Brussel, 10 september 2008 Advies_energiedecreet
Advies Over het voorontwerp van decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid
1
Advies energiedecreet
Inhoud 1.
Inleiding ....................................................................................................................... 3
2.
Algemene beoordeling ................................................................................................ 5
3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7. 3.8. 3.9.
Analyse en beoordeling van de codificatie................................................................ 6 Codificatie van regelgeving ........................................................................................... 6 Codificatie van de energiewetgeving is nodig ................................................................ 7 Ambitieniveau van de codificatie ................................................................................... 8 Scope van de codificatie ............................................................................................... 9 Structuur van het energiedecreet ................................................................................ 10 Inhoudelijke wijzigingen .............................................................................................. 12 Juridisch-technische kwaliteit ...................................................................................... 12 Codificatie van de uitvoeringsbesluiten ....................................................................... 13 Aanvullende initiatieven .............................................................................................. 13
4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 4.8. 4.9. 4.10. 4.11. 4.12. 4.13. 4.14. 4.15. 4.16. 4.17.
Inventaris van inhoudelijk nieuwe of gewijzigde artikelen ..................................... 14 Privénet, directe lijn/leiding en ‘gewoon’ net ................................................................ 14 ‘Vergunningsprocedures’ privénetten .......................................................................... 15 Plaatselijk vervoernet .................................................................................................. 16 Geldigheidsduur van de certificaten ............................................................................ 17 Uitbreiding van de certificatenverplichting tot toegangshouders .................................. 17 Bevoegdheid van de Vlaamse regering om de groeifactor aan te passen .................... 18 Warmtekrachtcertificaten............................................................................................. 18 Schadevergoedingsregeling ........................................................................................ 19 Nieuwe voorwaarden en verplichtingen voor netbeheerders ........................................ 19 Energiebeleidsovereenkomsten .................................................................................. 20 Brandstofleveranciers ................................................................................................. 21 Recht op toegang tot een net ...................................................................................... 21 Rechten en plichten van afnemers .............................................................................. 22 Beschikbare kredieten ................................................................................................. 22 Gedragscode .............................................................................................................. 23 EPB-eisen ................................................................................................................... 23 Wijzigingen in definities ............................................................................................... 23
5. 5.1. 5.2. 5.3.
Bijlagen ...................................................................................................................... 25 Bijlage 1: Inhoudstafel van het voorontwerp ................................................................ 25 Bijlage 2: Voorbeelden van te beperkte codificatie ...................................................... 28 Bijlage 3: Voorbeelden van juridisch-technische gebreken .......................................... 35
Referentielijst....................................................................................................................... 40
2
Advies energiedecreet
1. Inleiding De SERV ontving op 9 juli 2008 een adviesvraag van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur over een voorontwerp van decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid. Het voorontwerp van decreet is het resultaat van een codificatie van vijf bestaande energiedecreten: het Elektriciteitsdecreet, het Aardgasdecreet, het REG-decreet, het Oprichtingsdecreet VREG en het EPB-decreet1. De nota aan de Vlaamse regering stelt terzake: “Het energiedecreet moet leiden tot een beter samenhangende, meer transparante en meer toegankelijke energiewetgeving. Er wordt gezorgd voor een logische opbouw van de titels en hoofdstukken. Procedures worden op elkaar afgestemd. Beperkte wijzigingen zonder inhoudelijke gevolgen moeten het geheel coherenter maken. Onder meer door schrapping van overgangsbepalingen die niet langer van toepassing zijn, zal ook de omvang van de reglementering worden gereduceerd.” De structuur van het nieuwe energiedecreet is opgenomen als bijlage 1 bij dit advies. In dit advies becommentarieert de raad – na een algemene beoordeling van het voorontwerp – de doorgevoerde codificatie. Met name gaat de SERV na in hoeverre het voorontwerp de beoogde doelstellingen realiseert. De SERV geeft geen inhoudelijke beoordeling van de gecodificeerde regelgeving. Dat kan immers niet de bedoeling zijn in een advies over een codificatiedecreet, aangezien het bij een codificatie in principe gaat om het beter afstemmen en structureren van bestaande regelgeving zonder dat (belangrijke) inhoudelijke wijzigingen worden doorgevoerd. Dat neemt niet weg dat de SERV bij sommige delen van de bestaande energiewetgeving inhoudelijke bemerkingen heeft. Voor de inhoudelijke beoordeling van de bepalingen van de gecodificeerde basisdecreten en suggesties om de energiewetgeving te verbeteren, verwijst de SERV naar zijn eerdere adviezen vermeld in de referentielijst bij dit advies. De SERV heeft evenwel vastgesteld dat het voorontwerp van energiedecreet meer omvat dan “beperkte wijzigingen zonder inhoudelijke gevolgen”. In tegenstelling tot wat is vermeld in de nota aan de Vlaamse regering, zijn er in het voorontwerp heel wat wijzigingen aan de be1
Voluit: • Decreet van 17 juli 2000 houdende organisatie van de elektriciteitsmarkt (Elektriciteitsdecreet) • Het decreet van 6 juli 2001 houdende de organisatie van de gasmarkt (Aardgasdecreet) • Het decreet van 2 april 2004 tot vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in het Vlaamse Gewest door het bevorderen van het rationeel energiegebruik, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de toepassing van de flexibiliteitsmechanismen uit het Protocol van Kyoto (REG-decreet) • Het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt (Oprichtingsdecreet VREG) • Het decreet van 22 december 2006 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat en tot wijziging van artikel 22 van het REG-decreet (EPB-decreet).
3
Advies energiedecreet
staande regelgeving geslopen die een belangrijke inhoudelijke impact hebben. Deze wijzigingen worden niet als dusdanig weergegeven of gemotiveerd in de memorie van toelichting. De SERV heeft dan ook veel tijd moeten besteden aan het inventariseren en controleren van alle wijzigingen en wenst deze aanpassingen uiteraard wel inhoudelijk te beoordelen. Mede door het feit dat dit soort tijdrovend monnikenwerk nodig was en de adviesvraag tijdens de vakantieperiode moest behandeld worden, was niet mogelijk om de inhoudelijke besprekingen binnen de toegekende adviestermijn af te ronden. De inhoudelijke beoordeling van de wijzigingen zal daarom op korte termijn gebeuren in een aanvulling op dit advies.
4
Advies energiedecreet
2. Algemene beoordeling De SERV verwelkomt een codificatie van de energiewetgeving. Door codificatie - een techniek om regelgeving juridisch-technisch te vereenvoudigen – kan de coherentie en duidelijkheid van de regelgeving vergroten en wordt ze gemakkelijker doorzoekbaar en transparanter. Zeker in de energiewetgeving is de behoefte daaraan groot. De codificatie werd in het voorontwerp echter te beperkt ingevuld. Er werden naar het oordeel van de raad onvoldoende inspanningen gedaan om de coherentie en transparantie van de energieregelgeving te verbeteren, om de inhoud en procedures beter te integreren, op elkaar af te stemmen of te vereenvoudigen, om een goede structuur te zoeken… Ook op juridischtechnisch vlak bevat het voorontwerp nog talrijke fouten en tekortkomingen zoals inconsistenties in de gebruikte terminologie en definities, overbodige bepalingen die zijn blijven staan en verkeerde verwijzingen. Het voorontwerp is daardoor een gemiste kans om de voordelen van een degelijke codificatie te realiseren. De SERV ziet bijgevolg weinig meerwaarde om dit voorontwerp in te dienen en te laten goedkeuren door het Vlaams Parlement. De raad vraagt dat zo snel mogelijk een nieuwe en betere codificatie wordt uitgewerkt en is bereid om daarover desgevallend opnieuw te adviseren. Als het gaat om een loutere codificatie, zoals de nota aan de Vlaamse regering beweert, dan zouden geen belangrijke inhoudelijke wijzigingen aan de regelgeving mogen worden doorgevoerd. Naar aanleiding van een codificatie kan het in sommige gevallen echter aangewezen zijn om de regelgeving inhoudelijk meer substantieel te wijzigen. Voor de raad kan dat enkel als dat op een transparante manier gebeurt en de belangrijke inhoudelijke wijzigingen degelijk worden gemotiveerd. Dit is in het voorontwerp niet gebeurd. De SERV vraagt dan ook uitdrukkelijk dat de Vlaamse regering in de nieuw uit te werken codificatie alle belangrijke inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de bestaande regelgeving duidelijk zou opsommen en motiveren. De SERV zal zich in intussen op korte termijn in een aanvullend advies uitspreken over de door hemzelf geïnventariseerde belangrijke inhoudelijke wijzigingen.
5
Advies energiedecreet
3. Analyse en beoordeling van de codificatie 3.1. Codificatie van regelgeving Goede regelgeving is een belangrijke determinant voor de concurrentiepositie en het investeringsklimaat van een regio en vrijwaart sociale verworvenheden. Codificatie - een techniek om regelgeving juridisch-technisch te vereenvoudigen - kan daartoe bijdragen door: - de bundeling en integratie van diverse afzonderlijke regelgevingen in één geheel, waardoor de regelgeving gemakkelijker terug te vinden is - de verbetering van de structuur waardoor de regelgeving gemakkelijker doorzoekbaar en transparanter wordt - de vereenvoudiging van de regels bv. via uniformisering van regels en procedures die overlap kan vermijden en kan zorgen voor administratieve lastenverlaging. - de verbetering van de samenhang zodat de regelgeving coherenter wordt - een betere afbakening van de bevoegdheden, verantwoordelijkheden en verplichtingen van alle actoren (overheden, private actoren, …) - de verbetering van de legistieke kwaliteit - de vereenvoudiging van de formuleringen zodat de regelgeving gemakkelijker te begrijpen is - een verbeterde implementatie en handhaafbaarheid van de regelgeving. Codificatie kan beperkt en ambitieus worden opgevat (zie kader Consolidatie, coördinatie en codificatie). In de beperkte versie gaat het om het samenvoegen en integreren van de wijzigingen die in de loop der jaren via afzonderlijke wijzigingsbepalingen aan de wetgeving zijn aangebracht, zodat opnieuw één, authentieke, wettekst voorhanden is (ook wel consolidatie genoemd2), of om het samenvoegen van afzonderlijke maar inhoudelijk samenhangende regelgeving in één geheel, waarbij artikelen en bepalingen worden gehergroepeerd en inhoudelijk op mekaar worden afgestemd (ook wel coördinatie genoemd). Codificatie kan ook meer ingrijpend zijn. Het gaat dan over het samenvoegen en herstructureren van wetgeving tot een logisch geheel, vaak vanuit een visie over de optimale (toekomstige) structuur, waarbij tegelijk tekortkomingen in de regelgeving worden aangepakt zoals verouderde regels, dubbele regels en inconsistente regels; onvoldoende uniformisering op het vlak van terminologie, procedurele regels en inhoudelijke bepalingen; onvoldoende gestructureerde of toegankelijke (en vindbare) regelgeving; inhoudelijke hiaten in de regelgeving, enz.
2
Begrippen afkomstig uit de brochure “Kenmerken van goede regelgeving” van de Dienst Wetsmatiging.
6
Advies energiedecreet
Consolidatie, coördinatie en codificatie3 Consolidatie, coördinatie en codificatie zijn instrumenten van juridisch-technische vereenvoudiging. •
Consolidatie betreft het samenvoegen en integreren van de wijzigingen die in de loop der jaren via afzonderlijke wijzigingsbepalingen aan de wetgeving zijn aangebracht, zodat opnieuw één, authentieke, wettekst voorhanden is (bv. ‘gecoördineerd’ decreet op de ruimtelijke ordening).
•
Coördinatie omvat het samenvoegen van verschillende afzonderlijke maar inhoudelijk samenhangende regelgeving in één geheel, waarbij artikelen en bepalingen worden gehergroepeerd, zonder dat wezenlijke inhoudelijke veranderingen plaatsvinden (bv. coördinatie van alle uitvoeringsbesluiten op het Bodemsaneringsdecreet in één reglement: Vlarebo).
•
Codificatie is meer ingrijpend. Het gaat over het samenvoegen en herstructureren van wetgeving tot een logisch geheel, vaak vanuit een visie over de optimale toekomstige structuur. Daarbinnen kunnen twee varianten worden onderscheiden. Een eerste is het bundelen van regelgeving in een beperkt aantal wetboeken of wetgevingscomplexen (bv. één Milieudecreet, één Mobiliteitsdecreet, één Energiedecreet, …). Een tweede is het gebruik van ‘horizontale decreten’ die de regels uniformiseren rond een bepaald aspect dat tot dusver in vele of alle wetgeving afzonderlijk is geregeld. Dat kan binnen één beleidsdomein gebeuren (bv. één Milieuhandhavingsdecreet dat de uiteenlopende handhavingsbepalingen in milieudecreten en –besluiten vervangt) of over beleidsdomeinen heen (bv. harmonisatie regels betreffende het voorkooprecht of het gebruik van convenants, een Klachtendecreet, een decreet betreffende administratieve procedures, …).
Deze instrumenten maken een betere ontsluiting en een aanzienlijke vereenvoudiging en vermindering van de omvang van de regelgeving mogelijk. Meer bepaald pakken ze volgende tekortkomingen in de regelgeving aan: verouderde regels, dubbele regels en inconsistente regels; onvoldoende uniformisering op het vlak van terminologie, van procedurele regels en van inhoudelijke bepalingen; onvoldoende gestructureerde of toegankelijke (en vindbare) regelgeving; inhoudelijke hiaten in de regelgeving, enz.
3.2. Codificatie van de energiewetgeving is nodig De SERV heeft in eerdere adviezen gewezen op het belang en de wenselijkheid van een codificatie van wetgeving in het algemeen en van de energieregelgeving in het bijzonder. De reden is dat er op dit domein de jongste jaren zeer veel nieuwe regelgeving tot stand is gekomen, mede ten gevolge van Europese regelgeving. De uitbouw van de Vlaamse energiewetgeving gebeurde stapsgewijs, verspreid over afzonderlijke decreten en uitvoeringsbesluiten en heeft al heel wat wijzigingen ondergaan. Daardoor is de behoefte aan codificatie groot. Reeds in zijn advies 20 oktober 19994 vroeg de raad naar een kaderdecreet dat de doelstellingen en de belangrijkste structuren, processen en instrumenten van het Vlaamse energiebeleid zou regelen. De codificatie van de energieregelgeving is ook al geruime tijd aangekondigd door de Vlaamse regering. Het was als project opgenomen in het actieplan reguleringsmana-
3 4
Uit: Van Humbeeck, Peter, “Kenmerken van goede regelgeving. Vormingspakket wetgevingsleer A”. Interuniversitair Centrum voor Wetgeving. Advies van 20 oktober 1999 over het voorontwerp van decreet inzake de opwekking en de distributie van elektriciteit. SERV.
7
Advies energiedecreet
gement 2003-2004. Volgens de Beleidsbrief energie 2005-2006 zou een voorontwerp van decreet al in 2005 worden voorgelegd aan het Vlaams parlement. In die context is de SERV verheugd dat er nu een voorontwerp van energiedecreet voorligt.
3.3. Ambitieniveau van de codificatie In het actieplan reguleringsmanagement 2003-2004 was een codificatie van de energiewetgeving in ruime zin van ‘codificatie’ voorzien: “Codificatie van de gehele wetgeving inzake het Vlaamse energiebeleid. Aanpassing, aanvulling of beperking van de bestaande regels aan de huidige inzichten inzake effectiviteit, toepasbaarheid, leesbaarheid, administratieve lastenbeperking en maatschappelijke kostenreductie. Vermijden van inconsistentie, dubbele regels en verouderde bepalingen.” Volgens de SERV is er evenwel slechts een beperkte invulling gegeven aan de codificatie. Veelal gaat het louter om het samen zetten van bestaande artikelen en het schrappen van overgangsbepalingen die niet langer van toepassing zijn. Er is nauwelijks werk gemaakt van het wegwerken van inconsistenties of dubbele regels. Er is geen methodische, generieke structuur en ordening van artikelen uitgewerkt. Er is vrijwel geen poging gedaan om de bestaande regels te vereenvoudiging op het vlak van leesbaarheid of administratieve lasten5… Ook op andere vlakken is de meerwaarde van het voorontwerp ten opzichte van de huidige energiedecreten beperkt. Voor de SERV moet het ambitieniveau van een codificatie van de energiewetgeving dus hoger liggen. Er moeten meer inspanningen gebeuren om de meerwaarde van het voorontwerp van decreet ten opzichte van de huidige regelgeving te vergroten. In bijlage 2 bij dit advies gaat de raad hierop dieper in. Met name worden - bij wijze van voorbeelden - opmerkingen en suggesties geformuleerd om op het vlak van openbaredienstverplichtingen, toezichts- en controlebepalingen, sanctiebepalingen en rapportage- en evaluatiebepalingen de meerwaarde van een gecodificeerd energiedecreet te vergroten.
5
Zo is in voorontwerp de elektronische overdracht van gegevens niet consistent en voldoende uitgewerkt; voor de EPB-regelgeving gebeurde dit iets beter, maar onvolledig Verandering van verslaggever (art. 11.1.7. §3) wordt elektronisch gemeld; de aanduiding van verslaggever, via de startverklaring wordt niet elektronisch gemeld (art. 11.1.7. §2). Ook de elektronische overdracht van de EPB-aangifte is niet geregeld in het decreet (art. 11.1.8 §1).
8
Advies energiedecreet
3.4. Scope van de codificatie Aanvankelijk was het de bedoeling om in een eerste fase enkel het Elektriciteitsdecreet en het Aardgasdecreet te integreren in één decreet. Later werd het project uitgebreid tot redactie van één Energiedecreet dat zowel de vrijmaking van de elektriciteits- en gasmarkt behandelt als het rationeel energiegebruik en de hernieuwbare energiebronnen. Het voorliggend voorontwerp codificeert concreet vijf bestaande energiegerelateerde decreten: het Elektriciteitsdecreet, het Aardgasdecreet, het REG-decreet, het Oprichtingsdecreet van de VREG en het EPB-decreet. Volgens de memorie van toelichting bij het voorontwerp en de nota aan de Vlaamse regering zou daarmee ‘de volledige thans in Vlaanderen geldende energiewetgeving’ zijn gecoördineerd en gecodificeerd. Dit klopt niet helemaal. Zo gaat art. 7§2 van het decreet van 20 december 1996 tot regeling van het recht op de minimumlevering van elektriciteit, gas en water over de behandeling door de lokale adviescommissies van verzoeken tot afsluiting en heraansluiting van afnemers van elektriciteit en aardgas. Het is volgens de raad logisch om ook deze bepalingen in het energiedecreet op te nemen. Verder wijst de SERV erop dat niet alle oude Belgische wetgeving die intussen werd overgeheveld naar het regionaal niveau, geïntegreerd lijkt te zijn in het voorliggende energiedecreet. De wet van 10 maart 1925 op de electriciteitsvoorziening wordt weliswaar opgeheven door het voorontwerp voor wat de Vlaamse bevoegdheden betreft, maar er is ook andere Belgische wetgeving die terzake relevant zou kunnen zijn: - de wet van 17 januari 1938 tot regeling van het gebruik door de openbare besturen, de verenigingen van gemeenten en de concessiehouders van openbare diensten of van diensten van openbaar nut, van de openbare domeinen van den staat, van de provinciën en van de gemeenten, voor het aanleggen en het onderhouden van leidingen en inzonderheid van gas- en waterleidingen - de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen [gaswet] - de wet van 24 december 1970 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van gasdistributieinstallaties - het Koninklijk Besluit houdende aanmoedigingsmaatregelen voor het rationeel energieverbruik (art. 21 §2 en §3) van 10 februari 1983 (Vlaams Interdepartementaal Comité voor Energie, voorzitterschap en secretariaat waargenomen door VEA). De raad mist verder een consistente lijn in zaken die worden geregeld in het decreet, en zaken die in uitvoeringsbesluiten van de Vlaamse regering (of in ministeriële besluiten, in technische
9
Advies energiedecreet
reglementen of in beleidsovereenkomsten) worden geregeld. Dat is onder andere het geval in de bepalingen omtrent de openbare dienstverplichtingen. De raad vraagt tot slot dat wordt nagekeken of alle energiegerelateerde Europese richtlijnen volledig zijn omgezet.
3.5. Structuur van het energiedecreet Essentieel bij elke codificatie is dat er wordt gezocht naar een betere en logische indeling van de regelgeving in een structuur die robuust is. Logisch wil zeggen dat de opbouw consistent is. Het op een bepaalde wijze indelen van regelgeving is altijd een keuze, maar die keuze zou consequent moeten worden gevolgd zodat een zekere logica in de structuur verzekerd is en de lezer zijn of haar weg in de wetgeving vlot vindt. Robuust betekent dat de structuur in principe moet toelaten dat delen van de regelgeving geschrapt, aangepast of toegevoegd worden zonder dat de hoofdindeling moet wijzigen. Volgens de SERV is het voorliggende voorontwerp daarin niet helemaal geslaagd. De SERV heeft concreet de volgende bemerkingen bij de structuur van het decreet6. 1. De raad meent dat de opschriften van titels, hoofdstukken en waar mogelijk ook afdelingen en onderafdelingen generieker zouden moeten worden geformuleerd: - De Titel V. ‘De jaarlijkse toekenning aan natuurlijke personen van een gratis hoeveelheid elektriciteit’ is voor de raad geen afzonderlijke titel. De gratis-elektriciteit-regeling is één van de openbare dienstverplichtingen. - Titel X ‘erkenning van energiedeskundigen’ zou beter geherformuleerd kunnen worden als ‘energiedeskundigen’ zodat ook andere aspecten dan enkel de erkenning een plaats kunnen vinden. - Titel XII ‘energiebeleidsrapportering’ zou misschien beter worden: ‘energiebeleidsvoering, -besluitvorming, rapportering (en inspraak)’. Een dergelijke titel biedt ook ruimte om iets te regelen inzake energiebeleidsplannen en energiebeleidsovereenkomsten. - Titel XIII gaat enkel over sancties. De raad is voorstander om deze titel te verruimen tot ‘toezicht en hanhaving’ en dus ook de toezichts- en controlebepalingen aldus te bundelen. - … 2. De raad vindt dat het energiedecreet eenvoudiger doorzoekbaar zou moeten zijn. Hiervoor moet de structuur eenduidiger worden:
6
De structuur van het decreet is omwille van de duidelijkheid opgenomen in bijlage 1 bij dit advies.
10
Advies energiedecreet
-
-
-
Er is een titel ‘Milieuvriendelijke energieproductie en rationeel energiegebruik’ (titel VII), maar tegemoetkomingen ter bevordering van het rationeel energiegebruik en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen staan onder een andere titel (titel VIII). Er is een afdeling ‘Openbaredienstverplichtingen opgelegd aan de leveranciers’ bij titel IV, terwijl de openbaredienstverplichtingen voor de leveranciers (en netbeheerders) ter stimulering van het rationeel energiegebruik bij titel VII zijn ondergebracht. Er is een afdeling IV ‘vertrouwelijkheid en non-discriminatieverplichtingen’; die evenwel geen onderdeel uitmaakt van ‘kwaliteit van de dienstverlening’ in afdeling VIII. …
3. Voor gelijksoortige delen zou een meer gelijksoortige structuur en vorm aangehouden moeten worden. - Er wordt in de titel sancties een onderscheid gemaakt tussen strafrechtelijke sancties (hoofdstuk I), administratieve sancties opgelegd door de VREG (hoofdstuk II), administratieve sancties opgelegd door het VEA (hoofdstuk III) en administratieve sanctie wegens overtreding van de verplichtingen inzake de broeikasemissievergunningen (hoofdstuk IV). Het onderscheid tussen hoofdstuk II en III wordt duidelijk door de titels: het ene hoofdstuk gaat over sancties vanwege de VREG, het andere over sancties vanwege VEA. Voor Hoofdstuk IV is deze systematiek niet volgehouden en wordt de reden van de sanctie in de titel vermeld en niet de instantie die de sanctie oplegt. Indien de analogie met de formulering in hoofdstuk II en III volgehouden zou worden, moet de titel van hoofdstuk IV zijn ‘sancties vanwege de afdeling van het departement leefmilieu, natuur en Energie, bevoegd voor klimaat.’ artikelen - In de titel ‘instellingen’ is het ontwerpdecreet zeer summier over het energieagentschap (één artikel, namelijk 3.2.1.), terwijl het ontwerpdecreet zeer uitgebreid is over de VREG. De taken van VEA werden niet ingevuld in deze titel, terwijl ze wel aan bod komen in de rest van het decreet. Er staat enkel de bepaling ‘Het Vlaams Energieagentschap voert, in het kader van de doelstellingen vermeld in titel II, alle taken uit die het agentschap bij decreet of uitvoeringsbesluit worden toebedeeld.’ - Het Hoofdstuk III ‘steunprogramma’s voor ondernemingen’ (art. 8.3.1. e.v.) bevat diverse afdelingen naar gelang de ondernemer optreedt als gebruiker, als ontwikkelaar/producent of distributeur dan wel als promotor. Hoofdstuk VI steunprogramma’s voor niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke personen bevat dergelijke onderverdeling in afdelingen niet, hoewel in de oplijsting van art. 8.4.1. duidelijk een onderscheid kan gemaakt worden tussen gebruikers en promotorfuncties. - … 4. In de mate van het mogelijke, zou de structuur van het energiedecreet al rekening kunnen houden met nieuwe regelgeving die in de pijplijn zit of nieuwe evoluties die zich aandienen en die een aanpassing van het reglementair kader zullen vergen.
11
Advies energiedecreet
3.6. Inhoudelijke wijzigingen De nota aan de Vlaamse regering stelt dat het voorontwerp louter een herschikking, integratie en afstemming van de bestaande regelgeving betreft, met “beperkte wijzigingen zonder inhoudelijke gevolgen”. Omdat het voorontwerp geen inhoudelijke impact heeft, werd er ook geen impactanalyse opgemaakt. De raad stelt evenwel vast dat het voorontwerp de geldende energieregelgeving weldegelijk op verschillende plaatsen inhoudelijk wijzigt. Sommige wijzigingen vloeiden voort uit de codificatie. Voor de meerderheid van de wijzigingen is de reden echter minder duidelijk en lijkt die weinig met de codificatie te maken te hebben. Soms worden deze wijzigingen gemotiveerd, maar meestal niet. In de memorie van toelichting wordt in elk geval nauwelijks een onderscheid gemaakt tussen bepalingen die al bestonden en de nieuwe of gewijzigde bepalingen. In de concordantietabel wordt soms verkeerdelijk opgenomen dat een artikel van het voorontwerp van energiedecreet overeenkomt met een bestaand artikel, terwijl het in feite een nieuw artikel betreft. Art. 4.1.2. van het voorontwerp (over plaatselijk vervoernet) zou bijvoorbeeld overeenkomen met art. 3 van het elektriciteitsdecreet, terwijl dat artikel gaat over de termijn van de aanduiding van de netbeheerder en het werken met een werkmaatschappij. Meer algemeen blijkt de concordantietabel niet juist en actueel. Deze onduidelijkheden over de doorgevoerde wijzigingen bemoeilijkten de advisering van het voorontwerp. Als het gaat om een loutere codificatie, zoals de nota aan de Vlaamse regering beweert, dan zouden geen belangrijke inhoudelijke wijzigingen aan de regelgeving mogen worden doorgevoerd. Naar aanleiding van een codificatie kan het in sommige gevallen aangewezen zijn om de regelgeving inhoudelijk meer substantieel te wijzigen. Voor de raad kan dat uiteraard, maar enkel als daarover de noodzakelijke transparantie is verzekerd en de belangrijke inhoudelijke wijzigingen degelijk worden gemotiveerd. Voor de SERV is de gevolgde werkwijze dan ook ontoelaatbaar. De raad vraagt uitdrukkelijk dat de Vlaamse regering de inhoudelijke wijzigingen zou opsommen en motiveren.
3.7. Juridisch-technische kwaliteit De raad heeft vastgesteld dat de voorgelegde tekst juridisch-technisch nog niet op punt staat. Er zijn nog heel wat inconsistenties in de gebruikte terminologie en definities. Er zijn nog overbodige of dubbele bepalingen die zijn blijven staan. De artikelnummering en verwijzingen zijn
12
Advies energiedecreet
niet steeds correct. In bijlage 2 bij dit advies geeft de raad een reeks voorbeelden van dergelijke juridisch-technische tekortkomingen. De SERV vraagt dan ook dat het voorontwerp ook juridisch-technisch een grondig nazicht en herwerking ondergaat.
3.8. Codificatie van de uitvoeringsbesluiten De codificatie en coördinatie van de energiedecreten was onderdeel van een ruimer project uit het Actieplan reguleringsmanagement 2003-2004. Dat ruimer project omvatte naast de codificatie van de energiedecreten ook de coördinatie en codificatie van de uitvoeringsbesluiten in één uitvoeringsbesluit bij het Energiedecreet. Volgens de Beleidsbrief Energie 2005-2006 zou met die codificatie van de energiebesluiten al in 2006 worden gestart. Volgens de SERV is daar inderdaad behoefte aan, enerzijds omdat de regelgeving vastgelegd in de uitvoeringsbesluiten voor de praktijk minstens zo belangrijk is als de decretale regels, anderzijds om verschillen tussen het decreet en de besluiten te vermijden.
3.9. Aanvullende initiatieven De SERV vraagt om naast codificatie ook andere technieken in te zetten om regelgeving toegankelijker en transparanter te maken. Zo suggereert de raad een publieke internettool waarop de rechten, taken en verplichtingen per actor worden gebundeld. Die staan nu immers verspreid over het energiedecreet. Het gaat om afnemers (met een onderscheid naar huishoudelijke, beschermde en andere afnemers), leveranciers, netbeheerders, VREG, VEA, gemeenten, openbare centra voor maatschappelijk welzijn7… Een dergelijke bundeling kan de duidelijkheid van de regelgeving verhogen, de rechtsonzekerheid verminderen en de naleving bevorderen.
7
Verplichtingen voor gemeenten en OCMW’s staan bij afdeling IX ‘andere verplichtingen opgelegd aan de netbeheerder’ (art. 4.1.22 tweede lid) en bij ‘kwaliteit dienstverlening netbeheerder’ (4.1.21 derde lid) en bij ‘Openbaredienstverplichtingen opgelegd aan de leveranciers’ (art. 4.3.2.) (3 vrij analoge bepalingen, die geïntegreerd kunnen worden). Tevens is er de verplichting toegang te verschaffen tot het rijksregister bij Titel V (De jaarlijkse toekenning aan natuurlijke personen van een gratis hoeveelheid elektriciteit art. 5.1.1) en het recht om advies te geven over de aanstelling van de netbeheerder (art. 4.1.1).
13
Advies energiedecreet
4. Inventaris van inhoudelijk nieuwe of gewijzigde artikelen De raad stelde - zoals reeds vermeld - bij vergelijking van het voorontwerp energiedecreet met de vijf basisdecreten vast dat sommige bepalingen weldegelijk inhoudelijk gewijzigd werden. De raad heeft geprobeerd om die te inventariseren. In wat volgt, worden de belangrijkste inhoudelijke wijzigingen opgesomd. De raad maakt hierbij wel een voorbehoud. Misschien werden niet alle doorgevoerde wijzigingen door de raad gedetecteerd of op hun juiste implicaties ingeschat. De raad herhaalt dan ook zijn standpunt eerder in dit advies, dat het in de eerste plaats aan de Vlaamse regering is om de inhoudelijke wijzigingen en hun impact voor de praktijk in alle duidelijkheid aan te geven. De inhoudelijke beoordeling van die wijzigingen is niet opgenomen in dit advies. Dat was binnen de toegemeten adviestermijn niet mogelijk, mede door het feit dat de inventarisatie van de wijzigingen veel tijd in beslag nam en de adviesvraag tijdens de vakantieperiode moest worden behandeld waardoor de noodzakelijke consultaties moeilijker te organiseren zijn. De inhoudelijke beoordeling door de SERV van de hierna opgesomde wijzigingen zal daarom op korte termijn gebeuren in een aanvulling op dit advies.
4.1. Privénet, directe lijn/leiding en ‘gewoon’ net Huidige regeling:
Het huidige elektriciteitsdecreet definieert een directe lijn als ‘elke elektrische leiding met een nominale spanning gelijk aan of lager dan 70 kV die fysisch geen deel uitmaakt van het distributienet’.
In de bestaande decreten stond er geen definitie van privénetten. In het technisch reglement elektriciteit8 is privénet gedefinieerd als “plaatselijk geheel van verbindingen die niet beheerd worden door een distributienetbeheerder, aangewezen door de VREG’.
Wijzigingen in het voorontwerp:
8
Het voorontwerp definieert een directe lijn als ‘elektrische verbinding met een nominale spanning die gelijk aan of minder dan 70 kilovolt is en de bijbehorende installaties tussen een of meer productie-installaties en een afnemer, die niet beheerd worden door een door de VREG aangewezen elektriciteitsdistributienetbeheerder of de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit’ (art. 1.1.3. 20°). De MvT (memorie van toelichting) verduidelijkt enkel dat de bedoelde productie-installaties een productie-installatie kan zijn van elektri-
Ministerieel besluit houdende goedkeuring van het technisch reglement distributie Vlaams Gewest 4.4.2007.
14
Advies energiedecreet
citeit uit hernieuwbare energiebronnen, of een warmtekrachtinstallaties of een “grijze” ductie-installatie.
Het voorontwerp definieert een directe leiding als een ‘aardgasleiding met een ontwerpdruk van minder dan 20 bar en de bijhorende installaties tussen één of meerdere gasontginningsinstallaties en één afnemer, die niet beheerd worden door een door de VREG aangewezen aardgasdistributienetbeheerder of de beheerder van het vervoernet voor aardgas’ (art. 1.1.3. 21°). De Mvt verduidelijkt enkel dat ‘gasontwinning in het Vlaams Gewest enkel denkbaar is voor wat betreft de winning van gas uit steenkoolmijnen.
Het voorontwerp introduceert een definitie van een privénet: ‘leiding of geheel van onderling verbonden leidingen met een spanning die gelijk aan of minder dan 70 kilovolt is of een ontwerpdruk van minder dan 20 bar heeft en de bijbehorende installaties, die gebruikt worden voor de levering van elektriciteit of aardgas aan een of meer afnemers en die niet beheerd worden door een door de VREG aangewezen distributienetbeheerder, de beheerder van het plaatselijk vervoernet voor elektriciteit of de beheerder van het vervoernet voor aardgas‘ (art. 1.1.3. 88°). De MvT stelt enkel dat ‘omwille van bestaande situaties die historisch gegroeid zijn’ er nood was ontstaan om het begrip privénet in te voeren. Volgende voorbeelden van privénetten worden genoemd: de netten die in het verleden werden aangelegd binnen bungalowparken, industrieparken en winkelcomplexen, en door één netbeheerder worden beheerd, die geen door de VREG aangewezen distributienetbeheerder is.
4.2. ‘Vergunningsprocedures’ privénetten Huidige regeling:
In het bestaande elektriciteitsdecreet werd er niet vereist dat er voor de aanleg van privénetten een toelating moest worden bekomen. Dat gold volgens art. 18 alleen voor elektrische leidingen dienstig voor de uitbouw van een distributienet en voor een directe lijn. Tot nu toe moest enkel voor privénetten, geheel of gedeeltelijk op andermans terrein, de toelating (private eigenaar) of een vergunning (overheid) verkregen worden van de eigenaar of beheerder van deze grond of terrein.
Wijzigingen in het voorontwerp:
Volgens art. 4.5.1. van het voorontwerp geldt de verplichting om een toelating te bekomen voor de aanleg van leidingen nu ook voor privénetten. Dat artikel stelt namelijk ‘Een privénet, directe lijn of directe leiding kan alleen worden aangelegd na voorafgaande goedkeuring door de Vlaamse regering’. De MvT bij dit artikel is niet consistent met de tekst in het voorontwerp van decreet aangezien daar wordt gesteld: ‘De aanleg van directe lijnen en directe leidingen valt niet onder deze regeling. Om de elektriciteitsproductie van o.a. elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en warmtekrachtkoppeling niet te belemmeren, is voorzien dat de aanleg van een leiding dienstig voor de levering van elektriciteit uit eenproductie-installatie naar één afnemer, of tussen één gasontwinningsinstallatie en één afnemer niet valt onder de verplichting van een voorafgaande goedkeuring door de Vlaamse regering’.
15
Advies energiedecreet
Bovendien zijn er strafrechtelijke sancties aan het niet naleven van deze verplichting. Volgens art. 13.1.1. 3° worden zij die een privénet aanleggen, zonder voorafgaande goedkeuring door de Vlaamse Regering, gestraft met een geldboete van een tot vijfhonderd euro en/of een gevangenisstraf van één maand tot één jaar.
Volgens de memorie van toelichting bij dit artikel wil dit artikel de aanleg van nieuwe privénetten enkel toestaan ‘wanneer het technisch gezien niet mogelijk is of niet verantwoord is om de levering van elektriciteit en aardgas aan bepaalde afnemers via het distributienet of plaatselijk vervoernet van elektriciteit te laten verlopen. In principe moet elke levering van elektriciteit en aardgas best in de eerste plaats gebeuren via het distributienet of plaatselijk vervoernet van elektriciteit, en dit omwille van efficiëntieredenen. Vandaar dat de aanleg van nieuwe privé-netten enkel mogelijk moet zijn na voorafgaande goedkeuring door de Vlaamse Regering. ‘
4.3. Plaatselijk vervoernet Huidige regeling:
In het huidig elektriciteitsdecreet was geen sprake van een plaatselijk vervoernet van elektriciteit. Het Elektriciteitsdecreet maakte ook geen onderscheid tussen het “distributienet” van ELIA (diens leidingen van 70 kilovolt of minder) en de distributienetten van de elektriciteitsintercommunales.
Elia heeft het net in handen tussen 26 kV en 380 kV. Elia System Operator (ESO) is de transmissienetbeheerder voor netten van 70 kV tot 380 kV.
In het huidig elektriciteitsdecreet was evenmin iets geregeld over de aanleg van leidingen van het plaatselijk vervoernet.
Wijzigingen in het voorontwerp:
Het voorliggend decreet introduceert in art. 1.1.3. 86° het plaatselijk vervoernet van elektriciteit als ‘het geheel van leidingen met een nominale spanning tot en met 70 kilovolt en de bijbehorende installaties, die gelegen zijn in het Vlaamse Gewest, dat voornamelijk gebruikt wordt om het vervoer van elektriciteit naar distributienetten mogelijk te maken en dat wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 4.1.2’. Volgens de MvT wordt omwille van technische en praktische redenen een uitdrukkelijk onderscheid gemaakt tussen een elektriciteitsdistributienet en het plaatselijk vervoernet van elektriciteit. Eenzelfde onderscheid wordt gemaakt in het Waalse Elektriciteitsdecreet en de Brusselse Elektriciteitsordonnantie. Het plaatselijk vervoernet van elektriciteit is een geheel van leidingen met een spanning tot en met 70 kilovolt en de bijhorende installaties, dat voornamelijk gebruikt wordt voor het vervoer van elektriciteit naar distributienetten. Het plaatselijk vervoernet van elektriciteit moet onderscheiden worden van het transmissienet. Dit laatste bestaat immers uit leidingen met een spanning van meer dan 70 kilovolt en behoort uitsluitend tot de federale bevoegdheid. De VREG zal bepalen welke netgedeelten deel uitmaken van dit plaatselijk vervoernet van elektriciteit. In concreto zal het gaan om de hoogspanningsleidingen van de federale transmissienetbeheerder, ELIA, met een spanning van 70 kilovolt of minder.
16
Advies energiedecreet
Volgens art. 4.1.2 wijst de VREG een rechtspersoon aan die belast wordt met het beheer van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit in het Vlaamse Gewest.
Art. 4.1.2. derde lid geeft de beheerder van het plaatselijk vervoernet het alleenrecht voor het aanleggen en beheren van leidingen met een spanning van minder dan of gelijk aan 70 kilovolt, die gebruikt worden voor het vervoer van elektriciteit naar distributienetten.
4.4. Geldigheidsduur van de certificaten Huidige regeling:
In art. 23 §2bis van het huidige Elektriciteitsdecreet stond dat certificaten konden worden voorgelegd ‘in het jaar waarin ze werden toegekend en de vijf daaropvolgende jaren’. Wijziging in het voorontwerp:
Art. 7.1.5. §3 beperkt de geldigheidsduur van de certificaten door te stellen dat certificaten kunnen worden voorgelegd of ingediend ‘tot vijf jaar na de datum van toekenning ervan’. Deze wijziging wordt niet gemotiveerd. De MvT stelt verkeerdelijk dat dit ook al zo opgenomen was voor de groenestroomcertificaten in art. 23 §2bis van het elektriciteitsdecreet.
4.5. Uitbreiding van de certificatenverplichting tot toegangshouders Huidige regeling:
Volgens art. 23 §1 van het huidige elektriciteitsdecreet rust de groenestroomcertificatenverplichting op ‘iedere leverancier die elektriciteit levert aan eindafnemers aangesloten op het distributienet of het transmissienet’.
Art. 25 bis §2 voorzag de mogelijkheid voor de Vlaamse regering om ‘leveranciers aan eindafnemers, aangesloten op het distributienet of het tramsmissienet, en de toegangshouders’ een warmtekrachtcertificatenverplichting op te leggen.
Wijziging in het voorontwerp:
Art. 7.1.10. §1 van het ontwerpdecreet verplicht ‘iedere persoon die in het jaar n-1 geregistreerd stond in het toegangsregister van een elektriciteitsdistributienetbeheerder, de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of beheerder van het transmissienet, op een afnamepunt in het Vlaamse Gewest, en geen netbeheerders is’ jaarlijks een aantal groenestroomcertificaten voor te leggen. Art. 7.1.11. doet hetzelfde voor de warmtekrachtcertificaten.
De MvT bij art. 7.1.10 en 7.1.11 is niet consistent met de tekst in het voorontwerp en stelt dat de verplichting rust op ‘iedere in het toegangsregiser van een elektriciteitsdistributienetbeheerder, beheerder van het plaatselijke vervoernet van elektriciteit of beheerder van het transmissienet als toegangshouder geregistreerde persoon die geen netbeheerder is.
17
Advies energiedecreet
Volgens de memorie van toelichting bij art. 7.1.10 werd de verplichting bewust niet beperkt tot “de leveranciers”, ‘om te vermijden dat de toegangshouders van toegangspunten die niet beleverd worden door een leverancier, niet onderworpen zouden zijn aan de verplichting. Afnemers kunnen zelf toegang krijgen tot het net, zonder tussenkomst van een leverancier, maar het is niet de bedoeling dat de toegangshouder van een dergelijke toegangspunt aan de certificatenverplichting zou ontsnappen.’ Toegangsregister is in art. 1.1.3. 107° gedefinieerd als ‘register met alle toegangspunten van een bepaald net, dat opgesteld en beheerd wordt door de betrokken netbeheerder, en waarin onder meer voor ieder toegangspunt de titularis van de aansluiting en de toegangshouder worden vermeld.’
4.6. Bevoegdheid van de Vlaamse regering om de groeifactor aan te passen Huidige regeling:
Volgens het huidige art. 23 §4 van het Elektriciteitsdecreet heeft de Vlaamse regering de bevoegdheid om na advies van de reguleringsinstantie de groeifactor voor de periode 20042010 te verhogen en nieuwe doelstellingen voor de periode na 2010 op te stellen. Wijziging in het voorontwerp:
De bevoegdheid van de Vlaamse regering om na advies van de reguleringsinstantie de groeifactor voor de periode 2004-2010 te verhogen en nieuwe doelstellingen voor de periode na 2010 op te stellen, wordt geschrapt. Deze wijziging wordt niet toegelicht, noch gemotiveerd.
4.7. Warmtekrachtcertificaten Huidige regeling:
Het elektriciteitsdecreet (o.a. art. 2 27°) gaat ervan uit dat warmtekrachtcertificaten worden toegekend voor iedere 1.000 kWh primaire energiebesparing. Wijziging in het voorontwerp:
Art. 7.1.2. §1 stelt dat warmtekrachtcertificaten worden toegekend voor ‘iedere 1.000 kWh primaire energiebesparing die in installaties wordt gerealiseerd door gebruik te maken van kwalitatieve warmtekrachtkoppeling ten opzichte van referentie-installaties’. De MvT bij dit artikel is niet consistent met de inhoud van het voorontwerp en suggereert dat er drie soorten warmtekrachtcertificaten zullen bestaan. Zo stelt de MvT dat warmtekrachtcertificaten worden toegekend voor: • ‘1° ofwel enkel 1.000 kilowattuur warmtekrachtbesparing die in de installatie wordt gerealiseerd door gebruik te maken van kwalitatieve warmtekrachtkoppeling in plaats van referentie-centrales (type 1); • 2° ofwel enkel 1.000 kilowattuur elektriciteit die in de installatie wordt opgewekt door gebruik te maken van kwalitatieve warmtekrachtkoppeling (type 2); • 3° ofwel beiden (type 3)’.
18
Advies energiedecreet
In de artikelengewijze toelichting bij art. 7.1.5. wordt verduidelijkt dat certificaten van het type 3 zullen kunnen worden gebruikt in het kader van zowel artikel 7.1.9 als artikel 7.1.12 (moet zijn 7.1.8 en 7.1.11). De warmtekrachtcertificaten van het type 1 kunnen enkel in het kader van de certificatenverplichting bedoeld in art 7.1.12 (moet zijn 7.1.11) worden gebruikt. De warmtekrachtcertificaten van het type 2 zullen enkel in het kader van artikel 7.1.9 (moet zijn 7.1.8) gebruikt worden.
Art. 7.1.5 §2 derde lid geeft aan dat er warmtekrachtcertificaten zijn die alleen werden toegekend voor 1.000 kWh elektriciteit die in de installatie werd opgewekt uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling. ‘Een groenestroomcertificaat of een warmtekrachtcertificaat dat werd voorgelegd als garantie van oorsprong, in de zin van §1, 1°, kan na die voorlegging ook nog worden ingediend in het kader van de certificatenverplichting, in de zin van §1, 2°, tenzij wanneer het een warmtekrachtcertificaat betreft dat alleen werd toegekend voor 1.000 kWh elektriciteit die in de installatie werd opgewekt uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling’.
4.8. Schadevergoedingsregeling Huidige regeling:
Het bestaande elektriciteitsdecreet stelt enkel dat indien de minimumsteun (via de netbeheerders) door een beslissing van de Vlaamse overheid niet langer wordt toegekend, de Vlaamse Regering voor bestaande installaties de geleden schade zou vergoeden (art. 25 quater §3, naar analogie met art. 25 ter §3 voor groenestroomcertificaten). Wijziging in het voorontwerp:
Het toegevoegde art. 7.1.7.§4 stelt daarenboven ‘Als de marktwaarde van de warmtekrachtcertificaten door een beslissing van de Vlaamse Regering tot minder dan 27 euro daalt, vergoedt de Vlaamse Regering de geleden schade voor kwalitatieve warmtekrachtinstallaties die aangesloten zijn op het transmissienet, die minder dan tien jaar in dienst zijn.’ Over deze toevoeging van art. 7.1.7 §4 wordt gesteld: ‘op dezelfde manier [als voor groenestroomcertificaten] voorziet het ontwerp eveneens een minimumsteun voor warmtkekrachtcertificaten. Deze minimumsteun is gelijk genomen aan de reeds in artikel 25 quater van het elektriciteitsdecreet voorziene garantie van 60 procent an de boetewaarde van 45 euro /megawattuur.’ De wijziging wordt verder niet toegelicht.
4.9. Nieuwe voorwaarden en verplichtingen voor netbeheerders Huidige regeling:
Het elektriciteitsdecreet en het aardgasdecreet bevatten gelijkaardige – maar niet dezelfde bepalingen inzake de voorwaarden waaraan netbeheerders moeten voldoen.
Het elektriciteitsdecreet en het aardgasdecreet bevatten gelijkaardige – maar niet dezelfde bepalingen inzake openbaredienstverplichtingen. Wijziging in het voorontwerp:
19
Advies energiedecreet
Art. 4.1.4. §2 integreert de voorwaarden voor netbeheerders voor elektriciteit en aardgas en één artikel en stelt dat de kandidaat-netbeheerders aan volgende voorwaarden moeten voldoen om te kunnen worden aangewezen als netbeheerder en waaraan een netbeheerder moet blijven voldoen om aangewezen te blijven als netbeheerder in ieder geval betrekking op: • 1° de technische, organisatorische en financiële capaciteit van de (kandidaat-) netbeheerder; • 2° de professionele betrouwbaarheid van de (kandidaat-)netbeheerder; • 3° het exploitatie- of gebruiksrecht van de (kandidaat-)netbeheerder over het distributienet in kwestie; • 4° de beheersmatige en juridische onafhankelijkheid van de (kandidaat-) netbeheerder ten aanzien van de leveranciers, tussenpersonen, producenten en aardgasinvoerders die actief zijn in het Vlaamse Gewest, en de met deze ondernemingen verbonden en geassocieerde ondernemingen.
Art. 1.1.3. 83° definieert een openbaredienstverplichting als verplichting die betrekking heeft op de sociaaleconomische, ecologische of technische aspecten van de energievoorziening.
4.10.
Energiebeleidsovereenkomsten
Huidige regeling:
Art. 16 van het REG-decreet voorzag de mogelijkheid voor de Vlaamse regering om energiebeleidsovereenkomsten af te sluiten. Wijzigingen in het voorontwerp:
Ook art. 7.7.1. §1 voorziet dat de Vlaamse regering energiebeleidsovereenkomsten kan afsluiten. Maar art. 13.3.2. §19 lijkt de mogelijkheid voor het VEA te introduceren om netbeheerders te verplichten om een energiebeleidsovereenkomst te sluiten met de Vlaamse regering. ‘Het Vlaams Energieagentschap kan de netbeherders verplichten tot naleving van artikel 7.7.1. van dit decreet of de uitvoeringsbesluiten van dit decreet binnen de door het Vlaams Energieagentschap bepaalde termijn. Als een netbeheerder bij het verstrijken van die termijn in gebreke blijft, kan het Vlaams Energieagentschap een administratieve geldboete opleggen’.
De MvT bij art. 13.3.2. motiveert de bepaling in §1 niet en verwijst niet naar energiebeleidsovereenkomsten. Er wordt wel gesteld: ‘het Vlaams Energieagentschap krijgt de bevoegdheid om administratieve geldboeten op te leggen aan netbeheerders voor het niet-naleven van openbaredienstverplichtingen ter bevordering van het rationeel energiegebruik of openbaredienstverplichtingen die betrekking hebben op informatieverstrekking en sensibilisering’.
9
Dit artikel is nogal ongelukkig ondergebracht bij sancties wegens overtreding van de maatregels en verplichtingen inzake de bevordering van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, warmtekrachtkoppeling en het rationeel energiegebruik.
20
Advies energiedecreet
4.11.
Brandstofleveranciers
Huidige regeling:
Art. 18 van het REG-decreet voorziet dat de Vlaamse regering aan brandstofleveranciers verplichtingen kan opleggen inzake: • 1° het geven van informatie aan en het sensibiliseren van hun klanten over rationeel energiegebruik en het gebruik van hernieuwbare energietechnologieën; • 2° het geven van informatie aan hun klanten over hun energieverbruik en over hun energiekosten.
Art. 19 van het REG-decreet stelt: • § 1. De Vlaamse regering start een overleg op met de brandstofleveranciers over het aanbieden van programma's ter bevordering van het rationeel energiegebruik en het gebruik van hernieuwbare energietechnologieën bij hun klanten. De overeengekomen programma's worden vastgelegd in een energiebeleidsovereenkomst. • § 2. Vanaf 1 januari 2005 kan de Vlaamse regering aan de brandstofleveranciers die geen partij zijn in een energiebeleidsovereenkomst, of die de energiebeleidsovereenkomst niet naleven, een jaarlijkse actie- en middelenverbintenis opleggen inzake de bevordering bij hun klanten van: 1° een rationeel energiebeheer; 2° een rationeel energiegebruik; 3° het gebruik van hernieuwbare energietechnologieën. […]
Wijzigingen in het voorontwerp:
In hoofdstuk VI ‘Verplichtingen van de brandstofleveranciers ter stimulering van het rationeel energiegebruik en het gebruik van de hernieuwbare energiebronnen’ veralgemeent het voorontwerp met art. 7.6.1. §1. dat de Vlaamse Regering aan alle brandstofleveranciers actie- en middelenverplichtingen kan opleggen voor de bevordering van rationeel energiebeheer, rationeel energiegebruik en hernieuwbare energietechnologieën. (niet alleen aan brandstofleveranciers die geen partij zijn in een energiebeleidsovereenkomst of die de energiebeleidsovereenkomst niet naleven.)
Art. 7.6.2. §1. beperkt de verplichtingen die de Vlaamse Regering kan opleggen aan de brandstofleveranciers tot verplichtingen inzake het geven van informatie aan en het sensibiliseren van hun klanten over rationeel energiebeheer, rationeel energiegebruik en hernieuwbare energietechnologieën. De verplichting tot het geven van informatie aan hun klanten over hun energieverbruik en over hun energiekosten wordt dus geschrapt. De MvT bij art. 7.5.2 (moet zijn 7.6.2) is niet consistent met het voorontwerp en stelt: ‘De brandstofleveranciers kunnen eveneens verplicht worden om aan hun klanten informatie te verstrekken over hun energieverbruik en hun energiekosten’.
4.12.
Recht op toegang tot een net
Huidige regeling:
21
Advies energiedecreet
Het huidige elektriciteitsdecreet (art. 11 volgens de concordantietabel) en aardgasdecreet (art. 12) regelen niet wie toegang kan hebben tot een net. Wijziging in het voorontwerp:
Het nieuw artikel 4.1.18 §1 regelt wie recht heeft op toegang tot een distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit voor de injectie of afname van elektriciteit of aardgas tegen de door de netbeheerder bekendgemaakte tarieven en voorwaarden. • ‘1° de leveranciers, in naam en voor rekening van hun klanten; • 2° De producenten in eigen naam en alleen voor hun injectiepunten • 3° De afnemers van elektriciteit die aangesloten zijn op het plaatselijk vervoernet van elektriciteit’.
4.13.
Rechten en plichten van afnemers
Huidige regeling:
In de bestaande energiegerelateerde decreten waren er geen bijzondere, gegroepeerde bepalingen met rechten en plichten van afnemers. Wijziging in het voorontwerp:
In het voorliggend energiedecreet wordt onder Hoofdstuk IV één artikel ondergebracht (art. 4.4.1), dat stelt ‘De afnemer die aangesloten is op een distributienet of een net voor het plaatselijk vervoer van elektriciteit, heeft de volgende rechten: 1° het recht om van elektriciteit of aardgas, naargelang het geval, te kunnen worden voorzien door een leverancier naar keuze; 2° het recht om kosteloos van leverancier te veranderen.’
De memorie van toelichting bij dit artikel stelt ‘In dit artikel worden een aantal basisrechten en -plichten van afnemers van elektriciteit en aardgas opgenomen. Deze rechten gelden enkel voor afnemers die zijn aangesloten op het distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit. Personen die zijn aangesloten op een privé-net of een directe lijn of leiding kunnen omwille van technische en economische redenen geen gebruik maken van deze rechten. Het betreft de volgende basisrechten: Het recht op een vrije leverancierskeuze: dit recht is het basisprincipe van de vrijgemaakte elektriciteits- en gasmarkt; Het recht op een kosteloze leverancierswissel: dit principe werd opgenomen in navolging van punt e) van bijlage A van de Tweede Elektriciteitsrichtlijn.’
4.14.
Beschikbare kredieten
Huidige regeling:
De huidige regeling bevatte geen bepalingen inzake beschikbare kredieten. Wijziging in het voorontwerp:
Het ‘nieuwe’ artikel 8.1.1 stelt dat de tegemoetkomingen die op basis van de steunprogramma’s in dit hoofdstuk kunnen worden toegekend ter bevordering van het rationeel energiegebruik en het rationeel energiebeheer, worden toegekend binnen de perken van de beschikbare kredieten van het Energiefonds of de algemene uitgavenbegroting.
22
Advies energiedecreet
4.15.
Gedragscode
Huidige regeling:
Art. 14 van het elektriciteit bepaalt dat de reguleringsinstantie de gedragscode opstelt voor toegang tot het net op. De gedragscode bepaalt in ieder geval: • 1° de procedures en nadere regels voor de aanvraag voor toegang tot het net; • 2° de gegevens die de leveranciers aan de netbeheerder moeten verstrekken; • 3° de voorzorgsmaatregelen die door de netbeheerder moeten worden genomen ter bescherming van de vertrouwelijkheid van de persoonlijke en commerciële gegevens van de afnemers; • 4° de termijnen waarbinnen de netbeheerder moet antwoorden op de aanvragen voor toegang tot het distributienet. Wijziging in het voorontwerp:
Het voorontwerp lijkt de gedragscode te schrappen. Art. 14 van het elektriciteit bestaat in het voorontwerp als zodanig niet meer.
Volgens de concordantietabel werd dit artikel vervangen door het nieuwe art. 4.2.1. in het voorontwerp. Dat artikel gaat evenwel over de opmaak van technische reglementen.
4.16.
EPB-eisen
Huidige regeling:
Art. 4 van het EPB-decreet stelt in §1, eerste lid: De Vlaamse Regering bepaald de EPBeisen waaraan gebouwen moeten voldoen waarvoor een aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning wordt ingediend, als vermeld in art. 99, §1, 1°, 6° en 7°, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening’.
Wijziging in het voorontwerp:
Het voorontwerp voegt een nieuwe bepaling toe in art. 11.1.1. §1 tweede lid: ‘De invoering van de meldingsplicht, vermeld in artikel 93.1, §1, van het decreet van [18] mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening laat voor de gebouwen, vermeld in het eerste lid, de door de Vlaamse Regering op grond van het eerste lid vastgestelde EPBeisen onverminderd van toepassing’.
4.17.
Wijzigingen in definities
In art. 1.1.3. worden een aantal definities gewijzigd ten opzichte van de basisdecreten, met name van de begrippen. 6° aardgasdistributienet 19° budgetmeter
23
Advies energiedecreet
20° directe lijn (cf. supra) 25° elektriciteitsdistributienet 49° groenestroomcertificaat 54° hernieuwbare energiebronnen 81° ondersteunende diensten 90° promotor-bouwheer 96° rendabele investeringen 105° toegangshouder 111° verslaggever 119° warmtekrachtcertificaat
24
Advies energiedecreet
5. Bijlagen 5 . 1 . B i j l a g e 1 : I n h o u d s t a f e l v a n h e t v o o r o n t w e r p 10 Titel I. Algemene Bepalingen Titel II. Doelstellingen Titel III. Instellingen Hoofdstuk 1. De Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt Afdeling I. Oprichting Afdeling II. Missie, taken en bevoegdheden Afdeling III. Bestuur en werking Onderafdeling I. Raad van bestuur Onderafdeling II. Gedelegeerd bestuurder Afdeling IV. Huishoudelijk reglement Afdeling V. Beroepsgeheim Afdeling VI. Financiële middelen Hoofdstuk II. Het Vlaams Energieagentschap Hoofdstuk III. Het Energiefonds Titel IV. De organisatie van de elektriciteits- en aardgasmarkt in het Vlaamse Gewest Hoofdstuk I. Het beheer van de distributienetten en het plaatselijk vervoernet van elektriciteit in het Vlaamse Gewest Afdeling I. Aanwijzing van de netbeheerders Afdeling II. Werkmaatschappij Afdeling III. Activiteiten van de netbeheerders Onderafdeling I. Beheer van het net Onderafdeling II. Productie- en leveringsactiviteiten van de netbeheerder en zijn werkmaatschappij Afdeling IV. Vertrouwelijkheid en non-discriminatieverplichtingen, opgelegd aan de netbeheerder en diens werkmaatschappij Afdeling V. Aansluiting op het net Afdeling VI. Toegang tot het net Afdeling VII. Investeringsplan Afdeling VIII. Kwaliteit van dienstverlening door de netbeheerder Afdeling IX. Andere openbaredienstverplichtingen, opgelegd aan de netbeheerder Hoofdstuk II. Technische reglementen Hoofdstuk III. De levering van elektriciteit en aardgas Afdeling I. De leveringsvergunning Afdeling II. Openbaredienstverplichtingen opgelegd aan de leveranciers Hoofdstuk IV. Vrije leverancierskeuze Hoofdstuk V. Privénet, directe lijn en directe leiding Titel V. De jaarlijkse toekenning aan natuurlijke personen van een gratis hoeveelheid elektriciteit Titel VI – Sociale energiemaatregelen voor huishoudelijke afnemers Titel VII. Milieuvriendelijke energieproductie en rationeel energiegebruik Hoofdstuk I. Groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten Afdeling I. Toekenning van groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten Afdeling II. Gebruik van de groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten Afdeling III. Minimumwaarde van groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten Afdeling IV. Levering van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en kwalitatieve warmtekrachtkoppeling Afdeling V. Certificatenverplichtingen Onderafdeling I. De certificatenverplichting hernieuwbare energie Onderafdeling II. De certificatenverplichting kwalitatieve warmtekrachtkoppeling 10
Inhoudstafel opgemaakt door de SERV
25
Advies energiedecreet
Onderafdeling III. Gemeenschappelijke bepalingen Hoofdstuk II. Groenewarmtecertificaten Hoofdstuk III. Beperking aansluitkosten productie-installaties voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en warmtekrachtinstallaties Hoofdstuk IV. Informatieverlening over de oorsprong en milieugevolgen van de geleverde elektriciteit Hoofdstuk V. Openbaredienstverplichtingen voor de leveranciers en netbeheerders ter stimulering van het rationeel energiegebruik Hoofdstuk VI. Verplichtingen van de brandstofleveranciers ter stimulering van het rationeel energiegebruik en het gebruik van de hernieuwbare energiebronnen Hoofdstuk VII. Instrumenten ter stimulering van het rationeel energiegebruik en het gebruik van de hernieuwbare energiebronnen voor ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen Titel VIII. Tegemoetkomingen ter bevordering van het rationeel energiegebruik, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de toepassing van flexibiliteitsmechanismen Hoofdstuk I. Kredieten Hoofdstuk II. Steunprogramma’s voor natuurlijke personen Hoofdstuk III. Steunprogramma’s voor ondernemingen Afdeling I. De onderneming als gebruiker van energiezuinige producten, technieken, systemen of hernieuwbare energietechnologieën Afdeling II. De onderneming als ontwikkelaar, producent of distributeur van energiezuinige producten, technieken of systemen of van hernieuwbare energietechnologieën Afdeling III. De onderneming als promotor van rationeel energiegebruik en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen Hoofdstuk IV. Steunprogramma’s voor niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen Hoofdstuk V. Marktintroductieprogramma Hoofdstuk VI. Steunprogramma’s voor de toepassing van flexibiliteitsmechanismen Hoofdstuk VII. Hoogte van de tegemoetkomingen Titel IX. Flexibiliteitsmechanismen Titel X. Erkenning van energiedeskundigen Titel XI. Energieprestaties van gebouwen Hoofdstuk I. Energieprestaties en binnenklimaat van gebouwen Afdeling I. De EPB-eisen Afdeling II. De startverklaring Afdeling III. EPB-aangifte Afdeling IV. Toegang en consultatie Hoofdstuk II. Energieprestatiecertificaten Titel XII. Energiebeleidsrapportering Hoofdstuk I. Energierapport Hoofdstuk II. Verstrekking van gegevens aan het Vlaams Energieagentschap Titel XIII. Sancties Hoofdstuk I. Strafrechtelijke sancties Hoofdstuk II. Administratieve sancties opgelegd door de VREG Afdeling I. Algemene procedure Afdeling II. Algemene administratieve boete Afdeling III. Administratieve geldboete bij niet-naleving van de sociale openbaredienstverplichtingen Afdeling IV. Procedure en administratieve geldboete bij niet-naleving van de bepalingen inzake groenestroomcertificaten, warmtekrachtcertificaten en groenewarmtecertificaten Hoofdstuk III. Administratieve sancties opgelegd door het Vlaams Energieagentschap Afdeling I. Toezicht Afdeling II. Administratieve sancties wegens overtreding van de maatregelen en verplichtingen inzake de bevordering van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, warmtekrachtkoppeling en het rationeel energiegebruik Afdeling III. Administratieve sancties wegens overtreding of niet-naleving van de energieprestatieregelge-
26
Advies energiedecreet
ving Afdeling IV. Administratieve sanctie wegens overtreding of niet-naleving van de energieprestatieregelgeving bij bestaande gebouwen Afdeling V. Administratieve sancties wegens overtreding of niet-naleving van de verplichtingen betreffende energieprestatiecertificaten Hoofdstuk IV. Administratieve sanctie wegens overtreding van de verplichtingen inzake de broeikasemissievergunningen. Hoofdstuk V. Inkomsten die voortvloeien uit de opbrengst van de administratieve geldboetes Titel XIV. Heffing op de exploitatie van een distributienet voor elektriciteit of een aardgasdistributienet in het Vlaamse Gewest Hoofdstuk I. Heffing op de exploitatie van een distributienet voor elektriciteit in het Vlaamse Gewest Hoofdstuk II. Heffing op de exploitatie van een aardgasdistributienet in het Vlaamse Gewest Hoofdstuk III. Vestiging van de aanslag, controle, beroep, ambtshalve uitvoering en verjaring Afdeling I. Vestiging van de aanslag Afdeling II. Controle Afdeling III. Administratief beroep Afdeling IV. Ambtshalve heffing, administratieve geldboete en dwangbevel Afdeling V. Verjaring Titel XV. Slotbepalingen Hoofdstuk I. Wijzigingsbepalingen Hoofdstuk II. Opheffingsbepalingen Hoofdstuk III. Overgangs- en slotbepalingen
27
Advies energiedecreet
5.2. Bijlage 2: Voorbeelden van te beperkte codificatie In het advies werd aangegeven dat het voorontwerp het vooropgestelde ambitieniveau van een codificatie in ruime zin niet realiseer De raad geeft hierna enkele voorbeelden. Openbaredienstverplichtingen De bepalingen over de openbaredienstverplichtingen staan momenteel verspreid in het voorontwerp (zie kader) en zijn volgens de SERV niet genoeg op elkaar afgestemd: - Art. 4.1.20 en art. 4.1.21 zijn niet limitatief geformuleerd (‘onder meer’), art. 4.1.22 en art. 7.5.1. zijn wel limitatief geformuleerd. Hierdoor kunnen volgens art. 4.1.20 en art. 4.1.21. aan netbeheerders verplichtingen worden opgelegd die betrekking heeft op de sociaaleconomische, ecologische of technische aspecten van de energievoorziening aan afnemers en aanvragers van een aansluiting op hun net en aan de leveranciers die toegang hebben tot hun net en/of hun aangestelden. Dit lijkt art. 4.1.22. 2°, 4° en 6° overbodig te maken. - Hoe verhoudt art. 4.1.22. 5° zich tot art. 7.5.1.? Ook deze bepalingen lijken dubbel. - Art. 4.1.20, 4.1.21, 4.1.22 voorzien advies van de VREG; art. 7.5.1. voorziet dit niet. Nochtans gaat het over aspecten die de marktwerking kunnen beïnvloeden. - Het verschil tussen een openbaredienstverplichting bedoeld in art. 1.1.3. 83° en een gewone verplichting zoals bijvoorbeeld voorzien in art. 7.2.3. §1 is niet duidelijk. Art. 7.2.3.§1 bevat niet het woord ‘openbaredienstverplichting’, maar is wel een openbaredienstverplichting in de betekenis van art.1.1.3. 83° en hoort op eenzelfde niveau als art. 7.5.1. inzake groenestroomcertificaten. - Waarom worden warmtekrachtcertificaten niet vermeld in art. 7.5.1. en groenestroomcertificaten wel? - … Openbaredienstverplichtingen netbeheerders Art. 4.1.20. De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, de netbeheerders openbaredienstverplichtingen opleggen met betrekking tot hun dienstverlening aan afnemers en aanvragers van een aansluiting op hun net. Die openbaredienstverplichtingen kunnen onder meer handelen over: 1° de informatieverlening en het eventueel voorafgaand overleg bij een onderbreking van de elektriciteitsen aardgastoevoer voor aanleg, onderhoud en herstelling van het net; 2° de karakteristieken van de geleverde elektrische spanning, aardgasdruk en aardgaskwaliteit op het toegangspunt; 3° de termijnen waarbinnen aanvragen voor nieuwe aansluitingen en aanpassingen van aansluitingen behandeld en uitgevoerd worden; 4° de termijnen waarbinnen klachten en vragen van afnemers behandeld worden; 5° de facturatie aan afnemers; 6° de informatieverlening aan afnemers en aanvragers van een aansluiting op het net; 7° de behandeling van klachten van afnemers en aanvragers van een aansluiting op het net.
28
Advies energiedecreet
Art. 4.1.21. De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, de netbeheerders openbaredienstverplichtingen opleggen met betrekking tot hun dienstverlening aan de leveranciers die toegang hebben tot hun net en/of hun aangestelden. Die openbaredienstverplichtingen kunnen onder meer handelen over de termijnen waarbinnen meetgegevens en de aansluitingsgegevens van de klanten van de leverancier door de netbeheerder worden overgemaakt aan de leverancier en zijn aangestelden worden bezorgd. Art. 4.1.22. De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, de netbeheerders extra openbaredienstverplichtingen opleggen naast de openbaredienstverplichtingen van dit decreet met betrekking tot: 1° hun investeringen in het net; 2° de aansluiting van bepaalde producenten, afnemers of categorieën van afnemers op het net, onder de voorwaarden die bepaald zijn in het van toepassing zijnde technische reglement; 3° de levering van elektriciteit of aardgas aan afnemers die niet over een leveringscontract beschikken of van wie de leverancier zijn verplichtingen niet nakomt, doordat de toegang tot het distributienet beëindigd wordt of doordat hij, om welke reden dan ook, geen elektriciteit of aardgas meer kan leveren aan zijn afnemers; 4° de procedure die de netbeheerder moet volgen bij wanbetaling door de afnemer; 5° de bevordering van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en kwalitatieve warmtekrachtkoppeling; 6° maatregelen van sociale aard, zoals de plaatsing en de exploitatie van budgetmeters voor elektriciteit en van stroombegrenzers; 7° de exploitatie van openbare verlichting. Art. 7.5.1. De Vlaamse Regering kan de leveranciers en netbeheerders openbaredienstverplichtingen opleggen inzake programma’s ter bevordering van het rationeel energiegebruik, minimumnormen inzake rationeel energiegebruik bij hun afnemers en investeringen in kwalitatieve warmtekrachtinstallaties, installaties voor de productie van groene stroom of groene stroomcertificaten. Art. 7.2.3. §1. De Vlaamse Regering kan iedere aardgasnetbeheerder en iedere houder van een leveringsvergunning voor de levering van aardgas aan afnemers via het aardgasdistributienet, verplichten jaarlijks voor 31 december een door de Vlaamse Regering te bepalen aantal groenewarmtecertificaten aan de VREG voor te leggen.
Toezichts- en controlebepalingen In tegenstelling tot de sancties, waarvoor een aparte titel bestaat (titel XIII), is er geen afzonderlijke titel over toezicht en controle. De toezichts- en controlebepalingen staan verspreid over het decreet (zie onderstaande tabel ‘Controleinstanties, controelambtenaren en toezichthouders’). Ze zijn hierdoor erg onoverzichtelijk. Ze staan meestal tussen de andere artikelen, al is er in twee hoofdstukken wel een specifieke afdeling11. De raad is daarom voorstander van een afzonderlijke titel ‘toezicht en handhaving’ (zie verder). Controleinstanties, controelambtenaren en toezichthouders Artikelen Aangeduide toezichthouder
11
Art. 13.3.1. De Vlaamse Regering wijst de ambtenaren van het Vlaams Energieagentschap aan die bevoegd zijn voor de controle op de naleving van de verplichtingen die opgelegd zijn op basis van artikel 7.5.1, 7.5.2, 7.6.1 en 7.6.2 van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan en voor het opleggen van de administratieve geldboetes. De aangewezen ambtenaren kunnen daartoe aan de be-
bevoegdheid controle op de naleving van de verplichtingen die opgelegd zijn op basis van artikel 7.5.1, 7.5.2, 7.6.1 en 7.6.2 van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan
Zo is er een afdeling met als hoofding ‘toezicht’ ondergebracht bij hoofdstuk III ‘administratieve sancties opgelegd door het VEA’. Hieronder valt één artikel (art. 13.3.1). Daarnaast is er een afdeling met als hoofding ‘controle’ ondergebracht bij hoofdstuk III ’Vestiging van de aanslag, controle, beroep, ambtshalve uitvoering en verjaring’ (art. 14.3.6).
29
Advies energiedecreet
trokkenen alle gegevens en inlichtingen vragen die nodig zijn voor de uitoefening van hun taken. De betrokkene aan wie een vraag is gericht om gegevens en inlichtingen te verstrekken, moet binnen de door de bevoegde ambtenaren bepaalde redelijke termijn alle medewerking verlenen. Art. 3.1.3. §1 Om haar missie waar te maken, vervult de VREG de volgende taken: 1° toezichthoudende en controlerende taken: a) het toezicht en de controle op de naleving van de bepalingen van titel IV, V, VI en hoofdstuk I tot en met IV van titel VII van dit decreet, evenals de bijbehorende uitvoeringsbepalingen; b) het toezicht en de controle op de naleving van de technische reglementen;
Art. 6.1.2. §1. De netbeheerder kan de toevoer van elektriciteit of aardgas alleen in de volgende gevallen afsluiten: 1° bij een onmiddellijke bedreiging van de veiligheid, zolang die toestand duurt; 2° bij een leegstaande woning, na het volgen van een procedure die door de Vlaamse Regering wordt bepaald; 3° bij fraude van de huishoudelijke afnemer, na het volgen van een procedure die door de Vlaamse Regering wordt bepaald; 4° als de huishoudelijke afnemer geen wanbetaler is en weigert om een leveringscontract te sluiten, na het volgen van een procedure die door de Vlaamse Regering wordt bepaald; 5° als de huishoudelijke afnemer weigert om aan de netbeheerder toegang te geven tot de ruimte waarin de elektriciteits- of aardgasmeter is opgesteld en waarover hij het eigendoms- of gebruiksrecht heeft, voor de plaatsing, de inschakeling, de controle of de meteropname van de elektriciteitsmeter, inclusief de budgetmeter voor elektriciteit en de stroombegrenzer of van de aardgasmeter, inclusief de budgetmeter voor aardgas; Controleinstantie of ambtenaren nog aan te duiden
Art. 10.1.2. De Vlaamse Regering bepaalt de categorieën van energiedeskundigen. Ze legt de procedure voor de erkenning van de energiedeskundigen en de procedure en voorwaarden voor de schorsing en intrekking van die erkenning vast. De Vlaamse Regering legt ook de kwaliteitseisen vast en wijst de instantie aan die belast is met de controle op hun werkzaamheden. Art. 11.1.15. §1. De Vlaamse Regering wijst de ambtenaren aan die bevoegd zijn om de nodige controles met betrekking tot het naleven van de EPB-eisen uit te voeren en om overtredingen van de bepalingen van het decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan op te sporen en vast te stellen door een verslag van vaststelling. Art. 11.2.4. De Vlaamse Regering wijst de ambtenaren aan die bevoegd zijn om de nodige controles met betrekking tot het energieprestatiecertificaat uit te voeren en om overtredingen van de bepalingen van het decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan op te sporen en vast te stellen door een verslag van vaststelling. Art. 14.3.6. De Vlaamse Regering wijst de ambtenaren aan die belast zijn met de controle en het onderzoek in verband met de toepassing van deze heffing. Die ambtenaren zijn van rechtswege gemachtigd om bij de heffingsplichtigen en bij derden inlichtingen te nemen, gegevens op te zoeken en te verzamelen die kunnen leiden tot de juiste heffing ten laste van de heffingsplichtige. De heffingsplichtige of elke derde die over de gevraagde gegevens beschikt, is verplicht die inlichtingen te verstrekken op eenvoudig verzoek van de ambtenaren.
toezicht en de controle op de naleving van de bepalingen van titel IV, V, VI en hoofdstuk I tot en met IV van titel VII van dit decreet, evenals de bijbehorende uitvoeringsbepalingen het toezicht en de controle op de naleving van de technische reglementen; Controle van de elektriciteitsmeter, inclusief de budgetmeter voor elektriciteit en de stroombegrenzer of van de aardgasmeter, inclusief de budgetmeter voor aardgas
Controle op de werkzaamheden van de energiedeskundigen
Controle op het naleven van de EPB-eisen en opsporing van overtredingen van de bepalingen van het decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan Controle op het energieprestatiecertificaat en opsporing van overtredingen van de bepalingen van het decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan Controle en onderzoek in verband met de heffing
Toezichtbevoegdheden Art. 3.1.4. §2 De VREG kan aan een marktpartij of de aangestelden,
30
Advies energiedecreet
bestuurders, managers en personeelsleden van die marktpartij de gegevens en inlichtingen vragen die nodig zijn voor de uitvoering van haar taken. Diegene aan wie een vraag is gericht om gegevens en inlichtingen te verstrekken of toegang te verlenen aan de personeelsleden van de VREG, is verplicht om binnen de door de VREG gestelde termijn alle medewerking te verlenen, op straffe van de administratieve sanctie, vermeld in artikel 13.2.1
Volgens de SERV moet er ook meer zorg besteed worden aan de omschrijving van de toezichts- en controlebevoegdheden. - Soms wordt in het voorontwerp verwezen naar het thema waarop het toezicht betrekking heeft (bv. controle met betrekking tot het naleven van de EPB-eisen), soms wordt verwezen naar titels, hoofdstukken en artikelen (bv. controle op de naleving van de verplichtingen die opgelegd zijn op basis van artikel 7.5.1, 7.5.2, 7.6.1 en 7.6.2 van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan). - De verwijzing naar thema’s zijn niet steeds eenduidig. Zo is het bv. onduidelijk of de ambtenaren bevoegd voor de controle op de EPB-eisen (ingevolge art. 11.1.15 ) louter bevoegd zijn voor de controle op afdeling I ‘de EPB-eisen’, of ook voor afdeling II ‘startverklaring’, en afdeling III ‘EPB-aangifte’. Dit laatste lijkt wel de bedoeling te zijn. - In art. 11.1.15 §1 en art. 11.2.4. (over EPB) wordt verwezen naar de ‘opsporing van overtredingen van de bepalingen van het decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan’. Deze formulering is correct in de context van het EPB-decreet, maar door die nu ongewijzigd over te nemen, lijken deze artikelen nu te verwijzen naar het volledige energiedecreet en zijn besluiten. Dit kan niet de bedoeling zijn. - Voor sommige bepalingen is de controle (nog) niet geregeld, namelijk voor art. 7.7.1. en 7.7.2. (hoofdstuk VII: Instrumenten ter stimulering van het rationeel energiegebruik en het gebruik van de hernieuwbare energiebronnen voor ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen), voor titel VIII (tegemoetkomingen ter bevordering van het rationeel energiegebruik, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de toepassing van flexibiliteitsmechanismen) en voor titel IX (flexibiliteitsmechanismen). Sanctiebepalingen Zoals reeds vermeld, is er een afzonderlijke titel ‘sancties’. Toch is de poging tot integratie en afstemming van de sanctiebepalingen volgens de raad niet zo geslaagd en blijven er nog onduidelijkheden over de sanctiebevoegdheden en de inhoud van de sancties. - Twee artikelen regelen wie bevoegd is tot sanctioneren (zie tabel Sanctioneringsbevoegdheden). Deze bepalingen zijn onvoldoende duidelijk. Art. 3.1.4. §4 lijkt te suggereren dat de VREG een sanctioneringsbevoegdheid heeft over het hele energiedecreet en zijn uitvoeringsbepalingen (‘van dit decreet’). Deze bepaling komt volgens de concordantietabel overeen met art. 7 van het VREG-decreet. Daarin is de VREG echter enkel bevoegd voor het opleggen van boetes wegens overtreding van het elektriciteits- en aardgasdecreet. De verruiming van de bevoegdheden van de VREG zoals beschreven in art. 3.1.4. §4 van het voorontwerp kan niet de bedoeling zijn. - Volgens de memorie van toelichting bij art. 7.1.8 -7.1.9. zal de VREG een administratieve boete opleggen van 20 euro per ontbrekend certificaat ingeval van levering elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en kwalitatieve warmtekrachtkoppeling zonder voorlegging van voldoende garanties van oorsprong. Deze administratieve boete zou voorzien zijn in art. 162, 3° en 4° van het voorontwerp. Dat artikel bestaat evenwel niet. Ook elders in de decreettekst heeft de SERV hiervoor geen sanctieregeling teruggevonden.
31
Advies energiedecreet
-
-
Door een gebrek aan integratie van de sanctiebepalingen staan er talrijke dubbele bepalingen in het energiedecreet. De raad heeft enkele voorbeelden vermeld in de onderstaande tabel sanctiebepalingen. Deze dubbels kunnen eenvoudig vermeden worden. Er zijn nog onnodige verschillen tussen sanctiebepalingen. De meeste sanctiebepalingen stellen dat de mededeling van de administratieve boete de bepalingen die van toepassing zijn, moet vermelden, evenals de beroepsmogelijkheid (bv. art. 13.2.1. §3, 13.2.5. §2, 13.3.5. §1). Art. 13.4.1. §2 vermeldt dit niet voor de administratieve geldboete wegens overtreding van de verplichtingen inzake de broeikasemissievergunningen. De betalingstermijn van zestig dagen voor de betaling van de administratieve geldboete begint soms te lopen na de ontvangst van de kennisgeving (art. 13.2.1., 13.3.9. §2), soms na de kennisgeving van definitieve beslissing (art. 13.3.5. §5, art. 13.4.1. §4). Bij de heffing begint de termijn te lopen na de verzending van het aanslagbiljet (art. 13.3.5.). Er worden in het voorontwerp sancties voorzien voor niet naleving van het REG-actieplan (art. 13.3.2. §3, ev.). De verplichting een REG -actieplan op te maken staat evenwel niet in het decreet, maar is in een besluit geregeld in uitvoering van de algemene openbaredienstverplichtingen.
Sanctioneringsbevoegdheden Art. 3.1.4. §4. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen in het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid, beschikt de VREG ook over de hierna vermelde bijzondere bevoegdheden, die ze uitoefent in overeenstemming met de bepalingen in dit decreet, de bijbehorende uitvoeringsbepalingen, en de beheersovereenkomst die haar verbindt: 1° het aangaan van overeenkomsten met derden; 2° het opleggen van administratieve sancties wegens overtreding van dit decreet of de bijbehorende uitvoeringsbepalingen; Art. 13.3.1. De Vlaamse Regering wijst de ambtenaren van het Vlaams Energieagentschap aan die bevoegd zijn voor de controle op de naleving van de verplichtingen die opgelegd zijn op basis van artikel 7.5.1, 7.5.2, 7.6.1 en 7.6.2 van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan en voor het opleggen van de administratieve geldboetes. De aangewezen ambtenaren kunnen daartoe aan de betrokkenen alle gegevens en inlichtingen vragen die nodig zijn voor de uitoefening van hun taken. De betrokkene aan wie een vraag is gericht om gegevens en inlichtingen te verstrekken, moet binnen de door de bevoegde ambtenaren bepaalde redelijke termijn alle medewerking verlenen.
Sanctiebepalingen Kennisgeving boete
-
Art. 13.2.1. §3. Het opleggen van de administratieve boete wordt aan de betrokkene meegedeeld in een met reden omklede aangetekende brief, met verwijzing naar de bepalingen die van toepassing zijn, de hoogte van de administratieve boete en in voorkomend geval de berekening ervan, en de beroepsmogelijkheid. Art. 13.2.5. §2. In afwijking van de procedure in artikel 13.2.1, §1 tot en met 3, wordt het bedrag van de administratieve geldboete, vermeld in §1, aan de betrokkene meegedeeld per aangetekende brief, met vermelding van de redenen waarom de administratieve geldboete wordt opgelegd, met verwijzing naar de bepalingen die van toepassing zijn, de berekening van het bedrag, en de beroepsmogelijkheid. Art. 13.3.5. §1. De betrokkene wordt van de beslissing tot het opleggen van de administratieve geldboete in kennis gesteld met een aangetekende brief met bericht van ontvangst. De met reden omklede kennisgeving vermeldt het bedrag van de administratieve geldboete, de bepalingen die van belang zijn en de beroepsmogelijkheid. Art. 13.4.1. §2. De betrokkene wordt van de beslissing tot het opleggen van de administratieve geldboete in kennis gesteld per aangetekende brief. De met reden omklede kennisgeving vermeldt het bedrag van de administratieve geldboete.
32
Advies energiedecreet
Betalingstermijn van administratieve geldboetes
-
Art. 13.2.1. §5: Na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in §3, moet de administratieve geldboete binnen zestig kalenderdagen betaald worden. De VREG kan uitstel van betaling verlenen voor een door haar bepaalde termijn. Art. 13.3.5. §5: §5. De administratieve geldboete moet worden betaald binnen zestig dagen na de kennisgeving van de definitieve beslissing. De ambtenaren, daartoe aangewezen door de Vlaamse Regering, kunnen uitstel van betaling verlenen voor een door hen bepaalde termijn. Art. 13.3.9. §2: Na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in §3, moet de administratieve geldboete binnen zestig kalenderdagen betaald worden. Het Vlaams Energieagentschap kan uitstel van betaling verlenen voor een termijn die het zelf bepaalt. Art. 13.4.1. §4. De administratieve geldboete moet worden betaald binnen zestig dagen na de kennisgeving van de definitieve beslissing. De ambtenaren, daartoe aangewezen door de Vlaamse Regering, kunnen uitstel van betaling verlenen voor een door hen bepaalde termijn. (betalingstermijn heffing): Art. 14.3.5. De heffingsplichtige moet de heffing betalen binnen zestig kalenderdagen na verzending van het aanslagbiljet. Na verloop van die periode is hij nalatigheidsintresten verschuldigd, conform de bepalingen van het Wetboek van de Inkomstenbelasting.
Nieuwe titel ‘toezicht en handhaving’? De raad vraagt om te overwegen om de toezichts- en controlebepalingen samen met de sanctiebepalingen te bundelen in een nieuwe titel ‘toezicht en handhaving’. In zulke gecoördineerde titel moeten volgens de raad ook ‘algemene’ bepalingen inzake toezicht en handhaving worden opgenomen. De raad verwijst ter inspiratie naar het hoofdstuk ‘toezicht’ in het decreet algemene bepalingen inzake milieubeleid. Dergelijke algemene bepalingen kunnen bovendien een generiek antwoord geven op volgende vragen: - Wie kan toezichthouder zijn? Moeten zij beëdigd zijn? Moeten ze een legitimatiebewijs hebben? - Welke toezichtrechten hebben de toezichthouders? Hebben zij recht op toegang, recht op inzage van gegevens, recht op bijstand van de politie, ….? Voorlopig regelt het voorontwerp enkel afzonderlijk de toegang tot informatie voor de VREG in art. 3.1.4. §2. Overigens merkt de raad op dat deze verwijzing naar de sanctie in art. 13.2.1. niet consistent lijkt met de bepalingen inzake de strafrechtelijke sanctie vermeld in art. 13.1.112. - Hebben ze de mogelijkheid om raadgevingen te doen die sancties kunnen vermijden? - Hoe worden inbreuken vastgesteld (verslag van vaststelling of iets anders?)? - Wordt er aangemaand? De raad gaf reeds eerder aan voorstander van de getrapte sanctioneringen, die bijvoorbeeld pas na aanmaning voorzien in administratieve boetes. - Wordt er een handhavingsrapport opgemaakt? De voorziening van een handhavingsrapport door de toezichthouders lijkt zinvol. Dit rapport zou vermelden hoeveel controles werden uitgevoerd, op welke manier, hoeveel inbreuken werden vastgesteld, … Een dergelijk rapport zou zinvol kunnen zijn bij de evaluatie van het beleid en de controle erop. Een dergelijk rapport wordt nu niet voorzien en is ook geen onderdeel van het voorziene energierapport (cf. infra). - Wat zijn de verweer- en beroepsmogelijkheden? 12
Art. 13.1.1. Worden gestraft met een geldboete van een tot vijfhonderd euro en/of een gevangenisstraf van één maand tot één jaar:1° zij die krachtens dit decreet verrichte verificaties of onderzoeken van de VREG of van de Vlaamse Regering hinderen, weigeren de informatie te verstrekken die zij gehouden zijn mede te delen krachtens dit decreet, of bewust verkeerde of onvolledige informatie verstrekken.
33
Advies energiedecreet
-
…
Rapportage- en evaluatiebepalingen Verspreid in het voorliggend ontwerp energiedecreet staan drie specifieke evaluatiebepalingen ( zie tabel evaluatiebepalingen). Volgens de raad is het wenselijk dat ook andere onderdelen van het decreet op regelmatige basis worden geëvalueerd. De raad is daarom voorstander van meerdere of ruimere evaluatiebepalingen. Op zijn minst is ook de regelmatige evaluatie van de openbare dienstverplichtingen noodzakelijk. Verder merkt de SERV op dat - volgens het huidige elektriciteitsdecreet – de Vlaamse regering in 2005, in overleg met de reguleringsinstantie, een evaluatierapport over de certficatenverplichting aan het Vlaams Parlement moest voorleggen. In het voorontwerp wordt deze evaluatie met 4 (misschien 5) jaar uitgesteld. Evaluatiebepalingen Art. 7.1.14. Om de drie jaar, en voor het eerst vóór 1 oktober van het jaar dat volgt op de inwerkingtreding van dit decreet, legt de Vlaamse Regering, na advies van de VREG, een evaluatierapport over de certificatenverplichtingen hernieuwbare energie en kwalitatieve warmtekrachtkoppeling voor aan het Vlaams Parlement. Dat rapport evalueert de effecten en de kosteneffectiviteit van de certificatenverplichtingen. Art. 7.7.2. §3. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de rendabele investeringen. De Vlaamse Regering evalueert om de vier jaar en voor het eerst in 2012 de definitie van rendabele investeringen, zoals bepaald in artikel 1.1.3, 96°. De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om na evaluatie een nieuwe interne rentevoet na belastingen vast te leggen. Art. 11.1.6. De Vlaamse Regering evalueert minstens om de twee jaar de berekeningsmethode van de energieprestaties van gebouwen, de te volgen procedures, de EPB-eisen en de administratieve lasten van de regelgeving en past die in voorkomend geval aan[passen].13
Het energierapport (art. 12.1.1) werd naar het oordeel van de raadraad nog te beperkt ingevuld. Het omvat geen evaluatie, noch rapportage over de uitvoering van het beleid (enkel een energiebalans, een beschrijving en analyse van de bestaande toestand inzake energieverbruik en energieproductie en energiekengetallen per sector). De SERV heeft eerder al een een geïntegreerde energierapportage bepleit, waarvan ook het gevoerde energiebeleid onderdeel zou uitmaken. Zo denkt de raad ondermeer aan gedetailleerde cijfers over de uitvoering van de openbaredienstverplichtingen door de netbeheerders en de leveranciers die door VEA en VREG worden gecontroleerd.
13
Taalfout in het voorontwerp.
34
Advies energiedecreet
5.3. Bijlage 3: Voorbeelden van juridisch-technische gebreken Zoals vermeld in het advies, staat de voorgelegde tekst juridisch-technisch nog niet op punt. Hierna worden daarvan een reeks voorbeelden gegeven. Woordgebruik De consistentie in het woordgebruik is sterk verbeterd ten opzichte van de huidige decreten. Toch is er nog verbetering mogelijk, onder andere op volgende vlakken:
-
-
‘indienen van certificaten - voorleggen van garanties van oorsprong’: De terminologie inzake certificaten en garanties van oorsprong in het ontwerpdecreet (en ook in de memorie van toelichting) is niet steeds op een eenduidige manier gebruikt. Om verwarring te vermijden, vraagt de raad om het ontwerpdecreet hierop na te kijken en consistent de terminologie gebruikt in art. 7.1.5 toe te passen. Dat wil zeggen dat certificaten als garanties van oorsprong worden voorgelegd en dat certificaten als bewijsstuk in het kader van de certificatenverplichting worden ingediend. Enkele voorbeelden van verkeerd woordgebruik: • Art. 7.1.10 §1 (gaat over de certificatenverplichting hernieuwbare energie): ‘verplichting jaarlijks uiterlijk op 31 maart aan de VREG het aantal groenestroomcertificaten voor te leggen’: moet zijn ‘in te dienen’. • Art. 7.1.10 §1 (gaat over de certificatenverplichting kwalitatieve warmtekrachtkoppeling): ‘verplichting jaarlijks uiterlijk op 31 maart aan de VREG het aantal groenestroomcertificaten voor te leggen’: moet zijn ‘in te dienen’. • Art. 7.2.3. §1 (gaat over groenewarmtecertificaten): verplichten jaarlijks voor 31 december een door de Vlaamse Regering te bepalen aantal groenewarmtecertificaten voor te leggen: moet zijn ‘in te dienen’. • MvT bij art. 7.1.8-7.1.9 (laatste alinea) ‘indien een leverancier te weinig garanties van oorsprong indient: moet zijn ‘voorlegt’. Brandstofleverancier wordt in art. 1.1.3. 14° gedefinieerd als ’de leveranciers van aardgas, stookolie, steenkool, methaan, butaan en propaan’. Leveranciers zijn in 1.1.3. 67° evenwel gedefinieerd als ‘elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die aan afnemers elektriciteit of aardgas verkoopt’. Verbinding en leiding wordt door elkaar gebruikt: art. 1.1.3. 20° versus art. 1.1.3. 25°. EindverbruiksSector in art. 1.1.3. 24°, eindverbruiksector in art. 12.1.2. Inzake huishoudelijke afnemers wordt in art. 1.1.3. 56° vermeld: ‘om te voorzien in zijn behoeften of die van de personen die samen met hem in de woning in kwestie gedomicilieerd zijn’. Bij de definitie van bij afnemer in art. 1.1.3. 10° gaat het ‘om te voorzien in zijn behoeften’. Internationale zeevaartbunkers in 1.1.3. 61° en scheepvaartbunkers in art. 12.1.2 Reguleringsinstantie, komt voor in art. 7.1.10 §4, terwijl er elders wordt gesproken over VREG, in tegenstelling tot het bestaande elektriciteitsdecreet is er geen nieuwe definitie van reguleringsinstantie. Afsluiten: volgens 1.1.3. 11° gaat dit alleen over huishoudelijke afnemers, terwijl het woord afsluiten in art. 4.1.6 veel ruimer gebruikt lijkt te zijn.
35
Advies energiedecreet
-
-
-
Producent (art. 1.1.3. 89°): is gedefinieerd als iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit en/of aardgas opwekt. Aardgas wordt niet ‘opgewekt’; aardgas wordt gedefinieerd als elke gasvormige brandstof van ondergrondse oorsprong (…). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen rationeel energiebeheer en rationeel energiegebruik (art.1.1.3. 92° en 93°). Titel VIII heeft het enkel over tegemoetkomingen ter bevordering van rationeel energiegebruik, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de toepassing van flexibiliteitsmechanismen, terwijl de inhoud van deze titel duidelijk ook naar rationeel energiebeheer verwijst. Verwijzingen naar richtlijnen: ‘richtlijn 2003/87’ wordt in art. 9.1.1.verkort weergegeven en staat in de definities (97°), richtlijn 2002/91/EG betreffende de energieprestaties van gebouwen wordt in art. 11.1.5. voluit weergegeven en staat niet bij de definities. Energiegebruik en energieverbruik: 29° energieboekhouding: het regelmatig meten, registreren, analyseren en rapporteren van het energiegebruik; moet dat niet energieverbruik zijn? Geen van beide begrippen zijn gedefinieerd. Art. 9.1.1. §1 heeft het over een broeikasgasvergunning, hoofdstuk IV (art. 13.4.1.) heeft het over een broeikasemissievergunning. Er wordt een onderscheid gemaakt - ook in de definities - tussen kwalitatieve warmtekrachtkoppeling en kwalitatieve warmtekrachtinstallatie. De termen lijken in het ontwerpdecreet zelf evenwel niet altijd consistent gebruikt. Bv. in art. 7.1.2. §1 wordt gesproken over ‘kwalitatieve warmtekrachtkoppeling’, terwijl het eigenlijk gaat over de kwalitatieve warmtekrachtinstallatie (namelijk ten opzichte van referentie-installaties). Art. 7.1.7. §1 heeft het over de ‘indienstneming van de warmtekrachtinstallatie’, terwijl art. 7.1.6. §1 het heeft over de ‘inwerkingstelling van een nieuwe productie-installatie’. Wat is overigens de betekenis van ‘nieuwe’ in art. 7.1.6. §1?
-
Art. 1.1.3. 88°: heeft het over ‘spanning die gelijk aan of minder dan 70 kilovolt is’, terwijl dit bij directe lijn (20°) en elektriciteitsdistributienet (25°) ‘nominale spanning die gelijk aan of minder dan 70 kilovolt is.
-
Soms wordt er gesproken van ‘dagen’ (bv. art. 13.2.5, art. 13.3.5, …), soms van ‘kalenderdagen’ (art. 13.2.1.).
Ontbrekende definities Er moet nagegaan worden of alle definities die nodig zijn voor een eenduidig begrip van het energiedecreet opgenomen zijn in het voorontwerp. Volgens de raad lijken alvast enkele definities te ontbreken, terwijl deze begrippen wel in de decreettekst voorkomen:
-
Actieverplichting: komt voor in art. 13.3.2. §4 van het voorontwerp, maar wordt niet gedefinieerd. Was gedefinieerd in art. 2 36° van het elektriciteitsdecreet. Plaatselijk vervoernet van elektriciteit; wel in art. 4.1.2. omschreven Flexibiliteitsmechanismen, komt in titel VIII voor. Titularis van het afnamepunt, komt in art. 5.1.1. voor Aansluiten is niet gedefinieerd, afsluiten wel (1.1.3. 11°) Beschermde afnemers, komt voor in art. 8.7.3.; was in REG-decreet wel gedefinieerd. Energievoorziening: Openbaredienstverplichting wordt gedefinieerd in art. 1.1.3.83° als ‘verplichting die betrekking heeft op de sociaaleconomische, ecologische of technische aspecten
36
Advies energiedecreet
-
van de energievoorziening’. (Energievoorziening wordt niet gedefinieerd: heeft dit ook betrekking op het energieverbruik?). ‘Certificatendatabank’ en ‘energieprestatiedatabank’: waren gedefinieerd in EPB-decreet, art. 3, 3°, resp. 7°, maar niet meer in ontwerp.
-
Distributie: Deze definitie stond in het elektriciteitsdecreet, maar komt nu niet meer voor. Het weglaten van deze definitie wordt niet gemotiveerd.
-
…
Inconsistenties
-
Het begrip ‘energiedeskundigen’ wordt in het voorontwerp niet eenduidig gebruikt. Het begrip ‘energiedeskundigen’ wordt in art. 1.1.3. 30° zeer algemeen gedefinieerd als ‘de natuurlijke persoon die onderworpen is aan het sociaal statuut van de zelfstandige of de bezoldigde medewerker van een rechtspersoon, die energieadvies verstrekt’. Energieadvies wordt niet gedefinieerd. Deze generieke definitie wordt in het besluit in verschillende betekenissen gebruikt: In art. 7.7.2. §2 en §4 wordt energiedeskundige vermeld als degene die energiestudie of een energieplan opmaakt. Elders gaat het over degene die een energieprestatiecertificaat opmaakt.
-
Moet het energieprestatiecertificaat volgens het voorliggend decreet niet meer door een energiedeskundige worden afgeleverd? Waarom werd art. 28 van het EPB-decreet gewijzigd opgenomen in art. 13.3.11. §1? Art. 13.3.11. §1 stelt: ‘Als bij de controle blijkt dat het energieprestatiecertificaat niet met de werkelijkheid overeenstemt en de betrokkene werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen, kan het Vlaams Energieagentschap de persoon die het energieprestatiecertificaat heeft afgeleverd (was: de energiedeskundige die het energieprestatiecertificaat heeft uitgereikt) een administratieve geldboete opleggen, die niet lager mag zijn dan 500 euro, en niet hoger dan 5.000 euro, afhankelijk van het type gebouw, het beschermd volume of de bruikbare vloeroppervlakte’. Dit lijkt niet consistent met art. 10.1.3. waarin staat dat voor de uitreiking van energieprestatiecertificaten bij bouw de verslaggever wordt aangewezen als energiedeskundige. Is er overigens een verschil tussen ‘uitreiking’ in art. 10.1.3. en ‘aflevering’ in art. 13.3.11.?
-
-
11° Afsluiten: De introductie van het plaatselijk vervoernet impliceert dat ‘afsluiten’ in art. 1.1.3. 11° ruimer gedefinieerd moet worden. In het voorliggend decreet wordt dit gedefinieerd als ‘het buiten dienst stellen van de aansluiting of het ontzeggen van de toegang tot het net door de aansluiting af te koppelen van de installaties van de huishoudelijke afnemer’. Art. 4.1.6. stelt evenwel ruimer dat het beheer van een distributienet en het plaatselijk vervoernet van elektriciteit omvat ‘7° het aansluiten, verzegelen, afsluiten en heraansluiten van installaties op zijn net en het verzwaren van de aansluitingen op zijn net’. 58° Injecteren wordt in het voorontwerp gedefinieerd als het inbrengen van elektriciteit of aardgas in een distributienet, vanuit een net of door een producent. Dit moet uitgebreid worden tot ‘het inbrengen van elektriciteit of aardgas in een distributienet of in het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, vanuit een net of door een producent. …
Overbodige definities en bepalingen
-
Enkele definities lijken overbodig, want komen in het decreettekst niet voor, wel in andere definities; liefst integreren in definitie waarvoor bedoeld
37
Advies energiedecreet
-
• 40°: Federale elektriciteitwet: komt niet voor in het decreet, enkel in andere definitie, namelijk 109°; niet beter omschreven als het transmissienet, vermeld in artikel 2, 7° van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt • 2°: aangesloten wooneenheid of wooneenheid, wel in andere definitie 82° • 41°, federale gaswet: komt voor in 112° en 114° Volgende definitie lijken overbodig want komen helemaal niet voor in de decreettekst • 38° erkende instelling voor schuldbemiddeling • Titularis van een toegangspunt 104° • 113°: vervoernetgebruiker Volgende bepalingen lijken overbodig en kunnen wellicht worden geschrapt: • Art. 1.1.2. stelt ‘Dit decreet voorziet, voor wat de bevoegdheden van het Vlaamse Gewest betreft in de omzetting van …’. • Deze bepaling is volgens wetgevingstechnisch advies overbodig. Bovendien is deze bepaling tijdsgevoelig en zal ze aangepast moeten worden als er richtlijnen bij komen, zelfs als daardoor de inhoud van het decreet niet hoeft te wijzigen. Dergelijke informatieve bepaling kan ook in de memorie staan. • Het voorliggend decreet voorziet op zich trouwens niet in de volledige omzetting van deze richtlijnen. Dat gebeurt ook nog in milieuregelgeving, in besluiten, etc. • Art. 11.2.1. §1 5de lid is dubbel met art. 10.1.3. ‘Voor de uitreiking van energieprestatiecertificaten bij bouw wordt de verslaggever aangewezen als energiedeskundige.’ • Art. 4.1.12. ‘Iedere netbeheerder maakt de geldende tarieven en voorwaarden bekend voor de aansluiting op zijn net’ is makkelijk te integreren in art. 4.1.18 §2. ‘Iedere netbeheerder maakt de geldende tarieven en voorwaarden bekend voor de toegang tot en het gebruik van zijn net, en voor de ondersteunende diensten die hij levert. De personen, vermeld in §1, hebben recht op de toegang tot en het gebruik van het distributienet tegen die bekendgemaakte tarieven en voorwaarden.’ (wellicht beter onderbrengen op een andere plaats) • Art. 11.1.8 §1 ’Voor de EPB-aangifte met betrekking tot gebouwen waarvan de stedenbouwkundige vergunning in 2006 werd aangevraagd, dient de verslaggever uiterlijk twaalf maanden na de ingebruikname van het gebouw namens de aangifteplichtige een EPBaangifte in bij het Vlaams Energieagentschap.’ Deze periode is voorbij.
Artikelnummering en verwijzingen
-
-
Er wordt niet gemotiveerd waarom een x.x.x nummering wordt gekozen. Deze nummering is niet volledig consistent met de indeling in titels, hoofdstukken, afdelingen en onderafdelingen. Dat zou immers een x.x.x.x.x nummering vergen. Hierdoor worden artikelen doorgenummerd tussen afdelingen en onderafdelingen. Het wetgevingstechnisch advies vermeldt overigens dat met deze nummering nieuwe invoegingen uitgevoerd volgens de handleiding van de raad van state, ingewikkeld worden. Het wetgevingstechnisch advies vermeldt dat de indeling in paragrafen slechts nodig is als één van de paragrafen meerdere leden heeft. Dit is vaak niet het geval. Dit advies werd niet gevolgd in art. 3.1.3; 3.1.7 en 3.1.8. Art. 4.1.1. verwijst naar art. 4.1.4. 1°. Het is echter onduidelijk welke § wordt bedoeld. Art. 13.3.1. verwijst naar art. 7.5.2., terwijl er geen art. 7.5.2. is. De memorie bij art. 13.3.1. verwijst naar 7.4.1. en 7.4.2. terwijl daar niet in het artikel zelf wordt naar verwezen.
38
Advies energiedecreet
-
De MvT bij art. 7.1.2. en art. 7.1.5. verwijst verkeerdelijk naar art. 7.1.9 en art. 7.1.12 in plaats van naar art. 7.1.8. en art. 7.1.11. MvT bij art. 7.1.13 verwijst naar art. 7.1.5 §4 i.p.v. 7.1.5. §3.
39
Advies energiedecreet
Referentielijst Adviezen over decreten en decreetswijzigingen SERV, 07.05.2008, Advies over het voorontwerp van decreet houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu, energie, openbare werken en landbouw, Brussel: SERV. SERV, 13.06.2007. Advies over het decreet wettelijke en decretale aanpassingen inzake leefmilieu, natuurbehoud en energie als gevolg van het bestuurlijk beleid, Brussel: SERV. SERV, 17.01.2007, Advies over het verzameldecreet inzake leefmilieu energie en openbare werken, Brussel:SERV. SERV, 13.09.2006. Advies over de wijziging van het decreet minimumlevering gas, elektriciteit, water en het besluit sociale openbare dienstverplichtingen, Brussel : SERV. SERV, 21.04.2006, Advies over Energieprestaties en binnenklimaat van gebouwen Voorontwerp decreet & ontwerp wijzigingsbesluit, Brussel : SERV SERV, 18.01.2006, Advies over het verzameldecreet leefmilieu en energie, Brussel : SERV. SERV, 04.02.2004, Advies BBB, oprichting VREG – Vlaams Energieagentschap, Brussel: SERV. SERV, 09.07.2003. Advies over het REG-decreet, Brussel: SERV. SERV, 09.10.2002, Advies over het voorontwerp CO2/REG-decreet, Brussel: SERV. SERV, 03.10.2001. Advies over het voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002, Brussel: SERV. SERV, 11.10.2000, Advies over het voorontwerp van decreet betreffende de organisatie van de aardgasmarkt, Brussel: SERV. SERV, 20.10.1999, Advies over het voorontwerp van decreet inzake de opwekking en distributie van elektriciteit, Brussel: SERV.
40
Advies energiedecreet
Adviezen over besluiten en wijzigingsbesluiten van de Vlaamse regering SERV, 10.09.2008. Advies over het besluit energieprestatiecertificaat bij verkoop en verhuur van niet-residentiële gebouwen, Brussel: SERV. SERV, 10.09.2008, Advies over het ontwerp van subsidiebesluit sociale verhuurkantoren voor REG-investeringen, Brussel: SERV. SERV, 10.09.2008, Advies over het ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering betreffende micro-warmtekrachtinstallaties en warmtepompen, Brussel: SERV. SERV, 24.06.2008, Advies over het decreet betreffende afstemming van de aanvraagprocedure van de stedenbouwkundige vergunning en de milieuvergunning en decreet eisen en handhavingsmaatregelen op vlak van energieprestatie en het binnenklimaat, Brussel: SERV. SERV, 20.02.2008, Advies over het ontwerpbesluit tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 november 2003 tot vaststelling van de nadere regels voor de toekenning en de verrekening van de gratis elektriciteit voor huishoudelijke afnemers, Brussel : SERV. SERV, 06.02.2008, Advies over het voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van premies voor het uitvoeren van energiebesparende investeringen in woningen, Brussel : SERV. SERV, 06.02.2008, Advies over het ontwerpbesluit van de Vlaamse regering houdende afwijkingen en vrijstellingen op de energieprestatieregelgeving, Brussel : SERV. SERV, 06.02.2008, Advies over het ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2007 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2005 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen, Brussel : SERV. SERV, 12.09.2007. Advies over het besluit haalbaarheidsstudie alternatieve energiesystemen, Brussel : SERV. SERV, 05.09.2007, Advies over het ontwerpbesluit van de Vlaamse regering inzake het energieprestatiecertificaat verkoop en verhuur residentiële gebouwen, Brussel : SERV. SERV, 10.07.2007, Advies energieprestaties in scholen, Brussel : SERV. (10/07/2007)
41
Advies energiedecreet
SERV, 11.04.2007, Advies over het wijzigingsbesluit hernieuwbare energie inzake groenestroomcertificaten voor biomassa, Brussel : SERV. SERV, 13.09.2006. Advies over de wijziging van het decreet minimumlevering gas, elektriciteit, water en het besluit sociale openbare dienstverplichtingen, Brussel : SERV. SERV, 13.09.2006. Advies over het ontwerpbesluit REG-openbare dienstverplichtingen resultaats- en actieverplichtingen netbeheerders, Brussel : SERV. SERV, 12.07.2006, Advies over het ontwerpbesluit energiewerkmaatschappijen, Brussel : SERV. SERV, 21.06.2006, Advies over het ontwerpbesluit van de Vlaamse regering tot regeling van het energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen, Brussel : SERV SERV, 10.05.2006, Advies over de wijziging besluit erkenning energiedeskundigen, Brussel : SERV. SERV, 03.05.2006, Advies over het ontwerpbesluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 2005 houdende de erkenning als energiedeskundige voor woningen en houdende de uitvoeringsvoorwaarden van de energieaudit voor woningen, Brussel : SERV SERV, 12.04.2006, Advies over het voorontwerp van decreet en het ontwerp wijzigingsbesluit inzake energieprestaties en binnenklimaat van gebouwen, Brussel: SERV. SERV, 18.01.2006, Advies over het besluit warmtekrachtkoppeling, Brussel : SERV. SERV, 18.01.2006. Advies over de openbare dienstverplichtingen ter bevordering van het rationeel energieverbruik, Brussel : SERV. SERV, 14.09.2005, Advies over het ontwerpbesluit energieprestatiecertificaat bouw & Stappenplan invoering energieprestatiecertificaat, Brussel: SERV SERV, 09.02.2005. Advies over het ontwerp wijzigingsbesluit hernieuwbare energiebronnen, Brussel : SERV. SERV, 26.10.2004, Advies over het ontwerpbesluit opheffing groene stroom, Brussel: SERV.
42
Advies energiedecreet
SERV, 06.10.2004, Advies over het ontwerpbesluit onderhoud stookinstallaties, Brussel: SERV. SERV, 14.07.2004, Advies over het ontwerpbesluit dag- en nachtmeters voor elektriciteit, Brussel : SERV. SERV, 05.05.2004, Advies over het voorontwerp van besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen, Brussel: SERV. SERV, 10.12.2003, Advies over het ontwerpbesluit openbare verlichting, Brussel: SERV. SERV, 10.10.2003, Advies over het ontwerpbesluit gratis elektriciteit, Brussel: SERV. SERV, 09.07.2003, Advies over het ontwerpbesluit hernieuwbare energiebronnen, Brussel: SERV. SERV, 14.05.2003, Advies over het ontwerpwijzigingsbesluit REGopenbaredienstverplichtingen (aankoopbons) en het ontwerpbesluit openbaredienstverplichting aardgas- en elektriciteitsnetbeheerders (rapportage verbruiksgegevens) , Brussel: SERV. SERV, 12.03.2003, Advies over het wijzigingsbesluit groene stroom, Brussel: SERV. SERV, 15.01.2003, Advies over het ontwerpbesluit van de Vlaamse regering inzake de erkenning van energie-auditors voor woningen en houdende bepaling van de uitvoeringsvoorwaarden van de energie-audit, Brussel : SERV SERV, 10.07.2002, Advies over de ontwerpbesluiten ter uitvoering van het aardgasdecreet. Aanwijzing netbeheerders. Voorwaarden houders leveringsvergunning. Overdracht van klanten van netbeheerders. Kalender van openstelling. Inwerkingtreding, Brussel: SERV. SERV, 14.11.2001, Advies over het ontwerp van besluit inzake de openbare dienstverplichtingen ter bevordering van het rationeel energiegebruik, Brussel: SERV. SERV, 14.03.2001, Advies over vijf ontwerpbesluiten ter uitvoering van het elektriciteitsdecreet: Kwalitatieve warmtekrachtinstallatie; Gratis levering; Kalender van openstelling; Overdracht van klanten van netbeheerders; Inwerkingstreding, Brussel: SERV
43
Advies energiedecreet
SERV, 17.01.2001, Advies over het ontwerpbesluit houdende voorwaarden en procedure tot aanwijzing van de beheerders van de distributienetten voor elektriciteit en voorwaarden en procedure tot toekenning van een leveringsvergunning voor elektriciteit, Brussel: SERV. SERV. 11.10.2000, Advies over het voorontwerp van besluit inzake de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen, Brussel: SERV.
44