BTER Duurzaamheid Jaarverslag over het boekjaar 2011
BTER Duurzaamheid Jaarverslag over het boekjaar 2011
Inhoudsopgave
Voorwoord Cluster van Besturen Kerncijfers Premiebeleid Uitvoering Beleggingsbeleid Communicatie • •
Jaarverslag Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid Jaarrekening Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid
• •
Jaarverslag Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid Jaarrekening Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid
• •
Jaarverslag Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid Jaarrekening Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid
• •
Jaarverslag Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid Jaarrekening Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid
Afkortingen Begrippen Colofon
4
5 6 8 9 10 11 13
15 27
37 59
71 87
97 109 121 122 124
Voorwoord Duurzaamheid Duurzaamheid is niet meer weg te denken uit de bouwnijverheid. Dat geldt voor de manier waarop gebouwd wordt. Maar ook voor de manier waarop de bedrijfstak omgaat met zijn werknemers. Duurzaam bouwen heeft veel voordelen. Woningen en gebouwen zijn gezonder voor bewoners en gebruikers. Ze zijn energiezuiniger. En ze zijn beter voor het milieu. Duurzaam bouwen bevordert bovendien innovatie en productontwikkeling. Dat levert weer een bijdrage aan de economische bedrijvigheid en werkgelegenheid. Duurzaamheid draait dus om toekomstbestendigheid. Om een blik gericht op de toekomst. Daarbij heeft de bouwnijverheid het momenteel niet makkelijk. Door de financiële crises van de afgelopen jaren heeft de bedrijfstak tegenslagen te verwerken gehad. Maar dat vraagt juist om ontwikkeling en innovatie. Om werknemers toekomstperspectief te kunnen blijven bieden, is een modern personeelsbeleid belangrijk. Gekwalificeerde mensen moeten behouden blijven. En jongeren moeten gestimuleerd worden te kiezen voor een loopbaan in de bedrijfstak.
De bedrijfstakeigen regelingen dragen bij aan de duurzaamheid en toekomstbestendigheid van de bedrijfstak. Dat doen ze door werknemers een tegemoetkoming te bieden bij werkloosheid. Door re-integratie te bevorderen. En door opleiding en bijscholing te stimuleren. Vooral dat laatste is cruciaal. De komende jaren dreigt er een tekort aan vaklieden te ontstaan, zowel in kwantitatieve zin als kwalitatieve zin. Enerzijds komt dat door de verwachte uitstroom van werknemers die nu 55 jaar en ouder zijn. Met de uitstroom van deze arbeidskrachten gaat veel ervaring en vakmanschap verloren. Anderzijds loopt de instroom voor technische vakopleidingen terug. Duurzaamheid blijft de komende jaren daarom een speerpunt in de bedrijfstak. En bij de fondsen die de bedrijfstakeigen regelingen uitvoeren. Samen zetten zij zich ervoor in om te zorgen dat werknemers en werkgevers met een positief gevoel naar de toekomst kunnen kijken.
Cluster van Besturen
●
Cluster van besturen
Partijen bij de CAO voor de Bouwnijverheid besloten in 2001 tot clustering van de fondsbesturen. Deze clustering betreft thans de volgende bedrijfstakeigen regelingen (BTER): • Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid (sinds 1 januari 2006); • Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid; • Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid; • Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid. Deze fondsen zijn ondergebracht in stichtingen. Deze stichtingen zijn aparte rechtspersonen maar de bestuursleden van de fondsen zijn dezelfde. De groep bestuursleden die als gevolg van de personele eenheid in alle stichtingbesturen benoemd is, wordt aangeduid als het ‘clusterbestuur BTER’. De fondsen geven invulling aan de collectieve arbeidsvoorwaardelijke afspraken zoals die door partijen bij de CAO voor de Bouwnijverheid zijn vastgesteld. In de vergaderingen wordt uit praktisch oogpunt een algemeen gedeelte in de agenda gereserveerd voor de behandeling van onderwerpen die voor meer dan één fonds van belang zijn, zoals het toetsingskader ter verkrijging van het algemeen verbindend verklaren van cao-bepalingen door het Ministerie van SZW, of het hand havingsbeleid. In het verslagjaar 2011 is het bestuur zeven keer in vergadering bijeen geweest.
●
Samenstelling van besturen Het bestuur is paritair samengesteld uit vijf werkgevers- en vijf werknemersleden. Ieder bestuur bestaat uit dezelfde tien personen, van wie vijf zijn benoemd door Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven, drie door FNV Bouw en twee door CNV Vakmensen. Werkgeversbestuursleden (namens Bouwend Nederland) A.W.J. Borst C. de Groot (tot en met 31 december 2011, opgevolgd door de heer G.C.J.J. Peek) W. Ketting, fungerend voorzitter Tijdspaarfonds N.J. van Til, fungerend voorzitter Opleidings- en Ontwikkelingsfonds, Scholingsfonds en Aanvullingsfonds G. Werkhoven Werknemersbestuursleden J.G. Crombeen (namens FNV Bouw) J.W.M. Kerstens (namens FNV Bouw) G. Lokhorst (namens CNV Vakmensen) Mw. M.B. van Veldhuizen, voorzitter alle fondsen (namens FNV Bouw) A.A. van Wijngaarden (namens CNV Vakmensen)
●
De onderlinge samenhang en herkenbaarheid van de fondsen vinden hun weerspiegeling in de gelijkvormigheid van hun logo’s. Het uitbrengen van de jaarverslagen in één fysieke uitgave is een ander voorbeeld van samenhang. De fondsen streven naar een zoveel mogelijk gelijk uitvoeringsbeleid.
Bestuur
Bestuurlijke commissies
Het clusterbestuur BTER heeft uit praktische overwegingen besloten tot de instelling van een aantal bestuurlijke, paritair samengestelde commissies. In die commissies zijn een of meer bestuursleden van zowel werkgevers- als werknemerszijde vertegenwoordigd. De commissies doen voorstellen voor besluiten namens en onder verantwoordelijkheid van het voltallige clusterbestuur BTER. Er zijn algemeen bestuurlijke commissies ingesteld voor de jaarverslaggeving en het beleggingsbeleid. Daarnaast kennen zowel het Scholingsfonds als het Aanvullingsfonds bestuurlijke commissies waarin onder meer gevalsbehandeling op de vergaderagenda’s staat. Het clusterbestuur BTER heeft ook twee zetels in een gezamenlijke commissie met het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (bpfBOUW): de commissie Prijscontract Premie-inning. Deze commissie adviseert het clusterbestuur BTER en het bestuur van bpfBOUW over onderhandelingen over contracten voor de uitvoering van de premie-inning waarna deze besturen zelfstandig besluiten.
6
●
Het Technisch Bureau Bouwnijverheid
Het clusterbestuur BTER laat zich bijstaan en adviseren door het Technisch Bureau Bouwnijverheid, een aparte stichting die op 27 juni 2001 is opgericht. Het Technisch Bureau Bouwnijverheid beoordeelt alle relevante bestuursstukken, bereidt de contracten met opdrachtnemers voor, is verantwoordelijk voor de kwaliteitsbewaking en rapporteert over bevindingen. Daarnaast organiseert het Technisch Bureau Bouwnijverheid de bestuursvergaderingen, stelt agenda’s op, bewaakt de voortgang van externe opdrachten en voert de bestuurscorrespondentie met instanties en dragende organisaties. Het Technisch Bureau Bouwnijverheid analyseert ook de gevalsbehandeling aan de hand van voorleggers van de uitvoerder van de administraties van de fondsen en adviseert de besturen daarover. In het verslagjaar heeft het clusterbestuur BTER aan het Technisch Bureau Bouwnijverheid mandaat verleend namens de fondsen gerechtelijke procedures te voeren. Dat is onder meer het geval als ten gevolge van werkingssfeeronderzoeken naar toepasselijkheid van de CAO voor de Bouwnijverheid gerechtelijke procedures aanhangig gemaakt worden.
●
• het hebben van een financieel belang in andere organisaties waarmee de fondsen te maken hebben.
●
Administratie
De administratie van het Tijdspaarfonds, het Scholingsfonds en het Aanvullingsfonds is opgedragen aan Cordares te Amsterdam. De administratie van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds is opgedragen aan het Technisch Bureau Bouwnijverheid. Cordares verzorgt voor het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds – net als voor de andere fondsen – wel de premie-inning.
●
Accountant
De jaarrekeningen van het Tijdspaarfonds, het Scholingsfonds en het Aanvullingsfonds zijn door Ernst & Young Accountants LLP gecontroleerd. Voor het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds heeft BDO Accountants de controle uitgevoerd.
Bestuurstatuut
Het clusterbestuur BTER draagt een grote verantwoordelijkheid, omdat er aanzienlijke geldsommen van de bedrijfstak in de fondsen omgaan. Zij die premies opbrengen, kunnen erop vertrouwen dat de bestuursleden zorgvuldig en deskundig met die verantwoordelijkheid omgaan en dat zij de doelstellingen van de fondsen goed uitvoeren. Zo wordt bij de vaststelling van het beleggingsbeleid belangenverstrengeling vermeden. Daarom hebben de leden van het clusterbestuur BTER zich geconformeerd aan het bestuurstatuut. Deze wordt ook wel de complianceregeling genoemd. Het bestuurstatuut heeft als doel het waarborgen van de integriteit en deskundigheid van bestuursleden. In het bestuurstatuut zijn bepalingen opgenomen over: • vertrouwelijkheid van informatie; • voorwetenschap; • het privé verhandelen van beleggingen en effecten; • het aanvaarden van geschenken; • het vervullen van andere relevante functies; • het gebruikmaken van diensten van derden tegen markt conforme condities en tarieven;
7
Kerncijfers (Bedragen in miljoenen euro’s)
Bijdragen
Tijdspaarfonds
Opleidings- en Ontwikkelingsfonds
Scholingsfonds
Aanvullingsfonds
Totaal
-
115,6
-
30,4
146,0
12,6
0,8
-
0,9
14,3
Overige opbrengsten
0,2
-
14,6
0,7
15,5
Totale opbrengsten
12,8
116,4
14,6
32,0
175,8
Beleggingsopbrengsten
-
135,7
11,0
46,7
193,4
Overige lasten
Uitkeringen
2,9
4,0
3,6
7,1
17,6
Totale lasten
2,9
139,7
14,6
53,8
211,0
Resultaat
9,9
23,3
-
8
./.
./.
21,8
./.
35,2
Premiebeleid
Het bestuur stelt de premies vast en legt deze voor aan Bouwend Nederland, FNV Bouw en CNV Vakmensen ter goedkeuring. Bij de vaststelling wordt gekeken naar de te verwachten uitgaven, de ontwikkeling van de loonsom en de hoogte van de noodzakelijke reserve. Over het algemeen wordt getracht grote premiefluctuaties van jaar tot jaar te voorkomen. Voor elk van de fondsen wordt een afzonderlijk premiebeleid gehanteerd. Dat komt doordat de fondsen onderling verschillen in hun aard en doelstelling. De betaalperiodiciteit van het fonds bepaalt het beleggingsbeleid per fonds. Voor een aantal fondsen zijn de betaalmomenten vooraf goed te bepalen. Voor andere fondsen is dat niet het geval.
●
Tijdspaarfonds
Het Tijdspaarfonds kent geen premie. Werkgevers betalen onder meer voor de opbouw van de vakantietoeslagaanspraken en de verlofdagen loonbedragen aan het Tijdspaarfonds. Op deze bedragen zit geen opslag voor het dekken van de lasten van het uitvoeren van de regeling.
●
Opleidings- en Ontwikkelingsfonds
Het bestuur van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds stelt de premie vast en de verdeling daarvan over de deelfondsen op basis van de per deelfonds begrote uitgaven en de verwachte inkomsten van de beleggingen. Het uitgangspunt is bij premievaststelling dat een stijging of daling van de premie binnen een bandbreedte van tien procent blijft. Overschotten en/of tekorten in enig jaar worden ten gunste respectievelijk ten laste gebracht van het vermogen.
●
Scholingsfonds
Het Scholingsfonds heft zelf geen premie. De activiteiten van het Scholingsfonds worden gesubsidieerd door het Opleidingsen Ontwikkelingsfonds vanuit het S-fonds.
●
Aanvullingsfonds
Er wordt door het Aanvullingsfonds geen reserve aangehouden. Een lastendekkende premie is het uitgangspunt.
9
Uitvoering
●
Kwaliteit
De prestaties en het kwaliteitsniveau van Cordares moeten objectief meetbaar zijn en bewaakt worden. Om dit te bereiken worden door het clusterbestuur BTER jaarlijks Service Level Agreements (SLA’s) gesloten om de administratieve processen kwalitatief en kwantitatief in beeld te brengen. Door middel van Service Level Monitoring (SLM) wordt het niveau van dienstverlening systematisch door het bestuur gevolgd. In de SLM-rapportage wordt per kwartaal verslag gedaan van processen als het vaststellen en innen van premie, beheer en uitbetaling van fondsgelden, communicatie en klachtenafhandeling.
●
Een goed controle- en handhavingsmodel zorgt ervoor dat de rechten van elke werknemer in de bouwnijverheid zoveel mogelijk gewaarborgd zijn. Dat voorkomt bovendien concurrentievervalsing. Daarom heeft het clusterbestuur BTER samen met het Technisch Bureau Bouwnijverheid en Cordares een handhavingsmodel ontwikkeld dat sinds mei 2007 gefaseerd is uitgevoerd. In beginsel zijn alle opgaven van loon en premie vanaf 1 januari 2006 op juistheid en volledigheid gecontroleerd.
●
Sinds 2009 rapporteren alle fondsen conform eenzelfde SLM-format. In de rapportage wordt onder meer aandacht besteed aan de doorlooptijd van de processen. De normen van de te leveren prestaties worden vastgelegd in een SLA. Voor het Aanvullingsfonds was voor 2009 een SLA opgesteld. Vanaf 2010 worden ook voor het Scholingsfonds, het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds en voor het Tijdspaarfonds SLA’s opgesteld.
●
Premie-inning
Werkgevers moeten hun bijdragen aan cao-fondsen tijdig betalen. Als zij dat niet doen, zijn bijzondere incassomaat regelen nodig. Sinds 2006 zijn deze maatregelen uitbesteed aan een extern bureau dat zich heeft gespecialiseerd in bijzondere incasso. Datzelfde bureau verzorgt in voorkomende gevallen ook de incasso voor het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (bpfBOUW). Vanaf 1 januari 2011 wordt de bijzondere incassoactiviteit uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van Cordares. Nieuw per 1 januari 2011 is dat voor de bedrijfstakeigen fondsen extra inkomsten worden verkregen doordat in het incassocontract afspraken zijn vastgelegd over een kickback-fee.
10
Controle op juiste premieafdracht
Doorlopende incassomachtigingen
Vroeger betaalde men de verschuldigde BTER-bijdragen en pensioenpremies meestal met een acceptgiro of bankoverschrijving aan Cordares. De laatste jaren wordt steeds meer met automatische incasso gewerkt. De werkgever moet daarvoor een doorlopende incassomachtiging afgeven. Betaling door middel van een doorlopende incassomachtiging is sneller en vergt minder verwerkingskosten dan betaling met een acceptgiro of overschrijving. Ook de kans op fouten of ‘ver geten’ is kleiner. Door de snellere betaling hebben de fondsen een groter beleggingsrendement en minder kosten. Het clusterbestuur BTER pleit ervoor dat betaling door middel van een doorlopende machtiging wordt gestimuleerd.
Beleggingsbeleid
Het beleggingsbeleid is afgestemd op de specifieke karak teristieken (onder andere liquiditeitsbehoefte) van elk fonds. Hierbij wordt gestreefd naar een optimaal rendement tegen een voor het fonds aanvaardbaar risico.
euro negatief. In mei 2011 werd de ‘jaarcoupon’ ter waarde van 3 miljoen euro (pro rata naar looptijd) uitgekeerd. Aan de performancegerelateerde (“contingent”) couponvoorwaarden is niet voldaan en deze is derhalve niet uitgekeerd.
Tijdelijk overtollige liquide middelen van de fondsen worden uitgezet op de geldmarkt. waarbij rekening gehouden wordt met de liquiditeitsbehoefte van ieder afzonderlijk fonds. Verder spelen renteverwachtingen een rol bij de keuze van de periode van uitzetting.
In 2011 werd een gewogen gemiddeld rendement gehaald van 1,0 procent op de liquide middelen; het gemiddelde saldo van de liquide middelen in 2011 was 11,6 miljoen euro.
●
Conform het vigerende debiteuren- en limietenbeleid wordt uitsluitend uitgeleend aan partijen met ten minste een ‘AA’-rating, of partijen die onder toezicht staan van De Nederlandsche Bank.
●
Tijdspaarfonds
De oude beleggingsconstructie bij de Rabobank (RCSO II) liep af per 15 december 2011. De vrijgekomen gelden zijn ingebracht in een nieuwe Rabobank beleggingsconstructie (Rabo Equity Strategie Obligatie, of RESO), waarbij de voorwaarden van de constructie en de bijbehorende kredietverleningsovereenkomst voor een groot deel gelijk zijn aan de vorige.
De op lange termijn beschikbare middelen van het Opleidingsen Ontwikkelingsfonds zijn in 2008 belegd in een beleggingsproduct met hoofdsomgarantie van Rabobank ter waarde van 160 miljoen euro. In 2010 is 50 miljoen euro en in 2011 is 22 miljoen aan het product onttrokken ter dekking van de liquiditeitsbehoefte. De garantiewaarde bedroeg ultimo 2011 88,6 miljoen euro. Ultimo 2011 was de waarde van de beleggingen 101,9 procent, ofwel 90,2 miljoen euro. De kort beschikbare middelen worden uitgezet op de geldmarkt.
●
De nieuwe belegging is 15 december 2011 aangekocht voor 210 miljoen euro. De garantiewaarde van de belegging is op einde looptijd 200 miljoen euro. De belegging bestaat ultimo 2011 uit een vast gedeelte van 156,7 miljoen euro waar niet mee belegd wordt en een deel van 54,7 miljoen euro waarmee belegd wordt in aandelen. De looptijd van de belegging is vijf jaar.
De gedurende het jaar ontvangen premie wordt tweemaal per maand afgestort naar de rekening van het Tijdspaarfonds bij de Rabobank. Hiermee wordt vanaf mei ieder jaar de rekening-courantschuld die is ontstaan door het uitbetalen aan de deelnemers van het Tijdspaarfonds afgelost.
Scholingsfonds
In 2011 werd een gewogen gemiddeld rendement gehaald van 1,0 procent op de liquide middelen; het gemiddelde saldo van de liquide middelen in 2011 was 1,3 miljoen euro.
●
Aan deze beleggingsstrategie is een kredietfaciliteit gekoppeld van 170,1 miljoen euro, waardoor het mogelijk is de belegging gedurende het gehele jaar in stand te houden, ook als er in mei uitbetaald moet worden aan de deelnemers.
Opleidings- en Ontwikkelingsfonds
Aanvullingsfonds
Gedurende het verslagjaar vonden geldmarktuitzettingen plaats tegen een gemiddeld percentage van 1,4. Ultimo 2011 was een bedrag van 40,1 miljoen euro in de geldmarkt belegd. Ultimo 2011 waren er geen middelen opgenomen ter financiering van kortstondige liquiditeitstekorten.
Ultimo 2011 was de reële waarde van de belegging bij Rabobank 211,4 miljoen euro (exclusief opgelopen interest). De stand van de rekening-courant bij Rabobank bedroeg ultimo 2011 15,5 miljoen euro negatief. Het totaal van de rentelasten en -baten op de rekening-courant bedroeg 0,5 miljoen
11
● Aard
van de beleggingen voor het cluster van BTER-fondsen over de afgelopen jaren (Bedragen in miljoenen euro’s)
Tijdspaarfonds
Opleidings- en Ontwikkelingsfonds
Scholingsfonds
Aanvullingsfonds
Totaal
2011 Beleggingen - kort Beleggingen - lang Totaal
./.
15,5
-
-
35,1
19,6
211,4
90,2
-
5,0
306,6
195,9
90,2
-
40,1
326,2
2010 Beleggingen - kort
16,0
-
-
26,0
42,0
Beleggingen - lang
210,1
112,2
-
10,0
332,3
Totaal
226,1
112,2
-
36,0
374,3
2009 Beleggingen - kort
32,3
-
3,8
121,0
157,1
Beleggingen - lang
208,9
163,1
-
-
372,0
241,2
163,1
3,8
121,0
529,1
Totaal 2008 Beleggingen - kort
49,1
0,5
1,9
142,2
193,7
Beleggingen - lang
205,1
162,1
-
-
367,2
Totaal
254,2
162,6
1,9
142,2
560,9
2007 Beleggingen - kort
48,2
3,2
3,5
129,0
183,9
Beleggingen - lang
200,9
168,7
-
-
369,6
249,1
171,9
3,5
129,0
553,5
Totaal
12
Communicatie
Informatie met betrekking tot de bedrijfstakeigen regelingen voor de bouwnijverheid wordt op diverse manieren verstrekt. Betrokkenen zijn in elk geval altijd in staat telefonisch contact te zoeken met de informatiemedewerkers van Cordares.
●
●
Werknemers- en werkgeversconsulenten
Werkgevers- en werknemersorganisaties hebben een cruciale taak in de informatievoorziening. Zij informeren belanghebbenden veelal mondeling.
Internet
Het Tijdspaarfonds en het Scholingsfonds hebben hun eigen website. Deze zijn inmiddels via een voorportaal voor alle bedrijfstakeigen regelingen te bereiken. Het adres van het portaal is: www.bter-bouw.nl.
●
Cordares Post
Zes keer per jaar ontvangen werkgevers een informatieblad. Door middel van het informatieblad worden zij op de hoogte gehouden van veranderingen in de bedrijfstakeigen regelingen, de wijze van premieafdracht en andere belangrijke zaken.
●
Jaarboek
Elk jaar ontvangen werkgevers het jaarboek. In het jaarboek staat praktische informatie over de bedrijfstakeigen regelingen en de uitvoering ervan. Het jaarboek biedt bovendien contactinformatie aan van relevante instellingen.
●
Administratienet
Op de website www.administratienet.nl vinden werkgevers relevante informatie over de afdracht van de premies voor de bedrijfstakeigen regelingen. Werkgevers kunnen via de website ook loon- en premiegegevens doorgeven. De website biedt verschillende instrumenten aan om de werkgever daarbij te helpen. Zo is er een rekenmodule te vinden, worden aanlevermethodes voorgesteld en worden er handleidingen verstrekt die werkgevers kunnen gebruiken om de gegevens correct door te geven. Administratienet publiceert ook actuele nieuwsfeiten.
13
14
Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid Jaarverslag over het boekjaar 2011
15
Inhoudsopgave
Jaarverslag 2011 Voorwoord Doelstelling van het fonds Kerncijfers Bijdragebeleid Uitvoering Saldo en beleggingen Communicatie
17 18 20 21 22 24 25
Jaarrekening 2011 Balans per 31 december 2011 Staat van baten en lasten over 2011 Kasstroomoverzicht over 2011 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Toelichting op de balans per 31 december 2011 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2011
28 29 30 31 32 34
Overige gegevens Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten
35 35
16
Voorwoord Verantwoordelijk voor eigen saldo Binnen het Tijdspaarfonds bouwt de werknemer in de bouwnijverheid op zijn persoonlijke tijdspaarrekening een persoonlijk tegoed op om vrije dagen en vakantietijd te financieren. De werknemer beslist zelf over het geld dat hij opbouwt. Daarin is de bouwnijverheid uniek: het is de enige bedrijfstak waarin werknemers op elk gewenst moment hun vakantiegeld kunnen opnemen. Het is daarom ook mogelijk om dat geld niet op te nemen. Zo is de werknemer in staat een spaarpot op te bouwen. De flexibiliteit van de regeling biedt werknemers dus de mogelijkheid om hun opgebouwde tegoeden in te zetten op voor hun geschikte momenten. De werknemer beslist daarmee zelf over de tegoeden die hij opbouwt. Die keuzevrijheid wordt door hen erg gewaardeerd. Uiteraard geldt wel dat de werknemer zelf verantwoordelijk is voor een verstandig beheer van zijn tegoeden.
Het bestuur van de Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid is onderdeel van het cluster van besturen bedrijfstakeigen regelingen (clusterbestuur BTER).
Doelstelling van het fonds
De Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid bestaat sinds 1 januari 2006. Het Tijdspaarfonds verschaft de werk nemer een vergoeding wegens: • de wettelijke 8 procent vakantietoeslag; • loonderving bij bovenwettelijke vakantiedagen; • loonderving voor een aantal van de roostervrije dagen; • loonderving bij kort verzuim; • eventuele andere daarmee verband houdende situaties. Het Tijdspaarfonds biedt de werknemer individuele keuzes voor de opbouw van extra tegoeden. Steeds in de maand mei wordt het opgebouwde saldo van de werknemer op zijn betaalrekening overgemaakt. Tussentijdse opnames zijn ook onbeperkt mogelijk. De enige voorwaarde hiervoor is dat de werknemer geen hogere bedragen kan opnemen dan zijn saldo toelaat.
●
Werking van het Tijdspaarfonds
De werkgever betaalt aan het Tijdspaarfonds een bedrag dat bestemd is voor de wettelijke 8 procent vakantietoeslag en voor een aantal vrije dagen. Voor alle bouwplaatswerknemers is deelname aan het Tijdspaarfonds verplicht. Een UTAwerknemer kan op vrijwillige basis deelnemen. In dat geval moet de werkgever daaraan zijn medewerking verlenen. Na iedere loonperiode van vier weken of een maand betaalt de werkgever aan het Tijdspaarfonds een bedrag voor de geldswaarde van de vakantietoeslag en een bedrag voor de geldswaarde van de verlof- en verzuimdagen. In het volgende overzicht is dit schematisch weergegeven.
Het Tijdspaarfonds administreert de bedragen voor de vakantietoeslag en de verlof- en verzuimdagen apart. Als de werk nemer het werk verzuimt voor de uren of dagen zoals hiervoor vermeld, hoeft de werkgever voor die niet-gewerkte tijd geen loon te betalen. Daarvoor heeft die werkgever immers al betaald aan het Tijdspaarfonds. De werknemer kan zijn tegoeden uit het Tijdspaarfonds op aanvraag opnemen wanneer dat hem het beste uitkomt. Dat geldt zowel voor de geldswaarde van de vakantietoeslag als die voor de verlof- en verzuimdagen. Het saldo wordt steeds in mei overgemaakt op de bankrekening van de werknemer zonder dat hij daarvoor een aanvraag hoeft te doen. Voor een bouwplaatswerknemer van 55 jaar of ouder die gebruikmaakt van de regeling van een vierdaagse werkweek als bedoeld in artikel 11a van de CAO voor de Bouwnijverheid worden alleen de geldswaarden van de vakantietoeslag en de drie kortverzuimdagen verplicht gestort. Alle verlof- en roostervrije dagen zijn namelijk nodig om de vierdaagse werkweek te kunnen realiseren.
●
Keuzemogelijkheden
De werknemer heeft met het Tijdspaarfonds een aantal keuzemogelijkheden bij het vaststellen van zijn arbeidsvoorwaarden. De werknemer heeft daardoor ook een grote verantwoordelijkheid. Iedere keuze heeft immers gevolgen. De werknemer kan met zijn werkgever individuele afspraken maken over de keuzemogelijkheden van de inleg. Voor zover dat praktisch mogelijk is, kunnen afspraken naar behoefte steeds herzien worden.
Vergoeding
Bouwplaatswerknemer
UTA-werknemer
Ja
Ja
• Bovenwettelijke verlofdagen
*5
**5
• Roostervrijedagen
10
5
• Kortverzuimdagen
3
3
Ja
Ja
8 procent wettelijke vakantietoeslag Verlof- en verzuimdagen (aantal)
Eventuele extra stortingen
* Voor werknemers tot 18 jaar wordt de geldswaarde van 9 bovenwettelijke dagen gestort. ** Voor werknemers (UTA) tot 18 jaar wordt de geldswaarde van 7 bovenwettelijke dagen gestort.
18
De gemaakte keuzes gelden slechts zolang de werknemer dat wenst; tijdig herroepen of aanpassen van keuzes is altijd mogelijk per eerstvolgende loonperiode en in overleg met de werkgever. Het Tijdspaarfonds kent de volgende individuele keuze mogelijkheden: Extra stortingen De deelnemer kan met instemming van de werkgever ook de geldswaarde van andere inkomensbestanddelen op zijn individuele tijdspaarrekening laten storten. Dit zijn bijvoorbeeld: • overige verlof- en/of roostervrije dagen; • verlof- en/of roostervrije dagen die aan het eind van het jaar niet zijn opgenomen; • reisuren en/of de chauffeurstoeslag. Vrij beschikken over saldo De werknemer kan steeds vrij beschikken over zowel de gestorte bedragen voor de vakantietoeslag als over de bedragen voor verlof- en verzuimdagen. Het maakt niet uit of en wanneer er daadwerkelijk verlof is opgenomen of dat er sprake is geweest van verzuimdagen. Flexibele afdracht De deelnemer kan in een kalenderjaar minder verlofdagen en/of roostervrije dagen opnemen dan waarvoor afdracht van dagen heeft plaatsgehad. In dat geval kan hij kiezen voor verlaging van de afdracht in het volgende kalenderjaar met het aantal minder opgenomen dagen. De geldswaarde van dat aantal dagen kan onder voorwaarden worden gebruikt voor een storting in een levensloopregeling. Gedeeltelijke storting De deelnemer kan ook kiezen voor een gedeeltelijke storting. In dat geval wordt 55 procent van het per loonbetalingsperiode vastgestelde bedrag afgedragen aan het Tijdspaarfonds. De deelnemer ontvangt het bedrag dat niet in het Tijdspaarfonds wordt gestort bij de uitbetaling van het loon. Het nettoloon is dus hoger; de afdracht aan het Tijdspaarfonds wordt met hetzelfde bedrag verlaagd. Per saldo is het totale nettojaarloon van de deelnemer bij de gedeeltelijke storting dus precies gelijk aan de 100 procent-variant.
19
Kerncijfers
2011
2010
2009
2008
2007
9.489
9.868
10.435
10.887
11.322
99.844
106.063
114.654
123.007
126.701
Ontvangen bedragen (in miljoenen euro’s)
353,8
371,4
398,3
412,3
408,2
Betaalde bedragen (in miljoenen euro’s)
364,8
383,4
415,6
413,6
405,9
2,9
3,1
3,0
2,9
4,6
12,6
4,1
6,9
7,2
3,4
Aantal werkgevers ultimo verslagjaar Aantal deelnemers ultimo verslagjaar1
Administratiekosten (in miljoenen euro’s) Rendement beleggingen (in miljoenen euro’s)
1
Dit betreft het aantal deelnemers ultimo verslagjaar met een positief saldo. Deze aantallen wijken af van de aantallen in de administratiekostennota. De aantallen in de administratiekostennota zijn op basis van het aantal deelnemers voor wie gedurende het verslagjaar bijdragen zijn gestort.
20
Bijdragebeleid Werkgevers betalen voor de opbouw van de aanspraken de bijdrage aan het Tijdspaarfonds. Op deze bijdrage zit geen opslag voor het dekken van de uitvoeringskosten van de regeling. In de volgende tabel staat vermeld hoeveel het fonds per rechtjaar aan bijdragen heeft ontvangen. Een rechtjaar loopt van de maand mei in een betreffend jaar tot de maand mei van het daaropvolgende jaar. In de onderstaande tabel staat vermeld hoeveel het fonds per rechtjaar aan bijdragen heeft ontvangen.
Rechtjaar
Ontvangen bedrag (in miljoenen euro's)
mei 2007 tot en met mei 2008
398
mei 2008 tot en met mei 2009
409
mei 2009 tot en met mei 2010
378
mei 2010 tot en met mei 2011
390
mei 2011 tot en met mei 2012
349
In de onderstaande tabel staat vermeld hoeveel het fonds per kalenderjaar aan bijdragen heeft ontvangen.
Kalenderjaar
2007
Ontvangen bedrag (in miljoenen euro's)
408
2008
412
2009
398
2010
371
2011
354
21
Uitvoering
●
Tussentijdse opnames bouwplaatswerknemers
De werknemer kan steeds vrij beschikken over zowel de gestorte bedragen voor de vakantietoeslag als over de bedragen voor verlof- en verzuimdagen. Het maakt niet uit of en hoeveel verlof is opgenomen of dat er sprake is geweest van verzuimdagen. Aanvragen voor tussentijdse opnames van bouwplaatspersoneel lopen via de werknemersorganisaties FNV Bouw of CNV Vakmensen. De deelnemer kan via het private deel van de website van het fonds een zogeheten vakbondsconsulent kiezen. Zijn aanvraag voor een tussentijdse opname wordt dan door die betreffende vakbondsconsulent behandeld.
●
Tussentijdse opnames UTA-werknemers
UTA-werknemers, die op vrijwillige basis deelnemen aan het Tijdspaarfonds, kunnen via de website van het Tijdspaarfonds opdrachten voor tussentijdse opnames geven.
●
Meibetaling
Het totale op dat moment aanwezige saldo aan vakantie toeslag en verlof- en verzuimdagen wordt steeds in mei uitgekeerd zonder dat de werknemer daarvoor een aanvraag hoeft in te dienen.
●
Controle op juiste en tijdige afdrachten
De werkgever dient binnen veertien dagen na afloop van elke loonbetalingsperiode van vier weken of een maand de bijdragen aan het Tijdspaarfonds te betalen. Op elke loonstrook van de werknemer staat vermeld welke bedragen aan het Tijdspaarfonds zijn betaald en op welke loonperiode die betaling betrekking heeft. De werknemer kan met zijn saldo-overzichten van het Tijdspaarfonds en zijn loonstroken controleren of de betalingen tijdig en volledig zijn gedaan. Saldo-overzichten worden ieder kwartaal per post toegezonden. Op de private pagina’s van de website van het fonds zijn de meest actuele saldi te raadplegen.
22
●
Correcties op foute betalingen
De werkgever is verantwoordelijk voor tijdige en juiste betaling. Toch komt het voor dat een onjuiste betaling is gedaan. Om de rechten van de werknemers te beschermen, ontbreekt de mogelijkheid voor een werkgever om een betaling ongedaan te maken. Als de werkgever een (veel) te hoge storting heeft gedaan, doet hij daarom vaak een beroep op de administratie van het fonds om een correctie uit te voeren. Alleen in uitzonderlijke gevallen wordt op verzoek van een werkgever een (veel) te hoge betaling teruggestort. Dat is alleen aan de orde als van de werkgever redelijkerwijs niet gevraagd kan worden zijn fout binnen redelijke termijn zelf te herstellen met toekomstige verplichtingen aan het Tijdspaarfonds. In voorkomende gevallen wordt het ten onrechte afgedragen bedrag in zijn geheel aan de werkgever teruggestort, waarna de werkgever alsnog de juiste betaling kan doen. Als de werknemer tussentijds zijn (te hoge) saldo heeft opgenomen, of als ambtshalve de uitbetaling in mei heeft plaatsgevonden, dan is terugstorting aan de werkgever niet meer mogelijk. De werkgever moet dan zelf bij de (ex-)werknemer een vordering instellen. Een onjuiste betaling hoeft overigens niet direct een probleem te zijn. De werkgever is zelf mogelijk ook in staat bij een volgende storting een correctie door te voeren. Dit betreft dan doorgaans relatief kleine financiële verschillen die bij het voortduren van het dienstverband (en dus bij nieuwe stortingen aan Tijdspaarfonds) in korte tijd rechtgezet kunnen worden. Zo kan de werkgever bij een volgende storting zelf een correctie toepassen als hij een keer te veel heeft betaald. Bij een te lage betaling kan de werkgever tussentijds een aanvullende betaling doen of bij de eerstvolgende periodieke storting het tekort aanvullen.
●
Beslaglegging
De tegoeden die bij het Tijdspaarfonds zijn geregistreerd zijn nettoloonbedragen. Als een werknemer schulden heeft die niet tijdig worden afgelost, dan hebben schuldeisers de mogelijkheid beslag te laten leggen op de Tijdspaarfondstegoeden. De procedure daarvoor is dezelfde als bij loonbeslag die bij werkgevers wordt ingediend. Veelal wordt zowel loonbeslag als beslag bij het Tijdspaarfonds gelegd. In tegenstelling tot bij loonbeslag wordt bij het Tijdspaarfonds geen beslagvrije voet toegepast. In voorkomende gevallen blokkeert het Tijdspaarfonds de tegoeden van de werknemer tot het bedrag waarover beslag is gelegd. De geblokkeerde tegoeden worden aan de beslaglegger overgemaakt bij de uitbetaling in mei of zo veel eerder als de deelnemer heeft verzocht om tussentijdse opname.
●
Fiscale aspecten
Als de werknemer een vrije dag opneemt als bedoeld in het Tijdspaarfonds, betaalt de werkgever over die dag geen loon. De werknemer heeft daarvoor immers een tegoed opgebouwd in het Tijdspaarfonds. Voor het toepassen van de vierweken- of maandtabel gedurende het hele jaar is met de Belastingdienst afgesproken dat een mogelijk tijdsverschil tussen betalen aan en uitbetaling door het fonds moet worden voorkomen. Een dergelijk tijdsverschil doet zich voor als de werkgever gedurende het hele jaar inhoudingen doet op de component vakantietoeslag, terwijl de gestorte bedragen slechts op één moment in een jaar (in mei) kunnen worden opgenomen. Daarom is met de Belastingdienst afgesproken dat ook vakantietoeslag uit het Tijdspaarfonds tussentijds kan worden opgenomen. De vierweken- of maandtabel kan dan worden toegepast. Verder is afgesproken dat de eerste achttien dagen dat de werkgever geen loon betaalt aan een werknemer niet te beschouwen zijn als onbetaalde verlofdagen in de zin van de wet. Deze achttien dagen worden immers via het Tijdspaarfonds aan de werknemer betaald. Omdat over de tegoeden geen rentevergoeding aan de werknemer wordt verstrekt, is het Tijdspaarfonds niet aangemerkt als een bancaire inrichting.
23
Saldo en beleggingen
In de onderstaande grafiek is het verloop aangegeven van de door werkgevers voor werknemers aan het Tijdspaarfonds betaalde bedragen. ‘VD’ is het door het Tijdspaarfonds ontvangen equivalent in geld van de TSF-dagen. ‘VT’ is de ontvangen wettelijke vakantietoeslag van 8 procent. In 2006 is gekozen voor een beleggingsconstructie bij Rabobank, met een vaste hoofdsom van 200 miljoen euro en een looptijd van vijf jaar. Door deze beleggingsconstructie kan een beter rendement worden behaald dan het rendement op geldmarkt beleggingen. Door de jaarlijkse uitbetaling in mei is er tijdelijk een tekort aan gelden in het fonds. Daarom is aan de beleggingsconstructie een kredietfaciliteit gekoppeld. In de grafiek is tevens te zien in hoeverre de kredietfaciliteit ‘KF’ wordt aangesproken.
Kredietfaciliteit(KF)
450
Vakantiedagen (VD)
Vakantietoeslag (VT)
400
Saldo (in miljoenen euro's)
350 300 250 200 150 100 50
De in 2006 gekozen beleggingsconstructie had een looptijd tot 15 december 2011. Op advies van de beleggingscommissie heeft het bestuur besloten deze constructie te verlengen met opnieuw vijf jaren vanaf 15 december 2011. De aanbieding van Rabobank is vergeleken met een aanbod van ABN AMRO. Het bestuur liet daarbij de mate van betrouwbaarheid, garanties, flexibiliteit, en een zo hoog mogelijk rendement de doorslag geven bij de keuze voor deze beleggingsconstructie. De nieuwe benaming van de beleggingsconstructie van Rabobank is Rabo Equity Strategie Obligatie (RESO), waarbij de voorwaarden van de constructie en de bijbehorende
24
ap r12
ja n12
ok t-1 1
ju l-1 1
ap r11
ja n11
ok t-1 0
ju l-1 0
ap r10
ja n10
ok t-0 9
ju l-0 9
ap r09
ja n09
ok t-0 8
ju l-0 8
ap r08
ja n08
ok t-0 7
ju l-0 7
ap r07
ja n07
0
kredietverleningsovereenkomst voor een groot deel gelijk zijn aan de vorige. De belegging is 15 december 2011 aangekocht voor 210 miljoen euro. De belegging bestaat ultimo 2011 uit een vast gedeelte van 156,7 miljoen euro waar niet mee belegd wordt en een deel van 54,7 miljoen euro waarmee belegd wordt in aandelen. Het rendement uit de belegging bestaat uit een vaste jaarlijkse rente van 3 miljoen euro, een extra coupon afhankelijk van goede resultaten van de belegging en ongerealiseerde koerswijzigingen indien de marktwaarde onder de kostprijs gedaald is. De looptijd van de belegging is vijf jaar. De garantiewaarde van de belegging is op het einde van de looptijd 200 miljoen euro.
Communicatie
●
Startbrief
Zodra van een werkgever een eerste betaling aan het Tijdspaarfonds voor een deelnemer is ontvangen, krijgt de deelnemer een startbrief. In die brief staat onder meer: • algemene informatie over het Tijdspaarfonds; • algemene informatie over de website van het Tijdspaarfonds; • de toegangscode voor het private deel van de website met ‘eigen’ informatie; • informatie over de keuze van een vakbondsconsulent voor tussentijdse opnames van tegoeden.
●
Tijdsparenbouw.nl
Het Tijdspaarfonds heeft een eigen website: www.tijdsparenbouw.nl. Met behulp van deze website kan het Tijdspaarfonds actuele informatie verstrekken. Het bestuur van het Tijdspaarfonds vindt het belangrijk dat de werknemer snel informatie kan krijgen over zijn tegoeden en de wijzigingen daarin. Voor actuele saldo-informatie biedt het internet daarvoor uitkomst. De website bestaat uit een publiek deel en een privaat deel. Het publieke deel is voor iedereen toegankelijk en geeft algemene informatie over de tijdspaarregeling. Het particuliere deel is bestemd voor de individuele deelnemer aan het Tijdspaarfonds en is alleen toegankelijk via een persoonlijke toegangscode. De deelnemer ontvangt die toegangscode na de eerste betaling door zijn werkgever in het Tijdspaarfonds. Het private deel biedt de werknemer onder meer een actueel overzicht van zijn saldo, de mutaties (betalingen en opnames) en de mogelijkheid een vakbondsconsulent van de werknemersorganisaties te kiezen. Via de vakbondsconsulent kunnen tussentijds bedragen opgenomen worden.
●
Saldo-overzichten
Ieder kalenderkwartaal ontvangt de werknemer per post een saldo-overzicht met de bij- en afschrijvingen die sinds het vorige saldo-overzicht hebben plaatsgevonden. Met beknopte teksten op dit overzicht wordt de werknemer gewezen op algemene en actuele ontwikkelingen rond het Tijdspaarfonds.
●
Keuze vakbondsconsulent
Het bestuur heeft geconstateerd dat niet alle deelnemers een vakbondsconsulent hebben gekozen. In 2009 heeft het bestuur daarom besloten de werknemers in een aparte brief te informeren over de rol van de vakbondsconsulent in het Tijdspaarfonds. Steeds per kalenderkwartaal worden nieuwe deelnemers aangeschreven die in dat kwartaal nog geen keuze voor een vakbondsconsulent hebben gemaakt. Als men na afloop van het kalenderjaar dan nog steeds geen keuze heeft gemaakt, volgt nogmaals een schriftelijk advies om alsnog een keuze te maken. Vervolgens wordt aan het einde van elk kalenderjaar bezien welke werknemers nog steeds geen keuze hebben gemaakt voor een vakbondsconsulent. Eind 2011 zijn 4.836 deelnemers aangeschreven; eind 2010 betrof dat 17.802 deelnemers. De werknemersorganisaties worden door het Tijdspaarfonds ieder kwartaal geïnformeerd welke werknemers in dat kwartaal voor welke vakbondsconsulent hebben gekozen. De werknemersorganisaties kunnen deelnemers zo rechtstreeks informeren over hun dienstverlening.
Sinds 2008 bestaat er voor de aparte websites van de diverse bedrijfstakeigen regelingen één internetportaal. Het adres van deze website is: www.bter-bouw.nl. Het webadres van het Tijdspaarfonds leidt direct naar dit portaal.
25
26
Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid Jaarrekening 2011
27
Balans per 31 december 2011 (Na resultaatbestemming, bedragen in duizenden euro’s)
ACTIVA
Beleggingen (1) Vorderingen en overlopende activa (2) Liquide middelen (3) Totaal activa
Passiva
Beschikbaar saldo van baten en lasten (4) Spaarrekening (5)
2011
2010
195.908
226.148
594
470
29.833
814
226.335
227.432
2011
2010
17.674
7.799
206.566
217.603
Nog te verwerken bedragen Tijdspaarfonds (6)
1.411
811
Overige schulden en overlopende passiva (7)
684
1.219
226.335
227.432
Totaal passiva
28
Staat van baten en lasten over 2011 (Bedragen in duizenden euro’s)
BATEN
2011
2010
12.577
4.081
196
-
12.773
4.081
2011
2010
2.898
3.131
-
499
Totaal van de lasten
2.898
3.630
Saldo baten en lasten
9.875
451
Beleggingsopbrengsten (8) Overige baten (9) Totaal van de baten
LASTEN
Administratiekosten (10) Overige lasten
29
Kasstroomoverzicht over 2011 (Bedragen in duizenden euro’s)
2011
2010
Kasstroom uit tijdspaarfondsactiviteiten Administratiekosten
./.
Ingelegde gelden Uitbetaalde gelden
./.
Nog te verwerken bedragen Tijdspaarfonds Overige ontvangsten en betalingen
./.
2.591
./.
3.333 371.429
353.761 ./.
364.798
383.413
600
./.
2.430
771
./.
457
Kasstroom uit tijdspaarfondsactiviteiten
./.
./.
13.799
18.204
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Mutaties beleggingen Directe beleggingsopbrengsten
40.168
16.292
2.650
2.817
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
42.818
19.109
Mutatie liquide middelen
29.019
905
Liquide middelen primo periode Mutatie liquide middelen Liquide middelen ultimo periode
30
814
./.
91
29.019
905
29.833
814
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
●
Algemeen
Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid ver- schaft aan werknemers die deelnemen aan de CAO voor de Bouwnijverheid een vergoeding wegens loonderving bij vakantiedagen en algemeen erkende feestdagen en daarmee gelijk te stellen dagen, de vakantietoeslag, alsmede eventuele andere daarmee verband houdende uitkeringen. De regeling van de Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid is vanaf 1 januari 2006 in werking getreden. Statutair heeft op 14 november 2006 de oprichting plaatsgevonden. Deze verantwoording betreft de tijdspaarregeling van Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid welke bij contract is opgedragen aan Cordares CAO-Regelingen bv. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
●
Waardering van activa en passiva
Balans Waardering vindt plaats tegen nominale waarde, tenzij hieronder anders is aangegeven. De Rabo Equity Strategie Obligatie bestaat uit een obligatiecomponent (vaste component) en een eigen vermogenscomponent (variabele component). Bij de eerste verwerking worden deze per de transactiedatum opgenomen tegen reële waarde vermeerderd met de direct daaraan toe te rekenen transactiekosten.
aanwezigheid van objectieve aanwijzingen voor bijzondere waardeverminderingen, de omvang van het verlies uit hoofde van de bijzondere waardevermindering bepaald en in de staat van baten en lasten verwerkt. Hierbij wordt de omvang van het verlies bepaald als het verschil tussen de boekwaarde van het actief, en de best mogelijke schatting van de toekomstige kasstromen, contant gemaakt tegen de effectieve rentevoet zoals die is bepaald bij de eerste verwerking van het instrument.
●
Resultaatbepaling
Baten en lasten De baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Beleggingsopbrengsten Het resultaat uit beleggingen bestaat uit directe beleggingsopbrengsten en indirecte beleggingsopbrengsten. Onder de directe beleggingsopbrengsten worden de interest en dividendopbrengsten van de respectievelijke beleggingen verantwoord. De indirecte beleggingsopbrengsten betreffen zowel gerealiseerde als ongerealiseerde waardeverschillen. Voor het beheer van de Rabo Equity Strategie Obligatie wordt een management fee in rekening gebracht. De betaalde management fee wordt verwerkt in de waarde (NAV) van de Rabo Equity Strategie Obligatie. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.
De Rabo Equity Strategie Obligatie wordt tot het einde van de looptijd aangehouden. Na de eerste waardering wordt de obligatiecomponent gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs volgens de effectieve-rentemethode. Baten en lasten worden in de winst-en-verliesrekening verwerkt. De eigen vermogenscomponent wordt na de eerste waardering gewaardeerd tegen de reële waarde. Baten en lasten die voortvloeien uit veranderingen in de reële waarde worden verwerkt in de staat van baten en lasten. De reële waarde is bepaald met behulp van beschikbare marktinformatie. Op elke balansdatum beoordeelt het bestuur of de Rabo Equity Strategie Obligatie een bijzondere waardevermindering heeft ondergaan. Voor de obligatiecomponent die tegen (geamortiseerde) kostprijs wordt gewaardeerd, wordt bij
31
Toelichting op de balans per 31 december 2011 (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
●
Activa
1. Beleggingen
Verloopoverzicht beleggingen Het verloop is als volgt te specificeren: Boekwaarde aan het begin van het jaar
Rabo Credit Strategie Obligatie II
Aankopen en verstrekkingen
Verkopen en aflossingen
Waardeverschillen
210.144
-
./. 218.705
8.561
-
210.000
./. 53.300
Rabo Equity Strategie Obligatie (vaste component) Rabo Equity Strategie Obligatie (variabele component)
Boekwaarde aan het eind van het jaar
156.700
-
53.300
-
1.366
Kredietfaciliteit
13.104
-
./. 28.562
-
Deposito’s en kasgeldleningen
2.900
115.800
./. 118.700
-
-
Totaal financiële beleggingen
226.148
379.100
./. 419.267
9.927
195.908
Per 15 december 2011 is de Rabo Credit Strategie Obligatie II (RCSO II) afgelost en is de Rabo Equity Strategie Obligatie (RESO) aangeschaft. De garantiewaarde van de RESO wordt na afloop van de gehele looptijd gegarandeerd (15 december 2016) en bedraagt 200 miljoen euro. De RESO is een gestructureerde obligatie met een aantal bijzondere kenmerken. Het beheer van de RESO vindt plaats door de Rabobank. Door middel van financiële instrumenten worden posities ingenomen in Europese aandelen. Het doel van de RESO is het innemen van langetermijnposities op een leveraged basis om een positief rendement te behalen. De strategie van de variabele component is om een langetermijnpositie in te nemen in Europese aandelen. De inleg van de RESO bestaat uit twee componenten. Het zero coupon deposito (de vaste component ad 156,7 miljoen euro) is de inleg die wordt gebruikt om de terugbetalingen van de gegarandeerde coupons en aflossingen te garanderen. De buffer (de variabele component ad 54,7 miljoen euro) is het gedeelte van de inleg dat gebruikt wordt om in de strategie te beleggen. De reële waarde van de vaste component ultimo 2011 is nagenoeg gelijk aan de (geamortiseerde) kostprijs.
32
54.666 ./.
15.458
Onder de beleggingen bevindt zich een kredietfaciliteit in de vorm van een bankrekening. Ultimo 2011 bedraagt het saldo ./. 15,5 miljoen euro. De kredietfaciliteit is gekoppeld aan de gestructureerde obligatie Rabo Equity Strategie Obligatie (RESO). Betalingen vanaf deze bankrekening mogen alleen gedaan worden voor uitkeringen in het kader van de TSF-regeling. 2. Vorderingen en overlopende activa Dit betreft een vooruitbetaald bedrag, inzake een liquiditeitsbuffer, aan het Technisch Bureau voor de Bouwnijverheid 430 (2010: 430), opgebouwde interest op de RESO 133 (2010: 0) en een te vorderen bedrag op deelnemers 31 (2010: 40). 3. Liquide middelen De liquide middelen ultimo 2011 zijn het eigendom van de stichting. Liquide middelen betreffen de saldi van de bankrekeningen van het fonds. De liquide middelen zijn dagelijks opvraagbaar.
●
Passiva
4. Beschikbaar saldo van baten en lasten Dit betreft het cumulatieve saldo van baten en lasten. Het verloop is als volgt: 2011
2010
Beschikbaar saldo van baten en lasten aan het begin van het jaar
7.799
7.348
Saldo volgens de staat van baten en lasten
9.875
451
17.674
7.799
2011
2010
Stand aan het begin van het jaar
217.603
229.587
Bij: Aangeleverd
353.761
371.429
203.275
214.699
Beschikbaar saldo van baten en lasten aan het eind van het jaar
5. Spaarrekening Dit betreft het saldo van ingelegde en uitbetaalde gelden van het Tijdspaarfonds. De tegoeden op de spaarrekening worden in mei uitbetaald of kunnen door de deelnemers tussentijds worden opgenomen.
Verloop spaarrekening
Af: Uitbetaald: - Vakantietoeslag - Roostervrije dagen
89.735
93.731
- Bovenwettelijke vakantiedagen
44.868
46.865
- Kortverzuim
26.920
28.118
206.566
217.603
Stand aan het einde van het jaar
6. Nog te verwerken bedragen Tijdspaarfonds Dit saldo betreft de gelden die door de werkgevers zijn gestort, maar nog verwerkt moeten worden. 7. Overige schulden en overlopende passiva Deze post bestaat uit te betalen administratiekosten 293 (2010: 1), nog te betalen aan deelnemers Tijdspaarfonds 138 (2010: 282), kosten Technisch Bureau Bouwnijverheid 162 (2010: 141), te betalen accountantskosten 24 (2010: 29) en te betalen rente en bankkosten 67 (2010: 766).
Niet in de balans opgenomen verplichtingen Het fonds bezit in het kader van de beleggingsconstructie met de Rabobank een kredietfaciliteit. Deze kredietfaciliteit bevat een stortingsverplichting van 120 miljoen euro voor elke voortschrijdende periode van zes aaneengesloten kalendermaanden.
33
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2011 (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
●
Baten
8. Beleggingsopbrengsten De post directe beleggingsopbrengsten bestaat uit interest over het saldo liquide middelen, interest op de RCSO II/RESO en de bijbehorende kredietfaciliteit en rente overige beleggingen. De indirecte beleggingsopbrengsten betreffen de opbrengst van de verkoop van de RCSO II en de waardemutatie van de variabele component van de RESO. 2011
2010
Directe beleggingsopbrengsten: Interest op deposito’s en kasgeldleningen Interest op RCSO II / RESO
99
46
2.551
2.771
Indirecte beleggingsopbrengsten: Gerealiseerd bij afloop belegging
8.561
-
Waardemutatie
1.366
1.264
12.577
4.081
9. Overige baten Deze post betreft een vrijval van gereserveerde bankkosten (489) en bankkosten 2011 (./. 293). 10. Administratiekosten Dit zijn de door Cordares op basis van de administratieovereenkomst in rekening gebrachte kosten 2.324 (2010: 2.571) en fondskosten 574 (2010: 560). De fondskosten bestaan uit accountantskosten 29 (2010: 40), bestuurskosten 544 (2010: 528) en overige kosten 1 (2010: ./. 8).
●
Ondertekening van de jaarrekening
Harderwijk, 19 juni 2012 Namens het bestuur, W. Ketting M.B. van Veldhuizen
34
Overige gegevens
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
●
Aan: Het Bestuur van Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid te Harderwijk gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de Staat van baten en lasten over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen en de relevante bepalingen van het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring caobepalingen. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend
zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle- informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid per 31 december 2011 en van het Saldo van baten en lasten over 2011 in overeenstemming met in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder f BW melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Verder zijn wij van oordeel dat de in de jaarrekening weergegeven uitsplitsing van de lasten naar bestedingsdoelen/activiteiten juist is en aansluit bij de statuten en/of reglementen van het fonds. Amsterdam, 19 juni 2012 Ernst & Young Accountants LLP w.g. mr. drs. G.H.C. de Méris RA
Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten
●
In de statuten zijn geen aanvullende regelingen met betrekking tot de bestemming van het saldo van baten en lasten vastgesteld. Het saldo over 2011 is toegevoegd aan het cumulatief saldo van baten en lasten.
35
36
Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid Jaarverslag over het boekjaar 2011
37
Inhoudsopgave
Jaarverslag 2011 Voorwoord Doelstelling van het fonds Kerncijfers Premiebeleid Uitvoering Begroting 2012
39 40 46 55 56 57
Jaarrekening 2011 Balans per 31 december 2011 Staat van baten en lasten over 2011 Kasstroomoverzicht over 2011 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Toelichting op de balans per 31 december 2011 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2011
60 61 62 63 64 67
Overige gegevens Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties
38
70 70
Voorwoord Duurzame inzetbaarheid De beroepsbevolking krimpt: het aantal ouderen neemt de komende jaren sterk toe, terwijl er steeds minder jongeren bijkomen. Het langer gezond en productief doorwerken van werknemers is een van de oplossingen van de overheid om in te spelen op deze ontwikkeling. In de bedrijfstak bouw is dat een hele opgave: veel bouwplaatsmedewerkers doen relatief zwaar werk en hebben dus moeite om langer inzetbaar te blijven. De bedrijfstak biedt nu al de nodige voorzieningen die bijdragen aan het langer door kunnen werken: het Loopbaantraject Bouw & Infra is er een van. Met behulp van individuele begeleiding heeft elke werknemer die volgens de Cao voor de Bouwnijverheid werkt recht op een assessment en een loopbaanadvies, inclusief de noodzakelijke scholing. Werknemers kunnen dus relatief eenvoudig van functie wisselen. Het liefst binnen de sector, maar eventueel ook buiten de sector. De kosten van het Loopbaantraject worden gedragen door het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid. Behalve het Loopbaantraject financiert het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid ook de kosten van het Scholingsfonds en daarmee de noodzakelijke na- en bijscholing voor werknemers. Elke bouwplaatswerknemer heeft recht op gemiddeld twee dagen doorbetaalde scholing per jaar. De scholings- en verletkosten worden door het Scholingsfonds aan de werkgever vergoed. Een derde belangrijk instrument om duurzame inzetbaarheid te bevorderen is de bedrijfsgezondheidszorg. Alle werknemers hebben recht op het door de Stichting Arbouw vastgestelde individugerichte pakket preventiezorg. Onderdeel daarvan is het Periodiek Arbeids Gezondheidkundig Onderzoek (PAGO). Partijen hebben inmiddels een werkgroep duurzame inzetbaarheid in het leven geroepen om te bekijken welke maatregelen de sector nog meer moet treffen. Alles in het kader van het verbeteren van de mogelijkheden om werknemers in de sector blijvend in te kunnen zetten en individueel vakmanschap niet verloren te laten gaan.
Het bestuur van de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid is onderdeel van het cluster van besturen bedrijfstakeigen regelingen (clusterbestuur BTER)
Doelstelling van het fonds
Deelfondsen en bestedingsdoelen
Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid functioneert als thesaurier voor de bedrijfstak. Het fonds voert zelf vrijwel geen activiteiten uit binnen het kader van haar doelstelling, maar subsidieert activiteiten en projecten van andere organisaties die binnen de doelstellingen van het fonds passen.
●
De activiteiten en projecten waarvoor subsidies worden verstrekt door het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid dragen bij aan de beleidsdoelstellingen van de sector. Deze beleidsdoelstellingen zijn als volgt geformuleerd: • bevordering van de instroom in de bouw en dan met name instroom in het bouwonderwijs (vmbo, mbo en hbo); • verbetering van de beroepspraktijkvorming in bedrijven; • bevordering van de aansluiting van het onderwijs op de beroepspraktijk; • stimulering en ontwikkeling van om-, bij- en nascholing; • stimulering en ontwikkeling van loopbaan- en certificeringtrajecten; • instandhouding van de landelijke mbo-vakopleiding voor de Infra; • verbetering van arbeidsomstandigheden & veiligheid; • bevordering van arbeidsgezondheid; • realisering van arbeidsgerelateerd onderzoek; • verbetering van de arbeidsverhoudingen in de bedrijfstak; en • uitvoering van de declaratieregeling collectieve ongevallen.
Met ingang van 1 januari 2011 zijn de statuten van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds gewijzigd. De oude deelfondsen A t/m D zijn samengevoegd tot één nieuw A-fonds. De subsidies voor werkgevers- en werknemersorganisaties waren onderdeel van het oude B-fonds, maar deze zijn vanaf 2011 ondergebracht in een geheel nieuw B-fonds. Het S-fonds is blijven bestaan maar wel uitgebreid met enkele nieuwe doelstellingen.
Doelen en deelfondsen
Deelfondsen Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds maakt gebruik van een indeling in verschillende deelfondsen, met per deelfonds een of meer afzonderlijke statutaire doelstellingen of bestedingsdoelen.
De doelstellingen per deelfonds luidden in 2011: • A-fonds voor de financiering van verletkosten van leerlingen en de organisatiekosten van de directe opleiders in de beroepsopleiding en van activiteiten gericht op onder meer vak- en beroepsopleidingen, instroombevordering en imagoverbetering, bij-, om- en nascholing, bevordering van arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid, onderzoeksactiviteiten en kennisontwikkeling op het gebied van arbeidsvoorwaarden en –verhoudingen en voorlichting en kennisoverdracht; • B-fonds voor de financiering/subsidiëring van activiteiten van werkgevers- en werknemersorganisaties gericht op onder meer vak- en beroepsopleidingen, instroombevordering en imagoverbetering, bij-, om- en nascholing, bevordering van arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid, onderzoeksactiviteiten en kennisontwikkeling op het gebied van arbeidsvoorwaarden en –verhoudingen en voorlichting en kennisoverdracht; • S-fonds voor de financiering van onder meer het Scholingsfonds, de financiering van kosten van het Loopbaantraject Bouw & Infra, de bedrijfstakinfrastructuur EVC en verletkosten van leerlingen.
Vanaf 2011
Tot en met 2010
Tegemoetkominggelden
A-fonds
A-fonds
Onderwijs & Opleidingen, Arbeidsverhoudingen, Arbeidsomstandigheden
A-fonds
B-fonds
-
C-fonds
Ongevallenregeling
Palliatief & Rouwverlof
A-fonds
D-fonds
Werkgevers- en werknemersorganisaties
B-fonds
-
Scholingsfonds en loopbaanbeleid
S-fonds
S-fonds
40
De kosten van het reglement Scholingsfonds en de kosten verbonden aan scholingsactiviteiten in het kader van het Loopbaantraject Bouw & Infra komen voor rekening van het S-fonds van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds. De stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid voert de activiteiten uit in het kader van het reglement Scholingsfonds. Fundeon is uitvoerder van het Loopbaantraject Bouw & Infra en van de bedrijfstakinfrastructuur EVC. Om vergelijking met oude jaren mogelijk te maken zijn in het jaarverslag en de jaarrekening de oude jaren omgerekend naar de nieuwe indeling. De premies, baten, lasten en vermogens in de jaren tot 2011 van de deelfondsen A t/m D zijn hiervoor opgeteld en toegerekend aan het nieuwe A-fonds. Bestedingsdoelen De bestedingsdoelen zijn als volgt vastgelegd in de statuten van het O&O-fonds: A-Fonds: De financiering/subsidiëring van activiteiten welke tot doel hebben: 1. De financiering van verletkosten van leerling-werknemers en de organisatiekosten van directe opleiders verbonden aan de beroepsopleiding. 2. Het bevorderen van de kwaliteit, organisatie en uitvoering van de vak- en beroepsopleidingen in de bouwnijverheid. 3. Het bevorderen van kwalitatief en kwantitatief voldoende instroom van werknemers in de bouwnijverheid. Hieronder valt ook het verbeteren van het imago van de bedrijfstak en van het beroep van de werknemer door: • het geven van voorlichting en/of publicitaire acties aan (potentieel) nieuwe werknemers en werkgevers ter bevordering van de instroom en/of toetreding; • projecten gericht op het promoten van bedrijfstak beroepen binnen en buiten de bedrijfstak; • projecten gericht op de integriteit van werkgevers en werknemers in de bouwnijverheid. 4. Het bevorderen van de opleiding, bij-, om- en nascholing van werkgevers en werknemers in de bouwnijverheid. Bij werknemers gaat het om scholing ter verbetering van hun employability/inzetbaarheid, bij werkgevers om scholing die betrekking heeft op de arbeidsverhouding werkgever/ werknemer. Hieronder valt ook: • het onderzoeken van actuele technologische en voor de bouw relevante algemene en maatschappelijke ontwikkelingen in het belang van het op peil houden van kennis van werkgevers en werknemers, het behoud van werkgelegenheid en het verhogen van de employability/ inzetbaarheid van werknemers;
• het voorkomen van uitval/uitstroom en het bevorderen van doorstroom van werknemers in verschillende functies en beroepen binnen de bouwnijverheid. 5. Het bevorderen van de bescherming van de gezondheid en veiligheid en van goede arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid. 6. Het bevorderen van onderzoekactiviteiten op het gebied van arbeidsvoorwaarden, medezeggenschap, arbeidsmarkt en werkgelegenheid, beroepsonderwijs en scholing, werkmethoden en technieken, arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid en sociale zekerheid in de bouwnijverheid, inclusief het bevorderen van de resultaten van de onderzoekingen door publicaties, vergaderingen en bijeenkomsten. 7. De vervaardiging, uitgifte en verzending van cao-boekjes ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de bouwnijverheid. 8. De financiering van de kosten van uitkeringen in geval van overlijden of blijvende invaliditeit als gevolg van een ongeval. In het reglement ‘Collectieve Ongevallenregeling’ (III) worden de voorwaarden nader uitgewerkt. B-Fonds: De financiering/subsidiëring van activiteiten van werkgevers- en werknemersorganisaties welke tot doel hebben: 1. Het bevorderen van de kwaliteit, organisatie en uitvoering van de vak- en beroepsopleidingen in de bouwnijverheid. 2. Het bevorderen van kwalitatief en kwantitatief voldoende instroom van werknemers in de bouwnijverheid. Hieronder valt ook het verbeteren van het imago van de bedrijfstak en van het beroep van de werknemer door: • het geven van voorlichting en/of publicitaire acties aan (potentieel) nieuwe werknemers en werkgevers ter bevordering van de instroom en/of toetreding; • projecten gericht op het promoten van bedrijfstakberoepen binnen en buiten de bedrijfstak; • projecten gericht op de integriteit van werkgevers en werknemers in de bouwnijverheid. 3. Het bevorderen van de opleiding, bij-, om- en nascholing van werkgevers en werknemers in de bouwnijverheid. Bij werknemers gaat het om scholing ter verbetering van hun employability/inzetbaarheid, bij werkgevers om scholing die betrekking heeft op de arbeidsverhouding werkgever/ werknemer. Hieronder valt ook: • het onderzoeken van actuele technologische en voor de bouw relevante algemene en maatschappelijke ontwikkelingen in het belang van het op peil houden van kennis van werkgevers en werknemers, het behoud van werkgelegenheid en het verhogen van de employability/ inzetbaarheid van werknemers;
41
• het voorkomen van uitval/uitstroom en het bevorderen van doorstroom van werknemers in verschillende functies en beroepen binnen de bouwnijverheid. 4. Het bevorderen van de bescherming van de gezondheid en veiligheid en van goede arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid. 5. Het bevorderen van onderzoekactiviteiten op het gebied van arbeidsvoorwaarden, medezeggenschap, arbeidsmarkt en werkgelegenheid, beroepsonderwijs en scholing, werkmethoden en technieken, arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid en sociale zekerheid in de bouwnijverheid, inclusief het bevorderen van de resultaten van de onderzoekingen door publicaties, vergaderingen en bijeenkomsten. 6. Het ontwikkelen en implementeren van beleid ten behoeve van het uitvoeren van projecten op het gebied van: • arbeidsmarkt en werkgelegenheid, beroepsonderwijs en scholing, arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid; • sociale zekerheid, waaronder preventie en reïntegratie van werkzoekenden en (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten afkomstig uit de bouwnijverheid; • medezeggenschap, participatie, personeelsvertegenwoordigingen en ondernemingsraden als vormen van overleg op ondernemingsniveau in de bouwnijverheid. 7. Het bevorderen van kennis bij werknemers en werkgevers, alsmede het bevorderen van ontwikkelingen in bedrijven, over sectorrelevante onderwerpen op het terrein van arbeidsvoorwaarden, medezeggenschap, arbeidsmarkt en werkgelegenheid, beroepsonderwijs en scholing, arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid, sociale zekerheid (w.o. preventie, reïntegratie, werkgelegenheidsprojecten). Hieronder valt ook het geven van voorlichting, onder meer middels brochures, publicaties, bijeenkomsten, via helpdesken en internet en door het inzetten van consulenten. 8. Het bevorderen van een goede toepassing van en afstemming op de wet- en regelgeving op sociaal-economisch terrein binnen de bouwnijverheid. 9. Het coördineren en voorbereiden van overleg tussen sociale partners (met uitzondering van het cao-overleg zelf). 10. Het bevorderen van een eenduidige uitleg en toepassing van de bepalingen en het voorkomen van geschillen over de uitleg en toepassing van de cao. Hieronder valt ook het voeren van juridische procedures en afhandelen van arbeidsgeschillen, voorzover dat tot doel of effect heeft het verkrijgen van een eenduidige interpretatie. 11. Het bevorderen van een kwalitatief goede inzet van arbeid door de ondersteuning van werknemers en werkgevers in de bouwnijverheid bij persoonlijke problemen.
42
12. Het (deels) bekostigen van activiteiten van werkgevers en werknemers die voortvloeien uit de in de cao opgenomen overlegverplichtingen op ondernemingsniveau, zoals het afsluiten van sociale plannen in het kader van reorganisaties bij bedrijven in de bouwnijverheid. 13. Het (deels) bekostigen van verlof van werknemers voor het bijwonen van congressen en vakgroepbestuursvergaderingen van hun vakorganisaties. S-Fonds: 1. De financiering van kosten van scholingsactiviteiten ten behoeve van werknemers gericht op het bevorderen van een goede werking van de arbeidsmarkt in de sector en van activiteiten die de employability van werknemers in de sector verhogen. 2. De financiering/subsidiering van de activiteiten van de Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, welke nader zijn uitgewerkt in de statuten en het reglement (IV). 3. De financiering van kosten verbonden aan het Loopbaantraject Bouw & Infra, de bedrijfstakinfrastructuur EVC en andere scholings- en werkgelegenheidsprojecten. 4. De financiering van verletkosten van leerling-werknemers en de organisatiekosten van directe opleiders verbonden aan de beroepsopleiding.
●
Subsidies en declaraties
Om de doelstellingen in de bedrijfstak te bereiken, subsidieert het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid verschillende projecten en activiteiten (subsidies). Daarnaast worden een aantal activiteiten op factuurbasis uitgevoerd en verantwoord (declaraties). Subsidies Hieronder wordt een aantal gesubsidieerde projecten en activiteiten in 2011 kort toegelicht.
Tegemoetkomingen De grootste uitgavenpost van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid betreft de subsidie aan Fundeon Fonds ter financiering van de stimuleringssubsidies aan werkgevers voor het in dienst nemen van leerling-werknemers. Hiervoor is een Regeling Tegemoetkomingen van kracht, welke wordt uitgevoerd door Fundeon Fonds. De leerling-werknemer moet dan wel een opleiding in de wettelijk erkende kwalificatiestructuur op mbo niveau 2 of 3 volgen, middels de beroepsbegeleidende leerweg. De subsidies voor tegemoetkomingen worden door Fundeon Fonds verantwoord
op basis van instroomtijdvakken. Vanaf 2011 komen de tegemoetkomingen voor de niveau 2 opleiding ten laste van het A-fonds en die voor de niveau 3 opleidingen komen ten laste van het S-fonds. De Tegemoetkomingen voor Externe Opleidingen betreft een afwijkende regeling voor opleidingen van leerling-werknemers die niet onder de bedrijfstakkwalificatiestructuur vallen. Meer informatie over de voorwaarden is te vinden op www.fundeon.nl.
Tegemoetkomingen Scholing voor werkenden Een relatief kleine subsidieregeling is de regeling Scholing voor werkenden. Deze wordt uitgevoerd door Fundeon Fonds en houdt in dat werkgevers van deelnemers aan scholing in het kader van Toezicht Certificatie Verticaal Transport (TCVT) een subsidie ontvangen. Voorschakeltraject en diagnostische week Ten behoeve van de toeleiding van leerlingen naar een niveau 2 opleiding wordt door Fundeon een voorschakeltraject en een diagnostische week in stand gehouden. De uitvoering van deze instrumenten is vaak in handen van de opleidingsbedrijven in de sector. Zij ontvangen per deelnemer per week een vergoeding van Fundeon Fonds. De regeling is per 1 juli 2011 beëindigd. Leerlingbouwplaatsen Een leerlingbouwplaats is een volwaardig bouw- of infraproject waar leerling-werknemers zelf alle bouwkundige werkzaamheden uitvoeren. Voor aannemingsbedrijven is een subsidiebedrag per leerling-werknemer per week beschikbaar indien aan de voorwaarden wordt voldaan. De uitvoering is in handen van Fundeon Fonds (www.fundeon.nl). Instroom bevorderende maatregelen voor doelgroepen Voor de stimulering van de instroom van deelnemers met afstand tot de arbeidsmarkt in de beroepsopleiding is een subsidieregeling beschikbaar. De uitvoering is in handen van Fundeon Fonds (www.fundeon.nl). Loopbaantraject Bouw & Infra Werknemers in de bouwnijverheid die van functie willen veranderen, kunnen daarvoor gebruik maken van het door cao-partijen opgezette Loopbaantraject Bouw & Infra. Het vijfjaarlijkse recht op een assessment is in de cao vastgelegd. Het Loopbaantraject Bouw & Infra wordt uitgevoerd door Fundeon, die daarvoor trajectadviseurs inzet. Meer informatie over de voorwaarden is te vinden op www.loopbaantrajectbouw.nl.
Erkenning verworven competenties In de bouwnijverheid hebben bouwplaatswerknemers recht op een traject gericht op diplomering via de erkenning van verworven competenties (EVC). Voor de uitvoering van dit recht hebben cao-partijen een structurele voorziening opgezet. De uitvoering van EVC is in handen van Fundeon. Meer informatie over de voorwaarden is te vinden op www.evc-centra.nl. Project Bouw door, leer verder (Anti Cyclisch Opleiden) Het project Bouw door, leer verder of Anti Cyclisch Opleiden is een crisisproject dat enerzijds scholing van werknemers in de crisistijd faciliteert en anderzijds de instroom van leerlingwerknemers overeind tracht te houden. Het project is gestart op 1 april 2009 en is verlengd tot en met 4 maart 2012. Meer informatie over de voorwaarden is te vinden op aco.fundeon.nl. Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid De stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid verzorgt de subsidieregeling scholing voor bouwplaatsmedewerkers. Bouwplaatswerknemers hebben recht op twee scholings dagen per jaar voor het bijwonen van cursussen met behoud van loon. De voorwaarden zijn opgenomen in het reglement van de Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, de bedrijfstakorganisatie die deze regeling uitvoert. Werkgevers komen onder voorwaarden in aanmerking voor vergoeding van de cursus-, verlet- en reiskosten. De kosten van het Scholingsfonds, die uitsluitend deze activiteit uitvoert, komen in zijn geheel voor rekening van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid. Meer informatie is te vinden op www.scholingsfonds.nl. Werkdrukvoorziening UTA-werknemers UTA-werknemers hebben recht op begeleiding, indien zij als gevolg van werkdruk dreigen uit te vallen of door werkdruk al arbeidsongeschikt zijn. De uitvoering van deze voorziening is in handen van Stichting Arbouw. Meer informatie is te vinden op www.stressuitdebouw.nl. Arbouw Stichting Arbouw is een bedrijfstakinstituut (in samenwerking met andere sectoren, zoals de schildersector en de afbouwsector) dat de verbetering van arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid in de bedrijfstak bevordert. De stichting Arbouw voert tevens het individugericht pakket preventiezorg uit. Alle werknemers in de bouw hebben recht op het vastgestelde, individugerichte pakket preventiezorg. Aan dit pakket wordt uitvoering gegeven door gecertificeerde arbodiensten die voldoen aan de door de Stichting Arbouw te stellen
43
kwaliteitseisen. Onderdeel van het pakket is een intredekeuring.
Fundeon Stichting Fundeon is een bedrijfstakinstituut dat in opdracht van de sectoren bouw & infra producten en diensten regisseert, ontwikkelt en levert op het terrein van scholing en loopbaanbeleid, met als doel een goede aansluiting tussen arbeidsmarkt en beroepsonderwijs te bewerkstelligen met inbegrip van voldoende loopbaanperspectief. De kosten van deze taken worden jaarlijks gesubsidieerd. SOMA College De stichting SOMA College is de landelijke mbo-vakopleiding voor de infra. Het SOMA College leidt deelnemers op tot machinist grond-, water- en wegenbouw, allround monteur mobiele werktuigen, kaderfunctionaris of straatmaker. Het SOMA College maakt gebruik van praktijklessen met machines op het uitgebreide oefenterrein. De hiermee gepaard gaande kosten kunnen niet met de reguliere bekostiging van het ministerie van OC&W worden gedekt. Deze kosten worden jaarlijks gesubsidieerd. SOMA Bedrijfsopleidingen De stichting SOMA Bedrijfsopleidingen verzorgt een breed scala aan opleidingen en kortdurende cursussen en trainingen voor volwassenen die al enige ervaring in de infrasector hebben. Daar horen ook zgn. niet-kostendekkende opleidingen (of opleidingen voor kleine beroepen) bij, waarvoor een beroep wordt gedaan op het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds. Kennis- en onderzoeksprogramma’s De sector laat jaarlijks onderzoeksprojecten uitvoeren op het gebied van arbeidsvoorwaarden, medezeggenschap, arbeidsmarkt en werkgelegenheid, beroepsonderwijs en scholing, werkmethoden en technieken, arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid en sociale zekerheid in de bouwnijverheid. Onder meer het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB), de Stichting Bouw Research (SBR), het Instituut voor Bouwrecht (IBR), het Nederlands Normalisatie-instituut (NEN-Bouw), de stichting CROW, de stichting CURNET Bouw & Infra en de stichting RR Bouw vragen hiervoor subsidie aan. Werkgevers- en werknemersorganisaties Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid subsidieert ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de bouwnijverheid opleidings- en ontwikkelingsactiviteiten binnen de statutaire bestedingsdoelstellingen van het fonds. Werkgevers en werknemersorganisaties – zoals Bouwend
44
Nederland, FNV Bouw, Vereniging van Waterbouwers, CNV Vakmensen, Aannemersfederatie Nederland/CONGA, Het Zwarte Corps en OBN – vragen hiervoor subsidie aan.
Kaderopleiding Bouw De Kader- en Ondernemersopleiding in de Bouw (KOB) verzorgt opleidingen op het gebied van techniek en management voor met name uta-werknemers. Met ingang van 1 augustus 2011 is via Fundeon Fonds subsidie beschikbaar voor deelnemers en/of hun werkgevers. Project The Skyline is Yours The Skyline is Yours (www.theskylineisyours.nl) is een project ter bevordering van de instroom in beroepen in de bouw nijverheid. Het project liep tot 1 april 2011 en is uitgevoerd door Fundeon. Project BouwTalent BouwTalent (www.bouwtalent.nl) is een project ter bevordering van de instroom van studenten in bouwkundige opleidingen. De implementatie van Bouwtalent, dat bestaat uit dertien regionale stichtingen en een landelijk steunpunt, wordt projectmatig ondersteund. De uitvoering is in handen van de Stichting Implementatie Akkoord van Bergen (SIAB). Het project is geëindigd op 31 december 2011. Overige projecten Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid maakt nog diverse kleinere projecten mogelijk, bijvoorbeeld gericht op instroombevordering en imago van de vakopleiding en het bouwonderwijs of gericht op een specifiek aspect van de vakopleiding. Declaraties De kosten voor het drukken en verzenden van cao-boekjes zijn voor rekening van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds. Daarnaast voldoet het fonds de kosten van de collectieve ongevallenregeling. De collectieve ongevallenregeling voorziet in een vergoeding aan werknemers die bij een ongeval betrokken zijn. De regeling is opgenomen in de CAO Bedrijfstakeigenregelingen 20112015 (Collectieve Ongevallenregeling) en wordt uitgevoerd door Aon Consulting. De regeling palliatief en rouwverlof is per 31 december 2010 reeds beëindigd. De regeling voorzag in de mogelijkheid voor werkgevers om verletvergoedingen te declareren tot een maximum van tien dagen per jaar voor werknemers die verlof
opnemen voor stervensbegeleiding of rouwverlof. In 2011 zijn slechts nog enkele overlopende kosten voldaan. Omdat het bestedingsdoel per 1 juni 2011 is vervallen, zijn deze overlopende kosten genomen bij de exploitatiekosten van het fonds. De verantwoording van genoemde kosten onderscheidt zich van de subsidieverlening, doordat uitbetaling plaatsvindt op basis van facturatie. Dat geldt ook voor de exploitatiekosten (algemene kosten) van het fonds.
45
Kerncijfers
●
De baten
De baten bedroegen in 2011 in totaal 116,4 miljoen euro. Hieronder volgt een overzicht van de ontwikkeling van baten naar herkomst over een reeks van jaren.
2011 Begroot
(Bedragen in duizenden euro’s)
Totaal baten
Premiebijdrage UTA
Premiebijdrage bouwplaats
116.394
20.340
95.292
762
121.991
18.441
100.150
3.400
2010
98.221
16.126
82.799
2009
120.097
16.532
101.900
2008
117.853
16.142
104.583
Bij het bouwplaatspersoneel is sprake van twee verschillende loonsommen: een voor de fondsen A en B, en een afwijkende voor het S-fonds. Deze tweedeling bestaat, omdat de premie S-fonds niet wordt geheven bij 55-plussers die gebruik maken van de vierdaagse werkweek.
Rente en beleggingen
./.
704 1.666
./.
2.872
De beleggingsresultaten blijven door de marktomstandigheden achter bij de begroting. In de rentebaten is 0,5 miljoen euro koerswinst beleggingen begrepen. De rentebate deposito’s en overige rentebaten bedragen 0,5 miljoen euro. De totaal bate valt 5,6 miljoen euro lager uit dan begroot.
Ten laste van het bouwplaatspersoneel leverde het totaal percentage van 3,3455 een bate op van 95,3 miljoen euro. Dit is inclusief de bate S-fonds van 33,5 miljoen euro. Het is 4,9 miljoen euro minder dan begroot. Het premiepercentage ten laste van het uta-personeel bedroeg voor alle deelfondsen tezamen 0,9520. Dit resulteerde in een bate van 20,3 miljoen euro, 1,9 miljoen meer dan begroot. De teruggerekende loonsom bouwplaatspersoneel is 2,9 miljard euro en de loonsom uta-personeel bedraagt 2,1 miljard euro. De loonsom S-fonds is 2,8 miljard euro. De loonsommen bedroegen in 2010 3,0 miljard euro voor bouwplaatspersoneel, 2,1 miljard euro voor uta-personeel en 2,9 miljard euro S-fonds. Een deel van het vermogen is belegd in een beleggingsproduct van Rabobank ter waarde van 110,6 miljoen euro ultimo 2010. Dit product kent een looptijd van tien jaar, een hoofdsomgarantie, de mogelijkheid van een jaarlijks vrij opneembaar bedrag en een faciliteit voor liquiditeitsvoorziening. In 2011 is 22 miljoen euro aan het product onttrokken. De nominale waarde ultimo 2011 bedraagt daardoor 88,6 miljoen euro.
46
De premiepercentages naar draagvlak, dat wil zeggen uta- en bouwplaatspersoneel, en naar deelfonds waren in 2011 als volgt.
●
Premiepercentages 2011 uta
bouwplaats
A- fonds
0,5181
2,0503
B- fonds
0,2339
0,2339
S- fonds
0,2000
1,0613
Totaal
0,9520
3,3455
In 2011 is voor het eerst sprake van een werknemersdeel van de premie S-fonds. Het werknemersdeel bedraagt voor bouwplaatspersoneel en uta-personeel 0,2000%. A-fonds
B-fonds
S-fonds
Hieronder volgt een overzicht van de ontwikkeling van het heffingspercentage over alle deelfondsen tezamen naar draagvlak over een reeks van jaren. ●
A-fonds
B-fonds
S-fonds
Totaal
2011
0,5181
0,2339
0,2000
0,9520
2010
0,7520
-
-
0,7520
2009
0,7520
-
-
0,7520
2008
0,7520
-
-
0,7520
Totaal
● Bouwplaatspersoneel Werkgeversdeel Werknemersdeel Totaal
2,0503
0,2339
0,8613
3,1455
-
-
0,2000
0,2000
2,0503
0,2339
1,0613
3,3455
Uta-personeel Werkgeversdeel Werknemersdeel Totaal
P remiepercentages uta-personeel per deelfonds
P remiepercentages bouwplaatspersoneel per deelfonds A-fonds
B-fonds
2011
2,0503
2010
2,2842
S-fonds
Totaal
0,2339
1,0613
3,3455
-
0,4613
2,7455
0,5181
0,2339
-
0,7520
2009
2,2842
-
0,8613
3,1455
-
-
0,2000
0,2000
2008
2,2842
-
0,8613
3,1455
0,5181
0,2339
0,2000
0,9520
47
●
De lasten
In het jaar 2011 werd voor 135,7 miljoen euro aan subsidies en declaraties verstrekt. De exploitatiekosten, inclusief de kosten voor de premie-inning, van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds, bedroegen 4,0 miljoen euro. Het totaal van de lasten bedroeg 139,7 miljoen euro. Hieronder volgt een overzicht van de ontwikkeling van de bestedingen per bestedingscategorie. (Bedragen in duizenden euro’s)
2011
Begroot
2010
2009
2008
Tegemoetkomingen
43.132
41.700
59.085
57.130
51.638
Opleiding en instroombevordering
21.906
20.684
25.821
22.152
24.238
Scholing en loopbaanbeleid
18.689
40.374
43.231
38.581
20.696
Onderzoek en onderzoeksinstellingen
6.362
6.566
8.263
17.203
11.273
Arbeidsomstandigheden, gezondheid en veiligheid
11.886
13.253
11.792
13.603
13.412
Palliatief en rouwverlof Collectieve ongevallenverzekering Overige uitgaven Totaal
0
0
6.596
6.195
4.911
713
1.500
1.583
1.568
2.498
15.286
16.225
17.708
19.295
20.562
139.659
143.159
169.429
157.843
De uitgaven voor tegemoetkominggelden zijn hoger dan begroot. De verwachte daling van de instroomcijfers in de infra door de maatregelen die zijn genomen om de groeiende instroom van vakvolwassen leerlingen met werkervaring tot staan te brengen, is later gerealiseerd dan verwacht. Bovendien stijgen de uitgaven door het veel hogere slagingspercentage van deze groep ervaren vakvolwassen leerlingen. Pas in het tijdvak 2011-2012 treedt de daling van de instroom in de infra echt op. In de bouw is de daling eerder ingezet en is hij gelijkmatiger. Voor de jaren na 2011 wordt wel een substantieel lagere uitgave tegemoetkomingen verwacht, ook al omdat de tabellen vanaf 1 januari 2011 lager zijn vastgesteld. Op het boekjaar 2011 heeft dat echter nog maar beperkt effect. Onder opleiding en instroombevordering vallen veel projecten en activiteiten. Bij een aantal activiteiten vallen de uitgaven behoorlijk mee, zoals bij de subsidie voor de Kaderopleiding Bouw en het project BouwTalent. Daarentegen zijn de uitgaven voor EVC en Fundeon hoger. Ook zijn er kosten voor Leerling bouwplaatsen, die niet waren begroot. Verder zitten in de realisatie enkele incidentele, niet begrote subsidies (Wegenbouwmuseum, Bouw & Infra museum).
48
147.221
De uitgaven voor scholing en loopbaanbeleid zijn iets lager dan begroot. De veel hogere kosten van het plan Anti Cyclisch Opleiden worden gecompenseerd door de veel lagere uitgaven voor het Loopbaantraject Bouw & Infra en het Scholingsfonds. De hogere kosten voor het plan Anti Cyclisch Opleiden worden onder meer veroorzaakt door verlenging van de projecttermijn. Het project is in maart 2012 definitief beëindigd. De lagere kosten Scholingsfonds worden veroorzaakt door een behoorlijk lager aantal gerealiseerde scholingsdagen in 2011. De uitgaven voor onderzoek en onderzoeksinstellingen zijn vrijwel conform begroting. Op het gebied van arbeidsomstandigheden en gezondheid vallen de uitgaven vooral mee door lagere kosten van de Stichting Arbouw en bedrijfsgezondheidszorg. De totaaluitgaven zijn uiteindelijk vrijwel conform begroting.
●
L asten verdeeld naar declaraties en subsidies
●
De lasten van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds zijn te verdelen in subsidielasten en kosten die worden verantwoord op factuurbasis, declaraties genoemd. (Bedragen in duizenden euro’s)
2011
Declaraties
●
Begroot
2010
4.761
6.503
13.394
Subsidies
134.898
136.656
156.035
Totaal lasten
139.659
143.159
169.429
S pecificatie lasten declaraties naar bestedingsdoelen
(Bedragen in duizenden euro’s)
Druk- en verzendkosten cao Exploitatiekosten Totaal lasten
De subsidielasten 2011 zijn in de tabel op pagina 50 gespecificeerd naar subsidieontvanger, project en de bestedingsdoelen (kolom A, B en C). De lasten van de projecten zijn gespecificeerd in de lasten die in voorgaande jaarrekeningen genomen zijn t/m 2010 (kolom H) en de lasten in deze jaarrekening (kolom I). Kolom I sluit aan bij de staat van baten en lasten over 2011. In kolom G staat de totaal in de jaarrekeningen t/m 2011 ingeschatte last per project. Deze totaallast is gesplitst in de reeds met gespecificeerde verantwoordingen voorzien van controleverklaringen verantwoorde last in voorgaande jaarrekeningen (kolom D), bij deze jaarrekening behorende verantwoordingen (kolom E) en de resterende ingeschatte en nog te verantwoorden last in toekomstige jaarrekeningen (kolom F). Alle bedragen in de tabel zijn in duizenden euro’s. Subsidies over oudere jaren zijn toegezegd en worden verantwoord op basis van de oude nummering en indeling van de bestedingsdoelen. In onderstaande tabel wordt uitgegaan van de nieuwe indeling en nummering vanaf 2011.
De declaratielasten van het O&O-fonds zijn als volgt gespecificeerd.
Regeling Collectieve Ongevallen
S pecificatie lasten subsidies naar bestedingsdoelen en verantwoordingen
Bestedingsdoel
2011
A-8
713
A-7
85
Alle doelen
3.963 4.761
De exploitatiekosten van het O&O-fonds worden naar rato van de lasten exclusief exploitatiekosten per bestedingsdoel verdeeld over de bestedingsdoelen.
De projecten RR Bouw 1066, 1067 en 1068 zijn toegezegd en verantwoord onder het oude bestedingsdoel B-5. In de nieuwe indeling is dat bestedingsdoel A-6. RR Bouw project 1053 is toegezegd en verantwoord onder de oude bestedingsdoelen B-9, B-10 en B-13. Deze bestedingsdoelen zijn in 2011 niet meer opgenomen in het A-fonds. De geringe vrijval op grond van de afrekening in 2011 is toegerekend aan bestedingsdoel A-6. Fundeon Fonds verantwoordt de tegemoetkomingen tot instroomtijdvak 2011/2012 ten laste van bestedingsdoel A-1. Vanaf 2011 worden de tegemoetkomingslasten echter verdeeld over het A-fonds (bestedingsdoel A-1) en het S-fonds (bestedingsdoel S-4). Beide doelstellingen zijn aan elkaar gelijk. Aan A-1 worden de tegemoetkomingen niveau 2 toegerekend, aan S-4 de tegemoetkomingen niveau 3.
49
Kolom A
Kolom B
Kolom C
Naam ontvanger
Omschrijving
Bestedingsdoel
Kolom D
Kolom E
Verantwoording Verantwoording t/m 2010 2011
Nr.
Kolom F
Kolom G
Kolom H
Kolom I
Schatting verplichtingen
Totale last
Lasten t/m 2010
Lasten in 2011
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Bouw 2006/2007
A-1
27.831
273
1
./. 2.448
25.655
28.131 ./. 2.475
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Bouw 2007/2008
A-1
32.700
1.338
2
140
34.177
34.685 ./. 507
3
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Bouw 2008/2009
A-1
-
31.183
557
31.740
32.829 ./. 1.089
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Bouw 2009/2010
A-1
-
-
25.356
25.356
18.910 6.447
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Bouw 2010/2011
A-1
-
-
15.721
15.721
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Bouw 2011/2012
A-1
-
-
3.723
3.723
- 3.723
Fundeon Fonds
Tegem. Externe Opleidingen Bouw 2011
A-1
-
314
4
-
314
- 314
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Infra 2006/2007
A-1
-
16.972
5
-
16.972
17.902 ./. 930
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Infra 2007/2008
A-1
-
-
22.483
22.483
22.434 49
4.580
11.141
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Infra 2008/2009
A-1
-
-
38.176
38.176
36.758 1.418
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Infra 2009/2010
A-1
-
-
32.344
32.344
21.063 11.281
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Infra 2010/2011
A-1
-
-
16.204
16.204
4.453 11.751
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Infra 2011/2012
A-1
-
-
1.425
1.425
- 1.425
Fundeon Fonds
Tegem. Externe Opleidingen Infra 2011
A-1
-
13
6
-
13
13
Fundeon Fonds
Tegem. Scholing Werkenden 2011
A-1
-
28
7
-
28
- 28
8
Fundeon Fonds
Voorschakeltraject 2009/2010
A-2
-
241
-
241
240 1
Fundeon Fonds
Voorschakeltraject 2010/2011
A-2
-
-
187
187
54 133
Fundeon Fonds
Diagnostische toets 2009/2010/2011
A-2
-
-
109
109
96 13
Fundeon Fonds
Bouwplaatsassistent 2009/2010
A-2
-
325
-
325
400 ./. 75
9
Fundeon Fonds
Bouwplaatsassistent 2010/2011
A-2
-
-
304
304
Fundeon Fonds
Werkgelegenheidsbevordering 2011
A-2
-
-
105
105
340 ./.
36
- 105
Fundeon Fonds
Leerlingbouwplaatsen 2010/2011
A-2
-
-
738
738
Fundeon
Fundeon 2011
A-2
-
13.184
10
3.213
16.397
321 417
Fundeon
Extra subsidie 2011
A-2
-
122
11
-
122
134 ./. 12
3.005
13.392
Fundeon
Platform vmbo bouwtechniek 2011
A-2
-
110
12
-
110
- 110
Fundeon
Restauratieopleidingen Nederland 2011
A-2
-
195
13
-
195
- 195
Fundeon
Subsidie Doelgroepen 2011
A-2
-
-
400
400
- 400
Fundeon
Pilot uitzenden & opleiden
A-2
-
-
100
100
Fundeon
Loopbaantraject Bouw & Infra 2011
S-3
- 10.870
14
-
10.870
- 10.870
Fundeon
Project Anti Cyclisch Opleiden – org. kosten
S-3
-
799
15
-
799
- 799
Fundeon
Project Anti Cyclisch Opleiden – projectkosten
S-3
-
38.006
16
./. 5.752
32.255
18.079 14.176
-
100
Fundeon
Erkenning verworven competenties 2011
S-3
-
1.268
17
-
1.268
SOMA College
SOMA College 2011
A-2
-
4.399
18
632
5.031
858 4.173
SOMA Bedrijfsopleiding
SOMA Bedrijfsopleidingen 2011
-
595
19
-
595
- 595
A-4, S-1
-
1.268
SIAB
Project BouwTalent
A-2
-
1.845
20
-
1.845
1.088
SIAB
Project Uitwerking Akkoord van Bergen
A-2
-
383
21
-
383
288 95
RTCA
Project Allochtonenonderzoek
A-3
-
-
436
436
395 41
St. Wegenbouwmuseum
Project Wegenbouw-museum 2011
A-3
-
258
-
258
- 258
St. Promotie & Techniek
Project Bouw & Infra Museum
A-2
-
-
250
250
- 250
-
2.513
-
2.513
1.375
1.375
978
397
SBR
SBR 2011
A-2, A-4
-
2.513
SBR
Project Bouw op kennis (Wizer)
A-2, A-4
-
-
50
22
23
757
Kolom A
Kolom B
Kolom C
Naam ontvanger
Omschrijving
Bestedingsdoel
Kolom D
Kolom E
Verantwoording Verantwoording t/m 2010 2011
Nr.
SBR
Project Meer met Minder
A-4
-
-
IBR
IBR 2011
A-4
-
195
24
Kolom F
Kolom G
Kolom H
Kolom I
Schatting verplichtingen
Totale last
Lasten t/m 2010
Lasten in 2011
750
750
540
210
-
195
-
195
1.630
11.372
Arbouw
Arbouw 2011
A-5
-
11.597
25
1.404
13.002
Arbouw
Werkdrukvoorziening UTA 2011
A-5
-
514
26
-
514
- 514
Arbouw
Project Veiligheidsindicator
A-5
-
-
166
166
EIB
EIB 2011
A-6
-
1.502
27
166
1.668
166 132
1.536
-
CROW
CROW 2011
A-6
-
474
28
-
474
-
474
CURNET
CURNET 2011
A-6
-
457
29
-
457
-
457
NEN Bouw
NEN Bouw 2011
A-6
-
341
30
-
341
-
341
RR Bouw
Project 1053 2006-2009
A-6
-
49
31
-
49
RR Bouw
Project 1062 2009-2012
A-6
-
RR Bouw
Project 1063 2009-2012
A-6
-
55 ./. 6
275
275
275
-
-
72
72
72
-
RR Bouw
Project 1064 2010-2012
A-6
-
-
159
159
159
-
RR Bouw
Project 1065 2010-2012
A-6
-
-
40
40
40
-
RR Bouw
Project 1066 2010-2012
A-6
-
21
-
21
32
36 ./. 15
RR Bouw
Project 1067 2010-2012
A-6
-
61
33
-
61
61
-
RR Bouw
Project 1068 2010-2012
A-6
-
50
34
-
50
50
-
RR Bouw
Project 1069 2011-2014
A-6
-
-
180
180
-
180
RR Bouw
Project 1070 2011-2014
A-6
-
-
80
80
-
80
Bouwend Nederland Bouwend Nederland
Bouwend Nederland 2011
B-1, B-2, B-4 t/m B-11
-
4.843
35
-
Kaderopleiding Bouw 2011
A-2
-
268
36
-
268
268 - 24 17
4.843 4.843 -
Bouwend Nederland
Project Pilots in de Bouw
A-6
-
-
41
41
AFNL/CONGA
AFNL/CONGA 2011
B-6
-
613
37
-
613
OBN
OBN 2011
B-1 t/m B-8, B-10
- 65
38
-
65
- 65
Vereniging van Waterbouwers
Vereniging van Waterbouwers 2011
B-1 t/m B-5, B-7 t/m B-9
- 31
39
-
31
31 -
CNV Vakmensen CNV Vakmensen 2011
B-2 t/m B-12
-
1.397
40
- 1.397
- 1.397
FNV Bouw
FNV Bouw 2011
B-1, B-2, B-4 t/m B-8, B-10, B-12
-
4.190
41
-
4.190
- 4.190
Het Zwarte Corps
Het Zwarte Corps 2011
-
83
42
-
83
- 83
Scholingsfonds
Scholingsfonds 2011
-
14.529
43
-
14.529
-
14.529
60.530
166.516
159.112
386.158
251.260
134.898
Totalen
B-7, B-10 S-2
-
613
51
●
Toelichting op de subsidieverantwoordingen
Subsidieregelingen Fundeon Fonds Fundeon Fonds voert een aantal subsidieregelingen uit ten behoeve van de beroepsopleidingen in de bouwnijverheid. De uitbetaalde subsidies worden door Fundeon Fonds per tijdvak verantwoord. Elk tijdvak wordt door het O&O-fonds geadministreerd als individueel project en door Fundeon Fonds afzonderlijk verantwoord middels een gespecificeerde verantwoording voorzien van een controleverklaring. Doordat de subsidie uit hoofde van de Regeling Tegemoet komingen afhankelijk is van het aantal ingestroomde, afgevallen en gediplomeerde leerling-werknemers in een opleidingstijdvak, is er een lange doorlooptijd van de subsidieverantwoording. Met verantwoorden wordt gewacht tot het grootste deel van de ingestroomde leerling-werknemers de opleiding weer heeft verlaten. Hierdoor vindt de verantwoording van de Tegemoetkomingen instroomtijdvak 2006/2007 pas definitief plaats in 2011. Bij de Tegemoetkomingen Bouw zijn dan in de twee voorgaande boekjaren wel tussentijdse en gecontroleerde verantwoordingen ontvangen, bij de Tegemoetkomingen Infra is dit niet het geval. De lasten van een instroomtijdvak worden in de jaarrekening naar rato verdeeld over de nominale opleidingsduur van de
opleiding (twee jaar). In 2011 wordt van het instroomtijdvak 2009/2010 25 procent van de totaal ingeschatte subsidie lasten in de jaarrekening als last genomen. Van instroomtijdvak 2010/2011 is dat 50 procent en van instroomtijdvak 2011/2012 is dat weer 25 procent. De lasten in de jaarrekening worden jaarlijks gecorrigeerd met de actuele verwachting op basis van tussentijdse rapportages van Fundeon Fonds over instroom aantallen, leeftijden en slagingspercentages. Overige meerjarige projecten Een aantal subsidies heeft betrekking op meerjarige projecten. Door het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds worden de kosten toegerekend aan de looptijd van het meerjarige project op basis van de toegekende subsidie. Afwijkingen van de toekenning worden verwerkt zodra deze blijken uit tussentijdse rapportages of in het jaar waarin de eindverantwoording plaatsvindt. Meerjarige projecten worden door de subsidie ontvanger verantwoord na afloop van de looptijd van het project. In onderstaande tabel een overzicht van de meerjarige projecten en het verwachte boekjaar waarin de verantwoording zal worden ontvangen. De looptijd van de projecten Meer met minder en Bouw op kennis is door het bestuur verlengd tot eind 2012. Dat geldt ook voor het project Allochtonenonderzoek en de projecten van RR Bouw 1062, 1063 en 1065.
Ontvanger
Project
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Bouw 2007/2008
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Bouw 2008/2009
2013
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Bouw 2009/2010
2014
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Bouw 2010/2011
2015
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Bouw 2011/2012
2016
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Infra 2007/2008
2012
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Infra 2008/2009
2013
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Infra 2009/2010
2014
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Infra 2010/2011
2015
Fundeon Fonds
Tegemoetkomingen Infra 2011/2012
2016
Fundeon Fonds
Leerlingbouwplaatsen 2010/2011
2012
Fundeon Fonds
Voorschakeltraject 2010/2011
2012
Fundeon Fonds
Diagnostische Toets 2009/2010
2012
Fundeon Fonds
Diagnostische Toets 2010/2011
2012
Fundeon Fonds
Bouwplaatsassistent 2010/2011
2012
Fundeon Fonds
Werkgelegenheidsbevordering 2011
2012
Fundeon Fonds
Subsidie Doelgroepen 2011
2012
Fundeon Fonds
Pilot Uitzenden & Opleiden
2013
52
Verantwoording in boekjaar 2012
●
Ontvanger
Project
Verantwoording in boekjaar
Stichting Arbouw
Veiligheidsindicator
2012
SBR
Meer met minder
2012
SBR
Bouw op kennis (Wizer)
2012
RTCA
Allochtonenonderzoek
2012
RR Bouw
Project 1062
2012
RR Bouw
Project 1063
2012
RR Bouw
Project 1064
2012
RR Bouw
Project 1065
2012
RR Bouw
Project 1069
2012
RR Bouw
Project 1070
2012
Bouwend Nederland
Project Pilots in de Bouw
2012
Stichting Promotie & Techniek
Museum Bouw & Infra
2012
De omvang van het fonds
Resultaat Het saldo van baten en lasten over 2011 van alle fondsen gezamenlijk bedroeg 27,5 miljoen euro negatief. Hieronder volgt een overzicht van de ontwikkeling van het resultaat over een reeks van jaren. (Bedragen in duizenden euro’s)
Totaal baten
2011
Resultaat
Totaal lasten
Subsidies en declaraties
Exploitatiekosten
116.394
./.
23.265
139.659
135.696
3.963
121.991
./.
21.168
143.159
138.356
4.803
2010
98.221
./.
71.208
169.429
164.534
4.895
2009
120.097
./.
37.746
157.843
153.122
4.721
2008
117.853
./.
29.369
147.221
143.123
4.098
Begroot
De hogere uitgaven zorgen in combinatie met de tegenvallende baten, voor een resultaat dat 2,1 miljoen euro lager is dan begroot.
53
Vermogen Het vermogen is ultimo 2011 teruggelopen naar 64,2 miljoen euro. Hieronder volgt een overzicht van de omvang per deelfonds ultimo 2011. (Bedragen in duizenden euro’s)
2011
Totaal
A-fonds
B-fonds
S-fonds
64.181
32.840
538
30.803
Het vermogen van het S-fonds is inclusief een vermogensstorting van 16,8 miljoen euro van het Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid in 2010. De subsidiering van het Loopbaantraject Bouw & Infra komt vanaf 1 januari 2011 in zijn geheel voor rekening van het S-fonds van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid. Ter dekking van deze kosten in de eerste jaren is ultimo 2010 16,8 miljoen euro overgedragen van het Aanvullingsfonds naar het Opleidingsen Ontwikkelingsfonds. In procenten van de uitgaven over het boekjaar daalde de omvang van het totaal van de deelfondsen van 52 procent per ultimo 2010 naar 46 procent per ultimo 2011. De ontwikkeling van de omvang van het totaal van alle fondsen over de afgelopen jaren in euro’s en in procenten van de uitgaven van het afgelopen boekjaar was als volgt: (Bedragen in duizenden euro’s)
Omvang van de deelfondsen
Lasten
Omvang van de fondsen (in %)
2011
64.181
139.659
46
2010
87.445
169.429
52
2009
141.853
157.843
90
2008
179.598
147.221
122
54
Premiebeleid
●
Premie en bestemmingsfondsen
De uitgaven van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds moeten passen binnen de statutaire doelstellingen van het fonds. Bestedingen worden daarom per deelfonds begroot en uiteindelijk per doelstelling verantwoord. Het bestuur van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds stelt de premie vast en de verdeling daarvan over de deelfondsen op basis van de per deelfonds begrote uitgaven en de verwachte inkomsten van de beleggingen. Het uitgangspunt is bij premievaststelling dat een stijging of daling van de premie binnen een bandbreedte van tien procent blijft. Overschotten en/of tekorten in enig jaar worden ten gunste respectievelijk ten laste gebracht van het vermogen. Het premiepercentage en de verdeling daarvan wordt jaarlijks door het bestuur van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds vastgesteld en vervolgens ter goedkeuring voorgelegd aan Bouwend Nederland, FNV Bouw en CNV Vakmensen.
55
Uitvoering
●
Subsidieverstrekking en -verantwoording
Het bestuur van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds beslist over de toekenning van subsidie en ziet toe op de verantwoording van subsidiegelden. De verantwoording van verstrekte subsidie moet plaatsvinden binnen de kaders van de eigen statuten en reglementen en het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring cao-bepalingen (Toetsingskader AVV) van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dit Toetsingskader AVV bepaalt onder meer dat het Opleidingsen Ontwikkelingsfonds haar doelen moet omschrijven en dat er een limitatieve omschrijving moet zijn van de bestedingsdoelen en activiteiten welke door het fonds mogen worden gefinancierd. De statuten en het Toetsingskader AVV bepalen ook dat subsidieontvangende instellingen een begroting en verantwoording moeten indienen, welke zijn gespecificeerd overeenkomstig de bestedingsdoelen van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid. Tenslotte is een belangrijke eis dat de subsidieverantwoordingen moeten zijn voorzien van een controleverklaring, afgegeven door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid, waaruit blijkt dat de subsidie is aangewend conform de statutaire bestedingsdoelen van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds. In de jaarrekening wordt de verdeling van lasten naar bestedingsdoelen gespecificeerd. De eisen omtrent aanvraag en verantwoording van subsidiegelden zijn door het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds vastgelegd in de Leidraad Administratieve Voorwaarden respectievelijk de Leidraad Administratieve Voorwaarden inzake het B-fonds. Deze zijn in november 2011 op grond van de laatste inzichten aangepast. Onderdeel van deze eisen is een door het bestuur vastgesteld controleprotocol. De gangbare werkwijze is dat het bestuur besluit over een toezegging van subsidie op basis van een subsidieaanvraag die aan de eisen conform de Leidraad Administratieve Voorwaarden voldoet. Op basis van deze toezegging ontvangt de subsidieontvanger voorschotbetalingen. Standaard is daarbij een maximale bevoorschotting van 80% van het toegezegde subsidiebedrag. De subsidie wordt pas definitief betaalbaar gesteld na ontvangst en goedkeuring door het bestuur van een gespecificeerde verantwoording voorzien van een controleverklaring. Op basis van deze verantwoording vindt de definitieve eindafrekening en –betaling plaats.
56
Het jaarverslag, de jaarrekening, de controleverklaring en de verantwoordingen liggen vanaf 1 juli 2012 ter inzage bij het Technisch Bureau Bouwnijverheid te Harderwijk én bij de Directie UAW van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dit jaarverslag is vanaf 1 oktober 2012 digitaal beschikbaar via www.tbbouw.nl.
Begroting 2012 (Bedragen in duizenden euro’s)
BATEN
2012
Bijdrage ingevolge cao A-fonds
71.079
B-fonds
11.644
S-fonds
33.917 116.640 1.000
Rente- en beleggingsopbrengsten
117.640
Totaal baten
LASTEN
2012
Subsidies ten laste van A-fonds
67.814
B-fonds
11.222
S-fonds
45.809 124.845
Algemene kosten
4.803
Saldo naar de fondsen A-fonds
1.135
B-fonds
./.
S-fonds
./.
10 13.133 ./.
Totaal lasten
12.008 117.640
57
58
Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid Jaarrekening 2011
59
Balans per 31 december 2011 Na resultaatbestemming (bedragen in duizenden euro’s)
ACTIVA
2011
2010
90.236
112.246
451
451
Vaste Activa
Beleggingen Beleggingen Overige leningen Vlottende activa
Vorderingen Rekening-courant Cordares Rente van beleggingen Premiebijdragen
1.554
3.169 96
51
10.377
8.728
Liquide middelen Totaal activa
PASSIVA
Stichtingskapitaal
13.642
10.333
24.732
35.626
129.061
158.656
2011
2010
1
1
Omvang van de fondsen A-fonds
32.840
B-fonds
538
36.188 -
S-fonds
30.803
51.257 87.445
64.181 Kortlopende schulden Nog te betalen subsidies en declaraties Overige schulden en overlopende passiva
Totaal passiva
60
64.158
70.683
721
527 64.879
71.210
129.061
158.656
Staat van baten en lasten over 2011 (Bedragen in duizenden euro’s)
Baten
2011 Realisatie
2011 Begroting
2010 Realisatie
Bijdrage ingevolge cao A-fonds
70.338
72.201
B-fonds
11.759
11.623
85.484 -
S-fonds
33.535
34.767
13.441 118.591
115.632
98.925
Rentebaten Beleggingsopbrengsten
538
3.400
Overige rentebaten
224
-
Totaal baten
Lasten
./.
840 136
762
3.400
./.
704
116.394
121.991
98.221
2011 Realisatie
2011 Begroting
2010 Realisatie
Subsidies ten laste van A-fonds
72.362
73.178
B-fonds
11.222
11.222
-
S-fonds
52.112
53.956
38.581
Algemene kosten
125.953
135.696
138.356
164.534
3.963
4.803
4.895
Saldo naar de fondsen A-fonds
./.
B-fonds S-fonds
./.
3.349
./. 1.938
538
11
20.454
./. 19.241 ./.
Totaal lasten
./.
43.620
./.
27.589
0
23.265
./. 21.168
./. 71.208
116.394
121.991
98.221
61
Kasstroomoverzicht over 2011 (Bedragen in duizenden euro’s)
2011
2010
Kasstroom uit regelingen Bijdragen bouwplaatspersoneel
94.010
Bijdragen uta-personeel
19.973
Betaalde subsidie, declaraties en algemene kosten
./.
84.199 16.195 ./.
145.990
Kasstroom uit regelingen
./.
148.496 ./.
32.007
48.102
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Overige rentebaten Verkoop beleggingsproduct/leningen
180
152
22.548
52.556
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
52.708
22.728
Kasstroom uit financieringsactiviteiten Vermogensstorting
Mutatie liquide middelen
16.800
0
./.
Liquide middelen primo Mutatie liquide middelen Liquide middelen ultimo
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. De liquide middelen in het overzicht betreffen de rekening-courant verhoudingen met Cordares, het saldo van de bankrekeningen bij de Rabobank en ABN AMRO alsmede depositorekeningen bij Rabobank en ABN AMRO.
62
./.
0
16.800
9.279
21.406
37.179
15.773
9.279
21.406
27.900
37.179
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
●
Grondslagen voor de jaarrekening
Voor zover niet anders aangegeven zijn de posten op de balans gewaardeerd tegen nominale waarde. Het beleggingsproduct van Rabobank wordt gewaardeerd op marktwaarde. Indien de waarde van de onderliggende beleggingen binnen het product daalt tot onder de garantiewaarde, zal de garantiewaarde als marktwaarde worden gehanteerd. Baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben en de belegging- en rentebaten zijn naar rato van de omvang over de fondsen verdeeld. Om vergelijking met oude jaren mogelijk te maken zijn in het jaarverslag en de jaarrekening de oude jaren omgerekend naar de nieuwe indeling. De premies, baten, lasten en vermogens in de jaren tot 2011 van de deelfondsen A t/m D zijn hiervoor opgeteld en toegerekend aan het nieuwe A-fonds. De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 ‘Organisaties zonder winststreven’.
63
Toelichting op de balans per 31 december 2011 (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
●
Activa
Beleggingen Het bestuur heeft in 2008 een deel van het vermogen belegd in een Rabo Multi Strategy Note ter waarde van oorspronkelijk 160 miljoen euro. De doelstelling is het behalen van een duurzaam hoger rendement boven depositorente gedurende een periode van tien jaar. Het product kent een looptijd van tien jaar, een hoofdsomgarantie, de mogelijkheid van een jaarlijks vrij opneembaar bedrag, een voorwaardelijke couponbetaling, een ‘lock-in’ instrument en een faciliteit voor liquiditeits voorziening. De garantiewaarde van de Rabo Multi Strategy Note wordt na afloop van de gehele looptijd gegarandeerd. Bij elke 5 procent stijging van de waarde van de Rabo Multi Strategy Note vindt een ‘lock-in’ plaats. De waarde van de hoofdsomgarantie wordt dan met 5 procent verhoogd. In 2011 heeft geen ‘lock-in’ plaatsgevonden. Er is een jaarlijkse couponbetaling van 2 procent of meer indien de waardeontwikkeling dat toestaat. In 2011 heeft geen couponbetaling plaatsgevonden.
Het rendement van het beleggingsproduct bedroeg in 2011 0,6 procent, zijnde het waardeverschil ten opzichte van de waarde ultimo 2010, gecorrigeerd voor de onttrekking. Overige leningen Dit betreft een renteloze lening voor onbepaalde tijd aan het Technisch Bureau Bouwnijverheid. Vorderingen
Rekening-courant Cordares
2011
2010
3.169
1.554
96
51
Premiebijdragen uta-personeel
1.652
1.285
Premiebijdragen bouwplaatspersoneel
8.725
7.442
13.642
10.333
2011
2010
Rente lopende rekeningen en deposito’s
Totaal
Liquide middelen De Rabo Multi Strategy Note heeft van oorsprong drie deelstrategieën: een Credit strategy, een Commodity strategy en een Funds-to-Funds strategy. In elke deelstrategie werd een derde deel van de hoofdsom belegd. In 2011 is besloten om de strategie te wijzigen. De Credit strategy en de Funds-toFunds strategy zijn afgebouwd ten gunste van de nieuwe Risk Adjusted Equity strategy. In elke deelstrategie wordt de heflt van de hoofdsom belegd. De ‘Rabo Commodity Alpha’ beleggingsstrategie wordt gemanaged door Rabobank. Het betreft vooral de handel in futures van vijf grondstoffen: olie, gas, tarwe, koper en suiker. De Risk Adjusted Equity strategy wordt eveneens gemanaged door Rabobank. Het betreft investeringen in een mandje liquide Europese aandelen (Eurostoxx). Jaarlijks is 15 procent van de waarde van de Rabo Multi Strategy Note kosteloos opneembaar. Het bestuur besluit in februari van elk jaar over het op te nemen bedrag. In mei 2011 is 22,5 miljoen euro aan de belegging onttrokken ter dekking van de liquiditeitsbehoefte. In 2010 werd reeds 50 miljoen euro onttrokken. De garantiewaarde bedraagt daardoor ultimo 2011 88,6 miljoen euro. De geldmarktfaciliteit heeft een omvang van maximaal 80 miljoen euro, het overeengekomen rentepercentage bedraagt Eonia plus 8 basispunten.
64
Depositorekeningen
7.300
10.000
Lopende rekeningen
17.432
25.626
24.732
35.626
Totaal
De post depositorekeningen betreft een depositorekening van ABN AMRO. De lopende rekeningen zijn drie rekeningen bij Rabobank en ABN AMRO.
●
Passiva
Verloop van de fondsen in 2011
Saldo per 31 december 2010
Totaal
A-fonds
B-fonds
S-fonds
87.445
36.188
0
51.257
762
316
0
446
115.632
70.338
11.759
33.535
74.002
11.222
3.349
538
32.840
538
Beleggingsbaten 2011 naar fondsen Bijdrage bouw en uta 2011 Lasten 2011 naar fondsen Resultaat 2011
139.659 ./.
23.265
Saldo per 31 december 2011
64.181
./.
54.435 ./.
20.454 30.803
De lang beschikbare middelen van de deelfondsen worden belegd in een beleggingsproduct van Rabobank. De beleggings- en rentebaten zijn naar rato van de omvang van de fondsen aan het begin van het jaar over de fondsen verdeeld. De oude deelfondsen A t/m D zijn op 1 januari 2011 samen gevoegd tot het A-fonds. Het vermogen van het A-fonds bedraagt op 1 januari 2011 36,2 miljoen euro. Het vermogen van het S-fonds wijzigt niet en bedraagt 51,3 miljoen euro. Het nieuwe B-fonds heeft bij de start geen vermogen. Medio 2012 worden besluiten verwacht inzake een nieuwe, meer onafhankelijke positie ten opzichte van de bedrijfstak van het Economisch Instituut voor de Bouw. Verwacht wordt dat in dat geval de vermogensoverdracht die in het verleden is gedaan door het Economisch Instituut voor de Bouw aan het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid (gecorrigeerd voor inflatie) ongedaan zal worden gemaakt. Dat zal in 2012 leiden tot een vermogensonttrekking aan het A-fonds.
65
Kortlopende schulden 2011
2010
Inzake A-fonds
41.658
70.533
Inzake B-fonds
2.621
0
Inzake S-fonds
19.879
150
Tussentelling
64.158
70.683
721
527
0
0
64.879
71.210
Nog te betalen subsidies en declaraties
Algemene kosten Overige Totaal te betalen
Niet in de balans opgenomen verplichtingen Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds staat tot 2040 borg tot een bedrag van 4,3 miljoen euro inzake een door de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid aan Bouw & Infra Park bv verstrekte hypothecaire geldlening. Ten name van de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwsector en de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Infrasector zijn garanties afgegeven in het kader van aangevraagde en beschikte ESF-subsidies. De maximale subsidie bedraagt 8,0 miljoen euro.
66
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2011 (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
●
Baten
Bijdragen ingevolge cao 2011 Realisatie
2011 Begroting
2010 Realisatie
uta
bouw
uta
bouw
uta
bouw 69.358
Ten gunste van A-fonds
11.071
59.267
10.036
62.165
16.126
B-fonds
4.998
6.761
4.531
7.092
-
-
S-fonds
4.270
29.265
3.874
30.893
-
13.441
20.339
95.293
18.441
100.150
16.126
82.799
Totaal
De premiebijdrage van bedrijven ingevolge de BTER-cao worden geïncasseerd door Cordares. De premiebijdragen worden verantwoord in het jaar waarop de heffing betrekking heeft. Het S-fonds kent voor het bouwplaatspersoneel een andere loonsom dan de overige deelfondsen. Dit komt doordat voor werknemers die gebruik maken van de vierdaagse werkweek geen premie is verschuldigd. De verdeling van de bijdragen over de deelfondsen A, B en S vindt plaats in de verhouding van de voor elk jaar vastgestelde verdeling per deelfonds. Rente- en beleggingen 2011
2010
Indirecte beleggingsopbrengsten
538
./. 840
Deposito’s
163
136
Rekening-courant Cordares Overige rentebaten Correctie voorgaande jaren Totaal
./.
264
16
48
./. 16
251
0
762
./.
704
De indirecte beleggingsopbrengst betreft het koersresultaat van het beleggingsproduct van de Rabobank.
67
●
Lasten
Verdeling lasten naar fondsen en bestedingsdoelen
A-fonds
A-1
33.177
A-2
21.155
A-3
306
A-4
3.252
A-5
12.147
A-6
3.132
A-7
87
A-8
746
Totaal B-fonds
B-1
114
B-2
754
B-3
71
B-4
224
B-5
1.315
B-6
1.074
B-7
4.123
B-8
387
B-9
601
B-10
1.718
B-11
697
B-12
144
B-13
0
Totaal S-fonds
S-1
328
S-2
15.162
S-3
28.339
S-4
10.606
Totaal Totaal besteed
De vergelijking van lasten bestedingsdoelen tussen 2011 en 2010 is door de wijzigingen per 1 januari 2011 niet goed mogelijk. De vergelijking met 2010 is daardoor uitsluitend naar fondsen gemaakt.
68
2011
2010
74.002
128.221
11.222
0
55.435
41.207
139.659
169.428
De administratie van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds, alsmede het secretariaat, wordt gevoerd door het Technisch Bureau Bouwnijverheid. Het Technisch Bureau Bouwnijverheid is onder rechtstreeks toezicht van het bestuur ook verantwoordelijk voor de beleggingen.
●
Ondertekening van de jaarrekening
Harderwijk, 19 juni 2012 Namens het bestuur, N.J. van Til M.B. van Veldhuizen
69
Overige gegevens
●
C ontroleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: Het bestuur van Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid
Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening van Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid te Harderwijk gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de winsten-verliesrekening over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de entiteit is verantwoordelijk voor het opstellen van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 “Organisaties zonder winststreven”. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opstellen van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opstellen van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking
70
te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 “Organisaties zonder winststreven”.
Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties
●
Voorts zijn wij van oordeel dat de in de jaarrekening weergegeven uitsplitsing van de lasten naar bestedingsdoelen juist is en aansluit bij de statuten en reglementen van het fonds, in overeenstemming met de relevante bepalingen van het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring cao- bepalingen.
Den Haag, 25 juni 2012 BDO Audit & Assurance B.V. namens deze, w.g J.J. Herst RA
Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid Jaarverslag over het boekjaar 2011
71
Inhoudsopgave
Jaarverslag 2011 Voorwoord Doelstelling van het fonds Kerncijfers Premiebeleid Uitvoering van de regelingen Gegevens over het verslagjaar Communicatie
73 74 75 76 77 81 85
Jaarrekening 2011 Balans per 31 december 2011 Staat van baten en lasten over 2011 Kasstroomoverzicht over 2011 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Toelichting op de balans per 31 december 2011 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2011
88 89 90 91 92 94
Overige gegevens Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten
96 96
72
Voorwoord Bijblijven met ontwikkelingen Duurzaamheid vraagt om ontwikkeling en innovatie. In de bouwnijverheid gaat het dan onder meer om nieuwe technieken, nieuwe materialen en nieuwe processen. Het belang van scholing is daarom groot in de bedrijfstak. Werkgevers worden dan ook gestimuleerd om binnen hun ondernemingen een opleidings- en scholingsbeleid te voeren. Hierbij kan het gaan om beperkte bijscholing of zelfs hele opleidingen. De financiële crisis speelt de bedrijfstak momenteel parten. Maar juist in tijden van crisis is scholing erg belangrijk. De ontwikkeling van techniek houdt immers niet op als er minder gebouwd kan worden. Zodra de economie weer aantrekt, heeft de bedrijfstak weer mensen nodig. De vergrijzing zal de vraag naar nieuwe mensen zelfs vergroten. Er zullen dus nieuwe vakmensen moeten klaarstaan. Dat geldt voor oudere werknemers die door middel van kennisvergroting en -verbreding breder inzetbaar zijn. En voor jongere werknemers die zich hun vak nog helemaal moeten eigenmaken. Beiden worden op de toekomst voorbereid. Net als de bedrijfstak zelf.
Het bestuur van de Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid is onderdeel van het cluster van besturen bedrijfstakeigen regelingen (clusterbestuur BTER).
Doelstelling van het fonds
Het Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid bestaat sinds 1988 en is uitvoerder van de bedrijfstakeigen regeling voor de stimulering van scholing van bouwplaatsmedewerkers. De regeling is opgenomen in artikel 61a van de CAO voor de Bouwnijverheid. Volgens dit cao-artikel hebben werkgevers de taak in hun onderneming een opleidings- en scholingsbeleid te voeren. Elk jaar moeten werkgevers een scholingsplan maken, waarin zij rekening houden met de scholingswensen van hun werknemers.
●
Statutaire doelstelling
De statutaire doelstelling van de stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid luidt (artikel 3): De stichting heeft ten doel: 1. uitvoering te geven aan de vergoedingsregeling voor de vergoeding van verlet-, cursus- en reiskosten aan de werkgever wiens werknemer deelneemt aan de scholingsactiviteiten als bedoeld in artikel 61a van de CAO voor de Bouwnijverheid; 2. uitvoering te geven aan de erkenningsregeling voor opleidingsinstituten die scholing aanbieden waarvoor de vergoedingsregeling van toepassing is; 3. uitvoering te geven aan de scholingsactiviteiten ten behoeve van werknemers gericht op het bevorderen van goede werking van de arbeidsmarkt in de sector en van activiteiten die de employability van werknemers in de sector verhogen. Bij de ontwikkeling van een scholingsplan kunnen werkgevers advies inwinnen bij de opleidingsinstituten die zijn vermeld in de digitale catalogus 'Opleidingen CAO voor de Bouwnijverheid'. Vooral de wat grotere instituten hebben hiervoor speciale opleidingsadviseurs in dienst. Het clusterbestuur stimuleert werkgevers een gericht scholingsbeleid te voeren. Het Scholingsfonds is vooral toegespitst op vaktechnische bijscholing. Wettelijk verplichte cursussen maken geen deel uit van de scholingsfondscatalogus. Voor die cursussen is geen stimulering nodig doordat de wet hierin voorziet.
●
A rtikel 61a van de CAO voor de Bouwnijverheid
In artikel 61a van de CAO voor de Bouwnijverheid is vastgelegd dat de bouwplaatsmedewerker in de bouwnijverheid per kalenderjaar recht heeft op gemiddeld twee dagen scholing met behoud van loon. Als voorwaarde geldt dat het scholing betreft voor de huidige functie van de
74
werknemer of voor een toekomstige, onder de CAO voor de Bouwnijverheid vallende functie als bouwplaatsmedewerker. Het Scholingsfonds verstrekt de werkgever een vaste vergoeding voor verlet- en reiskosten van de werknemer. De werkgever betaalt het loon door aan de werknemer op de dagen dat de werknemer scholing heeft gevolgd. Naast die vergoedingen betaalt het Scholingsfonds aan de werkgever een vaste bijdrage in de cursuskosten. De werkgever betaalt de werkelijke cursuskosten aan het opleidingsinstituut. In bepaalde gevallen kan een werknemer gebruikmaken van een zelfstandig scholingsrecht. Die situatie kan zich voordoen als de werkgever geen opleidings- en scholingsbeleid heeft ontwikkeld of als hij een werknemer twee jaar niet in de gelegenheid heeft gesteld om een cursus in het belang van zijn functie te volgen. De werknemer kan dan bij vakorganisaties informeren naar geschikte cursussen. Het Scholingsfonds vergoedt de verlet-, reis- en cursuskosten dan rechtstreeks aan de werknemer en brengt die in rekening bij de nalatige werkgever. In 2011 is er overigens geen gebruik gemaakt van het zelfstandig scholingsrecht.
●
Onderzoek naar mogelijk bijstelling beleidsdoelstellingen en vergoedingenstructuur
De bestuurlijke erkenningscommissie van het Scholingsfonds heeft in het verslagjaar stilgestaan bij de ontwikkelingen op scholingsgebied in de bedrijfstak bouwnijverheid. Het Centrum van Innovatie voor Opleidingen heeft voor de commissie een presentatie gehouden waarbij onder meer de volgende onderwerpen zijn belicht: • economische teruggang landelijk en specifiek in de bouwsector; • verminderde inkomsten voor het fonds; • vergrijzing van de beroepsbevolking; • instroombehoefte aan jonge vakmensen; • carrière en doorstroombehoefte van werknemers. Aan de hand van deze onderwerpen heeft de commissie bezien of de beleidsdoelstellingen van het Scholingsfonds en de vergoedingenstructuur aanpassing behoeft. Daartoe is vooralsnog geen aanleiding geweest. De ontwikkelingen worden zowel door cao-partijen als door het bestuur van het Scholingsfonds nauwgezet gevolgd.
Kerncijfers
2
2011
2010
2009
2008
2007
Aantal werkgevers ultimo verslagjaar2
9.489
9.868
10.435
10.887
11.322
Aantal werknemers ultimo verslagjaar2
94.273
100.647
108.408
118.656
122.430
Aantal gevolgde scholingsdagen
38.371
52.139
49.544
46.642
40.926
Uitkeringen (in miljoenen euro’s)
11,0
15,0
13,9
13,7
11,6
Aantallen werkgevers en werknemers die onder de CAO voor de Bouwnijverheid vallen.
75
Premiebeleid
Het Scholingsfonds wordt gefinancierd uit het S-fonds van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds. Werkgevers en werknemers betalen een bijdrage aan het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds. Bouwend Nederland, FNV Bouw en CNV Vakmensen stellen deze bijdrage jaarlijks vast na advies van het clusterbestuur BTER. De statutaire doelstelling van het S-fonds van het Opleidingsen Ontwikkelingsfonds is per 1 januari 2011 verruimd met het vierde lid tot de volgende: 1. de financiering van kosten van scholingsactiviteiten ten behoeve van werknemers gericht op het bevorderen van goede werking van de arbeidsmarkt in de sector en van activiteiten die de employability/inzetbaarheid van werknemers in de sector verhogen; 2. de financiering/subsidiëring van de activiteiten van het Scholingsfonds, welke nader zijn uitgewerkt in de statuten en het reglement; 3. de financiering van kosten verbonden aan het Loopbaantraject Bouw & Infra, de bedrijfstakfinanciering EVC en andere scholings- en werkgelegenheidprojecten; 4. de financiering van verletkosten van leerling-werknemers en de organisatiekosten van directe opleiders verbonden aan de beroepsopleiding.
76
Uitvoering van de regelingen
●
Vergoedingsregeling
Een cursus komt alleen voor vergoeding in aanmerking als die cursus is opgenomen in de catalogus van het Scholingsfonds. Dan is er sprake van zogeheten door het Scholingsfonds erkende cursussen. Die cursussen vallen onder de reikwijdte en de doelstellingen van het Scholingsfonds. Wettelijk verplichte cursussen vallen niet onder de reikwijdte van het Scholingsfonds. Het opleidingspakket van het Scholingsfonds is toegespitst op vaktechnische bijscholing. De vergoeding geldt voor cursussen op het terrein van de volgende thema’s: • vaktechniek, kwaliteitszorg en milieu; • communicatie en samenwerking; • organisatie, planning en automatisering. Het Scholingsfonds hoeft de totale kosten niet volledig aan de werkgever te vergoeden. Er is immers sprake van een uniforme tegemoetkoming in de kosten. Toch vindt het bestuur dat de tegemoetkoming zo zuiver mogelijk moet worden vastgesteld. Op basis van ervaringscijfers is de vergoeding voor verlet-, reis- en cursuskosten per 1 juli 2006 voor het laatst vastgesteld. Vergoeding van cursuskosten Vanaf die datum gelden, afhankelijk van het thema dat van toepassing is, als vergoedingen voor de cursuskosten per deelnemer per dag: • 74 euro voor cursussen op het terrein van kwaliteitszorg en milieu; • 89 euro voor cursussen op het terrein van communicatie en samenwerking; • 113 euro voor vaktechnische cursussen en cursussen op het terrein van organisatie, planning en automatisering. De kosten van de leermeestercursussen worden op grond van cao-afspraken volledig vergoed. Vergoeding van verlet- en reiskosten Als verlet- en reiskostenvergoeding keert het Scholingsfonds aan de werkgever een vast bedrag als tegemoetkoming in de loonkosten per werknemer per cursusdag uit. De werk gever betaalt het vast overeengekomen loon door aan de werknemer. De vergoeding is afhankelijk van de leeftijd van de werknemer.
De hoogte van de vergoedingen zijn vastgesteld door het bestuur. In het hiernavolgende schema staat een overzicht van de vastgestelde vergoedingen per leeftijd.
Leeftijd
Staffel
Vergoeding in de verlet- en reiskosten
22 jaar
100 procent
160 euro
21 jaar
87,5 procent
140 euro
20 jaar
75 procent
120 euro
19 jaar
65 procent
104 euro
18 jaar
55 procent
88 euro
17 jaar
45 procent
72 euro
16 jaar
40 procent
64 euro
Maximering van het aantal te vergoeden scholingsdagen De bedrijfstak is sinds 2009 zwaar getroffen door de economische crisis. Het bestuur kan moeilijk inschatten in welke mate de teruggang in de werkgelegenheid invloed heeft op het beroep op de vergoedingsmogelijkheden die het Scholingsfonds biedt. Aan de hand van de kwartaalrapportages volgt het bestuur deze ontwikkeling nauwkeurig. In artikel 61a van de CAO voor de Bouwnijverheid is geregeld dat de bouwplaatswerknemer per kalenderjaar recht heeft op gemiddeld twee dagen scholing met behoud van loon. Hoe dat gemiddelde moet worden vastgesteld, lag tot 2010 niet vast. Tot en met medio 2010 is door het Scholingsfonds dan ook geen controle uitgeoefend op het aantal cursusdagen dat een werknemer per kalenderjaar volgt en waarvoor aan de werkgever een vergoeding is verstrekt.
Maximeringsbepaling In de bedrijfstak wordt het gemiddelde van twee cursusdagen per werknemer per jaar al lange tijd niet gehaald. Maar het is het ook niet de bedoeling dat uitwassen zich kunnen voordoen in het aantal cursusdagen op werknemers- óf werkgeversniveau. Het maximum aantal te vergoeden cursusdagen moet in overeenstemming zijn met de cao-bepalingen. Per werknemer wordt daarom niet meer dan zes cursusdagen per jaar per dienstbetrekking vergoed. Per werkgever wordt per jaar niet meer cursusdagen vergoed dan tweemaal het aantal bouwplaatswerknemers dat bij hem in dienst is. Deze maximeringsbepaling is op 1 juli 2010 in werking getreden. De uitgangspunten van de regeling zijn zo geformuleerd dat rekening gehouden wordt met parttime dienstverbanden,
77
kleine werknemersbestanden, gebroken dienstverbanden en het feit dat een personeelsbestand in één jaar sterk in grootte kan schommelen.
Uitgangspunten voor werkgevers Op werkgeversniveau geldt sinds 1 juli 2010: • het maximale aantal cursusdagen dat een werkgever in een kalenderjaar krijgt vergoed, is het aantal bouwplaats werknemers dat in dienst is bij de werkgever maal twee; • de maximering heeft steeds betrekking op één kalenderjaar; • een niet-benut saldo gaat niet over naar een volgend kalenderjaar; • bij een wisselende personeelsgrootte in de loop van het jaar mag met het grootste aantal werknemers gerekend worden; • als er slechts één of twee werknemers in dienst zijn, dan is de jaarruimte voor die werkgever ook maximaal zes dagen; • vergoeding van de cursusdagen vindt plaats in volgorde van binnenkomst van de deelnamelijsten, totdat de maximum ruimte is bereikt. Uitgangspunten voor werknemers Op werknemersniveau geldt: • per individuele werknemer bedraagt de vergoeding per kalenderjaar maximaal zes cursusdagen; • een cursus van tien dagen mag wel gevolgd worden, maar er worden maximaal zes dagen vergoed; • parttimefactoren zijn niet van belang; • bij gebroken dienstverbanden (een werknemer heeft in een jaar meer dienstbetrekkingen) geldt het maximum van zes dagen bij elke werkgever. Op cursusniveau bestaat overigens al vele jaren een maximum. In de erkenningsregeling ligt vast dat een cursus niet langer mag duren dan tien dagen. Bij een langere cursus zal eerder sprake zijn van een opleiding dan van bijscholing. Cursussen die langer duren dan tien dagen, komen niet in aanmerking voor erkenning en staan dus ook niet in de catalogus van het Scholingsfonds.
●
Erkenningsregeling
Het Scholingsfonds kent een erkenningsregeling voor opleidingsinstituten. De erkenningsregeling toetst en waarborgt dat de kwaliteit van de opleidingsinstituten hoog genoeg is. Verder wil het bestuur met deze regeling een aanvaardbare prijs-kwaliteitverhouding bij de opleidingsinstituten stimuleren. Bovendien is het bestuur ervan overtuigd dat de erkenningsregeling leidt tot een transparante markt van opleiders en cursusaanbod.
78
Erkenning van een opleidingsinstituut door het Scholingsfonds vond tot 2008 uitsluitend plaats vanaf 1 juli van ieder jaar en had een geldigheid van twee jaar. Sinds 2009 is erkenning steeds mogelijk vanaf de eerste dag van een kalenderkwartaal. De erkenning geldt, net als voorheen, steeds voor een periode van maximaal twee jaren. De zogeheten erkenningsaudit wordt afgenomen door het Centrum van Innovatie voor Opleidingen (CINOP). CINOP is een onafhankelijk adviesbureau op het gebied van leren, opleiden en ontwikkelen. Op basis van de adviezen van CINOP besluit de bestuurlijke erkenningscommissie welke instituten erkend worden door het Scholingsfonds.
●
K osten erkenning en opname in de Scholingsfondscatalogus
De kosten van een intake-audit (een eerste erkenning) en een periodieke audit (herhalingserkenning) worden doorberekend aan het opleidingsinstituut dat erkend wil worden. Het tarief hiervoor was in 2011 1.100 euro, exclusief BTW. Zodra een opleider is erkend, worden de door het Scholingsfonds erkende cursussen van die opleider in de digitale catalogus opgenomen. Het cursusaanbod kan door de opleiders steeds per de eerste van het kalenderkwartaal geactualiseerd en aangepast worden. Na goedkeuring van de gewijzigde of nieuwe cursus door de bestuurlijke erkenningscommissie wordt aan de opleider per cursus die in de catalogus is opgenomen steeds per 1 januari en per 1 juli 35 euro, exclusief BTW, in rekening gebracht. De betalingsverplichting voor de opleider geldt ook in het geval als na de audit blijkt dat een eerste erkenning of een vervolgerkenning niet aan de orde is. Het Scholingsfonds brengt de auditkosten steeds na afloop van de erkenningsronde in rekening. De kosten per cursus voor opname in de digitale catalogus worden steeds bij aanvang van het kalenderhalfjaar in rekening gebracht. In het verslagjaar is gebleken dat enkele opleidingsinstituten – ook na herhaalde aanmaningen – weigeren de auditkosten en/ of de cataloguskosten te betalen. Het bestuur heeft besloten die instituten niet langer te erkennen en te schrappen uit de catalogus. Ook na intrekking van de erkenning blijft de betalingsverplichting bestaan.
Bestuurlijke erkenningscommissie Het bestuur heeft uit zijn midden drie leden aangesteld die tot taak hebben het bestuur te adviseren over de erkenning van instituten en erkenning van het cursusaanbod. De commissie bestaat uit drie leden: één namens de werkgevers, één namens FNV Bouw en één namens CNV Vakmensen. De erkenningscommissie laat zich bijstaan door het Technisch Bureau Bouwnijverheid, CINOP en Cordares.
●
Aantal instituten en aangeboden cursussen
Op 1 januari 2011 hebben 86 erkende opleidingsinstituten 1.200 61a-cursussen aangeboden. Op 1 april 2011 waren dit 1.311 cursussen van 84 erkende opleidingsinstituten. Op 1 juli van dat jaar boden 90 opleiders ruim 1.300 cursussen aan en in het laatste kwartaal bestond het aanbod uit 1.401 cursussen van 93 opleidingsinstituten. Nieuwe evaluatiemethode voor cursusbeoordeling De bestuurlijke erkenningscommissie heeft in 2009 de aanzet gegeven de manier van cursusevaluatie te verbeteren. De achterliggende gedachte daarbij is om te komen tot meer inzicht ten aanzien van de inhoud en praktische bruikbaarheid van cursussen. Medio 2009 zijn zes representatieve opleidingsinstituten bereid gevonden mee te werken aan een pilot voor de nieuwe evaluatiemethode. Die opleidingsinstituten zijn: Bouwradius, BOB, Bouwcirkel, Civilion Construct, ValQ, en Repair Care Int. In het najaar van 2009 zijn de eerste ervaringen opgedaan. Het bestuur verwacht de ervaringen die zijn opgedaan in 2010 en 2011 in de loop van 2012 te evalueren. Daarna wordt besloten welke evaluatiemethode de voorkeur heeft. Die methode zal daarna voor alle instituten verplicht gesteld worden.
De evaluatiemethode Iedere cursist vult na afloop van de cursus een door het Scholingsfonds voorgeschreven evaluatieformulier in en zet daarop zijn handtekening. De evaluatieformulieren kunnen door opleidingsinstituten naar behoefte worden gedownload. Het evaluatieformulier wordt gelijktijdig met de deelnamelijst door het opleidingsinstituut aan Cordares gezonden. Het aantal getekende evaluatieformulieren moet gelijk zijn aan het aantal werknemers dat op de presentielijst staat. Na controle op volledigheid verzamelt Cordares de evaluatieformulieren en zendt die periodiek aan een extern verwerkingsbedrijf. Dit externe verwerkingsbedrijf (IOWO) is verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen. IOWO scant de evaluatie
formulieren, verwerkt de gegevens tot beheersinformatie en rapporteert daarover aan het bestuur.
Eindcijfer In de rapportages wordt onder meer per cursus het gewogen gemiddelde van de gegeven antwoorden van de deelnemers vermeld. De deelnemers moeten vijftien vragen beantwoorden. Zes vragen hebben betrekking op beoordeling van de inhoud. Vier vragen hebben betrekking beoordeling van de docent. Vier vragen hebben betrekking op de leeromgeving. Eén vraag heeft betrekking op de cursusbeoordeling als geheel. De deelnemer beantwoordt iedere vraag door een score aan te kruisen: uitstekend, goed, voldoende, onvoldoende of slecht. Daarbij geldt de volgende weging: • inhoud telt driemaal; • docent telt tweemaal; • leeromgeving telt eenmaal; • geheel telt eenmaal. Aan dit gewogen gemiddelde wordt het gemiddelde van het eindoordeel toegevoegd en gedeeld door twee. Dit leidt tot een eindcijfer op een schaal van 1 tot 10. De resultaten worden op enig moment opgenomen in de catalogus van het Scholingsfonds. Doordat de evaluatiecijfers in de catalogus voor iedereen raadpleegbaar zullen zijn, kunnen afnemers van onderling vergelijkbare cursussen een selectie maken op goede scores. Dat is voor opleidingsinstituten een stimulans constant te werken aan verbetering van kwaliteit en praktische bruikbaarheid van de cursus. Als de resultaten voor een opleidingsinstituut erg tegenvallen, kan dat aanleiding zijn om bij het opleidings instituut een tussentijdse kwaliteitstoets te laten houden en, zo nodig, de erkenning in te trekken.
Aanpassing evaluatieformulier in 2011 In het verslagjaar heeft het bestuur besloten het pilot-evaluatieformulier aan te passen. Daartoe is besloten naar aanleiding van een verzoek van een groot opleidingsinstituut. Dat opleidingsinstituut gebruikt voor de eigen kwaliteitsmeting ook een evaluatieformulier dat inhoudelijk erg veel lijkt op dat van het Scholingsfonds. Beide formulieren zijn samengevoegd tot één nieuw formulier zodat de cursist nog maar één formulier hoeft in te vullen. Het nieuwe formulier voorziet in zowel de informatiebehoefte van het Scholingsfonds als van het opleidingsinstituut. Als te zijner tijd besloten wordt het nieuwe evaluatieformulier integraal in gebruik te nemen, mag verwacht worden dat dit formulier ook volstaat voor de andere opleidingsinstituten.
79
●
Digitale aanlevering van presentielijsten
Het Scholingsfonds stelt de cursus- en verletkostenvergoeding aan de werkgever vast aan de hand van presentielijsten. Deze papieren presentielijsten worden op de laatste cursusdag door de cursist ingevuld bij het opleidingsinstituut. Het opleidingsinstituut stuurt de presentielijst daarna per post op aan het Scholingsfonds. Het bestuur heeft in het verslagjaar besloten de mogelijkheid te bieden aan opleidingsinstituten tot het indienen van de presentielijsten via het internet. Elektronische gegevensaanlevering is immers steeds meer een geaccepteerde standaard (zo ook bij de Belastingdienst, UWV en de opgave loon en premie aan Cordares). Elektronische gegevensaanlevering biedt een aantal voordelen: • betalingen aan de werkgever zullen sneller plaatsvinden als een foutloze digitale presentielijst is ingediend door het opleidingsinstituut; • fouten in de aanlevering worden aan de bron (bij het opleidingsinstituut) gesignaleerd; • papieren communicatie is niet meer nodig, ook niet als een presentielijst (nog) niet kan worden verwerkt; • er is ‘real time’ inzicht in de status van afhandeling van de presentielijsten; • er is altijd (24 uur per dag, zeven dagen per week) inzicht beschikbaar voor het opleidingsinstituut van de eigen verwerkingshistorie; • er is altijd (24 uur per dag, zeven dagen per week) inzicht beschikbaar voor de werkgever in de eigen verwerkings- en de betaalhistorie. Als voldoende ervaring is opgedaan met elektronische aanlevering, kan besloten worden de papieren aanlevering niet meer toe te staan. Verwacht wordt dat dit besluit in de loop van 2012 valt.
●
Beroepsregeling
Een opleidingsinstituut wordt erkend op basis van een kritisch onderzoek (of audit) naar de bedrijfsvoering. Als een opleidingsinstituut na een audit niet erkend wordt door het bestuur, dan kan het opleidingsinstituut daartegen in beroep gaan. Ook als het bestuur een erkenning intrekt, kan het betrokken opleidingsinstituut een beroep instellen. De onafhankelijke Beroepscommissie Erkenningsregeling behandelt de beroepschriften. Deze commissie bestaat uit drie leden, afkomstig uit de advocatuur, het onderwijs en de
80
(bouwrelevante) wetenschap. In het verslagjaar is aan één instituut door de erkenningscommissie geen erkenning verleend per 1 juli 2011 voor een nieuwe erkenningsperiode van twee jaren. Gebleken is dat het instituut zelf geen enkele cursus in eigen beheer geeft, maar uitsluitend als intermediair optreedt tussen cursusvraag en -aanbod. Namens dat instituut is beroep aangetekend tegen dat besluit. In het verslagjaar kon het beroep niet volledig afgehandeld worden.
●
Klachtenregeling
Sinds 1 januari 2002 kent het Scholingsfonds een klachtenregeling. Wie vindt dat de vergoedingsregeling niet goed wordt uitgevoerd of dat de statuten of het reglement niet correct zijn geïnterpreteerd, kan een klacht indienen bij het Scholingsfonds. Klachten over de werkingssfeer van het Scholingsfonds of de aard en inhoud van de reglementaire voorwaarden zijn niet ontvankelijk. Eind 2001 heeft het bestuur een klachtencommissie benoemd, bestaande uit één medewerker van het Technisch Bureau Bouwnijverheid en twee medewerkers van Cordares die niet bij de uitvoering zijn betrokken. De klachtencommissie neemt klachten in behandeling van: • werkgevers die de CAO voor de Bouwnijverheid toepassen; • werknemers die onder dezelfde cao vallen; • anderen die rechtstreeks in hun belang worden getroffen. In 2011 is er geen klacht bij het Scholingsfonds ingediend.
Gegevens over het verslagjaar
●
Vergoedingen en aantallen
Een cursus komt voor vergoeding in aanmerking als die cursus is opgenomen in de catalogus van het Scholingsfonds. Het Scholingsfonds keert daarbij een vast bedrag uit aan de werkgever voor verlet- en reiskostenvergoeding. Ontvangen deelnamelijsten en totaal betaalde vergoedingen In 2011 ontving het Scholingsfonds 10.940 deelnamelijsten. In 2010 waren dit er 14.783. Een deelnamelijst vormt de basis voor de verstrekking van vergoedingen uit het Scholingsfonds aan een werkgever. Het Scholingsfonds vergoedt aan de werkgever een vaste bijdrage in de verlet-, reis- en cursuskosten. In 2011 heeft het Scholingsfonds 11,0 miljoen euro uitgekeerd. Hiervan had 6,2 miljoen euro (2010: 8,5 miljoen) betrekking op verlet vergoedingen en 4,8 miljoen (2010: 6,5 miljoen) op cursuskosten. Aan reguliere cursussen werd 4,2 miljoen euro (2010: 5,4 miljoen) uitgegeven; aan samengestelde praktijktoetsen 0,6 miljoen (2010: 1,1 miljoen). Het Scholingsfonds draagt bij in de kosten van het afleggen van verplichte SPT’s voor leerlingwerknemers in de sectoren Bouw & UTA. De SPT’s worden afgelegd bij een opleidingsbedrijf.
Aantal cursussen en gevolgde scholingsdagen In de periode tussen 2004 en 2007 is het aantal gevolgde scholingsdagen elk jaar afgenomen. Het gemiddelde aantal gevolgde scholingsdagen per werknemer, de zogeheten scholingsgraad, bedroeg in 2003 ongeveer 0,8. Tot 2006 is het gemiddelde aantal iets teruggelopen, tot ongeveer 0,6 scholingsdag in 2006. In 2007 is de scholingsgraad bijna gehalveerd ten opzichte van 2006. Dit is voor een groot gedeelte het gevolg van het feit dat het scholingsfonds sinds juli 2006 geen cursussen meer vergoed op het gebied van arbo, veiligheid en gezondheid. Sinds 2008 is de scholingsgraad weer toegenomen. Over 2008 was de scholingsgraad 0,34. In 2009 was dit 0,39. De scholingsgraad over 2010 bedroeg 0,45. In 2011 nam de scholingsgraad iets af. In 2011 was de scholingsgraad 0,40. In de hiernavolgende figuur is het verloop van de scholingsgraad per werknemer schematisch weergegeven.
0,50 0,45 0,40 0, 35 0,30 0, 25 0,20 0,15 0,1 0 0,05 0,00
Scholingsgraad
2007
2008
2009
2010
2011
81
●
Aantal scholingsdagen per onderwerp
●
De hiernavolgende tabel geeft een overzicht van het aantal gevolgde scholingsdagen per cursusonderwerp. Onderwerp
Afwerkingstechnieken Betontechnieken
2011
2010
6.835
5.395
Aantal werknemers en werkgevers
De hiernavolgende tabel geeft een overzicht van het aantal werknemers en werkgevers voor wie het afgelopen jaar scholingsdagen zijn vergoed. Het overzicht is onderverdeeld naar afzonderlijke regio’s. Regio
304
1.114
2.235
3.248
Groningen
Isolatietechnieken
501
1.027
Leeuwarden
Maatvoeren en uitzetten
345
1.215
Buisleidingen
Onderhoud, renovatie, restauratie en slopen
Aantal werknemers
Aantal werkgevers
790
148
1.070
145
Enschede
3.865
329
Nieuwegein
4.472
225
Apeldoorn
1.848
235
27
611
1.540
2.780
478
854
Arnhem
2.176
242
1.274
1.935
Zaandam
1.704
194
Arbeidsmiddelen
168
1.879
Alkmaar
1.346
139
Dakwerken
693
2.509
Leiden
2.306
239
Steigerbouw Transportmiddelen Wegenbouw
Installatietechnieken
293
1.148
Rotterdam
1.570
202
Lassers, machinisten, monteurs
882
2.983
Breda
2.587
270
Metselen en voegen
847
2.277
Roermond
678
64
Bestraten
2.037
2.442
Den Bosch
3.207
131
Timmeren en houtbewerken
1.899
2.568
Eindhoven
858
107
Verticaal transport
323
1.478
Maastricht
504
43
Werken op hoogte
44
552 28.981
2.713
Kwaliteitszorg en milieu
638
1.400
7.169
8.388
Organisatie, planning en automatisering
2.592
6.336
Totaal
31.124
52.139
Communicatie en samenwerking
Daarnaast werden er in 2011 7.247 samengestelde praktijkt entamens gevolgd. In totaal zijn er dus 38.371 scholingsdagen gevolgd.
82
Totaal
●
Cursusperiode
Het volgende diagram laat zien dat de scholingsdagen vooral in de eerste maanden van het kalenderjaar worden gevolgd.
16.000
------- 2011
14.000
------- 2010
------- 2009
------- 2008
------- 2007
12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000
●
de
c
no v
ok t
se p
g au
l ju
n ju
ei m
r ap
rt m
fe b
ja
n
0
Cursuskostenvergoeding per cursusthema
De catalogus Opleidingen CAO voor de Bouwnijverheid is sinds 2007 ingedeeld in vier thema’s. Voor ieder thema en de cursussen die daaronder vallen, is er een vaste cursuskosten vergoeding.
Thema’s
Omschrijving
2011
2010
2009
2008
2007
Thema 1
Vaktechniek
113
113
113
113
113
Thema 2
Kwaliteitszorg en milieu
74
74
74
74
74
Thema 3
Communicatie en samenwerking, inclusief leermeester
89
89
89
89
89
Thema 4
Organisatie, planning en automatisering
113
113
113
113
113
83
●
A antal gevolgde scholingsdagen per cursusthema
●
B edrijfsomvang
Hierna volgt een diagram van het aantal in de afgelopen vijf jaar per thema gevolgde scholingsdagen. De leermeestercursussen maken deel uit van thema 3, communicatie en samenwerking, maar worden volgens cao-afspraken voor 100 procent vergoed. Voor andere cursussen van thema 3 betaalt het Scholingsfonds een vergoeding van 89 euro per cursusdag.
In het onderstaande diagram is de verdeling gegeven van de deelname in de afgelopen vijf jaar aan scholingsdagen van bedrijven met verschillende aantallen werknemers. Scholingsdagen gevolgd door werknemers in het midden- en kleinbedrijf (tot en met negentien werknemers) omvatten 13,5 procent van het totale aantal gevolgde cursussen in 2011. In 2010 was dit 7,9 procent.
40.000
30.000 n Thema 1 n Thema 2 n Thema 3 n Thema 4
35.000 30.000
20.000
25.000
15.000
20.000
10.000
15.000
5.000
10.000
0
5000 0
84
2011
2010
2009
2008
n tot 5 n 5 tot 9 n 10 tot 19
25.000
2007
2011
2010
2009
n 20 tot 49 n 50 tot 99 n 100 en meer
2008
2007
Communicatie
Scholing en opleiding leveren een belangrijke bijdrage aan de persoonlijke ontwikkeling van werknemers. Een vergoedingsregeling voor werknemers onder de CAO voor de Bouwnijverheid vormt daarvoor een stimulans. Voor het bestuur is dit het uitgangspunt van het beleid. Dit beleid wordt verder voor een belangrijk deel bepaald door technologische en maatschappelijke ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het terrein van arbeidsmarktpolitiek en wet- en regelgeving. Met zijn communicatieactiviteiten wil het Scholingsfonds werkgevers goed informeren over de mogelijkheden tot scholing van werknemers. Het bestuur stelt ieder jaar het PR- en voorlichtingsbeleid vast, evenals de begroting daarvoor. De belangrijkste instrumenten om werkgevers over het Scholingsfonds te informeren zijn de catalogus Opleidingen CAO voor de Bouwnijverheid, Cordares Post, het jaarboek BTER en de website van het Scholingsfonds, www.scholingsfonds.nl. Ook wordt deelgenomen aan gerenommeerde bouwbeurzen om voorlichting te geven over de regeling van het Scholingsfonds.
●
C atalogus Opleidingen CAO voor de Bouwnijverheid
Alle cursussen waarvoor een vergoeding uit het Scholingsfonds wordt verkregen, staan in de catalogus. Sinds juli 2006 is de catalogus alleen nog beschikbaar via de website www.scholingsfonds.nl. Deze online beschikbaarheid maakt tussentijdse correcties en aanvullingen mogelijk. Opleidingsinstituten mogen sinds januari 2009 viermaal per jaar hun cursusaanbod in de catalogus Opleidingen CAO voor de Bouwnijverheid actualiseren en hun profiel aanpassen. In de oude situatie was het slechts mogelijk tweemaal per jaar het cursusaanbod aan te passen. Opleidingsinstituten mogen nieuwe cursussen opvoeren, de inhoud van een cursus wijzigen en prijswijzigingen doorvoeren. Ook is het sinds de genoemde datum voor opleidingsinstituten mogelijk zich aan te melden voor erkenning. De erkenning gaat in per eerste dag van elk kwartaal. In de oude situatie was het slechts mogelijk om één keer per jaar (in juli) erkenning te verkrijgen. Met een groter en flexibeler cursusaanbod hoopt het bestuur van het Scholingsfonds tegemoet te komen aan de scholingsbehoeften binnen de bouwnijverheid.
●
Website
Via de website van het Scholingsfonds wordt algemene informatie verstrekt over de (vergoedings)regeling van het fonds. Daarnaast is de catalogus Opleidingen CAO voor de Bouwnijverheid online te raadplegen. Naast de catalogus bevat de website een nieuwsrubriek en informatie over de erkenningsregeling van het Scholingsfonds. In 2011 is de website 13.105 keer bezocht. In 2010 werd de website 10.954 bezocht.
Homepage
2011
2010
2009
2008
2007
13.105
10.954
11.916
14.602
23.294
In 2008 is er voor de aparte websites van de diverse BTERregelingen één internetportaal gekomen. Het adres van deze website is www.bter-bouw.nl. Ook het webadres van het Scholingsfonds zal voortaan leiden naar dit portaal. Dit is er ook de oorzaak van dat het aantal directe bezoeken aan de website van het Scholingsfonds is gedaald. In 2011 trok het BTER-portaal 98.377 bezoekers.
●
Digitale aanmelding
Werkgevers die de CAO voor de Bouwnijverheid toepassen, worden gestimuleerd om cursusdeelnemers via internet aan te melden voor een opleiding uit de catalogus. Aanmelding via internet vermindert het papiergebruik en biedt de opleiders, die de aanmelding per e-mail ontvangen, direct alle nodige gegevens voor de administratieve afhandeling met het Scholingsfonds. Aanmelding via de website van het Scholingsfonds heeft als bijkomend voordeel dat de administratie al in een vroeg stadium kan controleren of aan de voorwaarden wordt voldaan. In 2011 registreerde het Scholingsfonds 214 aanmeldingen voor 408 cursisten (2010: 144 aanmeldingen voor 602 cursisten). 82,1 procent van de aangemelde cursisten (335) werkt onder de CAO voor de Bouwnijverheid. 17,9 procent (73 cursisten) is uitvoerend, technisch of administratief personeel of is werkgever.
85
●
Beurzen en promotieactiviteiten
Het bestuur hecht eraan dat doelstelling en activiteiten van het Scholingsfonds bekendheid krijgen en behouden. Om dit te bereiken, stelt het bestuur jaarlijks een begroting vast voor publicitaire en promotieactiviteiten. In 2011 verstrekte het Scholingsfonds op verschillende bouwevenementen informatie aan werkgevers en werknemers in de bouwnijverheid om hen te stimuleren gebruik te maken van de scholingsmogelijkheid. In de ‘even’ jaren is het Scholingsfonds aanwezig op de Technische Kontaktdagen (TKD). De TKD is het grootste outdoor-evenement voor grondverzetmaterieel en aanverwante specialismen in Nederland. De laatste TKD vond plaats in Barneveld, in juni 2010. De ‘oneven’ jaren zijn gereserveerd voor de Internationale Bouwbeurs in Utrecht. In februari 2011 nam het fonds deel aan deze beurs en deelde de standruimte met bpfBOUW. De standruimte was dusdanig ingericht dat de identiteit van beide fondsen gewaarborgd was.
86
Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid Jaarrekening 2011
87
Balans per 31 december 2011 (Na resultaatbestemming, bedragen in duizenden euro’s)
ACTIVA
2011
2010
Belegde middelen (1) Deposito’s
-
-
Som der belegde middelen
-
-
Kortlopende vorderingen (2) Vorderingen op instituten Vooruitbetaalde kosten TBB Subsidie Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Overige vorderingen
2
18
307
307
-
871
99
-
Som der kortlopende vorderingen
408
1.196
Liquide middelen (3)
1.342
28
Totaal activa
1.750
1.224
2011
2010
-
-
Passiva
Eigen vermogen (4) Beschikbaar saldo van baten en lasten Kortlopende schulden (5) Overige schulden en overlopende passiva
Totaal passiva
88
1.224
1.750 1.750
1.224
1.750
1.224
Staat van baten en lasten over 2011 (Bedragen in duizenden euro’s)
BATEN
Subsidie Opleidings- en Ontwikkelingsfonds (6) Interest (7) Overige baten (8) Onttrekking voorziening dubieuze vorderingen (9)
2011
2010
18.304
14.529 15
1
89
75
7
10
Totaal baten
LASTEN
14.640
18.390
2011
2010
Uitkeringen (10)
11.043
15.017
Administratiekosten (11)
3.226
3.368
Rentelasten (12) Overige lasten (13) Totaal lasten Onttrokken aan het beschikbaar saldo van baten en lasten
2
3
369
2 14.640
18.390
-
-
89
Kasstroomoverzicht over 2011 (Bedragen in duizenden euro’s)
2011
2010
Kasstroom uit scholingsactiviteiten Bijdragen van instanties
8
23
Uitgekeerde scholings- en verletvergoedingen
./.
Administratiekosten
./.
Overige inkomsten
11.414
./.
3.108
./.
14.941 3.873 13.225
15.814
Kasstroom uit scholingsvergoedingen
./.
1.315
5.581
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Mutatie beleggingen Directe beleggingsopbrengsten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Mutatie liquide middelen Liquide middelen primo periode Mutatie liquide middelen Liquide middelen ultimo periode
90
3.800
./.
./.
1 ./.
2 3.798
1 1.314
./.
1.783
./.
1.783
1.811
28 1.314 1.342
28
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
●
Algemeen
Het Scholingsfonds vergoedt verlet-, reis- en cursuskosten wegens scholingsdagen in de bouwnijverheid in Nederland, plus kosten voor andere activiteiten die partijen bij de CAO voor de Bouwnijverheid aan het fonds opdragen. De administratie van het Scholingsfonds is bij contract opgedragen aan Cordares. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
●
Going concern
Vanaf 2006 is de scholingsfondsregeling een subfonds voor de stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid (het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds). Vanuit deze hoedanigheid worden er geen premies meer ontvangen in het Scholingsfonds doch wel uitkeringen verstrekt en kosten gemaakt. Alle uitkeringen en kosten in het kader van de scholingsfondsregeling (S-fonds) worden gedekt middels een subsidie vanuit het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds en toegekend aan het Scholingsfonds. Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds staat garant voor alle uitgaven die gedaan worden in het kader van de scholingsfondsregeling. Zodoende is er bij het opstellen van de jaar rekening gebruikgemaakt van het going concern-principe.
●
Grondslagen voor de jaarrekening
De waardering van activa en passiva vindt plaats op nominale waarde. Voor vorderingen wordt op de nominale waarde een voorziening voor mogelijke oninbaarheid in mindering gebracht. Deze voorziening is gerelateerd aan de uitstaande vorderingen die vermoedelijk buiten incasso worden gesteld. De baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben.
●
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.
91
Toelichting op de balans per 31 december 2011 (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
●
Activa
1. Belegde middelen 2011
Stand begin boekjaar
-
Mutatie beleggingen
-
Stand einde boekjaar
-
2010
3.800 ./.
3.800 -
De mutaties gedurende het boekjaar omvatten aan- en verkopen van deposito’s. 2. Kortlopende vorderingen
Vorderingen op instituten
Nog te innen op instituten
2011
2010
4
27
Af: voorziening dubieuze vorderingen - stand begin boekjaar
9
23
- afgeboekte bedragen
-
./. 4
7
./.
- onttrekking voorziening dubieuze vorderingen
./.
10
- stand einde boekjaar
2
9
Stand einde boekjaar van de vorderingen op instituten
2
18
Vooruitbetaalde kosten TBB Dit betreft een vooruitbetaald bedrag, inzake een liquiditeitsbuffer, aan het Technisch Bureau voor de Bouwnijverheid. Overige vorderingen Dit betreft de afrekening administratiekosten 92 (2010: 0) en rente over het vierde kwartaal 7 (2010: 0).
92
Subsidie Opleidings- en Ontwikkelingsfonds 2011
2010
Toegekende subsidie 2010
-
Aanvullende subsidie 2010
-
3.037 331
Dekking uitkeringen 2010, regeling 61-a
-
14.936
Reeds ontvangen voorschotten
-
./.
17.433
-
871
2011
2010
266
56
3. Liquide middelen Liquide middelen betreffen het saldo van de bankrekening van het Scholingsfonds 1.342 (2010: 28). De middelen staan ter vrije beschikking.
●
Passiva
4. Eigen vermogen Het beschikbaar saldo van baten en lasten is nihil. Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds zal de administratiekosten en de lasten als gevolg van de scholingsregeling dekken. 5. Kortlopende schulden
Overige schulden en overlopende passiva De overige schulden kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Nog te betalen administratiekosten Nog te betalen omzetbelasting Nog te betalen uitkeringen Overige schulden
14
6
1.152
1.162
1
-
Subsidie Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Toegekende subsidie 2011
./.
Aanvullende subsidie 2011
./.
Dekking uitkeringen 2011, regeling 61-a
./.
Reeds ontvangen voorschotten
-
3.209
17
-
11.303
-
14.846
317
-
1.750
1.224
93
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2011 (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
●
Baten
6. Subsidie Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds zal de administratiekosten 2011 van het Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid subsidiëren. De bijdragen voor 2011 zijn als volgt te specificeren: 2011
2010
Toegekende subsidie (S2)
3.209
3.037
Aanvullende subsidie (S2)
17
331
11.303
14.936
14.529
18.304
2011
2010
Dekking uitkeringen, regeling 61-a (S2)
De werkelijke administratiekosten over 2011 zijn hoger uitgevallen en het verschil is als aanvullende subsidie opgenomen. Doordat er geen premieopbrengsten zijn maar wel uitkeringslasten is er een negatieve stand van baten en lasten. Voor dit negatieve saldo (11.303) is een subsidieaanvraag gedaan en toegezegd door het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds. 7. Interest Dit bedrag is als volgt te specificeren:
Interest over saldo liquide middelen Interest op deposito’s en kasgeldleningen
8. Overige baten Dit betreft de facturatie inzake het vermelden van de opleidingen in de Catalogus van het Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid (89). 9. Onttrekking voorziening dubieuze vorderingen Dit betreft de onttrekking voorziening dubieuze vorderingen op instituten.
94
15
./.
1
-
2
15
1
●
Lasten
10. Uitkeringen De uitkeringen betreffen gederfde loonkosten, WW-aanvullingen en reis- en cursuskosten. Hieronder zijn de lasten gespecificeerd:
Loonvergoeding en toeslagen
2011
2010
6.187
8.538
4.856
6.479
11.043
15.017
2011
2010
Administratiekosten Cordares
1.103
1.385
Fondskosten
428
382
1.695
1.601
3.226
3.368
Cursuskosten
11. Administratiekosten De administratiekosten zijn als volgt te specificeren:
Kosten convenant Informatie- en Verwijstaken
12. Rentelasten Deze post betreft interest kasgeldleningen o/g. 13. Overige lasten Deze post betreft een correctie op premiebaten Scholingsfonds oudere jaren (367) en bankkosten (2).
●
Ondertekening van de jaarrekening
Harderwijk, 19 juni 2012 Namens het bestuur, N.J. van Til M.B. van Veldhuizen
95
Overige gegevens
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
●
Aan: Het Bestuur van Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid te Harderwijk gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de Staat van baten en lasten over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen en de relevante bepalingen van het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring caobepalingen. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden
96
die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle- informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid per 31 december 2011 en van het Saldo van baten en lasten over 2011 in overeenstemming met in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder f BW melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Verder zijn wij van oordeel dat de in de jaarrekening weergegeven uitsplitsing van de lasten naar bestedingsdoelen/activiteiten juist is en aansluit bij de statuten en/of reglementen van het fonds. Amsterdam, 19 juni 2012 Ernst & Young Accountants LLP w.g. mr. drs. G.H.C. de Méris RA
Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten
●
In de statuten zijn geen aanvullende regelingen met betrekking tot de bestemming van het saldo van baten en lasten vastgesteld. Het saldo over 2011 is nihil.
Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid Jaarverslag over het boekjaar 2011
97
Inhoudsopgave
Jaarverslag 2011 Voorwoord 99 Doelstelling van het fonds 100 Kerncijfers 101 Uitvoering van de regelingen 102 Communicatie 107 Jaarrekening 2011 Balans per 31 december 2011 110 Staat van baten en lasten over 2011 111 Kasstroomoverzicht over 2011 112 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling 113 Toelichting op de balans per 31 december 2011 114 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2011 117 Overige gegevens Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 119 Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten 119
98
Voorwoord Duurzaam omgaan met werknemers Duurzaamheid in de bedrijfstak betekent ook duurzaam omgaan met werknemers. Bijscholing is onderdeel daarvan. Maar ook financiële ondersteuning bij werkloosheid of arbeidsongeschiktheid hoort daarbij. Het Aanvullingsfonds biedt die ondersteuning en draagt op die manier bij aan de toekomstbestendigheid van de bedrijfstak. Het Aanvullingsfonds ondersteunt werknemers die het door de economische omstandigheden zwaar hebben. Deze werknemers kunnen rekenen op een eenmalige financiële bijdrage en op de tijdelijke vergoeding van pensioenpremie. Maar het Aanvullingsfonds is er ook voor werknemers die na een periode van arbeidsongeschiktheid weer aan het werk willen. Of voor oudere werknemers die door extra verlof langer kunnen doorwerken. Zo toont het Aanvullingsfonds duurzaamheid. Op korte en op lange termijn.
Het bestuur van de Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid is onderdeel van het cluster van besturen bedrijfstakeigen regelingen (clusterbestuur BTER).
99
Doelstelling van het fonds
Het Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid verstrekt aanvullingen aan werknemers die een uitkering ontvangen als gevolg van een Sociale Verzekeringswet en verstrekt stimuleringsuitkeringen bij re-integratie. Daarnaast voorziet het fonds in een tegemoetkoming in de loonkosten van de werkgever voor extra verlofdagen van werknemers die 55 jaar of ouder zijn.
●
Regelingen en aanvullingen
Partijen bij de CAO voor de Bouwnijverheid hechten waarde aan re-integratie van zieke werknemers. Hiervoor is sinds 2006 een ‘bonusregeling’ bij succesvolle re-integratie ingesteld. De regeling houdt in dat als een werknemer in zijn tweede ziektejaar voor ten minste 50 procent re-integreert, zowel hij als zijn werkgever recht heeft op een bonus. Daarbij mag de werknemer re-integreren in zijn oude of nieuwe functie, bij een nieuwe werkgever en zelfs buiten de bedrijfstak. Het Aanvullingsfonds betaalt bovendien kosten voor opleiding, begeleiding en bemiddeling als een werknemer gebruikmaakt van het zelfstandig recht op inschakeling van een re-integratiebedrijf. Het Aanvullingsfonds verhaalt deze kosten overigens in een later stadium op de werkgever als blijkt dat die te weinig heeft ondernomen om zijn werknemer te laten re-integreren.
●
Overzicht van alle aanvullingsregelingen
Er zijn aanvullingsregelingen voor werknemers en voor werkgevers. De werknemersregelingen zijn: • eindejaarsuitkering aan wao-uitkeringsgerechtigden; • eindejaarsuitkering aan iva-uitkeringsgerechtigden; • eenmalige uitkering aan de werknemer die werkloos is geworden; • doorbetaling van ouderdomspensioenpremie over maximaal zes maanden werkloosheid; • doorbetaling van pensioenpremie voor de aanvullings regelingen 55+ en 55- van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (bpfBOUW) bij ontslag op econo mische gronden. Dit betreft een tijdelijke regeling.
3
De werknemer ontvangt van de werkgever een aanvulling tot 100 procent van het loon.
100
De werkgeversregelingen zijn: • tegemoetkoming in loonkosten voor extra verlofdagen van bouwplaatswerknemers van 55 jaar en ouder; • bonus voor de werkgever3 bij re-integratie van de werknemer in zijn tweede ziektejaar. In afzonderlijke reglementen van het Aanvullingsfonds is geregeld welke voorwaarden gelden voor de toekenning van een aanvulling.
Kerncijfers
2011
2010
2009
2008
2007
10.171
10.521
11.075
11.519
11.704
140.503
147.422
156.804
169.545
172.157
Bijdragen (in miljoenen euro’s)
30,4
32,1
34,5
63,2
79,5
Aanvullingen (in miljoenen euro’s)
16,4
17,8
15,6
15,6
14,8
Aantal werkgevers ultimo verslagjaar Aantal werknemers ultimo verslagjaar
101
Uitvoering van de regelingen
In 2006 is de administratie van het Aanvullingsfonds opgedragen aan Cordares. Voorheen werd die door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) uitgevoerd.
Eindejaarsuitkering voor arbeidsongeschikte werknemers
●
Als aanvulling op een arbeidsongeschiktheidsuitkering verstrekt het Aanvullingsfonds aan het einde van het kalenderjaar een uitkering. De hoogte van de aanvulling is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid van de werknemer. Eindejaarsuitkering aan wao-uitkeringsgerechtigden De werknemer aan wie voor 1 januari 2006 een wao-uitkering is toegekend, heeft bij voortduring van die uitkering recht op een eindejaarsuitkering. In de regel is de hoogte van de eindejaarsuitkering afhankelijk van de arbeidsongeschiktheidsklasse op 1 november van het kalenderjaar waarop de eindejaarsuitkering betrekking heeft. Eindejaarsuitkering aan iva-uitkeringsgerechtigden De wao is per 29 december 2005 vervangen door de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (wia). Werknemers aan wie voorheen een wao-uitkering is toegekend, kunnen die uitkering behouden. Werknemers die na deze datum arbeidsongeschikt zijn geworden, komen niet meer in aanmerking voor de wao, maar voor de wia. Net als bij de wao is ook bij de wia de mate van arbeidsongeschiktheid van de werknemer van belang voor de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. De wia kent twee regelingen: één voor volledig en één voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers. Volledig arbeidsongeschikte werknemers (meer dan 80 procent) ontvangen een uitkering op basis van de Wet Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (iva). Het Aanvullingsfonds verstrekte tot en met 2008 alleen aan volledige arbeidsongeschikte werknemers een eindejaarsuitkering. De hoogte van de eindejaarsuitkering is gelijk aan die voor de wao-uitkeringsgerechtigden in dezelfde arbeidsongeschiktheidsklasse. Als de iva-uitkering in de loop van het kalenderjaar is begonnen of beëindigd, bestaat er recht op een eindejaarsuitkering naar rato.
102
Eindejaarsuitkering aan wga-uitkeringsgerechtigden Gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (meer dan 35 procent, maar minder dan 80 procent) ontvangen doorgaans een uitkering op basis van de Wet Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten (wga). In tegenstelling tot wao-uitkeringsgerechtigden in diezelfde arbeidsongeschiktheidsklassen ontvangen deze werknemers geen eindejaarsuitkering. Als een werknemer (nog) volledig arbeidsongeschikt is, maar hij heeft wel een goede kans op herstel, dan ontvangt die werknemer geen iva- maar een wga-uitkering. Sinds 2009 hebben wga-uitkeringsgerechtigden bij volledige arbeids ongeschiktheid voortaan ook recht op de eindejaarsuitkering. Werknemers die vallen onder de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) en een volledige arbeidsverhouding hebben, komen niet in aanmerking komen voor de eindejaarsuitkering. Zij worden geacht een volwaardig inkomen te kunnen verwerven. Hierbij wordt overigens geen onderscheid gemaakt tussen wao- of wia-uitkeringsgerechtigden. Indexering Het bestuur van het Aanvullingsfonds besloot in 2008 de eindejaarsuitkeringen voortaan jaarlijks te indexeren. De indexatie vindt plaats op basis van de procentuele stijging van de cao-lonen in de bouwnijverheid per 1 juli van het kalenderjaar ten opzichte van 1 juli een jaar eerder. Ook in 2011 zijn de eindejaarsuitkeringen weer verhoogd op basis van deze loonindex.
Overzicht bedragen eindejaarsuitkeringen wao/iva/wga (in euro's)
Hoogte eindejaarsuitkering 2008
Hoogte eindejaarsuitkering 2007
Hoogte eindejaaruitkering 2011 (na indexering met 1,32 procent)
Hoogte eindejaarsuitkering 2010
Hoogte eindejaarsuitkering 2009
694,02
684,98
673,27
661,56
567,23
555,21
547,98
538,61
529,24
453,78
55-65
451,11
445,23
437,62
430,01
368,70
45-55
381,70
376,73
370,29
363,85
311,97
35-45
312,61
308,54
303,26
297,99
255,25
Arbeidsongeschiktheidsklasse
80-100, incl. iva/wga 65-80
De eindejaarsuitkeringen worden rekenkundig afgerond. De hoogte van de eindejaarsuitkeringen is dan als volgt (in euro's): Arbeidsongeschiktheidsklasse
2011
2010
80-100
694
685
65-80
555
548
55-65
451
445
45-55
382
377
35-45
313
309
Eindejaarsuitkering naar rato van het kalenderjaar Als iemand slechts een deel van het kalenderjaar recht heeft op een wao- of iva-uitkering, dan bestaat recht op de eindejaarsuitkering naar rato van de duur van de uitkering. Daartoe is in 2007 door cao-partijen besloten. Dit betreft doorgaans gevallen waarbij men in de loop van het jaar met pensioen is gegaan, overleden is of ingedeeld wordt in een arbeidsongeschiktheidsklasse die niet langer recht geeft op een eindejaarsuitkering. Administratieve uitvoering van de eindejaarsuitkering wao Werknemers die recht hebben op een eindejaarsuitkering als wao-uitkeringsgerechtigde worden jaarlijks in november aangeschreven. In de brief worden de werknemers geïnformeerd over hun rechten, wanneer de eindejaarsuitkering wordt betaald en op welk rekeningnummer de uitkering wordt overgemaakt. De werknemers worden uitdrukkelijk gevraagd het betaalrekeningnummer te controleren dat in de administratie bekend is. Alleen als de werknemer de eindejaarsuitkering op
een ander rekeningnummer uitbetaald wil hebben dan van hem bekend is, dient hij het Aanvullingsfonds daarover tijdig te informeren. Administratieve uitvoering van de eindejaarsuitkering iva en wga Voor werknemers die recht hebben op de eindejaarsuitkering als iva- of wga-uitkeringsgerechtigde geldt een zogenoemde zelfmeldprocedure. Zij moeten zich ieder jaar opnieuw aanmelden om in aanmerking te komen voor de eindejaarsuitkering. Een ex-bouwplaatswerknemer moet zich bij één van de werknemersorganisaties melden. De UTA-werknemer kan zich ook bij Cordares aanmelden.
Eenmalige uitkering aan de werknemer die werkloos is geworden
●
Het Aanvullingsfonds verstrekt aan de werkloos geworden werknemer een eenmalige uitkering van 425 euro bruto. De werknemer dient deze bij de aanvang van zijn werkloosheid zelf aan te vragen. Bij nieuwe werkloosheid binnen twaalf maanden bestaat niet opnieuw recht op deze uitkering. In 2011 zijn 3.009 eenmalige uitkeringen verstrekt. In 2010 waren dit er 4.040. Verstrekking van de eenmalige uitkering In beginsel verstrekt het Aanvullingsfonds de uitkeringen nadat de aanvraag van de betrokken werknemer goedgekeurd is. Op voordacht van de werknemersorganisaties heeft het bestuur in 2009 ingestemd met een toevoeging op deze administratieve procedure. Sinds medio 2009 bestaat de mogelijkheid dat ook de werknemersorganisaties de netto-uitkering
103
verstrekken aan de rechthebbenden. Het voordeel van deze werkwijze is dat de werkloos geworden werknemer nog eerder over de eenmalige uitkering beschikt. Na ontvangst en verwerking van de aanvraagformulieren worden de werknemersorganisaties uit het Aanvullingsfonds betaald. Aanvragen van de eenmalige uitkering Om in aanmerking te komen voor de eenmalige uitkering moet een werknemer twee documenten overleggen: • een inschrijfbewijs als werkzoekende bij UWV-WERKbedrijf; • een ontslagbewijs. Een bewijs van toekenning van een WW-uitkering door UWV is bij de eerste aanvraag niet vereist. In het verleden duurde het namelijk soms erg lang voordat UWV het recht op WW definitief kon vaststellen. Voor de eenmalige uitkering is nu juist van belang dat de werkloze werknemer hierover snel moet kunnen beschikken. De eenmalige uitkering is echter niet bedoeld voor diegenen die ontslagen zijn en direct daarna ander werk hebben gevonden. Een bewijs van toekenning van een WW-uitkering is daarom wel gewenst. Het bestuur heeft in het vierde kwartaal van 2009 dan ook besloten de aanvraagprocedure aan te passen. De werknemer dient op zijn aanvraagformulier te verklaren dat hij desgevraagd achteraf een bewijs van toekenning van de WW-uitkering zal insturen.
Doorbetaling van ouderdomspensioenpremie over maximaal zes maanden van werkloosheid
herstellen, dan komen zij na het einde van hun wachttijd in de Ziektewet in aanmerking voor een wia-uitkering. Zowel over de Ziektewet- als de wia-periode wordt voor hen geen ouderdomspensioen opgebouwd. Doordat zij voorafgaand aan hun wia-uitkering geen deelnemer in het Bedrijfstakpensioenfonds van de Bouwnijverheid (bpfBOUW) zijn, komen zij ook niet in aanmerking voor premievrije bijboeking tijdens arbeidsongeschiktheid. Dit in tegenstelling tot de werknemer die voor minstens 35 procent arbeidsongeschikt is en direct uit een werksituatie voor een wia-uitkering in aanmerking komt. Dat laatste is bepaald in de pensioenregeling van bpfBOUW. Cao-partijen voor de bouwnijverheid vonden deze situatie voor zieke werklozen ongewenst. Zij vroegen aan het bestuur van het Aanvullingsfonds of er een oplossing mogelijk is voor deze werknemers. Doordat de pensioenregeling van bpfBOUW en de SV-wetgeving voor en na 1 januari 2006 verschillende voorwaarden kennen, is het niet mogelijk de aanvullingsregeling van voor 1 januari 2006 ongewijzigd te herintroduceren. Bij de vaststelling van de aanvullingsvoorwaarden zijn in de laatste twee verslagjaren een aantal principiële zaken besproken, vooral ten aanzien van de definitie van de doelgroep. Het bestuur heeft onderkend dat de besluiten over de afbakening van de doelgroep voorbehouden is aan partijen bij de cao voor de Bouwnijverheid. In het verslagjaar zijn de besprekingen daarover door cao-partijen nog niet afgerond zodat er nog geen regeling tot stand is gekomen.
●
De werkloos geworden werknemer heeft gedurende maximaal zes maanden recht op doorbetaling van de ouderdomspensioenpremie. Deze vergoeding moet de werknemer zelf aanvragen. Hij kan dit doen na afloop van zijn werkloosheidsuitkering of, als de periode van werkloosheid langer dan zes maanden heeft geduurd, na afloop van de eerste zes maanden van werkloosheid.
Doorbetaling van ouderdomspensioenpremie voor zieke werklozen
Vergoeding pensioenpremie bij werkloosheid wegens bedrijfseconomische redenen
●
Werkloosheid heeft negatieve gevolgen voor de pensioenopbouw. Cao-partijen voor de bouwnijverheid hebben besloten deze gevolgen te beperken voor een bepaalde groep oudere werknemers. Cao-partijen zijn daarom op 16 juni 2009 een tijdelijke regeling overeengekomen die bepaalt dat deze groep werknemers een vergoeding voor de pensioenopbouw krijgt. Vooralsnog is de regeling van toepassing op werknemers die tussen 1 juli 2009 en 31 december 2012 werkloos zijn geworden.
●
Tot 1 januari 2006 kende het Aanvullingsfonds een bepaling die voorzag in een vergoeding van pensioenpremie voor 'zieke werklozen'. Dat zijn diegenen die ziek zijn terwijl ze geen dienstverband (meer) hebben. De bepaling is per 1 januari 2006 vervallen. Als de werknemers niet of niet snel
104
De vergoeding is uitsluitend bedoeld voor werknemers die wegens bedrijfseconomische redenen werkloos zijn of worden. Met de vergoeding wordt voorkomen dat deze werknemers pensioenaanspraken uit de aanvullingsregelingen van bpfBOUW verliezen. De vergoeding bestaat uit de pensioen premies voor de aanvullingregelingen 55- én 55+ van bpfBOUW en wordt voor maximaal drie jaar verstrekt.
De regeling is ingevoerd op 20 oktober 2009 en heeft een terugwerkende kracht tot 1 juli 2009. Op voordacht van caopartijen heeft het bestuur van het Aanvullingsfonds ingestemd met een budget van 10 miljoen euro voor de tijdelijke regeling. Dit budget is zowel bestemd voor de pensioenpremies als voor de uitvoeringskosten. Voorwaarden voor de vergoeding Om in aanmerking te komen voor de vergoeding gelden de volgende voorwaarden: • een werknemer is ontslagen wegens bedrijfseconomische redenen in de periode 1 juli 2009 tot 1 april 20114; en • er is sprake van een ontslagdatum die maximaal drie jaar voor de 60-jarige leeftijd (of de 62-jarige voor UTApersoneel) ligt; en • er is sprake van een volledige beëindiging van het dienstverband (werknemers die voor een deel werkloos zijn geworden, komen niet in aanmerking voor de tijdelijke vergoeding); en • een werknemer voldoet aan alle voorwaarden van de aanvullingsregeling 55- of de aanvullingsregeling 55+ van bpfBOUW. Het Aanvullingsfonds kent al mogelijkheden om pensioen te blijven opbouwen. Zo verstrekt het Aanvullingsfonds pensioenpremie over de eerste zes maanden van werkloosheid aan werknemers. Ook de stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) bood onder voorwaarden de mogelijkheid pensioenopbouw voort te zetten. In verband met het uitputten van de financiële ruimte was het verslagjaar echter het laatste waarin de FVP-regeling van kracht was. Beide regelingen vergoeden uitsluitend premies voor het ouderdoms pensioen van bpfBOUW en niet voor de aanvullingregelingen 55- en 55+ van bpfBOUW. De vergoeding wordt verstrekt zolang de aanvrager nog werkloos is én nog niet de leeftijd van 60 jaar (voor bouwplaatsmedewerkers) of 62 jaar (voor UTA-medewerkers) heeft bereikt. Het Aanvullingsfonds controleert steeds na afloop van elke zes maanden van werkloosheid of de aanvrager nog aan de voorwaarden voldoet.
Bonus bij re-integratie in het tweede ziektejaar
●
Als een zieke werknemer re-integreert in zijn tweede ziekte jaar bestaat er recht op een re-integratiebonus uit het Aanvullingsfonds. De werknemer ontvangt zijn bonus van zijn werkgever. Deze vult het loon van de werknemer aan tot 100 procent over de periode vanaf de eerste dag van het tweede ziektejaar tot en met de laatste dag van zijn re-integratie. De werkgever ontvangt de bonus van het Aanvullingsfonds. Hij heeft bij succesvolle re-integratie van zijn werknemer recht op een eenmalig bedrag van 2.500 euro. Er is sprake van succesvolle re-integratie als de werknemer minimaal twee loonbetalingperioden van vier weken of een maand onafgebroken weer aan het werk is voor minimaal 50 procent van het voorheen geldende arbeidspatroon. Als er al sprake is van re-integratie in het eerste ziekjaar van 50 procent of meer dan bestaat geen recht op de bonus. Er is dan immers al sprake van aanvang van re-integratie van een zeer grote omvang. In 2011 zijn 103 verzoeken voor een re-integratiebonus afgehandeld. In 2010 waren dat er 110. In 2011 zijn 87 bonussen bij succesvolle re-integratie uitbetaald door het Aanvullingsfonds. In 2010 waren dat er 110. De hiernavolgende figuur geeft een overzicht van de afgelopen jaren. 160 140
n Afgehandeld n Uitbetaald
120 100 80 60 40 20
0 2011
4
2010
2009
2008
Op voordracht van cao-partijen is de looptijd van de regeling in 2010 verlengd van 1 april 2011 tot 31 december 2011. In 2011 is besloten de regeling te verlengen voor werkloosheid ontstaan tot en met 31 december 2012.
105
Betaling extra verlofdagen oudere werknemers
●
In de CAO voor de Bouwnijverheid is vastgelegd dat bouwplaatsmedewerkers van 55 jaar en ouder recht hebben op tien extra doorbetaalde verlofdagen. Werknemers van 60 jaar en ouder hebben recht op dertien extra doorbetaalde verlofdagen. De werkgever krijgt een tegemoetkoming in de loonkosten voor dit extra verlof, zodat de oudere werknemer voor de werkgever niet duurder is dan de werknemer tot 55 jaar. UTA-personeel kent ook extra verlof bij hogere leeftijden, maar dit valt niet onder de declaratieregeling van het Aanvullingsfonds. Toeslagpercentage en aantal gedeclareerde dagen De werkgever krijgt bij naast de tegemoetkoming in de loonkosten ook een vergoeding in de vorm van een toeslag op het dagloon voor alle werkgeverslasten die aan de loondoorbetaling gekoppeld zijn. Het toeslagpercentage wordt elk halfjaar opnieuw vastgesteld op basis van het loon van een zogenoemde ‘maatman’. Eind 2010 werd het toeslagpercentage voor het eerste halfjaar van 2011 vastgesteld op 54 procent. Dit percentage behoefde geen wijziging voor het tweede halfjaar van 2011. In 2011 zijn 150.025 extra verlofdagen gedeclareerd. In 2010 waren dat er 149.227. Het uitgekeerde bedrag bedroeg in 2011 30,9 miljoen euro. In 2010 was dat 29,9 miljoen euro.
Elektronische verwerking declaraties extra verlofdagen (EVD) oudere werknemers
●
Het bestuur heeft in het najaar van 2011 ingestemd met een nieuwe administratieve procedure voor de verwerking van declaraties EVD. Nieuw is dat de papieren declaratie van de werkgever komt te vervallen. Voortaan kan de werkgever de declaraties elektronisch indienen via de website van de bedrijfstakeigen regelingen: www.bter-bouw.nl. De kernpunten van de nieuwe declaratieprocedure: 1. elektronische gegevensaanlevering is steeds meer een geaccepteerde standaard (zoals ook gebruikt door de Belastingdienst, UWV en ook de opgave loon en premie aan Cordares); 2. betalingen zullen sneller plaatshebben als een foutloze declaratie is ingediend; 3. aansluiting van de elektronische loonadministratie en de declaratie-indiening wordt mogelijk gemaakt (grote werkgevers en/of loonadministratiebureaus);
106
4. fouten in aanlevering worden aan de bron (bij de werkgever) gesignaleerd voordat de declaratie kan worden ingestuurd; 5. geen papieren communicatie noodzakelijk over de reden waarom een declaratie (nog) niet kan worden verwerkt; 6. er is voor de werkgever ‘real time’ inzicht in de status van afhandeling van de declaraties; 7. er is voor de werkgever altijd (24 uur per dag, zeven dagen per week) inzicht beschikbaar in de declaratie- en betaalhistorie; 8. de werknemer wordt geïnformeerd over gedeclareerde EVD en zijn rechten. Deze nieuwe declaratieverwerking en de nieuwe informatieve taak van het Aanvullingsfonds aan de oudere werknemer (onder punt 8) is tot stand gekomen in nauw overleg met de werknemersorganisaties. Een elektronische declaratie kan niet ingediend worden als: • het geen bouwplaatswerknemer betreft; • er onvoldoende EVD-rechten zijn opgebouwd; • er een te grote premiebetalingsachterstand is; • er niet-declarabele datums zijn ingevuld; • de declaratietermijn verlopen is. Als niet aan alle voorwaarden is voldaan voor vergoeding wordt de declaratie niet geaccepteerd. De reden daarvoor wordt direct teruggekoppeld aan de werkgever. Communicatie achteraf waarom de declaratie (nog) niet verwerkt kan worden, komt daardoor te vervallen. Bij een juiste declaratie beschikt de werkgever sneller over de vergoeding. Ook de handtekening van de werknemer op het papieren declaratieformulier is dan niet meer aan de orde. Ter controle op juistheid van de gedeclareerde EVD wordt aan alle bouwplaatswerknemers die ouder zijn dan 55 jaar eenmaal per jaar een informatieve brief gestuurd met algemene EVD-informatie en wordt de werknemer geïnformeerd over welke dagen zijn werkgever EVD heeft gedeclareerd. De werknemer wordt daardoor meer bewust van zijn EVD-rechten. Dat proces wordt voor het eerst aan het eind van 2012 uitgevoerd. Als de elektronische declaratieprocedure voldoende is ingeburgerd, kan de papieren declaratie vervallen en worden papieren declaraties daarna niet meer geaccepteerd. Een besluit daartoe zal waarschijnlijk in de loop van 2012 door het bestuur genomen worden.
Communicatie
Sinds 2008 is het internetportaal voor de BTER-fondsen toegankelijk. Het adres van deze website is: www.bter-bouw.nl. Het Aanvullingsfonds communiceert ook via Cordares Post en het jaarboek. Desgevraagd kan telefonisch om informatie verzocht worden bij de informatiemedewerkers van Cordares. Ook is het mogelijk om informatie over de verschillende aanvullingsregelingen terug te vinden op de door Cordares beheerde internetsite www.administratienet.nl. De declaratieformulieren voor de bonus bij re-integratie tijdens het tweede ziektejaar of voor extra verlofdagen voor oudere werknemers zijn op deze website terug te vinden en te downloaden.
Informatie en begeleiding door de werknemersorganisaties
●
Naast communicatie is extra informatie over de aanvullingsregelingen heel belangrijk. Financiële regelingen zijn vaak ingewikkeld en is geen dagelijkse kost voor de werknemer. Welke regelingen zijn er, welke voorwaarden gelden er, hoe en wanneer moet een aanvraag ingediend zijn? Vragen waarop de werknemersorganisaties goed antwoord kunnen geven. Naast informatie over de aanvullingsregelingen kunnen de werk nemersorganisaties de werknemers ook verder begeleiden en informeren, en helpen bij het invullen van de aanvraag formulieren.
107
108
Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid Jaarrekening 2011
109
Balans per 31 december 2011 (Na resultaatbestemming, bedragen in duizenden euro’s)
ACTIVA
2011
2010
Belegde middelen (1) Obligaties Deposito’s en kasgeldleningen
4.962
10.037
35.140
26.000
Som der belegde middelen
36.037
40.102
Vlottende activa (2) 2.898
3.039
Overige vorderingen
Vorderingen op werkgevers
364
1.617
Nog te ontvangen interest
146
255
Som der vlottende activa
3.408
4.911
Liquide middelen (3)
17.451
43.631
60.961
84.579
2011
2010
8.686
30.539
Totaal activa
Passiva
Beschikbaar saldo van baten en lasten (4) Kortlopende schulden (5) Te betalen vergoeding extra verlofdagen oudere werknemers
44.808
45.583
Te betalen loonheffing
3.934
4.401
Nog te betalen uitkeringen
2.144
1.719
Te betalen vakantiewaarden Overige schulden
105
632
1.284
1.705
Som der kortlopende schulden
52.275
54.040
Totaal passiva
60.961
84.579
110
Staat van baten en lasten over 2011 (Bedragen in duizenden euro’s)
Baten
Bijdragen (6)
2011
2010
30.409
32.070
Beleggingsopbrengsten (7)
891
668
Overige baten (8)
663
50
Totaal baten
LASten
Vergoedingen extra verlofdagen oudere werknemers (9) Eindejaarsuitkeringen (10)
31.963
32.788
2011
2010
30.121
31.128
12.289
13.560
Organisatielasten Loopbaantraject Bouw & Infra (11)
1.219
5.439
Aanvullingen WW-uitkeringen (12)
4.115
4.260
Re-integratiebonus (13) Administratiekosten (14) Overige lasten (15)
218
275
5.463
4.562
391
286
Totaal lasten Saldo van baten en lasten
./.
53.816
59.510
21.853
./. 26.722
111
Kasstroomoverzicht over 2011 (Bedragen in duizenden euro’s)
2011
2010
Kasstroom uit loopbaan- en aanvullingsactiviteiten Bijdragen van werkgevers
30.550
32.206
Aanvullingen
./.
16.202
./. 23.043
Uitgekeerde extra verlofdagen
./.
30.896
./. 29.867
Loopbaantraject Bouw & Infra
-
225
Administratiekosten
./.
5.855
./. 3.892
Overige
./.
712
./. 1.760
Kasstroom uit aanvullingsactiviteiten
./.
./. 26.131
23.115
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Aankoop beleggingen Verkoop en aflossingen van beleggingen Mutatie opgenomen gelden Directe beleggingsopbrengsten
./.
./. 6.692.239
90.322 86.172
6.777.200
-
./. 16.800
1.085
668
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
./.
3.065
68.829
Mutatie liquide middelen
./.
26.180
42.698
43.631
933
./.
26.180
42.698
17.451
43.631
Liquide middelen primo periode Mutatie liquide middelen Liquide middelen ultimo periode
112
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
Algemeen
●
Het Aanvullingsfonds verstrekt aanvullingen op uitkeringen en/of eenmalige uitkeringen aan werknemers die werkloos zijn of een ziektewetuitkering ontvangen. Aanvullingen bij werkloosheid • Een eenmalige uitkering van 425 euro voor de werkloos geworden werknemer; • Een aanvulling pensioenpremie om een volledige pensioenopbouw tijdens het eerste halfjaar van de WW-uitkering te realiseren; • Een aanvulling op de invaliditeitspensioenpremie voor werknemers op wie het laatst voor het intreden van de werkloosheid de CAO voor de Bouwnijverheid van toepassing was. De aanvulling wordt verstrekt gedurende het eerste jaar van werkloosheid. Aanvullingen op de ziektewetuitkering Deze regeling is per 1 januari 2006 niet langer van kracht. Omdat er geen indieningtermijn in de cao is opgenomen, worden er sporadisch nog steeds aanvragen ingediend.
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
●
De waardering vindt plaats tegen nominale waarde, tenzij hieronder anders is aangegeven. Obligaties worden gewaardeerd op de marktwaarde (exclusief rente). Voor vorderingen op werkgevers wordt op de nominale waarde een voorziening voor mogelijk oninbaarheid in mindering gebracht. Deze voorziening is gerelateerd aan de uitstaande vorderingen met betrekking tot bijdragen die vermoedelijk buiten incasso worden gesteld. De baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. De premiebaten betreffen de aan het jaar toe te rekenen premie. De administratiekosten worden toegerekend aan de periode waarop het door Cordares in rekening gebrachte bedrag betrekking heeft.
Kasstroomoverzicht
●
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.
Andere doelstellingen van het Aanvullingsfonds • De verstrekking van eindejaarsuitkeringen aan werknemers met een wao- of iva-uitkering; • De betaling van stimuleringsuitkeringen aan werknemers die voorheen recht hadden op een wao-uitkering en die na volledig arbeidsgeschikt te zijn verklaard het werk gedurende minimaal een jaar hebben hervat. Het Aanvullingsfonds betaalt ook kosten voor opleiding, begeleiding en bemiddeling als een werknemer gebruik maakt van het zelfstandig recht op inschakeling van een re-integratiebedrijf. Het Aanvullingsfonds verstrekt tegemoetkomingen aan werkgevers voor de kosten die zij moeten maken op basis van hun plicht het loon door te betalen over extra verlofdagen waarop werknemers van 55 jaar en ouder recht hebben. In de reglementen van het Aanvullingsfonds is geregeld welke voorwaarden gelden voor toekenning van een aanvulling of uitkering.
113
Toelichting op de balans per 31 december 2011 (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
●
Activa
1. Belegde middelen
Obligaties en deposito’s Onderstaand is het verloop van de obligaties weergegeven. 2011
Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen
./.
Herwaardering
./.
Stand einde boekjaar
2010
10.037
-
-
10.039 -
4.990
85
./.
2
4.962
10.037
2011
2010
Onderstaand is het verloop van de aan- en verkopen van deposito’s weergegeven.
Stand begin boekjaar
26.000
121.000
Aankopen
90.322
6.682.200
Verkopen Stand einde boekjaar
Het openstaande saldo ultimo het boekjaar omvat zes deposito’s. Twee deposito’s lopen af in januari 2012, twee in februari 2012, één in maart 2012 en één in april 2012.
114
./.
81.182 35.140
./.
6.777.200 26.000
2. Vlottende activa
Vorderingen op werkgevers
Nog te innen bijdragen van werkgevers
2011
2010
4.111
4.178
Af: voorziening dubieuze vorderingen - stand begin boekjaar - afgeboekte bijdragen
./.
- toevoeging voorziening dubieuze vorderingen - stand einde boekjaar Stand einde boekjaar van de vorderingen op werkgevers
1.139
1.202
302
./. 340
376
277 1.213
1.139
2.898
3.039
Voor de vorderingen op in faillissement verkerende werk gevers is een 100 procent voorziening getroffen. De vorderingen op werkgevers die in surseance van betaling verkeren en werkgevers vallend onder de Wet schuldsanering natuurlijke personen zijn voor 60 procent voorzien.
Overige vorderingen Dit betreft een vooruitbetaald bedrag inzake een liquiditeitsbuffer aan het Technisch Bureau voor de Bouwnijverheid (310) en nog te vorderen administratiekosten (54). Nog te ontvangen interest Dit betreft nog te ontvangen interest op de belegde middelen. 3. Liquide middelen De liquide middelen betreffen het saldo van de bankrekeningen van de Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid en staan ter vrije beschikking van het fonds. Het saldo bevat voor 15,0 miljoen aan liquide middelen die op een private banking spaarrekening staan met een hoger rendement dan een reguliere bankrekening.
115
●
Passiva
4. Beschikbaar saldo van baten en lasten Dit is het cumulatieve saldo van lasten en baten. Het verloop is als volgt: 2011
Stand begin boekjaar Saldo van de staat van baten en lasten Overdracht van vermogen naar het O&O-fonds Stand einde boekjaar
5. Kortlopende schulden
Te betalen vergoeding extra verlofdagen oudere werknemers Dit bedrag betreft de per 31 december 2011 te betalen extra verlofdagen die tot uiterlijk 31 december 2016 kunnen worden opgenomen. Naast de op de balans opgenomen schuld bestaat er ultimo 2011 een potentiële verplichting inzake extra verlofdagen ad 24,4 miljoen (2010: 23,3 miljoen) aan werknemers zonder dienst verband ultimo 2011. Per jaar wijzigt circa 2,0 à 2,5 procent van deze potentiële verplichting in een reële verplichting doordat werknemers weer een dienstverband in de sector verkrijgen. Daartegenover staat dat per jaar circa 18 à 19 procent van de reële verplichtingen omgezet wordt in een potentiële verplichting doordat werknemers hun dienstverband beëindigen.
Te betalen loonheffing Deze post omvat de nog af te dragen loonheffing over uitkeringen (3.934). Nog te betalen uitkeringen Dit betreft nog te betalen aanvullingen (2.144). Te betalen vakantiewaarden Nog te betalen vakantiewaarden bedraagt 105 (2010: 632). Per 31 december 2011 is de nog te betalen vakantiewaarden voor een groot deel vrijgevallen. Overige schulden Deze post omvat nog te betalen administratiekosten (174), te betalen pensioenpremies (645), te betalen immateriële prikkel (212), nog te betalen bedragen aan Fundeon (253).
116
2010
74.061
30.539 ./.
21.853 8.686
./. ./.
26.722 16.800 30.539
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2011 (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
●
Baten
6. Bijdragen Sinds 1 januari 2006 zijn de bij het fonds aangesloten werkgevers verantwoordelijk voor het aanleveren van de loongrondslag ten behoeve van de premieberekening. Over deze grondslag wordt vervolgens de premie voor het fonds vastgesteld. Dientengevolge worden de premiebaten voor de jaarrekening bepaald op de door werkgevers aangegeven loongrondslag en de daarop vastgestelde premie tot en met drie maanden na afloop van het boekjaar. Per cao bedraagt het gemiddelde bijdragepercentage voor: 2011
2010
Bouwbedrijf
1,040
1,040
UTA-personeel in de Bouwbedrijven
0,000
0,000
De bijdragen voor Bouwbedrijf respectievelijk UTA-personeel in de Bouwbedrijven betreffen in het jaar 2011 30.409 miljoen respectievelijk 0,0 miljoen. 7. Beleggingsopbrengsten Dit betreft de rente over de beleggingen en het saldo van de liquide middelen. 8. Overige baten Dit betreft een vrijval schuld vakantiewaarden (527), baten incassokosten (63) en overige incidentele baten (73).
117
●
Lasten
9. Vergoeding extra verlofdagen oudere werknemers Deze vergoeding betreft de lasten van tien of dertien extra verlofdagen, toegekend aan werknemers van 55 jaar en ouder, respectievelijk 60 jaar en ouder. 10. Eindejaarsuitkeringen Deze post betreft de verstrekking van eindejaarsuitkeringen aan werknemers met een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
15. Overige lasten Dit betreft overige resultaatposten. Deze post is als volgt te specificeren:
Toevoeging voorziening oninbaarheid Overige incidentele lasten
11. Organisatielasten Loopbaantraject Bouw & Infra In 2011 is er 1.219 aan kosten verantwoord in verband met de organisatielasten Loopbaantraject Bouw & Infra (2010: 5.439). ●
12. Aanvullingen WW-uitkeringen Deze post betreft de aanvulling op werkloosheidsuitkeringen van 4.115 (2010: 4.260).
14. Administratiekosten De administratiekosten zijn als volgt te specificeren:
Administratiekosten Cordares
2011
2010
3.804
2.968
Fondskosten
532
527
Kosten convenant Informatie- en Verwijstaken
1.127
1.067
5.463
4.562
118
2010
376
277
15
9
391
286
Ondertekening van de jaarrekening
Harderwijk, 19 juni 2012 Namens het bestuur,
13. Kosten re-integratie Deze kosten betreffen de vaste bonus aan de werkgever van 2.500 euro. De bonus is een tegemoetkoming in de extra loonkosten en de kosten voor re-integratie ten behoeve van de werknemer die in zijn tweede ziektejaar voor tenminste 50 procent van zijn gebruikelijke arbeidspatroon het werk heeft hervat.
2011
N.J. van Til M.B. van Veldhuizen
Overige gegevens
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
●
Aan: Het Bestuur van Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid te Harderwijk gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de Staat van baten en lasten over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen en de relevante bepalingen van het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring caobepalingen. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaar rekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattin-
gen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle- informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid per 31 december 2011 en van het Saldo van baten en lasten over 2011 in overeenstemming met in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder f BW melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Verder zijn wij van oordeel dat de in de jaarrekening weer gegeven uitsplitsing van de lasten naar bestedingsdoelen/ activiteiten juist is en aansluit bij de statuten en/of reglementen van het fonds. Amsterdam, 19 juni 2012 Ernst & Young Accountants LLP w.g. mr. drs. G.H.C. de Méris RA
Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten
●
In de statuten zijn geen aanvullende regelingen met betrekking tot de bestemming van het saldo van baten en lasten vastgesteld. Het saldo over 2011 is toegevoegd aan het cumulatief saldo van baten en lasten.
119
120
Afkortingen
A-fonds Subfonds van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de financiering/subsidiëring van activiteiten gericht op onder meer vak- en beroepsopleidingen, instroombevordering en imagoverbetering, bij-, om- en nascholing, bevordering van arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid, onderzoeksactiviteiten en kennisontwikkeling op het gebied van arbeidsvoorwaarden en -verhoudingen. AVV Algemeen Verbindend Verklaring. B-fonds Subfonds van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de financiering/subsidiëring van activiteiten van werkgevers- en werknemersorganisaties gericht op onder meer vak- en beroepsopleidingen, bevordering van arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid, onderzoeksactiviteiten en kennis ontwikkeling op het gebied van arbeidsvoorwaarden en -verhoudingen. BTER Bedrijfstakeigen regelingen. CINOP Centrum voor Innovatie van Opleidingen. ESF Europees Sociaal Fonds. EVC Erkenning van Verworven Competenties. IVA Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten. RCSO II Rabo Credit Strategie Obligatie II.
S-fonds Subfonds van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de subsidiering/financiering van onder meer de Stichting Scholingsfonds, de financiering van kosten van het Loopbaantraject Bouw & Infra en de bedrijfstakinfrastructuur EVC. SLA Service Level Agreement. SLM Service Level Monitoring. SPT Samengestelde Praktijktoetsen. TBB Technisch Bureau Bouwnijverheid. UTA-personeel Uitvoerend, technisch en administratief personeel in de bouw. UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. WAO Wet Arbeidsongeschiktheid. WGA Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten. WIA Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen. WW Werkloosheidswet.
REA Re-integratie van arbeidsongeschikten. RESO Rabo Equity Strategie Obligatie.
121
Begrippen
Aan de inhoud kunnen geen rechten ontleend worden. Deze lijst heeft alleen tot doel enkele begrippen die voorkomen in de jaarverslagen zeer beknopt toe te lichten. Aanvulling op WW-, ZW-, REA-, en WAO-uitkering Het Aanvullingsfonds vult deze uitkeringen eventueel aan of er wordt een eenmalig bedrag toegekend. Algemeen Verbindend Verklaring (AVV) van de cao Een verklaring door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat de cao ook nageleefd moet worden door werkgevers en werknemers die geen lid zijn van partijen die de cao-afspraken hebben gemaakt. De cao krijgt hiermee een ‘wettelijke’ status. Arbouw Het kennisinstituut voor de bedrijfstak op het terrein van arbeidsomstandigheden. Artikel 61a van de CAO voor het Bouwbedrijf In dit artikel zijn de afspraken beknopt vastgelegd voor het recht op scholing van de werknemer en het te voeren scholingsbeleid door de werkgever. Beroepscommissie Erkenningsregeling Deze onafhankelijke commissie bestaat uit drie leden, afkomstig uit de advocatuur, de onderwijsinspectie en de (bouwrelevante) wetenschap en behandelt de beroepsschriften in het geval een opleidingsinstituut het niet eens is met het besluit dat het instituut niet erkend wordt door het Scholingsfonds. Clusterbestuur BTER Het bestuur van het Tijdspaarfonds, Opleidings- en Ontwikkelingsfonds, Scholingsfonds, en het Aanvullingsfonds (opgenomen in de CAO Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bouwnijverheid) dat zo is gekozen dat elke bestuurder lid is van alle vier de besturen van het cluster. Commissie Premie-inning De commissie wordt gevormd door het bestuur van het Technisch Bureau Bouwnijverheid. De taken van de commissie zijn het nemen van besluiten over afwijkende incassomaatregelen, de aanvraag tot faillissement, terugvorderingen, sanctioneren, aangifte bij justitie, en indelingsvraagstukken inzake de werkingssfeer van de cao.
122
Erkenningsregeling voor opleidingsinstituten De regeling toetst en waarborgt de kwaliteit van de instituten die scholing verzorgen. Een vergoeding uit het Scholingsfonds na het volgen van een cursus is alleen aan de orde als het opleidingsinstituut is erkend door het Scholingsfonds. Extra verlofdagen oudere werknemers Cao-afspraak dat werknemers van 55 jaar en ouder recht hebben op tien extra verlofdagen en werknemers van 60 jaar en ouder op dertien extra verlofdagen per jaar ten opzichte van de werknemers jonger dan 55 jaar. Handhavingsbeleid Ziet toe op controle en naleving van (cao-)regels. Klachtenregeling Scholingsfonds De mogelijkheid voor belanghebbenden om een klacht in te dienen in het geval de belanghebbende van mening is dat de vergoedingsregeling van het Scholingsfonds niet goed wordt uitgevoerd. NEN Het Nederlands Normalisatie-instituut functioneert als kennisen informatiecentrum op het terrein van internationale en nationale normen en treedt in het normalisatieproces op als facilitaire organisatie ten behoeve van belanghebbenden. Palliatief verlof Doorbetaald verlof om een familielid met een levensbedreigende ziekte te verzorgen in de laatste levensfase. Ook wel stervensbegeleiding genoemd. De loonkosten kunnen gedeclareerd worden bij het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds. Saldo-overzichten Overzichten met bij- en afboekingen van het Tijdspaarfonds. Rouwverlof Doorbetaald verlof direct na overlijden van een familielid. De loonkosten kunnen gedeclareerd worden bij het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds. Service Level Agreement (SLA) Afspraken over het niveau van de te leveren dienstverlening.
Stimuleringsuitkering De uitkeringen aan werknemers die voorheen een waouitkering hadden en die na volledig arbeidsgeschikt te zijn verklaard het werk gedurende minimaal een jaar hebben hervat. Technisch Bureau Bouwnijverheid (TBB) Een dienstverlenende organisatie ten behoeve van besturen en partijen bij de CAO voor het Bouwbedrijf, biedt (vergader)faciliteiten, verzorgt bestuursnotities, vergaderagenda’s en bestuurscorrespondentie. Adviseert in brede zin over bestuursaangelegenheden zoals contracten en kwaliteitsbewaking.
123
●
Colofon
Uitgave Cordares Basisweg 10 1043 AP Amsterdam Postbus 637 1000 EE Amsterdam Vormgeving & realisatie Dadomoto | communicatie + design, dadomoto.nl Illustraties Dadomoto | communicatie + design, dadomoto.nl
124
Jaarverslag 2011 •
BTER Investeren in vakmanschap