,3 Brussel, 6 september 2002
&RPPLVVLH ]HJW GDW GRHOVWHOOLQJHQ YDQ /LVVDERQ YRRU ZHUNJHOHJHQKHLG QRJ VWHHGV KDDOEDDU ]LMQ DOV OLGVWDWHQ SUREOHHPJHELHGHQ DDQSDNNHQ HQ DDQGDFKW ULFKWHQ RS EDQHQ YRRU YURXZHQ HQ RXGHUH ZHUNQHPHUV 'H&RPPLVVLHSXEOLFHHUGHYDQGDDJKHWYHUVODJ:HUNJHOHJHQKHLGLQ(XURSD ,Q GLW MDDUOLMNV YHUVODJ ZRUGHQ GH SUHVWDWLHV YDQ GH (XURSHVH DUEHLGVPDUNW EHVSURNHQ WHJHQ GH DFKWHUJURQG YDQ GH UHFHQWH JURHLYHUWUDJLQJ HQ GH VWUXFWXUHOH YHUEHWHULQJHQ LQ GH (XURSHVH DUEHLGVPDUNWHQ VLQGV KHW PLGGHQ YDQ GH MDUHQ 'H QDGUXN ZRUGW RRN JHOHJGRSKHWEHODQJYDQGHNZDOLWHLWYDQGHDUEHLGYRRUGHSURGXFWLYLWHLWHQ GH DOJHPHQH SUHVWDWLHV LQ]DNH ZHUNJHOHJHQKHLG 2RN GH UHVWHUHQGH RQHYHQZLFKWLJKHGHQ LQ GH (XURSHVH DUEHLGVPDUNWHQ PHW QDPH WXVVHQ PDQQHQ HQ YURXZHQ HQ WXVVHQ GH UHJLR V NRPHQ DDQ ERG 7HQ VORWWH JDDW KHWYHUVODJGLHSHULQRSGHEHODQJULMNVWHWHQGHQVHQYDQGHZHUNJHOHJHQKHLG LQ GH NDQGLGDDWOLGVWDWHQ HQ RS GH NHQPHUNHQ YDQ GH DUEHLGVPDUNW LQ HHQ XLWJHEUHLGH 8QLH +HW YHUVODJ :HUNJHOHJHQKHLG LQ (XURSD YHUVFKLMQW GLW MDDU RSHHQPRHLOLMNPRPHQWPHWJURWHRQ]HNHUKHLGRYHUGHRQWZLNNHOLQJYDQGH HFRQRPLH HQ GH ZHUNJHOHJHQKHLG LQ (XURSD PDDU HU ]LMQ DDQZLM]LQJHQ GDW (XURSDYDQGDDJHHQEHWHUHXLWJDQJVSRVLWLHKHHIWRPGLHXLWGDJLQJHQDDQWH QHPHQ Anna Diamantopoulou, commissaris voor werkgelegenheid en sociale zaken, verklaarde: "Het nieuwe Europa na de uitbreiding - met een hoge werkgelegenheid en een sterke groei - is een realistische en haalbare doelstelling. Maar we mogen niet stilzitten. We moeten de genderkloof overbruggen en menselijk kapitaal opbouwen in probleemgebieden en onder laaggeschoolden, vrouwen en oudere werknemers. Anders lopen we het gevaar dat we de doelstellingen van Lissabon niet halen."
Het verslag bevat de volgende hoofdlijnen:
(FRQRPLVFKHFRQWH[WHQZHUNJHOHJHQKHLGVSUHVWDWLHV - Na een periode van sterke toename van de werkgelegenheid vanaf het midden van de jaren ’90 zijn de vooruitzichten voor de economie en de werkgelegenheid thans onzeker. De groei van de werkgelegenheid is nog niet aangetrokken volgens de verwachtingen en het werkloosheidscijfer kent nog een lichte stijging, tot 7,7 % in juni 2002. Bovendien worden nog steeds veel ontslagen aangekondigd en staat ook het consumentenvertrouwen nog op een laag peil. - In vergelijking met vroegere periodes van groeivertraging is de EU nu echter beter voorbereid om de problemen aan te pakken. In 2001, toen de economische groei vertraagde tot gemiddeld 1,6% van het BBP (komende van 3,4% in 2000) en in het vierde kwartaal zelfs negatief was, nam de werkgelegenheid in de EU nog steeds toe met 1,2% - goed voor meer dan 2 miljoen banen - tegenover 1,8% in 2000. Dit in tegenstelling tot de USA en Japan, waar de groeivertraging in 2001 een netto banenverlies veroorzaakte, hoewel de totale werkgelegenheidscijfers nog steeds hoger lagen dan in de EU. - De vertraging trof hoofdzakelijk de industriële sector, met een negatieve groei van de werkgelegenheid in de tweede helft van 2001, terwijl de dienstensector nieuwe banen bleef scheppen, maar in een langzamer tempo. De arbeidsparticipatie in de EU steeg tot 63,9% in 2001, komende van 63,2% in 2000. De tussentijdse doelstelling voor 2005 bedraagt 67% en voor 2010 is een doelstelling van 70% vastgelegd. - Net als in de afgelopen jaren lag de groei van de werkgelegenheid hoger bij de vrouwen. Meer dan 60% van de netto banenwinst in de Europese Unie - het equivalent van 1,3 miljoen banen - werd ingenomen door vrouwen, waardoor de arbeidsparticipatie onder vrouwen steeg van 54% in 2000 naar 54,9% in 2001, De tussentijdse doelstelling voor 2005 bedraagt 57% en voor 2010 is een doelstelling van meer dan 60% vastgelegd. De genderkloof in de arbeidsparticipatie is iets kleiner geworden, maar bedroeg in 2001 nog steeds 18%. - De groei van de werkgelegenheid was ook groter voor voltijdse dan voor deeltijdse banen. Voltijdse banen waren goed voor meer van 75% van de netto banenwinst (70% in 2000). Flexibele arbeidsregelingen droegen eveneens bij tot de verruiming van de werkgelegenheid, met 17,9% van de Europeanen die deeltijds werken - 6,2% van de mannen en 33,4% van de vrouwen - en 13,4% met arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd - 12,4% van de mannen en 14,6% van de vrouwen. - De schepping van werkgelegenheid voor oudere mensen viel daarentegen in de meeste lidstaten minder goed uit. De grote uitzondering is Finland, waar de arbeidsparticipatie van oudere mensen sterk is blijven stijgen, tot 45,7% in 2001, komende van 42,0% in 2000 en 39,0% in 1999. Op EU-niveau bedroeg de arbeidsparticipatie van oudere mensen (55-64-jarigen) 38,5% in 2001 (37,8% in 2000), vergeleken met een doelstelling van 50% in 2010. Om deze doelstelling te bereiken, zullen verregaande hervormingen van de belasting- en pensioenstelsels, een betere toegang tot de mogelijkheden inzake levenslang leren en een mentaliteitsverandering bij zowel de werkgevers als de werknemers noodzakelijk zijn.
2
- De huidige groeivertraging volgt op een periode van sterke toename van de werkgelegenheid vanaf 1995, waarin de lidstaten van de Europese Unie erin geslaagd zijn een aanzienlijk aantal arbeidsplaatsen te scheppen, de arbeidsparticipatie constant te verhogen en de werkloosheid sterk te doen dalen. Tussen 1995 en 2001 werden meer dan 12 miljoen nieuwe banen geschapen met een jaarlijks groeipercentage van 2,1%, terwijl de werkloosheid daalde van 10,2% in 1995 tot 7,4% in 2001 - 6,4% voor de mannen en 8,7% voor de vrouwen. Alleen al tussen 2000 en 2001 nam de werkloosheid af met meer dan 700.000 eenheden en bleef de werkloosheidsgraad bij jongeren dalen tot minder van 15% voor het eerst in tien jaar. In bijna alle lidstaten nam ook de langdurige werkloosheid verder af, tot 3,3% in 2001 vergeleken met 3,7% een jaar voordien. - Door de economische groeivertraging is de daling van de werkloosheid echter in de eerste helft van 2002 tot stilstand gekomen. Maar ondanks deze ongunstige ontwikkelingen moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de huidige onzekere economische vooruitzichten, die het cyclisch verloop van de werkgelegenheid beïnvloeden, en structurele verbeteringen in de Europese arbeidsmarkten op lange termijn. De recente sterke toename van de werkgelegenheid zonder inflatoire druk, wijst er immers op dat de banenwinst en de daling van de werkloosheid structureel is. De invoering van één munteenheid en de Europese Werkgelegenheidsstrategie scheppen mede de voorwaarden voor verbeteringen die duurzaam zijn en daardoor ruimte bieden voor lage rentevoeten tijdens de conjunctuurdaling, die het nakend herstel moeten ondersteunen. - De gevolgen van de groeivertraging voor de werkgelegenheid op middellange en lange termijn zijn nog onduidelijk. Veel zal afhangen van het vooruitzicht op een snel herstel en van het vermogen om de producenten en consumenten opnieuw vertrouwen te geven. Vooral de omvang en de duur van de groeivertraging zorgen voor onzekerheid. Een aanhoudende groeivertraging, in combinatie met een zwak vertrouwen, zou een zware impact hebben op de werkgelegenheidsprestaties in Europa en de terugkeer naar een positieve werkgelegenheidstendens vertragen. De doelstellingen van Lissabon zullen niet haalbaar zijn als economische groeivertragingen - die een normaal onderdeel zijn van de economische cyclus - de potentiële groei op lange termijn negatief beïnvloeden door een depreciatie van het menselijk kapitaal of een achteruitgang van de kwaliteit van de arbeid.
,QYHVWHUHQLQYDDUGLJKHGHQHQEHWHUHEDQHQ - Een van de belangrijkste lessen die uit het verslag naar voor komen, is dat de kwaliteit van de arbeid hand in hand gaat met zowel de productiviteit als de algemene werkgelegenheidsprestaties, en dat een beleid ter verbetering van de kwaliteit van de arbeid ook kan bijdragen tot een toename van het aantal arbeidsplaatsen. Vandaag werkt echter nog steeds bijna een kwart van alle voltijdse werknemers en meer dan twee derden van alle onvrijwillig deeltijdse werknemers in banen van lage kwaliteit. - m.a.w. onderbetaalde banen met een lage productiviteit die werkzekerheid, opleidingsmogelijkheden noch loopbaanvooruitzichten bieden.
3
- Hoewel dergelijke banen van lage kwaliteit de werklozen vaak een gemakkelijker toegang tot de arbeidsmarkt kunnen bieden, lopen werknemers in banen van relatief lage kwaliteit toch een veel groter risico op werkloosheid en inactiviteit dan die in banen van betere kwaliteit. Meer dan de helft blijft immers gedurende meer dan twee jaar steken in een baan van lage kwaliteit en bijna 25% wordt werkloos of inactief - vijf keer meer dan bij banen van hoge kwaliteit. Als ze eenmaal werkloos zijn, maken ze ook veel minder kans om opnieuw een baan te krijgen, en vooral een baan van goede kwaliteit. Daardoor ontstaat het risico op een vicieuze cirkel tussen werkgelegenheid van lage kwaliteit en werkloosheid. - Opleidingsmogelijkheden en een juist evenwicht tussen flexibiliteit en werkzekerheid vormen belangrijke elementen om mensen in banen van lage kwaliteit te ondersteunen, hun doorstroming naar meer stabiele banen te bevorderen en ze beter te integreren in de arbeidsmarkt. Dit geldt vooral voor werk met een tijdelijk contract, dat voor vele jongeren en hooggeschoolden eigenlijk een springplank vormt naar een vaste baan van betere kwaliteit, terwijl het duidelijk een minder doeltreffende manier is om laaggeschoolden en ouderen aan een stabiele baan te helpen, tenzij het gecombineerd wordt met andere maatregelen om de kwaliteit te verbeteren, vooral met voortgezette opleiding.
'HJHQGHUNORRIHQUHJLRQDOHYHUVFKLOOHQDDQSDNNHQ - Daarnaast moeten de overblijvende onevenwichtigheden op de Europese arbeidsmarkt, vooral met betrekking tot geslacht, vaardigheden en nationaliteit, en de verschillen tussen de regio’s, worden aangepakt. Vrouwen verdienen nog steeds zowat 16% minder dan mannen in de gehele Unie - 11% in de overheidssector en 24% in de particuliere sector. De inkomenskloof tussen mannen en vrouwen varieert van 10% in Portugal, Italië en België tot meer dan 20% in Nederland, Oostenrijk en het UK. - Het verslag vermeldt de volgende hoofdoorzaken voor die inkomenskloof: gendersegregatie tussen sectoren en beroepen, met een hogere concentratie van vrouwen in laagbetaalde sectoren en beroepen; er zijn minder vrouwen met leidinggevende functies, vrouwen hebben vaker een buitengewone en laagbetaalde baan; vrouwen hebben meer en langere loopbaanonderbrekingen en hebben ook vaker zorgtaken dan mannen. Om de loonkloof te verkleinen, moeten al deze factoren worden aangepakt. - Ondanks de toenemende convergentie tussen de EU-lidstaten, zijn de verschillen tussen bepaalde groepen van regio's inzake prestaties van de arbeidsmarkt verder toegenomen in de periode 1995-2000. Die ongelijkheden kunnen worden toegeschreven aan verschillen in de regionale productiestructuren en in het menselijk kapitaal van de regio's. De regio's waar veel mensen werken in de dienstensector en in laaggeschoolde banen hadden het door het relatief lage niveau van hun menselijk kapitaal moeilijk om de andere regio's in te halen op het gebied van de arbeidsparticipatie. De verschillen in inkomen en werkgelegenheid tussen de regio's zullen wellicht toenemen wanneer de eerste groep kandidaat-lidstaten in 2004 tot de EU toetreedt. Daardoor zal het algemene werkgelegenheidscijfer van de uitgebreide EU immers dalen met ongeveer 1,5%. Ook daarom zal ook de regionale cohesie moeten worden versterkt om de doelstellingen van Lissabon te halen.
4
- Deze aandacht voor gelijkheid, solidariteit en sociale integratie vindt veel bijval, vooral bij de jongeren in Europa. Volgens een Eurobarometer Flash van juni 2002 beschouwen vier op vijf jonge Europeanen de "bestrijding van de werkloosheid, de sociale ongelijkheid en de armoede" als het hoofdprobleem dat door de Europese Conventie zou moeten worden aangepakt. De Europese Jongerenconventie kwam tot een vergelijkbare conclusie, namelijk dat "Europa niet alleen een economische en politieke entiteit is, maar ook een sociale entiteit met een grote culturele verscheidenheid" en dat "gelijkheid de kern van het Europees project moet vormen". Het verslag geeft eerst een gedetailleerd overzicht van de recente ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en analyseert vervolgens de structurele veranderingen in de Europese arbeidsmarkten, de synergie tussen kwaliteit van de arbeid en algemene prestaties inzake werkgelegenheid, en de prestatieverschillen tussen Europese regio’s. Ten slotte gaat het verslag nader in op de toestand van de arbeidsmarkten in de kandidaat-lidstaten en op de kenmerken van de arbeidsmarkt in een uitgebreide Unie. Het verslag bevat projecties op korte termijn en gedetailleerde statistische tabellen met macro-economische indicatoren en kernindicatoren inzake werkgelegenheid voor de lidstaten en de kandidaat-lidstaten. De volledige tekst van het verslag is te vinden onder "Key Documents" op de website van de Europese Commissie, DG Werkgelegenheid en Sociale Zaken, op het adres: http://europa.eu.int/comm/dgs/employment_social/key_en.htm
5