van de Werkgroep Herkenning. Het belooft een interessante dag te worden, waarop de meest recente inzichten over onze geschiedenis aan bod zullen komen. Ook Koos Groen, over wiens zo juist uitgekomen boek in dit Bulletin wordt geschreven, zal een lezing houden. Er is reeds een vooraankondiging geweest die velen van u per mail zullen hebben ontvangen, die ook op de website www.werkgroepherkenning.nl is te vinden en in dit Bulletin.
Wij wensen u een mooi voorjaar met veel licht en warmte! Hartelijke groeten, het bestuur
Van de redactie
T
wee jaar heeft Gerard van der Woud de eindredactie van het Bulletin verzorgd. Hij heeft zich uitstekend van deze taak gekweten en nu hij zijn taak neerlegt wil ik hem namens de redactie heel hartelijk danken voor zijn toegewijde inzet. Het Bulletin onderging uiterlijk een metamorfose en oogde professioneler dan ooit tevoren. Op dit moment hebben we nog geen opvolger voor hem gevonden. Voor dit nummer hebben we assistentie gekregen van Loes de Jong, van de firma die het Bulletin altijd drukt. We zijn erg blij met haar hulp!
Aandacht voor de schrijfprestaties van onze eigen donateurs op 4 september Veel van onze donateurs hebben geschreven over hun eigen leven en onze geschiedenis. Het lijkt ons een goed idee om op de volgende donateursdag daar eens uitgebreid aandacht aan te besteden. Over de precieze vorm denken we nog na, hebt u ideeën of wilt u meehelpen, neem dan even contact op met Ton Scheffel 0345573190 of Cuny Holthuis 071 5220550 De donateursdag zal dit jaar plaats vinden op 4 september op de langzamerhand vertrouwde plek De Twee Marken in Maarn. In het 4
In het kader van het project Erfgoed van de Oorlog werden gesprekken gevoerd met een tiental mensen die in heropvoedingskampen of –tehuizen hebben verbleven. Ceciel Huitema bericht hierover en kondigt ook workshops aan gericht op het schrijven van het levensverhaal.
U ontving per mail al een aankondiging van het symposium van 24 april a.s. In dit Bulletin treft u wat aanvullende informatie op de uitnodiging die is bijgesloten, respectievelijk in een aparte mail aan u wordt toegezonden.
Voor de naoorlogse generatie is een nieuwe Duitse website de moeite waard om er een kijkje op te nemen. De redactie hoopt dat dit nummer van het Bulletin weer een gevarieerd aanbod van artikelen bevat die u met interesse zult lezen. Reacties en eigen bijdragen zijn altijd van harte welkom.
Het secretarieel en financieel jaarverslag geven u een indruk van het reilen en zeilen van Herkenning in het afgelopen jaar. Herkenning en wij als KFO staan op dit moment op de agenda van de geschiedschrijvers. Reden om te bekijken wat de mogelijkheden, maar ook de grenzen van de mogelijkheden van geschiedschrijving zijn.
Namens de redactie, Gonda Scheffel-Baars
Daarom in dit nummer ook ruime aandacht voor het boek van Koos Groen 'Fout en niet goed' en voor het boek van Klijn en Te Slaa 'De NSB. Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging 19311935'. Dineke Swart maakt ons in haar bijdrage attent op een paar interessante artikelen in het herfstnummer van Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis. Monika Diederichs is bezig met een onderzoek naar de lotgevallen van kinderen van Duitse militairen en roept lezers van het Bulletin die tot deze groep behoren op om aan haar onderzoek deel te nemen. Gerard van der Woud schreef een boeiend stukje over een 'verdwenen' rockopera 'Der Führer'.
BEELDBANKWO2 Alle oorlogsfoto's van de oorlogs- en verzetsmusea, herinneringscentra en het NIOD zijn nu online beschikbaar: www.beeldbankwo2.nl
Fred Vaassen trok vorig jaar veel publiek bij zijn voorstelling ‘Schreeuwen aan het graf'. In dit Bulletin treft u de data aan waarop hij ditzelfde programma dit jaar in diverse plaatsen in Nederland zal spelen.
'Evenals de regeringen in andere Westeuropese landen, hadden al deze regeringsfunctionarissen in de maanden die onmiddellijk op de bevrijding volgden, de handen vol aan het beteugelen van de volkswoede met betrekking tot oud-N.S.B.-ers, collaborateurs en meisjes die, omdat liefde zich niet aan grenzen tussen staten laat binden, omgang hadden gehad met Duitse soldaten'. Uit: Mensen en machten, examenboek geschiedenis Havo/VWO, 1985’
In Vught wordt tot 9 mei een tentoonstelling gehouden getiteld 'Liefde in oorlogstijd', waarin aandacht wordt besteed aan alle liefdesrelaties, want 'wat is 'goed’ of ‘fout' in de liefde?’ 5
Speeldata One Man Show 'SCHREEUWEN AAN HET GRAF' van FRED VAASSEN datum
plaats
inlichtingen
reserveren
Joure
www.haske-joure.nl
0513-415281
22-4-2010
Emmeloord
www.theater-voorhuys.nl
0527-699907
23-4-2010
Naaldwijk
www.westlandtheater.nl
0174-636900
24-4-2010
Workum
www.nutworkum.nl
0515-541314
27-4-2010
www.uitbalie.nl Sittard (in stadsschouwburg Sittard)
1-5-2010
Hellevoetssluis
www.theatertweehandjes.nl
0181-310473
4-5-2010
Sneek
www.theatersneek.nl
website
5-5-2010
Eindhoven
www.parktheater.nl
040-2111122
7-5-2010
Rijssen
www.parkgebouw.nl
0548-544140
8-5-2010
Wijk bij Duurstede
www.calypsotheater.nl
0343-591030
9-4-2010
046-4524400
In zijn productie 'Schreeuwen aan het graf' neemt Fred Vaassen zijn publiek mee op een emotionele reis naar Polen en maakt hij het deelgenoot van twee bewogen levens, getraumatiseerd door de oorlog. Een man, Kees Loudon, heeft zojuist zijn beste vriend begraven, die hij tien jaar eerder ontmoette in een trein op weg naar Polen. Van beiden was de eindbestemming Auschwitz. Ieder had echter zijn eigen reden om daar naar toe te gaan. De een als zoon van een NSB-vader, de ander als de enige overlevende van een Joodse familie. Ze hebben gemeen dat ze alles hebben weggestopt. Beiden voelen ze zich slachtoffer. Beiden gaan ze op reis. Beiden zijn ze op zoek. Sem Paardenkoper vertelt zijn verhaal. Er ontstaat een band. Ze bezoeken een week lang het concentratiekamp en vanaf dan maken ze elk jaar deze reis. Samen naar Auschwitz. Tien jaar lang. Terwijl Kees dit allemaal na de begrafenis overdenkt, komt zijn jeugd in volle hevigheid terug. De eenzaamheid, de vernederingen. De zoektocht in het dossier van zijn vader en de onvermijdelijke breuk met hem.
6
Vrijwilligers Het telefoonteam had het ondanks de aandacht die wij in de media kregen aanmerkelijk rustiger dan het afgelopen jaar. Het team kwam vier keer bij elkaar voor supervisie. Wij zijn erg blij dat mevrouw Anneloes Hamelynck zich hiervoor steeds belangeloos inzet. Ook onmisbaar is mevrouw M. Kruse die wekelijks de telefoon doorschakelt naar de dienstdoende vrijwilliger. 31 januari vond er een bijeenkost plaats met alle vrijwilligers van Herkenning. Naast de ervaring van iedereen weer even te zien en bij te praten ging er veel aandacht naar de jongeren. Dit resulteerde in het volgende: Samen met Jeanne Diele-Staal en enkele jongeren werd er gezocht naar de mogelijkheden die er gewenst en aanwezig waren. Voor 2010 is dan ook een gespreksgroep gepland voor deze jongeren. Ook is aandacht besteed aan het belang van ervaringsdeskundigheid en heeft Gonda Scheffel verteld over de internationale samenwerking
Secretarieel jaarverslag 2009 2009 was een jaar waarin wij ons voor een groot deel bezig hielden met externe zaken. Het aantal donateurs nam met 47 af (niet betalend, overlijden, bedankt of verhuisd zonder bericht), maar nam toe met 9 nieuwe aanmeldingen. Het bestuur Het bestuur is in vergadering bijeen geweest op 22 januari, 9 april, 28 mei, 22 juli, 25 augustus en 19 november. Op 9 december zijn we bij elkaar geweest om onder leiding van Anneloes Hamelinck te praten over de onderlinge communicatie binnen het bestuur. Helaas heeft dit niet tot resultaat geleid. In april kwam Ab van Aldijk het bestuur versterken. Verdere pogingen om tot uitbreiding van het bestuur te komen hebben niet tot resultaat geleid. Afscheid Mieke de Groot-Waanders gaf te kennen dat zij wilde stoppen met haar deelname aan de telefoondienst. Wel blijft zij beschikbaar als regiomedewerkster. Wij hebben van haar en de mensen die vorig jaar bedankten als vrijwilliger voor de telefoondienst, samen met hun collega-vrijwilligers, afscheid genomen. Donateurdag Op vrijdag 6 maart vond er een donateurdag plaats in de Twee Marken te Maarn waarvoor zich 51 mensen hadden opgegeven. Na de film 'Oorlogsrust', die vorig jaar op het programma stond was er behoefte aan een vervolg op dit onderwerp. Daarom was aan twee medewerkers van de Stichting Cogis, te weten Evelyn Houtman en Renate van den Bronk, gevraagd een programma voor deze dag te maken en de dag te leiden. Het thema van deze dag was 'omgaan met ouder worden'. Naast Evelyn en Renate hebben ook Cuny en Jeanne veel energie gestoken in het welslagen van deze dag. Na een plenaire ochtend waren er 's middags verschillende groepen die zowel op onderwerp als leeftijd ingingen op de problematiek. Voor zowel de deelnemers als de begeleiders was het soms verhelderend en wij kunnen terugkijkend dit dan ook een geslaagde dag noemen.
Open Archief Met de website www.openarchief.nl waar het inventariseren van levensverhalen van kinderen van “foute”ouders centraal staat hadden we dit jaar minder van doen. Wel kwam de begeleidingsgroep, waarin de voorzitter ons vertegenwoordigt, bij elkaar en stond de “levensduur” van de site ter discussie. Gelukkig is voor dat laatste een oplossing gevonden en kunnen we met de nog aanwezige en toegezegde subsidies nog een jaar verder. De contacten met mevrouw Ceciel Huitema, de projectsecretaris, verliepen goed. Publiciteit Medewerking van lotgenoten werd direct of indirect verleend aan: TV programma 'De Wandeling' van de KRO in Westerbork met Tineke van Hal, 13 maart. Reichsschule Valkenburg in TV programma 'Andere Tijden', 9 april TV programma Kruispunt 'De derde generatie' met Natascha van Wezel en Hannie Besselink, 3 mei RVU 'In de familie' met kind van een Duitse militair, 8 september 7
Hoewel de onderzoekers van het NIOD voor onze kritiek niet direct begrip hadden, hopen wij toch dat we tijdens dat gesprek meer over onze ervaringen en verwachtingen duidelijk hebben kunnen maken. Wij verwachten dat de uitkomst van de twee onderzoeken, die op dit moment gaande zijn, voor ons beter herkenbaar zal zijn.
Omroep Gelderland in de week van 14-20 september rond het thema Market Garden met Kiek Bierman de TV-serie voor de jeugd "13 in de Oorlog" over de NSB, 8 november TV programma ''Das Meisje und der deutsche Soldat'' met Monika Diederichs op WDR 7 december. TV programma 'De Wandeling' van de KRO in gesprek met Dick Woudenberg 11 en 18 december
Opzetten van een Kenniscentrum voor de naoorlogse generatie Samen met KOMBI en in overleg met COGIS is gestart met een werkgroep om de ervaringskennis van de kinderen van de oorlog bruikbaar te maken voor toekomstige generaties. Een aantal tweede generatie organisaties heeft zich daarbij aangesloten en er wordt nu samen gewerkt om te kijken of en hoe dit te realiseren is.
Website Het lukt steeds beter de website onder beheer van de webmaster, Tosh Koot, bijgewerkt te houden. Helaas lukt het niet in de vakantieperiode de site up to date te houden en zijn wij ook hiervoor op zoek naar een vrijwilliger. Er zijn steeds meer mensen die de weg naar Herkenning op deze manier weten te vinden. Dit kan zijn voor informatie, maar ook voor het plaatsen van oproepen, of voor het lezen van de oudere bulletins. Minder vaak leidt dit tot een actieve betrokkenheid.
Internationale contacten Het International Bulletin dat door de Werkgroep gesponsord wordt, verscheen tweemaal. Het lezersaantal is op dit moment ongeveer 180. Het bereikt mensen over de hele wereld, mensen die zich als kind van de oorlog, wetenschapper of journalist/schrijver met de psychische en sociale gevolgen van oorlog bezighouden.
Bulletin. Het bulletin is in 2009 vier keer verschenen. De redactiecommissie is goed op elkaar ingespeeld en het resultaat mag er zijn. Het aantal dat via de elektronische snelweg zijn weg vindt naar de donateurs breidt zich nog steeds uit, dit mede door de extra aandacht die er aan geschonken is.
Eind van het jaar is er een begin gemaakt met het organiseren van een internationaal symposium in het voorjaar van 2010.
Externe contacten De contacten met de maatschappelijk werkers van de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Midden Holland, team Oorlogs- en Geweldsgetroffenen zijn na ziekte en vervolgens vertrek van een van de mensen beëindigd. Wel bereikten ons enkele berichten van mensen die zowel in Het Sinaï centrum als bij Stichting Centrum 45 terecht konden, ook al gaat dit nog niet zonder slag of stoot. NIOD Veel aandacht ging ook uit naar de presentatie van het boek “Besmette jeugd” van Ismee Tames. Voor velen onder ons was de inhoud van dit boek erg teleurstellend. Er was behoefte bij het bestuur om met haar hierover te spreken. Dit gesprek was helaas te kort en de onderwerpen die niet aan de orde konden komen zijn haar later per mail voorgelegd. Hierna heeft het bestuur een gesprek georganiseerd met Ismee Tames, Bram Enning en Peter Romijn, waarbij ook een aantal lotgenoten aanwezig was.
‘Van de joden en andere slachtoffers die de oorlog overleefden, ondervonden velen psychische problemen. Dat was ook het geval bij kinderen van NSB-ers. Er bleken nog lange tijd anti-Duitse gevoelens te leven.' Uit: Historia, geschiedenis en staatsinrichting voor de bovenbouw Havo/VWO, 1990
8
GESCHIEDSCHRIJVING: MOGELIJKHEDEN EN GRENZEN Als KFO en als Herkenning hebben wij te maken met geschiedschrijving: we schrijven autobiografieën of vertellen onze verhalen op het Open Archief en er wordt door anderen over ons geschreven. Wat mogen en kunnen we van geschiedschrijving verwachten? Vroeger liet de meester of de juf kinderen die de dag ervoor op schoolreis geweest waren er altijd een opstel over schrijven. Zaten er dertig kinderen in de klas, kreeg je dertig verschillende verhalen. We zouden gek opgekeken hebben als dat 30 dezelfde verhalen geweest zouden zijn! Want elk kind heeft de schoolreis op een andere manier ervaren: de een vond de dierentuin het belangrijkste, een ander juist de speeltuin en nog een ander vond er helemaal niets aan omdat hij wagenziek was en blij was weer thuis te zijn….Die 30 opstellen zijn in principe historische bronnen. Als een historicus jaren later wil gaan reconstrueren hoe die schoolreis is verlopen, kan hij van deze persoonlijke impressies gebruik maken en zo aan de weet komen wat er zich zoal op die dag heeft afgespeeld. Hij zal er nooit achter komen wat er precies gebeurd is, maar hij zal in grote lijnen kunnen schetsen wat die schoolklas die dag heeft meegemaakt. Als van een evenement van een uur of 8, meegemaakt door 30 leerlingen en hun begeleiders, al geen eenduidig verhaal gemaakt kan worden, hoe zal er dan ooit een eenduidig en feitelijk objectief geschiedenisverhaal geschreven kunnen worden over gebeurtenissen die vele maanden of jaren duurden en waarvan de gevolgen door miljoenen mensen werden gevoeld? De 30 verschillende opstelletjes bewijzen dat wat historici in de 19e eeuw nastreefden,
een bepaalde gebeurtenis meerdere verslagen te pakken zien te krijgen, hij zal de diverse invalshoeken bestuderen en met elkaar vergelijken, maar dan nog zal het eindresultaat niet meer zijn dan dat het kan zijn: een interpretatie, een subjectief verslag. Daarmee wordt de historicus niet gediskwalificeerd, een objectieve kijk op het verleden bestaat eenvoudig niet. Een historicus die zijn vak goed uitoefent is zich dat ook bewust. Het begint natuurlijk al bij de bronnen die hij gebruikt. Soms zijn er over een bepaalde gebeurtenis maar heel weinig bronnen beschikbaar en moet de historicus een beeld van het gebeuren schetsen dat gebaseerd is op dat kleine aantal bronnen. Komen er later andere bronnen boven water, dan kunnen die soms de eerdere conclusies onderuit halen, omdat ze een nieuwe kijk op het gebeuren geven, een aanvulling, een correctie. Soms zijn er zoveel bronnen dat een onderzoeker een keuze moet maken: dat is per definitie een subjectieve actie, want welke bronnen wil hij gebruiken en welke niet? Een historicus begint nooit blanco aan een onderzoek; dus ook bij het zoeken en schiften van bronnen zal het idee dat hij over een bepaalde gebeurtenis heeft al meespelen en zijn keuze beïnvloeden. Dan komt meteen het volgende keuzemoment om de hoek kijken: welke gegevens uit de geselecteerde bronnen wil hij wel, welke wil hij niet gebruiken? De – vaak onbewuste! – verleiding is groot om gegevens die afwijken van wat de historicus al als mogelijke conclusie van zijn onderzoek in zijn hoofd heeft, naast zich neer te leggen en niet te gebruiken.
n.l. de geschiedenis bestuderen en beschrijven ‘wie es eigentlich gewesen ist' een illusie is. Wat we bij de kinderen als vanzelfsprekend aannemen, n.l. dat ze vooral dat in hun opstellen zullen vermelden wat voor hen het belangrijkste was, dat zij een persoonlijk, dus principieel subjectief, verslag schrijven, moeten we voor historici in principe ook aannemen. Weliswaar zal elke historicus die zijn vak op een wetenschappelijk niveau beoefent proberen zijn bronnen zo objectief mogelijk te interpreteren, hij zal proberen van
De historicus neemt zijn eigen persoon mee in zijn werk. De geschiedkundige die in een arbeidersgezin is 9
opgegroeid, eerst voorzichtig de mulo heeft
Anderen beweren precies het omgekeerde: juist de erbij betrokkenen missen het overzicht, zitten verstrikt in emoties en kunnen dus niet over die onderwerpen schrijven.
gevolgd, daarna via avondlessen het gymnasium heeft afgerond om pas daarna zijn studie aan de universiteit te beginnen, zal waarschijnlijk over andere onderwerpen onderzoek gaan doen dan de historicus die opgegroeid is in een familie waar 'iedereen' naar de universiteit ging en die dus linea recta van de lagere school via het gymnasium op de universiteit kwam. En hij zal over dezelfde gebeurtenissen op een andere manier schrijven dan zijn collega, geboren in een universitair milieu. De verschillende levenservaringen in de verschillende sociale klasse en culturele omgeving beïnvloeden deze historici. Dit wordt met een ingewikkeld woord hun 'standplaatsgebondenheid' genoemd. Geen enkele wetenschapper ontkomt hieraan.
Als een historicus nú over de Franse tijd en de inlijving van Nederland bij Frankrijk schrijft, dan roept dat bij hemzelf en bij zijn lezers geen heftige emoties op; want niemand heeft meer een neef die met kapotgevroren voeten van de mislukte veldtocht naar Rusland terugkeerde, of een oom die door de instelling van het Continentale Stelsel niet meer met zijn schip kon uitvaren om haring te vissen, of een oudtante die door de economische malaise honger leed en meedeed aan de aanvallen op de douaniershuisjes. Napoleon, waarvan iedereen weet dat hij een dictator was en honderdduizenden jonge mensen de dood indreef door zijn expansiedrang kan toch met bewondering worden beschreven, niemand neemt daar meer aanstoot aan. Schrijven over de Tweede Wereldoorlog roept nog wel bij heel veel mensen hevige emoties op; maar er zal een tijd komen waarin dat niet meer zal gebeuren – al mag je dat van sommige historici vandaag de dag niet zeggen!
Een historicus moet over een goed inlevingsvermogen beschikken. Hij zal zijn best doen zich in te leven, maar er zijn denk ik duidelijk grenzen aan dat inlevingsvermogen. Toen ik mijn schoondochter vertelde over het leven in de jaren vijftig, één keer in de week in bad (de teil),
Geschiedschrijving berust dus op interpretaties die beïnvloed worden door de levenservaringen en afkomst van de historicus, door zijn inlevingsvermogen, door zijn keuze van de bronnen en door de keuze van de gegevens uit die bronnen. Toch zal de historicus dwars tegen al deze subjectieve elementen in naar eer en geweten proberen het materiaal zo integer mogelijk te behandelen en een zo objectief mogelijk beeld te schetsen. De bekende historicus Pieter Geyl schreef dat het de taak van de historicus is om het beeld te 'vergruizen'. Van een bepaald tijdperk of een bepaalde gebeurtenis is door de studie van een
één keer per week schoon ondergoed, kon ze dat nauwelijks begrijpen. Het leek of ik over het leven op een andere planeet sprak. Kan een atheïst over een religieus onderwerp schrijven of over de Middeleeuwen die gedrenkt waren in religie, kan een man over vrouwengeschiedenis schrijven of een blanke over de geschiedenis van de koloniale volkeren? Vaak wordt gezegd: je kunt er niet over schrijven als je het niet zelf hebt meegemaakt. 10
historicus of enkele geschiedkundigen een zeker beeld ontstaan. Als er iemand komt die op grond van nieuwe bronnen een andere kijk introduceert, of die de bekende bronnen op een andere manier interpreteert, dan krijgt hij meestal tegengas.
(de oorlog, de holocaust) nooit meer' volkomen in de lucht. Als je niet weten en begrijpen kunt hoe zoiets kon ontstaan, dan kun je dus ook niet weten hoe je zoiets in de toekomst kan voorkomen! Juist met het oog op de toekomst zul je dus het 'onvergelijkbare' en 'onbegrijpelijke' moeten bestuderen, o.a. door vergelijken:
Een nieuw (in)zicht wordt zelden meteen met gejuich begroet. Historici die zouden moeten weten hoe fragiel de bodem onder hun inzichten is, fragiel vanwege de vele subjectieve elementen die tot dat inzicht hebben geleid, blijken in de praktijk erg veel waarde aan eigen inzichten te hechten en moeite te hebben de zaak vanuit een andere hoek te bekijken.
door de overeenkomsten en de verschillen op te sporen. Twee jaar later verscheen een geschiedenisboek voor de volwasseneneducatie op de markt waarin in een hoofdstuk de dictaturen van de Nazi's en die van de Sovjets naast elkaar werden gehouden…. Niemand nam er toen meer aanstoot aan. Nanda van der Zee benoemde in haar boek 'Om erger te voorkomen' (1997) 'het uitwijken van de regering naar Londen' zoals de terminologie tot dat tijdstip luidde, gewoon als 'de vlucht' van koningin Wilhelmina en haar regering. Half Nederland viel over haar heen, want 'ze had dezelfde bewoordingen gebruikt als destijds de NSB'. Het ging er niet over of het 'uitwijken' per saldo toch terecht als 'vlucht' kon worden gekenschetst, het ging over een taboe op terminologie. Nu, jaren later, heeft iedereen in de media het gewoon over 'de vlucht.'
Voor de Tachtigjarige Oorlog gold decennialang de strijd om godsdienstvrijheid als belangrijkste reden. De meeste historici waren van protestante huize. Toen de meer liberaal georiënteerde historici van zich lieten spreken kwam er consensus over een tweede factor, n.l. de vrijheidsstrijd. Dat die vrijheid zich eigenlijk beperkte tot de vrijheden van de adel, dat het een strijd om hún belangen was, kwam pas eind twintigste eeuw steeds duidelijker in beeld. Toen de Marxist Erich Kuttner in 1942 met zijn boek 'Het hongerjaar 1566' de sociaal-economische factor als belangrijkste reden aanvoerde – de erbarmelijke woon- en werkomstandigheden van de arme textielarbeiders in NoordFrankrijk en Vlaanderen – werd hem dat niet in dank afgenomen. Toen de historicus In 't Veld in 1988 een artikel publiceerde waarin hij de kampen in de SovjetUnie vergeleek met de kampen uit de Nazitijd, werd hij door collega's onder vuur genomen: hoe haalde hij het in zijn hoofd om deze systemen met elkaar te vergelijken! Vanuit de meestal onuitgesproken overtuiging: het Nazisysteem was zo misdadig dat elke vergelijking met een ander systeem uit den boze is. In t' Veld heeft zijn confraters van repliek gediend waarin hij stelde dat onze kennis voor een flink deel juist op vergelijking stoelt. Vergelijken houdt nog geen gelijkschakeling in en als je stelt dat iets onvergelijkbaar of niet te begrijpen is, dan hangt natuurlijk een – eerlijke – frase als: 'dit 11
Het gaat niet alleen om nieuwe gezichtspunten. Tot ver in de twintigste eeuw ging 'geschiedenis' over koningen, keizers, admiraals en generaals, over staatslui en religieuze machthebbers, over oorlogen en vredessluiting. Het gewone volk, vrouwen en kinderen en minderheden in een samenleving kwamen niet aan bod, onderwerpen over economie, cultuur en maatschappij kwamen hoogst zelden aan de orde. Daar is gaandeweg de vorige eeuw verandering in gekomen. Gesteund door emancipatiebewegingen kwamen de minderheidsgroepen aan het woord en werd hun verhaal geïntegreerd in het bestaande geschiedenisverhaal en in het
collectieve geheugen. De geschiedschrijving is eeuwenlang door de calvinisten gemonopoliseerd geweest en Rooms Katholieke historici zoals Rogier hebben heel wat moeten knokken om gehoor te vinden. Hij zette kritische kanttekeningen bij het glorieuze verhaal van de Tachtigjarige oorlog en toonde aan dat de calvinisten, toen ze eenmaal voor zichzelf godsdienstvrijheid hadden verworven, hun Rooms-Katholieke volksgenoten de openbare uitoefening van hun geloof verboden. Ze werden niet op de brandstapel gezet, maar wel tot halverwege de e 19 eeuw als tweederangsburgers behandeld. En die alom bejubelde Watergeuzen, de bevrijdingsstrijders, konden, gezien van de andere kant, evengoed als terroristen betiteld worden. Het feminisme zette de vrouw in de geschiedenis op de kaart, het socialisme de arbeiders. De mensen die de Jappenkampen overleefden hebben jarenlang strijd moeten voeren voor de erkenning van 'hun' oorlog en integratie van hun verhaal in de Nederlandse, vaderlandse geschiedenis.
vergelijking, zonder die 'andere' kant kun je de geschiedenis van dat tijdperk niet schrijven. Blijft het feit, dat historici bang zijn voor nieuwe gezichtspunten, de ommezwaai naar een nieuwe kijk, een aanvullende of corrigerende kijk, zo moeizaam meemaken of eenvoudig weigeren mee te maken. Waarom? Is het zo moeilijk om de voorlopigheid van eigen inzicht en interpretatie in te zien, of is de macht van de 'politieke correctheid' zo groot? Vrezen ze de aantasting van hun zichzelf aangemeten autoriteit? Chris van der Heijden werd na de verschijning van zijn boek 'Grijs verleden' gezegd dat hij als kind van… niet over dit onderwerp kon schrijven (want te zeer erbij betrokken en dus subjectief). Maar vrouwen wordt toch ook niet verweten dat ze over de geschiedenis van vrouwen schrijven, of mensen die het Jappenkamp overleefden dat ze over de oorlog in Indië of over Japan schrijven? Sytze van der Zee kreeg kritiek op zijn boek ‘Vogelvrij', omdat hij erin beschreef dat onderduikers niet alleen door niet-Joden, maar ook door een aantal Joden waren verraden. Dit was al veel langer bekend, maar De Jong en Belinfante hebben het gegeven gemarginaliseerd; het is ook een pijnlijke zaak.
En zo moet ook onze geschiedenis, maar ook die van onze ouders, een plaats krijgen in dat verhaal. Dat van ons erin krijgen gaat niet zonder slag of stoot, dat van onze ouders nog moeilijker. Luke Holland, die een project doet waarin hij mensen die in het Duitse Nazisysteem gefunctioneerd hebben interviewt, op dezelfde wijze waarop Steven Spielberg overlevenden van de Duitse concentratiekampen geïnterviewd heeft, heeft van veel kanten de wind van voren gekregen: daders laat je niet aan het woord. Zijn standpunt is echter: die laat je juist wél aan het woord, want zij kunnen ons helpen te begrijpen waarom zij hun keuzes maakten, waarom de dingen gegaan zijn zoals ze gegaan zijn en wat we kunnen doen om te voorkomen dat mensen vanuit hun persoonlijke of economische malaise kiezen voor dictatuur en geweld. Zijn standpunt is, net als dat van In 't Veld in 1988: zonder
Van der Zee kreeg vooral commentaar omdat hij als kind van NSB-ouders daar niet over had mogen schrijven. Het is duidelijk: objectiviteit in de geschiedschrijving is bij bepaalde onderwerpen nog steeds ver weg, er bestaan nog steeds taboes!. Peter Geyl zei dat geschiedenis een 'gesprek zonder eind' is. Ik ben bang dat sommige historici die over de oorlog schrijven dat gesprek helemaal niet willen. Dat is de dood in de pot voor de geschiedwetenschap, deze historici ondermijnen hun eigen vakgebied. Maar erger: ze vervalsen het beeld dat we over de oorlog hebben, door alternatieve benaderingswijzen uit te sluiten. 12
Gonda Scheffel-Baars
Symposium ‘HET TABOE VOORBIJ?’ Op 24 april a.s. wordt in het gebouw De Twee Marken te Maarn, Trompplein 5, een symposium gehouden waarin de geschiedschrijving over kinderen van 'foute' ouders centraal staat. Er wordt op dit ogenblik wetenschappelijk historisch onderzoek naar hun lotgevallen gedaan, en de vraag is welke aspecten daarbij nog niet aan de orde gesteld zijn of op een zodanige manier dat er kritische kanttekeningen bij gezet kunnen worden. En vooral: welke taboes zijn er nog?
De lezers die het Bulletin per post ontvangen zullen een folder met de uitnodiging bijgesloten vinden. Lezers die de emailversie van het Bulletin krijgen zullen de uitnodiging in een aparte mail ontvangen
Het idee een symposium te organiseren is ontstaan uit onvrede over het boek 'Besmette jeugd' van Ismee Tames en uit bezorgdheid over de inhoud van de verdere onderzoeken over onze groep die door haar en haar collega Bram Enning worden gedaan. De behoefte werd gevoeld om ook zelf het woord te nemen. Het is de bedoeling dat de lezingen die op deze dag gehouden worden gebundeld worden en in boekvorm zullen worden gepubliceerd.
Oproep voor respondenten In november 2006 is mijn boek over de relaties tussen Nederlandse meisjes en Duitse militairen uitgekomen. In 'Wie geschoren wordt moet stil zitten' ging het vooral over de vrouwen die in de periode 1940-1945 omgingen met de bezetters.
Er zijn vooraankondigingen van dit symposium gestuurd naar de afdelingen geschiedenis, sociologie, psychologie en rechtsgeleerdheid van alle universiteiten en hogescholen in Nederland. Wij hopen dat veel medewerkers en studenten acte de présence zullen geven in Maarn. Ook zijn alle grote landelijke en regionale bladen op de hoogte gesteld, evenals de diverse omroepverenigingen van radio en t.v. Wij hopen dat de media uitgebreid aandacht aan dit symposium zullen besteden. Uiteraard hebben instanties waar Herkenning betrekkingen mee onderhoudt en hebben onze zusterorganisaties eveneeens de vooraankondiging ontvangen. U als donateur van Herkenning bent natuurlijk ook van harte welkom!
Uit mijn onderzoek bleek dat er uit deze relaties tussen de 13.000 en 15.000 kinderen geboren zijn. Over hun bestaan wordt in de Nederlandse samenleving nog steeds gezwegen. Dit in tegenstelling tot landen als Frankrijk, Noorwegen en Denemarken waar in de afgelopen decennia een aantal onderzoeken en publicaties over dit onderwerp verschenen. Om ook de geschiedenis van kinderen van Duitse militairen in Nederland vast te leggen, ben ik begonnen met een tweede publicatie. Hiervoor ben ik op zoek naar respondenten met een Nederlandse moeder en een Duitse militair als vader.
Het is in verband met het aantal beschikbare plaatsen noodzakelijk zich van tevoren voor deelname aan dit symposium op te geven. Dat kan per telefoon: 071 - 5220550, of 0345 - 573190 of per mail:
[email protected]. Sluitingsdatum aanmelding: 20 april 2010.
Heeft u interesse om aan dit onderzoek deel te nemen, neem dan contact op met:
[email protected] Monika Diederichs 13
Financieel Jaarverslag 2009
op € 1000,00 . Onder de kosten voor onze projecten zien we een begroot bedrag voor de donateurdag van € 3200,00. Hoewel deze dag veel kost willen we de kosten van deelname voor onze donateurs niet verhogen. Het symposium zal ons ongeveer € 6800,00 kosten, maar daarvan hopen wij een groot deel vergoed te krijgen van de Stichting Vrienden van Herkenning. Het gesprokene op het symposium willen we op de een of andere wijze schriftelijk weergeven. De drukkosten voor zo'n boekwerk ramen we op € 4500,00. Voor het Bulletin en het Internationale Bulletin begroten we € 3300,00, terwijl we voor de hulptelefoon, het werk in de regio's en de website een post van € 1400,00 voorzien. Mede door het zoeken van sponsoren hopen we het tekort terug te kunnen brengen.
Ten opzichte van de begroting voor het jaar 2009 is het afgelopen jaar goed verlopen. We hadden een tekort begroot van € 3350,--, maar we hebben het jaar financieel gezien positief af kunnen sluiten. Aan de kant van de inkomsten valt op dat we begroot hadden € 6000,00 te ontvangen, maar dat is meer dan € 7400,00 geworden. We vinden het fijn dat onze donateurs op die wijze blijk geven ons te steunen. Dat we positief eindigden komt ook doordat Cogis ons dit jaar weer subsidie gaf en bovenal door het feit dat een van onze donateurs ons een substantieel bedrag schonk en zich verplichtte dat de komende jaren te blijven doen. Wij zijn die donateur daar erg dankbaar voor. Aan de kant van de uitgaven valt op dat de bestuurskosten hoger waren dan geraamd. Dit heeft te maken met het feit dat ons bestuur is uitgebreid. Aangezien we het afgelopen jaar een paar keer meer vergaderd hebben dan het jaar daarvoor en dat we gesprekken hebben gevoerd over de onderlinge samenwerking is de post reiskosten een stuk hoger dan geraamd. Ook zijn de kosten van het secretariaat en de kosten voor representatie hoger uitgevallen. Daar tegenover staat dat de uitgaven voor het Bulletin en het Internationale Bulletin lager waren dan geraamd. Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat er steeds meer gebruik gemakt wordt van het internet. De kosten van de opvangtelefoon en de website waren lager dan geraamd, maar helaas waren de kosten voor de donateurdag veel hoger dan voorzien.
Namens het bestuur Ton Scheffel (penningmeester)
Gezocht: leden voor een kascommissie. Volgens de wet is een stichtingsbestuur autonoom en hoeft het op geen enkele wijze verantwoording af te leggen aan de mensen die haar steunen. Wij denken daar anders over en vinden dat onze donateurs op de hoogte mogen zijn van het reilen en zeilen van onze stichting. In dit blad vindt u dan ook naast het jaarverslag van de secretaris, een verslag van de penningmeester over het afgelopen jaar. Wij willen echter verder gaan en willen, net als bij een vereniging, een kascommissie in het leven roepen. Mocht u financieel en/of administratief wat onderlegd zijn en zitting willen nemen in deze commissie dan vragen wij u dit kenbaar te maken aan de penningmeester, Ton Scheffel, Nieuwsteeg 12, 4196 AM Tricht, tel.0345-573190. In een van onze volgende bestuursvergaderingen zullen wij dan overgaan tot het benoemen van een kascommissie, die daarna in overleg met de penningmeester de boekhouding over het jaar 2009 kan controleren. Wij rekenen ook op dit punt op uw medewerking,
Begroting voor het jaar 2010
Voor het jaar 2010 hebben we een begroting opgesteld met een fiks tekort. Aan de kant van de inkomsten hebben we begroot dat we € 6000,00 aan donaties ontvangen en € 2500,00 aan giften en schenkingen, terwijl de rentebaten ongeveer € 300,00 zullen bedragen. Tegenover deze € 8800,00 staan helaas veel grotere uitgaven, omdat we in 2010 naast een donateurdag in september ook een internationaal symposium in april willen houden. De uitgaven voor het bestuur ramen we op € 3100,00 en de kosten voor onze organisatie
Het bestuur.
14
FOUT EN NIET GOED - Kunnen we dit boek missen? Begin december 2009 werd er een persbericht gelanceerd door het Amsterdamse PR-bureau Linden en Barbosa “Nieuws kan je maken”. Een bericht dat elementen bevat die je niet verwacht. Opdrachtgever Just Publishers uit Hilversum zou midden december een boek uitbrengen met de titel Fout en niet goed, geschreven door Koos Groen (KG). De kop boven het bericht luidde: Hoe NSB-aanhangers stelselmatig uitgehongerd en mishandeld werden. De subkop was: De vervolging van collaborateurs en verraad na de Tweede Wereldoorlog. Na een eerste signalering op de website van De Telegraaf zocht ik contact met de uitgever, informeerde naar bijzonderheden en kreeg die. Inclusief een pdf-bestand van het hele boek. Mijn belangstelling als historisch onderzoeker en als zoon van zo'n aanhanger was gewekt. KG kende ik uit de niet erg uitgebreide literatuur over de Bijzondere Rechtspleging, en wel door zijn eerdere boeken die velen van ons in de kast hebben staan: Landverraders, wat deden we met ze (1974) en Landverraad, de berechting van collaborateurs (1984). Dit stond overigens niet met zoveel woorden in het persbericht, wel dat hij het boek Als slachtoffers daders worden. De zaak van de joodse verraadster Ans van Dijk had geschreven.
Als het alleen intimidatie was, worden vrouwen niet aangeraakt. Maar dat werden ze wel, op plekken waar dat niet hoort. Ik ken een reeks voorbeelden van aanranding in een behoorlijke variatie, ook van verkrachting en (door voedselonthouding) afgedwongen seksueel verkeer. We kennen allen het verhaal van Eva Vlug dat dit laatste illustreert en een paar jaar geleden door haar in TV-rubriek Netwerk (EO) op 9-8-2007 verteld werd. Haar moeder kreeg poep op een warme maaltijd, eten dat haar moeder hard nodig had. Tevens heb ik gevallen van onnodige en zeker niet verlangde lichamelijke onderzoeken in de vaginaal streek, van de ”bevolen” zinloze maar wel zinnenprikkelende (voor de bewakers dan) uitkleedpartijen van vrouwelijke gevangenen. Ook als je vrouwen dwingt zich uit te kleden en je raakt ze niet aan, zal een rechter dit als aanranding kwalificeren. En wat moet ik denken van het maltraiteren dan wel pesterig aanraken van zwangere vrouwen? Wat KG eufemistisch als intimidatie beschouwt, noem ik schoffering van gewone jonge meisjes en vrouwen.
Ik begon in het pdf-bestand te lezen, eerst hap snap; vervolgens las ik het papieren boek van a tot z. Ik heb er geen spijt van. Het boek leest goed, is doelmatig gestructureerd in hoofdstukken en paragrafen. Je moet alleen geen grote porties in één keer tot je nemen. Anders bezinkt het niet zo goed, maar dat is een persoonlijke mening. Een paar titels van hoofdstukken: Geen bijltjesdag, maar wel een beetje; Niet alleen gevangen, maar ook gehangen; Verlos ons van de Gestapo van de prins; Sterfgevallen in de NSB-kampen; Intermezzo. The King's Prison in Scheveningen. Het persbericht signaleert al meteen de seksuele intimidatie van vrouwen, toevallig één van de onderwerpen waarnaar ik onderzoek doe. Seksuele intimidatie vind ik wat zacht uitgedrukt al gaat KG er in zijn dikke werk van 712 pagina's wel dieper op in. Het was erger dan dat en KG bevestigde mij onlangs dat hij bij het lezen van de processen-verbaal van de verhoren tijdens onderzoek van de kampmisstanden moest constateren dat het veel erger was dan hij gedacht had.
Je zou zeggen: wat heeft dat in vredesnaam te maken met politieke vervolging? Nu terug naar het boek. Het geeft een indringende, duidelijke beschrijving van de massale, op een furie gelijkende (Gestapo van de prins!) internering van mannen, vrouwen en soms ook oudere kinderen. Al dan niet gebaseerd op een lastgeving van het Militair Gezag die niet ruimer kon. De heel jonge koters hoorden bij hun moeder thuis, maar 15
werden doorgaans afgenomen. In het normale gevangeniswezen is het een goede gewoonte zeer jonge kinderen bij de moeder te laten, maar bij politieke vijanden blijkbaar niet.. . Het begon met opberging in ongeschikte “kampen” in het zuiden waar men ervaring kon opdoen. Later in het noorden, zonder dat er lering was getrokken uit de negatieve ervaringen in zuid-Nederland. Het had in de rest van het land anders gekund. Ook in het zuiden had men zich kunnen beperken tot gevangenneming van weerbare mannen omdat die een potentiële bedreiging voor de oprukkende militairen konden vormen. KG beschrijft de laakbare behandeling in kampen en alles wat eromheen gebeurde. Het gaat naar zijn schatting om 150.000 gevangenen, schuldig of niet op basis van de na het plegen van de daden bedachte “wetgeving”. In ieder geval was hun schuld niet aangetoond. Ze zaten niet allemaal tegelijk vast, naar zijn berekening. Hij maakt een schatting van de onder de Bijzondere Rechtspleging overleden mensen en komt uit op meer dan duizend, wel 1200 tot 1500 personen. Allemaal mannen? Nee, ook vrouwen en kinderen, waaronder zuigelingen. Henk Eefting en ook ik komen tot soortgelijke aantallen. Ik heb diverse voorbeelden van baby'tjes en wat grotere kinderen die van moeders afgenomen werden. Niet in kampen overleden, maar daarbuiten. Schrijnende gevallen. Wanhopige moeders. Ik denk aan mijn moeder die het verschrikkelijk gemeen vond dat ook mijn 7-jarige zusje haar bij internering afgenomen werd. Ik kan me de tranen voorstellen van de moeder die een in een kamp gestorven dochtertje moest achterlaten, van de moeder die uit een kamp wegliep om haar afgenomen kleine kind te zoeken, dat ze terugvond en waarvoor ze zware straf kreeg.
strafrecht met politieke achtergrond). Onder leiding van een meneer Gritters, iemand uit NSB-kringen die wegens begane en bewezen strafbare feiten veroordeeld was en uit deze politieke groepering gezet was. Hij sloot zich in België aan bij het oprukkende Canadese leger, verzweeg zijn dubieuze NSB-verleden en werd de baas in de strafgevangenis. Tolereerde, zo niet bevorderde, een schrikbewind. Diefstal van goederen van gevangenen wordt als zijn specialiteit gezien. Hij hield vooral van goud. Hij hield het een poos uit maar werd toch ontmaskerd. Werd zelf politiek gevangene. Alleen … Enfin, leest u het maar na. En ik laat hier de beschrijving van KG van o.a. de kampen Levantkade en De Harskamp maar achterwege. Zie het hoofdstuk Goelag aan het IJ en Buchenwald op de hei. Altijd heeft het me geïntrigeerd hoe de wetsbesluiten in Londen door de gevluchte regering tot stand zijn gekomen. Het persbericht zegt daarover: Na de bevrijding zijn de mensenrechten in Nederland bewust opzij gezet om een hoger belang te dienen: de ongestoorde terugkeer van het vorstenhuis. “De regering heeft weggekeken en niets gedaan om deze misdaden te voorkomen. Zij die zich schuldig hebben gemaakt aan wantoestanden zijn nooit vervolgd. De rechtsstaat gold na de bevrijding niet voor de politieke tegenstanders, maar de rechtsstaat hoort er voor iedereen te zijn en niet alleen voor aardige mensen,” zegt auteur Koos Groen. Zou ik dat als kind van brave NSBouders hebben mogen schrijven? Ik zou weggehoond zijn. KG heeft gekeken hoe men in Londen dacht hoe de verhoudingen tussen de goeden en fouten in Nederland lagen. Ik laat hem aan het woord (blz. 63): Het Bijzondere Recht en de zuiveringsbesluiten zijn gebaseerd op de veronderstelling dat in bezet gebied een overduidelijke scheidslijn aanwezig is tussen de vele “goeden” en de weinige “fouten”. Deze gedachte tiert welig in het Londense
Werkelijk schokkend is de wijze waarop in de strafgevangenis in Scheveningen (The King's Prison) de “opvang” geregeld werd van politieke gevangenen (en deels verdachten van vergrijpen tegen geldend Nederlandse 16
wereldje en in ieder geval bij de vrijwel almachtige vorstin en de (uitgebreide) clan van orangisten-door-dik-en-dun die haar omringen en naar de mond praten. Overigens ook de Engelandvaarders houden dit romantische beeld in stand. Wat gebeurde er in Londen? De regering en koningin Wilhelmina wilden terug als Duitsland verslagen was. Ze verzamelden inlichtingen uit bezet Nederland. Bronnen van informatie waren onder meer Engelandvaarders. Die werden met belangstelling opgevangen en gehoord. Het waren dappere lieden, die uit bezet Nederland hadden kunnen ontsnappen en waarschijnlijk toch niet de meest objectieve informanten waren waar “Londen” behoefte aan had. Aangenomen mag worden dat ze best begrepen wat de Nederlandse mensen in Londen graag wilden horen.
fenomeen al heel lang niet meer, verbood het zelfs. KG (blz. 54): Artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht zegt dat iemand niet gestraft kan worden voor daden die van te voren niet wettelijk strafbaar zijn gesteld. Het is een van de peilers van de rechtsstaat. En dat is de kern van de zaak: je kon gevangen genomen en eventueel veroordeeld worden voor feiten waarvan je niet wist dat ze achteraf strafbaar zijn gesteld. Mijn rechtschapen ouders en hun lotgenoten hadden het daar ongelofelijk moeilijk mee. KG (blz. 55): Deze verregaande wetgeving is volgens Van Angeren noodzakelijk om bijltjesdag te voorkomen. KG bedoelt het met bijlen lynchen van NSB-aanhangers, gepropageerd door Radio Oranje vanaf 1940 tot de krijgskansen midden 1943 keerden. In mijn woorden: we zetten gewoon 100 tot 150 duizend mensen vast, want die kunnen weleens vermoord worden. “Bescherming“ bieden dus en ze een flinke tijd vasthouden. Je kunt dit een gotspe van de eerste orde noemen. De betekenis van dit woord is: bijzonder grote brutaliteit, onbeschoftheid. Het heeft voor veel mensen nog de betekenis: Hoe haalt iemand het in zijn hoofd? Hoe komt iemand erop? De veiligheid van de geïnterneerde politieke gevangenen garanderen is wel anders uitgepakt, gezien de meer dan duizend doden (zie boven) die er toch vielen.
Eén van de in 1940 naar Londen met de ministers meegevluchte hoge ambtenaren was jurist Johannes van Angeren, die KG de architect van de Bijzondere Rechtspleging noemt. Hij werd Minister van Justitie op een ministerie van anderhalve man en een paardenkop en moest iets bedenken om de politieke tegenstanders na terugkeer eens stevig aan te pakken. Het geldende wetboek van (militair) strafrecht bood daarvoor mogelijkheden maar als je per se wilt, bedenk je daarbuiten wel iets om de in Londen gewenste strenge bestraffing te verwezenlijken.
Ik heb gekeken naar onze Grondwet en de in hoofdstuk 1 daarvan vermelde grondrechten. Ik noem er een paar (zie ook http://nl.wikipedia.org/wiki/Grondwet):
KG (blz. 52) : Het kabinet vindt dat de regering op basis van noodrecht ook zonder parlement wetten kan uitvaardigen. Dat zijn dan Wetsbesluiten (Koninklijke Besluiten), die de kracht van wet hebben. Daarmee is de weg open voor het met terugwerkende kracht (deze woorden door mij vet gezet – GB) strafbaar stellen van feiten die na 9 mei 1940 zijn begaan. Dit is een juridisch novum, want de jarenlange rechtsgeschiedenis kende dit
Hst. I art. 1 Discriminatie wegens … politieke gezindheid ... is niet toegestaan. Idem art. 7. Niemand heeft vooraf verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. 17
vond veel.
Idem art. 10.1. Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.
En wat ons betreft: de publieke opinie, onderwijs en pers incluis, heeft ons bijgebracht dat onze ouders slecht waren. Misdrijven hebben ze in een relatief klein aantal gevallen gepleegd. Die schuld is gedelgd. Hun politieke overtuiging was niet die van de winnaar, ja en die bepaalt nu eenmaal wie de oorlogsmisdadigers en de collaborateurs zijn (KG op blz. 13). We hebben ermee moeten leren leven en leren nu door voortschrijdend inzicht in allerlei kringen dat onze ouders buitensporig slecht en uitermate oneerlijk behandeld zijn. Het had anders gekund.
Idem art. 11. Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam. Om dit artikel niet onnodig lang te maken wijs ik ook op art. 14 over recht op eigendom en art. 15 over recht op vrijheid. Interessant zijn ook nog de artikelen 12.1 en 16. Op respectering van die grondrechten hadden onze ouders - met de stand van hun kennis van toen - bij het begin van de vervolging het volste recht.
We hebben onze rugzak decennialang gedragen. Ik heb het idee dat er nu zware stenen uit mogen.
Achteraf is de zeer ondemocratische en omstreden besluitvorming van de Bijzondere Rechtspleging voorgelegd aan de Hoge Raad. Die heeft die gesanctioneerd. Het arrest daarvan moet ik nog opzoeken en goed lezen. Die sanctioneerde in het begin van de Duitse bezetting trouwens eveneens de invoering van de ariërverklaringen en opende zo de weg naar de identificatie en vervolgens buitengewoon onmenselijke vervolging van onze Joodse landgenoten. Die hebben het geweten. Maar kon de Hoge Raad kort na de oorlog anders? De Raad dekte feitelijk zeer onwettig gedrag. En dat heb de NSB-aanhangers dus geweten al vóór de Raad sanctioneerde.
Die kunnen naar mensen die slechte dingen deden in en rond de naoorlogse kampen. Hun schuld is door onze politie en justitite niet vervolgd en gestraft. Hoor ik hier iemand denken: meten met twee maten? Ja, en dan wilt u natuurlijk het antwoord hebben op de vraag boven deze bespreking. Kunnen we dit boek missen? Mijn antwoord is volmondig: nee. Het is een grote brok informatie en documentatie die menigeen tot andere gedachten kan brengen over wat KG noemt: niet een zwarte bladzijde uit onze geschiedenis maar een heel zwart boek. Zo hoor je het eens uit de mond van een ander.
Het is altijd interessant te weten hoe een boek tot stand komt en dat vroeg ik KG dan ook. De initiatiefnemer was Hans van Maar, als uitgever werkzaam bij Just Publishers. Hij vroeg aan KG of hij het boek Landverraad van 1985 opnieuw mocht uitgeven. In die vorm kon het niet meer, er waren archieven open gegaan, er waren nieuwe gezichtspunten, nieuwe mogelijkheden. KG had zich in eerste instantie moeten beperken tot kranten, weekbladen, jaarverslagen, brochures, kamerstukken en de verslagen van de befaamde Parlementaire Enquêtecommissie over het regeringsbeleid 1940-1945. Voor dit nieuwe boek heeft de auteur een uitgebreid gebruik kunnen maken van nu wel te bestuderen “geheime”, in feite beperkt openbare, archieven. Hij deed het grondig en
Laten we hopen dat dit doordringt tot onze regering. Niet meer alleen uit onze kring maar van daarbuiten hoor ik nu al het onafhankelijke geluid dat onze regering er goed aan zou doen haar excuses voor het beleid van eerdere regeringen aan te bieden. Maken we dit allemaal nog mee? Gerrit Bothof, historisch onderzoeker te Leusden N.B. Het boek telt 695 blz. plus twee ongenummerde fotokaternen met 32 afbeeldingen. Het kost in de winkel € 42,95 en is ook op internet te bestellen. ISBN: 97890 77895 641. 18
De arrestatie Op een leerhuisdag, waar Joden en christenen zich bogen over Bijbelteksten en met elkaar daarover in gesprek kwamen, ontmoette ik voor het eerst Maartje van Tijn, dochter van een niet-Joodse moeder en een Joodse vader. Zij leidde een workshop en deed dat met kennis van zaken, met humor, met gevoel en verstand. Wat er vroeger gebeurd is in mijn kinderjaren, dat heeft voor mij de geur van vochtig hout; van hout, dat tijden in het water heeft gelegen en dat zonet werd opgehaald. Dat heeft ook een kleur, een trieste matte kleur, een kleur van donkergroen, van lang geleden; van als gezien door groenig glas, door stille wateren van flessegroen, door stille groenverweerde spiegels, spiegelend in vreemde vloeiingen, de beelden trillend en uitgevloeid. En toch zo echt, zo innig waar en echt.
Naar aanleiding van een van de discussiepunten schreef ik haar later, en vermeldde ook dat mijn vader bij de NSB was geweest. Ze antwoordde me per omgaande en vertelde me over haar klasgenootje dat gepest en buitengesloten werd omdat haar vader een hoge functie in de NSB had. Een paar jaar later verscheen haar boekje “Ik heb niet de Jodenster gedragen” (Narratio, 1990). Daarin schreef ze over dat meisje, hoe de meester niet ingreep bij het getreiter, over haar isolement en hoe zij, Maartje, toch ook jaloers op haar was, in haar mooie uniform van de jeugdstorm, en de saamhorigheid met de andere leden van de club. Toen kwam de bevrijding en zag ze haar voor de laatste keer. Voor haar huis stond een hele troep mensen te kijken hoe haar vader door B.S-ers werd gearresteerd. Zijn ronde gezicht leek grauwer, alsof er een schaduw over gevallen was, hij stond voor de open deur van zijn huis, de handen op de rug gebonden. 'Tussen de kijkende kinderen stond zijn dochter J, twaalf jaar, net als ik. En ik zag hoe ze even wezenloos en verbouwereerd naar haar gearresteerde vader stond te kijken als ik dat had gedaan, jaren geleden, naar mijn eigen gearresteerde vader. Haar vader kreeg menige klap en stomp, net als toen, jaren geleden, de mijne. Haar ogen waren heel groot en ze knipte nauwelijks met die ogen. Ik kon niet ophouden met naar haar te kijken. Daar stond ze dan in haar wit en zwart geruite zomerjurk ( het was een prachtige, zonnige dag) en ze hoorde nergens meer bij. Haar wereld was ingestort. En ik dacht:
Herinneringen van een half-joods meisje in bezet Amsterdam.
“Wie of wat is er bevrijd, als dezelfde verwilderende dingen steeds weer opnieuw gebeuren?' GSB
19
heeft zij meerdere trainingen gegeven. Daarnaast traint zij oorlogsgetroffenen die als gastspreker hun verhaal vertellen voor de klas en is zij betrokken bij het Oral History-project met levensverhalen van oorlogsgetroffenen die na WO II naar Amerika zijn geëmigreerd.
Tweedelige schrijfworkshop Hoe krijg ik mijn verhaal op papier? Cogis organiseert op donderdag 15 en woensdag 21 april 2010 een tweedelige schrijfcursus in het kader van het Open Archief. De workshop is gratis, maar voorwaarde is wel dat deelnemers hun verhaal - desgewenst anoniem - publiceren op het Open Archief.
Data Donderdag 15 en woensdag 21 april 2010, 13.30 – 16.00 uur
Inhoud ? Waar te beginnen met je levensverhaal, het is zoveel? ? Hoe breng je daar een bepaalde ordening in aan? ? Wat vertel je wel en niet? Hoe maak je keuzes? ? Hoe kun je herinneringen op gang brengen? ? Hoe zorg je ervoor dat je niet al schrijvend teveel emoties oproept? ? Hoe kun je dat begrenzen?
Locatie Cogis, kennisinstituut voor de gevolgen van oorlog Churchilllaan 11, vierde verdieping 3527 GV Utrecht Informatie Lies Schneiders, email:
[email protected] Aanmelding Ceciel Huitema, telefoon : 030 296 80 30 (maandag, dinsdag en donderdag) mail :
[email protected] In het najaar zal deze tweedelige schrijfworkshop nogmaals aangeboden worden.
Dat alles kan een hobbel zijn om je verhaal te schrijven. Om die enorme hobbel wat kleiner te maken gaan we in deze cursus kleine stukjes schrijven over een aantal onderwerpen. U hoeft geen schrijfervaring te hebben. Het gaat niet om mooi of goed schrijven. Het gaat erom dat u bij uzelf een proces op gang brengt om een aantal zinnen te schrijven over bepaalde onderwerpen die worden ingeleid. Methode In de cursus worden twee methoden gebruikt die stimuleren bij het oproepen van associaties waaruit u vervolgens een keuze kunt maken om over te schrijven. Op deze manier ontstaan korte verhaaltjes die als het ware een mozaïek van uw leven vormen en die u zelf thuis kunt uitbreiden door middel van andere belangrijke thema's uit uw levensverhaal. Voor wie 'Kinderen en kleinkinderen van 'foute' ouders'. Zij leren in deze cursus hun herinneringen te ordenen en onder woorden te brengen. Door wie De cursus wordt begeleid door Lies Schneiders die veel ervaring heeft met trainingen en cursussen aan vrijwilligers en hulpverleners van oorlogsgetroffenen, ook aan 'kinderen van 'foute' ouders'. Over het thema Levensverhalen 20
van het herinneringscentrum. Zo schreven Maurits en Annie Vrachtdoender elkaar tijdens hun gevangenschap. Soms doen ze verslag van het leven in het kamp, soms schrijven ze een kattebelletje over hoe ze elkaar missen. Na de oorlog keert Maurits terug naar Amsterdam. Daar treft hij zijn opa en Annie aan; hij had niet verwacht haar ooit nog terug te zien.
Expositie 'Liefde in oorlogstijd: Vlinders in de buik van de jaren '40' 4 februari t/m 9 mei De Tweede Wereldoorlog beïnvloedde het liefdesleven van een hele generatie mensen. Ze kregen – ondanks de omstandigheden vlinders in hun buik: in de schuilkelder, de onderduik, de loopgraven of gewoon op straat. De tentoonstelling 'Liefde in oorlogstijd' laat zien hoe mensen onder moeilijke omstandigheden weten te overleven. En hoe gevoelens alles kunnen doorbreken. Want wat zijn 'goed' en 'fout' in de liefde? De expositie is te zien van 4 februari t/m 10 mei in Nationaal Monument Kamp Vught. De tentoonstelling was in 2009 een publiekstrekker in het Nationaal Bevrijdingsmuseum 1944 -1945 te Groesbeek en is gebaseerd op het boek van Steffie van den Oord, 'Liefde in Oorlogstijd' (Uitgeverij Contact).
Tijdens het Museumweekend (met het thema 'Verleiden') wordt op 11 april (14.15 uur) de film 'Westerbork Girl' vertoond, met een toelichting door regisseur Steffie van den Oord. Voor reserveren: zie www.nmkv.nl of bel (073) 656 67 64.
Schuilkelders De tentoonstelling 'Liefde in oorlogstijd' werpt een licht op de menselijke kant van de oorlog. Voor de meeste mensen ging het leven door, en dus ook de liefde. Zelfs in concentratiekampen sloegen vonken over en hield de liefde mensen op de been. Veel vrouwen vielen voor de bezetter óf de bevrijder. Ook onderwerpen als de vervolging van homoseksuelen en de grootschalige prostitutie in de oorlogsjaren komen aan bod. De liefde zelf is onvoorspelbaar en ongrijpbaar. Maar met onder andere persoonlijke foto's, liefdesbrieven, huwelijksgeschenken en film- en geluidsopnames zijn de liefdesverhalen uit oorlogstijd tastbaar gemaakt. 'Liefde in oorlogstijd' is een intieme expositie die het hart sneller doet kloppen.
Nationaal Monument Kamp Vught Lunettenlaan 600 5263 NT Vught 073 656 67 64 www.nmkv.nl dinsdag t/m vrijdag 10.00 – 17.00 uur zaterdag en zondag 12.00 – 17.00 uur entree vrij
Een verdwenen rock opera
Liefde in kamp Vught Op verzoek van Nationaal Monument Kamp Vught maakte de Brabantse regisseur Ellen van Kempen een korte film die aansluit op de expositie. Voor 'Liefde achter prikkeldraad' interviewde zij het echtpaar De Bruijne, dat elkaar leerde kennen in het verzet en zangeres Heddy Lester, die vertelt hoe haar ouders in kamp Vught verliefd werden op elkaar. Tevens wordt de expositie aangevuld met correspondentie en objecten uit de collectie
Het moet in 1977 of 1978 geweest zijn dat ik een “rock opera” hoorde die grote indruk op me maakte. Het was in het radioprogramma “Superclean Dream Machine”, dat wekelijks door Ad Visser werd gepresenteerd. Dat programma heeft me vaak op het spoor van tot dan toe mij onbekende muziekgroepen en albums gezet. Dat was ook het geval met “Der Führer”, in 1977 op twee LP's uitgebracht, waarvan in de “Machine” op die avond een aantal tracks te horen was. 21
De componisten, Lothar Siems en Walter Quintus, hadden niet de bedoeling om Hitler en zijn regiem in een gunstig daglicht te stellen. Je zou eerder kunnen zeggen dat ze de zoektocht naar het hoe en waarom van de opkomst en de neergang van het Derde Rijk in muziek weergaven. Op sommige momenten met verwondering, dan weer met ironie. Op andere momenten huiveringwekkend, zoals in Hitlers vraag “Wolt Ihr den totalen Krieg?” In ieder geval leverden tekstschrijfster Gisela Siems, de genoemde componisten en de uitvoerenden van de groep Parzival een voortreffelijk werkstuk af. De makers hadden de opvatting dat het 32 jaar na het einde van de oorlog nog steeds nodig was om kritiek te leveren op Hitler en het mislukte Derde Rijk. Ze stuitten echter in het West-Duitsland onder bondskanselier Helmut Schmidt – waar overigens nazi's nog her en der publieke functies bekleedden - op onbegrip, maar ook internationaal viel hen weinig waardering ten deel. Dit leidde er zelfs toe dat “Der Führer” kort na het uitbrengen van de dubbel-LP werd verboden. Ik had de uitzending van de “Machine”, waarin delen van dit stuk te horen waren, op een cassettebandje opgenomen, zoals ik met een groot aantal afleveringen gewoon was te doen. Toevallig, want er werd niet tevoren bekend gemaakt welke muziek gedraaid zou worden. Na enkele jaren raakte dit bandje in het ongerede; ik was toen nog niet zover dat ik backups op CD maakte. Een muziekervaring armer. Onlangs ging ik op internet toch maar eens op zoek. Er waren nog wel vermeldingen te vinden van de rock opera met gegevens omtrent componisten en uitvoerenden, compleet met tracklist (28 nummers op die twee LP's) en het verhaal omtrent ontstaansgeschiedenis en het verbod. De muziek zelf is echter onvindbaar: het verbod is kennelijk zeer effectief geweest. Zelfs tweedehands is er geen exemplaar van de LP's meer te vinden. Op z'n minst een intrigerende gang van zaken! Zou het niet eens tijd worden om koudwatervrees af te schudden, nu het zelfs mogelijk is om een komische film over Hitler (Mein Führer, 2007) uit te brengen?
Nieuwe Duitse website voor de naoorlogse generatie Van de onderzoekster Sabine Bode die publiceerde over zowel de kinderen als de kleinkinderen van de oorlog ('Die vergessene Generation' en 'Kriegsenkel') ontving ik bericht dat sinds kort een interactieve website de lucht ingegaan is: www.forumkriegsenkel.com. De website is het initiatief van drie vrouwen. Allereerst Jennifer Allen (1965), dochter van een Oostpruisische moeder die in 1944 als jong meisje vanuit haar woonplaats naar het westen moest vluchten en een Amerikaanse soldaat; zij voltooide in Toronto haar studie literatuurwetenschap en woonde lange tijd in Canada. Dan Anne Barth (1970) die opvoedkundige wetenschappen en filosofie studeerde; haar moeder vluchtte als kind aan het eind van de oorlog vanuit west-Polen naar Duitsland. Tenslotte Birgit Kaminski Weidt (1962), die als journaliste zich vooral voor psychologische zaken interesseert. Haar grootouders kwamen uit Oost-Pruisen en Silezië. In de DDR waar zij woonde mocht over de kwestie van de 'Vertriebenen' niet gesproken worden, men noemde hen 'Umsiedler'. Uit eigen ervaring weten ze hoe fnuikend het zwijgen over het verleden voor hun ontwikkeling geweest is, hoe het hun onzekerheid voedde en hen het gevoel gaf geen grond onder de voeten te hebben. Door hun contact met Sabine Bode hebben zij de noodzaak ingezien om voor hun generatie, globaal geboren tussen 1960 en 1975, een ontmoetingsplaats op het internet te creëren, waar zij ervaringen kunnen uitwisselen, hun verhaal kunnen vertellen en waar zij in de literatuurlijst op zoek kunnen gaan naar voor hun leven en problemen relevante publicaties. De website kondigt ook conferenties en workshops aan, bijvoorbeeld die van 15-17 oktober in Dachau. GSB
Gerard van der Woud 22
NIEUWE GESCHIEDSCHRIJVING VAN DE COLLABORATIE Het herfstnummer (3, 2009) van Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, is deels gewijd aan de collaboratie. Allereerst is er een introductie op dit thema, van de hand van Ido de Haan en Peter Romijn. Verder bevat het nummer twee artikelen, bewerkingen van afstudeerscripties. Josje Damsma en Eric Schumacher schrijven over de N.S.B.afdeling Amsterdam gedurende de bezetting. Helen Grevers heeft brieven bestudeerd die mensen uit de omgeving van geïnterneerden schreven aan politieke opsporingsdiensten, de procureurfiscaal of de rechter. Dit om deze collaborateurs vrij te pleiten.
Z
owel in de introductie op het thema, als in de beide artikelen, wordt het denken over collaboratie uit de eerste jaren na de bezetting, uitgebreid weergegeven. Ik vat samen met de volgende citaten: - de nationaal-socialistische mens werd in de jaren veertig en vijftig primair gezien als een sociaal en geestelijk ontspoorde figuur.......(pg.324) - de collaborateur bleef een gedeclasseerd persoon, een monstrum dat niet paste in de genormaliseerde werkelijkheid van de naoorlogse samenleving (pg.324) - de gemiddelde NSB'er stond in bezettingstijd volgens het geijkte geschiedbeeld 'geïsoleerd' en was 'opportunisch' ingesteld ( pg. 329)
invloed op de sociale contacten met niet-leden. ......Deze case-study doet kortom vermoeden dat de NSB meer deel uitmaakte van de Nederlandse samenleving en politieke cultuur dan voorheen is aangenomen'.(pg347 en 348) In het artikel van Helen Grevers wordt een willekeurige selectie van brieven bestudeerd. Zij vraagt zich af: wat leren deze brieven à décharge ons over de sociale verhoudingen tijdens de bezetting en in de eerste naoorlogse jaren? In hoeverre was er na de oorlog sprake van een wens tot collectieve isolering en uitsluiting van collaborateurs, in overheidskring zowel als onder de bevolking?
In het artikel over de N.S.B.-afdeling Amsterdam, wordt het gedrag van N.S.B'ers gedurende de bezetting beschreven. Bronnen zijn: het afdelingsblad 'De Daad' dat tijdens de bezetting verscheen, Persoonsdossiers afkomstig uit het Centraal Archief van Bijzondere Rechtspleging en van de Stichting Politieke Delinquenten en nog wat diverse bronnen. Onderwerpen die aan de orde komen zijn: - participatie in de beweging (verplichte bijeenkomsten, colportage, gezelligheid, sociale zorg) - contacten met de buitenwereld (bestuurlijk, familie/vrienden, op straat, economisch). De schrijfster concludeert : 'Er bestond onder de Amsterdamse leden tijdens de bezetting veel meer verscheidenheid dan de literatuur doet vermoeden. Inderdaad hadden sommige leden andere drijfveren dan idealisme,............, maar de offerbereidheid van de Amsterdamse NSB'ers wijst wel degelijk op een rol van nationaalsocialistische bevlogenheid. En inderdaad raakten sommige leden volledig vervreemd van hun omgeving, maar bij anderen had het lidmaatschap weer minder
Wie schreven de brieven waarin gepleit werd voor vrijlating van een voormalig collaborateur en op grond van welke argumenten? (pg.370).....
De nadruk in dit artikel ligt vooral op de inhoud van de brieven. Hierbij is gekeken naar de verschillende soorten argumenten die brievenschrijvers aandroegen om voormalig collaborateurs vrij te pleiten.....(pg.371). Ik citeer nòg enige opmerkingen: - Het officiële beleid was aanvankelijk gericht op collectief hardhandig aanpakken, maar van onderaf werd voor een individuele benadering en matiging gepleit. Het is precies deze denktrant die terug te vinden is in de brieven die ten behoeve van de vrijlating werden geschreven (pg.375) 23
- Bijna altijd zijn de brieven geschreven voor mannen die op een jonge leeftijd te maken kregen met de bijzondere rechtspleging. Deze groep jong volwassenen had zich veelal schuldig gemaakt aan de toetreding tot de Landwacht, de Waffen SS of de Duitse Wehrmacht, de Nationalsozialistisches Kraftfahrerkorps (NSKK) of vrijwillige tewerkstelling in Duitsland. De op één na grootste groep voor wie politie en justitie brieven ontvingen, waren de mannen van middelbare leeftijd. (pg.377)
refereren aan de goede daden die zij in hun sociale omgeving tijdens de bezetting hadden verricht. (pg.383) In korte tijd drong de visie van de STPD en de kerken, dat collaboratie niet als een politiek maar als sociaal probleem gezien moest worden, door in het regeringsbeleid. De problematiek van ontwrichte individuen en gezinnen stond hierbij centraal. Deze visie sloot aan bij het perspectief van de brievenschrijvers. In de brieven werden over het algemeen geen politieke argumenten gegeven, de sociaal-psychologische aspecten van collaboratie stonden centraal. Verdachten werden als een slachtoffer van hun omstandigheden en van de tijd gezien, het waren externe factoren geweest die tot collaboratie hadden geleid. Deze verdachten leken sociaal geaccepteerd, er was begrip voor hun misstap die zij tijdens de bezetting hadden gemaakt. De bezetting betekende kortom geen breuk in de sociale verhoudingen.(pg.388)
Argumenten voor vrijlating worden uitgebreid besproken.Ik zet ze op een rijtje: herstel van gezinsverband (kostwinnaar!), zwakke geestelijke toerusting, goede daden tijdens de bezetting, en behoorlijk gedrag. Tenslotte nog weer enige opmerkingen van de schrijfster. Over het algemeen werden er opvallend weinig woorden besteed aan de beschuldigingen die de verdachten ten laste waren gelegd. Het kwam zelfs in sommige brieven naar voren dat de schrijver helemaal niet wist waar de verdachten van werden beschuldigd. De brievenschrijvers probeerden het foute gedrag goed te praten door te wijzen op externe factoren. Daarnaast werden de verdachten zo onschuldig mogelijk gemaakt door te
Met bovenstaande heb ik een poging gedaan de interesse te wekken voor recente feitenverzamelingen èn interpretaties m.b.t. collaboratie. Ik hoop dat het u stimuleert deze artikelen, en de inleiding, zelf te gaan lezen. Op universitaire leeszalen Geschiedenis is dit tijdschrift zeker te vinden. Dineke Swart, Groningen.
MUSSERTS MARS NAAR DEN HAAG In de zomer van 1935 viel het Nederlandse kabinet. Premier Colijn besloot geen nieuwe verkiezingen uit te schrijven, maar in dezelfde samenstelling verder te regeren. De reden: het volk naar de stembus roepen kon leiden tot een monsterzege voor de Nationaal-Socialistische Beweging van Anton Mussert, die het land onregeerbaar zou maken. Bij de Provinciale Statenverkiezingen, eerder dat jaar, had de NSB in één klap 8 procent van de stemmen behaald. Niemand kon voorspellen waar Mussert nog meer toe in staat was.
H
oe kon het nationaal-socialisme in Nederland zoveel kiezers mobiliseren dat de regering haar toevlucht nam tot een dergelijke ongehoorde stap? Wat was die NSB voor een partij dat zij de gevestigde politici zo de stuipen op het lijf joeg? Daarover gaat het eerste van drie boeken van Edwin Klijn en Robin te Slaa over de NSB, dat de periode 1931-1935 beslaat. Daarin beschrijven zij stap voor stap hoe de beweging van 24
Mussert van een obscuur keukentafelpartijtje uitgroeide tot een regelrechte hype. Volgens de geschiedkundige concensus was de NSB een gematigd fascistische partij, geleid door een brave burgerman. Hans Blom plaatste de NSB als ‘overgangsgroepering’ tussen burgerlijke conservatieven en antiburgerlijke revolutionairen. Een misverstand, vinden Klijn en Te Slaa. Musserts imago van respectabele waterstaatsingenieur verhulde dat de NSB van meet af aan een politiek voorstond die diametraal tegengesteld was aan de rechtsstaat en de democratie.
afkeurenswaardig, iets wat paste bij het barbaarse Oost-Europa, maar niet bij een fatsoenlijke Nederlandse partij. Mussert was zich daarvan bewust. 'De toestanden zijn hier te lande nu eenmaal geheel verschillend met die in Duitschland', zo schreef hij in 1933 aan de ongeveer 150 Joodse NSB-leden. De formulering liet ruimte voor een koerswijziging, mochten de 'toestanden' zich wijzigen. Binnen de NSB streden voor- en tegenstanders van een antisemitische koers om de macht. Klijn en Te Slaa typeren de NSB als 'een potpourri van de meest uiteenlopende figuren en ideeën'. De op het Italiaanse fascisme gerichte ' hegelianen' verloren invloed aan de 'volksen', die in navolging van de Duitse nazi's geloofden in de superioriteit van het Germaanse ras. Zij sloegen steeds openlijker een antisemitische toon aan. Mussert trad hier niet tegen op. Integendeel, ook zijn standpunt over Joden verhardde. Klijn en Te Slaa wijten dat – in navolging overigens van Loe de Jong – aan Musserts gebrek aan beginselvastheid en de noodzaak om de diverse vleugels van de NSB binnenboord te houden. Met de mogelijkheid dat Mussert oprecht van mening veranderde houden zij geen rekening. Vanaf 1934 verdeelde Mussert de Joden in Nederland in drie categorieën. Er waren volgens hem goed geïntegreerde, zich Nederlands voelende Joden. Zij waren te beschouwen als volwaardige burgers. Dan kwamen de orthodoxen: weliswaar geen echte Nederlanders, maar nuttige bondgenoten in de strijd tegen het communisme. Tot slot waren er 'Joden, die geen deel hebben aan onze nationale gedachte'. Mussert doelde op captains of industry en linkse rakkers, die hun eigen belangen en die van het Joodse 'ras' zouden laten prevaleren boven het Nederlandse volksbelang. Met deze driedeling begaf Mussert zich op een hellend vlak. Gaandeweg rekende de NSB een steeds groter deel van de Nederlandse Joden tot de derde categorie. Algauw werd in de partijbladen generaliserend gesproken over 'het internationale Jodendom' dat Nederland te gronde wilde richten. In april 1935 sloot Mussert de Joodse NSB'ers uit van partijfuncties.
De auteurs merken terecht op dat de NSB meer was dan een opportunistische antipartij. Anders dan de Amerikaanse fascisme-expert Robert Paxton, die de ideologie van fascisten ondergeschikt acht aan hun daden, nemen Klijn en Te Slaa het gedachtegoed serieus. De NSB had hooggestemde idealen. Vele daarvan – zoals een sterk staatsgezag, een corporatistische economie, militaire paraatheid en een hechte volksgemeenschap – waren overgenomen van de grote voorbeelden in Italië en Duitsland. Dat gaf de NSB de naam 'on-Nederlands' te zijn. Mussert kon en wilde zijn buitenlandse inspiratiebronnen niet verloochenen, maar beweerde tegelijkertijd dat zijn nationaal-socialisme een uniek Nederlands product was. Zo probeerde hij uiterlijk afstand te bewaren tot de gelijknamige ideologie van Hitler. Jodenhaat Net als Mussolini keurde Mussert het antisemitisme af. Zijn motivatie was echter niet principieel, maar pragmatisch. Klijn en Te Slaa tonen aan dat Jodenhaat ook vóór de Holocaust werd beschouwd als vulgair en
25
vervolg van pagina 25
Een paar maanden later waren er gemeenteraadsverkiezingen. Dit keer deed de NSB niet mee, wegens gebrek aan geschikte kandidaten. Die leden die zich toch voor de kieslijsten hadden gemeld zouden volgens de propagandaleider Farweck slechts goed zijn om de beweging 'onsterfelijk te blameeren'.
Behalve het huichelachtige standpunt inzake antisemitisme vertoonde de beweging meer trekken die afbreuk deden aan haar 'fatsoenlijke' imago. Tegenstanders zetten vraagtekens bij Musserts Oranjegezindheid en standpunt inzake godsdienstvrijheid. Regelmatig vonden er straatgevechten plaats tussen NSB'ers en communisten. Ook de gebeurtenissen in nazi-Duitsland, zoals de terreur tijdens de Nacht van de Lange Messen in 1934, wierpen een schaduw op de Nederlandse nationaal-socialisten. Reacties bleven niet uit. Had Mussert in het begin nog vrienden ter rechterzijde van het politieke spectrum, spoedig stond hij geïsoleerd. De pers was op enkele uitzonderingen na de NSB niet gunstig gezind. De bisschoppen waarschuwden hun kudde tegen het NSB-lidmaatschap. De sociaaldemocraten verhieven het antifascisme tot speerpunt. De regering verbood in 1933 militairen en ambtenaren lid te zijn van de NSB en vaardigde een uniformverbod uit.
Het lijkt erop dat de NSB daardoor het momentum voorbij liet gaan. De volgende kans om zich electoraal te bewijzen zou zich pas voordoen in 1937. Wat de volgende grote stap moest worden op Musserts mars naar Den Haag, eindigde voor de NSB in een deceptie: de partij verloor de helft van haar electoraat. De NSB leed hierna een kwijnend bestaan in de marge van de Nederlandse politiek, totdat de Duitse inval in 1940 zorgde voor een tweede leven. Wie wil weten waarom Mussert faalde, zal moeten wachten tot Klijn en Te Slaa het volgende deel van hun driekoppigemonsterserie voltooien Dat kan even duren, want zij gaan grondig te werk, bekijken elke snipper papier die bewaard is gebleven en laten geen detail onbesproken. Alleen het eerste deel beslaat daardoor al 600 bladzijden. Helaas gaan de omvang en de gedetailleerdheid ten koste van de leesbaarheid. De gemiddelde lezer hoeft niet elk fascistisch fantasiepartijtje dat ooit in Nederland is opgericht, inclusief alle ruzies, leiderschapswisselingen en afsplitsingen, behandeld te zien. Ook de vele mislukte pogingen van NSB-kopstukken om een ingang te krijgen bij het Vaticaan hadden best met grovere streken kunnen worden geschilderd. Het is goed dat Klijn en Te Slaa de geschiedenis van de NSB, waarover nog veel misverstanden en onduidelijkheden bestaan, als eersten in haar geheel onderzoeken en opschrijven. Maar met drie keer 600 pagina's – 1800 in totaal – doen zij zichzelf tekort. Hun analyse van dit verontrustende fenomeen uit het Nederlandse politieke verleden, waarnaar nog altijd te pas en te onpas wordt verwezen, verdient een groot publiek. Daarom zouden zij er goed aan doen om aan het eind van de rit het hele verhaal in 400 bladzijden samen te vatten.
Deceptie Ondanks al deze tegenslagen groeide de NSB in de eerste vier jaren van haar bestaan als kool. Begin 1935 waren ongeveer 40.000 Nederlanders nationaal-socialist. De tijd leek rijp voor een fascistische omwenteling, want de parlementaire democratie bevond zich in een crisis. Door de verzuiling was het parlement versplinterd, wat leidde tot trage regeringsformaties en veel extraparlementaire kabinetten. De economische crisis en de vermeende communistische dreiging deden de rest. De NSB, met zijn belofte van eenheid en daadkracht, leek voor velen een aantrekkelijk alternatief. Vooral bij de liberale partijen snoepte de NSB kiezers weg. Na de spectacularie winst bij de Provinciale Statenverkiezingen van 1935 kraaide de partijkrant Volk en Vaderland victorie:' Als wij de meerderheid hebben, dan gaan alle stembussen naar de vaalt'. In de tussentijd zou de NSB haar zetels in de provinciehuizen en de Eerste Kamer gebruiken als 'spreektribune' om' de politieke partijen aan de kaak te stellen en daardoor hun vernietiging te bespoedigen'.
Bas Kromhout in: Historisch Nieuwsblad, november 2009 26
Mogelijkheden tot inzage van dossiers bij het Nationaal Archief In het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging zijn de justitiële dossiers van de van collaboratie met de Duitse bezetter verdachte Nederlanders ondergebracht. De toegankelijkheid van de dossiers wordt bepaald door de Archiefwet van 1995. Bij het Nationaal Archief gelden beperkende voorwaarden voor de inzage van de dossiers. Deze beperking geldt echter alleen als de persoon waarover informatie gezocht wordt in het archief nog in leven is. Is deze echter overleden, dan is het archief in principe voor iedere burger toegankelijk. Het Nationaal Archief wijst geïnteresseerden echter wel op de belangen van de kinderen en familie van de persoon waarover informatie gezocht wordt. Adres: Nationaal Archief Prins Willem Alexanderhof 20 2595 BE Den Haag Openingstijden: dinsdag woensdag t/m vrijdag zaterdag
9.00 – 21.00 uur 9.00 – 17.00 uur 9.00 – 13.00 uur
Familieleden van betrokkenen hebben recht op inzage als: - de desbetreffende is overleden - de desbetreffende toestemming geeft tot inzage Als de aanvrager een verklaring van een psychiater of psychotherapeut kan overleggen waarin de hulpverlener duidelijk maakt dat het voor het geestelijk welzijn van de aanvrager onontbeerlijk is dat de gezochte informatie verkregen wordt, kan er informatie gegeven worden door een ambtenaar van het Rijksarchief; de aanvrager kan dan echter niet zelf het dossier inzien. Voor informatie kan men contact opnemen met het Nationaal Archief (voorheen Rijksarchief): telefoon: 070 3315444 fax: 070 3315499
[email protected] email: www.nationaalarchief.nl website: Het verzoek tot inzage van een dossier moet schriftelijk worden ingediend bij het volgende adres: Nationaal Archief Secretariaat afd. Publiek Prins Willem Alexanderhof 20 2595 BE Den Haag In dit verzoek dient voor te komen, moet respectievelijk bijgesloten worden: - Naam, volledige voornamen, geboortejaar en –plaats van degene naar wie onderzoek wordt gedaan. -Bewijs van overlijden van deze persoon (uittreksel uit het overlijdensregister, aan te vragen bij de afdeling Burgerzaken van de gemeente waar de persoon is overleden of een kopie van een rouwkaart). Voor een persoon geboren vóór 1909 is dit bewijs van overlijden niet noodzakelijk. Als de persoon in kwestie niet overleden is dan is een door hem of haar getekende verklaring waarin toestemming verleend wordt noodzakelijk. Deze verklaring dient vergezeld te gaan van een kopie van een geldig legitimatiebewijs van degene die toestemming geeft.
27
Bij het verzoek moet de relatie tussen aanvrager en de persoon in kwestie aangeduid worden, er moet een korte motivering gegeven worden van de wens tot inzage, en er moeten zoveel mogelijk relevante gegevens over de betrokkene vermeld worden, zoals naam, eventueel meisjesnaam, de organisatie waar hij/zij tijdens de bezetting lid van was.
COLOFON Het Bulletin is een uitgave van de Stichting Werkgroep Herkenning. Het doel van de Werkgroep is: - het bevorderen van hulpverlening aan hen die in hun persoonlijk en/of maatschappelijk leven moeilijkheden ondervinden, doordat een of beide (groot)ouder(s) aan de kant van de bezetter stond(en) dan wel tot de bezetter behoorde(n) - bekendheid geven aan de problematiek van deze groepering
Het Ministerie bekijkt of er een dossier over de persoon in kwestie aanwezig is.
De Werkgroep is niet verbonden aan enige politieke partij, levensbeschouwelijke stroming of kerkelijk genootschap. De Werkgroep distantieert zich nadrukkelijk van elke vorm van of sympathie voor (neo)fascisme en (neo)nazisme. Het Bulletin verschijnt vier keer per jaar. Het volgende nummer verschijnt half juni 2010. Kopij hiervoor moet uiterlijk 13 mei in het bezit zijn van de redactie:
[email protected] of Gonda Scheffel-Baars, Nieuwsteeg 12, 4196 AM Tricht.
Als dat niet zo is, wordt u dat gemeld. Als het wel aanwezig is, stuurt men u een brief met de regels van het inzagerecht. Daarop komt ook het telefoonnummer voor dat u bellen moet voor een afspraak. Meestal ontvangt u na twee tot drie weken antwoord.
We stellen het op prijs als u uw bijdragen digitaal aanlevert. Is dat niet mogelijk dan zijn geschreven of getypte bijdragen op papier uiteraard ook welkom.
Het is niet toegestaan documenten uit het dossier mee te nemen, er mag ook niets gekopieerd worden. U mag wel gegevens overschrijven. Een en ander is bedoeld om niet alleen de privacy van de betrokkene te beschermen maar ook die van de directe verwanten.
Niets uit dit nummer mag worden overgenomen anders dan na toestemming van de redactie. Redactie: Cuny Holthuis-Buve Gonda Scheffel-Baars Jaargang 25, nummer 1, maart 2010
28