Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid
De sanitair installateur
Brandweerleidingen en sprinklers
D E I N S
S A N I T A T A L L A T E
I U
R R
BRANDWEERLEIDINGEN EN SPRINKLERS
FONDS VOOR VAKOPLEIDING IN DE BOUWNIJVERHEID Koningsstraat 45 1000 Brussel Tel.: (02) 210 03 33 Fax: (02) 210 03 99 www.debouw.be
[email protected]
© Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid, Brussel, 2000. Alle rechten van reproductie, vertaling en aanpassing onder eender welke vorm, voorbehouden voor alle landen. D/1698/2000/23
2
VOORWOORD Toen het werkterrein van het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid werd uitgebreid tot de Voltooiingssector, werden de verantwoordelijkheden per beroep verdeeld over werkgroepen: de FVB-secties. Binnen de FVB-sectie «Sanitaire Installaties, Kunststoffen en Gas» werd reeds van bij de aanvang beslist om een leerboek te ontwikkelen. In de loop van de werkzaamheden kreeg het leerboek eerder het karakter van een naslagwerk voor opleiding. Met dit naslagwerk willen we een zo breed mogelijk publiek bereiken: de leerlingen, de volwassenen in opleiding, de opleiders, en last but not least... de sanitair installateur zelf. Ten behoeve van de lezer werd het naslagwerk opgedeeld in verschillende modules. Per afgeronde eenheid werd er telkens een boekje van een 40-tal pagina’s opgemaakt. Voor diegenen die zich meerdere boekjes, of de volledige reeks willen aanschaffen, werd een bijbehorende map ontwikkeld, om de boekdelen in op te bergen. De volledige structuur van het naslagwerk vindt u op de keerzijde van de cover. We hopen met dit werk een bijdrage te leveren tot meer uniformiteit in de opleiding en zijn er van overtuigd dat de leerlingen of cursisten met dit werk op een aangename wijze kunnen kennismaken met het zo veelzijdige beroep van «Sanitair Installateur». We willen hierbij al de leerkrachten danken die hun bijdrage hebben geleverd om dit omvangrijk werk te realiseren, evenals de firma’s die ons hebben geholpen bij de keuze van de illustraties en het corrigeren van sommige teksten. Speciaal willen we de heren N. De Pue (†) (past-voorzitter L.B.I.S. - Beroepsfederatie Sanitair, Gas en Dakbedekking) en G. Wouters (honorair voorzitter, Verenigde Lood- en Zinkbewerkers, Antwerpen) vermelden, die mee aan de wieg stonden van dit project en de verdere realisatie mogelijk maakten. Veel leesplezier.
Stefaan Vanthourenhout, FVB-Voorzitter.
WERKGROEP – Opmaak en eindredactie : De heer Boeynaems De heer Guisson De heer Ides De heer Michiels (NVBB - Louvain-La-Neuve) De heer Uten De heer Verhoeven – Coördinatie : De heer P. Becquevort 3
INHOUDSTAFEL MODULE IV: WATER HOOFDSTUK VI: BRANDWEERLEIDINGEN .........................................................................
5
VI.1.
INLEIDING ....................................................................................................................
5
VI.2.
SOORTEN BRANDEN EN BLUSMIDDELEN ...............................................................
6
VI.3.
DE ROL VAN DE BRANDWEER ..................................................................................
7
VI.4.
AANSLUITING ..............................................................................................................
7
VI.5.
LEIDINGAANLEG ..........................................................................................................
9
VI.6.
TAPPUNTEN .................................................................................................................. VI.6.1. Ondergrondse hydrant ....................................................................................... VI.6.2. Bovengrondse hydrant ....................................................................................... VI.6.3. Muurhydrant ....................................................................................................... VI.6.4. Muurhaspels .......................................................................................................
9 9 10 10 12
HOOFDSTUK VII: SPRINKLERINSTALLATIES ......................................................................
13
VII.1. INLEIDING .....................................................................................................................
13
VII.2. WERKINGSPRINCIPE ...................................................................................................
13
VII.3. DOEL VAN EEN SPRINKLERINSTALLATIE ................................................................
14
VII.4. SOORTEN INSTALLATIES ........................................................................................... VII.4.1. Natte sprinklerinstallaties ................................................................................... VII.4.2. Droge installaties ............................................................................................... VII.4.3. Pre-actionsystemen ........................................................................................... VII.4.4. Deluge-systemen ...............................................................................................
14 14 15 15 16
VII.5. SOORTEN SPRINKLERS .............................................................................................
16
VII.6. AANBEVELINGEN ........................................................................................................
18
VII.7. LITERATUURLIJST .......................................................................................................
18
4
HOOFDSTUK VI: BRANDWEERLEIDINGEN VI.1. INLEIDING De keuze voor water als blusmiddel is lang niet zo gek. Het is in grote hoeveelheden voorradig en relatief goedkoop. Door zijn geringe viscositeit is het gemakkelijk te vervoeren door leidingen en het vereiste pompvermogen is betrekkelijk gering. De specifieke warmte, eigen aan water, en de latente verdampingswaarde zijn groot, daardoor is er veel warmte nodig om water in stoom om te zetten. Deze warmte wordt onttrokken aan de vuurhaard waardoor deze afkoelt en de verbranding vertraagt.
BRON: NVBB - LOUVAIN-LA-NEUVE
5
VI.2. SOORTEN BRANDEN EN BLUSMIDDELEN De brandweer maakt een onderscheid tussen 4 categorieën branden en dito blusmiddelen.
Klasse
A Klasse
B Klasse
C Klasse
D
De branden volgens klasse : Droge branden van vaste stoffen. Blussen met water in gebonden of verstoven straal.
Branden van koolwaterstoffen of ontvlambare vloeistoffen : 1. die mengbaar zijn met water; 2. die niet mengbaar zijn met water. Volgens gevallen 1. en 2. hierboven zullen de blusmiddelen bestaan uit : water in verstoven vorm, schuim, halogeenkoolwaterstoffen, koolzuur of droge poeders.
Branden van gas of vloeibaar gas in de vorm van een steekvlam. Het verstoven water wordt alleen gebruikt voor het afkoelen van de houder.
Metaalbranden. Water is ondoeltreffend en gevaarlijk. Normaal geschikt zijn : koolzuur, droog poeder en zand. Branden veroorzaakt door elektrische stroom. Ze worden niet in een klasse opgenomen. Het normale procédé bestaat in het uitschakelen van de stroom en het gebruiken der blusmiddelen bestemd voor de brandende stoffen. Indien dit niet mogelijk is, zal men niet-stroomgeleidende blusmiddelen gebruiken die geen schade berokkenen aan de uitrusting zoals onder meer halogeenkoolwaterstoffen, koolzuur en droge poeders.
Bij branden van klasse D is het gevaarlijk, zelfs verboden om met water te blussen. Dit verbod wordt weergegeven door het volgende symbool.
6
VI.3. DE ROL VAN DE BRANDWEER Ondanks het bestaan van een aantal Belgische normen aangaande de keuze van de materialen is de brandpreventie en -bestrijding van een gebouw een concept dat samen met de Brandweercommandant van die regio moet besproken worden. Hij is het, die per project een preventieplan opstelt, waarin naast de leidingaanleg en de beschikbaarstelling van bluswater, ook veel aandacht wordt besteed aan de toegangsmogelijkheden voor het urgentieteam, de ontruiming van eventuele bewoners of tewerkgestelden, de aard van de brandende producten en hun weerslag ervan op het milieu enz.
VI.4. AANSLUITING Vroeger koos men voor natte of droge leidingen. Deze laatste worden in de praktijk nog zelden gebruikt omdat ze in geval van brand voor bijkomende problemen zorgden: traag vullen, luchtophoping, lekken door verdroogde dichtingsmaterialen. Eigenlijk waren ze bestemd om de tussen-komst van de brandweer te vergemakkelijken en fungeerden ze als het ware als verlengstuk tussen de brandweerpomp en de brandslang. Nu men in de drinkwaterleiding een perskoppelstuk voorziet, vervult de natte brandleiding in geval van water- of drukgebrek een gelijkaardige functie, zonder eerdergenoemde nadelen. Natte brandleidingen staan onder permanente druk zodat bij het opendraaien van een brandkraan op gelijk welke plaats bluswater voorhanden is. Deze leidingen worden bevoorraad door het waterleidingnet; indien nodig kan hierop een drukverhogingsgroep geplaatst worden. Zo er een waterreservoir aangelegd is, vraagt de brandweer hierop reeds een aanzuigleiding met voetklep te plaatsen, zodat bij brand geen kostbare tijd verloren gaat met de installatie op te gieten.
Drukverhogingsgroep 7
De aansluiting op het drinkwaternet kan gebeuren met rechtstreekse doorlaat, men betaalt dan het terbeschikkingsstellingstarief; ofwel met een watermeter van het WOLTMANN-type zoals b.v. de Kennedy-meter, die het drukverlies tot een minimum beperkt. De algemene afsluitkraan is steeds in de stand open verzegeld. Ter controle: een manometer voorafgegaan door een driewegenkraan. Op het schema type-aansluiting voor een verbruiksleiding met omloop en brandleiding vindt men onder nummer 17 de persmond met perskoppelstuk, dit is het leidingonderdeel waar de brandweer haar pompwagen of bijkomende watervoorraad kan op aansluiten. Let op • Het betreft hier een natte leiding, dus de persleiding is steeds gevuld met water, dat in de winter kan bevriezen met leidingbreuk als gevolg. Het verdient aanbeveling om bijkomend aan het schema op een vorstvrije plaats in het gebouw een terugslagklep met leegloopkraan te plaatsen. • Soms kan het belangrijk zijn dat het bluswater wordt vermengd met een katalysator om bepaalde reacties te bereiken of te voorkomen. Op dat moment brengt men een vreemde vloeistof in de leiding en dient men zich voor de aanleg ervan te schikken naar de normen van doseerinrichtingen zoals besproken in het hoofdstuk waterbehandeling.
Gevel- straatzijde
HORIZONTALE DOORSNEDE
Meet- en debiettoestellen
Omloop
Automatische brandblusinstallatie (Sprinkler, e.d.)
Verbruiksleiding
Niet-automatische brandblusinstallatie (haspels, slangen, e.d.) Brandleiding
Distributieleiding
Persleiding
(***) automatische sproeikoppen voor brandbestrijding onder rechtstreekse voedingsdruk en qua installatie en aansluiting vergelijkbaar met manueel bediende brandhaspels, worden niet als automatische brandblusinstallatie beschouwd.
VERKLARING 1 – T-stuk 2 – Schuifafsluiter (geopend) (*) = gesloten en verzegeld : met de omloop (facultatief) kan de bevoorrading verzekerd blijven bij werken aan de watermeter, de begrenzer en/of de keerklep van de verbruiksleiding. 3 – Uitbouwstuk 4 – Snelheidswatermeter (cf. NBN 713-010, art. 6.5.4.4.3) 5 – Keerklep 6 – Bochtstuk 7 – Verloopstuk (eventueel) (*) = DN 80/50 enkel te plaatsen in geval van brandleiding en verbruiksleiding DN50 (**) = niet te plaatsen in geval van brandleiding DN50 8 – Flens - flensstuk 9 – Volumewatermeter
10 – Mechanische debietbegrenzer (eventueel) 15 – Hoofdschuifafsluiter (minimum DN80, normaal in de stoep) van de aansluiting 16 – Schuifafsluiters (facultatief) voor beveiliging van de bevoorrading bij werken aan de distributieleiding 17 – Persmond met perskoppelstuk DN70 - V.I.V. 8200 (facultatief) 18 – Waterreservoir (aangesloten vgl. art. 38 van de technische voorschriften) 19 – Pomp OPMERKING : a) de brandleiding en de verbruiksleiding moeten van elkaar gescheiden zijn. b) de verbruiksleiding wordt voorzien van een verzegeld eindstuk met aftapkraan 1/2”. Dit verzegeld eindstuk mag door de installateur/abonnee verwijderd worden nadat de binneninstallatie door de watermaatschappij werd goedgekeurd. BRON: A.W.W. - ANTWERPEN
8
VI.5. LEIDINGAANLEG In hoogbouw moet de Ø van de standleiding minstens 70 mm bedragen. De minst begunstigde hydrant moet minstens 500 l/minuut leveren bij een minimumdruk van 2,5 bar. De installatie moet bovendien een minimaal waterdebiet kunnen geven van 30 m3/uur en dit gedurende 2 uren.
VI.6. TAPPUNTEN VI.6.1. ONDERGRONDSE HYDRANT Op plaatsen waar het verkeer of bepaalde situaties de aanwezigheid van bovengrondse uitvoeringen storend of hinderlijk vinden, wordt gekozen voor de ondergrondse hydrant. Om water te bekomen heeft de brandweer het nodige bij. Een standpijp met één of meer koppelingen wordt op die hydrant bevestigd. De aanwezigheid van dit type hydrant wordt aangegeven door een wit rechthoekig bordje, rood omrand, met een zwarte letter H.
Ondergrondse hydrant Standpijp
BRON: SICLI - BRUSSEL
BRON: PONT-à-MOUSSON (FRANKRIJK)
9
VI.6.2. BOVENGRONDSE HYDRANT
Wordt meer geplaatst op grote terreinen, winkelstraten en op alle plaatsen waar de hinder voor verkeer en dergelijke minimaal is, maar waar een goede zichtbaarheid primeert. Hij staat evenals de ondergrondse versie altijd onder druk en is vervaardigd uit gietijzer. Bovenaan bevindt zich een bedieningskraan en verder is hij voorzien van 1 tot 3 uitlaatmonden. Die zijn normaal afgedicht met een blindkoppelstuk om piraat-blussers te ontmoedigen.
BRON: PONT-à-MOUSSON (FRANKRIJK)
Belangrijk is de klepafsluiter met spui-inrichting. Wanneer de brandkraan wordt gesloten, gaat de klep automatisch spuien via de spuiopening die opent wanneer de druk onder de 0,3 bar daalt.
De lozingsduur mag niet langer zijn dan 10 minuten. Een luchtinlaat is voorzien, welke automatisch afsluit als de hydrant onder druk wordt gezet. Tegenwoordig kiest men meer en meer voor deze hydrant van het omwerpbaar type. Bij incident of aanrijding, breekt het bovendeel, maar de afsluiter blijft op de zitting.
VI.6.3. MUURHYDRANT Deze tappunten hebben steeds een Ø van 38 mm en een koppelstuk, bestemd voor een slang van 45 mm. Hij staat steeds onder de normale dienstdruk van 10 bar. Het openen van deze hydrant gebeurt door hoogstens 3 toeren te draaien, waarbij na de 2de toer reeds 90 % van het maximumdebiet moet voorradig zijn. In gesloten toestand is deze kraan verzegeld om te vermijden dat het tappunt voor andere doeleinden zou gebruikt worden. We hebben hier te maken met een natte brandleiding, installatie zonder watermeter en bereidstellingstarief. Regelmatig komt in documentatie en teksten de afkorting DSP voor. Dit staat voor Demi-raccord Symétrique Perskoppelstuk. Een Frans systeem dat sinds 1985 algemeen wordt aanvaard. Binnen het DSP-gamma maakt men een onderscheid tussen : • DSP-AE voor persuitlaten van 45 en 70 mm, • DSP-AR voor persuitlaten Ø 110 mm.
10
MUURHYDRANTEN • Brons
I. 6/4”
x U.45 – met Guilleminkoppeling alu – zonder grendel • Messing I. 2” x U.45 – met Guilleminkoppeling alu – zonder grendel • Messing I. 2-1/2” x U.70 – met Guilleminkoppeling alu – zonder grendel N.B. Kunnen met messing- of bronskoppelingen geleverd worden 6/4” Brons = NBN571.
BLINDKOPPELINGEN – ALU – MET KETTING EN S-HAAK • Ø 45 DSP met grendel • Ø 70 DSP met grendel • Ø 110 AR met grendel
TWEEVERDEELSTUKKEN – ALU • Ingang DSP-koppeling Ø 70 – alu – met grendel x 2 uitgangen DSP-koppelingen – Ø 45 – zonder grendel. Ventielafsluitkraan. • Ingang DSP-koppeling Ø 70 – alu – met grendel x 2 uitgangen DSP-koppelingen – Ø 45 – zonder grendel. Bolafsluitkraan (1/4 draai).
DRIEVERDEELSTUKKEN – ALU • Ingang DSP-koppeling Ø 70 – alu – met grendel x 2 uitgangen DSP-koppelingen Ø 45 en 1 uitgang DSP-koppeling Ø 70 – zonder grendel. Ventielafsluitkraan. • Ingang DSP-koppeling Ø 70 – alu – met grendel x 2 uitgangen DSP-koppelingen – Ø 45 – zonder grendel. Bolafsluitkraan (1/4 draai).
BRON: SOMATI - EREMBODEGEM
11
VI.6.4. MUURHASPELS Deze worden als vast appendage aangesloten op de normale waterleiding onder druk. Een afsluiter in messing van het type “bolkraan, kwartdraai” wordt op de toevoerleiding geplaatst. De haspel is voorzien van een slang uit synthetisch rubber van 20 m met Ø 3/4 of 30 m met Ø 1”. De straalpijp is voorzien van een driewegafsluiter, die de volgende mogelijkheden biedt: • gebonden straal, • sproeistraal, • sluitstand. De straalpijp kan alleen afgenomen worden als de bolkraan, die de watertoevoer op de haspel controleert, open staat.
Plaatsing 1. Plaats de voedingskraan tussen 0,8 m en 1,1 m van de begane grond (NBN S21-023). 2. Maak voor het boren van de gaten en de bevestiging gebruik van het bijgeleverde sjabloon. 3. Bevestig de slanggeleider 0,3 m rechts van de voedingskraan op gelijke hoogte van deze laatste.
BRON: WORMALD (BELGIE)
12
HOOFDSTUK VII: SPRINKLERINSTALLATIES VII.1. INLEIDING In grote distributiewinkels en meubelzaken met een andere dan een betonnen zoldering kan de plaatselijke brandweercommandant adviseren een sprinklerinstallatie te plaatsen. Verder is volgens artikel 52.9.3. van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB) het plaatsen van een sprinklerinstallatie verplicht in warenhuizen met een oppervlakte groter dan 2000 m2. Het systeem ontleent zijn naam aan het Engelse werkwoord to sprinkle wat zoveel betekent als spuiten, besproeien, besprenkelen. De eerste toepassing van dit systeem voert ons terug naar 1806. Een net van doorboorde leidingen was verbonden met een hoger gelegen reservoir. Het openen van de watertoevoer geschiedde door een stel koorden en gewichten, zodat bij brand het vuur de koorden zou doen breken. Reeds in 1812 ontstond het eerste element dat smolt bij een temperatuur van 44 oC. Een hedendaagse automatische sprinkler-installatie bestaat uit een net van leidingen met ondermeer een alarmafsluiter. Op de sprinklerleidingen worden de sprinklers gemonteerd. Het leidingnet staat onder druk van 1 of meer watertoevoeren.
VII.2. WERKINGSPRINCIPE De werking van een sprinklerinstallatie is als volgt. Wanneer bij het begin van een brand een nabijgelegen sprinkler door de opstijgende warmte een vooraf bepaalde temperatuur bereikt, dan opent hij automatisch en laat hij op onafgebroken wijze een vooraf bepaalde hoeveelheid water uitstromen. Kan 1 sprinkler de brand niet meester, dan worden de naastgelegen sprinklers eveneens aangesproken en treden ook die in werking.
13
VII.3. DOEL VAN EEN SPRINKLERINSTALLATIE Een sprinklerinstallatie heeft tot doel een brand te melden, te doven bij zijn ontstaan of de uitbreiding ervan te beletten zodat het doven door niet-automatische middelen of door de brandweer kan worden voltooid. De automatische sprinklerinstallaties omvatten een alarmsysteem dat tot doel heeft het in werking treden van de installatie te melden. Dit biedt de mogelijkheid tussenbeide te komen hetzij om de brand te helpen bestrijden, hetzij om de hoofdafsluiter na doving van de brand te sluiten en zo de waterschade te beperken.
VII.4. SOORTEN INSTALLATIES Algemeen onderscheidt men 4 soorten installaties: • Standaarduitvoeringen: – natte sprinklerinstallaties, – droge sprinklerinstallaties. • Speciale uitvoeringen:
– pre-actionsystemen, – deluge-systemen.
VII.4.1. NATTE SPRINKLERINSTALLATIES Zijn installaties die te allen tijde gevuld zijn met water onder druk, zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts van de alarmklep. Het is vanzelfsprekend dat een dergelijke installatie moet beschermd worden tegen vorst. Een nat systeem wordt toegepast in ruimten waar de temperatuur niet onder 10 °C en boven 95 °C komt.
Automatische sprinklers
Hydraulische alarmbel Terugslagklep Brandweeraansluiting
Alarmklep Afsluitkraan
Testsprinkler
Leeglooppunt
Watertoevoer
Waterdruk BRON: WORMALD (BELGIE)
14
VII.4.2. DROGE INSTALLATIES Zijn installaties waarvan het leidingnet stroomafwaarts van de alarmklep steeds met samengeperste lucht gevuld is en met water onder druk stroomopwaarts van deze afsluiter. De installaties worden alleen toegelaten in lokalen waar vorstgevaar bestaat of in ruimten waar temperaturen heersen boven 95 °C zoals b.v. droogovens. Na het openspringen van de sprinkler zal de lucht dus eerst moeten uitstromen, waardoor dit systeem trager werkt.
Automatische sprinklers
Hydraulische alarmbel Terugslagklep Brandweeraansluiting
Klep Afsluitkraan Testsprinkler
Leeglooppunt Terugslagklep
Watertoevoer
Verwarmde behuizing (anti-vorst lokaal)
Waterdruk
Perslucht BRON: WORMALD (BELGIE)
VII.4.3. PRE-ACTIONSYSTEMEN (OF GECOMMANDEERDE SPRINKLERINSTALLATIES) Een gecommandeerde sprinklerinstallatie is een combinatie van een droge sprinklerinstallatie en een in dezelfde zones als de sprinklers geplaatste onafhankelijke automatische brandmeldinstallatie. Dit systeem wordt toegepast in ruimten waar uit vrees voor waterschade, water als blusmiddel in uiterste nood mag aangewend worden. Alvorens water in het leidingnet stroomt moeten eerst de brandmelders de alarmklep openen. 1 Afsluitkraan 2 Alarmklep 3 Terugslagklep 4 Solenoïde afsluiter 5 Alarm-drukventiel 6 1,5 PSI (0,10 bar) lage druk alarmschakelaar 7 Controle persluchtsysteem 8 Hydraulische alarmbel 9 Gesloten sprinklerkop 10 Sturingspaneel 11 Manuele besturing 12 Alarmbel of zwaailicht 13 Sirene 14 Detectoren
Waterdruk (in verbinding Atmosferische druk met de buitenlucht) 1,5 PSI (0,1 bar) druk
BRON: WORMALD (BELGIE)
15
VII.4.4. DELUGE-SYSTEMEN Dit zijn systemen uitgerust met open sprinklers of sproeiers die gevoed worden door een snelopenende afsluiter. Deze systemen worden in werking gesteld door hetzij een brandmeldinstallatie, hetzij door pilootsprinklers in dezelfde zone geplaatst als de open sprinklers.
1 Afsluitkraan 2 Alarmklep 3 Solenoïde afsluiter 4 Alarm-drukventiel 5 Hydraulische alarmbel 6 Open sprinklerkop 7 Sturingspaneel 8 Manuele besturing 9 Alarmbel of zwaailicht 10 Sirene 11 Detectoren
Waterdruk Atmosferische druk (in verbinding met de buitenlucht)
BRON: WORMALD (BELGIE)
VII.5. SOORTEN SPRINKLERS Er bestaan verschillende soorten sprinklers. De verscheidene soorten sprinklers verschillen door de vorm en de stand van de spreiplaat, door de diameter van de opening en door hun werkingstemperatuur. De werkingstemperaturen van de sprinklers zijn begrepen tussen 57 °C en 250 °C en worden aangeduid door een codekleur. De vorm van de spreiplaat is bepalend voor de grootte van de waterdruppels en bepaalt of het een sprinkler voor staande of hangende montage betreft. Gewone sprinklers: deze zijn zo ontworpen dat ze een halfbolvormige waterspreiding veroorzaken en waarbij een deel van het water naar het plafond gericht is. BRON: WORMALD (BELGIE)
upright
pendent
Gewone sprinklers: met glaspatroon (“bulb”) 16
upright
pendent
Gewone sprinklers met smeltlood
“Spray”-sprinklers of paraplu-sprinklers: deze veroorzaken alleen een halfbolvormige waterspreiding onder de spreiplaat. BRON: WORMALD (BELGIE)
upright
pendent
Spray-sprinklers: met glaspatroon (“bulb”)
upright
pendent
Spray-sprinklers met smeltlood
Wandsprinklers (“Side-wall”-sprinklers): deze zijn ontworpen om langsheen de muren te worden geplaatst en veroorzaken een kwart-bolvormige waterspreiding. BRON: WORMALD (BELGIE)
Wandsprinklers: met glaspatroon (“bulb”)
Wandsprinklers met smeltlood
17
VII.6. AANBEVELINGEN die dienen verstrekt te worden bij het plaatsen van een sprinklerinstallatie. 1. Bepaling van de beschermingsklas rekening houdend met de hoeveelheid en de reactie bij brand van de inhoud van de te beschermen gebouwen (soort bedrijvigheid, aard en stapelhoogte van de goederen). Deze bepaling kan bekomen worden rechtstreeks bij de ondercommissie voor brandpreventie van de BVVO of in samenwerking met de brandverzekeraar die de gebouwen waarborgt tegen deze risico’s. Ze slaat op : – de oppervlakte die gelijktijdig moet besproeid kunnen worden; – het waterdebiet in liter/minuut en per m2; – de tijdsduur gedurende dewelke de installatie moet kunnen werken. 2. Een bestek vragen of maken dat rekening houdt met de reglementering op sprinklerinstallaties (uitgegeven door de Beroepsvereniging der Verzekeringsondernemingen, de Meeûs-plantsoen 29, 1000 Brussel). 3. Een contract onderwerpen aan het aanvaarden van de installatie door het controle-organisme hiertoe gemachtigd door de in België werkende verzekeringsmaatschappijen.
VII.7. LITERATUURLIJST Technische reglement van automatische blusinstallaties (uitgegeven door de BVVO) NBN S 21 - 027
Watervoorziening voor automatische hydraulische blusinstallaties.
NBN S 21 - 028
Technologie van de automatische sprinklerinstallaties en gemeenschappelijke bepalingen voor alle inrichtingen.
NPPA 13
Standard for the installation of sprinkler systems.
Nuttig adres: NVVB
NATIONALE VERENIGING VOOR BEVEILIGING TEGEN BRAND EN BINNENDRINGING. Hoofdzetel: Parc Scientifique 1348 LOUVAIN-LA-NEUVE Tel.: 010 / 47 52 11 Fax: 010 / 47 52 70 Tweede opleidingscentrum Vilvoordsesteenweg 300 1120 NEDER-OVER-HEEMBEEK
18
19
Drukkerij Schaubroeck, Nazareth 20
handboeken De sanitair installateur •• Overzicht beschikbare handboeken •• Tekenen: conventies, normen, symbolen en definities
•• Aanleg van waterleidingen
•• Tekenen: planlezen voor de sanitair installateur
•• De sanitair warmwaterbereiding
•• Leidingen in lood •• Leidingen in koper •• Leidingen in gietijzer
•• Sanitair kraanwerk •• Brandweerleidingen en sprinklers •• Waterafvoer
•• Leidingen in staal
•• Gas : Van oorsprong tot distributie - De binneninstallatie
•• Kunststoffen: algemeen
•• De verbranding van gas
•• Leidingen in PVC-U, PVC-C
•• Gas : De huishoudelijke toestellen - Ventilatie en schoorstenen
•• Leidingen in PE, VPE, sandwichbuis •• Leidingen in PPR, sandwichbuis •• Leidingen in ABS, PB
•• De sanitaire toestellen •• Aanverwante technologieën
•• Leidingen in gresbuis
•• Elektriciteit voor de sanitair installateur
•• Het bereiden van drinkwater - Waterbehandeling en drukverhoging
•• De sanitair installateur - Lege klasseermap
•• Scheikunde en fysica voor de sanitair installateur
Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid