Buitengewoon beleefbaar
Kempen &
asland Ma
1 Leader Kempen & Maasland
ontwikkelingsstrategie Kempen & Maasland Interlokale vereniging Plaatselijke Groep Leader Kempen & Maasland
2 Leader Kempen & Maasland
Voorwoord De inspanningen inzake plattelandsontwikkeling die in de periode 2000-2006 door het Limburgse provinciebestuur zijn geleverd, worden ook in de nieuwe programmaperiode 2007-2013 onverminderd verdergezet. Met de inzet van Europese, Vlaamse en provinciale middelen wordt aan de Limburgse plattelandsontwikkeling nieuwe impulsen gegeven. Voor het Limburgse plattelandsbeleid is Leader dé uitgerekende manier om het Limburgse platteland verder te ontwikkelen tot een welvarende en leefbare woon- en werkomgeving. Samen met de elf Limburgse gemeenten in het Leadergebied Kempen & Maasland en de talrijke plattelandsactoren actief in het gebied, is in samenwerking met de provincie Limburg een lokale ontwikkelingsstrategie voor het gebied Kempen & Maasland uitgewerkt. Deze ontwikkelingsstrategie is complementair aan het Limburgse plattelandsbeleidsplan en legt vooral bepaalde accenten die specifiek zijn voor het gebied Kempen & Maasland. De verschillende aspecten zoals economie met inbegrip van de land- en tuinbouw, natuur en milieu, cultuur, toerisme en recreatie en sociale voorzieningen komen allen aan bod en dit alles met de nodige aandacht voor de eigen identiteit van het gebied Kempen & Maasland. De diversiteit van de organisaties die in de Plaatselijke Groep vertegenwoordigd zijn, getuigt alvast van een sterke aandacht voor een integrale aanpak. De toepassing van de Leader-methode in het gebied zal bovendien het draagvlak voor nieuwe initiatieven verbeteren en de regionale samenhang en cohesie versterken. Met de Plaatselijke groep als drijvende kracht zal in het gebied Kempen & Maasland de volgende jaren aandacht worden besteed aan het verhogen van de belevingswaarde van het platteland met bijzondere aandacht voor de landschappelijke omgeving en het aanwezige cultureel erfgoed, het bevorderen van de economische en
sociale leefbaarheid, het verkleinen van de kloof tussen de landbouw en plattelandsgebruikers, met bijzondere aandacht voor agrarische verbreding, en het stimuleren van duurzaam toerisme. Door middel van goede hefboomprojecten kan de regio Kempen & Maasland als geheel zich profileren ten opzichte van andere plattelandsregio’s in Vlaanderen. We zijn er van overtuigd dat de Plaatselijke Groep door uitvoering van de voorliggende ontwikkelingsstrategie hierin zal slagen en hiermee een bijdrage levert aan een verdere duurzame en kwalitatieve ontwikkeling van het Limburgse platteland.
Marc Vandeput gedeputeerde van Landbouw en Plattelandsontwikkeling
3 Leader Kempen & Maasland
4
Inhoud Inleiding Hoofdstuk 1: Leadergebied Kempen & Maasland 1.1 Afbakening van het Leadergebied 1.2 Bevolking 1.3 Coherentie van het gebied 1.4 Ruraal karakter Hoofdstuk 2: De Plaatselijke Groep (PG) 2.1 Samenstelling 2.2 Administratieve structuur 2.3 Werking 2.4 Selectieprocedure en –criteria 2.5 Monitoring en evaluatie 2.6 Communicatie 2.7 Financieel plan 2.8 Financieel beheer Hoofdstuk 3: Bijzonderheden Ontwikkelingsplan 3.1 Beschrijving en analyse van het gebied Kempen & Maasland 3.1.1 Geografie en demografie 3.1.2 Economische beschrijving van het gebied 3.1.2.1 Historische ontwikkeling 3.1.2.2 Werkklimaat en arbeidsmarkt 3.1.2.3 Landbouw 3.1.2.4 Toerisme 3.1.2.5 Sociale economie in het gebied 3.1.3 Sociale kenmerken 3.1.4 Landschap en cultureel erfgoed 3.1.4.1. Natuurwaarden in het Leadergebied 3.1.4.2. Landschapszorg 3.1.4.3 Cultureel erfgoed 3.1.5 SWOT-analyse 3.2 Overzicht van het reeds gevoerde beleid m.b.t. plattelandsontwikkeling 3.2.1 Europese programma’s 3.2.1.1 Leader + programma 2000-2006 3.2.1.2 PDPO 2000-2006 3.2.1.3 Interreg IIIA-programma van de Euregio Maas-Rijn 2000-2006 3.2.2 Provinciaal beleid 3.3 Doelstellingen/Maatregelen 3.4 Maatregelen en submaatregelen/acties 3.4.1 Actieve natuur-en landschapszorg en ontsluiting 3.4.2 Duurzame ontwikkeling van de regio door het verkleinen van de kloof tussen landbouwer en plattelandsgebruikers 3.4.3 Verhogen en versterken van de sociale leefbaarheid op het platteland 3.4.4 Stimuleren van duurzaam toerisme 3.4.5 Overzicht maatregelen -submaatregelen -begunstigden 3.4.5.1 Maatregelen en submaatregelen 3.4.5.2 Begunstigden 3.4.5.3 Leadersteun 3.4.6 Outputindicatoren 3.5 Samenwerking 3.6 Doelgroepen 3.7 Duurzaamkarakter 3.8 Innovativiteit 3.9 Overdraagbaarheid 3.10 Complementariteit 3.11 Gelijke kansen Bijlagen
6 7 7 9 10 11 14 14 15 15 17 18 19 20 21 24 24 24 27 27 28 29 33 35 37 41 42 43 46 50 54 54 54 54 56 56 58 59 59 61 61 63 64 64 67 67 68 69 69 69 69 69 70 70 745
Inleiding Leader+ was in de periode 2000-2006 een zelfstandig plattelandsontwikkelingsprogramma van de Europese Unie dat staat voor Liaison Entre Actions de Developpement de l’Economie Rurale. Met ingang van de periode 2007-2013 is dit programma opgenomen (gemainstreamed) in het Programmadocument voor Plattelandsontwikkeling (PDPO) Vlaanderen voor de periode 2007-2013 onder As 4. De Leader-as is gericht op het stimuleren van een duurzame ontwikkeling van het platteland. In juli 2007 lanceerde het Provinciaal Managementcomité van de provincie Limburg een ‘oproep tot indiening van voorstellen’ in het kader van de uitvoering van As 4 van het nieuwe PDPO 2007-2013. Plattelandsactoren werden daarbij opgeroepen om zich voor een bepaald geografisch toepassingsgebied intersectorieel te organiseren in een zogenaamde Plaatselijke Groep en gezamenlijk een Ontwikkelingsplan voor de periode 2007-2013 (met een uitloopfase tot 2015) op te stellen. Voorliggende aanvraag is een reactie op deze oproep. Een aantal partners namen het initiatief om in het Noorden en Oosten van de provincie een Plaatselijke Groep te vormen en in gezamenlijk overleg een ontwikkelingsplan voor deze regio op te stellen. De provincie Limburg vervulde hierbij een coördinerende en ondersteunende rol. Met behulp van dit ontwikkelingsplan willen wij als Plaatselijke Groep de lokale bevolking en lokale actoren enthousiasmeren en stimuleren om met nieuwe initiatieven te komen die passen binnen het kader van dit ontwikkelingsplan. Alleen door deelname van partijen uit het veld kan er voldoende draagvlak gecreëerd worden om het plan tot een succes te maken. De diversiteit van de organisaties die in onze Plaatselijke Groep vertegenwoordigd zijn, getuigen van een sterke aandacht voor een integrale aanpak. De Plaatselijke Groep heeft als doel om het draagvlak voor nieuwe initiatieven te verbeteren en de regionale samenhang en cohesie te versterken. Door middel van goede hefboomprojecten kan de regio als geheel zich profileren ten opzichte van andere plattelandsregio’s in Vlaanderen. Ook samenwerking met andere plattelandsregio’s, met als doel om opgedane kennis en ervaringen uit te wisselen, draagt bij aan de versterking van een economisch en vitaal platteland in de regio Kempen & Maasland. Kortom dit Leader ontwikkelingsplan Kempen & Maasland daagt de plattelandsactoren in de regio uit om met nieuwe ideeën en projectvoorstellen, die binnen het hierna beschreven ontwikkelingsplan passen, te komen. Samen kunnen wij dan een bijdrage leveren aan een duurzame ontwikkeling van het platteland!
6 Leader Kempen & Maasland
Ontwikkelingsstrategie Leader Hoofdstuk 1: Leadergebied Kempen & Maasland 1.1 Afbakening van het Leadergebied Het voorliggende ontwikkelingsplan heeft betrekking op een groot gedeelte van het gebied Noord-en Oost-Limburg (cf. situeringskaart in bijlage 1), oftewel de streken Kempen en Maasland. Het beoogde Leadergebied strekt zich uit over het grondgebied van 11 fusiegemeenten: Maasmechelen, Dilsen-Stokkem, Maaseik, Kinrooi, Meeuwen-Gruitrode, Bree, Peer, Bocholt, Hechtel-Eksel, Neerpelt en Hamont-Achel. Concreet bestaat het Leadergebied Kempen & Maasland uit de volgende deelgemeenten (cf. detailkaart gebied in bijlage 1): • g rondgebied MAASEIK: de deelgemeenten Opoeteren, Neeroeteren en Maaseik, inclusief de stedelijke kern (=niet–ruraal), die samen de fusiegemeente Maaseik vormen. De gehuchten Heppeneert, Aldeneik en Wurfeld van deelgemeente Maaseik maakten in de vorige programmaperiode (20002006) deel uit van het Leader+ gebied Midden-Maasland. • grondgebied DILSEN-STOKKEM: de deelgemeenten Stokkem, Dilsen, Lanklaar, Rotem en Elen, die samen de fusiegemeente Dilsen-Stokkem vormen. Fusiegemeente Dilsen-Stokkem maakte in de vroegere programmaperiode (2000-2006) deel uit van het Leader+ gebied Midden-Maasland. • grondgebied MAASMECHELEN: de deelgemeenten Vucht, Leut en Meeswijk. Deze deelgemeenten maakten in de vorige programmaperiode (2000-2006) deel uit van het Leader+ gebied Midden-Maasland. • grondgebied KINROOI: de deelgemeente Molenbeersel. • grondgebied MEEUWEN-GRUITRODE: de deelgemeenten Ellikom, Gruitrode, Meeuwen, Neerglabbeek en Wijshagen. • grondgebied BREE: de deelgemeenten Bree, Opitter (=niet-ruraal) en Tongerlo. • grondgebied PEER: de deelgemeenten Grote Brogel, Kleine Brogel (niet-ruraal), Peer en Wijchmaal • grondgebied BOCHOLT: de deelgemeenten Bocholt, Kaulille en Reppel • grondgebied HECHTEL-EKSEL: de deelgemeente Eksel • grondgebied NEERPELT: de deelgemeente Sint-Huibrechts-Lille • grondgebied HAMONT-ACHEL: de deelgemeente Hamont (niet-ruraal) en Achel Bij de afbakening van het Leadergebied op het niveau van deelgemeenten is rekening gehouden met o.a. volgende criteria : 1) Het Leadergebied is in het Oosten gesitueerd langsheen de Maas, die een belangrijke determinerende gebiedsfactor vormt voor het gedeelte Maasland en meteen ook de oostgrens van het gebied is. 2) Het Leadergebied bevat hoofdzakelijk de plattelands of rurale gebieden. Een aantal niet-rurale gebieden zoals Maaseik (niet-Leader+ gebied), Opitter, Hamont en Kleine Brogel worden wel bij de Leaderwerking betrokken omwille van gelijklopende fysieke, sociale en economische karakteristieken en teneinde een aaneengesloten gebied te vormen. Door de opname van deze niet-rurale gebieden wordt nog steeds voldaan aan het criterium dat maximaal 10% van het gebied niet-ruraal mag zijn. De totale oppervlakte van het Leader gebied bedraagt 57.597,01 ha. Tabel 1 geeft o.a. de oppervlakteverdeling per deelgemeente. 5.557,18 ha van de totale oppervlakte van het Leadergebied oftewel 9,65% is niet-ruraal (cf.tabel 2).
7 Leader Kempen & Maasland
Tabel 1: Gebiedsgegevens oppervlakte, bevolkingsaantal, bevolkingsdichtheid en bebouwingsgraad Bevolkingsaantal
Oppervlakte
Bevolkingsdichtheid
Bebouwd
Nietbebouwd
KINROOI
3.582
2.095,00
171,00
12
86
BOCHOLT
BOCHOLT
6.823
3.590,98
190,00
9
89
KAULILLE
BOCHOLT
4.032
1.673,01
242,00
12
87
REPPEL
BOCHOLT
1.175
675,02
171,00
7
93
BREE
BREE
10.877
4.921,70
221,00
11
89
TONGERLO
BREE
1.068
883,03
122,00
5
94
Deelgemeente
Gemeente
MOLENBEERSEL
ACHEL
HAMONT-ACHEL
5.119
2.055,78
249,00
12
87
EKSEL
HECHTEL-EKSEL
5.294
4.040,88
131,00
12
89
NEEROETEREN
MAASEIK
8.974
3.275,03
273,00
10
89
OPOETEREN
MAASEIK
3.919
1.866,06
210,00
7
92
ELLIKOM
MEEUWEN-GRUITRODE
1.146
581,85
195,00
11
89
WIJSHAGEN
MEEUWEN-GRUITRODE
1.622
1.308,15
124,00
9
91
MEEUWEN
MEEUWEN-GRUITRODE
5.369
3.253,78
165,00
11
90
GRUITRODE
MEEUWEN-GRUITRODE
3.534
3.681,26
96,00
6
94
NEERGLABBEEK
MEEUWEN-GRUITRODE
853
295,25
291,00
10
89
GROTE BROGEL
PEER
2.683
2.017,37
132,00
9
91
PEER
PEER
8.188
4.548,85
179,00
9
91
WIJCHMAAL
PEER
2.938
1.211,45
240,00
11
87
SINT-HUIBRECHTS-LILLE
NEERPELT
3.176
1.357,08
232,00
10
89
Leader+ gebied 2000-2006 ELEN
DILSEN
2.264
1.010,78
222,00
16
84
ROTEM
DILSEN
3.560
1.477,13
240,00
16
85
DILSEN
DILSEN
5.611
1.635,85
341,00
15
86
STOKKEM
DILSEN
3.140
886,96
352,00
16
84
LANKLAAR
DILSEN
4.156
1.598,52
258,00
25
75
MEESWIJK
MAASMECHELEN
827
440,07
186,00
7
91
LEUT
MAASMECHELEN
1.543
299,67
511,00
17
83
VUCHT
MAASMECHELEN
3.399
381,06
890,00
29
71
MAASEIK: Aldeneik *
MAASEIK
228
45,90
496,73
Wurfeld *
MAASEIK
885
433,57
204,12
Heppeneert *
MAASEIK
387
498,78
77,59
Niet-ruraal KLEINE BROGEL
PEER
1.747
965,37
182,00
21
78
OPITTER
BREE
2.257
688,21
324,00
10
89
HAMONT
HAMONT-ACHEL
8.535
2.319,18
367,00
17
82
MAASEIK (niet-Leader+)
MAASEIK
8.930
1.584,42
563,61
TOTAAL
127.835
57.597,01
221,95
De oppervlakte, uitgedrukt in ha, is gebaseerd op de Volkstelling van 1981 De bevolkingsdichtheid is uitgedrukt in inwoners / km2 (bron: gegevens opgevraagd bij het NIS juli 2002) *Voor deze gebieden zijn geen cijfers beschikbaar over bebouwingsgraad 8 Leader Kempen & Maasland
Tabel 2: Aandeel niet-ruraal in totale gebied Deelgemeente/ niet-ruraal
Gemeente
KLEINE BROGEL
PEER
965,37
OPITTER
BREE
688,21
HAMONT
HAMONT-ACHEL
2.319,18
MAASEIK (niet-Leader+ gebied)
MAASEIK
1.584,42
Totaal niet-ruraal
5.557,18
Totale oppervlakte gebied
57.597,01
% niet-ruraal
Oppervlakte in ha
9,65
1.2 Bevolking Het Leaderprogramma richt zich tot kleinere plattelandsgebieden die niet minder dan 10.000 en niet meer dan 150.000 inwoners mogen tellen. De gemiddelde bevolkingsdichtheid mag maximaal 300 inwoners/km2 bedragen. Het Leadergebied Kempen & Maasland telt in totaal 127.835 inwoners en heeft een bevolkingsdichtheid van 221,95 inwoners per km2 (Tabel 1).
9 Leader Kempen & Maasland
1.3 Coherentie van het gebied Het Leadergebied vormt zowel vanuit fysisch als vanuit sociaal en economisch oogpunt een aaneengesloten geheel, zoals ook uit de uitvoerigere beschrijving van het gebied zal blijken (zie 3.1). Op geografisch vlak wordt het gebied in het oosten afgebakend door de Maas, die tevens de rijksgrens met Nederland vormt, en in het zuiden door de waterscheidingslijn DemerbekkenMaasbekken op het Kempens Plateau. In het noorden wordt het gebied afgebakend door de rijksgrens met Nederland. In het westen heeft men de valleien Dommel en Bollisserbeek. Landschappelijk gaat het om een gevarieerd maar goed samenhangend geheel dat in zijn verschijningsvorm sterk bepaald is door enerzijds de landschapsvormende werking van de Maas met zijn alluviale gronden en terrassen, en anderzijds de zandgronden van de Kempen. Beide fenomenen zijn op hun beurt van grote invloed geweest op de manier waarop de mens dit landschap naar zijn hand heeft gezet. Het Leadergebied is één van de rijkste gebieden qua natuurwaarden in Vlaanderen. Voor een aantal soorten en habitats is het gebied dan ook van levensbelang. Zo ligt bv. 25% van de totale Vlaamse oppervlakte van het Europese Vogelrichtlijngebied en 10% van de Europese Habitatrichtlijn binnen dit Leadergebied, dat slechts 4% van Vlaanderen bedraagt. Het Leadergebied heeft dan ook een grote verantwoordelijkheid voor het in stand houden van beschermde soorten. Typerend voor de regio doorheen de geschiedenis zijn de kleine landschapselementen (KLE) zoals houtkanten, heggen, bomenrijen, solitaire bomen, poelen, grazige perceelsranden, enz. Wat betreft de ruimtelijk-economische structuur is er een sterke variëteit in het gebied. In het centraal landbouwgebied rond Peer, evenals in het noordwesten van het Leadergebied staat de landbouw nog sterk, zowel op vlak van bedrijfsvoering als wat de externe structuur betreft (weinig versnippering). Daarnaast zijn ook in het Maasland nog een aanzienlijk aantal goed gestructureerde en vaak grote landbouwbedrijven aanwezig, die zich naast de melkveehouderij ook vaak (deels) toeleggen op de teelt van grove groenten (door de aanwezigheid van het groentenverwerkend bedrijf Scana Noliko in de nabije omgeving). Een andere opvallende vaststelling is dat het dalend aantal landbouwbedrijven niet resulteert in een afname van het areaal cultuurlandschap. De percelen die verlaten worden door (stoppende) landbouwers, worden immers overgenomen door de nog actieve, vaak groeiende bedrijven. Naast de melkveehouderij zijn ook de varkensteelt en de pluimveehouderij sterk vertegenwoordigd. Het bodemgebruik wordt in het Leadergebied nog altijd gedomineerd door grasland en veevoedergewassen zoals maïs. Er wordt weinig grond uit de sector gestoten en er is meer continuïteit in de opvolging dan elders in Limburg. In HechtelEksel, Peer en Meeuwen-Gruitrode liggen een aantal lokale bedrijventerreinen. In Peer bevinden zich een handelslint en een toeristisch-recreatief knooppunt met bungalowpark in de open ruimte. In de Hoge Kempen en in het noorden en oosten liggen
10 Leader Kempen & Maasland
tenslotte belangrijke grind-en zandgroeven. In het noorden, ter hoogte van de Vlakte van Bocholt, en in de alluviale vlakten van de Maasvallei speelt actieve landbouw een belangrijke rol. Het is in grote mate grondgebonden landbouw en intensieve veehouderij die beslag leggen op het agrarisch landschap. Aan de Maas en op het Kempens Plateau zorgden de grindontginningen voor grote landschappelijke ingrepen, die in de gemeenten Kinrooi, Maaseik, Dilsen-Stokkem en Maasmechelen zijn omgezet ten voordele van recreatie en/of toerisme en natuurontwikkeling. Een uitgebreid fietsroutenetwerk, dat werd uitgebreid naar Nederlands Limburg, koppelt de toeristische aantrekkingspunten (water, historische steden, Maasdorpjes enz.) aan het landschappelijk gegeven van deze regio, zoals de rivier, de uiterwaarden en de vergezichten. In het zuidelijk gedeelte van de Maasvlakte worden naast grind-en zandontginning, de industriële activiteiten uitgebreid door de aantakking op de autosnelweg, de Zuid-Willemsvaart en de aansluiting op de structuur van het Albertkanaal. Bedrijventerreinen liggen voornamelijk als een lint langs de Zuid-Willemsvaart met uitzondering van het bedrijventerrein Jagersborg te Maaseik. Watergebonden bedrijven vestigden zich aan het kanaal in Maasmechelen, Dilsen, Rotem, Neeroeteren, Bree en Bocholt. Tegenwoordig is de waterweg grotendeels in onbruik geraakt, maar de terreinen hebben wegens hun ligging nog altijd de mogelijkheid om het kanaal opnieuw te gebruiken voor goederentransport. Geregeld duiken allerlei grote (handels)projecten op, die met tewerkstelling als alibi vooral een goede ligging nabij de Nederlandse grens beogen. Dit gedeelte van het Maasland beschikt over heel wat potentieel inzake natuurlijke en culturele hulpbronnen die voor een alternatieve gebiedsontwikkeling kunnen aangewend worden. Een strikte landbouwbenadering van het platteland biedt daarbij onvoldoende opportuniteiten voor een strategische economische ontwikkeling. Veeleer moet vanuit de gebiedsspecifieke factoren gezocht worden naar nieuwe functies en endogene economische ontwikkelingen (plattelandstoerisme, natuurontwikkeling, beheer van open ruimte, actieve landschapszorg, fietstoerisme, ...) en naar nieuwe impulsen voor optimalisatie en expansie van de bestaande economische structuren, voor zover dit past binnen de doelstellingen van duurzame ontwikkeling. Het gegeven dat het gehele Leadergebied tal van kleinstedelijke woonkernen bevat, biedt bovendien de mogelijkheid om ook de interactie en wisselwerking tussen buitengebied en verstedelijkt gebied in die ontwikkeling te betrekken.
1.4 Ruraal karakter Het rurale karakter van het beoogde Leadergebied wordt vastgesteld op basis van de criteria bebouwde oppervlakte (<15%) en de bevolkingsdichtheid (< 300 inwoners/km2). In tabel 1 worden de cijfers voor de betreffende gemeenten op het niveau van de deelgemeenten meegedeeld. De deelgemeenten die geen deel uitmaken van het vroegere Leader+ gebied -dat integraal werd opgenomen in het huidige Leadergebied -voldoen elk afzonderlijk aan bovenvermelde criteria. Het aandeel van de nietrurale gebieden die eveneens werden opgenomen in het Leadergebied, is bovendien lager dan 10% (cf. 1.1, tabel 2)
11 Leader Kempen & Maasland
13 Leader Kempen & Maasland
Hoofdstuk 2: De Plaatselijke Groep (PG) 1 2.1 Samenstelling De Plaatselijke Groep Leader Kempen & Maasland is erg evenwichtig en representatief samengesteld wat betreft de vertegenwoordiging van de verschillende ‘sectoren’ (economie, sociaal-cultureel, natuur, overheid). Zowel gebiedsinterne als gebiedsoverstijgende partners zijn betrokken. Het spreekt voor zich dat het bij deze laatste categorie gaat om instanties die een organisatiestructuur en een werkveld hebben die het Leadergebied overstijgen, maar die tegelijk toch ook in het gebied zelf een werking hebben. De sector cultuur is op dit moment nog niet vertegenwoordigd. De PG zal hiervoor actief op zoek gaan naar mogelijke partners. Volgende partners maken deel uit van de Plaatselijke Groep Leader Kempen & Maasland: Publieke sector Middenveld Economie Landbouw Sociale economie Natuur Welzijn Plattelandsbeleving Cultuur
Bocholt Bree Dilsen-Stokkem Hamont-Achel Hechtel-Eksel Kinrooi Maaseik Maasmechelen Meeuwen-Gruitrode Neerpelt Peer Provincie Limburg ERSV-Limburg vzw Vlaamse Landmaatschappij Limburg Toerisme Limburg vzw Unizo-Limburg vzw PVL BB Consult vzw Groenwerk vzw Labor Ter Engelen vzw Regionaal Landschap Lage Kempen vzw Regionaal Landschap Kempen en Maasland vzw Welzijnsregio Noord-Limburg vzw Rimo Limburg vzw CAW ‘t Verschil vzw Steunpunt Groene Zorg vzw Landelijke Gilden vzw KVLV-Agra vzw Plattelandsklassen vzw /
De provincie Limburg heeft een coördinerende en ondersteunende rol vervuld bij de opmaak van dit ontwikkelingsplan. Elk van de hier genoemde partners in de PG heeft vóór het indienen kennis genomen van dit ontwikkelingsplan en heeft een intentieverklaring ondertekend. De actoren die de intentieverklaring hebben ondertekend, hebben via de ondertekende verklaring, de intentie uitgedrukt te willen toetreden tot de Leaderwerking.
14 Leader Kempen & Maasland
1
Hoofdstuk 2 werd geactualiseerd na goedkeuring van het ontwikkelingsplan door de Vlaamse regering op 18 april 2008 en conform de vergade-
ringen van de Plaatselijke Groep d.d. 5 maart 2008, 10 april 2008 en 3 juni 2008.
2.2 Administratieve structuur De Plaatselijke Groep verkiest om te werken met een administratieve en financiële eerstverantwoordelijke. Deze verantwoordelijkheid wordt opgenomen door de provincie Limburg, 4de Directie, Sectie Landbouw & Plattelandsontwikkeling, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt. Als structuur voor de Plaatselijke Groep Kempen & Maasland is de voorkeur gegeven aan de vorm van een interlokale vereniging. De interlokale vereniging is juridisch een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid en zonder beheersoverdracht en heeft de uitvoering van het voorliggende ontwikkelingsplan als doel. Conform het decreet intergemeentelijke samenwerking dd. 6 juli 2001, is een samenwerkingsovereenkomst afgesloten tussen de betrokken partners. Het decreet laat ook de mogelijkheid aan de diverse partners om een eventuele inbreng te doen in de interlokale vereniging. Langs deze weg zal door de provincie Limburg, 4de directie, sectie landbouw/platteland de rol van administratieve en financiële eerstverantwoordelijke worden opgenomen. De ontwikkelde expertise die de provincie Limburg, 4de Directie, Sectie Landbouw & Plattelandsontwikkeling heeft in het beheer van Europese programma’s kan hierdoor maximaal worden ingezet. De correcte toepassing van de wet op de overheidsuitgaven, waarop de diverse Europese audits bij controle van goedgekeurde projecten zich zeer sterk focussen en die verplicht is in de werking van de interlokale vereniging, kan hierdoor ook maximaal worden gewaarborgd bij alle opdrachten en uitgaven die verband houden met de werking van de Plaatselijke Groep. Conform het decreet is voor de algemene coördinatie van de interlokale vereniging een beheerscomité opgericht. Dit beheerscomité vormt de Plaatselijke Groep Leader Kempen & Maasland. De Plaatselijke Groep is samengesteld uit minstens één vertegenwoordiger van elke partner (zie 2.1 Samenstelling), en voor de gemeenten aangewezen onder de gemeenteraadsleden, de burgemeester of de schepenen.
2.3 Werking In de samenwerkingsovereenkomst afgesloten tussen de betrokken partners is de werking van de Plaatselijke Groep nader omschreven. Er wordt conform het decreet een onderscheid gemaakt tussen enerzijds een Beheerscomité, voortaan Plaatselijke Groep genoemd, en anderzijds een Adviserend comité, voortaan Leadercomité genoemd. Elk lid van de interlokale vereniging maakt deel uit van de Plaatselijke Groep. De leden van het Leadercomité worden gekozen uit de leden van de Plaatselijke Groep. De Plaatselijke Groep heeft ondermeer de volgende taken: • Lanceren van oproepen voor Leaderprojecten na goedkeuring van de ontwikkelingsstrategie • Ontwikkelingsstrategie bekend maken in de streek • De ingediende projecten in behandeling nemen • Opvolgen voortgang ontwikkelingsstrategie • Beslissen over aangevraagde wijzigingen in goedgekeurde projecten • Beslissen over wijzigingen in de ontwikkelingsstrategie • Goedkeuren op te maken draaiboek Voor een werkbare beoordelingsprocedure geeft de Plaatselijke Groep er de voorkeur aan de rol van besluitvormingsorgaan toe te vertrouwen aan het Leadercomité. De Plaatselijke Groep zal de projectaanvragen beoordelen en zal een eerste beoordelingsverslag opstellen ten aanzien van het Leadercomité.. Het Leadercomité zal optreden als besluitvormingsorgaan van de Plaatselijke Groep. Bij de samenstelling van dit besluitvormingsorgaan is rekening gehouden met het feit dat op het niveau van de besluitvorming de economische en sociale partners en de verenigingen tenminste 50% van het plaatselijke partnerschap uitmaken.
15 Leader Kempen & Maasland
In de samenwerkingsovereenkomst evenals in het huishoudelijk reglement van de interlokale vereniging is de samenstelling van zowel de Plaatselijke Groep als van het besluitvormingsorgaan nader gespecifieerd. Het besluitvormingsorgaan is door de Plaatselijke Groep als volgt samengesteld: Publieke sector (7 leden) • 4 vertegenwoordigers van de gemeenten • 3 vertegenwoordigers van de provincie Limburg Middenveld (8 leden) • 2 vertegenwoordigers sector Economie, met een gewaarborgde vertegenwoordiging van de toeristische sector) • 1 vertegenwoordiger sector Land-en tuinbouw • 1 vertegenwoordiger sector Sociale Economie • 1 vertegenwoordiger sector Natuur • 1 vertegenwoordiger sector Welzijn • 1 vertegenwoordiger sector Plattelandsbeleving • 1 vertegenwoordiger sector Cultuur Toegevoegde leden met adviserende stem (2 leden) • 1 ambtenaar van het provinciaal plattelandsloket • 1 ambtenaar van het provinciaal centrum voor cultureel erfgoed De vertegenwoordigers van de sectoren zijn gekozen uit de leden van de Plaatselijke Groep na goedkeuring van het voorliggend ontwikkelingsplan. Deze werden opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst en het huishoudelijk reglement van de interlokale vereniging. Voor de dagelijkse werking van de PG wordt 1 VTE coördinator ter beschikking gesteld door de provincie Limburg als eerstverantwoordelijke. Concreet zijn de taken van de coördinator de volgende: • ondersteunt
de werking van de PG inhoudelijk en administratief; • is het permanente aanspreekpunt voor de leden van de PG en voor de inwoners uit het Leadergebied; • bereidt de vergaderingen en beslissingen voor van de PG, verzorgt het secretariaat en staat in voor een accurate verslaggeving; • verzorgt de communicatie over Leader naar de inwoners van de streek; • adviseert mensen en organisaties met ideeën en/of projectvoorstellen; • helpt in het tot stand komen van een gedragen ontwikkelingsvisie; • volgt de Vlaamse en Europese ontwikkelingen m.b.t. het plattelandsbeleid op de voet; • heeft een dynamiseringstaak in het gebied en de PG en zal de kans krijgen de nodige opleiding te volgen om zich optimaal van deze taak te kwijten. Op vlak van administratie wordt de coördinator bijgestaan door 1/4 VTE administratief medewerker. Beide personeelsleden worden door de provincie Limburg, 4de Directie, Sectie Landbouw & Plattelandsontwikkeling, ter uitvoering van de rol van administratieve en financiële eerstverantwoordelijke, in de interlokale vereniging ingebracht, en worden vermeld in de samenwerkingsovereenkomst tussen de partners van de Plaatselijke Groep. Volgende personen worden door de provincie Limburg als personeelsleden ingebracht in de interlokale vereniging: • Voor de coördinatie van de PG: De heer Davy Maesen • Voor de administratieve ondersteuning: Mevrouw Cathérine Vanempten
16 Leader Kempen & Maasland
De coördinator wordt een aantal dagen per week fysiek tewerkgesteld in het gebied ten einde o.a. zijn dynamiseringstaak te vervullen. Het Leadersecretariaat is gehuisvest op volgend adres: ‘t Poorthuis - Zuidervest 2a - 3990 Peer Dit adres wordt eveneens opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst tussen de partners en in het huishoudelijk reglement van de interlokale vereniging. De dagen dat hij niet tewerkgesteld is in het Leadergebeid, vervult hij zijn taken in het Provinciehuis, Universiteitslaan 1 te 3500 Hasselt. De administratieve medewerkster wordt niet fysiek tewerkgesteld in het gebied, maar vervult haar taken in het Provinciehuis, Universiteitslaan 1 te 3500 Hasselt. De kosten voor werking van de PG, zowel personeels- als operationele kosten, zullen maximaal 20% van het totale budget voor de hele periode bedragen. Minstens 15% van de werkingsmiddelen zal gebruikt worden voor opleiding, verwerven van vakkundigheid en dynamisering.
2.4 Selectieprocedure en –criteria Een project kan slechts worden ingediend tijdens een georganiseerde projectoproep door de PG op de daarvoor voorziene projectfiche én mits de hieronder beschreven procedure wordt doorlopen. Het Leadercomité is als besluitvormingsorgaan van de PG belast met de selectie van projecten, de toekenning van Leadersubsidies en het formuleren van de specifieke, projectgebonden voorwaarden die de initiatiefnemer daarbij in acht dient te nemen. De procedure is opgesplitst in twee fasen: Fase 1: Indienen van een projectconcept Een potentiële promotor dient, in afwachting van of volgend op een projectoproep georganiseerd door de PG, bij het Leadersecretariaat een beknopt inhoudelijk projectconcept in (max. 2 A4). De fiche projectconcept kan op aanvraag bekomen worden bij het Leadersecretariaat of is terug te vinden op http://www.limburg.be/leader. Dit projectconcept bestaat minimaal uit de volgende elementen: naam van het project, de doelstelling van het project, de reeds bekende en potentiële partners en/of copromotoren, een korte beschrijving van de geplande activiteiten, het tijdsschema en een globaal financieel plan. De coördinator toetst dit aanvraagconcept op ontvankelijkheid. Op basis van deze eerste toetsing vindt er een evaluatiegesprek plaats tussen de potentiële promotor en de coördinator. Is deze eerste ontvankelijkheidsevaluatie negatief dan wordt dit door de coördinator schriftelijk meegedeeld aan de potentiële promotor. Projectconcepten met een negatieve ontvankelijkheids-evaluatie worden door de coördinator ter kennisgeving voorgelegd aan de Plaatselijke Groep op de eerstvolgende PG-vergadering. Is deze ontvankelijkheidsevaluatie positief, dan wordt het projectconcept door de coördinator getoetst aan het algemeen provinciaal beleidskader. Is de toetsing positief dan wordt dit voorgelegd aan de PG. De PG beslist vervolgens of de promotor het projectconcept verder mag uitwerken in een definitieve projectaanvraag. Daartoe is een standaard projectfiche opgemaakt. De promotor kan het project vervolgens indienen bij de volgende of lopende oproepronde. Een positieve toetsing in deze fase vormt echter geen garantie dat de eigenlijke projectaanvraag ook definitief zal goedgekeurd worden. Is de toetsing met het provinciaal beleidskader negatief, dan wordt het projectconcept, samen met het toetsingsresultaat,
17 Leader Kempen & Maasland
voorgelegd aan de PG. De PG koppelt vervolgens hierover terug aan de potentiële promotor teneinde deze de mogelijkheid te geven het projectconcept aan te passen of bij te sturen en uit te werken in een definitieve projectaanvraag. De promotor heeft dan de mogelijkheid om zijn projectconcept aan te passen of bij te sturen in functie van de gemaakte opmerkingen. Dit aangepaste projectconcept wordt opnieuw voorgelegd aan de PG, die vervolgens beslist of de promotor het projectconcept verder mag uitwerken in een definitieve projectaanvraag. Om het vergaderritme van de Plaatselijke Groep haalbaar te houden en om een snelle terugkoppeling naar de promotor te waarborgen, kan in elke fase van de beoordeling van de projectconcepten een schriftelijke procedure worden ingesteld. Fase 2: Indienen van de eigenlijke projectaanvraag Pas nadat de potentiële promotor de toestemming heeft gekregen van de PG om zijn projectconcept uit te werken in een definitieve projectaanvraag, kan hij zijn project indienen via de daarvoor voorziene projectfiche. Een exemplaar van de projectaanvraag kan op aanvraag bekomen worden bij het Leadersecretariaat of is terug te vinden op http://www.limburg.be/ leader. Een projectfiche die wordt ingediend door een potentiële promotor zonder dat de procedure zoals omschreven in fase 1 gevolgd werd, wordt door de PG niet in behandeling genomen. Enkel projectenaanvragen waarvan het projectconcept de in fase 1 beschreven procedure hebben doorlopen, zullen door de PG in behandeling worden genomen. • Beoordeling
PG Na indiening van de projectaanvraag bij het Leadersecretariaat legt de coördinator de projectaanvraag voor aan de deputatie voor de inname van een provinciaal standpunt. Dit provinciaal standpunt is tevens het standpunt van de provinciaal afgevaardigden in de PG en in het Leadercomité. Op hetzelfde moment wordt de projectaanvraag door de coördinator voor een eerste keer ter evaluatie voorgelegd aan de PG-leden. De coördinator verwerkt deze individuele schriftelijke evaluaties tot een anonieme synthese per projectvoorstel. De synthese per project vormt de basis voor de verdere besprekingen. De coördinator legt vervolgens de anonieme synthese per projectvoorstel voor een eerste bespreking voor aan de PG en deelt aan de PG-leden het resultaat van de toetsing met het provinciaal beleidskader mee. Indien gewenst, kan de PG op basis van eventuele bemerkingen die worden gemaakt tijdens de eerste bespreking beslissen om toelichtingsvragen te formuleren. In een hoorzitting krijgt de projectindiener ten aanzien van een afvaardiging van de PG en de coördinator dan de kans om een antwoord te formuleren op deze vragen om toelichting (ca 15 min.). Indien het project geen verdere toelichting behoeft, stelt de PG een beoordelingsverslag t.a.v. het Leadercomité op. • Beslissing
Leadercomité Het Leadercomité bespreekt elke projectaanvraag op basis van het beoordelingsverslag van de PG. Het Leadercomité neemt vervolgens een besluit per project. Het Leadercomité is als besluitvormingsorgaan van de PG belast met de selectie van projecten, de toekenning van Leadersubsidies en het formuleren van de specifieke, projectgebonden aanbevelingen en/of voorwaarden die de initiatiefnemer daarbij in acht dient te nemen. De gemotiveerde besluiten van het Leadercomité worden door de coördinator schriftelijk meegedeeld aan de PG-leden. De beoordelings- en besluitvormingsprocedure voor een Leaderproject neemt vanaf het indienen van de definitieve aanvraag tot het betekenen van de beslissing van het Leadercomité maximaal 3 maanden tijd in beslag. Deze functieverdeling tussen PG en Leadercomité garandeert meteen ook een duidelijke operationele scheiding tussen het evaluatie- en het beslissingsniveau.
2.5 Monitoring en evaluatie Het behoort tot de bevoegdheid van de PG om toezicht uit te oefenen op haar eigen werking, op de werking van het Leadercomité en op de uitvoering van toegekende projecten. De PG-werking en de werking van het Leadercomité, zullen op regelmatige tijdstippen geëvalueerd worden. Voor het toezicht op en de evaluatie van de projecten is in eerste instantie de coördinator verantwoordelijk. Een evaluatieverslag, o.m. gebaseerd op een kritische toetsing van de projectgebonden outputindicatoren die in de projectaanvraag werden beschreven, zal door de coördinator aan het Leadercomité ter goedkeuring worden voorgelegd. In het selectiebesluit deelt het Leadercomité bij voorbaat mee op welke termijn(en) en in welke
18 Leader Kempen & Maasland
vorm de project uitvoerder(s) gegevens voor deze evaluatie aan de PG dient te bezorgen. Bij projecten die over meerdere jaren lopen, zal het Leadercomité bij de selectie van het project bepalen of en hoeveel tussentijdse evaluatiemomenten voorzien moeten worden. Het effectief ter beschikking stellen van de subsidie voor een volgend werkingsjaar kan daarbij afhankelijk gemaakt worden van een positieve tussentijdse evaluatie. Via het PG-verslag ontvangen alle PG-leden een samenvatting van dit evaluatieverslag. Evaluatieresultaten zullen eveneens aan de rechtstreeks betrokken projectuitvoerders worden meegedeeld. Zij kunnen op eenvoudig verzoek erover communiceren met de coördinator of de voorzitter. De projectresultaten en een overzicht van alle toegekende en lopende projecten kunnen door alle belanghebbenden bij het secretariaat opgevraagd worden. Eventueel zullen ze ook in digitale vorm via bv. een eigen website publiek kenbaar of toegankelijk gemaakt worden.
2.6 Communicatie De beoogde communicatie dient in de eerste plaats informatie te verstrekken over het ontwikkelingsplan en over de projectmogelijkheden voor potentiële promotoren. Een tweede functie is gericht op het vergroten van het bewustzijn over en de bekendheid van het beleid van de Europese Unie inzake plattelandsontwikkeling en de financiële bijdragen van de Europese Unie terzake. De algemene doelstelling van de communicatie-inspanningen zijn aldus: • het bij relevante doelgroepen bekend maken van de mogelijkheden van het ontwikkelingsplan; • het bevorderen van het draagvlak voor en betrokkenheid bij het ontwikkelingsplan zodat passende projecten worden gegenereerd waarlangs de doelstellingen van het ontwikkelingsplan kunnen worden gerealiseerd; • het communiceren over de uitvoering van het ontwikkelingsplan, omvattende informatieverstrekking over mogelijke projecten en criteria als de rapportering over de voortgang van het ontwikkelingsplan. De operationele communicatie-doelstellingen betreffen: • het verwerven van naamsbekendheid en globale bekendheid van het ontwikkelingsplan en de Leadermethodiek bij relevante doelgroepen; • het vergroten van de kennis over de specifieke ondersteuningsmogelijkheden van het ontwikkelingsplan; • het bevorderen van een goede interne en externe communicatie ten behoeve van een effectieve en efficiënte uitvoering van het ontwikkelingsplan; • het bevorderen van een goede afstemming en samenwerking met as 3 van PDPO II en met de relevante maatregelen in de andere Europese ontwikkelingsplan, van toepassing in de provincie; • het activeren van de projectontwikkeling; • het rapporteren van de resultaten van de projecten en het ontwikkelingsplan; • het naleven van de Europese publiciteitsrichtlijnen en de controle op de uitvoering van deze richtlijnen.
19 Leader Kempen & Maasland
Ten aanzien van de communicatie kunnen aldus verschillende fasen en doelgroepen worden onderscheiden. In de eerste fase is de communicatie vooral gericht op de bekendmaking van het ontwikkelingsplan en van de ondersteuningsmogelijkheden voor projectontwikkeling. Deze fase betreft aldus de sensibilisering van de potentieel begunstigden en van andere betrokken partners. Deze informatie bevat minimaal: • de doelstellingen van het ontwikkelingsplan; • de maatregelen die worden genomen in het ontwikkelingsplan met informatie over de voorwaarden voor deelname aan deze voorwaarden; • de contactgegevens van de personen die concrete invulling geven aan het secretariaat van de PG Gelet op de verantwoordelijkheden van de PG inzake de uitvoering van het ontwikkelingsplan en de ontwikkeling van de plaatselijke dynamiek in de projectontwikkeling, gebeurt deze communicatie onder de verantwoordelijkheid van de PG. De tweede fase heeft betrekking op de uitvoering van het ontwikkelingsplan en betreft de interne en externe communicatie inzake de beoordeling van de projecten. • Over de globale uitvoering van het ontwikkelingsplan wordt na de vaststelling van het jaarverslag, dat tevens geldt als jaarlijks evaluatierapport voor te leggen aan het Provinciaal Managementcomité (PMC), gecommuniceerd. De PG is verantwoordelijk voor de interne communicatie ten aanzien van de partners van de PG en de co-financierende partners, met name de Europese Unie, de Vlaamse overheid en de provincie Limburg. Voor de externe communicatie naar de burgers in de regio, de intermediairen en de media, treden de PG en het PMC gezamenlijk op, na de vaststelling van het jaarverslag in de vergadering van het PMC. • Omdat de besluitvorming inzake de individuele projectvoorstellen op de meest accurate manier moeten worden vastgelegd op de rekeningen en gelet op de rol van de provincie Limburg als administratief en financieel eerstverantwoordelijke, gebeurt interne en externe communicatie in een gezamenlijke regie van de PG, PMC en deputatie. De Europese Commissie verbindt aan haar subsidieverstrekking specifieke communicatie-voorwaarden. Hoofddoel van deze voorwaarden is het bevorderen van de bekendheid van de activiteiten en bijdragen aan de Europese Unie bij een breder publiek. De voorwaarden hebben betrekking op de promotie van het ontwikkelingsplan in algemene zin, maar hebben tevens betrekking op het communicatiemateriaal en de communicatiemiddelen. In de communicatie en de informatievoorziening moet in ieder geval de bijdrage aan de Europese Commissie aan het ontwikkelingsplan naar behoren worden aangegeven. Centraal in de communicatievoorwaarden staat dat de projectpromotoren en –uitvoerders zoveel mogelijk uitdragen dat hun project mede tot stand is gekomen dankzij de steun van de Europese Commissie vanuit ELFPO. Aan de projectpromotoren wordt deze voorwaarde bij de toekenning van de steun opgelegd.
2.7 Financieel plan 20% van de toegekende subsidie wordt gereserveerd voor de werkingsmiddelen van de PG. Daartoe behoren o.a. de vergader- en secretariaatskosten, het aandeel in de loonkosten van de coördinator (vastgesteld op 1 VTE over de totale programmaperiode) en in de loonkosten van de administratieve medewerkster (vastgestel op ¼ VTE over de totale programmaperiode), en de kosten voor communicatie en publiciteit. Minstens 15% van de werkingsmiddelen van de PG zullen gebruikt worden voor opleiding, verwerven van vakkundigheid en dynamisering. De overige 80% van de toegekende middelen worden voor projectwerking gereserveerd. Daarbij wordt indicatief volgend financieel plan over de diverse werkingsjaren vooropgesteld:
20 Leader Kempen & Maasland
Overzicht: Periode
Totaal
Eigen werking PG
Projecten
2008-2013
€ 3.208.402
€ 631.681 + € 12.500 (*)
€ 2.576.721 + € 125 000
(*) € 12.500 wordt forfaitair toegekend aan de Plaatselijke Groep na goedkeuring van voorliggend ontwikkelingsplan (**) € 125 000 is bestemd voor samenwerkingsprojecten met andere plattelandsgebieden
Verdeling per maatregel: Voor de verdeling van de beschikbare middelen (globaal budget minus 20% werkingsmiddelen) over de verschillende maatregelen wordt voor de totale periode van de Leaderwerking (20082013) volgende indicatieve verdeelsleutel gehanteerd: • Maatregel
1: Actieve natuur-en landschapszorg en ontsluiting (max. 25%) 2: Duurzame ontwikkeling van de regio door het verkleinen van de kloof tussen landbouwer en plattelandsgebruikers (max. 25%) • Maatregel 3: Verhogen en versterken van de sociale leefbaarheid op het platteland (max. 25%) • Maatregel 4: Stimuleren van duurzaam toerisme (max. 25%) • Maatregel
Financieel overzicht per maatregel: Periode
Maatregel 1
Maatregel 2
Maatregel 3
Maatregel 4
2008-2013
€ 644.180,25
€ 644.180,25
€ 644.180,25
€ 644.180,25
Het totale investeringsbudget voor Leader Kempen & Maasland 2008-2013 komt dan bij totale benutting van de subsidies op 3.964.186,00 euro (exclusief 20% voor werkingsmiddelen van de PG). De PG voorziet een tussentijdse inhoudelijke en financiële evaluatie van de projectwerking, waarna deze verdeelsleutel voor de resterende uitvoeringsfase eventueel bijgesteld zou moeten kunnen worden op basis van een beargumenteerd wijzigingsvoorstel.
2.8 Financieel beheer Voor het financiële beheer van de middelen wordt de rekening van de provincie Limburg, als administratieve en financiële eerstverantwoordelijke, gebruikt. De boekhouding van de PG wordt door de provincie Limburg gevoerd. Inzake financieel beheer zijn de regels van het Provinciedecreet van toepassing.
21 Leader Kempen & Maasland
23 Leader Kempen & Maasland
Hoofdstuk 3: Bijzonderheden Ontwikkelingsplan 3.1 Beschrijving en analyse van het gebied Kempen & Maasland In deze paragraaf wordt een beeld geschetst van het gebied Kempen & Maasland op geografisch, demografisch, sociaaleconomisch en cultureel vlak. De gegevens waarop de analyse gebaseerd is, bieden voldoende aanknopingspunten om een totaalbeeld van de regio te schetsen. De resultaten van deze analyse vormen de basis voor de SWOT-analyse, die is beschreven aan het einde van deze paragraaf.
3.1.1 Geografie en demografie Het Leadergebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Nederlandse grensprovincies Noord-Brabant (regio Eindhoven) en Nederlands Limburg (regio Weert). In het oosten wordt het gebied getypeerd als een gebied met grote kernen met verspreide bebouwing in het buitengebied. Bree is de kern met bovenlokale betekenis aan de oostzijde van dit deelgebied. In het oosten vormt de Maas een natuurlijke grens van het gebied. Het gebied omvat het noordelijk deel van de Maasvallei (het vroegere Leader+ gebied Midden-Maasland) en een gedeelte van het Kempens plateau afwaterend naar de Maas. Ondanks een grote landschappelijke diversiteit vertoont het gebied vanuit geomorfologisch, hydrografisch en hydrologisch oogpunt een samenhangend gebied. Het Kempens plateau is een (vroeg Pleistocene) puinkegel van zand en grind afgezet door de Maas. Doordat de omgeving rond deze puinkegel makkelijker erodeerde dan het waterdoorlatende grindpakket, ging in de loop der tijden de puinkegel in het landschap uitsteken. Dit proces werd nog versterkt door een tektonische beweging langsheen een breukensysteem. Momenteel doet de overgang tussen de Maasvallei en de Hoge kempen zich voor als een markante steilrand die vanuit landschappelijk en ecologisch oogpunt bijzondere waarde heeft. Naar het noorden toe helt het Kempens plateau zacht af (van 70 meter in Meeuwen-Gruitrode tot 35 meter in Hamont-Achel) en gaat over in de Vlakte van Bocholt en Maaseik (uitwaaiering van het middenterras van de Maas). Deze geomorfologische samenhang (tussen Kempens plateau en Maasvallei) weerspiegelt zich ook in de hydrografie van het gebied. Op het Kempens plateau ontspringen de beekvalleien van de Bosbeek, Abeek, Warmbeek en Dommel. Deze valleien hebben zich vrij sterk ingesneden in het plateau en wateren af in noordelijke en noordoostelijke richting naar de Maas(vallei). Hydrologisch is er een sterke infiltratie/kwel relatie tussen het plateau en de Vlakte van Bocholt en Maaseik/Maasvallei. De leeftijdsopbouw van het Leadergebied Kempen & Maasland is vergelijkbaar met deze van Limburg. Uitzondering hierop is de groep van de 60 plussers, die een kleiner aandeel vormt t.o.v. Limburg en de rest van de provincie (Tabel 3). M.a.w. het Maasland heeft in zijn totaliteit een iets jongere bevolking dan de rest van Limburg. De jongste bevolkingsgroep (0-19jr) is het sterkst vertegenwoordigd in Noord-Limburg (23.4%) (Tabel 4).
24 Leader Kempen & Maasland
Tabel 3: 60-plussers bevolking 60-... (teller)
totale bevolking (noemer)
indicator (in %)
standaardscore
rang
Bocholt
2.346
12.232
19,2
-0,60
30
Bree
3.091
14.421
21,4
0,47
13
Dilsen-Stokkem
3.482
18.921
18,4
-0,97
37
Hamont-Achel
3.199
13.779
23,2
1,31
9
Hechtel-Eksel
2.237
11.455
19,5
-0,44
28
Kinrooi
2.114
11.997
17,6
-1,34
41
Maaseik
4.885
23.564
20,7
0,13
19
Maasmechelen
6.874
36.175
19,0
-0,69
31
Meeuwen-Gruitrode
2.221
12.505
17,8
-1,28
38
Neerpelt
3.162
16.063
19,7
-0,36
27
Peer
2.775
15.723
17,6
-1,33
40
Maasland
22.544
115.108
19,6
Midden-Limburg
44.972
224.041
20,1
Noord-Limburg
28.147
141.039
20,0
West-Limburg
29.303
145.862
20,1
Zuid-Limburg
40.687
183.892
22,1
165.653
809.942
20,5
1.377.529
6.043.161
22,8
Limburg Vlaams Gewest
standaardafwijking: 2,1 Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Dienst Demografie (01.01.2005) Verwerking: Studiecel - stafdienst Strategie en Planning - 2de Directie Welzijn - provincie Limburg Legende standaardscores: z < -1,5:
-1,5 < z < -0,5:
-0,5 < z < +0,5:
+0,5 < z < +1,5:
z > +1,5:
veel lager dan Limburg
lager dan Limburg
gemiddeld
hoger dan Limburg
veel hoger dan Limburg
25 Leader Kempen & Maasland
Tabel 4: groene druk bevolking 0-19 (teller)
bevolking 20-59 (noemer)
indicator (index)
standaardscore
rang
Bocholt
2.945
6.941
42,4
1,11
6
Bree
3.190
8.140
39,2
0,07
20
Dilsen-Stokkem
4.341
11.098
39,1
0,05
21
Hamont-Achel
3.199
7.381
43,3
1,40
5
Hechtel-Eksel
2.802
6.416
43,7
1,51
3
Kinrooi
2.855
7.028
40,6
0,53
14
Maaseik
5.234
13.445
38,9
-0,01
23
Maasmechelen
8.410
20.891
40,3
0,42
17
Meeuwen-Gruitrode
2.953
7.331
40,3
0,42
16
Neerpelt
3.723
9.178
40,6
0,51
15
Peer
3.784
9.164
41,3
0,75
9
Maasland
25.925
66.639
38,9
Midden-Limburg
50.627
128.442
39,4
Noord-Limburg
32.937
79.955
41,2
West-Limburg
33.028
83.531
39,5
Zuid-Limburg
38.123
105.082
36,3
180.640
463.649
39,0
1.342.718
3.322.914
40,4
Limburg Vlaams Gewest
standaardafwijking: 3,1 Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Dienst Demografie (01.01.2005) Verwerking: Studiecel - stafdienst Strategie en Planning - 2de Directie Welzijn - provincie Limburg Legende standaardscores: z < -1,5:
-1,5 < z < -0,5:
-0,5 < z < +0,5:
+0,5 < z < +1,5:
z > +1,5:
veel lager dan Limburg
lager dan Limburg
gemiddeld
hoger dan Limburg
veel hoger dan Limburg
Nationaliteit Op 1 januari 2004 telde Limburg 64.444 inwoners met een niet-Belgische nationaliteit. In het Leadergebied is meer dan de helft van deze buitenlandse bevolking van Nederlandse origine. In Noord-Limburg vertegenwoordigen zij 87,1% van alle nietBelgen, in het Maasland 65% (Tabel 5). Tabel 5: Aantal niet-Belgen per nationaliteit per streek: januari 2004 Streek Limburg
9,1
19,7
3,5
2,8
2,0
50,5
12,4
64444
Noord-Limburg
1,6
1,5
0,9
0,8
0,1
87,1
8,0
13945
Midden-Limburg
13,4
40,2
7,8
5,5
4,3
13,9
14,9
17982
Zuid-Limburg
1,7
6,0
2,1
1,5
0,6
62,2
25,9
7611
West-Limburg
35,7
21,0
2,8
7,3
1,9
15,6
15,7
6185
Maasland
4,8
18,8
2,0
0,8
1,9
65,0
6,7
18721
Bron: Gom-Limburg (NIS)
26 Leader Kempen & Maasland
Turken Italianen Marokkanen Spanjaarden Grieken Nederlanders Overige Totaal (%) (%) (%) (%) (%) (%) (%) (100%)
3.1.2 Economische beschrijving van het gebied 3.1.2.1 Historische ontwikkeling Het deelgebied Kempen is vrij laat tot economische ontwikkeling gekomen. In periodes dat landbouw de hoofdactiviteit vormde leverden de schrale heidegronden weinig opbrengsten. Het is pas sedert het midden van de 18de eeuw dat werd overgegaan tot ontginning van de heidegronden met de aanplanting van dennenbossen en het ontginnen van gronden voor de landbouw. Deze zwakke ontwikkeling van de landbouw gold nog sterker voor het noordwestelijk deel van de streek (Neerpelt) met zijn typische zandgronden, dan voor de meer vruchtbare gronden in het centrale deel van het gebied (Bree-Bocholt-MeeuwenGruitrode-Peer). Parallel met deze zwakke landbouw ontwikkelde zich in de achttiende eeuw de voor de streek bekende teutenhandel. De Teuten waren in oorsprong leurders die vaak in de eigen woonplaats een handelszaak hadden. In het voorjaar trokken de Teuten naar Holland, het Rijnland, zelfs naar de Elzas en Noord-Duitsland. In december keerden zij naar huis terug waar zij feestelijk werden ingehaald. Zij dreven handel in koperen, tinnen en ijzeren ketels, verkochten textielwaren en aardewerk en traden soms op als officieuze veeartsen. Jarenlang bepaalden de Teuten het sociaal en economisch leven in de Noord-Limburgse dorpen. In het midden van de negentiende eeuw werd de Noorderkempen ontsloten door belangrijke infrastructuurwerken. Vooreerst was er rond 1820 de afwerking van de Zuid-Willemsvaart, dewelke de streek aandoet ter hoogte van Bree en Bocholt en in de periode van het Verenigd Koninkrijk bedoeld was als verbinding tussen het Luikse industriegebied en de Nederlandse havens. Verder werd in 1846 het Kempens kanaal of het kanaal Bocholt-Herentals voltooid, waardoor er via de Kempen een verbinding kwam tussen Luik en Antwerpen. Bijkomend voordeel van deze Kempense kanalen was dat via het ingenieus systeem van de vloeiweiden het kanaalwater gebruikt werd voor de bevloeiing van de droge landbouwgronden. Uit de tweede helft van de 19de eeuw stamt de aanleg van de spoorlijnen Hasselt-Eindhoven (1866) en Antwerpen-Mol-Mönchengladbach (1879). Deze laatste werd ook wel IJzeren Rijn genoemd. Op deze manier verleende Noord-Limburg doorgang aan twee belangrijke internationale spoorlijnen. Dit bracht de aanzet tot de industrialisatie met de bouw van de zinkfabrieken te Lommel en Overpelt en de poederfabriek in Kaulille op de uitgestrekte en afgelegen heidegronden. Daarnaast kwamen in de verschillende centra kleine ambachtelijke bedrijven tot stand, met ondermeer de sigarennijverheid, brouwerijen, leerlooierijen en de productie van aardewerk. Na deze aanzet tot industriële ontwikkeling volgde ook de uitbouw van het onderwijs en de administratieve diensten. Alhoewel het gewest Noord-Limburg in de periode tussen de twee wereldoorlogen nog voornamelijk zijn agrarisch karakter bleef behouden, vonden meer en meer mensen een tewerkstelling in de plaatselijke industrieën en in de Midden-Limburgse mijnen. Na de tweede wereldoorlog kwam de industriële ontwikkeling in een stroomversnelling, doch Noord-Limburg pikte hier onvoldoende van mee. Midden-Limburg, het Antwerpse hinterland en de regio Eindhoven waren aangrenzende groeipolen en zogen de nieuwe economische activiteit naar zich toe. De wegeninfrastructuur bleef achter, de spoorlijnen werden praktisch opgedoekt en verloren hun internationale karakter. Het kanaal was tussen de oorlogen wel gebracht op 600-ton vaart, maar ondertussen was er het Albertkanaal als rechtstreekse verbinding tussen Antwerpen en Luik. Vandaar dat de streek een veel hogere vraag naar werk kende dan het werkaanbod, met als gevolg een grote pendelbeweging enerzijds richting Midden-Limburg en het Antwerpse en anderzijds de grens over naar Nederland. In de jaren zestig waren de voordelen van het grote arbeidspotentieel, met daarin nog een praktisch niet aangesproken vrouwelijke beroepsbevolking, niet ontgaan aan enkele buitenlandse investeerders en kwamen in de regio een reeks kleine bedrijven tot stand. De textielsector was hierin echter overgeaccentueerd zodanig dat bij de eerste tekenen van de economische crisis midden zeventiger jaren veel van deze bedrijfjes hun deuren sloten en de werkloosheidscijfers pijlsnel de hoogte ingingen (+50% in de periode ‘76’80). Ook de tewerkstelling in de traditionele grotere bedrijven in de regio daalde systematisch. Vooral de zinknijverheid kende een sterke teruggang.
27 Leader Kempen & Maasland
Een actieve tewerkstellingspolitiek werd gevoerd door het inrichten van industrieterreinen en ambachtelijke zones in de verschillende gemeenten. Hierop vestigden zich voor een deel nieuwe bedrijven. Anderzijds kende het bedrijfsleven een belangrijke endogene groei door de uitbreiding van veelal familiale bedrijven uit de streek zelf. De metaalnijverheid en de bouwsector tekent zich hierbij duidelijk af. De nieuwste ontwikkeling in het bedrijfsleven voor de streek voltrok zich in de toeristische sector, waar door de inplanting van enkele bungalowparken het verblijfstoerisme een sterke impuls kreeg. Het deelgebied Maasland betreft het vroegere Leader+gebied Midden-Maasland met uitbreiding van de kleinstedelijke woonkern van Maaseik, de deelgemeenten Opoeteren en Neeroeteren en de deelgemeente Molenbeersel van de gemeente Kinrooi. Het gebied beschikt over heel wat natuurlijke hulpbronnen. De vruchtbare zandleemgrond en de onderliggende laag afzettingsgrind die dit deelgebied kenmerken, hebben doorheen de tijd aanleiding gegeven tot belangrijke economische activiteiten in de regio: landbouw, wilgen- en houtverwerkende nijverheid, steenbakkerijen en grindexploitatie. In de pre-industriële periode had het Maasland een belangrijk ambachtelijk alternatief voor en een noodzakelijke aanvulling bij de kleinschalige landbouwactiviteit in de vorm van wilgenteelt en vlechtnijverheid, met Stokkem als regionaal vlechtcentrum. De traditie van deze lokale economie gaat aantoonbaar terug tot in de late middeleeuwen. In een laatste, relatief korte bloeiperiode aan het einde van 19de eeuw en de eerste decennia van de 20ste eeuw werden verpakkingsmaterialen voor bv. de Haspengouwse fruitteelt of ovenmanden voor de Luikse metaalindustrie in grote aantallen als huisarbeid vervaardigd. De opkomst van plastic en karton als goedkopere alternatieven zorgden tijdens het interbellum echter voor een snelle en definitieve teloorgang van deze lokale ambachtelijke industrie. Tewerkstellingsalternatieven werden in de daarop volgende decennia enkel nog geboden door grote, industriële sites buiten de eigen regio. Tijdens de 19de eeuw kon de steenbakkerij in het nabije Rijnland als seizoensarbeid voor het ganse gezin voor inkomen zorgen. Later werden de steenkolenmijn van Eisden en grote fabrieken zoals DSM, DAF en Ford belangrijke werkgevers voor de relatief goedkope en gemotiveerde werkkrachten uit het Maasland. De ontginning van grind, de keien die in alle formaten in de bodem van de Maasbedding te vinden zijn, betekent een ingrijpende economische activiteit voor het Leader+ gebied. Sinds de jaren twintig worden de dikke grindlagen economisch geëxploiteerd. Vanaf de jaren zestig groeide deze ontginning exponentieel. Het grind dient voornamelijk als bestanddeel voor beton en wordt gebruikt in de wegenbouw. Aan de Maas rust een reserve van 3 miljard ton grind. Elk jaar wordt daar 9 miljoen ton van gewonnen. Bruggen, wegen, havens en vliegvelden worden gebouwd met grind. De grindontginning in Limburg is goed voor een jaarlijkse omzet van 70 miljoen euro. 3.1.2.2 Werkklimaat en arbeidsmarkt Uit de aanwezigheidsindex van de loontrekkende werkgelegenheid (zie tabel) blijkt dat de primaire sector nog sterk vertegenwoordigd is in de regio. Deze index duidt aan in hoeverre de werkgelegenheid in een bepaalde sector sterk of minder sterk aanwezig is in vergelijking met gemiddeld in Limburg. De index vergelijkt de verhouding van het aantal jobs ten opzichte van het aantal inwoners (18-64 jaar) in een bepaalde regio met diezelfde verhouding in Limburg. Een aanwezigheidsindex met waarde 1 betekent dat de betreffende sector even sterk staat in die regio dan gemiddeld in Limburg. Een waarde hoger dan 1 wijst erop dat de sector sterker staat in die regio dan gemiddeld in Limburg. Een waarde lager dan 1 wijst op het omgekeerde. In de gemeenten Kinrooi, Bree, Bocholt en Maaseik van het Leadergebied staat de primaire sector sterker dan gemiddeld in Limburg. Zowel de dienstensectoren als de industrie zijn in het Leadergebied minder sterk vertegenwoordigd dan gemiddeld in Limburg. Toch zijn in deze streken enkele belangrijke industriële werkverschaffers gehuisvest, met name in de gemeenten Bree, Hamont-Achel en Dilsen-Stokkem.
28 Leader Kempen & Maasland
Tabel 6: aanwezigheidsindex loontrekkende werkgelegenheid 2005
Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector
Quartaire sector
Totaal
LIMBURG
1,67
1,03
0,78
0,94
0,91
BOCHOLT
2,30
0,95
0,30
0,36
0,51
BREE
2,56
1,85
1,04
0,71
1,16
NEERPELT
1,30
0,19
0,55
0,72
0,52
PEER
0,71
0,68
0,82
1,93
1,15
HAMONT-ACHEL
0,59
1,73
0,78
0,35
0,89
HECHTEL-EKSEL
0,19
0,31
0,32
0,30
0,31
MEEUWEN-GRUITRODE
0,71
0,82
0,26
0,21
0,40
KINROOI
4,81
0,55
0,30
0,45
0,46
MAASEIK
1,86
0,54
0,40
1,02
0,66
DILSEN-STOKKEM
0,36
1,68
0,34
0,55
0,76
MAASMECHELEN
1,12
0,58
0,71
0,62
0,65
Arbeidsmarkt Het Leadergebied telt in totaal 5.300 niet werkende werkzoekenden (Bron: VDAB, Arvastat nov. 2007). Dat is 22 % van het totaal aantal niet werkende werkzoekenden in Limburg. (Voor de absolute cijfers per deelgemeente verwijzen we naar de tabel in bijlage) Opvallend is dat meer dan de helft, namelijk 53 %, ouder is dan 40 jr. Het aandeel van oudere werkzoekenden is in de regio hoger dan in de rest van Limburg (49,5 %). Het merendeel zijn vrouwen. 90 % heeft maximum een diploma hoger secundair, hetgeen overeenkomt met het Limburgse gemiddelde. Verdeling naar leeftijd:
Verdeling naar geslacht:
hoog
< 25
10%
19% > 40 53%
25-40
vrouw
man
59%
41%
laag midden
56%
34%
28% Bron: VDAB, Arvastat, nov. 2007
Verdeling naar scholingsgraad:
Bron: VDAB, Arvastat, nov. 2007
Bron: VDAB, Arvastat, nov. 2007
3.1.2.3 Landbouw Kenmerken De landbouwsector is pertinent aanwezig in de regio en speelt in een groot deel van de regio zijn rol vanuit enerzijds een economische functie (tewerkstelling en productie) en anderzijds een structurerende open ruimte functie (beeldbepalende landschapscomponent). Ook landbouwtechnisch evolueerde de landbouw in het gebied Kempen & Maasland in de 20e eeuw sterk, in die mate zelfs dat de Kempense melkveehouderij op dit moment de sterkst uitgebouwde is in gans Vlaanderen.
29 Leader Kempen & Maasland
Tabel 7: Aantal bedrijven met landbouwproductie volgens arbeidsvolume (VAK) Voltijds bedrijf (1 VAK en meer)
Deeltijds bedrijf (minder dan 1 VAK)
BOCHOLT
154
119
35
BREE
172
122
50
KINROOI
124
105
19
MAASEIK
119
85
34
NEERPELT
88
58
30
PEER
211
149
62
HAMONT-ACHEL
87
70
17
HECHTEL-EKSEL
45
16
29
MEEUWEN-GRUITRODE
138
95
43
DILSEN-STOKKEM
84
60
24
MAASMECHELEN
63
32
31
TOTAAL
1285
911
374
Limburg
4266
2805
1461
Zoals de landbouwtelling 2006 aantoont, kenmerkt de regio zich door verhoudingsgewijze een groot aantal landbouwbedrijven (Tabel 7). Ongeveer 30% (of 1285 bedrijven) van de 4266 actieve Limburgse bedrijven zijn gevestigd in het Leadergebied. Het merendeel (22.4%) zijn bedrijven met een oppervlakte tussen de 0.01 en 5 ha, gevolgd door de categorie tussen 30 tot 50 ha (20.3%) (Tabel 8). Tabel 8: Aantal bedrijven met landbouwproductie volgens OC van het bedrijf Zonder teelt
Van 0,01 tot minder dan 5 ha
Van 5 tot minder dan 10 ha
Van 10 tot minder dan 15 ha
Van 15 tot minder dan 20 ha
Van 20 tot minder dan 30 ha
Van 30 tot minder dan 50 ha
Van 50 ha en meer
12
26
17
18
14
17
38
12
BREE
6
31
25
16
13
24
38
19
KINROOI
12
24
14
12
6
11
28
17
MAASEIK
6
22
13
14
14
18
24
8
NEERPELT
9
29
12
5
6
7
13
7
PEER
5
43
37
23
11
26
54
12
HAMONT-ACHEL
6
23
11
11
12
5
17
2
HECHTEL-EKSEL
5
18
6
4
2
2
5
3
MEEUWENGRUITRODE
5
38
22
14
8
18
23
10
DILSEN-STOKKEM
2
15
11
6
12
11
13
14
MAASMECHELEN
2
19
9
7
3
7
8
8
TOTAAL
70
288
177
130
101
146
261
112
BOCHOLT
Het merendeel van de bedrijven (70.9%) stellen 1 of meer voltijdse arbeidskrachten tewerk. Concreet betekent dit dat de landbouw in de regio aan 1714 mensen (75% aan familiale arbeidskrachten) een inkomen verschaft (Tabel 9).
30 Leader Kempen & Maasland
Tabel 9: Totale arbeidskrachten (VAK) Het merendeel van de bedrijfsleiders is ouder dan 55 jaar (37.6% of 484 landbouwers waarvan ongeveer de helft (241) ouder dan 65 jaar). Een andere vaststelling is het gebrek aan opvolgers bij de bedrijven waarvan de bedrijfsleider ouder is dan 50 jaar. Van de 575 landbouwers geven er 65.4 % aan dat er geen opvolger aanwezig is en 23.3% dat ze het voorlopig nog niet weten. Anderzijds blijkt, zoals eerder aangegeven, dat de totale oppervlakte cultuurgrond in de regio ondanks het dalend aantal boeren toch constant blijft. Landbouw bepaalt in belangrijke mate mee het landschap in de regio. Van de totale oppervlakte van het Leadergebied (739.4 km²) wordt 36.2% ingenomen voor landbouwproductie (267.99 km² oppervlakte cultuurgronden) (Tabel 10). De grote oppervlakte voedergewassen (130.06 km²) en blijvend grasland (53.62 km²) wijzen op een intensieve veeteelt maar ook op een geringe diversificatie van de teeltproducten. Op 771 bedrijven zijn runderen aanwezig, op 298 bedrijven varkens en op 210 bedrijven paardachtigen. Aanvullend wordt een relatief grote oppervlakte ingenomen door “granen voor de korrel”. Daarnaast zorgt de aanwezigheid van het verwerkend bedrijf Scana Noliko voor een aanzienlijk areaal aan grove groenten in de streek, al kan een verbetering van de perceelsstructuur een aanzienlijke impuls betekenen voor de sector. Via de Limburgovereenkomst is in overleg met de landbouwers, VLM, en de provincie Limburg een project gestart voor de toename van de perceelsgrootte. Tabel 10: Totale oppervlakte cultuurgronden Totale oppervlakte (km²)
Totale oppervlakte cultuurgronden (km²)
BOCHOLT
593
331.987
BREE
65
397.262
KINROOI
548
303.107
MAASEIK
769
242.591
NEERPELT
428
152.348
PEER
87
439.649
HAMONT-ACHEL
437
160.437
HECHTEL-EKSEL
767
55.631
MEEUWEN-GRUITRODE
913
260.517
DILSEN-STOKKEM
656
205.304
MAASMECHELEN
763
131.133
TOTAAL
7394
2.679.966
Toenemende kloof Door strengere milieunormen en regelgeving en hoge grond- en productiekosten neemt de druk op de agrarische sector toe. De agrarische sector zoekt voortdurend naar nieuwe gewassen, nieuwe afzetstructuren en alternatieve inkomstenbronnen. Daarnaast valt het op dat samen met het afnemend aantal mensen dat tewerkgesteld is binnen de landbouwsector, ook de voeling van vele plattelandsbewoners met de moderne landbouwbedrijfsvoering verdwijnt. Het aantal personen met familie/ kennissen actief in de landbouwsector neemt immers af, wat een verminderd contact met zich meebrengt tussen de plattelandsbewoner/gebruiker en de landbouwsector. Hierdoor zijn vele “niet-landbouwers” of “plattelanders” aangewezen op externe berichtgeving als het over landbouw gaat, waarbij negatieve aspecten (zoals bv. overbemesting, aantasting landschap, problemen met dierenwelzijn,…) vaak meer aandacht krijgen dan positieve. Op die manier is er een kloof ontstaan tussen consument en producent, zelfs op het platteland, en deze is de laatste jaren enorm toegenomen. Dit wordt ook zo ervaren in Leadergebied Kempen & Maasland. Het huidige beeld van de landbouwer moet daarom op een realistische manier worden bijgesteld. De landbouwsector is een sector ‘in beweging’ en neemt initiatieven die onvoldoende bekend zijn bij het grote publiek, zoals bv. de initiatieven van land-
31 Leader Kempen & Maasland
bouwers voor milieu en natuur. Appreciatie van deze initiatieven door het grote publiek kunnen bovendien op hun beurt weer stimulerend werken voor de hele sector. Goed georganiseerde en gecoördineerde initiatieven gericht op het dichten van deze kloof zijn dan ook noodzakelijk. Een goede communicatie met betrekking tot de landbouwsector, zowel intern tussen landbouwers zelf als extern met buitenstaanders, is hierbij absoluut noodzakelijk. Daarnaast kan de toenemende belangstelling van landbouwers in het gebied om aan landbouwverbreding te doen een rol vervullen in het dichten van deze kloof. Ook hier speelt communicatie een belangrijke rol. Landbouwverbreding Gelet op de ontwikkelingen in de landbouw zijn bepaalde landbouwers op zoek naar alternatieven om een aanvullend inkomen te genereren en tegelijk op zoek te gaan naar manieren om de kloof met de consument te dichten. Landbouwverbreding is voor land- en tuinbouwers in het Leadergebied dan ook geen ongewoon zicht meer. Verschillende land - en tuinbouwers zetten de stap naar de verwerking en verkoop van hoeve- en streekproducten, hoevetoerisme, zorg op de boerderij en/of landbouweducatie. Dit moet in eerste instantie de land - en tuinbouwers ten goede komen, en is daarnaast een meerwaarde of een extra troef voor de toeristisch-recreatieve sector. De landbouwer genereert hieruit bijkomende inkomsten en de recreanten/toeristen krijgen kwaliteitsvolle producten uit eigen streek. Een andere niche inzake deze landbouwverbreding is de toenemende belangstelling van landbouwers voor natuur- en landschapsbeheer. De met de landbouw samenhangende open ruimte in het Leadergebied Kempen & Maasland is relatief groen, waardoor de verwevenheid van landbouw en natuur een gegeven is (zie ook 3.1.1). Ook valt het op dat op bepaalde plaatsen in het gebied waar initiatieven met betrekking tot landschapsonderhoud worden genomen en landbouwers actief worden benaderd door mensen die van nabij bij de sector betrokken zijn, deze beter renderen en landbouwers sneller geneigd zullen zijn om mee in te stappen. Figuur 1 toont aan dat het actief benaderen van landbouwers resultaat kent.  Figuur 1: Oppervlakte van aangelegde en beheerde houtkanten
32 Leader Kempen & Maasland
Een partnerschap tussen de landbouwers enerzijds en de andere gebruikers van de met de landbouw samenhangende open ruimte anderzijds biedt de beste garantie voor de realisatie van de veelvuldige potenties en het minimaliseren van de knelpunten met het oog op het duurzame beheer van het gebied. Hierbij is permanent overleg en afstemming tussen de open ruimte sectoren nodig. 3.1.2.4 Toerisme Toerisme is voor de provincie Limburg een speerpuntsector en heeft als dusdanig een belangrijke hefboomfunctie voor de economische activiteiten in de provincie en in de toeristische regio’s Maasland en Limburgse Kempen, waarmee het Leadergebied overlapt, in het bijzonder. Er wordt binnen deze toeristische regio’s gestreefd naar de creatie van meer welzijn en welvaart voor de Limburgse bevolking en dit door een kwaliteitsvol, attractief en duurzaam toerisme te ontwikkelen, stimuleren en promoten. Het Leadergebied beschikt immers over een ruim toeristisch-recreatief aanbod: een brede waaier van natuurgebieden en natuurcentra, recreatieparken, water- en windmolens, kleinschalige dagrecreatie, wandel- fiets en ruiterroutes, waterbelevingsactiviteit (pleziervaart op kanalen, Maas en oude Maasmeanders), tal van streekproducten (o.a. kazen en bieren), logies, enz. Het toerisme is in het Leadergebied de laatste jaren uitgegroeid tot een belangrijke economische sector. Het logiesaanbod (Tabel 11) in zowel het Maasland als de Kempen is de laatste jaren sterk gegroeid om te kunnen voldoen aan de stijgende vraag (Tabel 11). Qua toeristische omzet en tewerkstelling nemen ook deze regio’s een belangrijke plaats in de Limburgse toeristische omzet en tewerkstelling. Tabel 11: evolutie van het logiesaanbod
Limburgse Kempen
Maasland
2002
2003
2004
2005
2006
Uitbatingen
154
158
164
166
170
Eenheden
3.718
3.806
3.661
3.764
4.363
Capaciteit
18.633
18.956
18.159
18.536
20.769
Uitbatingen
79
90
94
103
107
Eenheden
936
1.110
1.172
1.248
1.738
Capaciteit
4.972
5.179
5.489
5.715
7.693
(Bron: STeR & Toerisme Limburg, 2002-2006)
Tabel 12: Evolutie van het aantal aankomsten en overnachtingen Limburgse Kempen 2001
2002
2003
2004
2005
2006
Aankomsten
611.415
606.104
608.746
571.298
557.673
579.643
Overnachtingen
2.695.130
2.670.237
2.553.252
2.405.824
2.341.602
2.468.390
Maasland
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Aankomsten
89.263
92.582
93.783
92.794
98.057
103.676
Overnachtingen
275.638
277.900
278.872
288.063
291.107
311.160
(Bron: FOD Economie, Algemene Directie Statistiek, 2001-2006)
33 Leader Kempen & Maasland
Dat het toerisme van belang is in de toeristische streken Limburgse Kempen en Maasland blijkt uit gegevens van het aandeel tewerkgestelden in de toeristische sector in de Limburgse Kempen en het Maasland binnen het geheel van de toeristische tewerkstelling in Limburg. Gegevens over het aandeel van de BTW-plichtige toeristische ondernemingen in deze regio binnen het geheel van de BTW-plichtige toeristische inrichtingen in Limburg bevestigen dit belang: De Limburgse Kempen en het Maasland zijn samen goed
De Limburgse Kempen en het Maasland zijn goed voor 4/10
voor bijna 50% van de Limburgse toeristische tewerkstelling.
van de BTW-plichtige toeristische ondernemingen in Limburg.
Voerstreek Maasland
Voerstreek Hasselt
1%
12%
1%
11% Limburgse Kempen
Hasselt
12%
13%
Haspengouw Maasland
25%
15%
Mijnstreek
Mijnstreek
Limburgse Kempen
21%
23%
21%
Haspengouw 21%
(Bron: RSZ & RSVZ, 2004)
(Bron: FOD Economie, Algemene Directie Statistiek, 2004)
Het Leadergebied mist echter een groot toeristisch attractiepunt, dat wanneer goed geconcipieerd, het toeristisch imago van de streek mee kan helpen bevorderen. Fietsroutenetwerk Het fietsroutenetwerk is misschien wel de beste eyecatcher voor het toerisme in Limburg. Bepaalde fietspaden en de recreatieve infrastructuur langsheen deze fietspaden vertonen reeds belangrijke gebreken. Gezien de uitgestrektheid van dit net vormt het onderhoud een belangrijk aandachtspunt voor de toekomst. Het aantal fietsers op het Limburgs FRNW wordt voor 2006 op ruim 2,0 mio. geschat. Dit ligt 7% lager dan in het begadigde jaar 2005, maar op hetzelfde niveau als in 2004. In de maanden juni (+6%) & juli (+9%) verkenden beduidend meer fietsers het Limburgse FRNW dan in 2005. Ook in november en december nam men meer fietser waar. Het minder mooie weer in de overige maanden zorgde ervoor dat in deze maanden een daling van het aantal fietsers t.o.v. 2005 werd genoteerd. Deze daling weegt sterker door dan de stijging in juni & juli. De verhouding per fietsregio bedraagt plus minus 40% Kempen & Maasland, 31% Haspengouw en 29% Limburgse Kempen. Cultuurtoerisme In internationale conventies van Unesco en van de Raad van Europa wordt het belang van cultureel erfgoed als motor van streekontwikkeling erkend. De regio’s of cultuurlandschappen worden van elkaar onderscheiden door het regionaal verschillend cultureel erfgoed dat zich dan ruimtelijk verankerd heeft in wat we erfgoedlandschappen of cultuurlandschappen noemen. Deze zijn het resultaat van de wisselwerking tussen mens en zijn natuurlijke omgeving. Ze verschillen van elkaar door de natuurlijke omgeving en door de verschillende regionale culturele ontwikkelingen. Wanneer gedacht wordt aan streekontwikkeling krijgt cultureel erfgoed een nieuwe dragende betekenis: De streekeigenheid kan worden bestendigd door de conservering en vooral ontsluiting van cultureel erfgoed en door de verdere regionaal verschillende doorontwikkeling van erfgoedwaarden Erfgoed moet in dat perspectief bewaard en voor de samenleving beleefbaar gemaakt worden. Dat wordt precies met ontsluiting van erfgoed bedoeld. Die ontsluiting geschiedt via ruimtelijke ordening, educatie, toerisme, sensibiliseringsprojecten voor de lokale bewoners en hun bezoekers, de erfgoed – of cultuurtoeristen.
34 Leader Kempen & Maasland
De toenemende belangstelling voor cultuurtoerisme vormt een centraal aandachtspunt voor de toekomst van het gebied Kempen & Maasland. Aan de toeristische exploitatie van het aanwezige cultureel erfgoed in het gebied werd nog maar relatief weinig aandacht besteed. Cultuurtoerisme is voor het Leadergebied Kempen & Maasland geen gemakkelijk aanbiedbaar product, omdat het erfgoed, behalve voor Maaseik als cultuurstad, over het gehele gebied is verspreid en niet als een geheel contextueel gepresenteerd wordt. Tot het nog levend cultureel erfgoed van het Leadergebied Kempen & Maasland behoren o.a. cultuurlandschappen, archeologische sites, historische stads- en dorpskernen (Maasdorpen), wind- en watermolens, veerponten, kastelen, plaatselijke schutterijen en tal van folkloristische evenementen (bv. Knapkoek bakken te Maaseik,…), vele kerken van romaanse of gothische oorsprong en hun bezit aan vaak indrukwekkende kerkschatten zoals beelden, misgewaden, parafemalia, enz. 3.1.2.5 Sociale economie in het gebied Het economisch systeem, dat de arbeidsmarkt stuurt via vraag (naar jobs) en aanbod (van werkzoekenden), biedt niet aan elke werkzoekende een oplossing. Een belangrijk aandeel van de werkzoekenden geraken ondanks intensieve bemiddelings- en opleidingsinspanningen niet aan een duurzame job in het reguliere circuit. Bovendien zijn kansengroepen vaak kwetsbaar bij de economische conjunctuurschommelingen: als het goed gaat geraken meer langdurig werklozen en laaggeschoolden aan het werk. Maar als het slecht gaat verliezen ze vaak al eersten weer hun baan. Vanuit deze hiaten is de sociale economie ontstaan: jobs creëren voor personen die niet aan het werk geraken in het reguliere circuit. Geleidelijk aan evolueerde deze tak van de economie naar een eigen sector met tal van sociale economiebedrijven met eigen doelstellingen. De sector focust zich voornamelijk op de volgende arbeidsintensieve taken: productieve taken, groenwerk, kringloopactiviteiten, biolandbouw, onderhoud van toeristische waardevolle landschapselementen, renovatiewerken, dienstverlening aan ouderen, … De overheid werkte werkvormen uit in functie van achtergrond, werkloosheidsduur, kwetsbaarheid op de arbeidsmarkt, ... van de doelgroepwerknemer. De sociale economie omvat drie werkvormen: • Invoegbedrijven • Maatwerkbedrijven: sociale werkplaatsen en beschutte werkplaatsen • Lokale diensteneconomie: buurt- en nabijheidsdiensten Daarnaast zijn er nog enkele belangrijke werkgelegenheidsmaatregelen. In het Leadergebied Kempen & Maasland zijn er volgende sociale- economie initiatieven (cijfers december 2007): 1. Invoegbedrijven commerciële invoegbedrijven: Bouwindex (2 VTE – administratief werk), Panerex (erkenning voor 5 VTE in ambachtelijke bakkerij in opstartfase) 2. Maatwerkbedrijven De term maatwerkbedrijven omvat de sociale werkplaatsen en de Bewel. Limburg heeft in totaal 500 tewerkgestelde doelgroepwerknemers in een sociale werkplaats. Deze zijn verdeeld over een 20 –tal sociale werkplaatsen. Volgende sociale werkplaatsen zijn gevestigd (maatschappelijke zetel) in de regio Noordoost Limburg. Zij worden hier opgesomd omdat zij werknemers uit de hele Leaderregio werkgelegenheid verschaffen. De Biehal vzw in Lommel (natuur en groen/kringloop) met 40 VTE, Buseloc vzw (confectie) in Peer met 47 VTE, Breughelhoeve vzw (manège-activiteiten) in Peer met 5 VTE, Kringwinkel Maasland met 30 VTE, Hebe vzw (Groenwerk) in Maasmechelen met 15 VTE, Labor Maasland (ateliertaken, groen en confectie) met 28,5 VTE, M-Plus (hout en metaal) in Maasmechelen met 18 VTE.
35 Leader Kempen & Maasland
In de regio Noordoost Limburg zijn een 185-tal werknemers aan de slag in een sociale werkplaats. Dit is in vergelijking met de rest van Limburg een goede verdeling. Volgende sociale werkplaatsen zijn niet gevestigd in de regio maar hebben wel een actieve werking in het Leadergebied. • Kringloopcentrum De Koop vzw met afdeling in Maaseik • Groenwerk vzw uit Lummen met o.a. 5 VTE Parkrangers in het Nationaal Park Hoge Kempen • De BEWEL (Beschermde Werkplaatsen voor Limburg) met zetel te Diepenbeek, heeft een afdeling in Neerpelt en in Maaseik. Het betreft over heel Limburg een tewerkstelling van 1700 personen in Limburg (totaal 10 vestigingen). In de afdeling in Neerpelt zijn +/- 82 en Maaseik +/- 96 personen met een arbeidshandicap aan het werk. 3. Lokale diensteneconomie In de lokale diensteneconomie is het de bedoeling “diensten” op te zetten die werkgelegenheid creëren door aan lokale behoeften (zowel individueel als collectief) te beantwoorden en die op een participatieve wijze een maatschappelijke meerwaarde creëren door het duurzaam ondernemen na te streven. Deze nieuwe werkvorm situeerde zich de voorbije jaren voornamelijk op het experimentele vlak maar wordt verder uitgebouwd de komende jaren. Organisaties actief in de regio zijn: Isis vzw (met afdeling in Noord-Limburg), project bij De Wissen in Dilsen-Stokkem, huishouddienst van het OCMW Maasmechelen, onderhouds-buurtdienst van het SBC Maasmechelen. De activiteiten situeren zich in seniorenassistentie, groenonderhoud en klusjes. Vanaf maart 2008 werken deze organisaties binnen het decreet Lokale Diensteneconomie waardoor de experimenten omgezet worden in duurzame jobs. Behalve Isis vzw betreffen het vooral zeer kleinschalige initiatieven. In totaal stellen deze buurtdiensten ongeveer een 15 tal VTE te werk in de regio. Sectorieel is de sociale economie in het gebied Kempen & Maasland voornamelijk actief in volgende bedrijfsactiviteiten: groen, diensten aan personen, milieu en recyclage, land- en tuinbouw, toelevering. Andere vormen van gesubsidieerde tewerkstelling Volledigheidshalve moeten we ook opmerken dat er nog andere vormen van gesubsidieerde tewerkstelling zijn die niet onmiddellijk tot de sociale economie gerekend worden maar wel belangrijke werkverschaffers zijn voor doelgroepwerknemers: • de werkervaringsbedrijven (Wepplus), gericht op doorstroming na 1 jaar werken naar het regulier circuit • de tewerkstelling via de OCMW’s in de maatregel “art 60” • de dienstenchequebedrijven: Een 15 tal dienstenchequebedrijven zijn gevestigd in Noordoost, een groter aantal is actief in het gebied. De dienstenchequebedrijven omvatten een breed continuüm van bedrijfsvormen, van uitzendkantoren, schoonmaakbedrijven tot vzw’s, thuiszorgdiensten, OCMW’s en PWA’s. Zij hanteren verschillende doelstellingen op het vlak van de tewerkstelling van doelgroepwerknemers, het bedienen van zorgbehoevende klanten… Binnen de dienstenchequebedrijven zijn in de regio ook een 4-tal strijkwinkels met dienstencheques actief. Voor personen die niet terecht kunnen in het reguliere of het beschermde circuit zijn er nog de Arbeidszorginitiatieven. Arbeidszorg wordt aangeboden bij CAW ’t Verschil in Lommel, vzw Labor in Rotem, vzw Mané in Maasmechelen, Sociaal Bedrijvencentrum in Maasmechelen, ‘t Net in Overpelt, Kringwinkel Maasland in Maasmechelen en Stichting Ommersteyn in Dilsen-Stokkem. De potentiële doelgroep sociale economie in het Leadergebied Kempen & Maasland Er is een ruime groep van werkzoekenden binnen de werkzoekendenpopulatie die in aanmerking komt voor de sociale economie maatregelen: Volgende cijfers geven een indicatie, ze zijn gebaseerd op de werkloosheidscijfers van de regio Noord-Limburg en Maasland (cijfers 12/2006 Bron: Akcelplus). • 2295 (Noord-Limburg) en 2364 (Maasland) van de respectievelijk 4516 (Noord-Limburg) en 4603 (Maasland) werkzoekenden, dus +/- de helft, combineren twee risicofactoren, nl. langdurige werkloos en kort geschoold. Ze komen in de regio aanmerking voor het statuut van invoegwerknemer of een project in de lokale diensteneconomie. • 219 (Noord-Limburg) + 357 (Maasland) werkzoekenden zijn zeer langdurig werkloos, nl. meer dan 5 jaar én zijn laaggeschoold: zij komen in aanmerking voor een sociale werkplaats
36 Leader Kempen & Maasland
Het plattelandskarakter van het gebied maakt dat de doelgroepwerknemers mobiel moeten zijn om hun werkplaats te kunnen bereiken. Dienstverlening aan huis organiseren voor werknemers is ook moeilijker te realiseren in een woongebied met uitgestrekt karakter dan in een stedelijke context.
3.1.3 Sociale kenmerken De demografische ontwikkeling in het Leadergebied is echter tweeledig. Enerzijds heeft men op dit moment te maken met een relatief jonge bevolking in het gebied (zie 3.1.1), anderzijds is er de algemene tendens van vergrijzing die zich ook in het gebied zal doorzetten. Jongeren Het Leadergebied Kempen & Maasland heeft te maken met een groene druk, nl. een relatief jonge bevolking. Dit brengt rechtstreeks een aantal consequenties met zich mee. Het is in de eerste plaats belangrijk om het platteland aantrekkelijk te houden voor de jeugd en ervoor te zorgen dat de jeugd in eigen streek kan blijven wonen. Ondanks de hoge woonkwaliteit in het gebied, maken de gestegen woning- en bouwgrondprijzen het echter onmogelijk voor de eigen jonge bevolking om zich nog te huisvesten in eigen streek. De grote aanwezigheid van vele kapitaalkrachtige Nederlanders in het gebied is hier niet vreemd aan. Om jongeren te kunnen binden aan de regio moet er voldoende werk zijn en moet de jeugd zoveel mogelijk betrokken worden bij het dorpsleven via activiteiten en voorzieningen voor en door de jeugd. Ook jongeren die in de problemen zijn geraakt door drank, drugsgebruik of schooluitval moeten positieve binding kunnen houden met het platteland. Ook ouders spelen hierbij een belangrijke rol. Enkele representatieve welzijnsactoren uit het Leadergebied zijn het erover eens dat het gebied een tekort heeft aan preventieve opvangmogelijkheden en netwerken voor jongeren die dreigen in problemen te geraken. In dit kader werden er al enkele verspreide kleinschalige initiatieven genomen (meestal door betrokken gemeentebesturen) met betrekking tot hangjongeren. Straathoekwerkers werden hierbij ingeschakeld. In het Leadergebied Kempen & Maasland bestaat er bijvoorbeeld ook geen enkel onthaalpunt voor jeugdhulpverlening of opvoedingsondersteuning. Opvoedingsondersteuning is echter een belangrijk instrument voor de preventie van psychosociale en maatschappelijke problemen. Een laagdrempelige, vraaggerichte en vroegtijdige hulp is dan ook van belang. Nu zijn heel wat actoren bezig met hulpverlening en opvoedingsondersteuning, zowel professionelen als vrijwilligers, maar los van elkaar. Vaak is er een probleem met een organisatie-overstijgende sturing en opvolging: wie geeft aan wie het mandaat om als coördinator/regisseur op te treden in naam van verschillende diensten? De hulpverleningsorganisaties hebben vaak een vestiging in een centrumgemeente buiten het afgebakende Leadergebied. Een versnippering van hulpverleningsorganisaties en een gebrek aan samenwerking en netwerking tussen deze organisaties in het gebied, al of niet gericht naar specifieke doelgroepen, maakt het ondermeer moeilijk om voor de hulpvrager een volwaardig en diepgaand traject uit te bouwen, waarin elke hulpverleningsorganisatie haar specialisatie kan ten dienste stellen. Inherent aan deze vraag naar samenwerking en de uitbouw van een functioneel traject is het uitwisselen van bruikbare informatie over de hulpvraag tussen de verschillende betrokken organisaties. Een éénvormige en overzichtelijke communicatie over het versnipperde dienstverleningsaanbod in brede zin naar de bewoners van het platteland is daarnaast van essentieel belang. Voor de hulpvrager is het immers vaak niet duidelijk tot welke organisatie hij/zij zich dient te richten. De situatie van jongvolwassen (18 – 25 jaar) verdient daarnaast bijzondere aandacht. Zij vallen buiten het uitgebouwde netwerk van de jeugdhulpverlening, en deze doelgroep vindt nadien moeilijk aansluiting bij maatschappelijke instellingen.
37 Leader Kempen & Maasland
Vergrijzing vs. zorgverlening ouderen Het Leadergebied Kempen & Maasland omvat 4 zorgregio’s. De zorgregio Bree bestaat uit de gemeenten Bree, Bocholt en Meeuwen-Gruitrode. De zorgregio Maaseik bestaat uit de gemeenten Kinrooi en Maaseik. De zorgregio Maasmechelen bestaat uit de gemeenten Dilsen-Stokkem, Maasmechelen en Lanaken. De zorgregio Neerpelt bestaat uit de gemeenten Hechtel-Eksel, Hamont-Achel, Neerpelt, Overpelt en Peer. Dat ook de vergrijzing zich de volgende jaren zal doorzetten in het Leadergebied Kempen & Maasland blijkt uit volgende vaststellingen en prognoses met betrekking tot deze zorgregio’s: • Zorgregio
Bree: In 2004 is 19,1% van de bevolking (ca. 7460 personen) in de zorgregio Bree 60 jaar of ouder.Dit cijfer is kleiner dan het gemiddelde in Limburg (20,2%à. Het aandeel 60+ers is het kleinst in Meeuwen-Gruitrode (17,2%).In Bree is 21,2% van de bevolking 60 jaar of ouder. Het aandeel 60 plussers in deze zorgregio zal tegen 2015 evolueren van naar 24,9% (ca.10.130 personen). (25,3% in Limburg, 25,7% in Bree en 24,0% in Meeuwen-Gruitrode). Het aantal 80+ers, (de potentiële gebruikers van ouderevoorzieningen) zal tegen 2015 in de regio meer dan verdubbelen. (ca. 940 personen) Deze evolutie is het meest uitgesproken in Meeuwen-Gruitrode.
• Zorgregio Neerpelt: In 2004 is 19,8% van de bevolking (ca. 13800 personen in de zorgregio 60 jaar of ouder. Dit is net iets lager dan het gemiddelde in Limburg (20,2%). Het aandeel 60+ers is het kleinst in Peer (17,4%) en het grootst in Hamont-Achel (22,9%). Het aandeel 60+ers in de zorgregio zal tegen 2015 evolueren naar 25,1% (ca.18500 personen). (25,3% in Limburg, 22,5% in Peer en 28,1% in Hamont-Achel). Het aantal 80+ers (de potentiële gebruikers van ouderenvoorzieningen) zal tegen 2015 in de zorgregio bijna verdubbelen (+ ca. 1600 personen). Deze evolutie is het meest uitgesproken in Hechtel-Eksel en Overpelt. • Zorgregio Maaseik: In 2004 (toestand op 1 januari) is 19,4% van de bevolking (ca. 6900 personen) in de zorgregio 60 jaar of ouder. Dit cijfer ligt lager dan het gemiddelde in Limburg (20,2%). Het aantal 60+ers is het kleinst in Kinrooi (17,6%), in Maaseik is 20,5% van de bevolking 60 jaar of ouder. Het aandeel 60+ers in de zorgregio zal tegen 2015 evolueren naar 25,3% (ca. 9460 personen), (25,3% in Limburg). Het aantal 80+ers (de potentiële gebruikers van ouderenvoorzieningen) zal tegen 2015 in de zorgregio bijna verdubbelen (+ ca. 810 personen). Deze evolutie is het meest uitgesproken in Maaseik. • Zorgregio Maasmechelen: In 2004 (toestand op 1 januari) is 19,2% van de bevolking (ca.15200 personen) in de zorgregio 60 jaar of ouder. Dit cijfer ligt lager dan het gemiddelde in Limburg (20,2%). Het aantal 60+ers is het kleinst in Dilsen-Stokkem (18,2%). In Lanaken is het aandeel 60+ers het grootst, 20,8% van de bevolking 60 jaar of ouder. Het aandeel 60+ers in de zorgregio zal tegen 2015 evolueren naar 24,9% (ca. 20.900 personen), (25,3% in Limburg, 24% in Maasmechelen en 26,5% in Lanaken). Het aantal 80+ers (de potentiële gebruikers van ouderenvoorzieningen) zal tegen 2015 in de zorgregio bijna verdubbelen (+ ca. 1.730 personen). Deze evolutie is het meest uitgesproken in Maasmechelen. Daar in Limburg de serviceflats en rusthuizen zich meestal in de centrumsteden situeren en veel te weinig op het platteland, verhoogt dit de drempel naar die vorm van wonen. Ook leidt dit er ongetwijfeld toe dat 60-plussers en zwaar zorgbehoevenden in Limburg meer gebruik maken van thuisverpleging dan gemiddeld in Vlaanderen. Dit impliceert een hoger aantal mantelzorgers die dit thuisblijven mogelijk maken. Mantelzorgers hebben nood aan informatie over zorgvaardigheden, hulpmiddelen, vrijwilligerswerk, het aanbod aan professionele hulp, voorzieningen en tegemoetkomingen,... maar zeker ook aan effectieve professionele ondersteuning.
38 Leader Kempen & Maasland
De diensten voor gezinszorg zijn hier onontbeerlijk. Zij komen regelmatig in de gezinnen: ze geven de cliënt te eten, houden zijn huis netjes, helpen hem in/uit het bed of de stoel, maken een praatje, doen de boodschappen en vooral, zij houden de cliënt goed in het oog en ondersteunen zo de mantelzorger bij de zorgtaken. Daar de vraag groter is dan het aanbod, zitten deze diensten echter nu al aan het plafond van de toegelaten te presteren uren. Men spreekt ook hier voor sommige gebieden over wachtlijsten. Willen we dus dat onze ouderen in deze regio thuis verzorgd kunnen worden, dan veronderstelt dit een forse investering in de extramurale (hulp door de huisarts en thuisverpleging, diensten voor gezinszorg, poetsdienst en maaltijdbedeling) en de extraintramurale zorg (dagopvang, gastgezinnen en kortverblijf) waar zij tijdelijk terecht kunnen wanneer de mantelzorger uitvalt. In de zorgregio’s (Bree, Neerpelt, Maaseik en Maasmechelen) van het Leadergebied is er een erkend aanbod aan dagverzorging en kortverblijf, doch dit wat betreft omvang vrij beperkt. Een plattelandsgemeenschap geeft voorrang aan extramurale zorg! Ouderen in een plattelandsgemeenschap willen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Kleinschalige initiatieven moeten er kansen krijgen. Opvang in ‘gezinsverband’, bij gastgezinnen en op zorgboerderijen zijn hiervan enkele sprekende voorbeelden. Zorgboerderijen kunnen naast opvang van ouderen ook een rol spelen in de activering van kansengroepen, zoals bv jongeren in een kwetsbare situatie. Tabel 13 geeft een overzicht van het aantal zorgboerderijen per gemeente waarmee welzijnsvoorzieningen op dit moment kunnen samenwerken in het Leadergebied Kempen & Maasland. Tabel 13: overzicht zorgboerderijen in het gebied Kempen & Maasland Gemeente
Aantal
Bocholt
1
Bree
1
Kinrooi
2
Maaseik
1
Neerpelt
2
Peer
1
Hamont-Achel
1
Hechtel-Eksel
0
Meeuwen-Gruitrode
2
Dilsen-Stokkem
2
Maasmechelen
1
Totaal
14
Maar ook de zorg voor de eigen woning is belangrijk zodat zorgbehoevenden zolang mogelijk thuis kan blijven wonen. Zij moeten hiervoor ondersteund en bijgestaan worden! Ook het dienstenaanbod, dicht bij huis en in het eigen dorp is van bijzonder belang om zorgbehoevenden als volwaardige burgers te blijven benaderen. Zij moeten kunnen deelnemen aan het gewone sociale en economische leven.
39 Leader Kempen & Maasland
Voorzieningenniveau De aanwezigheid van dienstverlening en het ter beschikking stellen van informatie op maat dient op het platteland voldoende aanwezig te zijn. Rationalisering (kostenbeheersing) en schaalvergroting (centralisatie) zorgen voor terugtredende voorzieningen in de kleinere kernen van het Leadergebied Kempen & Maasland, en dit geldt zowel voor de openbare (post, blibliotheek,…) als private diensten (buurtwinkel, slager, bakker, apotheek, …). Hierdoor zijn de mensen van deze kleinere kernen aangewezen op de naburige grotere kernen. De slechte bereikbaarheid van voorzieningen per openbaar vervoer vormt in het Leadergebied, dat vrij open en uitgestrekt is, een aandachtspunt. Voor wie voldoende mobiel is, stelt zich de vraag minder scherp. Kwetsbare dorpelingen, die vervoersafhankelijk zijn, worden het meest met de gevolgen van deze sterk verminderde toegankelijkheid geconfronteerd. Het is dan ook van belang dat de verschillende voorzieningen binnen een dorp op elkaar zijn afgestemd en elkaar aanvullen. Hiervoor is maatwerk nodig afhankelijk van de wensen en behoeften in het dorp. De meerderheid van de welzijnsdiensten in de regio zijn echter gevestigd in gemeenten die buiten de grenzen van het Leadergebied liggen: Algemeen Welzijnswerk CAW Sonar : hoofdzetel in Hasselt, regionale werking in Overpelt CAW ’t Verschil : hoofdzetel in Hasselt, regionale werking in Lommel JAC (deelwerking ’t Verschil) : werking in Lommel Beschut en begeleid wonen Begeleid wonen Sint-Elizabeth : Peer Beschut wonen Noord-Limburg en activiteitencentrum ’t Net : Overpelt De Biehal (begeleid wonen) : Lommel Bijzondere Jeugdzorg Comite Bijzondere Jeugdzorg : Maaseik Daidalos (thuisbegeleidingsdienst) : Peer De Teuten (dagcentrum) : Lommel Jongerenwerking Pieter Simenon : Lommel Onthaal- en oriëntatiecentrum Elkeen : Lommel Centra integrale gezinszorg/kindzorg Centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning De Hummeltjes : steunpunt Peer Tamar (centrum voor integrale gezinszorg): Lommel Geestelijke gezondheidszorg CAD Noord-Limburg : Neerpelt CGG Noord-Limburg :Overpelt DAGG :Lommel
40 Leader Kempen & Maasland
Opbouwwerk Opbouwwerk Balendijk-West : Lommel Opbouwwerk Noord-Limburg : Neerpelt Gehandicaptenzorg Berkenhof : Lommel De Vliegden : Neerpelt Home Monsheide : Peer MPIGO Zonneweelde : Lommel Het Motief : Overpelt Ommekaar : Lommel Sint-Elizabeth : Peer Sint-Oda : Overpelt Open Kans : Bree Kinderopvang (tot 3 jaar) Karbonkeltje : Overpelt Ter Duinen : Lommel Miep & Lies : Hamont Pinnochio : Peer Ukkepuk : Neerpelt Sociale cohesie De sociale samenhang is bepalend voor een aantrekkelijk woongebied voor jong en oud. Bewoners zijn minder afhankelijk van hun dorp dan vroeger, maar ze wonen er graag en willen dat ook zo houden. In het Leadergebied Kempen & Maasland bestaat nog een sterke sociale samenhang en een krachtig verenigingsleven. De activiteiten van de verenigingen richten zich op ontmoeting, sociaal-culturele activiteiten, hobby’s, belangenbehartiging en sport. Er zijn wel veranderingen gaande: traditionele vormen van verenigingsleven zijn minder vanzelfsprekend, maar er ontstaat ook nieuwe samenhang. De inzet van vrijwilligers is dan ook een voorwaarde voor een goed functionerende gemeenschap. Vrijwilligers hebben ondersteuning nodig als gevolg van verdergaande regelgeving. De leefbaarheid wordt naast de beschikbaarheid, bereikbaarheid en kwaliteit van voorzieningen ook bepaald door de mate van sociale samenhang in dorpen en kernen. Het gebied kent nog een rijk verenigingsleven, hetgeen de nodige kansen biedt. Sociale achterstelling Sociale achterstelling en uitsluiting zijn volgens de betrokken welzijnsactoren ook in het Leadergebied Kempen & Maasland als plattelandsregio een harde realiteit. Verdoken armoede is een typisch plattelandsfenomeen. Mensen lopen niet te koop met hun probleem, waardoor dat er geen oplossing geboden kan worden. Soms kan het ook door onwetendheid zijn dan mensen in een sukkelstraatje belanden, omdat ze niet over de juiste informatie beschikken.Nu en dan komen schrijnende situaties aan de oppervlakte door eerder toevallige ontmoetingen aan huis: dienstverleners (postbode, medewerker Kind & Gezin, brandweer, opbouwwerker…) of buren die vaststellingen doen, maar met die informatie geen blijf weten. De informatie wordt gedeeld met een collega, maar er wordt niets mee gedaan. Een centraal meldpunt ‘welzijn’ kan een eerste stap zijn bij het in kaart brengen van een probleem en kan in tweede instantie melding maken van het probleem binnen het netwerk van hulpverlening.
3.1.4 Landschap en cultureel erfgoed Het hele gebied is een cultuur/erfgoedlandschap: d.w.z. het resultaat van de interactie tussen de mens en zijn natuurlijke omgeving. Ook de heide die wel eens als natuurlandschap aanzien wordt is het resultaat van landbouweconomische initiatieven vanaf de middeleeuwen tot aan de industriële omvormingen in de landbouwtechniek en methoden. Nu is het een rijk gebied aan flora en fauna en ook een element van natuurtoerisme. Natuur en cultuur zijn in elkaar verweven. Ze hebben elk aparte waarden en hebben beide nood aan zorg en ontsluiting.
41 Leader Kempen & Maasland
3.1.4.1. Natuurwaarden in het Leadergebied Het Leadergebied is één van de rijkste gebieden qua natuurwaarden in Vlaanderen. Voor een aantal soorten en habitats is het gebied dan ook van levensbelang. Zo ligt bv. 25% van de totale Vlaamse oppervlakte van het Europese Vogelrichtlijngebied en 10% van de Europese Habitatrichtlijn binnen dit Leadergebied, dat slechts 4% van Vlaanderen bedraagt (Tabel 14). Tabel 14: Overzicht natuurwaarden in het Leadergebied
opp. Vlaanderen % tov Vlaanderen
grondoppervlakte
1.371.000
100,00%
57.370
100,00%
4,18%
habitat richtlijn
101.500
7,40%
10.600
18,48%
10,44%
vogelrichtlijn
97.380
7,10%
23.880
41,62%
24,52%
Bosindex
146.381
10,68%
15.480
26,98%
10,58%
6,18%
9.019
15,72%
10,65%
afbakening in VEN 84.700
opp. Leader % Leader tov eigen opp.
Aandeel Leader in het geheel van de maatregel
Kleine Landschapselementen als indicator van landschapskwaliteit Landschappelijk is het Leadergebied een bijzonder gevarieerd gebied met typische Kempense landschappen (afwisseling van grote bos- en natuurcomplexen met landbouw, doorsneden door beekvalleien), het terrassen- en uiterwaardenlandschap van de Maasvallei en de uitgestrekte natte depressies en uitgesproken landbouwgebieden in de Vlakte van Bocholt en Maaseik. Het gebied wordt doorsneden door de beekvalleien van de Bosbeek, Abeek, Itterbeek, Dommel, Warmbeek, … die globaal in noordelijk/noordoostelijke richting afwateren naar de Maas. Grote bos- en natuurcomplexen komen voor zowel op de plateaugronden (Solterheide, Schootshei, Dilserbos, Gruitroderbos,…) als in de stroomafwaartse gebieden langs Dommel en Warmbeek (Kollisbos, Hageven, Beverbeekse heide, Binnenheide, Haarterheide,…) en in de depressies van het Kempen-Broek (Stamprooierbroek, Urlobroek, Jagersborg, …). Beekvalleien met een sterke verweving van landbouw en natuur verbinden de bos- en natuurgebieden van het plateau met de stroomafwaartse complexen. Typerend voor de regio doorheen de geschiedenis zijn de kleine landschapselementen (KLE) zoals houtkanten, heggen, bomenrijen, solitaire bomen, poelen, grazige perceelsranden… Vroeger hadden deze elementen een uitgesproken gebruiksfunctie voor de landbouwers/bewoners (veewering, schaduw/luwte, geriefhout, brandhout,…). KLE hebben echter nog verschillende andere functies. Zo heeft het netwerk van KLE een zeer belangrijke ecologische functie als habitat, corridor en refugium voor verschillende planten en dieren die elders in het agrarisch landschap niet kunnen overleven. Er zijn soorten die hun hele leven in een houtkant kunnen doorbrengen. Andere soorten zoeken voedsel in het veld en broeden bijvoorbeeld in de aangrenzende groene elementen. Voorbeelden van soorten die in KLE leven zijn kleine zoogdieren, kevers en andere insecten en vele vogelsoorten. De KLE leveren dan ook een belangrijke bijdrage tot de biodiversiteit. Naast deze functies heeft een netwerk van groene landschapselementen ook een cultuurhistorische en esthetische waarde in het landschap. Zij geven het landschap een specifiek uitzicht en creëren een kleinschalige, besloten omgeving die het landschap behaaglijk maken en aangenaam om te vertoeven. Daardoor bepalen deze elementen in belangrijke mate de landschappelijke kwaliteit van de regio (cultuurlandschappen). De laatste decennia is het netwerk van KLE zowel kwantitatief als kwalitatief sterk achteruit gegaan. Hiervoor bestaan verschillende oorzaken. De belangrijkste zijn ongetwijfeld de intensivering, de schaalvergroting en de technologische innovaties in de landbouw.
42 Leader Kempen & Maasland
De laatste jaren lijkt er gelukkig op verschillende plaatsen een kentering in de achteruitgang plaats te vinden. De inspanningen van verschillende organisaties en (lokale) overheden, de resultaten van specifieke projecten voor landschapsherstel en de inzet van instrumenten zoals beheerovereenkomsten, spelen hierin een grote rol. Naast de KLE als barometer van landschapskwaliteit dienen we ook te kijken naar een aantal, voor het Leadergebied, typische dier- of plantensoorten als indicator van landschapskwaliteit. Zij zijn nog meer aangewezen dan tellingen van (achteruitgang van) KLE. Indicatorsoorten, zijn dier- of plantensoorten die een specifiek samenhangend leefgebied nodig hebben. Is dit leefgebied niet in goede staat, dan gaat het slecht met deze soort. Gaat het slecht met de soort, dan is het leefgebied niet meer voldoende. Voor het Leadergebied zijn twee soorten aangewezen ‘barometers’: de geelgors die de laatste 40 jaar met 80% achteruitging en de grauwe klauwier die in dezelfde periode van enkele duizenden naar 1 broedkoppel afnam. 3.1.4.2. Landschapszorg Er gaan ten gevolge van verschillende maatschappelijke ontwikkelingen nog steeds landschapswaarden verloren. Het probleem is niet dat landschappen veranderen, maar eerder dat de algemene landschapskwaliteit daalt. Mogelijke oorzaken hiervan zijn: • een algemeen lage betrokkenheid en een gering waardebesef ten aanzien van ons erfgoed. Dit uit zich in een gebrekkig en preventief beleid t.a.v. deze landschapswaarden en een gebrekkige handhaving van de bestaande regelgeving. Ook het verlies aan immaterieel cultuurhistorisch erfgoed (verhalen, legenden, kennis van lokale landschapsgeschiedenis,….) is deels terug te voeren tot te beperkte betrokkenheid bij dat immaterieel erfgoed dat de streek identiteit kan verlenen. Anderzijds zorgt ook de verhoogde mobiliteit van mensen tot een lagere verbondenheid met het cultuurhistorisch en landelijk erfgoed. Velen hebben immers geen ‘wortels’ in de streek waar ze nu wonen. • het
constant voortschrijdend verlies van open-ruimte ten gevolge van bebouwing en infrastructuur.
• de
achteruitgang van natuurwaarden in het gebied. Ondanks een maatschappelijke beweging voor het behoud van natuurwaarden in het landschap, zijn de tegenkrachten uitgaande van een aantal (autonome) maatschappelijke evoluties zo groot dat er nog steeds natuurwaarden verloren gaan.
• het
verlies van landschappelijke schoonheid en belevingswaarde (de esthetische component van het landschap). Deze ontwikkeling is het logisch gevolg van het verlies aan fysisch-geografische landschapswaarden zoals hoger beschreven.
Bestaande initiatieven van landschapszorg in het Leadergebied zijn zeer verdienstelijk maar niet voldoende massief en/of structureel om het tij te keren en te kunnen spreken van een positieve evolutie in de landschapswaarden. Om de landschapsdegradatie te verhinderen en het tij te keren moeten onder meer de mogelijkheden voor een actieve landschapszorg (structureel) worden versterkt en dienen er aanvullende en/of vernieuwende initiatieven te worden ontwikkeld.
43 Leader Kempen & Maasland
Een overzicht van bestaande initiatieven op vlak van natuur- en landschapszorg: a) Vanuit de Vlaamse regelgeving: • Binnen het Leadergebied is minder dan 2% van de oppervlakte beschermd als landschap of als monument. Voor deze gebieden kunnen eigenaars subsidies ontvangen van de Vlaamse overheid voor de opmaak van een landschapsplan en voor de uitvoering daarvan. Ook zijn subsidies mogelijk –maar in beperktere mate – voor de uitvoering van onderhoudswerken zonder dat er een landschapsplan bestaat met een langere termijn visie. Deze instrumenten zijn administratief en procedureel nogal veeleisend en worden tot dusver weinig benut. Binnen de beschermde landschappen in het Leadergebied is er momenteel een dergelijk plan in opmaak. • Regionale
landschappen: Het Leadergebied is onderdeel van zowel het Regionaal Landschap Kempen en Maasland als het Regionaal Landschap Lage Kempen. De werking van de Regionale Landschappen kadert in het decreet Natuurbehoud en heeft bovendien een bijkomende opdracht in het kader van het decreet betreffende de Landschappen. De beide regionale landschappen zetten hun landschapsanimator en hun landschapsteam in binnen de meest waardevolle en gave landschappen van hun werkingsgebied. Deze zones zijn aangeduid in de ‘Landschapsatlas’. Dit betekent dat niet overal in het Leadergebied de budgetten van Onroerend Erfgoed kunnen worden ingezet. Naar schatting 800 mandagen/jaar (effectieve arbeid op het terrein) worden er via bovenbeschreven middelen in het Leadergebied op dit moment gerealiseerd.
• Beheerovereenkomsten:
Sinds 2000 kunnen landbouwers in Vlaanderen beheerovereenkomsten sluiten die kaderen in het Europese landbouwen milieubeleid. Beheerovereenkomsten zijn vrijwillige contracten voor vijf jaar waarbij landbouwers een jaarlijkse financiële vergoeding krijgen van de overheid. In ruil nemen zij maatregelen om hun percelen op een natuurvriendelijke manier te beheren of doen zij extra inspanningen om vervuiling door overbemesting tegen te gaan. Deze vergoeding gebeurt met Europese en Vlaamse middelen in het kader van het Europese plattelandsbeleid (PDPO). Tijdens de voorbije PDPO (2000-2006) periode werden beheerovereenkomsten afgesloten voor diverse pakketten: soortenbescherming (weidevogels, hamsters), aanleg en onderhoud van kleine landschapselementen (houtkanten, heggen en poelen), perceelsranden langs waterlopen en ecologische waardevolle elementen, botanisch beheer, erosiebestrijding, beperking bemesting in kwetsbare gebieden, enz. Tabel 15 geeft een overzicht van het aantal afgesloten beheersovereenkomsten. Tabel 15: Overzicht afgesloten beheerovereenkomsten (toestand november 2007) beheerpakket
44 Leader Kempen & Maasland
Limburg
Leadergebied Kempen- Maasland
Weidevogelbescherming
ha
146
44,39
Aanplant heggen
m
14133
3231
Onderhoud heggen
m
96945
5117
Aanleg houtkanten
are
580
288
Onderhoud houtkanten
are
4969
2445
Aanleg en onderhoud poelen
m²
10409
4120
Perceelranden langs waterlopen, holle wegen, houtkanten, waardevolle wegbermen, bossen,…
m²
938725
180582
In het nieuwe PDPO 2007-2013 is ruimte gemaakt voor nieuwe beheerovereenkomsten. Onder de beheerovereenkomst soortenbescherming is nu ook een pakket akkervogels opgenomen met maatregelen zoals de aanleg van gemengde grasstroken of het laten staan van stoppels op de akker gedurende de winter,… Eveneens toegevoegd is het pakket ‘aanleg en onderhoud van hagen’. Tenslotte voorziet het nieuwe PDPO ook stimulerende maatregelen voor inrichtingsmaatregelen die landbouwers kunnen nemen in het kader van het integrale waterbeheer (plaatsen van stuwtjes op grachten of beken,....) en onderhoud van onroerend erfgoed. Voor de bedrijfsmatige en doelgerichte inzet van beheerovereenkomsten stelt de Vlaamse Landmaatschappij 3 bedrijfsplanners ter beschikking in de regionale landschappen. Bedrijfsplanners ondersteunen landbouwers bij het afsluiten van de contracten. Zij maken voor geïnteresseerde landbouwers een bedrijfsplan op. Zo’n bedrijfsplan is een plan op maat van het bedrijf met de beste combinatie van bestaande beheerpakketten. Binnen het Leadergebied Kempen & Maasland zijn momenteel 2 bedrijfsplanners actief. Het Agentschap voor Natuur en Bos draagt zorg voor de natuurwaarden en de biodiversiteit van een aantal grote boscomplexen en staatsnatuurreservaten binnen het Leadergebied. Verder is dit Agentschap van de Vlaamse overheid niet gericht op de ontwikkeling van bijkomende waardevolle landschapswaarden (Kleine Landschapselementen, Klein Historisch Erfgoed) en het onderhoud ervan, buiten de terreinen die onder hun directe bevoegdheid vallen. b) Provincie • Limburgs Steunpunt Rurale Ontwikkeling (LiSRO). Het LiSRO werd in 2004 opgericht om in het bijzonder meer landbouwers te betrekken bij landschapsbeheer. Binnen het Leadergebied werden in 2007 via deze formule 25 landbouwers voor een 100-tal mandagen ingezet ten behoeve van het onderhoud en aanleg van landschapselementen. • Beleid van Grote Landschappelijke Eenheden: Het provinciebestuur ondersteunt vooral via de Regionale Landschappen een reeks initiatieven waarbij concrete projecten worden gerealiseerd voor de versterking van een aantal voor Limburg traditionele landschappen. Binnen het Leadergebied betreft het drie projecten: • • “Maasvallei, grensverleggend” van het Regionaal Landschap Kempen en Maasland. Dit project beslaat de hele Maasvallei ten oosten van de Rijksweg en overstijgt het Leader werkingsgebied. • • Kempen~Broek van het Regionaal Landschap Kempen en Maasland. Dit project beslaat het noordoostelijk deel van het Leader gebied. Dommelvallei: Watering de Dommelvallei werd ondersteund om hun project van oeverrandenbeheer te intensifiëren. • In het kader van het landinrichtingsproject Noordoost-Limburg van de VLM (Vlaamse Landmaatschappij) werden in de periode 2002-2004 een aantal erfbeplantingsacties op het getouw gezet. Voor de praktische realisatie van deze projecten kwam er een goede samenwerking tot stand tussen de VLM, de provincie Limburg en de respectievelijke gemeenten (Bocholt, Bree, Kinrooi, Maaseik). De sectie Landbouw/Platteland van de 4de directie tekende de plannen voor erfbeplanting en dit in nauw overleg met de bedrijfsleiders. De VLM begeleidde het project op administratief, financieel en praktisch vlak. De gemeenten fungeerden als contact- en bemiddelingsorgaan. c) Gemeenten • Gemeenten zijn betrokken bij een aantal hoger vernoemde initiatieven. Zo participeren ze actief aan de werking van Regionale Landschappen. Een aantal gemeenten binnen het Leadergebied beschikken over subsidiereglementen over het onderhoud en/of de aanleg van Kleine Landschapselementen. In de praktijk worden van deze mogelijkheden weinig gebruik gemaakt door de burger. In het algemeen schort het aan een sterke of adequate (volkse) promotie van deze gemeentelijke initiatieven bij de lokale bevolking. Er is geen afstemming van de verschillende subsidiereglementen tussen de gemeenten onderling. • Binnen Neerpelt loopt er in samenwerking met de Natuurvereniging een project met ‘alternatief gestraften’ die werkjes van landschapsonderhoud op zich nemen. De schaal hiervan is zeer beperkt en de meeste arbeid gebeurt in het natuurreservaat Hageven.
45 Leader Kempen & Maasland
• Welzijnsregio
Noord-Limburg (Vereniging van 8 Noord-Limburgse OCMW’s: Bocholt, Hamont-Achel, Hechtel-Eksel, Lommel, Meeuwen-Gruitrode, Neerpelt, Overpelt, Peer heeft een eigen werkervaringsproject, namelijk het natuurproject. Het natuurproject beoogt op de eerste plaats een werkervaring voor personen uit de risicogroepen (leefloontrekkers en langdurig werklozen). De leefloontrekkers kunnen via artikel 60 § 7 worden tewerkgesteld en de langdurig werklozen via een WEP-contract (werkervaringscontract van 12 maanden). Via dit project kunnen zij aan de slag om zich voor te bereiden op een doorstroming naar de gewone arbeidsmarkt. Op de tweede plaats wil het natuurproject een meerwaarde leveren aan natuur en landschap. Hiertoe worden opdrachten in het natuurbeheer uitgevoerd ten behoeve van de Noord-Limburgse gemeentebesturen en ten behoeve van organisaties op vlak van milieu en natuur. Het gaat gemiddeld jaarlijks over vijf werknemers in dienst in kader van WEP+ en twee werknemers in kader van art. 60 § 7.
d) Natuurverenigingen Ook natuurverenigingen leveren via hun terreinploegen (sociale economie) en hun vrijwilligers een bijdrage aan de landschapszorg. Zij spitsen zich voornamelijk toe op de natuurwaarden en de biodiversiteit als belangrijke component van het cultuurlandschap. Bovendien concentreren hun activiteiten zich in de groene bestemmingen op het gewestplan en/of de door de Vlaamse overheid erkende natuurreservaten. Doorgaans zijn natuurverenigingen minder gericht op de ontwikkeling van bijkomende waardevolle landschapselementen en het onderhoud ervan buiten de erkende natuurterreinen of de groene bestemmingen. Het zelfde geldt nog in sterkere mate t.a.v het Klein Historisch Erfgoed en de Recreatieve Randinfrastructuur die mee het aanzien van het landschap bepalen. Dat laatste behoort overigens niet tot de kernopdracht van natuurverenigingen. 3.1.4.3 Cultureel erfgoed Onder cultureel erfgoed begrijpen we “wat overblijft aan materiële en immateriële sporen en bronnen over een manier van samenleven (maatschappijvorm) die voorbij is en waaraan we vandaag waarden en betekenissen toekennen”. Deze sporen vinden we terug in een veelheid aan vormen: van monumenten tot alledaagse gebruiksvoorwerpen, van archieven tot historisch stabiele perceelsindeling … tot in het collectief geheugen van de mensen als tradities en volksgebruiken. Erfgoed is een belangrijke bron van informatie voor ons collectief geheugen en bepaalt mede de identiteit van onze ‘ruimte’ als leefgebied. Deze identiteit van een regio is de erfenis van vele eeuwen ontginning en in cultuur brengen, bebouwing en inrichting van het landschap en organisatie van de samenleving door onze voorouders om te overleven. Het cultuurlandschap is het voorwerp van voortdurende ontwikkeling. Dit dient evenwel te gebeuren met respect voor het verleden. Niet bevriezen maar erfgoedwaarden creatief doorontwikkelen opdat de identiteit van het cultuurlandschap gehandhaafd zou blijven. Algemene doelstellingen van erfgoedzorg • mensen kennen, begrijpen en waarderen hun erfgoed zodat het instandgehouden wordt . • erfgoed integreren in streekontwikkeling Werkmethoden • voor voorwerpen in musea, collecties en kerken en archeologische sites: het behoud en beheer van roerend erfgoed • voor levend erfgoed: cultuurlandschappen, historische steden en dorpen, immaterieel erfgoed: het creatief doorontwikkelen van de erfgoedwaarden die in cultureel erfgoed verscholen liggen. • de ontsluiting van cultureel erfgoed: het begrijpbaar en beter beleefbaar maken van de waarden, die in cultureel erfgoed aanwezig zijn via sensibilisering, educatie, opname in ruimtelijke ordening, cultuur/erfgoedtoerisme. Dit samen met de collega’s van milieuzorg, welzijn en andere sectoren.
46 Leader Kempen & Maasland
Nieuwe beleidsmatige strekkingen Zeer positieve tendensen uit de jongste beleidswijzigingen inzake cultureel erfgoed die van belang zijn voor het Leadergebied Kempen & Maasland zijn onder meer: 1. de omschakeling van een (historisch) objectgericht ad hoc beleid naar een contextueel ontsluitingsbeleid voor monumenten en inbedding in het ruimtelijk ordeningsbeleid (cfr. Landschapsatlas Vlaanderen met onder meer de afbakening van een 70-tal ankerplaatsen in Limburg) 2. de belangrijke accentverschuiving van een monumentgericht restauratiebeleid naar preventieve conservatie en vooral naar publieksgerichte ontsluiting (cfr. Erfgoed is voor iedereen, onafgezien zijn afkomst en opleiding of met andere woorden erfgoedzorg heeft geen zin als hij niet gedragen wordt door zijn ‘erfgenamen’) 3. van geïsoleerde erfgoedzorg waar iedere sector (onroerend, roerend en immaterieel) apart dacht en werkte naar een samenwerking tussen alle erfgoedsectoren (integrale erfgoedwerking) en naar een geïntegreerde benadering samen met andere relevante sectoren in streekontwikkeling (economie, welzijn, milieu, industrie, landbouw …) 4. de accentverschuiving onder impuls van Europese conventies van ‘respect voor en rechten van het erfgoed’ naar ‘recht op erfgoed’ van de samenleving 5. het kerntakendebat tussen de verschillende beleidsniveaus leidde voor cultureel erfgoed onder meer tot • de verplichting voor de gemeenten tot een gecoördineerd cultuurbeleidsplan met zelfs aanstelling van erfgoedcoördinatoren voor de grotere gemeenten • de gemeenteoverschrijdende thematische erfgoedaanpak voor de provinciebesturen wat onder meer leidde tot de beleidsfaciliterende overkoepelende digitale erfgoeddatabank door het PCCE (in opbouw) en de aanmaak van streekgerichte ontwikkelingsplannen vanuit streekbepalend of streektyperend erfgoed (zie Masterplan Haspengouw en Masterplan Noord-Limburg, 2008) 6. op het Vlaamse beleidsniveau stippen we vanuit de onroerende erfgoedsector de nieuwe aanpak van onderzoek aan (VIOE) en de aanduiding en uitvoerige beschrijving van ‘ankerplaatsen’ (interessantste deelgebieden van relictlandschappen met een duidelijke link tussen (gebouwd) erfgoed en cultuurlandschap) die mits integratie in het gemeentelijk ruimtelijk ordeningsbeleid het statuut van ‘erfgoedlandschappen’ kunnen krijgen (bv. Kerkom en Kanne). Vanuit de culturele erfgoedsector (roerend erfgoed) is er de mogelijkheid om gemeentelijke of intergemeentelijke ‘erfgoedconvenants’ aan te vragen (cfr. Tongeren, Sint-Truiden, Hasselt en de mijngemeenten). Het Masterplan Noord-Limburg zal bijvoorbeeld de basis kunnen zijn voor het aanvragen van een intergemeentelijk erfgoedconvenant. Actoren m.b.t. het erfgoed in de Kempen en het Maasland • Op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap: - het VIOE (Vlaamse Instituut voor Onroerend Erfgoed), instelling voor wetenschappelijk onderzoek onroerend erfgoed - Culturele Biografie en Vlaams Centrum voor Volkscultuur fusioneren momenteel tot een gemeenschappelijk steunpunt ( Faro) - Monumentenwacht Vlaanderen (vzw) - Erfgoed Vlaanderen (vzw) - Contactforum voor erfgoedverenigingen (vzw) Op provinciaal/regionaal niveau: - het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed is een centrum tussen de Vlaamse overheid en de lokale besturen waarin de provincie met alle relevante actoren uit verschillende culturen en sectoren samen werkt om het erfgoed te leren kennen, te bewaren en beleefbaar te maken. - het Provinciaal Gallo-Romeins Museum, het Provinciaal Openluchtmuseum Bokrijk - de musea met regionale erkenning in Kempen & Maasland: de stedelijke musea in Maaseik •
47 Leader Kempen & Maasland
Op gemeentelijk niveau: - de erfgoedcellen voor een gecoördineerde en integrale erfgoedwerking op lokaal vlak - de monumentencomités - de lokale musea in Kempen en het Maasland: Museum de Kolonie, Stedelijke Musea Maaseik, Brouwerijmuseum Bocholt, De Mijnwerkerswoning te Eisden, Het Museum Grevenbroek te Achel, De Wissen bezoekerscentrum te Stokkem •
Concrete toepassing in het Leadergebied Kempen & Maasland De huidige landschappen in ons dicht bevolkte land zijn bepaald en gemaakt door mensen, zo ook in het Leadergebied Kempen & Maasland. De oudste sporen daarvan in het Leadergebied zijn recent ontdekte rastersporen van ‘celtic fields’ van 500 jaar voor Christus onder de vorm van rastervormige akkercomplexen van 40 bij 40 meter. Waar het menselijk ingrijpen in het landschap - denken we maar aan het ontstaan van de uitgestrekte heidelandschappen sinds de vroege middeleeuwen – eeuwenlang een zeer trage ontwikkeling kende bij gebrek aan kennis en middelen dan zijn hierin vooral de laatste 150 jaar snelle en ingrijpende veranderingen opgetreden. Zelfs de ‘woeste gronden’ dienden snel in cultuur gebracht te worden voor het welzijn van het jonge België. De opkomende industrialisatie en zijn nood aan massatransport betekende een nooit geziene aanleg van infrastructuurwerken voor spoorwegen, kanalen, tram- en steenwegen doorheen het platteland. Hierdoor kregen we onder meer de gevaarlijke nijverheden als kruitfabrieken en de non-ferro in de dunbevolkte Kempen, met alle gevolgen van dien. De laatste 50 jaar zijn de ingrepen in onze leefomgeving alleen nog maar toegenomen. Hiermee willen we echter het onderscheidend belang van de geofysische streekverschillen die bepalend waren voor de lange landbouwperiode geenszins onderschatten! Het Maasland behoort tot het rijke brede cultuurgebied Maas-Rijn, samen met o m Aken, Luik. Twee belangrijke erfgoedsites Oud-Rekem en Maaseik, de Maasvallei van Maasmechelen tot Stokkem met o.m. het kasteeldomein Vilain XIIII. Het actieplan ontsluiting cultureel erfgoed Kempen Momenteel is een masterplan voor de ontsluiting Kempen in opmaak. Dit is een strategisch referentiekader voor de ontsluiting van cultureel erfgoed in Noord-Limburg.
48 Leader Kempen & Maasland
Vertrekkende vanaf het geofysisch bodemniveau (met geologische ontsluitingsmogelijkheden over het ontstaan van reliëf en bodem) onderscheiden de onderzoekers zes historische lagen die ons inzicht geven in de menselijke (culturele) wordingsgeschiedenis van wat Noord-Limburg vandaag is en zich onderscheidt van andere regio’s:
1. 2. 3. 4. 5. 6.
prehistorische kolonisatie en Romeinse tijd - celtic fields, prehistorie middeleeuwen (ca. 400 – 1300) - ontginning van de heide door de abdijen Tongerlo, Averbode, Postel, … bloeiperiode (1300 – 1560) - religieuze kunst moeilijke onrustige tijden (1560 – 1760) - schansen, teuten, bokkenrijders van Napoleon tot Leopold I - eerste infrastructuur: kanalen, wegeninfrastructuur: landbouwontginningen hedendaagse periode (1850 – nu) industrialisatie
Over deze perioden werden een 300-tal sites, gebouwen, objecten, nederzettingspatronen, punt-, lijn-, relictzones enz. in kaart gebracht. Doorheen de historische periodes zouden onderzoekers deze cultuurhistorische relicten thematisch aan bod willen laten komen:
1. 2. 3. 4. 5. 6.
via het thema ontginningen en in cultuur brengen (van celtic fields tot vloeiweiden) via het thema nederzettingsvormen via het thema monumenten via (historisch geëvolueerde) routes doorheen het gebied via het thema grensgebied en invloedsferen via het thema bijzondere of uitzonderlijke fenomenen
De afsluitende oefening (nog lopende) bestaat erin een voorstel te formuleren van welke sites of objecten (prioritair) in aanmerking komen om deze historische periodes en themata het best en het gemakkelijkst te duiden of te laten begrijpen of met andere woorden te ontsluiten. Via erfgoedbezoekerscentra (cfr. natuursector, ecomusea) of op zijn minst een lokale bevolking bewustmaken van het rijke erfgoedaanbod van deze ‘arme’ streek. Hiermee is het niet de bedoeling het erfgoed van de streek te ‘musealiseren’ maar te ‘ontsluiten’ waardoor het erfgoed van deze regio een toekomstgerichte socio-culturele en economische meerwaarde kan genereren. Voor wat de ontsluiting van de interessantste relictlandschappen in het leadergebied betreft, verwijzen we naar de landschapsatlas Vlaanderen (2002) waar een tiental ankerplaatsen (de best bewaarde relictlandschappen met al dan niet een relatie met concentraties van gebouw erfgoed) met een uitvoerige beschrijving en verantwoording met o.a. een beschrijving van landschapselementen en opbouwende onderdelen, landschapswaarden (wetenschappelijk, historisch, esthetisch, sociaal-culturele en ruimtelijk structurerende waardenbeschrijving, omschrijving en knelpunten): A 70024: Maasvallei van Stokkem tot Heppeneert A 70029: Vijverbroek (Kinrooi) A 70041: Maasterrassen en Schootsheide (Dilsen-Stokkem, Maaseik) A 70044: Maasvallei van Maasmechelen tot Stokkem met kasteeldomein Vilain XIIII A 70021: Vallei van de Abeek (bovenloop) en straatdorp Plokrooi (Meeuwen-Gruitrode) A 70036: Valleien van Dommel en Bollisserbeek tussen Wijchmaal, Peer en Kleine-Brogel A 70033: Hageven (Lommel, Neerpelt) A 70027: Vallei van de Warmbeek en kasteel van Beverbeek (Hamont-Achel, Neerpelt) A 70028: Hoeve Hobos en omgeving (Hechtel-Eksel, Overpelt) Het betreffen bijna kant en klare ontsluitingsprojecten die wachten om opgenomen te worden in het gemeentelijk planningsbeleid waarna ze met lokale mensen en ondersteuning van bovenaf kunnen ontsloten worden.
49 Leader Kempen & Maasland
3.1.5 SWOT-analyse Uit bovenstaande beschrijving kunnen volgende sterkten, zwakten, mogelijkheden en bedreigingen voor de ontwikkeling van het Leadergebied Kempen & Maasland worden afgeleid. ECONOMISCHE STRUCTUUR Sterkten
Zwakten
Kansen
Grote variëteit aan hoeveen streekproducten
Laag inkomen van landbouwers in vergelijking met de rest van de beroepsbevolking
Laag inkomen van landVraag naar kwalitatief bouwers in vergelijking met hoogstaande landbouwpro- de rest van de beroepsbeducten en streekproducten volking – Grote inkomensdispariteit
Ruim toeristisch en recrea- Bekendheid en distributie tief potentieel van streekproducten
50
Gebrek aan professionalisering van hoevetoerisme Toegenomen belangstelling en andere diversificatie voor recreatie en vakantie activiteiten zoals hoeve- en op het platteland streekproducten: vaak hobbyisme
Gebrek aan professionalisering in hoevetoerisme en andere diversificatie activiteiten zoals hoeve- en streekproducten: vaak hobbyisme
Bereidheid tot diversificatie neemt toe bij landbouwer (vb. landschapsbeheer, hoevetoerisme, …)
Diversificatie activiteiten zijn niet economisch levensvatbaar op zich (enkel complementair)
open ruimte die tevens een economische finaliteit heeft.
Bekendheid van toeristisch aanbod kan beter
Toerisme in deze regio heeft zeker nog potentie. Het plattelandstoerisme en het cultuur-historisch verleden.
Kloof tussen voedselproducent en consument neemt toe, zelfs op het platteland
Sterk gespecialiseerde intensieve en efficiënte landbouw
Grote druk op landbouwgebruikspercelen in het verweven landschap
Betere samenwerking tusKapitaalsintensieve landsen landbouwers op gebied bouw van productie/verkoop.
Ruim aanbod hoeveaccommodatie, kleinschalige logies
Leader Kempen & Maasland
Bedreigingen
Landbouw is een grote gebruiker en beheerder van de open ruimte
Spanningsveld door de multifunctionaliteit van de landbouw
2-sporenbeleid in landbouw: mogelijkheden voor wie wil groeien, maar ook voor wie kleinschalig wil blijven
Steeds stringentere en snel wijzigende regelgeving en toenemende administratieve lastendruk voor landbouwer
SOCIALE STRUCTUUR Sterkten
Zwakten
Kansen
Rijk verenigingsleven (zowel aanbod als aantal leden clubs)
Ontoereikende sociale voorzieningen in de kleine verspreide dorpskernen
Nood aan ouderenzorg biedt tewerkstellingsmogeSterke en snelle vergrijzing lijkheden voor bouw, vervan de bevolking zorgingssector (vrouwelijke tewerkstelling)
Sterke mantelzorg
Kwalitatief en kwantitatief zwak woningaanbod
Potentieel van landbouw naar groene zorg
Verenigingsleven gaat achteruit
(Im)mobiliteit van afgelegen plattelandsdorpen
Herbestemming van leegstaand patrimonium naar een sociale/economische functie
Dienstverlening gaat achteruit in afgelegen kernen (sluiten postkantoor, bib, …)
(Verdoken) armoede
Nood aan serviceverlening
Toenemend isolement/ vereenzaming door onder meer de immobiliteit van bepaalde bevolkingsgroepen en de toenemende digitale kloof (multimedia)
Beperkte bestuurskracht van lokale besturen
Ervaringsuitwisseling met Nederland rond dorpsontwikkeling
Leefbaarheid van platteland gaat achteruit door de teloorgang van de identiteit
Afstand tussen de landbouwer en de plattelandsbewoners en plattelandsgebruikers wordt groter
Bedreigingen
Mantelzorg neemt af Druk van het intensieve fietstoerisme op de rust van de lokale bewoner
51 Leader Kempen & Maasland
LANDSCHAP
52 Leader Kempen & Maasland
Sterkten
Zwakten
Kansen
Bedreigingen
Laatste populaties van verschillende soorten in Vlaanderen aanwezig: Leaderregio als Vlaams kraamgebied
Afvalwaterproblematiek in landelijke gebieden zonder riolering
Labeling van stilte gebieden
Kwetsbaarheid van populaties van zeldzame soorten. Achteruitgang biodiversiteit
Naar Vlaamse normen een ruim (potentieel) aanbod aan natuurlijk en cultureel erfgoed. Relatief minder aangetast landschap als in Vlaanderen
Geen gebiedsdekkende aanpak van natuur- en landschapsbeheer.
Groeiend maatschappelijk draagvlak voor natuurbeleving, natuurontwikkeling en natuurbehoud
Toenemende verstedelijking en toenemende recreatie waardoor afname open ruimtes en druk op landbouw en natuur
Goede samenwerking provincie met middenveldactoren rond natuur en cultuur
Groendiensten gemeenten doorgaans sterk gericht op perken, plantsoenen en bloembakken en zelden op de echte cultuurhistorische landschapswaarden onder de vorm van KHE, KLE,…
Bereidheid van landbouwers voor landschapsbeheer en afsluiten BO’s neemt toe. Er zijn in de regio inzetbare bedrijfsplanners via VLM/RL.
Nogal stroeve regelgeving en moeizame uitbouw van de BO op Vlaams niveau. Onzekerheid over structurele verderzetting. Pakketten bieden te weinig ruimte voor maatwerk. Vergoeding te laag.
Bestaan van regelgeving die bescherming biedt aan KLE. Bestaan van subsidiereglementen voor KLE/KHE
Onbekendheid subsidiemogelijkheden en geen intergemeentelijke afstemming
Er zijn nog kansen voor bijkomende tewerkstelling. Betaalbaarheid van landschapswerken via sociale. economie
Gevarieerd landschap vergt een gedifferentieerd beleid. Het ontbreken van afstemming en regie van de landschapszorg.
Bestaan van Regionale landschappen bij de realisatie van actieve landschapszorg
Onvoldoende middelen en mogelijkheden voor nazorg van uitgevoerde inrichtingswerken
Een cel binnen agro-aanneming die instaat voor de begeleiding van landbouwers bij het landschapsbeheer.
Het gebrek aan globale bovengemeentelijke regie en organisatie van de landschapszorg impliceert dat er nog veel werk niet kan worden aangepakt.
Het bestaan van goed uitgebouwde sociale economie bedrijven als uitvoerder (‘aannemer’) van werken inzake landschapszorg.
Gebrek aan specifiek materiaal (uitzondering ‘De Winning’)
Koppeling landschapszorg en inkomen voor landbouwers. Groeipotentieel hiervan
Er is weinig toegankelijke en brede (thema-overschrijdende) informatie over streekeigenheid en streekkarakter
Het bestaan van het LISRO als “aannemer”/organisator van werken inzake landschapszorg
Kennis van specifiek landschaps-, natuurbeheer
Landbouwers hebben uit historisch oogpunt een sterke band met het landschap
Verbondenheid inwoners met hun landschap is klein. Door grotere mobiliteit is er minder historische band, anderzijds is het functionele landgebruik verminderd.
CULTUREEL ERFGOED Sterkten
Zwakten
Kansen
Bedreigingen
Cultureel erfgoed is overal sterk aanwezig in de vorm van historische gebouwen, in musea, archieven, documentatiecentra, in het cultuurlandschap als relictlandschappen, ankerplaatsen, punt- en lijnrelicten, historisch stabiele perceelsindeling en in het collectief geheugen van de bewoners
Tekort aan kennis, context en begrijpen van erfgoedelementen: zonder kennis geen waardering en dus geen erfgoedbezorgdheid en bewaring. Lage ‘culturele competentie’ (het vermogen om erfgoed te situeren en waarderen) en laag ‘historisch bewustzijn’
Erfgoed heeft een marktwaarde gekregen. Aandacht voor erfgoed is de laatste twee decennia toegenomen bij het brede publiek door twintig jaar open monumentendagen en recenter de ‘erfgoedweekends’ en projectacties als ‘buitengewone buurt’, Buurtreminiscentie- projecten (RIMO, STEBO), vzw
Verkeerde perceptie (aanvoelen) van erfgoed: verwarring met kunst, keuzes maken tussen verleden en toekomst als gevolg van onwetendheid, tekort aan culturele competentie en ‘historisch bewustzijn’
Het belang van erfgoed voor streekontwikkeling als voertuig / instrument om de onderscheidende eigenheid / identiteit van de regio te handhaven en te versterken
Studie en ontsluiting wordt in grote mate overgelaten aan vrijwilligerswerk zonder of met weinig middelen;
Internationale financiële ondersteuningsmogelijkheden voor ontsluiten van cultureel erfgoed (EU, Leader, PDPO, Interreg, …)
toenemende individualisering (samenloosheid) van de samenleving, cocooning maakt dat het vrijwilligerswerk afneemt
Er is nog grotendeels een Het masterplan Noord-Lim- gebrek aan een coherent inzicht in en een visie burg (in voorbereiding) is voor ontwikkelen van het een strategische referenerfgoedlandschap en voor tiekader voor erfgoedonteen gecoördineerde aansluiting in de regio pak van ‘ontsluiting’
Vlaanderen volgt deze internationale tendensen en is aan een flinke inhaalbeweging begonnen: via Landschapsatlas, introductie van cultureel erfgoed in ruimtelijke ordening, verschuiving van ‘ad hoc’ – beleid naar visie, onderzoek en integrale en geïntegreerde aanpak .
Overcommercialisering en overdosis aan publiek kan fragiele erfgoedsites beleefbaarheid van de sites benadelen. Dit is momenteel nog geen echte bedreiging maar kan er op termijn een worden
Cultureel erfgoedbeleid is bij ons nog versnipperd. Onroerend patrimonium, landschappen en archeologisch erfgoed zijn de bevoegdheid van gewestminister voor R-O; cultureel of roerend erfgoed en immaterieel erfgoed zijn gemeenschapsmaterie onder bevoegdheid van de minister van cultuur.
Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed werkt aan een beleidsondersteunende digitale databank over het ruime erfgoedaanbod in deze provincie en werkt streekgerichte ontwikkelingsstrategieën uit voor een coherente erfgoedontsluiting (cfr. Masterplan Haspengouw en Masterplan NoordLimburg (2008)).
53 Leader Kempen & Maasland
Sterkten
Zwakten In tegenstelling tot de milieu- en natuursector staat erfgoededucatie als duurzame sleutel voor de toekomst nog in een pril stadium
Weinig of geen expertise op vlak van permanente publieksontsluiting van erfgoedsites
Kansen
Bedreigingen
Stedelijke en regionale cultuurconvenanten om cultureel erfgoed in het dagelijks leven van iedereen te introduceren (cfr. Erfgoedcellen Tongeren, Sint-Truiden, Hasselt en mijngemeenten) Masterplan Noord-Limburg (2008) kan als kader dienen om een intergemeentelijk erfgoedconvenant aan te vragen
3.2 Overzicht van het reeds gevoerde beleid m.b.t. plattelandsontwikkeling In dit onderdeel trachten we een beknopt overzicht te geven van het reeds gevoerd beleid inzake plattelandsontwikkeling met betrekking tot het Leadergebied tijdens de periode 2000-2006. Wij beperken ons hierbij tot de belangrijkste grote ontwikkelingsprogramma’s en provinciale beleidslijnen.
3.2.1 Europese programma’s 3.2.1.1 Leader + programma 2000-2006 Leader+ was een communautair initiatief voor plattelandsontwikkeling voor de periode 2000-2006. Plattelandsactoren werden daarbij opgeroepen om zich voor een bepaald geografisch toepassingsgebied intersectorieel te organiseren in een zogenaamde Plaatselijke Groep en gezamenlijk een ontwikkelingsplan voor de periode 2002-2006 op te stellen. Voor het eerst in het reeds langer bestaande Europese Leader-programma konden ook Limburgse regio’s een aanvraag indienen. Een aantal plattelandsactoren uit het Maasland namen het initiatief om in het centrale deel van het Maasland - de fusiegemeenten Maaseik, Dilsen-Stokkem en Maasmechelen - een Plaatselijke Groep te vormen en in gezamenlijk overleg een ontwikkelingsplan voor deze regio op te stellen. Bij de opmaak van het ontwikkelingsplan werd gekozen voor thema 4 van het Leader+ programma, nl. de valorisatie van de natuurlijke en culturele hulpbronnen. Het ontwikkelingsplan Midden-Maasland had de versterking van de eigen identiteit in de regio én de verbetering van het streekimago als centrale doelstellingen. In totaal keurde de Plaatselijke Groep Leader+ Midden-Maasland 26 projecten goed. De totale investering in Leader+ projecten in het gebied bedraagt € 1.778.517,28. Omdat het Maasland op toeristisch vlak over heel wat potentie beschikt, waren de projecten er vooral gericht om deze toeristische attractiviteit van de regio als troef uit te spelen. Deze projecten bestreken een gamma aan acties die een bijdrage geleverd hebben aan de identiteitsversterking en imagoverbetering van het MiddenMaasland als plattelandsgebied. 3.2.1.2 PDPO 2000-2006 Limburg is als provincie een duidelijke plattelandsprovincie qua open ruimte en bevolkingsdichtheid. Het Limburgse provinciebestuur had als doelstelling in de periode 2000-2006: “het bewerkstelligen van een harmonieuze en duurzame ontwikkeling in functie van een verhoogde levenskwaliteit”. Deze ambitie of uitdaging was geënt op drie hoofdlijnen (cf. ook Integraal Ontwikkelingsplan Limburg 2010): (1) economische ontwikkeling (in functie van volledige, volwaardige en stabiele tewerkstelling); (2) meer levenskwaliteit (in de brede betekenis van het woord en dus vertaalbaar naar het bevorderen van de levenskwaliteit); (3) de uitgebalanceerde en duurzame ontwikkeling van het ruimtelijk kader.
54 Leader Kempen & Maasland
Op elk van deze drie hoofdlijnen stelde de provincie een integraal beleid voor van waaruit verschillende beleidsdomeinen naar samenhangende en waar mogelijk synergetische verbanden streefden. Het Limburgse plattelandsbeleid was een Ge3 beleid, dwz Geïntegreerd, Gedifferentieerd en Gebiedsgericht. Geïntegreerd betekent het overschrijden van sectoren, beleidsvelden en bestuursniveaus. Gedifferentieerd betekent het werken naar specifieke eigen oplossingen vanuit en naar de aanwezige en verschillende potentiële kwaliteiten. Gebiedsgericht verwijst dan weer naar de eigenheid en schaal en de behoefte naar instrumentaria die het maatwerk kunnen leveren. Deze benadering zorgt ervoor dat voor specifieke regio’s, specifieke gebiedseigen visies kunnen uitgewerkt worden vanuit een geïntegreerde, sectoroverschrijdende benadering. De finaliteit van het Limburgse plattelandsbeleidsplan was erop gericht de levens-, werk- en omgevingskwaliteiten van de gemeenten en dorpsgemeenschappen door de geformuleerde structurele maatregelen te behouden en te verhogen, de dynamiek van de lokale samenleving te bestendigen en te verbeteren en de veranderingen in de landbouw op te vangen. De duurzaamheid en draagkracht van het gebied zijn daarbij essentiële uitgangsprincipes. Het plattelandsbeleid moet met andere woorden een duurzame ontwikkeling van het platteland voorstaan. Dit impliceert dat tegelijkertijd op een evenwaardige wijze aandacht wordt besteed aan de sociale, economische en ecologische dimensie waarbij gestreefd wordt naar een maximale synergie tussen deze drie componenten. In het Limburgse PDPO werd het platteland onderverdeeld in verschillende ‘ruimtes’. Voor het Leadergebied vertaalde zich dit in verscheidene uitgewerkte projecten. In totaal werd er voor om en bij de 3,8 miljoen euro geïnvesteerd in het Leadergebied als plattelandsgebied. Hieronder worden enkele voorbeelden gegeven: • Platteland als woon- en leefruimte: • Verbouwen en uitbreiden van parochiezaal te Bocholt van vzw Parochiehuis • Woningaanpassing en sanering van de woning van Ons Zorgnetwerk vzw • Platteland als werkruimte: • Oprichting van het Limburgs Steunpunt voor Rurale Ontwikkeling • Uitbouw van een netwerk rond groene zorg van Steunpunt Groene Zorg • Natuurproject Noord-Limburg van Welzijnsregio Noord-Limburg • Platteland als collectieve ruimte: • Natuurlijk Platteland (plus) van de provincie Limburg – Sectie Landbouw • Groene voeten van Ecolife vzw. • Platteland als consumptieve ruimte: • Inrichting van de onthaalruimte bij het bosleerpad van de gemeente Hechtel-Eksel • Boerenlandschappen: 20 jaar boerderijen in de kijker • Restauratie van (veld)kapellen. Op vlak van natuur- en landschapszorg: In 2002 werd in Noord-Limburg gestart met een 2-jarig project van de Koning Boudewijn Stichting. In dit project werd geopteerd voor een brede en fundamentele aanpak in een bepaald gebied met een inventarisatie van de natuurelementen, het op elkaar afstemmen van de verschillende actoren en een brede voorlichting van landbouwers en natuurwerkers. Ook werden de socio-economische en juridische knelpunten t.a.v. agrarisch natuurbeheer geanalyseerd. Gebaseerd op de kennis en expertise van dit project werd via het Limburgs PDPO-programma in 2004 het steunpunt voor Agrarisch Natuurbeheer opgericht, met een specifieke werking in Noord- en Zuid-Limburg. Ook de landbouwonderwijsinstellingen werden hierbij betrokken. Het
55 Leader Kempen & Maasland
project had tot doel concrete realisaties op het terrein te verwezenlijken zoals natuurverbindingen langs veldwegen en aanleg van KLE’s. De voorlichting gebeurde via demonstraties en bedrijfsbezoeken. In 2005 werd een nieuw nog breder PDPO-project ‘Landschapsbeheer door boeren’ opgestart. Hierbij werden de twee erkende Regionale Landschappen, het Limburgs Steunpunt voor Rurale Ontwikkeling en de landbouwvormingscentra PIBO-Campus en PVL betrokken. Dit project continueerde de voorlichting en bedrijfsbegeleiding maar concentreerde zich zeer sterk op de creatie van samenwerkingsverbanden tussen landbouwers die aan natuurbeheer doen. In coöperatief verband werd een haagscheermachine aangekocht. Deze planmatige en gecoördineerde aanpak heeft gewerkt. We kunnen thans vaststellen dat agrarisch natuurbeheer onomkeerbaar verankerd is op het Limburgse platteland via een zeer breed werkveld. 3.2.1.3 Interreg IIIA-programma van de Euregio Maas-Rijn 2000-2006 Het Interreg IIIA-programma volgde op de eerdere Interreg-programma’s die in de periodes 1991-1993 en 1994-1999 in de Euregio Maas-Rijn waren uitgevoerd. Dit programma was erop gericht om de economische en sociale cohesie in de hele Europese Unie te versterken met behulp van grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerkingsprogramma’s. Voor de programmaperiode 2000-2006 (Interreg III) had de Europese Commissie vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) een budget van 53,88 miljoen euro toegewezen aan de Euregio Maas-Rijn, en dit uitsluitend voor het opzetten van grensoverschrijdende samenwerking overheen uiteenlopende thema’s zoals mobiliteit, economie, cultuur, welzijn, onderwijs,… Realisaties in het Leadergebied: • Châteaux de la Meuse: Het project had twee doelstellingen: enerzijds het riviertoerisme langs de Maas stimuleren door een gezamenlijke ontwikkeling van toeristische producten, anderzijds voor deze toeristische producten een efficiënte marketingstrategie ontwikkelen, naar het Franse voorbeeld van de Loire-kastelen. Naast een gezamenlijke brochure over de kastelen langs de Maas, verscheen er ook een brochure over accommodaties in de Euregio Maas-Rijn en een website over het riviertoerisme in de Euregio Maas-Rijn.
3.2.2 Provinciaal beleid Bedrijfsgericht natuurbeheer De provincie Limburg is trendsetter op het vlak van landscaping van agrarische gebouwen. De erfbeplantingsinitiatieven en de landschapsbedrijfsplannen zijn in Limburg inmiddels gekend als middel om het bedrijf en de erbij horende gronden te integreren in het landschap. Jaarlijks worden door de Sectie Landbouw, een 100 landbouwbedrijven bezocht, geadviseerd en wordt in overleg met de eigenaar een groenplan ontworpen. In een aantal gevallen is het groenplan een vereiste voor het verkrijgen van de vergunning. In de meeste gevallen gebeurt de groenaanleg door de eigenaar zelf, meestal stapsgewijs. Goede resultaten werden bekomen bij erfbeplantingsprojecten in samenwerking met de provincie, VLM of gemeente. Sinds 2004 worden ook door het landschapsteam van de Regionale Landschappen, erfbeplantingen gerealiseerd, volgens groenontwerpen van de provincie. De publicatie “Langs boerenerven en -hoven…”, bundelt een aantal voorbeeldige resultaten die andere landbouwers kunnen inspireren. De provincie Limburg organiseert jaarlijks de hoevewedstrijd “Erfbeplanting & Landschapsintegratie”. In 2005 wordt de twintigste wedstrijd georganiseerd. “Twintig jaar” betekent aanleiding tot een jubileumviering. In 2006 werden via een PDPO-project de “boerderijen en boerenlandschappen” dan ook extra in de kijker gezet worden. Provinciaal Reglement inzake openstellen van productieruimten Het Provinciaal Reglement betreffende de subsidiëring van enerzijds hoeve- en streekproducenten voor het openstellen van hun productieruimten en anderzijds land- en tuinbouwers voor het educatief openstellen van hun bedrijf (Besluit van 20 september 2006). Krachtens dit reglement kon de deputatie subsidies verlenen aan streek- en landbouwproducenten die bereid
56 Leader Kempen & Maasland
waren hun productieproces voor het publiek open te stellen. Onder dit openstellen werd begrepen: het inrichten van één of meer ruimten waar het productieproces op een kwalitatieve en educatieve manier kon getoond worden en waar producten geconsumeerd en gekocht konden worden, of het inrichten van één of meer ruimten waar het landbouwproductieproces op een educatieve manier kon worden weergegeven. De betoelaging bedroeg m.n. 50 % van de in aanmerking komende investeringen met een maximum van 12 395 EURO. Deze investeringen waren niet cumuleerbaar met de subsidiëring voor het Vlaamse Landbouwinvesteringsfonds (VLIF). In het kader van het promotiebeleid van hoeve- en streekproducten heeft de provincie Limburg reeds talrijke op zichzelfstaande acties ondernomen. We vermelden hier de organisatie van de Landbouwdagen in Alden Biesen en de jaarlijks terugkerende Dagen van de Limburgse Hoeve- en Streekproducten. Proef- en vormingsinstituut voor de landbouw te Bocholt (PVL) Het praktijkgericht onderzoek en de demonstratieve voorlichting inzake voedergewassen voornamelijk maïs en grasland) en het onderzoek in de varkens- en melkveehouderij verloopt via het Proef- en Vormingscentrum voor de Landbouw te Bocholt. Via het afsluiten van een convenant werd in 2002 een garantie ingebouwd dat er voldoende wordt geanticipeerd op de uitdagingen die zich in dit segment van de agrarische sector stellen. In het kader van het Landbouwcentrum voor Voedergewassen (LCV), dat Vlaams gestructureerd is, wordt er binnen de proefveldwerking van het PVL - als Limburgse antenne van het LCV - in nauwe samenwerking met de Provinciale Landbouwdienst onderzoek verricht en proefveldbezoeken georganiseerd rond nieuwe maïs- en triticale-variëteiten, alternatieve teelten, mechanische onkruidbestrijding, en bestrijding van het lokaal probleemonkruid knolcyperus. Ook naar beperkte bemesting opgelegd vanuit het MAP en naar het afsluiten van beheersovereenkomsten (weidevogelbeheer en botanisch beheer) gaat binnen de werking van het PVL veel aandacht. Aangaande het onderzoek in de varkens- en melkveehouderij wordt er voornamelijk gefocust op voeder- en huisvestingsproeven. Tenslotte is er nog de naschoolse vorming die ervoor moet zorgen dat de landbouwers zich tijdig kunnen bijscholen via het volgen van praktijkcursussen. Countdown 2010: soortenbeleid In de Limburgse toeristische ontwikkeling speelt de Limburgse natuurlijke bio-diversiteit en de landschappelijke attractiviteit een belangrijke rol. De voorbije jaren werd het provinciaal milieu- en natuurbeleid gebaseerd op drie kernthema’s: duurzaamheid, gebiedsgericht en soortgericht. In de uitvoering van dit beleid werd maximaal beroep gedaan op verenigingen en hun vrijwilligers. Een voorbeeld van dit beleid is de werking rond de gebiedsgerichte bescherming van de Limburgse soorten, met ondersteuning van gemeenten, regionale landschappen en grondgebruikers. Het provinciebestuur heeft de Europese campagne “countdown 2010” onderschreven. In deze campagne ondernemen burgers, overheden, maatschappelijke organisaties en bedrijven acties om het verlies aan biodiversiteit te stoppen tegen 2010. Want de biodiversiteit gaat wereldwijd achteruit, zelfs in Limburg. De deputatie besliste eind april 2006 om de provincie Limburg partner te maken van Countdown 2010. Dat wil zeggen dat het provinciebestuur in 2010 een kentering wil brengen in de afkalving van de dieren- en plantenrijkdom in Limburg. Limburg telt vele zeldzame dieren en planten, die men elders in Vlaanderen niet terugvindt. Het zijn de Limburgse soorten. Elke gemeente adopteerde er al één. Gemeenten en organisaties die op het terrein acties ondernemen om de biodiversiteit in stand te houden of zelfs te verbeteren worden ondersteund. In het kader van het doelstelling-2 programma 2000-2006 werd het EFRO-project “Gemeenten adopteren Limburgse soorten” goedgekeurd, met uitvoering t/m februari 2008.
57 Leader Kempen & Maasland
Grote Landschappelijke Eenheden In de vorige legislatuur werd de ‘GLE (Grote Landschappelijke Eenheden)-methodiek’ ontwikkeld. Het is een middel om op een gestructureerde manier aan natuur- en landschapsonderhoud te doen. Per ‘Grote landschappelijke Eenheid’ of GLE worden partners gezocht om vanuit een gezamenlijke visie acties op het terrein te verwezenlijken. Afgelopen jaren werden in elk van de GLE’s projecten opgezet, meestal in nauwe samenwerking met regionale landschappen, maar ook met andere partners, zoals het Limburgs Steunpunt Rurale Ontwikkeling (LiSRO), verschillende wateringen, de Nationale Boomgaardenstichting (NBS), Toerisme Limburg, De Vlaamse Landmaatschappij (VLM) en het Agentschap Natuur en Bos (ANB). De specificiteit in de provincie wordt versterkt door de GLE’s verder uit te werken en de soortenbescherming te verbreden en te verdiepen (samen sporen van het gebiedsgericht en het soortgericht natuurbeleid).
3.3 Doelstellingen/Maatregelen Met dit ontwikkelingsplan streeft de Plaatselijke Groep naar een geïntegreerde en kwaliteitsvolle ontwikkeling van het Leadergebied Kempen & Maasland. Het versterken van de economische functie van het platteland is hierbij een belangrijk streefdoel en vormt een rode draad doorheen de hieronder geformuleerde maatregelen. De Plaatselijke Groep is immers van mening dat in een vitaal platteland het economisch perspectief de nodige zuurstof moeten toebedeeld krijgen. De door de Plaatselijke Groep geformuleerde maatregelen (zie 3.4) passen binnen de strategische en operationele doelstellingen van Provinciaal Plattelandsbeleidsplan en binnen de doelstellingen van het Vlaams PDPO 2007-2013 zoals zal blijken uit onderstaande kruistabel:
Maatregelen Vlaams PDPO 2007-2013 Operationele Doelstellingen Limburgs Plattelandsbeleidsplan
BasisvoorzieInstandBevorningen voor de Dorpskernver- houding en dering economie en nieuwing en opwaardering toeristische plattelandsbe- ontwikkeling van het landeactiviteiten volking lijk erfgoed
OD 1.1: Verhogen en versterken van de sociale leefbaarheid van het platteland
X
OD 1.2: Het bevorderen van een kwalitatieve geconsolideerde natuur- en landschapszorg OD 1.3: Ontsluiten van het niet beschermd erfgoed ter bevordering van de streekeigen identiteit
X
OD 2.1: Het verbreden van de landbouw en verlengen van de landbouwketen van grondstoffen naar bewerkt/ verwerkt product OD 2.2: Clustering en bekendmaking van het toeristische aanbod volgens de authenticiteit van de streek OD 2.3: Stimuleren van het ruraal ondernemerschap
58 Leader Kempen & Maasland
IntermeMaatregelen diaire ontwikkedienstverlingsplan lening M3
X
X
M1,M2
X
X
M1, M4
X
M2
X
M4
X
M1, M2, M3, M4
OD 3.1: Visie ontwikkeling rond de rurale en urbane wisselwerking
X
OD 3.2: Borgen van de ruimtelijke kwalite
X
M1
Verklaringen: X=
kruistabel provinciale doelstellingen en Vlaamse maatregelen
M1, M2, M3, M4 =
kruistabel maatregelen voorliggend ontwikkelingsplan en provinciale doelstellingen
M1=
Actieve natuur- en landschapszorg en ontsluiting
M2=
Duurzame ontwikkeling van de regio door het verkleinen van de kloof tussen landbouwer en plattelandsgebruikers
M3=
Verhogen en versterken van de sociale leefbaarheid op het platteland
M4=
Stimuleren van duurzaam toerisme
3.4 Maatregelen en submaatregelen/acties De Plaatselijke Groep heeft de volgende 4 maatregelen geformuleerd waarbinnen projecten kunnen ontwikkeld en uitgevoerd worden: 1. Actieve natuur- en landschapszorg en ontsluiting 2. Duurzame ontwikkeling van de regio door het verkleinen van de kloof tussen landbouwer en plattelandsgebruikers 3. Verhogen en versterken van de sociale leefbaarheid op het platteland 4. Stimuleren van duurzaam toerisme inclusief cultuurtoerisme Deze vormen de pijlers van het ontwikkelingsplan voor het Leadergebied Kempen & Maasland en worden hieronder verder uitgewerkt.
3.4.1 Actieve natuur- en landschapszorg en ontsluiting Het Leadergebied Kempen & Maasland heeft een gevarieerd, kwaliteitsvol landschap met erg veel natuur en een rijke biodiversiteit en een interessant gespreid erfgoed, dat het cultuurlandschap gestalte heeft gegeven. Door natuurlijke processen en menselijk ingrijpen zijn er verschillende cultuurlandschappen ontstaan met soms bijzondere gave specifieke karaktertrekken: natuurlijke landschappen, cultuurhistorisch waardevolle landschappen, landschappen met nadruk op agrarische productie, landschappen rond steden, en overige door mensen gemaakte landschappen (dorpen inbegrepen). Het landschap vormt zo een afspiegeling van ons natuurlijk en cultureel erfgoed dat door ruimtelijke ontwikkelingen over verschillende generaties heen tot stand is gekomen. Het landschap vormt een fundamentele bouwsteen voor welvaart, welzijn en biodiversiteit. Het levert een essentiële bijdrage aan onze culturele-, sociale-, ecologische- en economische waarden, en bovendien aan onze gezondheid. Een cultuurlandschap is ook steeds in evolutie, waarbij iedere generatie zelf verantwoordelijk is voor de actuele en toekomstige kwaliteit. Bij nieuwe ontwikkelingen moet daarom dit erfgoed gerespecteerd worden. Dat moet zich uiten in een verhoging van de landschappelijke kwaliteit en in het behoud van de landschapsidentiteit. Naarmate landschappen waardevoller en beleefbaarder worden, stijgt immers de kwaliteit van de leefomgeving. De kwaliteit van de regio, doch ook het cultuurhistorisch erfgoed en activiteiten op het vlak van landbouw, toerisme en recreatie zijn medebepalend voor de perceptie die men van het gebied heeft. Het landschap is met andere woorden een belangrijk element voor de levenskwaliteit en het welbevinden van mensen. Het streven naar landschapskwaliteit is essentieel voor iedere inwoner, doch houdt naast rechten ook verantwoordelijkheden in voor de inwoners en bezoekers.
59 Leader Kempen & Maasland
De uitdaging voor de toekomst zal erin bestaan het eigen karakter van cultuurlandschappen te behouden en te versterken. Groepen van landschapsgebruikers kunnen echter verschillende of zelfs tegenstrijdige belangen hebben. Zo bestaan er spanningsvelden tussen landbouw en natuur, landschap en bewoning, recreatie/toerisme en natuur, … . Om de toekomst van ons landschap veilig te stellen, is het dan ook een absolute noodzaak om die verschillende gebruikersgroepen te overtuigen van het gemeenschappelijk belang en de nodige samenwerking van natuur- en landschapszorg en ontwikkeling. Participatie is hierbij belangrijk. De verschillende sectoren binnen streekontwikkeling dienen hierbij hun doelstellingen op elkaar af te stemmen en een geïntegreerde ontwikkelingsstrategie te ontwikkelen.Bij integrale en intergemeentelijke gebiedsgerichte ontwikkeling moeten alle belanghebbenden worden betrokken om de kwaliteit van het landschap te verbeteren. De Plaatselijke Groep streeft er dan ook naar om via een gezamenlijke aanpak, waarbij rekening gehouden wordt met de verschillende invalshoeken inzake landschapszorg, en met de belangen van de diverse stakeholders, het draagvlak voor deze zorg te verbreden. Een zo breed mogelijk publiek moet hierbij bereikt worden teneinde een duurzame natuur- en cultuurlandschapszorg in het gebied te bewerkstelligen. Het opzetten van vernieuwende samenwerkingen staat hierbij centraal. Een andere belangrijke trend in dit kader is het belang van een steeds toenemende regionale identiteit. Het landschap is één van de dragers van die identiteit. “Duurzaamheid” en “identiteit” zijn zogenaamde containerbegrippen. Die hebben het voordeel dat ze snel door veel mensen herkend worden, doch als nadeel dat het vaak onduidelijk is wat men er precies mee bedoelt. Als men het over landschaps- of streekidentiteit heeft, kan men verschillende vormen onderscheiden, zoals de cultureel-geografische en de cultureel-existentiële identiteit. Doorgaans bedoelt men de cultureel-geografische identiteit. In die context is identiteit gedefinieerd als het geheel van historische en ecologische kenmerken die een gebied doen onderscheiden van een ander gebied. Het gaat daarbij om kenmerken die in principe voor iedereen waarneembaar zijn in het landschap, zoals de ruimtelijke compositie, het grondgebruik, de mix van dierenleven, plantenleven en mineralen, de kleuren en de vormen en de situering, het materiaalgebruik van gebouwen, de bodemexploitatie, de eigen nederzettingsstructuur enzovoort. Daarnaast kan een plek door sociale processen voor een groep mensen een bijzondere betekenis krijgen. Dit is de cultureel-existentiële identiteit van een landschap. Ingrijpende gebeurtenissen bijvoorbeeld, op een bepaalde plek, kunnen het landschap een lading geven die door velen gevoeld wordt en voor hun groepsidentiteit van belang is. Ook plekken die veelvuldig worden gebruikt door de streekbewoners (n.a.v. feesten, herdenkingen, ontspannen, spelen,…) kunnen een plaats krijgen in de cultureel-existentiële identiteit van mensen. Het behoud, de versterking en het herstel van cultureel-geografische landschapsstructuren, die in sterke mate de landschapsof streekidentiteit meebepalen en de recreactieve en toeristische routestructuren inbedden, is dan ook nodig. Daarnaast is het ook wenselijk om de cultureel-existentiële troeven van het landschap in de regio te benutten en te versterken. Zo komen we tot de realisatie van een van de belangrijkste eigenschappen van landschapsidentiteit, m.n. dat het mensen een gevoel van binding met hun streek geeft. Landschapsidentiteit kan er immers toe leiden dat er betrokkenheid ontstaat bij en verantwoordelijkheid wordt genomen voor natuur- en landschapszorg. Die zorg kan gedefinieerd worden als “het behoud en de verdere ontwikkeling van zowel de geografische als existentiële karakteristieken van het landschap”. Bij een goede natuur- en landschapszorg worden de verschillende facetten van landschapsidentiteit elk op zich doch ook onderling versterkt. Hierdoor ontstaat er op duurzame wijze een toeristische en economische meerwaarde voor het gebied, en die economische impact moet dus benadrukt worden. Actieve natuur- en landschapszorg kan immers in verschillende domeinen — o.a. sociale economie, landbouw/platteland, toerisme/ recreatie en bouw — tewerkstelling creëren en dus (aanvullende) inkomens genereren. Een gezamenlijke aanpak bij uitvoering van zulke actieve natuur- en landschapszorg — die op een aangepaste, vernieuwende manier wordt georganiseerd, en waarbij rekening wordt gehouden met de sterktes en zwakten van het gebied en gemeenschappelijke belangen van de stakeholders wordt benadrukt — is hierbij een absolute voorwaarde.
60 Leader Kempen & Maasland
3.4.2 Duurzame ontwikkeling van de regio door het verkleinen van de kloof tussen landbouwer en plattelandsgebruikers Uit de SWOT analyse van het Limburgse Plattelandsbeleidsplan 2007-2013 blijkt dat de streekeigen identiteit bij de plattelandsbewoners afneemt. Dit uit zich o.a. door een groeiende kloof tussen de landbouwers en andere plattelandsgebruikers. Het platteland wordt niet enkel meer gebruikt door de landbouwer die er woont, werkt en leeft. Men stelt o.a. vast dat meer en meer plattelandsbewoners zich minder identificeren met de streek en de historiek, en het erfgoed ervan onvoldoende kennen. Dit kan verklaard worden door onder meer de toegenomen multifunctionaliteit van het platteland. Een platteland met een bevolking die zich met dat platteland ook identificeert, is een cruciale voorwaarde voor de leefbaarheid van het platteland, zowel op economisch als op sociocultureel vlak. Daarom is het noodzakelijk te werken aan een “verbondenheid” van de plattelandsbewoners met hun streek, die verder reikt dan het “er wonen” alleen. Via dit ontwikkelingsplan streeft de Plaatselijke Groep ernaar de kloof tussen de plattelandsbewoners en de bezoekers van het platteland enerzijds en de landbouw in het bijzonder anderzijds te dichten. De land- en tuinbouw, als basisproducent van ons voedsel, vormt immers een belangrijk onderdeel van het dagelijks leven van ieder van ons. Door de gewijzigde voedingsgewoonten is de afstand tussen producent en consument van dit voedsel echter sterk vergroot. Tegelijk is de aandacht voor gezond geproduceerd en geconsumeerd voedsel vandaag de dag bijzonder groot, hetgeen de klassieke “opdracht” van de landbouw weer erg actueel maakt. De samenleving stelt dan ook andere eisen aan de land- en tuinbouw van de toekomst: een grotere aandacht voor dier-, natuur- en milieuvriendelijke productiewijzen, een grotere transparantie van het ganse productieproces, enz. Initiatieven inzake plattelandseducatie en -communicatie kunnen bijdragen aan de overbrugging van deze kloof en moeten bijgevolg gestimuleerd en ondersteund worden. Belangrijk hierbij is er over te waken dat, naast landbouw en landbouwverbreding ook de andere aspecten van het platteland zoals natuur, landschap, cultuur historisch erfgoed, toerisme en recreatie aanbod komen. Een maximale afstemming met reeds bestaande initiatieven op deze domeinen moet nagestreefd worden. Nieuwe initiatieven inzake economische diversificatie van de landbouw of landbouwverbreding (landschapsbeheer, hoevetoerisme, streekproducten, …) dragen evens bij tot het dichten van de kloof en moeten dan ook gestimuleerd worden. Een bijzondere doelgroep vormen de jongeren in dit verhaal. Jongeren vervreemden meer en meer van het platteland en nog concreter van het landbouwproces. Zij voelen zich minder verbonden met landbouw en platteland en trekken ook omwille van economische redenen weg uit het platteland. Dit heeft natuurlijk zijn repercussies op de toekomstige leefbaarheid van het gebied als platteland. De Plaatselijke Groep wil dan ook dat jongeren op een positieve manier met het platteland en met de landbouw in het bijzonder in contact worden gebracht om zo hun verbondenheid met het platteland te behouden en te versterken.
3.4.3 Verhogen en versterken van de sociale leefbaarheid op het platteland Een leefbaar landelijk gebied is een gebied waar mensen graag willen wonen en werken en zich inzetten voor de kwaliteit van voorzieningen, woonomgeving en sociale verbanden. Verbondenheid en identiteit zijn daarbij kernbegrippen. Het bestaan van voorzieningen en de kwaliteit ervan is eveneens belangrijk voor de leefbaarheid. Door maatschappelijke ontwikkelingen die algemeen van aard zijn en derhalve ook in het Leadergebied Kempen & Maasland niet voorbij gaan, zoals individualisering, vergrote mobiliteit, maar ook demografische ontwikkelingen wordt het draagvlak voor voorzieningen op het platteland kleiner. De sociale en economische vitaliteit en de leefbaarheid staan tevens onder druk door de reeds eerder genoemde veranderingen in de landbouw en in het landelijk gebied. Het Leadergebied Kempen & Maasland is een aantrekkelijk woongebied en wordt als aangenaam ervaren, maar er leeft zorg over de kwaliteit van het woonmilieu, de fysieke woonomgeving, de bereikbaarheid en beschikbaarheid van de voorzieningen en de sociale samenhang in de dorpen. De voorbije decennia liet het bevorderen van de leefbaarheid op het platteland zich te veel verengen tot het herinrichten van dorpskernen. De herinrichting van dorpskernen is vaak de hefboom voor nieuwe dynamiek. Ingrepen in het publiek domein verhogen immers de fierheid van de bewoners, de aantrekkelijkheid naar toeristen
61 Leader Kempen & Maasland
en brengen onrechtstreeks privé-investeringen op gang. Doch bepaalt niet alleen de herinrichting van de dorpskern het niveau van leefbaarheid in een dorpskern of leefomgeving. Om het Leadergebied vitaal en aantrekkelijk te houden, is het van mensen, middelen en mogelijkheden bij elkaar brengen en maatregelen te nemen die de kwaliteit van het woongebied versterken. Inzake kwaliteit van de woonomgeving beoogt de Plaatselijke Groep niet zo zeer de fysieke tussenkomsten zoals bv. de herinrichting van dorpskernen maar wel eerder de sensibilisering van bewoners voor bijvoorbeeld het instandhouden en verbeteren van hun woninggevel, tuin, of vernieuwende inzichten rond de aanleg van onderhoudsarme en milieuvriendelijke tuinen. Gelet op de trend van vergrijzing die zich de komende jaren in het gebied zal doorzetten, is het van belang dat ook de combinatie van arbeid, zorg en ontspanning over een goed bereikbaar voorzieningenniveau beschikt, afgestemd op de behoeften van de inwoners. Het streven om mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen, vraagt bijvoorbeeld om zorgvoorzieningen dicht bij huis. Een goede afstemming van voorzieningen dringt zich dan ook op. Samenwerking tussen gemeenten biedt hierbij voordelen. Daarnaast zijn samenwerking en afstemming in de zorgketen (huisarts-thuiszorg-verpleeghuis- ziekenhuis) belangrijk voor een optimaal aanbod van zorg. Waar driekwart van de gehele zorg informeel door met name mantelzorgers wordt verleend, verdient met name ook samenwerking en afstemming tussen de formele en de informele zorg aandacht. Naast het proberen het voorzieningenniveau zoveel mogelijk in stand te houden, wil de Plaatselijke Groep ook sterk inzetten op het behoud en verder bevorderen van de gemeenschapszin omdat de nadelige gevolgen van het steeds grootschaliger worden van voorzieningen gedeeltelijk daardoor kan worden opgevangen. Door een relatief jonge bevolking op dit moment in het Leadergebied, en de komende vergrijzing en het proces van ontgroening anderzijds, zijn in de eerste plaats jongeren en ouderen belangrijke doelgroepen voor de Plaatselijke Groep. Aandacht voor specifieke sociale noden zowel voor jongeren en gezinnen (ontmoeting, hulpverlening, occasionele en flexibele kinderopvang, …) als ouderen (zorg, ontmoeting, mobiliteit…) is daarbij noodzakelijk. Bij dit alles moet rekening gehouden worden met de specifieke klein-/andersschaligheid van een plattelandsgemeenschap Leven in een gemeenschap veronderstelt dat mensen elkaar kunnen ontmoeten. Ontmoeting ontstaat immers daar waar mensen initiatief nemen: buren, straatcomités, verenigingen. Dit vrije initiatief moet blijven worden gestimuleerd en moet worden versterkt daar waar het dreigt verloren te gaan. Er kan daarbij gedacht worden aan projecten die ontmoetingsinitiatieven voor bijvoorbeeld jongeren of ouderen opzetten, of het vrijwilligersinitiatief via vernieuwende diensten en projecten ondersteunen. Buurtgerichte voorzieningen, ondersteund vanuit het opbouwwerk, straathoekwerk of vanuit het ruimere jeugd- en cultureel werk moeten in de landelijke gemeenten van het Leadergebied tot ontplooiing kunnen komen. Investeringen inzake fysieke ontmoetingsplaatsen, d.w.z. infrastructuurwerken wenst de Plaatselijke Groep niet te ondersteunen. Ze beoogt hier eerder de inhoudelijke invulling van ontmoetingsplaatsen. Naast jongeren en ouderen, zijn ook andere kwetsbare bevolkingsgroepen zoals kansarmen en mindervaliden belangrijke aandachtsgroepen. Er moeten mogelijkheden komen om kwetsbare personen zo optimaal mogelijk te integreren in het maatschappelijk leven. Volwaardige tewerkstelling is het ultieme doel, maar ligt niet in ieders bereik. Aangepaste tewerkstelling of een zinvolle vrijetijdsbesteding moeten leiden tot empowerment van de betrokken persoon. Het zeggingschap van deze persoon is het uitgangspunt om op zijn of haar een geschikte invulling te vinden. Meehelpen op de boerderij of in het natuurbehoud kunnen hierin een gepaste oplossing bieden, maar het mag niet herleid worden tot het ter beschikking stellen van goedkope arbeidskrachten. Het ligt dan ook voor de hand dat er linken gelegd moeten worden met de andere maatregelen binnen de ontwikkelingsstrategie van de Plaatselijke Groep. Agrarisch verbreding en vernieuwing (hoevetoerisme, zorgboerderijen, nieuwe teelten,…) moeten hierbij kansen krijgen. Zorgboerderijen kunnen niet enkel een rol spelen in de activering van kansengroepen, maar daarnaast mogelijk ook tegemoet komen aan de vraag voor opvang (time-out) van jongeren in een kwetsbare situatie en de vraag voor bijkomende dagopvang en kortverblijf van ouderen. Naast zorgboerderijen wil de Plaatselijke Groep ook andere vernieuwende initiatieven ondersteunen inzake dagopvang en kortverblijf voor ouderen.
62 Leader Kempen & Maasland
Het hulp- en preventieverleningsaanbod zijn sterk verruimd en gediversifieerd, maar dit heeft als nadeel dat dit aanbod in het Leadergebied als plattelandsgebied minder bereikbaar en toegankelijk is. De meer specialistische hulpverlening op de tweede lijn concentreert zich steeds meer in de stedelijke gebieden. Deze specialismen worden vaak verticaal uitgebouwd in afzonderlijke structuren, maar komen hierdoor ook verder weg van de mens waar het om gaat. Zonder het belang van specialismen te miskennen blijft het belangrijk dat in de basishulpverlening de aandacht uitgaat naar een integraal aanbod op maat en in de nabijheid van de hulpvrager. Dit betekent dat al deze diensten moeten weten van elkaar wat ze doen en welke soort hulp ze aanbieden, een éénduidig naar buiten treden. Om op het platteland tot dit concept te kunnen komen, moet een evenwicht worden gezocht tussen een gespreid en breed aanbod enerzijds en een specialistische hulpverlening anderzijds, die ondersteunend in dit basisaanbod wordt ingeschakeld. Vernieuwende initiatieven op dit vlak wil de Plaatselijke Groep ondersteunen. Op vlak van het mobiliteitsprobleem dat wordt ervaren, in hoofdzaak voor ouderen, wil de Plaatselijke Groep actief mee helpen zoek naar oplossingen en initiatieven ondersteunen.
3.4.4 Stimuleren van duurzaam toerisme Toerisme is in Limburg uitgegroeid tot een speerpuntsector. De economische meerwaarde die het toerisme met zich meebrengt versterkt tevens het economische potentieel van het platteland in deze regio. In het kader van de verdere plattelandsontwikkeling is het belangrijk dat het geheel van functies aanwezig op het platteland; wonen, werken en ontspannen, in evenwicht blijft en mekaar versterkt, zodoende dat de leefbaarheid op het platteland verhoogt en versterkt. Een systeem waarin de verschillende plattelandsgebruikers zoals bewoners, landbouwers en bezoekers tot mekaar in evenwicht staan. Kortom, het toerisme en de economische meerwaarde die het met zich meebrengt hebben tot doel het welzijn en de welvaart van de bewoners van het platteland te bevorderen. Het Leader gebied wordt gekenmerkt door o.a. een uniek natuur- en cultuurlandschap (zijn uitgestrektheid, weidse stilt, bossen, zandvlakten, schansen, kanalen, uiterwaarden, water- en windmolens, schutterijen, typische Maasdorpjes, grindwinning, …), aangepaste logies voor de ruiterliefhebber, talrijke boerderijen, verschillende streekproducten (kazen, bieren, boekweitkoek, ambachtelijke koffie en hoeveijs, …), enz. Door deze identiteitsbepalende kenmerken van de regio’s te onderstrepen en ontsluiting/ontwikkeling van producten zodanig te enten op deze streekeigenheid zal deze dan ook werkelijk ‘beleefd’ gaan worden, door de bevolking zelf en door de bezoeker, hetgeen beide ten goede komt. Bestaande producten zullen verder ontwikkeld, verfijnd, en aangepast dienen te worden. Het bestaande aanbod moet meer geclusterd worden in duidelijke, voor iedereen herkenbare en gekende toeristische pakketten die gerelateerd zijn met de authentieke kenmerken, geschiedenis en hedendaagse identiteit van het gebied. Ook nieuwe producten met aandacht voor streekeigenheid en kwaliteit dienen ontwikkeld te worden. De uniciteit en kwaliteit van streekeigen producten zijn immers belangrijke factoren binnen het vermarkten van de regio. De Plaatselijke Groep wil bijgevolg dergelijke initiatieven ondersteunen. Gastvrijheid is een belangrijk gegeven binnen deze kwaliteitsverhouding. Limburg wordt immers door niet-Limburgers beleefd als een erg gastvrije regio. Dit ‘natuurlijke’ kwaliteitslabel dient op de diverse niveaus (binnen het onthaal, logies, streekproducten, …) in stand gehouden en via innovatieve projecten verder gestimuleerd, en dit zowel op de onthaalpunten, als in de verblijven en horeca,… De diversificatie van de landbouw kan hierin een belangrijke rol spelen door het aanbod van streekproducten, het aanbod van een belevingsvolle logies in een streekeigen kader,… verder uit te bouwen tot een kwalitatief gegeven. Ook tussen de verschillende toeristische regio’s en beleidsdomeinen dienen versterkende links uitgebouwd te worden. Regio- en domein overschrijdende initiatieven kunnen ook op vlak van toerisme verder uitgewerkt worden teneinde te kunnen resulteren in een totaalproduct. Bezoekers smaken doorheen hun verblijf (attracties / natuur en cultuur, verblijf – belevingsvolle logies en op tafel – bv. streekproducten) de identiteit van de regio.
63 Leader Kempen & Maasland
Binnen dit kader kunnen heel wat concrete acties en projecten opgezet worden. Hierbij gaat het niet enkel om pure productontwikkelingsprojecten die de toeristen ten goede komen, maar ook om de ontwikkeling van ‘toeristisch attractieve pakketten die streekeigen zijn en, al dan niet geclusterd, vermarkt dienen te worden, teneinde een product te creëren met een economische finaliteit. De verschillende locale actoren spelen een rol in de ontwikkeling en verfijning van een kwalitatief toeristisch product. Ook het talrijk cultuur historische erfgoed in het gebied dient verder ontsloten te worden en via innovatieve projecten beleefbaar en duurzaam vermarktbaar gemaakt te worden. De Plaatselijke Groep wil projecten in dit kader ondersteunen. Louter fysieke investeringen zonder economische meerwaarde worden echter niet beoogd. Al deze acties dienen met de nodige kwaliteit ontwikkeld te worden teneinde tot een kwalitatief, duurzaam en attractief toeristisch product te komen. Erfgoed en cultuurtoerisme Tot nu toe hebben de toeristische sector (economische sector) en de erfgoedsector (cultuursector) naast elkaar gewerkt volgens hun eigen werkmethode. Erfgoedtoerisme is een nieuwe nichemarkt geworden voor de toeristische sector. Voor de erfgoedsector is toerisme een communicatiestrategie. Erfgoedtoerisme is bijgevolg een unieke opportuniteit voor een structurele (duurzame) synergie tussen beiden. Zowel voor de toeristische sector als voor de erfgoedsector is erfgoedtoerisme een nieuw gegeven: de doelstelling is bij de toeristen de identiteit van de regio’s op een meervoudige wijze te laten ontdekken (met behulp van de ontsluiting van het streekbepalend cultureel erfgoed). Dit concept kan verbreed worden tot cultuurtoerisme waarin het identiteitsbepalend erfgoed ontsloten wordt in de context van de hedendaagse culturele realiteit. Een geïntegreerde samenwerking tussen toerisme en erfgoedwerking is een van de grote nieuwe economische en culturele uitdagingen binnen streekontwikkeling
3.4.5 Overzicht maatregelen - submaatregelen - begunstigden 3.4.5.1 Maatregelen en submaatregelen Voor de 4 maatregelen waarrond projecten kunnen ontwikkeld worden, stelt de PG voor: Hefboomprojecten met een economische finaliteit en een innovatief karakter!!! • Hefboomproject: d.w.z. • Multiplicatoreffect • Bovenlokale uitstraling • Imagoversterkend voor de regio • Identiteitsbepalend voor de regio MAATREGEL 1: Actieve natuur- en landschapszorg en ontsluiting Deze maatregel bestaat uit een aantal submaatregelen of acties: SUBMAATREGEL 1: landschapsstructuren (Kleine Landschapselementen) inclusief de recreatieve routestructuren versterken tot dragers van landschapsidentiteit De herkenbaarheid of de couleur locale van een landschap is bepalend voor de identiteit van een streek. Die “couleur locale” hangt samen met voor de streek typische landschapselementen. Deze landschapselementen zijn de laatste 50-60 jaar sterk aan het verdwijnen of lijden aan gebrekkig onderhoud. Ook is de aanleg van landschappelijk goed ingepaste en doordachte nieuwe landschapsstructuren wenselijk. De bestaande succesvolle routestructuren (wandelen, fietsen, ruiterroutes) zijn bij uitstek de plaatsen waarlangs de streek haar gezicht laat zien aan bezoekers en inwoners. Het is logisch dat bij de zorg voor het landschap ook bijzondere aandacht uitgaat naar de omgeving van deze routes.
64 Leader Kempen & Maasland
SUBMAATREGEL 2: erfgoedzorg- en ontsluiting in cultuurlandschappelijke context Ontsluiting van natuur- en cultuurlandschap is de waarden die in beide aspecten van de landschappen aanwezig zijn inzichtelijk leesbaar en beleefbaar maken. Erfgoedontsluiting in de eerste plaats voor bewoners (en nadien bezoekers) is de belangrijkste fase van erfgoedzorg waardoor iedereen ervan kan genieten d.w.z. begrijpen en appreciëren (zonder onderscheid van afkomst of opleiding). Duurzame erfgoedzorg moet gedragen worden door de bewoners van het leadergebied. Hiervoor volstaat één open monumentendag of erfgoeddag per jaar geenszins. Waar mogelijk gebeurt de ontsluiting in relatie met welzijn en economie, educatie en ruimtelijke ordening. SUBMAATREGEL 3: tewerkstelling naar specifieke doelgroepen Het probleem in de landschapszorg is niet dat er geen werk is. De uitdaging is de grote hoeveelheid werk die ligt te wachten gefinancierd krijgen en op een efficiënte, deskundige en goed geregisseerde wijze om te zetten in uit te voeren werken, met oog voor de landschapsecologische waarden. Er liggen op dit vlak ruime kansen voor bijkomende tewerkstelling voor landbouwers in coöperatieverband, voor sociale economiebedrijven en voor gemeentelijke groendiensten. SUBMAATREGEL 4: informerings- en sensibiliseringsacties omtrent landschapsidentiteit Een actieve en goede natuur- en cultuurlandschapszorg begint met “het begrijpen van het landschap”. Wie een landschap leert lezen, zal het heel anders gaan bekijken, zal de identiteit van een landschap herkennen en het veel meer waarderen. Die waardering is een belangrijke voorwaarde voor draagvlak en meer middelen voor het behoud en de ontwikkeling van het landschappelijk en cultureel erfgoed. Het komt er dus op aan om verschillende doelgroepen in het gebied op een aansprekende wijze te bereiken en hun waardering voor de landschaps- en erfgoedwaarden te laten toenemen. SUBMAATREGEL 5: acties ter bevordering van de biodiversiteit Door de achteruitgang van de landschapskwaliteit zijn ook heel wat typische diersoorten voor deze landschappen verdwenen. In het kader van Countdown 2010 (een Europees initiatief) hebben heel wat verenigingen, overheden, instellingen,… zich geëngageerd om de achteruitgang van de biodiversiteit een halt toe te roepen. Acties gericht op het versterken van het soortenbeleid en op het versterken van natuurverbindingen moeten bijgevolg mogelijk zijn. MAATREGEL 2: Duurzame ontwikkeling van de regio door het verkleinen van de kloof tussen landbouwer en plattelandsgebruikers SUBMAATREGEL 1: stimuleren en ondersteunen van landbouwverbreding Vooraleer gestart kan worden met landbouwverbreding op een bedrijf moeten alle pro’s en contra’s - zowel bedrijfsmatig als breder maatschappelijk - gekend zijn, en moet aan de hand hiervan een bedrijfsspecifieke afweging gemaakt worden door de bedrijfsleider. Informatie verstrekken is dan ook een onontbeerlijke eerste voorwaarde om verbreding in de hand te werken. Wanneer de stap naar een verbredingsactiviteit eenmaal gezet is blijft een professionele begeleiding en ondersteuning noodzakelijk. SUBMAATREGEL 2: initiatieven inzake promotie, educatie en sensibilisering m.b.t. landbouw Het valt op dat ook onder plattelandsbewoners de kloof tussen voedselproducent en –consument groot is. Het dichten van deze kloof door de betrokkenen terug bij elkaar te brengen en de consument terug kennis te laten maken met alles wat op en rond een modern landbouwbedrijf leeft zal dan ook een positief effect hebben op de sociale cohesie op het platteland. SUBMAATREGEL 3: stimuleren van ruraal ondernemerschap In het kader van de duurzame economische ontwikkeling van de regio is het van belang dat initiatieven inzake ruraal ondernemerschap de nodige stimulansen en ondersteuning krijgen. Vernieuwende initiatieven met het oog op een vitale buurteconomie wil de Plaatselijke Groep ondersteunen. Naast diversificatie kunnen ook een verdere professionalisering van land- en tuinbouwers en het verhogen van het innovatievermogen van de land- en tuinbouwsector hierin een belangrijke rol vervullen.
65 Leader Kempen & Maasland
MAATREGEL 3: Verhogen en versterken van de sociale leefbaarheid op het platteland SUBMAATREGEL 1: versterken van het voorzieningennetwerk Er leeft in het Leadergebied zorg over de bereikbaarheid en beschikbaarheid van voorzieningen. Het bestaande voorzieningniveau moet men trachten zoveel mogelijk in stand te houden. Op vlak van preventie- en hulpverlening wordt er een gebrek ervaren aan samenwerking tussen de aanbieders en een gebrek aan éénvormige en overzichtelijke communicatie over het dienstverleningsaanbod in het gebied in brede zin naar de plattelandsbewoners. Voor de hulpvrager is het bijvoorbeeld niet duidelijk tot welke dienst hij/zij zich kan richten. De achteruitgang van het voorzieningenniveau heeft rechtstreeks ook een vermindering van de mobiliteit tot gevolg voor bepaalde kwetsbare groepen zoals o.a. ouderen. Mobiliteit bepaalt in belangrijke mate mee de leefkwaliteit op het platteland. Mobiliteit moet hier worden gezien in functie van bereikbaarheid van diensten / hulpverleners / tewerkstellingsplaats. SUBMAATREGEL 2: versterken van de sociale cohesie op het platteland Er wordt een dalende betrokkenheid van bewoners vastgesteld bij de verdere uitbouw van de sociale cohesie op het platteland. Dit manifesteert zich door een geringe betrokkenheid bij het beleid, het afnemende verenigingsleven, het wegvallen van ontmoetingspunten, het teloorgaan van de sociale netwerken, enz. SUBMAATREGEL 3: bevorderen van de maatschappelijke integratie van kwetsbare groepen op het platteland. Vermaatschappelijken van zorg past binnen de opvatting dat mensen met een handicap, zieke personen, ontspoorde mensen, … volwaardig moeten kunnen deelnemen aan het ‘maatschappelijk verkeer ‘. Om kwetsbare personen zoveel mogelijk te ‘empoweren tot volwaardige burgers ‘ moeten welzijnsvoorzieningen ondersteund worden door ‘normale’ burgerinitiatieven (bv. het meehelpen in een winkeltje van hoeveproducten, meehelpen op de boerderij, helpen bij natuuronderhoud, … door kwetsbare personen). Volwaardige tewerkstelling is het ultieme doel, maar ligt niet in ieders bereik. Aangepaste tewerkstelling of een zinvolle tijdsbesteding moeten leiden tot een empowerment van de betrokken persoon. MAATREGEL 4: Stimuleren van duurzaam Toerisme SUBMAATREGEL 1: communicatieve acties ter bevordering van het duurzaam toerisme Communicatieacties bepalen de perceptie van de toerist van buiten Limburg over de regio. De communicatieacties dienen dan ook het duurzaam, kwalitatief en onderscheidend vermogen van het toerisme op een marktconforme en/of innovatieve manier te bevorderen. De communicatieacties over clusters, bv. inzake erfgoed dienen voldoende marktconform te zijn teneinde economische meerwaarde voor het gebied te kunnen creëren. SUBMAATREGEL 2: ontwikkelen van toeristische vermarktbare producten De ontwikkeling van toeristische vermarktbare producten is een noodzaak om Limburg en haar diversiteit in de markt te kunnen zetten en een plaats te geven op dé toeristische kaart. Zo kunnen er bv. cultuur- en landschapstoeristische clusters ontwikkeld worden die een voldoende hoog onderscheidend vermogen hebben . Dit dient te gebeuren op een marktconforme wijze teneinde een maximale en duurzame output te kunnen genereren. SUBMAATREGEL 3: stimuleren van kwaliteitsverhoging Kwaliteit is mede bepalend voor de duurzaamheid en economisch-sociale impact van het toerisme in het gebied. Acties die ten goede komen van de kwaliteitsbevordering van dit toerisme, kunnen dan ook ondersteund worden via deze maatregel.
66 Leader Kempen & Maasland
3.4.5.2 Begunstigden De Plaatselijke Groep heeft voor elk van de 4 maatregelen en submaatregelen volgende categorieën van mogelijke begunstigden die in aanmerking komen voor Leadersteun bepaald: • publiekrechterlijke
rechtspersonen (provincies, gemeenten, openbare instellingen,…) organisaties met rechtspersoonlijkheid uit de private sector (vzw’s, ziekenfondsen, stichtingen) (Mogelijke bedrijfstakken: socio-culturele sector, sociale economie, natuur- en landschapszorg, onderwijs en onderzoek, gezondheidszorg, welzijnswerk, belangenbehartiging,enz.) • non-profit organisaties met rechtspersoonlijkheid uit de publieke sector (bv. OCMW’s, intercommunales, autonome overheidsbedrijven) • coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (CVBA) met een sociaal oogmerk of actief op vlak van natuur- en landschapszorg (bv. Agro-ondernemingen) • non-profit
3.4.5.3 Leadersteun Projecten die bij de Plaatselijke Groep worden ingediend onder één of meer van de 4 voorgestelde maatregelen/submaatregelen kunnen aanspraak maken op een Leadersteun van 65% van de projectkosten. Minstens 35% van de projectmiddelen moeten afkomstig zijn van de promotoren, waarvan minstens 15% van de hoofdpromotor zelf moet komen. Komen niet in aanmerking voor Leadersteun: • studies, onderzoek, tenzij er concrete uitvoering van acties aan worden gekoppeld • investeringen (infrastructuurwerken) in het kader van dorpskernvernieuwing • herinrichting (infrastructuurwerken) ontmoetingshuizen • restauraties van bv. cultuurhistorisch of agrarisch erfgoed, tenzij er een rechtsreeks economische functie aan gekoppeld wordt. Voor een financieel overzicht van beschikbare middelen per maatregel, zie hoofdstuk 2, 2.7 Financieel plan.
67 Leader Kempen & Maasland
3.4.6 Outputindicatoren Maatregelen
indicatoren
MAATREGEL 1:
• aantal
nieuwe blijvende clusters / samenwerkingsverbanden: acties ter versterking van de landschapsstructuren en recreaActieve natuur- en landschapszorg tieve routestructuren: • procentuele stijging inzake tewerkstelling op gebied van natuur- en en ontsluiting landschapszorg • aantal landbouwers actief inzake landschapszorg: • aantal arbeidsplaatsen sociale-economie: • het aantal acties opgezet rond soortenbehoud: • aantal initiatieven die de lokale bevolking/actoren sensibiliseren voor kennis, begrip, waardering en behoud van hun erfgoed (bv in een bezoekerscentrum): • het uitwerken van een aantal erfgoedroutes: • uitwerken van een aantal erfgoedpakketten voor scholen: • aantal
MAATREGEL 2:
• aantal
Duurzame ontwikkeling van de regio door het verkleinen van de kloof tussen landbouwer en plattelandsgebruikers
landbouwverbredingsacties: • oprichting van een plattelandseducatief centrum met betrekking tot de landbouw in het gebied: • uitbouwen van een netwerk aan kijk- en buurtboerderijen (minstens 1/gemeente): • aantal initiatieven inzake promotie, educatie en sensibilisering: • aantal initiatieven gericht op het stimuleren van het ruraal ondernemerschap:
MAATREGEL 3:
• aantal
MAATREGEL 4: Stimuleren van duurzaam Toerisme
68 Leader Kempen & Maasland
6 10
+ 50% + 15% 5 4
6 3 10 1 20 15 5
initiatieven gericht op het stimuleren van ontmoeting: initiatieven gericht op het versterken van het voorzieningenniveau/mobiliteit: • aantal initiatieven dat het zorgaanbod via gerichte communicatie en out-reaching toegankelijker maakt: • aantal projecten gericht op vermaatschappelijking van kwetsbare groepen:
5 4
• communicatieve
6
• aantal
Verhogen en versterken van de sociale leefbaarheid op het platteland
Output
acties ter bevordering van het toerisme (bv i.k.v. seizoensverlenging, erfgoedtoerisme, ...): • communicatieve acties met de nadruk op gastvrijheid van de regio: • ontwikkeling van innovatieve producten die bijdragen tot een aantrekkelijk en marktconform geclusterd toeristisch product (bv. ter bevordering van beleving, gastvrijheid, …): • toeristische vermarkting van streekgebonden gastronomische producten: • kwaliteitsverhogende en identiteitsversterkende acties (bv. vormingssessies) ter bevordering van een hoger kwalitatief toeristisch aanbod: • ervaringsroutes waarin aan de hand van erfgoed, natuur en hedendaagse streekeigenheid het cultuurlandschap beleefbaar gemaakt wordt met blijvende impact: • aantal nieuwe ontsloten erfgoeditems (sites, erfgoedcollecties):
3 4
3 6
2 7 5
12
3.5 Samenwerking Een belangrijk aspect in de Leaderrichtlijnen is samenwerking, niet alleen van actoren binnen het gebied, maar ook tussen verschillende plattelandsgebieden, zowel binnen de landsgrenzen (interterritoriaal) als daarbuiten (transnationaal). Gezamenlijk kunnen gebieden een kritische massa vormen die soms noodzakelijk is voor de levensvatbaarheid van een project. Daarnaast kan samenwerking tussen gebieden gericht zijn op het zoeken naar mogelijke complementariteit (elkaar aanvullen, uitwisselen van kennis, samen invloed uitoefenen). Vanuit de PG wordt in eerste instantie gedacht aan samenwerking met gebieden met een gelijkaardig vooropgestelde ontwikkeling. Transnationaal wil de PG graag samenwerken met vergelijkbare gebieden elders in Europa. Internationale samenwerking kan immers vele originele en nuttige ideeën opleveren. Er zal door de PG dan ook actief gezocht worden naar mogelijkheden voor het gezamenlijk opstarten van projecten met ander plattelandsgebieden zowel interterritoriaal als transnationaal.
3.6 Doelgroepen De Plaatselijk Groep beoogt in eerste instantie de totale bevolking van het gebied als doelgroep te bereiken en rekent o.a. jongeren en ouderen tot een speciale aandachtsgroep. Het Leadergebied heeft te maken met een enorm jonge bevolking.De toekomst van het platteland berust immers op de jongeren. Jongeren zijn dan ook een belangrijke doelgroep voor o.a. sensibiliserings- en communicatieacties met betrekking tot streekeigen rijkdommen. Jongeren vervreemden meer en meer van een aantal karakteristieke facetten van het platteland en nog concreter van het landbouwproces. Zij voelen zich minder verbonden met het platteland en trekken ook omwille van economische redenen er uit weg. Het is daarom belangrijk dat jongeren op een positieve manier met het platteland, in al zijn facetten, in contact worden gebracht om de verbondenheid met hun streek te behouden en te versterken. Activiteiten voor en door deze doelgroep zullen worden gestimuleerd. De algemene tendens van vergrijzing zet zich, ondanks de aanwezigheid van de relatief jonge bevolking in het gebied op dit moment, op termijn ook door in het Leadergebied en verdient de nodige aandacht op vlak van o.a zorg- en dienstverlening, mobiliteit, enz.
3.7 Duurzaam karakter De synergie tussen economische, sociale en ecologische aspecten is bepalend voor het begrip duurzaamheid. Onder duurzaamheid verstaat de Plaatselijke Groep een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om in hun behoeften te voorzien. Bij het realiseren van deze duurzame ontwikkeling is een geïntegreerde aanpak het uitgangspunt voor de Plaatselijke Groep. Bij de beoordeling van de projecten zal er dan ook voor elk project nagegaan worden welke gevolgen het heeft op vlak van duurzame ontwikkeling alvorens goed te keuren.
3.8 Innovativiteit Innovatieve of experimentele projecten kunnen zeer uiteenlopend zijn. Door de vernieuwingen wordt de belevingswaarde versterkt, worden nieuwe doelgroepen aangetrokken of wordt de integrale kwaliteitszorg verhoogd. Dergelijke projecten kunnen op hun beurt model staan voor andere gelijkaardige initiatieven. De Plaatselijke Groep is wel van mening dat de aanpak van het project steeds integraal moet zijn, bv. niet uitsluitend promotioneel of infrastructureel. Ze benadrukt dat een project niet per definitie nieuw moet zijn, maar wel vernieuwend moet zijn wat betreft aanpak en inspelen op de markt.
3.9 Overdraagbaarheid De Plaatselijke Groep wil nieuwe benaderingen voor plattelandsontwikkeling stimuleren. Het is van belang dat deze Leader methoden overdraagbaar zijn. Mede hiervoor dienen de netwerken, zoals o.a. het Vlaams Ruraal Netwerk. Ze kunnen ‘good practices’ opsporen en verspreiden. Toch kan er ook binnen het gebied van elkaar geleerd worden. De PG zal er dan ook voor zorgen dat goede voorbeelden, op alle mogelijke vlakken, zowel binnen als buiten het gebied verspreid worden.
69 Leader Kempen & Maasland
In de selectiecriteria voor projecten zal daarom uitdrukkelijk de verplichting opgenomen worden voor projectpromotoren om hun methodologische verworvenheden en de bekomen resultaten ter beschikking te stellen van het netwerk.
3.10 Complementariteit De doelstellingen en acties omschreven in dit ontwikkelingsplan zijn niet strijdig met de doelstellingen en maatregelen omschreven in het Vlaamse PDPO 2007-2013 en het Provinciale plattelandsbeleidsplan. Het ontwikkelingsplan is inhoudelijk zelfs complementair aan het provinciale plattelandsbeleidsplan. Binnen het Leadergebied kunnen immers geen projecten via de gebiedsgerichte maatregelen van As3 van PDPO 2007-2013 gefinancierd worden. Dit ontwikkelingsplan zal dan ook voor het afgebakende gebied het provinciaal beleid versterken. De Plaatselijke Groep zal er over waken dat projecten die Leader steun ontvangen, niet gelijktijdig voor dezelfde doelstellingen en maatregelen steun ontvangen uit een ander communautair fonds of initiatief.
3.11 Gelijke kansen De Plaatselijke Groep zal in haar projectoproepen die ze zal organiseren een gelijke kansenbeleid trachten na te streven. Dit zowel naar mannen als vrouwen, als naar maatschappelijke kansengroepen zoals minderheden, gehandicapten, uitkeringsgerechtigden, allochtonen,… Op projectniveau zal de Plaatselijk Groep de aandacht voor gelijke kansen opnemen als beoordelingscriterium en aan de projectindieners vragen waar mogelijk ook dit aspect in de output indicatoren aan bod te laten komen.
70 Leader Kempen & Maasland
Geraadpleegde werken: • Plattelandsbeleidsplan 2007-2013 provincie Limburg • Fascinerende landschappen van Vlaanderen en Wallonië, Davidsfonds/Leuven, 1995 • Ruimtelijke Structuurplan Limburg, provincie Limburg, 2003 • Analyse bestaande ruimtelijke structuur,Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos regio Limburgse Kempen en Maasland, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, maart 2006 • Verkenningsnota, Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos regio Limburgse Kempen en Maasland , Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, maart 2006 • Landschapsboek van Regionaal Landschap Kempen & Maasland • Statistisch profiel Noord-Limburg 2004, ERSV-Limburg, Streektafel Noord-Limburg • Statistisch profiel Maasland 2004, ERSV-Limburg, Streektafel Maasland • Koepelplan Zorgstrategische Planning Ouderenzorg Limburg, provincie Limburg, juni 2006 • Masterplan ouderenzorg, provincie Limburg, 2003 • ”Elf Landschappen in Limburg”, provincie Limburg, 2006 • Rapport “socio-economische analyse van Limburg en haar 5 streken”, GOM-Limburg, oktober 2005 • Rapport “Omgevingsanalyse 2008-2011”, Studiecel provincie Limburg, 2007 • Rapport “ Wonen en zorg voor ouderen in Limburg”, provincie Limburg, oktober 2004 • WAV-rapport, RESOC-fiche, ERSV-Limburg, mei 2006 • Beleidsverklaringen deputatie provincie Limburg 2007-2013 Colofon: Uitgave De deputatie: Steve Stevaert, gouverneur-voorzitter; Marc Vandeput, Sylvain Sleypen, Gilbert Van Baelen, Frank Smeets, Hilde Claes, Erika Thijs, gedeputeerden en Renata Camps, provinciegriffier, in opdracht van de interlokale vereniging Plaatselijke Groep Leader Kempen & Maasland. Verantwoordelijke uitgever Vera Boesmans, directeur 4de Directie, provincie Limburg Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt Wettelijk depotnummer: D/2008/5857/38 Coördinatie Davy Maesen 4de Directie, provincie Limburg tel. 011 23 74 42 http://www.limburg.be/leader •
[email protected] Concept en vormgeving RCA The Communication Group Redactie Davy Maesen 4de Directie, provincie Limburg tel. 011 23 74 42 http://www.limburg.be/leader •
[email protected] Fotografie Fotodatabank provincie Limburg • Eddy Daniëls • Misjel Decleer • Robin Reynders Drukwerk Grafilux 71 Leader Kempen & Maasland
72 Leader Kempen & Maasland
73 Leader Kempen & Maasland
Bijlagen Bijlage 1: detailkaart Leadergebied
74 Leader Kempen & Maasland
Bijlage 2: gegevens arbeidsmarkt per deelgemeente NWWZ Provincie Limburg nov/07 Bron : VDAB Studiedienst GEMEENTE * LEEFTIJD
STUDIENIVEAU Laaggeschoold
Middengeschoold
Hooggeschoold
GESLACHT
GESLACHT
GESLACHT
Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen TOTAAL BOCHOLT
BREE
KINROOI
MAASEIK
NEERPELT
PEER
HAMONT-ACHEL
HECHTEL-EKSEL
MEEUWENGRUITRODE DILSEN-STOKKEM
MAASMECHELEN
TOTAAL
< 25 jaar
14
10
11
12
4
4
55
25 tot 40 jaar
9
20
16
29
-
9
83
>= 40 jaar
42
61
17
38
6
5
169
< 25 jaar
14
14
6
10
-
3
47
25 tot 40 jaar
8
17
9
28
8
14
84
>= 40 jaar
32
46
17
48
4
13
160
< 25 jaar
8
11
13
9
2
3
46
25 tot 40 jaar
11
15
5
20
2
13
66
>= 40 jaar
45
83
9
23
5
5
170
< 25 jaar
27
28
16
16
7
8
102
25 tot 40 jaar
34
36
27
57
10
18
182
>= 40 jaar
106
112
27
53
11
20
329
< 25 jaar
18
17
16
17
2
12
82
25 tot 40 jaar
15
13
23
36
7
13
107
>= 40 jaar
31
74
25
62
9
10
211
< 25 jaar
13
12
11
15
1
8
60
25 tot 40 jaar
15
22
11
21
2
12
83
>= 40 jaar
38
70
24
38
9
10
189
< 25 jaar
19
9
11
9
2
8
58
25 tot 40 jaar
14
16
17
30
7
12
96
>= 40 jaar
58
69
23
40
11
15
216
< 25 jaar
15
14
10
17
3
8
67
25 tot 40 jaar
14
17
22
22
6
12
93
>= 40 jaar
33
71
15
39
4
6
168
< 25 jaar
10
10
11
9
7
4
51
25 tot 40 jaar
14
13
10
10
3
10
60
>= 40 jaar
45
69
13
30
4
5
166
< 25 jaar
32
12
17
32
3
7
103
25 tot 40 jaar
32
35
24
35
11
13
150
>= 40 jaar
83
117
28
47
14
8
297
< 25 jaar
90
92
64
69
8
15
338
25 tot 40 jaar
131
129
73
125
15
26
499
>= 40 jaar
228
286
69
91
20
19
713
1298
1620
690
1137
207
348
5300
75 Leader Kempen & Maasland
asland Ma asland Ma
asland Ma
asland Ma
asland Ma
asland Ma
asland Ma
asland Ma
asland Ma
asland Ma
asland Ma
Kempen &
a Ma
M
M
as Ma
Kempen &
asland Ma
asland Ma
lan
asland Ma
as d aMasland Ma
asland Ma
Kempen &
asland Ma
asland Ma
asland Ma
asland Ma
asland Ma
Kempen &
Kempen &
Kempen &
asland Ma
asland Ma
asland Ma
asland Ma
asland Ma
Kempen &
asland Ma
asland Ma
asland Ma
asland Ma
asland Ma empen &
Kempen &
asland Ma
asland Ma
asland Ma
asland Ma
asland Ma Kempen &
asland Ma
asland Ma
asland Ma
asland Ma
asland Ma
Kempen &
Kempen &
Kempen &
Kempen &
Kempen &
sland
asland Ma
asland Ma
asland Ma
asland Ma
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland
Kempen &
Kempen &
Kempen &
Kempen &
Kempen &
Kempen &
Kempen &
Kempen &
Kempen &
Kempen &
Kempen &
Kempen &
Kempen &
Kempen &
Kempen &
empen &
Kempen &
Kempen &
Kempen &
Kempen &
mpen &
Kempen &
Kempen &
Kempen &
Kempen &
mpen &
Kempen &
Kempen &
Kempen &
Kempen &
pen &
asland
an aasl d
asland Ma
asland Ma
Kempen &
en &
Kempen &
Kempen &
Kempen &