BRL SIKB 1000 versie 8, vastgesteld en van kracht 17 juni 2009, versie 7 vervalt per 1 juli 2010 Een bureau is gecertificeerd voor een bepaalde versie en dus ook voor de bijbehorende protocollen. Dit certificaat kunt u opvragen bij het betreffende bedrijf. Overigens moet het versienummer van het toegepaste protocol ook in elke rapportage van een uitkeuring zijn vermeld. Zie bijvoorbeeld VKB-protocol 1001, versie 1, hoofdstuk 7 danwel VKB-protocol 1001, versie 2, paragraaf 6.2.16.
Controlepunten in de rapportage van de partijkeuring. Tabel 1: Controlepunten m.b.t. BRL SIKB 1000 nr.
par.
controlepunt
juiste beschrijving/omschrijving
0
Voor pagina 1.2 en 2
versienummer
Versie 8.0, vastgesteld op 17-06-2009
1 van 4 activiteiten
- monsterneming voor partijkeuringen grond en baggerspecie (protocol 1001) - monsterneming voor partijkeuringen niet-vormgegeven bouwstoffen (protocol 1002) - monsterneming voor partijkeuringen vormgegeven bouwstoffen (protocol 1003) - monsterneming te storten korrelvormige afvalstoffen (protocol 1004)
2
1.2
BRL1000 betreft geen persoonscertificaat maar een procescertificaat met registratie van gekwalificeerde medewerkers
In het certificaat is vastgelegd op welke vestiging het certificaat betrekking heeft. In het kwaliteitssysteem is vastgelegd welke - monsternemers en - projectleiders voldoen aan de vereisten van BRL1000
3
1.2
De activiteiten waarvoor eisen in de BRL1000 zijn opgenomen en die onder het procescertificaat mogen uitgevoerd worden: - proces van monsterneming; - vanaf offertestadium tot overdracht monsters aan AP04 erkend laboratorium of BRL SIKB 1000 erkende organisatie - rapportage van de monsterneming inclusief de daarbij behorende veldwerkrapportage.
4
1.2
Buiten de BRL1000 vallen: - analyseactiviteiten - toetsing van de analyseresultaten en kwalificatie van de onderzoekspartij - beheer en toezicht op de onderzoekspartij
5
1.3
Bedrijven kunnen worden gecertificeerd op basis BRL1000 en aansluitend door de minister worden erkend. De aanvraag voor ministeriele erkenning doet het gecertificeerde bedrijf zelf.
Zie http://www.senternovem.nl/Bodemplus/verklaringen/erkenningen/zoekmenu/index.asp
6
1.3
Met de vaststelling van een nieuwe versie van BRL1000 hebben de al erkende bedrijven een overgangsperiode van 1 jaar, waarna zij moeten voldoen aan de vereisten van de nieuwe versie
Vergelijking van de datum en van het versienummer waarvoor het bedrijf erkend is
7
3.1 en 3.5 en 4.2
Functiescheiding: Is diegene die de keuring uitvoert een In elk rapport is een verklaring opgenomen dat de ander dan de eigenaar van de partij? opdrachtnemer onafhankelijk is van de opdrachtgever. Formele eis uit Bbk (hfdst. 2) en Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (par. 6a). bijv: Het onderzoeksbureau (opdrachtnemer) is onafhankelijk en is op generlei wijze gelieerd of gekoppeld aan de opdrachtgever. Ook bestaan er geen eigendomsverhoudingen met betrekking tot de te onderzoeken partij.
1
Controlepunten rapport BRL 1000 versie 8 - 10112009.doc
ja / nee / nvt
voor de publicatielijst van erkende instanties en erkende monsternemers
1
nr.
par.
controlepunt
juiste beschrijving/omschrijving
8
3.2
Is het juiste kwaliteitssysteem genoemd?
Is NEN-EN-ISO 9001:2008 of in de tekst genoemd of wordt dit als logo gevoerd? (Gelijkwaardig zijn ISO 14001 en 17025 of een kwaliteitssysteem volgens het INK-model).
ja / nee / nvt
Opmerking: klachten van de opdrachtgever moeten binnen dit systeem door de opdrachtnemer in behandeling genomen worden. 9
3.5
In de aanbieding moet duidelijk zijn: - dat de werkzaamheden onder certificaat BRL1000 worden uitgevoerd; - het betreffende protocol; - van welke partijgrootte voor bemonstering wordt uitgegaan; - het aantal te onderzoeken partijen; - het aantal grepen per partij. Tevens moet het, bij een aantal typen partijkeuring noodzakelijke, vooronderzoek zijn bijgevoegd bij de offerte
Als zodanig in de offerte opgenomen
Het procescertificaat van < naam opdrachtnemer > en het hierbij behorende keurmerk zijn uitsluitend van toepassing op de activiteiten betreffende de monsterneming en de overdracht van de monster, inclusief de daarbij behorende veldwerkregistratie, aan een erkend laboratorium of aan de opdrachtgever, die – ingeval van monsters van grond en bouwstoffen voor nuttige toepassing- dan zelf erkend is volgens deze beoordelingsrichtlijn.
Het keurmerk ‘Kwaliteitswaarborg bodembeheer ’kan worden gebruikt op de offerte
10
3.5 en 3.6
Is de volgend zin opgenomen?
11
3.6
Uit de rapportage van de werkzaamheden moet in ieder Het keurmerk ‘Kwaliteitswaarborg bodembeheer ’kan worden geval blijken dat : gebruikt op de rapportage - de werkzaamheden zijn uitgevoerd conform de eisen uit BRL1000; - de in het vorige punt genoemde zin is opgenomen; - de genomen monsters zijn overgedragen aan een hiervoor AP04 erkend laboratorium; - de opdrachtnemer verklaart onafhankelijk te zijn van de opdrachtgever.
De rapportage van de veldwerkzaamheden kan een onderdeel zijn van een grotere rapportage / milieuhygiënische verklaring waarin een volledig overzicht van de partijkeuring – inclusief analyseresultaten en toetsing van deze analyseresultaten- wordt gepresenteerd. 12
3.7.1
Vakbekwaamheid monsternemers: MBO met minimaal 1 jaar ervaring monsternemer op basis van BRL2000 of minimaal 2 jaar ervaring monsternemer BRL2000
Jaarlijks minimaal 10 partijkeuringen
Monsternemers hebben ingeval van asbesthoudende grond aanvullende kwalificatie-eisen: - kennis van specifieke veiligheidsmaatregelen mbt bewerken van en handelingen met asbesthoudende grond en baggerspecie (zie CROW 132) - opleiding gericht op een veilige uitvoering van het bewerken van asbesthoudende grond en baggerspecie c.q. cursus asbestherkenning. 13
3.10
Een opdrachtnemer mag de werkzaamheden uitbesteden aan een ander voor de BRL1000 en betreffend protocol erkend bedrijf. Een volledige uitbesteding is niet toegestaan (minimaal 10 bemonsteringen/jaar zelf)
Opnemen in rapportage
14
4.12
Schorsingen of intrekkingen van een certificaat worden door SenterNovem Bodem+ gepubliceerd op haar website
Opm: Schorsing van een monsternemer voor BRL SIKB 1000 betekent automatisch schorsing voor de protocollen behorende bij BRL SIKB 2000 en BRL SIKB 6000
Controlepunten rapport BRL 1000 versie 8 - 10112009.doc
2
nr.
par.
controlepunt
juiste beschrijving/omschrijving
15
3.12 en bijlage 8
Is aangegeven of al dan niet een melding aan de Certificerende Instelling is gedaan voor monstername? De opdrachtnemer stelt op verzoek van de CI een planning ter beschikking. Deze planning kan iedere dag door de CI tot 17.00 uur worden opgevraagd. De planning moet minimaal de gegevens voor de eerstvolgende werkdag bevatten. Uit de planning moet kunnen worden opgemaakt: - welke monsternemer, - waar werkzaamheden gaat uitvoeren, en - welke tijdsduur hiermee gemoeid is.
Evt. opnemen in monsternameplan
16
3.14
Registratie/archivering
Alle gegevens en registraties m.b.t. BRL 1000 worden door de opdrachtnemer minimaal 5 jaar op overzichtelijke wijze gearchiveerd.
Controlepunten rapport BRL 1000 versie 8 - 10112009.doc
ja / nee / nvt
3
Tabel 2: Controlepunten m.b.t. VKB protocol 1001 versie 2.0 vastgesteld 17 juni 2009 nr.
par.
controlepunt
juiste beschrijving
0
versienummer
Versie 2.0, vastgesteld op 17-06-2009
1
Voor pagina 1
Doel van het protocol
Representatieve monsterneming van een partij grond ten behoeve van partijkeuringen i.h.k.v. het Bbk.
2
3.1
Voldoet de grond (baggerspecie) aan de definitie van grond (baggerspecie) en bevat deze minder dan de toegestane hoeveelheid bodemvreemd materiaal?
Bbk: Indien het te bemonsteren materiaal voldoet aan de definitie van grond conform art. 1 van het Bbk wordt dit bemonsterd conform VKB protocol 1001. (Voldoet het materiaal niet aan de kenmerken voor grond dan is een ander bemonsteringsprotocol van toepassing).
ja / nee / nvt
Bbk, art. 1: “Grond: vast materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter, niet zijnde baggerspecie.” “Baggerspecie: materiaal dat is vrijgekomen uit de bodem via het oppervlaktewater of de voor dat water bestemde ruimte en dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter.” Bbk, art. 34 “1. Bij regeling van Onze Ministers wordt de wijze bepaald waarop wordt vastgesteld of een materiaal aan te merken is als grond of baggerspecie. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt onder grond of baggerspecie mede verstaan, grond of baggerspecie die is vermengd met ten hoogste 20 gewichtsprocenten bodemvreemd materiaal. 3. Op grond van milieuhygiënische overwegingen kunnen onze Ministers voor een toepassing van grond of baggerspecie een lager gewichts-percentage bodemvreemd materiaal vaststellen dan genoemd in het derde lid en hierover en over soorten toegestaan bodemvreemd materiaal nadere regels stellen.”
3
4
Monsterneming door erkend monsternemer
Erkend monsternemer (vastgelegd in het ISO-kwaliteitssysteem) met naam, handtekening en datum in zowel monsternemingsplan als -verslag. Eindverantwoordelijkheid van de monsterneming ligt bij de projectleider Zowel het monsterneminsgbedrijf als de monsternemer zelf is opgenomen in de lijst met erkenningen op de site van Bodem+: http://www.senternovem.nl/Bodemplus/verklaringen/erkenningen/zoekmenu/index.asp
4
5
Benodigde apparatuur / hulpmiddelen
Beschrijving van toegepaste bemonsteringsapparatuur in plan/verslag
5
6.1.1
Beoordelingskader Partijkeuring grond en baggerspecie, Max 10.000 ton en 2x50 grepen behalve uitzonderingssituaties
Consequent door gehele rapport
6
6.1.1
Bbk: Er wordt geen verschil meer gemaakt tussen gebruikers- en handhavingsprotocol.
Consequent door gehele rapport
Wel dient conform Rbk, art. 4.13.1 bij een handhavingsonderzoek gebruik gemaakt te worden van de afkeurfactor AF=1,40.
Controlepunten rapport BRL 1000 versie 8 - 10112009.doc
4
nr.
par.
controlepunt
juiste beschrijving
7
6.1.1
Vooraf vaststellen maximale partijgrootte en aantal grepen
Toetsing grond/baggerspecie: max. 10.000 ton / 2*50 grepen;
ja / nee / nvt
Rbk, art. 4.3.3-4: ‘voor partijen die zich bevinden onder een verhardingslaag of een diepe bodemlaag mag een bemonstering met 2*6 grepen overeenkomstig VKB1001 worden uitgevoerd’ NEN5840-2009: strategie TOETS-S-GROOT: monstername van bodemvolumes van 125.000 tot 500.000 m3 door het bemonsteren van een beperkt aantal eenheden – 20 tot 40 partijen van 10.000 ton met 2*50 grepen (komt overeen met een reductie in monstername-inspanning van ca. 50%).
8
tabel 1
Vooronderzoek bij keuring: a) Keuring grond in depot of in situ ten behoeve van bewijsmiddel AW2000grond, woongrond, of industriegrond: - (deel)partij: maximaal 10.000 ton - monsters: 2 en grepen: 50 per monster - voorwaarden: beschreven onder 6.1.2 ‘partijdefinitie’; Depot ex-situ: vooronderzoek wordt aanbevolen (niet voorgeschreven) In situ: vooronderzoek voorgeschreven[1]
De volgende items dienen in het vooronderzoek beschreven te zijn: - herkomst van de partij (naw+xyz); - deze locatie is niet verdacht mbt de aanwezigheid van ernstig verontreinigde grond (te vermelden bron: HBB/LDB bestand of gemeentelijk bodem informatiesysteem), - indicatieve bodemkwaliteit (te vermelden bron: bodemkwaliteitskaart of bodemonderzoek) en bij partijen van max. 10.000 ton: - het betreft een aaneengesloten gronddepot op 1 locatie.
Combinatie met verkennend onderzoek is mogelijk conform NEN5740 (strategie B10, B11 of B12). In deze combinatie is vooronderzoek NVN5725 voorgeschreven.
NB: bij in-situ partijen moet conform VKB1001-6.2.2 een vooronderzoek worden uitgevoerd om na te gaan of de te bemonsteren partijen redelijk homogeen van samenstelling zijn. Het vooronderzoek kan enkele proefboringen omvatten. De rapportage van het vooronderzoek moet bij het monsternemingsplan zijn gevoegd of aan het monsternemingsformulier worden toegevoegd. Doel: verontreinigde lagen mogen niet met onverdachte lagen worden gemengd.
b) Keuring grootschalige partijen grond in-situ op diepten groter dan 5 m-mv ten behoeve van bewijsmiddel AW2000grond, woongrond of industriegrond: - (deel)partij: maximaal 10.000 ton - monsters: 2 en grepen: 6 per monster - voorwaarden: beschreven onder 6.1.2 ‘partijdefinitie’; Beperkt vooronderzoek voorgeschreven[1] c) Keuring grond in depot of in situ ten behoeve van bewijsmiddel ernstig verontreinigde grond: - (deel)partij: maximaal 2000 ton - monsters: 2 en grepen: 50 per monster Vooronderzoek voorgeschreven[1] c) Keuring onder duurzaam aaneengesloten verhardingslagen ten behoeve van bewijsmiddel AW2000grond, woongrond, of industriegrond: - (deel)partij: maximaal 2.000 ton - monsters: 2 en grepen: minimaal 6 per monster - patroon: gestratificeerd aselect Vooronderzoek voorgeschreven[1] [1]: Dit vooronderzoek is geen verplichting oortkomend uit het bbk, maar is een aanvullende eis van de BRL SIKB 1000 met name voor historisch verdachte locaties. De keuring van partijen van 10.000 ton is niet toegestaan voor grond afkomstig van historisch verdachte- of ernstig verontreinigde locaties, wat in het vooronderzoek moet worden aangetoond. Historisch verdachte locaties zijn de locaties die voorkomen in het HBB/LDB-bestand (Historisch bodembestand landsdekkend beeld). Hiermee wordt tegen gegaan, dat ernstig verontreinigde grond in grootschalige partijen wordt verdund en als woon- en industriegrond wordt hergebruikt. 9
6.1.1
Asbestonderzoek
Uitgebreid vooronderzoek conform NEN5707 noodzakelijk
10
6.1.1
In-situ partij(en) en ontgravingsplan
Het ontgravingsplan is noodzakelijk om de relatie tussen de af te voeren partij en de partijkeuring te kunnen leggen c.q. de partijindeling is zo gekozen dat deze overeen komt met (de geïdentificeerde la(a)g(en) uit) het ontgravingsplan.
Controlepunten rapport BRL 1000 versie 8 - 10112009.doc
5
nr.
par.
controlepunt
juiste beschrijving
11
6.1.2
Partijdefinitie
6.1.2
Gezien Bbk, art 1 geldt dat bodem en waterbodem (ijn-situ) resp. grond en baggerspecie (ex-situ c.q. depots) als één partij (tot een maximum van 10.000 ton) mogen worden aangemerkt indien: - sprake is van een eenduidige en gelijke textuur bepaald overeenkomstig NEN5706; - sprake is van aaneengesloten percelen of depots; - de aangetroffen bijmengingen van de individuele partijen, qua samenstelling en percentage, bepaald conform protocol 2001, gelijk zijn; - sprake is van een gelijke milieuhygiënische kwaliteit (vastgesteld aan de hand van - een indicatieve partijkeuring en/of - verkennend onderzoek en/of - historisch bodemonderzoek en/of - vastgestelde Bkk Vooronderzoek
Bbk, art. 1: “Partij: identificeerbare hoeveelheid bouwstof, grond of baggerspecie van vergelijkbare milieuhygiënische kwaliteit, die is bedoeld om als geheel te worden verhandeld of toegepast.”
12
ja / nee / nvt
De gedefinieerde en als zodanig bemonsterde partij. Een partij kan bestaan uit meerdere bijeengelegen depots van dezelfde materiaalsoort. Motivatie evt. opdeling in deelpartijen. Bij Bemonstering van transportband: extra aandacht aan bandsnelheid/grootte begin- en einddepots/etc. (NEN5740: Toets-S-Groot: opdeling in deelpartijen van max. 10.000 ton gebeurt op basis van een systematisch grid. Vervolgens: aselecte keuze van de te onderzoeken partijen.)
Herkomst van de partij vastgelegd middels: - adresgegevens herkomstlocatie; - ligging, x-y-coördinaten van de partij; - laagdiepte (z-coördinaat); - controle of partij niet afkomstig is van verdacht of ernstig verontreinigde locatie; - vermoedelijke kwaliteit van de partij (uit Bkk of eerder verricht bodemonderzoek); Indien niet voldoende gegevens bekend dan is een door ontdoener ondertekende, schriftelijke opgave omtrent - herkomst, - aard en - samenstelling maatgevend (Opm: kan al in offertestadium geregeld worden)
13
6.1.2
Maximale partijgrootte: a) is de te onderzoeken partij groter dan 2000, resp.10.000 dan onderverdelen in twee of meer partijen van maximaal 2.000 [dus in dit geval: 2001 ton is 2 deelpartijen], respectievelijk 10.000 ton [dus in dit geval: 10.001 ton is 2 deelpartijen]; b) fout in schatting monsternemer maximaal 25% c) deze foutmarge mag niet op voorhand gebruikt worden om de maximale partijgrootte te vergroten d) de bepaling van het gewicht van de partijen geschiedt op basis van (in afnemende voorkeursvolgorde): 1. meting of weging (geijkte weegbrug) van de partij(en); 2. veldwaarneming(en); 3. gegevens van leverancier, eigenaar of derden e) indien de gegevens van leverancier, eigenaar of derden niet in overeenstemming zijn met de veldwaarnemingen zijn de veldwaarnemingen maatgevend.
Zoals beschreven,
NB: opsplitsregels zijn opgenomen in Rbk, art. 4.3.1
14
6.1.2
Partij-indeling (Opmerking: grootschalig onverdacht NEN5740, afwijkend: keuring per gekozen deelpartij van max. 10.000 ton of 6.250 m3)
De partij-indeling dient eenduidig in het monsternemingsplan te zijn opgenomen (aangeven in het monsternemingsplan middels kaartmateriaal en/of foto’s (zeker als de partij uit meerdere nabij elkaar gelegen depots betreft)
en of de partij voldoende toegankelijk is (ivm eventuele (gedeeltelijke) verplaatsing; veiligheid etc. [zie ook controlepunt 6.1.2 ‘veldinspectie’])
Controlepunten rapport BRL 1000 versie 8 - 10112009.doc
6
nr.
par.
controlepunt
juiste beschrijving
15
6.1.2
veldinspectie
Voorafgaande aan de bemonstering dient een veldinspectie uitgevoerd te worden (beschrijving hiervan evt. in het monsternemingsformulier)
ja / nee / nvt
NB: bij de veldinspectie dient ook de toegankelijkheid van de partij beoordeeld te worden. Criteria voor toegankelijkheid zijn (motivatie in monsternemingsplan/verslag): - veiligheid van de monsternemer(s): stabiliteit van het materiaal - of een duurzaam aaneengesloten verhardingslaag aanwezig is - afweging kosten monstername dmv boringen of dmv nemen van grepen tijdens verplaatsing van de partij, etc. Opmerking: bij de veldinspectie kan naar voren komen dat de partij asbestverdacht materiaal bevat -> zie ook ‘controle op asbest’. 16
6.1.3
methode 2*50: Monsternemingspatroon c.q. systematisch raster, berekening Ribbe R, afwijking vakgrootte R*R naar l*b=R2 bij lijnvormig object of afwijkende diepte d, plaatsing boring midden in vak. (NB: het raster moet worden afgemaakt ook als blijkt dat er meer dan 100 grepen worden genomen).
R (in m) = inhoud in m 3 / 100 grepen / 0,5 m dikte greeptraject ≤ 0,5 m standaard 2.000 ton R ≤ 5 m standaard 10.000 ton R =≤ 11 m NB: indien de bemonsteringslaagdikte per greep kleiner blijkt te zijn dan 0,5 m dan dient in bovenstaande formule deze kleinere laagdikte ingevuld te worden (er wordt dan een greep per dit kleinere laagdiktetraject genomen).
17
6.1.3 en bijlage 3
methode 2*6: gestratificeerd aselect patroon
Opgenomen in monsternemingsplan en/of –verslag: - opdeling in 12 gelijk grote vakken x*y, diepte z; - vakken worden zo gekozen dat de meeste vakken ingedeeld zijn in de richting van de meeste variatie - per vak xyz bepaald d.m.v.
*x, *y, *z (plaatselijke dikte) - aselect toewijzen grepen aan de monsters A en B
18
6.1.3
Korrelgrootte, uitzeven partij (zie ook controlepunt 6.2.6)
(De korrelgrootte is te bepalen aan de hand van een zeefproef en de methoden uit bijlage 1 en 2 van VKB 1001.) Indien bekend is dat de partij voorafgaand aan de toepassing in een werk zal worden gezeefd dan mogen delen groter dan de betreffende zeef handmatig uit de monsters worden verwijderd. Hiertoe dient vooraf door de opdrachtgever voor de monsterneming een getekende, schriftelijke opgave (bijv. ondertekend opdrachtformulier voor een dergelijke zeving, bij een grondbank of andere erkende bodemintermediair), aan de opdrachtnemer te worden overlegd! Zoniet: aanpassen greep- en monstergrootte afhankelijk D95 (zie 6.2.6 en bijlage 1 en bijlage 2) Indien asbest: grootte asbesthoudend materiaal meenemen in bepaling D95 (+ NEN5707 van toepassing, echter in afwijking NEN5707 max 10.000 ton en gestratificeerd aselect van toepassing)
19
6.2.1
partijen in depot duidelijk moet zijn wat wel en wat niet tot de gekeurde partij behoort als delen van de partij niet toegankelijk zijn wordt een nieuw plan opgesteld (bijv. dat deel uitsluiten of verplaatsen/toegankelijk maken van (een deel van) de partij)
20
6.2.1
Schattingsonnauwkeurigheid partijgrootte (inmeting in m3)
Controlepunten rapport BRL 1000 versie 8 - 10112009.doc
Opgenomen in monsternemingsplan en/of –verslag: - ten minste 2 foto’s (inclusief herkenbaar vast referentiepunt) - heldere situatieschets op schaal (boven- en zijaanzicht) (met groottebepaling en - grootteberekening van de partij, (deel)partij-indeling, vakindeling, boorpunten, aantal grepen van de betreffende boring, noordpijl, kijkrichting foto’s, ribbeberekening (<11 m indien partijgrootte < 10.000 m3), inmeting t.o.v. vast punt en eventuele aanpassingen van het plan) Bij de ruimtelijke inschatting van de partijgrootte door de monsternemer is een onnauwkeurigheid van +25% toelaatbaar. Deze foutmarge mag niet op voorhand de maximale partijgrootte worden opgeteld om de hoeveelheid te vergroten die in één keer mag worden gekeurd.
7
nr.
par.
controlepunt
juiste beschrijving
21
6.2.1
Deelpartijen
Als een partij opgedeeld dient te worden in deelpartijen van maximaal 2.000 of 10.000 ton en indien ter onderscheiding van deze deelpartijen in het veld piketten nodig zijn dan moeten deze in het veld blijven staan opdat de onderscheiden deelpartijen afzonderlijk afgegraven kunnen worden.
bij de indeling in deelpartijen moeten deze afzonderlijk afgegraven kunnen worden
22
6.2.1
Uitsluitingen/afwijkingen moeten duidelijk op tekening aangegeven zijn; Als uit veldinspectie/controle van de monsternemer Uitsluitingen/afwijkingen moeten in het rapport beschreven zijn (of tijdens de bemonstering) blijkt dat delen van de partij mogelijk verontreinigingen bevat (bv. olievlekken, kabelbrand, puin, asfalt, slakken etc.) welke tot problemen voor de toetsing kunnen leiden kan (moet?) gekozen worden dit afwijkende deel van de partij buiten de te keuren hoeveelheid te laten of te keuren in een andere partij.
23
6.2.1
het nemen van de greep
Er wordt een systematisch patroon gehanteerd; Ribbe-afstand bemonsteringsvakken = r (zie voor formule controlepunt 6.1.3 ‘methode 2*50’); Grepen worden alternerend aan de monsters toegevoegd; Boringen worden tot onderzijde van het depot doorgezet; De greep wordt zo genomen dat deze representatief is voor het gehele dieptetraject (dit is maximaal 0,5 m dik) Beide monsters moeten evenveel grepen bevatten Niet laagsgewijs bemonsteren: bij een even aantal grepen ook de eerste greep uit een boring wisselend over beide monster verdelen
24
6.2.2
partijen in-situ
Voorafgaand aan een in-situ partijkeuring moet een vooronderzoek uitgevoerd worden om na te gaan of de te bemonsteren partij homogeen van samenstelling is.
ja / nee / nvt
delen uitsluiten van de partij
verontreinigde lagen mogen niet met onverdachte lagen gemengd worden: er dienen afzonderlijke deelpartijen gemaakt te worden.
Dit mag bestaan uit een verslag van enkele proefboringen. Als het ontgravingsplan niet bekend is mogen lagen van verschillende bodemkundige kwaliteit als één partij worden bemonsterd als op basis van verkennend bodemonderzoek vooraf is vastgesteld dat deze dezelfde milieuhygiënische kwaliteit hebben. Indien er geen kwaliteitsgegevens zijn dienen verschillende bodemkundige lagen separaat te worden bemonsterd!
25
6.2.3
verplaatsen van de partij bemonstering niet verplaatst gedeelte systematisch met boringen, wel verplaatste gedeelte met laadschop of graafmachine
26
6.2.4
monstername onder verhardingslagen (eventueel conform VKB 1003) en diepe bodemlagen (dieper dan 5 m-mv)
Monstername: - vrijleggen greeplocaties mbv graafmachine tijdens verplaatsen (eventueel monster uit de graafmachinebak), of - systematische monstername uit de bakken op basis van aantal bakken of ladingen die nodig zijn voor de verplaatsing Het betreft duurzaam aaneengesloten verhardingslagen (zoals beton- of asfaltvloeren) of bodem dieper dan 5 m-mv Er mag bij monstername onder duurzaam gesloten verhardingslagen uitgegaan worden van methode 2 maal 6 grepen. Onder het Bbk kan indien met deze methode wordt vastgesteld dat de grond AW2000 grond betreft deze ook als zodanig ingezet worden. (De “cat-1 restrictie” zoals deze gold onder het Bsb is niet meer van toepassing).
27
6.2.4
de laag onder de verhardingslaag is dikker dan 1 m
Er mag volstaan worden met 6 gestratificeerd aselecte boringen waarbij er 2 grepen per boring genomen worden (de z-coördinaten worden aselect bepaald uit de trajecten <0-½d> en <½d-d> [d=totale diepte]; elk monster bevat 3 grepen uit traject <0-½d> en 3 grepen uit traject <½d-d>)
28
6.2.5
Materiaalstromen (grond op lopende band)
2*50 grepen op basis van systematisch gekozen tijdstippen. Bij bemonstering van de transportband bij zowel mechanische als handmatige bemonstering is de insteek dat al het materiaal (zowel de fijne als de grove fracties) bemonsterd wordt. (Opmerking: bij verplaatsen van de partij worden de m.b.v. het systematische raster bepaalde greeplocaties vrijgelegd en bemonsterd, zie controlepunt 6.2.3)
Controlepunten rapport BRL 1000 versie 8 - 10112009.doc
8
nr.
par.
controlepunt
juiste beschrijving
ja / nee / nvt
29
6.2.6 en bijlage 1
D95, standaard 16 mm, indien vermoeden D95>16 mm: uitvoeren zeefproef, gevolgd door berekening van de minimale greepen monstergrootte en de minimale bekgrootte van de bemonsteringsapparatuur (zie ook controlepunt 6.1.3 ‘korrelgrootte’)
D95<16 mm: standaardwaarden voor monster-, greep- en bekgrootte: resp. 9 kg, 180 g, 5 cm. D95>16 mm: berekenen conform bijlage 2 van VKB protocol 1001. Snelle methode [ let op de derde macht! ]:
greepnieuw =
NB: onder de nieuwe definitie van grond in het Bbk is de bovengrens 63 mm. Hierboven betreft het en een vormgegeven bouwstof.
(
3
D95 in mm ∗180 16
) gram
monsternieuw = ( greepnieuw ∗ 50 ) gram
NB: door de derde macht in de formule loopt de greepgrootte extreem snel op bij toenemende D95! In monsternemingsverslag opnemen: T.b.v. het bepalen van de D95 zijn 12 grepen verdeeld over de buitenkant van de partij genomen met een bemonsteringsgereedschap waarvan de bekgrootte zeer ruim is t.o.v. de korrels (platte schop). Dit monster is tenminste 240*(de vooraf geschatte D95 in cm)3 gram groot. D.m.v. zeven en wegen van de zeeffracties is de D95, m.b.v. lineaire regressie tussen twee zeefmaten, bepaald. Let op bij asbest: het asbesthoudende materiaal moet meegenomen worden bij de bepaling van de D95. 30
6.2.7
Controle grootte monsternemingsgereedschap
De bek(doorsnede) moet minimaal 3 keer groter zijn dan de D95
bekgrootte = ( 3∗ D95 in cm
)
31
6.2.8
Gewicht grepen
Zie 6.2.6, Minimaal 0,18 kg in de standaardsituatie
32
6.2.9
minimaal monstergewicht
standaard: 9 kg. Afwijkingen naar boven zijn toegestaan.
cm
Bij afwijkingen naar beneden dient het monster te worden aangevuld door het nemen van meer grepen die gestratificeerd aselect over de gehele partij genomen dienen te worden. 33
6.2.10
materiaalverlies
Materiaalverlies is niet toegestaan. Indien dit geconstateerd wordt moet de monsterneming in zijn geheel worden overgedaan.
34
6.2.15
houdbaarheid monsters
Overdracht conform AP04 bepalingen: Behandel de monsters conform de volgende eisen: • Zorg dat de monsters niet bevriezen en zorg dat ze zo min mogelijk opwarmen om vervluchtiging en afbraak tegen te gaan en dat ze luchtdicht en donker opgeslagen worden. • Zet de monsters die geanalyseerd worden op vluchtige verbindingen (steekbussen) de rest van de veldwerkdag en het transport in een koelbox met koelelementen of een koelkast. • Vervoer deze monsters zo snel mogelijk na monsterneming naar het laboratorium dat de analyse uitvoert en in elk geval binnen de termijnen die in het SIKB-protocol 3001 zijn vermeld wat betreft het aantal dagen waarbinnen het laboratorium de monsters in behandeling moet nemen. • Bewaar alle grondmonsters, die niet op de dag van bemonstering naar het laboratorium gebracht zijn, in een koelruimte, koelkast of ander koelmiddel met een constante bewaartemperatuur tussen 1 en 5° Celsius. Asbestmonsters hoven niet gekoeld te worden opgeslagen, wel voorzien van asbeststickers Verplichting tot vermelden aanwezigheid asbest aan het laboratorium
35
6.2.16
Registratie en vastlegging monsterneming
Controlepunten rapport BRL 1000 versie 8 - 10112009.doc
Ten minste in de registratie: - vermelding “volgens protocol 1001 (versie 2.0)” - de gegevens uit het Monsternemingsplan - de gegevens uit het Monsternemingsverslag - de gegevens uit bijlage 6
9
nr.
par.
controlepunt
juiste beschrijving
36
6.2.17
Duplomonsters (Y>2,5)
Indien Y>2,5 tussen de duplomonsters: nagaan of er geen fouten zijn gemaakt in de uitgevoerde procedure, monsterneming, monstervoorbehandeling en analyse.
ja / nee / nvt
Indien er sprake is van of vermoeden van fouten dan overdoen betreffende stap. Indien geen fouten of vermoeden van fouten dan mag worden gesteld dat er in de partij sprake is van een grote mate van heterogeniteit. 37
Bijlage 4
Monsternemigsplan
Controlepunten rapport BRL 1000 versie 8 - 10112009.doc
Projectcode, opdrachtgever (telefoon), doel bemonstering, opzet monsterneming (motivatie van keuzes), monstercodering, kwalitering
10
nr.
par.
37a Aanvullend
controlepunt
juiste beschrijving
ja / nee / nvt
Controle op asbest
Bij de veldinspectie en tijdens de monstername wordt aandacht besteed aan het al dan niet voorkomen van asbest of asbesthoudend materiaal. BRL 1000 Voor aanvullende kwalificatie-eisen voor het personeel, beschikbare materialen en specifieke veiligheidseisen bij de monsterneming van asbest in partijen is van toepassing VKBprotocol 2018, ‘Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem’. Voor projectleiders zijn aanvullende kwaliteitseisen opgenomen in BRL5000. m.b.t. VKB-protocol 1001 Omschrijving/aanvulling: 1 Normen: Inspectie en monsterneming van asbest overeenkomstig NEN 5707 en NTA 5727.
geschiedt
2 Apparatuur voor monstername: Voor onderzoek naar asbest geldt een diameter van 12 cm voor steekguts of edelmanboor. Aanvullende apparatuur met betrekking tot asbestonderzoek” en de volgende streepjes toevoegen: - schouwbak en/of plastic zeil - grove zeven (maaswijdte van 32 en 16 mm) - grove pincetten - hark (afstand tussen tanden maximaal 2 cm) 3 Greepgrootte: Voor asbestonderzoek dient het asbesthoudende materiaal ook meegenomen te worden bij de bepaling van de maximale korrelgrootte. Dit betekent niet alleen dat de grepen groter zijn, maar ook dat de bekgrootte van de gehanteerde apparatuur c.q. de opening van de gehanteerde boor in de regel groter dient te zijn dan voor de standaardsituatie. Met betrekking tot het asbestgerelateerde onderzoek wordt voor de bepaling van de greepgrootte en monstergrootte verwezen naar de NEN 5707: Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem onder paragraaf 8.2.2.: bepaling van de greepgrootte en monstergrootte.” 4 Strategie: De monsterneming in het asbestgerelateerde onderzoek vergt een andere strategie en uitvoering dan in het reguliere depotonderzoek. De strategie en uitvoering van de monsterneming voor het asbestonderzoek staat uitgewerkt in de NEN 5707: Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem onder hoofdstuk 9; partijkeuringen van depots. 5 Verpakking monsters: Asbesthoudende monsters dienen luchtdicht in kunststof emmers of zakken te worden verpakt. Alleen indien gebruik wordt gemaakt van kunststof zakken dient het asbesthoudende materiaal dubbel te worden verpakt. De emmers of zakken dienen te zijn voorzien van duidelijke etiketten met “voorzichtig, bevat asbest”. 6 Monsterconservering: De opslag van asbesthoudende monsters hoeft niet onder gekoelde condities plaats te vinden. Wel dienen de emmers of zakken te zijn voorzien van duidelijke etiketten met “voorzichtig, bevat asbest” en dienen ze gescheiden te worden opgeslagen in een ruimte die niet toegankelijk is voor onbevoegden. 7 Overdracht monsters: Indien bij de monsterneming op een asbestonverdachte locatie toch asbest wordt aangetroffen is het verplicht dit bij de monsteroverdracht te melden aan het laboratorium dat de monsters in ontvangst neemt.
Controlepunten rapport BRL 1000 versie 8 - 10112009.doc
11
nr.
par.
controlepunt
juiste beschrijving
38
7
Monsternemigsverslag
In het verslag moet een verwijzing opgenomen worden door de vermelding “volgens VKB-protocol 1001 (versie 2.0)”
ja / nee / nvt
Bijzonderheden (ruimtelijke verschillen; bijmengingen etc.) worden op het monsternemingsformulier aangegeven. Aanvullend worden de zintuiglijke waarnemingen conform VKB protocol 2001 beschreven. E.e.a. wordt op een situatieschets ten opzichte van herkenbare punten in het veld weergegeven. Let bij schets op aanwezigheid van: Noordpijl, boorpuntlocaties, aantal grepen per boorpunt bij elk boorpunt, inhoudsberekening van de partij (grootte in m3), berekening bemonsteringsribbe, foto’s, indeling in deelpartijen, afwijkingen, eventuele van de partij uitgesloten delen etc. Let in verslag op: diameter monsternemingsinstrument, opgave gewichten en barcodes van de monsters, zeving (indien D95>16mm), binnen 24 uur in het lab, kwalitering etc. Het is thans voorgeschreven om in verband met de duidelijkheid, naast het maken van de voorgeschreven heldere situatieschets, altijd tenminste 2 foto’s van de bemonsteringspartij (inclusief een herkenbaar referentiepunt) te nemen. 38a Aanvullend
Bemonstering op asbest
Controlepunten rapport BRL 1000 versie 8 - 10112009.doc
Indien bij de veldinspectie of tijdens de monstername asbest of asbesthoudend materiaal wordt aangetroffen kan besloten worden de partij tevens op asbest te bemonsteren conform NEN5707. De totale oppervlakte van de partij wordt geïnspecteerd, ingemeten en het aantal m2 berekend. De in de oppervlaktelaag (bovenste schil van 2 a 3 cm dik) aangetroffen asbestmaterialen worden verzameld, gewogen en beschreven. Van de bulk van de partij wordt de uit te voeren bemonstering (bedoeld wordt de bemonstering conform VKB 1001 t.b.v. de keuring ihkv het Bsb) dubbel uitgevoerd. De greepgrootte voor de duplo-(asbest)bemonstering is afhankelijk van de grootte van de bij de oppervlakte-inspectie aangetroffen stukken. Elke duplogreep wordt gewogen en gezeefd over 16 mm. Van het gezeefde materiaal worden analoog aan de bemonstering VKB 1001 twee mengmonsters samengesteld. Stukken groter dan 16 mm worden verzameld (per mengmonster), gewogen en beschreven. Uit de grondmengmonsters van de fractie < 16 mm worden middels kwarteren / spleetverdelen twee nieuwe mengmonsters samengesteld met een gewicht van ca. 10 kg. (NB: op voorhand rekening houden met de kwarteereisen [zie controlepunt 6.1.4 van VKB 1002]). In totaal worden maximaal 5 monsters verzameld: - stukjes verzameld in de toplaag; - stukjes uitgezeefd > 16 mm tbv duplomonster A - stukjes uitgezeefd > 16 mm tbv duplomonster B - ca. 10 kg fractie < 16 mm duplomonster A - ca. 10 kg fractie < 16 mm duplomonster B (de verzamelde stukjes uitgezeefd > 16 mm kunnen eventueel samengevoegd worden tot 1 monster) De in het laboratorium gemeten concentraties aan soorten asbest worden gecorrigeerd voor soort asbest en met behulp van de verzamelde massa’s aan stukjes, toplaag (opp. in m2*0,02 m*1,6 ton/m3) en de monstergewichten van voor de zeving over 16 mm omgerekend naar een gehalte in mg/kg en getoetst aan de eis van maximaal 100 mg/kg gewogen asbest.
12
nr.
par.
controlepunt
juiste beschrijving
39
Bijlage 6
Minimale onderdelen verslag conform protocol 1001
Zie bijlage 6 van VKB protocol 1001, versie 2.0:
Controlepunten rapport BRL 1000 versie 8 - 10112009.doc
ja / nee / nvt
13
Tabel 3: Controlepunten m.b.t. VKB protocol 1002 nr.
par.
controlepunt
juiste beschrijving
0
Voor pagina 1 en 3.1
versienummer
Versie 2.0, vastgesteld op 17-06-2009
Bbk, art 1: “Bouwstof: materiaal waarin de totaalgehalten aan silicium, calcium of aluminium tezamen meer dan 10 gewichtsprocent van dat materiaal bedragen, uitgezonderd vlakglas, metallisch aluminium, grond of baggerspecie, dat is bestemd om te worden toegepast; Bbk, art. 26: “1. Onze Ministers stellen regels met betrekking tot de wijze waarop het percentage van de totaalgehalten aan silicium, calcium of aluminium in een materiaal wordt vastgesteld. 2. Onze Ministers stellen regels met betrekking tot de wijze waarop het volume per kleinste eenheid van een materiaal, alsmede de duurzame vormvastheid daarvan, wordt vastgesteld. 3. Voor de toepassing van dit besluit wordt onder bouwstof mede verstaan, een bouwstof die is vermengd met ten hoogste 20 gewichtsprocenten grond of baggerspecie, voor zover deze grond of baggerspecie daar geen functioneel onderdeel van uitmaakt.”
Als het materiaal niet evident steenachtig is dient het materiaal te voldoen aan de definities van het Bbk.
1
Protocol 1002 is bestemd voor bemonstering van nietvormgegeven bouwstoffen (bouwstoffen die niet voldoen aan de definitie van vormgegeven bouwstoffen Bbk, art. 1) Opmerking Bbk: een immobilisaat is een bouwstof ondanks dat dit op het eerste gezicht meer dan 20% grond kan bevatten. Deze grond maakt namelijk functioneel onderdeel uit van de bouwstof.
2
4
Monsterneming door erkend monsternemer
Erkend monsternemer met naam, handtekening en datum in zowel monsternemingsplan als -verslag.
3
6.1
Monsternemingsplan is opgesteld nav a-priori gegevens van de partij
In het plan wordt het volgende vastgelegd: - het beoordelingskader - de definitie van de partij en type monsterneming - patroon en aantallen monsters - minimale greep- en monstergrootten - indien van toepassing: de monsternametijdstippen door gestratificeerd aselect te loten - de evt. noodzakelijkheid van monstervoorbehandeling op locatie - welke veiligheidsmaatregelen van toepassing zijn
Opm: onder het Bbk bestaat geen verschil meer tussen gebruikers- en handhavinsgprotocol (wel bij handhavingsonderzoek afkeurfactor van AF=1,4 toepassen)
ja / nee / nvt
4
6.1.1
Beoordelingskader
Welk kader: 1 - keuring tbv vaststelling van de kwalificatie ‘bouwstof’ 2 - partijkeurin 3 - toelatingsonderzoek ihkv FEV, erkende kwaliteitsverklaring of BRL 4 - productcontrole ihkv FEV, erkende kwaliteitsverklaring of BRL
5
6.1.2
Partijdefinitie
Afhankelijk beoordelingskader partijgrootte en indeling definiëren.
Opmerking: Een partij die is opgebouwd uit kleine partijen van verschillende oorsprong mag in principe niet als één partij worden gekeurd. Ook niet als de partij in één geheel wordt toegepast. De kleine partijen van verschillende oorsprong moeten individueel worden onderzocht volgens dit protocol. Is er sprake van kleine partijen met eenzelfde of vergelijkbare oorsprong en kan terecht worden verondersteld dat de samenstelling en het uitlooggedrag van de verschillende partijen niet sterk zal variëren, dan is het onder de voorwaarde dat de totale partij als één geheel wordt toegepast, wel mogelijk de uit kleine deelpartijen samengestelde partij als één geheel te toetsen. 6
6.1.2
type bemonstering
Controlepunten rapport BRL 1000 versie 8 - 10112009.doc
- gestratificeerd aselecte handmatige bemonstering - gestratificeerd aselecte handmatige monsterneming na verplaatsen van de partij - mechanische of handmatige bemonsteringen van stortstromen en transportbanden
14
nr.
par.
controlepunt
juiste beschrijving
7
6.1.3
Monsternemingspatroon en aantal monsters
Beoordelingskader 1: Beoordelingskader 2 t/m 4:
ja / nee / nvt 3x4 2x6
Ad 1: of er sprake is van bouwstof (gehalte Si+Al+Ca > 10 massa-%) ZF bestaat niet meer bij de reguliere keuring. Rbk, art. 3.8.2, onderzoek in het kader van handhaving: Afkeurfactor AF= 1,40 toepassen (=ZF 1/1,4 = 0,71). 8
6.1.3
Monsternemingspatroon en aantal monsters BRL
afhankelijk BRL (hier niet verder uitgewerkt)
9
6.1.4
Greep- en monstergrootte
te berekenen aan de hand van in het veld gemeten D95, korreldichtheid en stortdichtheid (onder aanname p=0,1[1] en VC=0,1) of opzoeken in tabellen 2 en 3 van protocol 1002 aan de hand van in het veld gemeten D95, korreldichtheid en stortdichtheid. E.e.a. opgenomen in zowel de hoofdtekst als monsternemingsplan en -verslag. Uit de minimale greep- en monstergroottes worden de effectieve greep- en monstergroottes bepaald. - D95 te bepalen middels zeefproef (dekken 16 mm; 32 mm; 50 mm etc, en lineaire extrapolatie tussen die 2 zeefdekken waar D95 zich bevindt) - stortdichtheid bepalen uit gewicht per volume - korreldichtheid bepalen middels pyknometerproef (aan een bepaald volume water [bijv. 500 ml] wordt materiaal toegevoegd tot een nieuw bepaald volume [bijv 1000 ml]. De gewichtstoename per de volumetoename (i.c. 500 ml) is de korreldichtheid Opmerking: indien gebruik gemaakt wordt van monster voorbehandeling op locatie c.q. kwarteren / spleetverdelen dan dient bij het bepalen van de effectieve greepgrootten hier reeds op voorhand rekening mee gehouden te worden. [1]: voor mengsels van puin en grond dient een p-waarde van p=0,02 te worden gehanteerd.
10
6.2.1
inmeten en controle van de partij
Controlepunten rapport BRL 1000 versie 8 - 10112009.doc
- komt de partij overeen met de opgegeven specificaties? - inmeten partij (X-max, Y-max, Z-max, m3) en tov vast herkenningspunt - situatieschets met N-pijl en projectidentificatie - bijzonderheden noteren (plan evt aanpassen) E.e.a. opgenomen in monsternemingsplan en -verslag
15
nr.
par.
controlepunt
juiste beschrijving
ja / nee / nvt
11
6.2.2
monstervoorbehandeling
monsters > 20 kg middels kwarteren terug brengen naar minimale monstergrootte of minimale eis monstergrootte lab indien minimale monstergrootte kleiner is dan deze labeis Zorgdragen dat bij kwarteren de korrelgrootte van het materiaal niet wordt verkleind. monsters < 20 kg middels spleetverdelen terug brengen naar minimale monstergrootte of minimale eis monstergrootte lab indien minimale monstergrootte kleiner is dan deze lab-eis Opmerking: aangezien bij kwarteren en spleetverdelen een hoeveelheid monstermateriaal wordt teruggebracht tot de helft (onnauwkeurigheid hierbij: ± 10% oorspronkelijk gewicht) dient hierbij bij de monstername reeds rekening gehouden te worden. Voorbeeld 2*6 grepen; D95=60mm; korreldichtheid 2 kg/dm3;stortdichtheid 1,55 kg/dm3 dan minimaal monster: 50,89 kg en minimale greep: 9,04 kg dus effectief monster: 90,40 kg en effectieve greep: 9,04 kg. Om van effectief monster naar minimaal monster terug te kwarteren gaat dit niet van 90,40 naar 50,89, maar wèl van 101,79 naar 50,89. Dus hiermee dient op voorhand rekening gehouden te worden door het nemen van grepen van 10,18 kg. De uitvoering van de monstervoorbehandeling moet in het monsternemingsformulier worden vast gelegd - in ieder geval moeten de begin- en eindgewichten in het monsternemingsformulier worden vastgelegd.
12
6.2.3
gestratificeerd aselecte monstername statische partij een toevalsgetal
t
ligt in het traject tussen 0 en 1
- definieer box om partij met X-max, Y-max en Z-max; - definieer zoveel strata c.q. vakken van gelijke grootte als er grepen zijn; - bepaal met behulp van toevalsgetallen binnen elk vak de greeplocatie (x,y)-coördinaat;
x = t * X max vak i y = t * Ymax vak i - bepaal aan de hand van de dikte ter plekke (Zmax) mbv een toevalsgetal de diepte (d) waarop de greep genomen moet worden (z-coördinaat)
z = t * Z max plek ( xi ; yi )
- leg de greeplocatie vrij met boor of graafmachine; - neem de greep met monsternameapparaat (waarbij diameter monsternameapparaat minimaal 3 maal D95 groot is) E.e.a. beschreven in het monsternemingsplan en –verslag. 13
6.2.4
gestratificeerd aselecte monstername statische partij na het verplaatsen van de partij
zelfde als voorgaande, echter de greeplocaties worden vrijgelegd tijdens het verplaatsen van de partij E.e.a. beschreven in het monsternemingsplan en –verslag.
14
6.2.5 t/m 6.2.7
gestratificeerd aselecte monstername uit een materiaalstroom
Deel de gehele verplaatstijd (constante materiaalstroom) of de gehele verplaatshoeveelheid in evenveel strata als grepen. Bepaal per stratum mbv een toevalsgetal een tijd of hoeveelheid en neem de greep met het voorgeschreven apparaat op de voorgeschreven wijze (hier niet verder uitgewerkt)
15
6.2.10
houdbaarheid monsters
Binnen 24 uur overdragen aan het laboratorium. Binnen 3 dagen inzetten tbv analyse. Monsters die vluchtige stoffen bevatten (steekbussen) dienen reeds in het veld geconditioneerd te worden opgeslagen. Overige monsters dienen indien niet direct overgedragen aan het laboratorium in een koelcel te worden opgeslagen tot overdracht (e.e.a. conform NVN 7311). Asbestmonsters hoven niet gekoeld te worden opgeslagen, wel voorzien van asbeststickers Verplichting tot vermelden aanwezigheid asbest aan het laboratorium
16 17
-
Monsternemigsplan Monsternemigsverslag
Controlepunten rapport BRL 1000 versie 8 - 10112009.doc
Dient aan dezelfde kwaliteitseisen te voldoen als protocol 1001 Dient aan dezelfde kwaliteitseisen te voldoen als protocol 1001
16
nr.
par.
controlepunt
juiste beschrijving
18
Bijlage 7
Minimale onderdelen verslag conform protocol 1002
Zie bijlage 6 van VKB protocol 1001, versie 2.0:
Controlepunten rapport BRL 1000 versie 8 - 10112009.doc
ja / nee / nvt
17