4
‘Batalha dos Guararapes’ (1758). Schilderij met daarop één van de schermutselingen tussen Nederlanders en Portugezen die in 1648 en 1649 plaatsvonden in de heuvels van Guararapes, ten zuiden van Recife. Bron: Museu Histórico Nacional (Rio de Janeiro)
5
Manoel de Moraes. Spelen met de grenzen van de eigen identiteit in Nederlands Brazilië Britt Dams
In de zeventiende eeuw bezetten de Nederlanders noordoost Brazilië. Manoel de Moraes, een Portugese mesties, koos de kant van de Nederlanders en speelde een sleutelrol in de strijd tegen de Portugezen om de heerschappij over de kolonie. Nadien keerde hij echter terug naar het Iberische kamp. Hij werd meermaals als verrader onthaald maar slaagde er toch in om telkenmale te ontsnappen aan de brandstapel van de Inquisitie.
De bezetting van het noordoosten van Brazilië (1630-1654) door de West-Indische Compagnie van de Republiek der Verenigde Provinciën was één van de sleutelmomenten van het vroegmoderne kolonialisme in ZuidAmerika.1 Deze periode wordt in Brazilië nog steeds herinnerd als een uiterst turbulent, maar zeer bepalend hoofdstuk uit de nationale geschiedenis. De gevestigde koloniale kaders – voornamelijk door de Portugezen en de Fransen uitgebouwd gedurende de zestiende eeuw – verbrokkelden en werden opnieuw samengesteld. Complexe relaties weefden zich tussen inwoners met diverse sociale achtergronden. De vermenging van Europeanen van verschillende geografische en sociale herkomst, de inheemse indiaanse bevolking en de Afrikaanse slaven begon in deze periode stilaan vorm te krijgen. Deze nieuwe verhoudingen creëerden een nieuwe koloniale dynamiek die in grote mate gedragen werd door personen die de vrucht waren van deze culturele vermenging: hybriden of mestiezen. Tij d s c hr i ft vo o r G e s c hi edeni s - 12 4 e j a a rga ng , num m er 1, p. 4- 15
Dit artikel is het resultaat van een onderzoek naar het leven en de geschriften van een bijzonder figuur uit deze periode: Manoel de Moraes, een mesties in wie het hybride karakter van zijn bevolkingsgroep en het gemétisseerd denken zich sterk manifesteerden.2 In deze bijdrage zal vooreerst zijn levensloop onder de loep genomen worden. Manoel kende een woelig bestaan, getekend door breuken en conflicten. Gedurende zijn carrière nam hij uiteenlopende maatschappelijke posities in: hij was eerst pater en leraar, toen legeraanvoerder en ten slotte houthandelaar. Bovendien verscheen hij twee maal voor het tribunaal van de Inquisitie. Manoels professionele loopbaan was echter minder tegenstrijdig dan op het eerste gezicht lijkt. Ook de processen die tegen hem zijn gevoerd zijn in dit verband betekenisvol, vooral het laatste, daarom zal hier uitgebreid op worden ingegaan. Vervolgens zullen Manoels verschillende posities als bemiddelaar getoetst worden aan Alida Metcalfs analyse van de go-between.3 Ten slotte zullen twee van zijn 1
2
3
De WIC werd opgericht op 3 juni 1621 nadat in april van datzelfde jaar het Twaalfjarig Bestand tussen de Republiek en Spanje was verlopen. De Republiek kon vanaf dan oorlog voeren tegen de Spanjaarden en de Portugezen en zo aanspraak maken op gebieden aan de kust van Afrika en West-Indië. De WIC werd opgericht met als doel handel, kaapvaart en kolonisatie te bedrijven in deze gebieden. Na het falen van een eerste kolonisatiepoging van de Allerheiligenbaai (1624-1625) werd vijf jaar later een tweede grote invasievloot gestuurd naar Brazilië en in februari 1630 werden Recife en Olinda ingenomen. Tot in 1654 zou de Nederlandse kolonie standhouden. De standaardwerken over Nederlands Brazilië zijn ondermeer Charles R. Boxer, De Nederlanders in Brazilië, 1624-1654 (Alphen aan den Rijn 1977); J.A. Gonsalves de Mello, Nederlanders in Brazilië, 1624-1654. De invloed van de Hollandse bezetting op het leven en de cultuur in Noord-Brazilië (Zutphen 2001) en Marianne Wiesebron, Brazilië in de Nederlandse archieven (1624-1654): documenten in het koninklijk huisarchief en in het archief van de Staten-Generaal (Leiden 2008). Serge Gruzinski onderzoekt in Pensée métisse hoe het ‘Westen’ door de eeuwen heen werd geassimileerd door de ‘Ander’. Hij wil breken met de visie van vertegenwoordigers van de (vroege) Cultural Studies die een strakke en essentialistische visie op identiteit naar voren brachten. Serge Gruzinski, La pensée Métisse (Paris 1999). Alida Metcalf, Go-betweens in the colonization of Brazil 1500-1600 (Austin 2005).
6
Britt Da m s
geschriften in context worden geplaatst van zijn chaotische loopbaan. Dankzij deze analyse zal aangetoond worden dat Manoels leven en werk beter begrepen kunnen worden in het licht van zijn gemétisseerde achtergrond, wat ons uiteindelijk in staat zal stellen een bijzondere blik te werpen op het functioneren van verraad in vroegmoderne koloniale omstandigheden. Biografische schets
Manoel de Moraes werd geboren in 1596 in São Paulo.4 Langs moederskant stamde hij af van een rijke Portugese familie, terwijl zijn vader een mameluco – of halfbloed indiaan – van bescheiden komaf was. Van deze laatste kreeg Manoel het gemétisseerd uiterlijk mee. Zijn jeugd bracht hij door in het zuiden van de Portugese kolonie, te midden van jezuïeten, indianen en allerhande avonturiers in een stad waar niet het Portugees de voertaal was, maar de lingua geral – een soort Algemeen Tupi, wat de taal van de inheemse bevolking 4
Voor het traceren van de levensloop van Manoel de Moraes werd dankbaar gebruik gemaakt van: Ronaldo Vainfas, Traição. Um Jesuíta a serviço do Brasil holandês processado pela Inquisição (São Paulo 2008). Vainfas is een Braziliaanse literatuurprofessor werkzaam aan de Universiteit van São Paulo. Hij is gespecialiseerd in de koloniale periode alsook in Inquisitiedocumenten. Dankzij zijn grote kennis slaagde hij erin om in Traição zo goed als heel het leven van Manoel te reconstrueren. Het boek bevat ook veel verwijzingen naar archiefmateriaal dat bij het onderzoek voor dit artikel zeer nuttig bleek. 5 Hij was er onder andere verantwoordelijk voor het catechese onderricht van Felipe Camarão. Deze Tupi-leider speelde later nog een belangrijke rol in de oorlog tegen de Nederlandse bezetting. Zie Serafim Leite, História da Companhia de Jesus no Brasil V (Rio de Janeiro 1945) 349-351 en Gonsalves de Mello, D. Antônio Felipe Camarão, Capitão-mor dos Índios da Costa do Nordeste do Brasil (Recife 1954). 6 De kronieken van Duarte de Albuquerque Coelho getuigen van de prominente rol van Manoel als bevelhebber. Zie Duarte de Albuquerque Coelho, Memórias diárias da guerra do Brasil 1630-1638 (Recife 1981). 7 Volgens Johannes de Laet (Iaerlijck Verhael IV, boek XI-XII, 1634-1636 (’s-Gravenhage 1937) 128 en Schalkwijk (The Reformed church in Dutch Brazil (1630-1654) (Zoetermeer 1998) 41) genoot Manoel het vertrouwen van de WIC en werd hij uitgenodigd in de Republiek. Volgens Serafim Leite História V, 500 werd hij integendeel gevangen genomen door de Nederlanders en gedwongen naar Europa te reizen. 8 Mark P. Meuwese, For the peace and well-being of the country: intercultural mediators and Dutch-Indian relations in New Netherland and Dutch Brazil, 1600-1664 (ongepubliceerde dissertatie, Indiana 2003) 65. 9 Volgens de ambassadeur van Portugal in Nederland bleef Manoel katholiek in zijn hart en deed hij enkel wat hij deed in Nederland ‘als remedie tegen het leven’ omdat hij anders in Leiden geen bestaan zou kunnen opbouwen en dat ze hem misschien zouden ter dood veroordelen. Vainfas, Traição, 200. 10 In Brazilië alleen werd hij vijf maal aangegeven bij de bisschop van Bahia. Ironisch genoeg werd zijn naam vermeld tussen een reeks Portugese Joden met wie hij in Amsterdam in dispuut lag. Zie Vainfas, Traição, 183. Het verklikken was sinds eind zestiende eeuw de belangrijkste methode voor de Portugese Inquisitie om religieuze en morele overtredingen in de kolonie op het spoor te komen. Zie o.a. James E. Wadsworth, ‘In the name of the Inquisition: the Portuguese inquisition and delegated authority in colonial Pernambuco, Brasil’, The Americas, 61:1 (2004) 19-54.
was. Het was een heterogene omgeving waar hij de nodige kennis en vaardigheden verwierf om later als interculturele bemiddelaar op te treden. Op 17-jarige leeftijd trad hij toe tot de orde van de jezuïeten en trok hij naar Bahia, in het noorden van de kolonie, om theologie te studeren aan de Colégio baiano. Na zijn jezuïetenopleiding werkte hij vanaf 1622 als patermissionaris in Pernambuco, waar hij zich voornamelijk bezighield met het catecheseonderricht van de Tupi-indianen.5 Toen in 1630 de Nederlanders die regio binnendrongen, werd hij aanvoerder van indianentroepen, die vochten voor de Portugezen.6 In 1634, toen de Nederlanders reeds een deel van het noordoosten bezetten, bleek de loyaliteit van Manoel niet erg sterk te zijn. Hij liep over en werd informant voor de Nederlanders. Amper een jaar later verhuisde hij – al dan niet uit vrije wil – naar Nederland en bekeerde zich daar tot het calvinisme.7 Zijn abrupt vertrek uit de kolonie was hoogstwaarschijnlijk te wijten aan zijn verleden als jezuïetenpater. De calvinistische autoriteiten in Brazilië voelden weinig sympathie voor de sociëteit, gezien de nauwe banden die deze had met zowel de Spaanse Kroon als de paus. Terwijl de katholieke clerus en andere ordes, zoals de dominicanen, getolereerd werden in de kolonie, zolang ze de calvinistische orde niet verstoorden, werden de jezuïeten verdreven uit Nederlands Brazilië – soms na zware martelingen.8 Manoel had het dus als jezuïetenpater überhaupt niet lang kunnen uithouden in de kolonie.9 In Nederland werd hij dadelijk met open armen ontvangen door de plaatselijke intellectuele elite. Hij vestigde zich eerst in Amsterdam, waar hij een beleidsplan opstelde voor een beter bestuur van de Braziliaanse indianendorpen. Hij redigeerde in die periode ook een woordenboek Tupi-Latijn en stelde onder toezicht van Johannes de Laet een geschiedenis van Brazilië samen. Na het overlijden van zijn eerste vrouw, Margriet van Dehait, huwde hij in 1640 met de bloedmooie Adriana Smetz. Intussen werd hij in Brazilië door verschillende Portugese kolonisten aangegeven bij de plaatselijke vertegenwoordigers van de Inquisitie.10 Hij werd niet enkel in verdenking gesteld van verraad (van overlopen naar het vijandelijke Nederlandse kamp) maar ook van concubinaat en van ketterij.
7
Manoel de Moraes
Georg Marckgraf, Praefecturae de Paraiba, et Rio Grande (Amstelodami ex typographeio Joannis Blaev 1647). Bron: Biblioteca Nacional de Portugal
Het Heilig Officie veroordeelde hem hiervoor in absentia tot een symbolische dood: een pop naar zijn beeltenis werd verbrand op 6 april 1642. Na acht jaar in Nederland besliste hij in 1643 om, zonder vrouw en kinderen, terug te keren naar Brazilië. Hij speelde echter weer dubbelspel. Enerzijds vroeg hij genade aan de Portugese ambassadeur in Den Haag, in ruil waarvoor hij zijn diensten aanbood in de Pernambucaanse oorlog, die er op gericht was om de Nederlandse bezetting te beëindigen. Anderzijds deed hij, met de steun van Johannes de Laet, een aanvraag voor een houtkapvergunning bij de West Indische Compagnie.11 Hij slaagde enkel in het tweede opzet en begon een nieuwe carrière als houthandelaar, terwijl hij samenwoonde met een slavin. Uiteindelijk werd hij weer openlijk katholiek – hij werd gezien tijdens verschil-
lende misvieringen – en sloot hij zich aan bij de troepen van Antônio Vieira om tegen de Nederlanders te vechten. Manoel werd echter gewantrouwd en de Portugese autoriteiten arresteerden hem in 1645 nadat er verschillende klachten tegen hem waren ingediend. Manoel vroeg meermaals om clementie, zwoer alle trouw aan de Nederlanders af, maar tevergeefs; hij slaagde er deze keer niet in te ontsnappen. Hij werd naar Lissabon gevoerd om voor het tribunaal van de Inquisitie te verschijnen. Deze gebeurtenis was een cruciaal moment in zijn leven en verdient dus meer aandacht in deze biografische schets. Op het ‘theater’ van de Inquisitie zette Manoel, gedreven om zijn onschuld te bewijzen, een verbluffende acteerprestatie neer. Hoogstwaarschijnlijk was het dankzij 11
Gonsalves de Mello, Nederlanders in Brazilië, 147.
8
Britt Da m s
zijn gemétisseerde achtergrond dat hij eens te meer in staat was om met de grenzen van zijn identiteit te spelen. De lijst van beschuldigingen tegen Manoel was lang en voor zover we dit vandaag nog kunnen nagaan waren ze, binnen hun context, correct. Van alle aanklachten die tegen hem ingediend werden, was er slechts één waarvoor hij bij aanvang van het proces zelf schuld bekende: luxuria of lust. De straf die hieraan verbonden was, het eeuwig branden van de geest in de hel, was een lichtere straf dan de brandstapel, die hij riskeerde indien hij schuldig werd bevonden aan ketterij. Manoel bleef echter alle schuld aan mogelijke ketterse handelingen ontkennen, en hij beweerde zelfs zijn hele leven te hebben gestreden tegen de joden en de calvinisten, zelfs gedurende zijn verblijf in Nederland. Manoel slaagde erin 2654 getuigenissen te vinden te zijner verdediging, waaronder die van João Vieira maar ook die van alle hoogleraren van de Universiteit Leiden.12 De belastende getuigenissen verzameld door de aanklagers, wogen echter zwaarder voor de rechters. Bovendien waren er heel wat tegenstrijdigheden waar te nemen in zijn eigen verklaringen. Om de haverklap kwam Manoel met nieuwe versies, de ene nog waarschijnlijker dan de andere. Hij verzon heel wat details, andere details werden dan weer bewust weggelaten. Hij bleef bijvoorbeeld gedurende het hele proces benadrukken dat hij het Nederlands niet beheerste. Daarnaast probeerde hij één jaar af van zijn calvinistisch bestaan in Nederland af te halen; zo beweerde hij dat hij pas trouwde eind 1637 in plaats van eind 1636 en vertelde de rechters dat hij in Amsterdam gearriveerd was in december 1636 in plaats van in juni 1635. Het was alsof hij het jaar 1635 uit zijn bestaan had willen weggommen.13 De inquisiteurs kwamen op 29 augustus 1647 samen om over de zaak Manoel de Moraes te beraadslagen. Ze waren het er12
‘Processo de Manoel de Moraes, sacerdote e theologo, natural de villa de S. Paulo, Estado do Brazil, residente que foi nas partes do norte, preso nos carceres da Inquisição de Lisboa’ (1647), Revista do Instituto Historico e Geografico Brazileiro, Tomo LXX-Parte 1 (1908) 20-21. 13 Vainfas, Traição, 208-210, 303 en Leite, História V, 367-368. 14 De rechters kwamen tot een unaniem akkoord wat betreft de martelmethode, de intensiteit ervan werd wel ferm bediscussieerd. Zie Vainfas, Traição, 298-99. 15 Ibidem, 304-305. 16 Ibidem, 313-314.
over eens dat er verzachtende omstandigheden waren maar bleven ervan overtuigd dat de beschuldigde zware misdrijven gepleegd had, zoals het eten van vlees op dagen dat dit verboden was door de katholieke kerk, het bijwonen van calvinistische vieringen en het tot drie maal toe in concubinaat te hebben geleefd. Doordat Manoel onschuldig bleef pleiten op de centrale beschuldiging ketterij, beslisten ze unaniem hem in de palei te hangen.14 Deze foltermethode verliep als volgt: de handen van de verdachte werden op de rug geboeid, waarna hij aan een palei of katrol werd opgehangen. Het lichaam werd dan herhaaldelijk opgehesen om het daarna te laten neervallen. Na de marteling biechtte Manoel een deel van zijn zonden op. Hij bekende dat hij in Nederland in contact had gestaan met calvinisten en een aantal calvinistische gebruiken aangenomen had. Hij benadrukte echter dat hij slechts gedurende vier jaar (van 1637 tot en met 1641) gezondigd had, de taal niet sprak en dat hij na die periode bevangen door diep berouw om absolutie gevraagd had bij de Paus. Hoewel hij slechts het topje van de ijsberg had bekend, bleek dit voldoende voor de Inquisitie. Na bijna twee jaar gevangenschap onderging hij uiteindelijk op 15 december 1647 een autodafe (ritueel van boetedoening). Manoel moest boeten voor zijn ketterse daden, maar er was geen sprake van schuld aan hoogverraad. Het vonnis luidde als volgt: levenslange opsluiting en het dragen van de sambenito (penitentiële kledij), zonder remissie. In pratijk kwam dit neer op vijf jaar in de gevangenis van Lissabon.15 Na de autodafe herwon hij geleidelijk sommige van zijn rechten. Hij kreeg de toelating om ter communie te gaan en ontving tevens de lang verwachte certificaten die hem in staat zouden stellen hulp te vragen aan de koning om een nieuw leven te kunnen starten. Een jaar na de autodafe werd hij zelfs verlost van de sambenito, het gewaad van de schaamte. Hij kon zich toen weer op straat vertonen in burgerkledij en was bijna een vrij man. Zijn bezittingen zou hij echter nooit terugkrijgen en ook zijn patershabijt zou hij nooit meer mogen aantrekken.16 Twee jaar na zijn veroordeling liet hij zijn laatste spoor na in de vorm van een pamflet met de titel Antwoord aan de Hollanders: een anti-Nederlands pamflet waarin hij pleitte voor een algemene oorlog tegen de
9
Manoel de Moraes Nederlandse bezetter in Brazilië.17 Volgens de meeste historici stierf hij in 1649 in Lissabon. Het is echter evenzeer mogelijk dat hij na het afleggen van de sambenito weer naar zijn thuisland verhuisde.18 Manoel beschikte over een groot aanpassingsvermogen. Telkens wanneer hij in een nieuwe omgeving terecht kwam, slaagde hij er in zich opnieuw uit te vinden en onderging hierbij ook een gedaanteverwisseling. Het aannemen van een nieuwe maatschappelijke rol ging telkens gepaard met een uiterlijke metamorfose. Wanneer hij bijvoorbeeld overliep naar het Nederlandse kamp zei hij vaarwel aan zijn tonsuur en ringbaardje, liet zijn haar groeien en nam andere kledij aan. In Recife werd hij opgemerkt in burgerkledij met ‘gouden ketting en hoed [...] alsof hij geen broeder meer zou zijn’.19 Hij wiste alle sporen uit die verwezen naar zijn verleden als jezuïetenpater. Maar niet voorgoed, want toen hij na zijn achtjarig verblijf in de Republiek terugkeerde naar Pernambuco trok hij zijn habijt weer aan. De stad was immers behoorlijk veranderd, de Nederlandse glorietijd was aan het tanen en ook Manoel was niet meer de man die hij in 1635 was. In de strijd van Tabocas verscheen hij als de jezuïet die hij vroeger was, zowel in houding als in voorkomen.20 Manoel was een uitermate enigmatische figuur van wie de beweegredenen moeilijk te achterhalen zijn. Zijn levensgeschiedenis roept een aantal vragen op, waarop zal getracht worden een antwoord te formuleren. Hoe kunnen wij vandaag de dag betekenis geven aan zijn verschillende symbolische handelingen, en welke zijn die dan? In hoeverre was zijn chaotisch bestaan te wijten aan een onstabiele en incoherente identiteit? Of was het juist dankzij zijn mimetisch kapitaal dat hij verscheidene maatschappelijke posities kon innemen? En wat stelde hem in staat te spelen met de grenzen van zijn persoonlijkheid?
digheden verwierf hij het nodige mimetisch kapitaal dat hem in staat zou stellen om zich als kameleon te gedragen. Daarenboven had hij een gemétisseerd uiterlijk en sprak hij verschillende talen. Hij circuleerde bijgevolg moeiteloos tussen verschillende sociale en etnische ruimtes. Dankzij dit alles werd hij een go-between – net zoals zijn beroemde voorgangster in Mexico, La Malinche.21 Alida Metcalfs analyse van de go-between zoals ze die uiteenzet in Go-betweens and the Colonization of Brazil 1500-1600 (Austin 2005) biedt ons een interessante invalshoek om Manoel als tussenpersoon te typeren. Haar definitie van deze groep heeft de analyse van Georg Simmel als uitgangpunt, die in zijn Sociologie (1950) een onderscheid aanbracht tussen de ‘bemiddelaar’ en de ‘scheidsrechter’ (of ‘arbiter’). Terwijl de ene neutraal blijft en zoekt naar hoe beide partijen tot een akkoord kunnen komen, zal de andere altijd partij kiezen. Go-betweens zijn vaak bevooroordeeld en behoren dus vaak tot de tweede groep. Soms gaan ze nog verder en buiten ze hun positie uit om er zelf profijt uit te halen. Dit is wat Simmel aanduidt als de positie van tertius gaudens: hij die voordeel wil halen uit de situatie onafhankelijk van het resultaat.22 Deze laatste definitie is zeker toepasbaar op Manoel. Metcalf bouwt voort aan haar eigen definitie door Stephen Greenblatt te raadplegen.23 In Marvelous possessions (Oxford 1991) beschreef Greenblatt de tussenpersonen of go-betweens die circuleerden in de eerste jaren na de ontdekking van de Nieuwe Wereld als belangrijke schakels in de relaties tussen Europeanen en de inheemse bevolking. De 17
18 19
Manoel als go-between
De stelling die hier naar voren gebracht wordt is dat de specifieke gemétisseerde omgeving waarin Manoel opgroeide hem de nodige instrumenten aanreikte om later met de grenzen van zijn identiteit te kunnen spelen. In die specifieke hybride koloniale omstan-
20 21
22 23
Moraes M.de, ‘Resposta que deu o Licenciado Manuel de Moraes a dizerem os Olandezes que a paz era a todos útil mas a Portugal necessária quando por parte deste Reyno se lhes offereceo hũa proposta para a paz’ (1648), Anais do Museu Paulista, 1 : 119-133, Biblioteca Nacional de Lisboa – códice ms. n. 1551, de fls. 59 a 64; ms. n. 2694, de fl. 37 a 42. transcriptie op www.arlindo-correia.com/101106.html [22-10-2010]. Volgens andere bronnen werd hij na enkele jaren gevangenschap bevrijd omwille van zijn zwakke gezondheid. Zie o.a. Meuwese, For the peace and well-being, 66. Deze opmerking werd gemaakt in verschillende getuigenissen op zijn proces. Zie Processo, 8, 10, 32-34. Vainfas, Traição, 75. Deze slavin, prinses, tolk en minnares van Hernán Cortés functioneert in Mexico nog steeds als dubbel symbool. Enerzijds staat ze voor de moeder van alle Mexicanen, ze baarde het eerste kind met gemengd bloed. Anderzijds staat ze voor het verraad dat leidde tot de overwinning van de Europese indringer. Alida Metcalf, Go-betweens in the colonization of Brazil 1500-1600 (Austin 2005), 2-3. Stephen Greenblatt, Marvelous Possessions. The wonder of the new world (Oxford 1991).
10
Britt Da m s
eerste ontdekkingsreizigers brachten een vorm van communicatie tot stand die net zoals de kolonie zelf voornamelijk op ruil gebaseerd was. De onderhandelingen gingen echter nog steeds uit van een superioriteitsgevoel van de Europeanen. Bemiddelaars als Manoel stelden de Europeanen in staat het tekensysteem van de ander binnen te dringen: What is essential is the European’s ability again and again to insinuate themselves into the pre-existing political, religious, even psychic structures of the natives and to turn those structures to their advantage.24 Greenblatt merkte op dat enerzijds Euro peanen als tussenpersonen optraden en dat ze anderzijds ook afhankelijk waren van inheemse tussenpersonen. Hierbij onderscheidde hij drie types tussenpersonen: ooggetuigen, vertalers en afbeeldingen.25 Metcalf werkt deze drie categorieën verder uit en nuanceert ze. Als eerste beschrijft ze de fysische go-between: dit is de persoon die een materiële band creëert (zoals bijvoorbeeld het overbrengen van ziektes), of fauna en flora van het ene naar het andere continent vervoert, of degene die een hybride of mesties baart. Daarnaast is er transactionele go-between: dit zijn de vertalers, de onderhandelaars, et cetera. Deze transactionele tussenpersonen hebben vaak een wisselende en complexe loyaliteit. En ten slotte onderscheidt Metcalf de representationele gobetween: zij die via geschriften, tekeningen of kaarten het beeld vormen dat de Europeanen en de inheemse Amerikaanse bevolking van elkaar hebben.26 Ook ik, die een beeld schets van de samenleving van toen, behoor volgens Metcalfs definitie tot deze laatste categorie. Gedurende zijn leven behoorde Manoel telkens tot een ander type go-between. Toen 24 Stephen Greenblatt, Marvelous Possessions. The wonder of the new world (Oxford 1991), 227. 25 Ibidem, 143-145. 26 Metcalf, Go-betweens, 12. 27 Met name de provincies Rio Grande, Paraíba, Itamaracá en Pernambuco. 28 De oorspronkelijke nota ging verloren maar wordt vermeld in een brief van de Heeren XIX aan de Politieke Raad in Brazilië (Nationaal Archief Den Haag, OWIC, invent. n°8, brief van 1 augustus 1635). Meer informatie over deze nota, zie: Meuwese, For the peace and well-being, 66 en Vainfas, Traição, 120-123. 29 Meuwese, For the peace and well-being, 66. 30 Pronostico y respuesta a una pregunta de un Caballero muy illustre sobre las cosas de Portugal (Leiden 1641). Het werd opgedragen aan Tristão de Mendonça Furtado, Ambassadeur van de Portugese koning Joao IV in Nederland. Hierin verdedigde hij de Restauratie van Portugal (1640) na 60 jaar Spaanse overheersing.
hij hout verhandelde van de Nieuwe naar de Oude Wereld was hij een fysische go-between. Als militaire leider, maar ook als leraar en handelaar, was hij een transactionele gobetween. Ten slotte was hij als schrijver een representationele go-between. In die laatste hoedanigheid publiceerde Manoel diverse teksten waarin hij zijn kennis van land en inwoners tentoonspreidde. Drie teksten in het bijzonder waren zeer invloedrijk. De eerste was een gedetailleerd verslag van alle missiedorpen van de jezuïeten die net onder het bewind van de Nederlanders waren gekomen in 1630.27 In het verslag vond men de namen van alle dorpshoofden en strijdende stamleden, alsook een opsomming van alle dorpshoofden die trouw gebleven waren aan de Portugezen. Manoel beschreef in feite hoe de Tupi-indianen gebruikt konden worden in de strijd tegen de Portugezen. De tweede was een nota over hoe de indianendorpen moesten bestuurd worden.28 De WIC nam akte van ontvangst maar vroeg aan de Politieke Raad in Pernambuco om de nota enkel in noodsituatie te gebruiken en de rol die hij had willen spelen werd verworpen.29 Een derde belangrijk geschrift was het woordenboek Tupi-Latijn (Amsterdam 1648). De tekst staat boordevol informatie over de geschiedenis, natuurkunde, aardrijkskunde en etnologie van Brazilië en werd opgenomen in de Historia Naturalis Brasiliae (1648) van Marckgraf en Piso, in de zeventiende eeuw een zeer invloedrijk werk over Brazilië. Daarnaast hielp Manoel Johannes de Laet bij de Franse vertaling van Novus Orbis (1640) en maakte de Nederlandse intellectueel gebruik gemaakt van Manoels geschriften in zijn Iaerlijk Verhael (1644) – de officiële kronieken van de WIC. Terug in Portugese dienst schreef Manoel ook nog een geschiedenis van Brazilië en (minstens) één pamflet, het eerder genoemde Antwoord aan de Hollanders.30 Zijn rol als representationele go-between blijft tot vandaag relevant. Terwijl we zijn geschriften lezen, verschijnen voor ons beeldfragmenten van Nederlands Brazilië, net zoals wanneer we zijn woordenboek Tupi-Latijn doornemen. Het opmaken van dit soort documenten was geen neutrale bezigheid in de vroegmoderne koloniale tijd. Het bestuderen van de taal van de inboorlingen stond grotendeels ten dienste van de veroveringen. Kennis over de net ontdekte gebieden en volkeren
11
Manoel de Moraes
Manoel de Moraes, ‘Dictionariolum nominum &
verborum linguae Brasiliensibus maxime communis.’
Uit: Willem Piso en Georg Marckgraf, Historia Naturalis
Brasiliae, Joannes de Laet ed., (Amstelodami: Apud Lud. Elzevirium 1648).
Bron: Biodiversity Heritage Library
kon gebruikt worden als wapen in de overheersing van inheemse volkeren en was ook een handig instrument in de rivaliteit tussen de verschillende Europese naties. Manoel vergaarde de informatie over de indianen terwijl hij, ten dienste van de Portugezen en de jezuïeten onder de indianen verbleef – eerst als leraar en pater, en later als legeraanvoerder. Die kennis gaf hij door aan de Nederlanders, niet zozeer vanuit een koloniaal utilitair oogpunt, maar, gezien de aard van het boek
waarin het verscheen, meer vanuit een humanistische gedachte.31 Redacteuren Marckgraf en Piso introduceerden Manoels woordenlijst met een kleine paragraaf over de auteur, die omschreven wordt als een ‘linguae illius peritissimo’, een ervaringsdeskundige en dus een betrouwbare bron. Het glossarium bevat de Latijnse vertaling van 150 naamwoorden en 137 werkwoorden, die te danken zijn aan Manoels interesse in de taal en dus ook in de cultuur van de inboorlingen. Ook al was deze interesse mede bepaald door een politieke en vooral een religieuze agenda, de lemma’s geven ons fragmenten van zijn ontmoeting met de culturele ‘Ander’. Een soort ontmoeting die enkel mogelijk was dankzij zijn hybride persoonlijkheid. Manoel was een van de eerste etnografen die de orale traditie van de inboorlingen door middel van het schrift registreerde waardoor het niet helemaal verloren zou gaan. Het gesproken woord dat volgens de Certeau wacht op het schrift om te kunnen spreken; ‘le langage oral attend, pour parler, qu’une écriture le parcourt et sache ce qu’il dit.’32 De inheemse cultuur wordt (deels) opgeslorpt in wat de Certeau als de scripturale orde aanduidt. Maar de tekst is slechts een ruïne van de parole van de ander want er gaat altijd iets verloren in de act van het schrijven.33 Wat er overblijft zijn de brokstukken, zoals ze dankzij Manoel verschijnen in de woordenlijst. Antwoord aan de Hollanders, het laatste bekende geschrift van Manoel, werd geschreven in het symbolische jaar 1648. Het pamflet maakte deel uit van een heftige woordenstrijd die plaats vond in Portugal over het wel of niet afstaan van het Braziliaanse Noordoosten, met uitzondering van Bahia, aan de Neder landers. Sinds de Pernambucaanse revolte van 1645 woedde aan het hof van João IV een bitter dispuut tussen voor- en tegenstanders van een vredesovereenkomst met Nederland, 31 ‘Dictionariolum nominum et verborum linguae Brasiliensibus maxime communis’ in: Willem Piso en Georg Marckgraf, Historia naturalis Brasiliae (Amsterdam 1648), 276-277. 32 Michel de Certeau, L’écriture de l’histoire (Paris 1975) 216. 33 Hetzelfde idee werd verder uitgewerkt in Histoire et anthropologie chez Lafitau (1985), waar de Certeau de frontispice van Moeurs des sauvages amériquains comparées aux moeurs des premiers temps beschrijft. Lafiteau’s werk staat symbool voor een nieuw paradigma in het wetenschappelijk discours. De antropoloog was vanaf dan op zoek naar een lexicon en las de inboorlingen als tekens waarvan hij alleen de betekenis van kon construeren. In de achttiende eeuw was de scripturale orde allesomvattend.
12
Britt Da m s
waarbij de voorstanders door het vijandelijke kamp in pamfletten afgeschilderd werden als ‘bange verraders’ en de tegenstanders van de vrede als ‘stoutmoedig’ beschreven werden.34 Manoel sloot zich aan bij de ‘stoutmoedigen’ en gooide zijn pen in de strijd. Zijn mooi opgebouwd betoog begint met het loven van de vrede: ‘Fiat pax in virtude tua et abundantia, in turibus tuis’ (Laat vrede heersen binnen de stadsmuren en voorspoed binnen uw burchten).35 De stelling wordt snel afgezwakt, een dergelijke vrede is namelijk enkel denkbaar met betrouwbare partners: Vrede is slechts mogelijk onder mensen die vrede waarderen en de wetten ervan respecteren; en aangezien de Nederlanders wisselend onrustig en van slechte bedoelingen zijn en dat ze vrede enkel eerbiedigen wanneer ze niet anders kunnen, en daarenboven eigen profijt waarderen boven allianties [...]: volgt hieruit, dat het beter is met hen in open oorlog te leven dan in geveinsde vrede...36 Manoel trachtte aan te tonen dat Nederlanders malafide partners waren. Ironisch voor ons, en waarschijnlijk ook voor een deel van zijn tijdgenoten, is dat wat hij de Nederlanders ten laste wilde leggen, hem zelf nog tot kort daarvoor verweten werd. Hierover zweeg hij weliswaar in alle talen, aangezien het de rechtschapenheid van de Nederlanders was, die in twijfel getrokken moest worden: ‘latet anguis in herba’ (er schuilt een addertje onder het gras),37 als men blindelings op hen zou rekenen ‘ligt de weg open, om, telkens zich de gelegenheid voordoet, die vrede te breken’.38 Schijn bedriegt, zoals Manoel zelf ook al vaker had bewezen. Intussen was hij echter een trouwe onderdaan geworden van de Portugese koning en hij benadrukte dit door het hele pamflet in de wij-vorm te spreken. Ook was hij – vanwege zijn recente wederkeer naar het katholiek geloof, weliswaar zonder functie – de mening toegedaan dat er gevochten moest worden ‘tot alle vijanden overwonnen waren, 34 35 36 37 38 39 40 41
zie o.a. E. Cabral de Mello, O negócio do Brasil (Rio de Janeiro 1998), 162. Moraes, Resposta. Ibidem. (mijn vertaling) Ibidem. Ibidem. (mijn vertaling) Ibidem. Ibidem. (mijn vertaling) Stephen Greenblatt, Renaissance Self-Fashioning (Chicago & London 2005), 327.
om zo het katholiek geloof te verstevigen, ter bescherming van haar trouwe dienaren’, zoals hemzelf.39 Gedurende het hele pleidooi lezen we hoe hij zijn gevoel van verbondenheid met het Portugese volk en voornamelijk met de gemeenschap van de katholieke kerk heeft willen beklemtonen. In zijn besluit benadrukte hij nogmaals de geloofwaardigheid van zijn eigen discours. Als ooggetuige was hij een zeer betrouwbare bron wat de aard van de Nederlanders betreft, want hij ‘bewandelde deze streken, onderhandelde met deze mensen en uit eigen ervaring’ kende ‘hij hun karakter’.40 Opnieuw slaagde Manoel erin zichzelf opnieuw uit te vinden. In zijn geschriften kon hij, waarschijnlijk nog meer dan in zijn sociaal handelen, spelen met de verschillende facetten van zijn hybride identiteit. In het pamflet liet hij een andere versie van zichzelf aan het woord dan in zijn lexicon. Hij droeg een nieuw masker, een persona, waarmee hij die rol kon construeren en aannemen. Zijn wisselende loyaliteit werd echter door vele van zijn tijdsgenoten gepercipieerd als trouweloosheid, wat leidde tot vele aantijgingen van verraad. Een verrader?
Manoel was zeker een listig persoon, het zou hem echter onrecht aandoen hem te reduceren tot een ketter, deserteur of verrader. Hij bezat de nodige vaardigheden om keer op keer situaties in zijn eigen voordeel om te buigen en voorname posities te bekleedden in verschillende maatschappelijke omstandigheden. Zijn gedrag was enkel subversief ten aanzien van de instelling of autoriteit die hij verraadde: in casu de katholieke kerk, de Portugezen, de Nederlanders, zijn vrouw en de indianen. Hij bevestigde steeds opnieuw zijn improvisatorisch talent, hij bezat ‘the ability both to capitalize on the unforeseen and to transform given materials into one’s own scenario’.41 Dit wordt mooi geïllustreerd door zijn vermogen om de indianen telkens opnieuw te overtuigen om aan zijn zijde te vechten, zowel tegen de Nederlanders als tegen de Portugezen. Ook zijn redevoering in zijn Antwoord getuigde hiervan. Het gedrag van Manoel kan ook begrepen worden aan de hand van het inmiddels al vaak gehanteerde begrip self-fashioning.
13
Manoel de Moraes Stephen Greenblatt doelt hiermee op de wisselwerking die plaatsvond bij de vorming van het vroegmoderne zelf. Enerzijds kon een individu zich een eigen identiteit scheppen – ‘the self fashions itself ’. Anderzijds werd die identiteit ook gevormd door een machtssysteem – ‘the self is fashioned’.42 Deze dubbele betekenis van self-fashioning is van toepassing op de levensloop van Manoel. Aan de ene kant werd zijn identiteit bepaald door een specifieke koloniale maatschappij. Hij groeide op en verbleef het grootste deel van zijn leven in een zeer heterogene omgeving, waardoor zijn hybride identiteit vorm kreeg. In die bijzondere vroegmoderne koloniale maatschappij werd zijn zelf gevormd. Aan de andere kant deed hij aan actieve self-fashioning. Daarvan getuigen zijn improvisatorische kwaliteiten, zowel bij zijn optreden voor de Inquisitie als in de verschillende maatschappelijke en sociale rollen die hij aannam, vooral als auteur van geschriften. Die teksten maken immers deel uit van diezelfde dialectische beweging. Deze waren enerzijds een product van de vroegmoderne koloniale cultuur maar hebben anderzijds op hun beurt ook vorm gegeven aan die cultuur. De analyse van de hybride of gemétisseerde achtergrond van Manoel, gekoppeld aan Alida Metcalfs analyse van de go-between stelde ons in staat een andere blik te werpen op de betekenis van verraad in de vroegmoderne Nieuwe Wereld. Omwille van de complexe en voortdurende evoluerende samenstelling van etnisch sociale groepen in Nederlands Brazilië traden vele personen met gemétisseerde achtergrond op als bemiddelaars – dat wil zeggen als tolken, predikanten, adviseurs, gezanten, handelaars of spionnen. Zij waren essentieel in de opbouw van de voegkoloniale maatschappij en brachten een bakhtiniaanse heteroglossia met zich mee. De ruimte waarin dit proces plaatsvond was een contact zone, een ruimte waar volgens Mary Louise Pratt ‘cultures from disparate historical trajectories come into contact with each other’.43 Een contact zone wordt samengesteld uit heterogene elementen en valt niet uiteen in de binaire termen zelf/ander of kolonisator/gekoloniseerde. Deze plaatsen waren van essentieel belang in de eerste kolonisatieperiode, waar enerzijds vreedzame ontmoetingen, uitwisselingen en vermengingen konden plaatsvinden, maar
anderzijds ook confrontaties en gevechten. In de vroegkoloniale maatschappij ontstonden in die ruimtes processen van métissage. Ook in Brazilië waren er verschillende contact zones, deze stonden aan de basis van de hedendaagse samenleving aldaar. Het proces van métissage is in Brazilië immers tot op de dag van vandaag volop aan de gang en dit zowel op economisch, politiek als sociaal vlak.44 Het verhaal van Manoel, en andere vroege kolonisten die van vlag veranderden, is dan ook een belangrijk thema in de hedendaagse Braziliaanse cultuur. In de populaire musical Calabar of de Lof van het verraad (Rio de Janeiro 1973) wordt het leven van Calabar, de meest befaamde verrader uit de Braziliaanse koloniale geschiedenis, in scène gezet. Calabar was een mesties van gemengde Portugese, Afrikaanse en indiaanse afkomst. In 1632 liep hij over van het Portugese naar het Nederlandse leger. Dankzij hem kon het WIC een groot deel van de Braziliaanse kusten veroveren. Calabar maakte echter de bloeitijd van Nederlands Brazilië niet mee, want in 1635 werd hij door het Portugese leger gevangen genomen en ter dood veroordeeld voor hoogverraad. Hij werd onthoofd en gevierendeeld om als schrikwekkend voorbeeld te kunnen dienen onder de Portugese kolonisten. In de musical Calabar wordt het historisch kader van het conflict tussen de Nederlanders en de Portugezen gebruikt als een metafoor voor dictatuur. Het stuk is een kritiek op het toenmalige militair regime en werd van 1974 tot 1980 door de censuur verboden.45 Het thema van verraad loopt als een rode draad door het stuk, de auteurs willen aantonen dat verraad aan de basis ligt van de huidige Braziliaanse natie: zoals blijkt uit de volgende passage: 42 Jürgen Pieters en Julie Rogiest, ‘Self-fashioning in de vroegmoderne literatuur- en cultuurgeschiedenis: genese en ontwikkeling van een concept’, Frame 22/1 (2009) 43-59. 43 Mary Louise Pratt, ‘Apocalypse in the Andes: contact zones and the struggle for interpretive power’, Encuentros 15 (Washington DC 1996), 3. 44 Zie hierover o.a. het al veelbesproken standaardwerk over de Braziliaanse geschiedenis Casa grande e senzala van Gilberto Freyre (Rio de Janeiro 1933). Freyre beschrijft in zijn boek de positieve invloed van de rassenvermenging op de vorming van de Braziliaanse maatschappij. Later werd het boek fel bekritiseerd omdat het Brazilië te zeer als een tolerante en niet racistische samenleving beschrijft. 45 Calabar werd geschreven door Chico Buarque en Ruy Guerra tijdens de militaire dictatuur in Brazilië (1964-1985). Buarque moest kort na het verschijnen van het stuk gedwongen in ballingschap naar Europa vertrekken. Over de militaire dictatuur, zie o.a. Maria José de Rezende, A ditadura no Brasil – Repressão de Legitimidade 1964-1984 (2001) en Júlio José Chiavenato, O golpe de ’64 e a ditadura militar
14
Britt Da m s
‘Braziliaanse indianen’ in Arnoldus Montanus, De Nieuwe en onbekende weereld: of Beschryving van America en ’t zuid-land (Amsterdam 1671) 363. Bron: Universiteitsbibliotheek Gent
Ooit moet dit land onafhankelijk worden. Van de Nederlanders, van de Spanjaarden, van de Portugezen. Er komt zelfs een dag waarop alle landen onafhankelijk zullen zijn, waar ook ter wereld. Maar daarvoor zullen er vele verraders nodig zijn. Vele Calabars. Het is niet voldoende om hem op te hangen, in stukken te snijden, te hakken... Calabar sterft niet. Calabar is een hazelworm. In de volksmond is de hazelworm een soort hagedis die, wanneer het in twee-, drieduizend stukken wordt gesneden, zich gemakkelijk herstelt.46 ‘Wat van belang is, is A terra e não a bandeira [het land en niet de vlag]’, zegt Barbara, 46 Chico Buarque en Ruy Guerra, Calabar. O Elógio da traição (Rio de Janeiro 1973) 90. 47 Mello, Nederlanders in Brazilië, 174.
een personage uit Calabar. Bij menig LatijnsAmerikaans auteur treft men de idee aan dat de Braziliaanse identiteit, of een andere Latijns-Amerikaanse identiteit, haar oorsprong vindt in spilfiguren die verraders zijn. Deze ‘hazelwormen’ zijn gevormd door het koloniaal systeem en beschikten over de nodige capaciteiten om te improviseren en zich subversief te gedragen. Manoel nam actief deel aan de Pernam bucaanse opstand van 1645.47 Dit was een algemene opstand in Nederlands Brazilië, tegen de calvinistische bezetter. Uiteindelijk luidde deze revolte ook het begin van het einde in van de Nederlandse kolonie – de WIC zou nog wankel standhouden tot en met 1653. Het initiatief van de opstand kwam voornamelijk van plattelandbewoners: rietplanters, kleine boeren, slaven, houthandelaars, etcetera. Deze kolonisten woonden al jaren in het
15
Manoel de Moraes binnenland en hadden daar een eigen leven opgebouwd.48 Het is zeer betekenisvol dat Manoel, eens terug in Brazilië na zijn achtjarig verblijf in Nederland, zich bij deze revolte aansloot. Het staat symbool voor het enige waar hij uiteindelijk trouw aan bleef: zijn land en niet de vlag. Interessant detail is dat hij ging samenwonen met een Afrikaanse slavin. Het is niet bekend of ze samen kinderen hadden. Mocht dat het geval zijn geweest dan waren deze kinderen de vrucht van de driedelige Braziliaanse rassenvermenging. Keer op keer koos Manoel dus voor zijn vaderland. Daarom is het heel goed mogelijk dat hij na zijn tweede inquisitieproces ondergedoken is om terug te keren naar zijn patria.49 Hij was daarbij waarschijnlijk bevangen door een gevoel dat volgens de legende in Brazilië ontstaan is: de saudade, de heimwee naar het vaderland.
stond hij steeds op het punt te vertrekken, waardoor hij schijnbaar bleef hangen tussen verschillende culturen in een ‘niet-plaats’.50 Tussen verschillende godsdiensten, tussen verschillende naties. Hij was nergens thuis en overal een vreemde. Dit is het lot van de hybride figuur.51 Britt Dams werkt momenteel aan een proefschrift over Nederlands Brazilië: ‘Het vreemde begrijpen. Beschrijvingen van de Nieuwe Wereld in de Vroegmoderne Tijd: Het “Geval” van Nederlands Brazilië (1624-1654)’. Ze is verbonden aan de vakgroep Nederlandse Literatuur en Algemene Literatuurwetenschap van de UGent (promotor Jürgen Pieters). Zij is lid van ISCH (International Society for Cultural History) en van GEMS (Group for Early Modern Studies) aan diezelfde universiteit.
Ten slotte
Manoel was één van de vele ‘hazelwormen’ die deel uitmaakten van de vroegkoloniale Braziliaanse samenleving. Zijn geval toont hoe gemétisseerde personen een unieke rol konden spelen in de vorming van de koloniale maatschappij en hoe voor hen trouw aan het Europese vaderland niet éénduidig was wanneer loyaliteit aan de nieuwe koloniale patria ook meespeelde. In tegenstelling tot de meeste andere gemétisseerde figuren liet Manoel zelf sporen na in de vorm van geschriften en deze brengen ons in contact met scherven van zijn versplinterde identiteit. Het lezen van de fragmenten maakte duidelijk dat zijn handelingen noch incoherent waren, noch te wijten aan een onstabiele identiteit, maar dat ze grotendeels te verklaren zijn vanuit zijn hybride persoonlijkheid. Zijn gemétisseerd denken stelde hem in staat tot verregaande improvisatie en performance. Telkens wanneer Manoel een nieuwe sociale ruimte betrad, onderwierp hij zich (bewust) aan een sociale modellering. Hij volgde de telkens wisselende gedragsregels. Deze werkten enerzijds beperkend, maar boden hem ook nieuwe mogelijkheden. Een wisselwerking die enkel mogelijk was dankzij de instrumenten die hem werden aangereikt vanuit zijn hybride of gemétisseerde achtergrond. Manoel was een nomade, als go-between
48 Meer over de Pernambucaanse revolte, zie o.a. Boxer, De Nederlanders in Brazilië; José Antônio Gonsalves de Mello, Tempo dos Flamengos Influência da ocupação holandesa na vida e na cultura do Norte do Brasil (Recife 1978) en E. Cabral de Mello, O negócio do Brasil (Rio de Janeiro 1998). 49 Ook Antônio Vieira, de beroemdste Braziliaanse jezuïet uit diezelfde periode, keerde na zijn verschijning voor de Portugese Inquisitie in Lissabon terug naar Bahia. Aangezien er hem geen zware beschuldigingen ten laste werden gelegd, moest hij geen zware straf ondergaan en was het voor hem dus niet noodzakelijk om ondergedoken te leven. 50 Net zoals zijn tijdgenoot Labadie, zoals hij beschreven wordt door de Certeau. Beide hybride figuren zijn op de vlucht geweest voor vervolgingen en beschimpingen van de katholieke kerk. Michel de Certeau, La Fable Mystique XVIe-XVIIe siècles (Paris 1982). 51 Voor een duidelijk overzicht van hedendaagse theorieën over hybridity in koloniale context zie ondermeer Jan Nederveen Pieterse, ‘Hybridity, so what?’, Theory, Culture & Society, 18/2-3 (2001), 219-245. Ook Néstor García Canclini biedt met Hybrid cultures. Strategies for entering and leaving modernity (Minneapolis 1995) een uitgebreide studie over de geschiedenis van en vooral de hedendaagse invulling van de concepten hybridization en mestizaje met betrekking tot Latijns Amerika.