Brand in parkeergarages Risicoafwegingen in relatie tot brandveiligheidsvoorzieningen
De Brandweeracademie is onderdeel van het Instituut Fysieke Veiligheid.
1
Recente branden in Nederlandse parkeergarages Amsterdam - Spaarndammerdijk Op 28 augustus 2013 raakte in een ondergrondse parkeergarage aan de Spaarndammerdijk in Amsterdam een auto in brand. De brandweer schaalde de brand op naar zeer grote brand, in verband met de appartementen en een supermarkt die zich boven de garage bevinden. De omgeving werd afgezet. De supermarkt werd in verband met de rookontwikkeling ontruimd. Aan de bewoners van de appartementen werd geadviseerd hun ramen en deuren gesloten te houden.
Utrecht - Kanaleneiland Op 29 juni 2013 om 20:49 uur ontstond brand in een aanhanger in een parkeergarage onder een appartementencomplex aan de Battutalaan (Kanaleneiland) in Utrecht. De brandweer had grote moeite de brandhaard te bereiken, doordat veiligheidsschotten naar beneden waren gezet door het brandmeldsysteem. Automatische stalen deuren verhinderden op diverse plaatsen de toegang tot de garage. Nadat twee schermen door de brandweer waren verwijderd, werd met ventilatoren de garage geventileerd tot ongeveer 00.30 uur. Er waren geen gewonden, één persoon met ademhalingsproblemen werd nagezien door de ambulancedienst. In totaal hebben negenendertig auto’s, drie motoren en een quad rooken roetschade opgelopen. Er was ook veel rook- en roetschade aan de garage. Een pvc-afwateringspijp aan het plafond smolt en is op een voertuig terechtgekomen.
2
Inleiding De bestrijding van branden in parkeergarages levert in veel gevallen problemen op. Recente branden (Appelaar, Lloyds en Markenhoven) hebben dat ook aangetoond1, 2, 3. Eén brandende auto kan in relatief korte tijd zó veel rook produceren, dat ontvluchting lastig wordt en de brandweer door de rook veel moeite heeft de brandhaard of de terugweg naar buiten te vinden. Het is, ondanks de aangebrachte voorzieningen in een parkeergarage, niet altijd veilig voor de brandweer om naar binnen te gaan en de brand te bestrijden (offensieve binneninzet)4. Daardoor kan de brand escaleren en tot grote schade leiden. Het feit dat er wordt voldaan aan de wettelijke bepalingen uit het Bouwbesluit5 eventueel in combinatie met aanvullende nietwettelijke leidraden en handreikingen6 is geen garantie voor een veilig, effectief en efficiënt brandweeroptreden en/of beperking van de schade. De wettelijke bepalingen zijn gericht op een veilige ontvluchting van personen en het voorkomen van branduitbreiding naar de belendingen. Schadebeperking aan het pand zelf (en aan de inhoud van het
pand) is geen doelstelling van de wet. Schadebeperking is ook geen wettelijke doelstelling van een eventuele inzet van de brandweer, maar natuurlijk wel een neveneffect dat ontstaat door effectief en efficiënt brandweeroptreden. Op dit moment werkt de brandweer aan een nieuwe doctrine voor brandbestrijding. De brandweerdoctrine wordt ontwikkeld om in veranderende bebouwde omgeving de mogelijkheden van repressief optreden te verbreden, opdat de brandweer veilig, efficiënt en doeltreffend kan optreden. Tot nu toe zijn richtlijnen6, 7 of normen8 vaak gebaseerd op een binneninzet van de brandweer of op het gecontroleerd laten uitbranden. In de nieuwe doctrine baseert de brandweer meer dan voorheen haar inzettactiek op het te bereiken doel van de inzet. Zij kiest daartoe de, voor brandweermensen, veiligste en meest effectieve inzettactiek. In de praktijk zal de brandweer daarom alleen voor een binneninzet kiezen als het doel en de veiligheid van brandweermensen met elkaar in verhouding staan. Dat betekent dat de brandweer geen resultaatsgarantie afgeeft voor de inzet,
3
Veldhoven - Hagerpad Op donderdagavond 27 december 2012 ontstond rond 18:15 brand in een parkeergarage in Veldhoven. De garage is gelegen onder een appartementencomplex met zestig woningen en bood ruimte aan ongeveer vijftig auto’s. Het betrof een volgens NEN 2443 ‘open’ niet mechanisch geventileerde parkeergarage (maar dat houdt niet in dat dit ook een nietbesloten ruimte is zoals bedoeld in het Bouwbesluit 2012). De woningen zijn ontruimd. De brandweer is ongeveer een uur bezig geweest het vuur te blussen. Er zijn zeven auto’s zwaar beschadigd geraakt. De bewoners konden pas maandag 31 december weer terug naar hun woning en hebben tot die tijd elders moeten verblijven. Het hele weekend is gewerkt om de nutsvoorzieningen (leidingen en riool), die door de brand beschadigd raakten, te herstellen. In sommige appartementen werden telefoon, tv en internet pas later definitief hersteld. De appartementen zelf hebben nauwelijks schade opgelopen. Er hing wel in sommige appartementen een rooklucht. Een deel van de garage is in eerste instantie uit voorzorg gestut. Er zijn geen gewonden gevallen door de brand. Wel had één persoon ademhalingsproblemen door inademing van rook.
maar wel haar uiterste best zal doen (inspanningsverplichting). De relatie tussen preventieve voorzieningen, de mogelijkheden voor brandbestrijding en het beperken van de effecten daarvan, is daarmee belangrijker geworden dan voorheen. De brandweer adviseert om bij het bouwproces een risicoanalyse te maken en op basis van die risicoanalyse te bepalen welk scenario acceptabel is, de hiervoor benodigde (preventieve) voorzieningen te treffen en het bijhorende (acceptabele) restrisico (bestuurlijk) vast te leggen. Door na te denken over de te accepteren restschade door brand, kan een afweging gemaakt worden welke maatregelen genomen moeten worden. Heeft een parkeergarage weinig ‘afhankelijkheden’, dan geeft het wellicht minder problemen als een garage bezwijkt of voor langere tijd afgesloten is na een brand. Zijn er echter veel afhankelijkheden door meervoudig ruimtegebruik (aangrenzende of bovenliggende bebouwing, infrastructuur), dan is het waarschijnlijk niet eens wenselijk dat een brand zich kan ontwikkelen tot een brand in meer dan één auto. In deze brochure worden realistische scenario’s aan mogelijke brandbeveiligingsmaatregelen in parkeergarages gekoppeld. Aan de hand van deze scenario’s worden de meest waarschijnlijke keuzes van de brandweer en de daaropvolgende restschade beschreven. Het beschreven optreden van de brandweer sluit aan bij de brandweerdoctrine (kwadrantenmodel)4. De adviseur risicobeheersing van de brandweer kan deze brochure gebruiken om de opdrachtgever of projectontwikkelaar van een parkeergarage inzicht te geven in en te ondersteunen bij het maken van keuzes voor de toe te passen brandbeveiligingsmiddelen, om zo te komen tot een acceptabel restrisico. De brochure schrijft níet voor welke keuzes de opdrachtgever of projectontwikkelaar van een parkeergarage moet maken. De brochure biedt wel ondersteuning bij de keuze welk restrisico geaccepteerd wordt en inzicht in het meest waarschijnlijke brandweeroptreden bij de gemaakte keuze. De verantwoordelijkheid voor het accepteren van het restrisico ligt bij de opdrachtgever/exploitant, de verzekeraar en - ten behoeve van de vergunningverlening - bij het bevoegd gezag. De brandweer kan helpen om inzicht te geven in de gevolgen van een brand en de (on) mogelijkheden van repressief optreden door de brandweer.
4
5
Kenmerken van parkeergarages Parkeergarages in stedelijk gebied zijn vaak ingeklemd tussen aangrenzende en bovenliggende bebouwing, openbaar vervoer knooppunten, wegen en andere gebruiksfuncties. Dat maakt de onderlinge afhankelijkheden vaak groot. Parkeergarages in minder stedelijk gebied zijn misschien minder ingeklemd tussen aangrenzende of bovenliggende bebouwing, maar vervullen toch een grote (economische) functie voor winkelgebieden of evenementen. De wetgeving voor de brandbeveiliging van nieuw te bouwen parkeergarages tot een brandcompartimentsgrootte van 1.000 m2 (ongeveer veertig parkeerplaatsen) is vastgelegd in het Bouwbesluit 2012. Voor parkeergarages met een groter brandcompartiment dan 1.000 m2 geldt het gelijkwaardigheidsbeginsel, zoals dat is opgenomen in het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit is erop gericht om mensen veilig te kunnen laten vluchten. De verdere gevolgen van een brand vallen buiten het aandachtsgebied van het besluit, behoudens branduitbreiding en schade naar belendingen. In het Bouwbesluit worden voor parkeergarages kleiner dan 1.000 m2 geen specifieke voorzieningen voorgeschreven die de kans op een effectieve inzet van de brandweer 6
vergroten, zoals plaatsbepaling (detectie van de brand) en snelle alarmering van de brandweer. Voor parkeergarages met meerdere brandcompartimenten worden wel voorzieningen voor automatische detectie (interne alarmering) voorgeschreven, maar geen doormelding naar de brandweer. In parkeergarages groter dan 1.000 m2 wordt (globaal) gekozen voor compartimentering, ventilatie of sprinklers. Compartimentering wordt toegepast om het gebouw aan de prestatie-eisen van het Bouwbesluit te laten voldoen. Compartimentering is echter bij grote oppervlakken vaak niet praktisch uitvoerbaar. Ventilatie of sprinklers worden dan vaak toegepast als gelijkwaardige oplossing. Basisventilatie moet over het algemeen toch al geïnstalleerd worden om te voorkomen dat er te hoge concentraties uitlaatgassen in de garage ontstaan. Een uitbreiding van het aan te leggen systeem lijkt vaak goedkoper dan de aanleg van een sprinklerinstallatie. Ventilatie kan uitgevoerd worden, gericht op het creëren van zicht op de brand, conform de (nieuwe) NEN 60988. Het doel hiervan is het ondersteunen van de brandweerinzet bij een brand (zicht op de brand en rookvrije aanvalsroute).
7
NEN6098 De norm NEN6098 geeft beoordelingscriteria voor het toetsen van rookbeheersingssystemen in mechanisch geventileerde parkeergarages. NEN6098 wordt gehanteerd als uitgangspunt voor advisering voor geventileerde parkeergarages.
Uitgangspunten NEN6098 is beperkt tot ‘gewone’ mechanisch geventileerde parkeergarages, waarin wordt uitgegaan van circa één auto per ongeveer 25 m2 gebruiksoppervlakte. Het brandscenario voor dergelijke situaties is in het algemeen beperkter dan in de situatie waarin auto’s dichter opeen worden geparkeerd. Automatische en semi-automatische parkeergarages behoren niet tot het toepassingsgebied van deze norm. In de norm wordt gesteld dat deze uitsluitend van toepassing is, indien binnen zeventien minuten (tabel 1 van NEN6098) na detectie met blussen kan worden aangevangen. De ontwerpbrand is een autobrand waarbij drie auto’s gelijktijdig betrokken zijn. Een rookbeheersingssysteem (conform NEN6098) wordt toegepast voor één van de volgende doelstellingen: > beperking rookverspreiding De mogelijkheden voor een binneninzet of het zoeken naar slachtoffers worden er door bevorderd. > zicht op de brand Zicht op de brand moet worden gerealiseerd tot 27 minuten na detectie, om de mogelijkheden voor repressie door de brandweer te verbeteren. > nacontrole Het doel van de nacontrole is om de garage zodanig te ventileren dat binnen veertig tot zestig minuten na detectie van de brand de rookdichtheid zo ver is teruggelopen dat de brandweer de garage kan doorzoeken. De norm geeft ook aan dat naarmate een brandcompartiment groter is, normaal gesproken zwaardere voorzieningen nodig zijn om het beoogde veiligheidsniveau te realiseren. Dit kan gelden voor het veiligheidsniveau ten aanzien van de risico’s op branduitbreiding, 8
maar evenzeer voor het veiligheidsniveau ten aanzien van de risico’s op slachtoffers. Bij het kiezen van de voorzieningen om het beoogde veiligheidsniveau te realiseren kan rekening worden gehouden met de aanwezigheid van een brandmeldinstallatie en met een brandweeroptreden. Met voorzieningen in de garage (snelle detectie, ventilatie, zicht op de brand) kan de brand sneller worden ontdekt en geblust. De gebruikte brandcurve is gebaseerd op de door TNO aangegeven ontwerpbrand uit 1999. Bij de proeven van TNO is aangegeven dat de brand tien tot vijftien minuten na de eerste auto kan overslaan naar de ernaast geparkeerde auto’s (afhankelijk van onder andere de onderlinge afstand). De vermogenscurve voor één auto is een veilige (conservatieve) inschatting van het vermogen dat volgens TNO vrijkomt. Dat na vijftien minuten in de ontwerpcurve van deze norm drie auto’s in brand staan, mag daarom volgens TNO als een conservatief scenario worden beschouwd. Door veranderingen in materiaalgebruik is het vermogen de laatste jaren weliswaar gestegen, maar aangezien deze brandcurve is gebaseerd op een grote hoeveelheid (namelijk achttien) proeven en de benadering conservatief is, wordt deze curve door TNO representatief geacht voor de komende jaren.
Kanttekeningen De brandcurve die gehanteerd wordt in de NEN6098 is gebaseerd op drie auto’s. Echter, uit gegevens van recente branden in parkeergarages in Nederland (maar ook in het buitenland) blijkt dat er vaak meer auto’s in brand gaan dan de voorspelde drie. In Parijs is in 2001 in opdracht van de brandweer een inventarisatie gemaakt van branden in ondergrondse parkeergarages in enkele grote steden van Europa. Volgens die statistieken blijft 97% van die branden beperkt tot maximaal vier auto’s. In bovengrondse parkeergarages zijn geen gevallen geregistreerd waarbij meer dan drie auto’s betrokken zijn. Er zijn twee branden geregistreerd in ondergrondse parkeergarages waarbij zeven auto’s bij de brand betrokken zijn geraakt. In Nederland blijkt uit recente branden in parkeergarages dat relatief kleine branden grote gevolgen kunnen hebben. Ook blijkt dat bij branden in Nederlandse garages meer dan vier auto’s betrokken kunnen raken.
9
Onderzoek2 van TNO toont aan dat de verbrandingswaarde van 5.020 MJ per auto niet meer realistisch is en verhoogd zou moeten worden naar 6.650 MJ. Ook wordt ervan uitgegaan dat de brandweer na twintig minuten begint met het bestrijden van de brand. Hierbij is de aanwezigheid van een brandmeldinstallatie het uitgangspunt. Het uitgangspunt dat de brandweer na twintig minuten begint met het bestrijden van de brand, is echter niet altijd realistisch gebleken. Onderzoek van de Universiteit Gent9 laat zien dat de ventilatiecapaciteit om rook af te voeren enorm groot moet zijn (een ventilatievoud van tien is nog veel te weinig). Bestaande garages voldoen hier over het algemeen niet aan. Nieuwe garages (ook al zijn die gedimensioneerd op ‘zicht op de brand’) ook lang niet altijd. In het onderzoek wordt gewaarschuwd voor het ontwerp en de beproeving van het ventilatiesysteem met koude rook. De verschillen tussen (koude) luchtsnelheden aan de inlaat van de ventilatie en vereiste luchtsnelheden voor warme rook bij de afzuiging kunnen substantieel zijn. De benodigde luchtsnelheden voor extractie van rook bij brand zijn dan veel te laag. Dit heeft te maken met het verschil in dichtheid van warme en koude rook. Doordat bij een snel escalerende brand het zicht in de garage ernstig beperkt is, kan de brandweer de brandhaard niet snel genoeg vinden. De intensiteit van de brand zal dusdanig toenemen dat de bestrijding ervan een probleem wordt. Dit heeft gevolgen voor de constructie van de garage en de aangrenzende of bovenliggende bebouwing. Die lopen daardoor mogelijk aanzienlijk meer schade op dan de NEN6098 voorspelt. Woningen kunnen voor langere tijd onbewoonbaar worden en doorgangen naar winkelgebieden of openbaar vervoervoorzieningen voor langere tijd onbruikbaar. De kosten voor herstel zijn vaak groot. De onrust onder de omwonenden, die een brand in een parkeergarage onder bijvoorbeeld een woongebouw veroorzaakt, is uiteraard lastig in geld uit te drukken.
Keuze brand beveiligingsmaatregelen en waarschijnlijke scenario’s bij brand Uiteraard beginnen brandjes altijd klein en kunnen ze in het beginstadium waarschijnlijk nog wel geblust worden. Het duurt echter meestal enige tijd voordat de brand wordt ontdekt en de brandweer aanwezig is, zodat een brand de kans krijgt zich te ontwikkelen. Slaat een brand eenmaal over naar een volgend voertuig, dan neemt de hitte toe en dus ook de kans op escalatie van het incident. Branduitbreiding kan normaliter langs twee wegen plaatsvinden: ‘bovenlangs’ door overslag van het ene naar het andere voertuig of ‘onderlangs’ door brandende gelekte brandstof die zich over de vloer verspreidt. Branduitbreiding bovenlangs duurt onder normale omstandigheden gemiddeld ongeveer 12 minuten. Analyse van brandproeven laat zien dat plastic benzinetanks gemiddeld na 25 minuten lek raken of scheuren. Pas dan ontstaat een vloeistofbrand op de vloer onder de naast geparkeerde auto’s, die één tot enkele minuten duurt en tot brandoverslag leidt (meerzijdig). Er zijn ook cases bekend van branduitbreiding via bijvoorbeeld kabelgoten en zelfs auto’s die door de brand startten. Om een brand beheersbaar te houden zijn momenteel drie brandbeveiligingsmaatregelen gangbaar, namelijk: 1. compartimentering (wettelijk voorschrift) 2. ventilatie (gelijkwaardigheid) 3. actieve blussystemen (gelijkwaardigheid). Deze drie mogelijkheden hebben beperkingen en voordelen ten aanzien van de kans dat de brandweer een effectieve repressieve binneninzet zal kunnen doen. In de volgende beschrijvingen van toe te passen brandveiligheidsmaatregelen, is steeds uitgegaan van een brandoverslag naar volgende voertuigen. Daarbij is buiten beschouwing gelaten of dit ‘bovenlangs’ of ‘onderlangs’ is.
10
11
1. Compartimentering Als volgens de prestatie-eisen van het Bouwbesluit wordt gekozen voor indeling van de parkeergarage in brandcompartimenten, moet de brand gedurende een bepaalde tijd in het compartiment blijven waar de brand ontstaat. Het compartiment mag in zijn geheel uitbranden. Na deze tijd is het mogelijk dat de brand overslaat naar een naastgelegen compartiment. De eis om de omvang van een brandcompartiment te beperken heeft als doel om een eenmaal ontstane brand beheersbaar te houden en te voorkomen dat personen buiten het compartiment bedreigd worden door de brand. Er wordt in het Bouwbesluit5 van uitgegaan dat de brandweer binnen dertig minuten na het ontstaan van de brand de blussing heeft ingezet. De brandweer heeft dertig minuten om de brand onder controle te krijgen, waarbij de brand binnen de grenzen van het compartiment blijft. Deze uitgangspunten gelden ook voor parkeergarages, maar zijn afhankelijk van de uitvoering van de garage en de ontwikkeling van de brand in de praktijk niet altijd realiseerbaar. Bij veel bovengrondse garages wordt voor het bepalen van de gelijkwaardigheid gekeken naar de mogelijkheid van het toepassen van het begrip ‘niet besloten ruimte’ volgens de criteria uit de NEN2443. Hierbij moeten onder andere minstens twee tegenover elkaar gelegen wanden buitenwanden met openingen zijn. De natuurlijke ventilatie moet gewaarborgd zijn. Samen met het beeld dat er in een parkeergarage niet meer dan vier auto’s tegelijkertijd zullen branden, vormt dit een manier om de omvang van het brandcompartiment uit te kunnen breiden. Een niet-besloten (volgens NEN2443) of natuurlijk geventileerde parkeergarage is echter niet vergelijkbaar met een buiten luchtsituatie (niet-besloten ruimte volgens het Bouwbesluit 2012). Bij open garages groter dan 1.000 m2 is de brandweer niet in staat om veilig op te treden zonder extra voorzieningen in de parkeergarage. De brandweer moet in een natuurlijk geventileerde garage volgens NEN2443 veelal rekening houden met slechtere omstandigheden dan in een mechanisch geventileerde garage. Overigens impliceert dit niet dat een mechanisch geventileerde parkeergarage wel een veilig optreden mogelijk maakt.
12
13
Scenario brand in een gecompartimenteerde garage Brand zal zich verspreiden door het compartiment. De hitte zal zeer intens zijn, mede door het relatief lage plafond en de hoge vuurlast. De brandweer heeft waarschijnlijk geen zicht op de brand door de zware rookontwikkeling. De kans op desoriëntatie van brandweermensen is groot. Het is niet waarschijnlijk dat zij de brandhaard snel kunnen vinden. Omwille van de eigen veiligheid zal de brandweer niet snel kiezen voor een offensieve binneninzet4. Zij kiest hoogstwaarschijnlijk voor een buiteninzet of een defensieve binneninzet, waarbij het betreffende compartiment zal uitbranden. De schade aan de bouwconstructie is naar verwachting zeer groot. De kans op schade aan aangrenzende compartimenten en gebouwdelen ook. De hersteltijd van de garage zal lang zijn en de kosten hoog. Aangrenzende gebouwdelen zijn wellicht langere tijd niet bruikbaar.
Brand in twee natuurlijk geventileerde garages Rotterdam - Lloydstraat2 Op 1 oktober 2007 brak brand uit in de parkeergarage onder het woongebouw Harbour Edge aan de Lloydstraat in Rotterdam. De parkeergarage bestaat uit zeven lagen, die met een hoogteverschil van 1,5 meter links en rechts van de kern van het gebouw gepositioneerd zijn. De oppervlakte van de parkeergarage is ongeveer 2.100 m2. Dit is tevens de grootte van het brandcompartiment. In de garage kunnen ruim zestig voertuigen gestald worden. Op de brandverdieping waren tien parkeerplaatsen. De garage wordt op natuurlijke wijze geventileerd (voldoet ook aan de uitgangspunten van natuurlijke ventilatie NEN2443). Er is geen aanvullende ventilatie aanwezig. Er is geen brandmeldinstallatie aanwezig. De brand werd om 4:16 uur ’s morgens gemeld door bewoners. Bij aankomst van de brandweer (4:22 uur) was er sprake van een uitslaande brand via twee gevelopeningen. De inzet van de brandweer was in eerste instantie gericht op de veiligheid van de nog in het gebouw aanwezige bewoners. Op de brandverdieping was door de rookontwikkeling weinig zicht. Vermoedelijk brandden er bij aankomst van de brandweer twee à drie auto’s. Om 4:32 uur vond een inzet plaats via de droge blusleiding. Om 4:48 uur was de ontruiming voltooid en werd ook begonnen met de inzet van een waterkanon vanaf de blusboot. Om 5.01 uur startte de brandweer met nablussen. Tijdens het incident functioneerde de brandweerlift niet, doordat de liftschacht tot aan de begane grondvloer volgelopen was met water. De doorvoer van de apparatuur was hoogstwaarschijnlijk niet voldoende waterdicht uitgevoerd. Doordat de slangen van de droge blusleiding in het trappenhuis door de deur naar de brandverdieping gelegd moesten worden, was één van de trappenhuizen van het
14
15
woongebouw tijdens de brand niet meer toegankelijk voor de ontruiming. Het gebouw aan de Lloydstraat is minder dan vijftig meter hoog, waardoor rooksluizen niet verplicht zijn volgens het tijdens de vergunningsaanvraag van kracht zijnde Bouwbesluit. De brandweer heeft hierdoor de blussing tijdelijk moeten onderbreken om vluchtende bewoners voorrang te geven. Er is namelijk geconstateerd dat het voor vluchters onlogisch en verwarrend is, om tijdens vluchten te wisselen van trappenhuis. Hoewel het verloop van de brand en de inzet van de brandweer vrijwel ‘volgens het boekje’ zijn gegaan, was de schade groot. De constructie van het gebouw raakte zwaar beschadigd door de hitte van de brand. Tijdens en enige tijd na de brand zijn delen van de vloer bezweken. Bij de brand zijn vijf personenauto’s volledig uitgebrand, één auto was voor 75% verbrand en één auto had schroei- en smeltschade. Van de tien parkeerplaatsen waren er drie niet in gebruik. Het is niet ondenkbaar dat de brand groter geweest zou zijn wanneer alle plaatsen bezet waren geweest. De vraag rijst nu of brandbeveiligingsinstallaties een wezenlijke invloed op het verloop van de brand hadden kunnen hebben. Brandmeldinstallatie In een parkeergarage onder een woongebouw is geen toezicht door middel van camera’s of iets dergelijks. Brand wordt pas gemeld wanneer bewoners wakker worden van geluiden van de brand (vallende constructieonderdelen en klappende banden). Volgens normatief brandverloop is dit na dertien minuten. Volgens het uitgangspunt van het Bouwbesluit moet binnen vijftien minuten na het ontstaan van een brand die brand zijn ontdekt en moeten de door de brand bedreigde personen en de brandweer zijn gealarmeerd. Een automatische brandmeldinstallatie had de brand ten minste acht minuten eerder kunnen ontdekken (op basis van temperatuurdetectie). Dit zou de brandweer mogelijk aanmerkelijk meer kans hebben gegeven om de brand met beperkte inzet onder controle te krijgen.
16
Rookbeheersing Door het aanbrengen van een rook- en warmteafvoerinstallatie (RWA-installatie) in een gebouw, kan voorkomen worden dat rook het vluchten belemmert. Ook wordt de temperatuur van de rooklaag daardoor relatief koel gehouden. Ten derde kan een RWA-installatie het voordeel hebben dat de brandweer een brand mogelijk toch kan benaderen. Een RWA-installatie voert rook af via het dak (dit was op de Lloydstraat overigens niet mogelijk). Stuwdrukventilatie wordt in veel garages toegepast, waardoor de brandweer met de wind in de rug de brand mogelijk nog kan benaderen. Bij de brand aan de Lloydstraat was er zelfs bij een afstand tot de brand van vijf meter vrijwel geen zicht op de brand. Bij een natuurlijk geventileerde garage is het gedrag van stuwdrukventilatie moeilijk te voorspellen door gevelopeningen en winddruk. Het zou zelfs negatieve effecten kunnen hebben. Sprinklerinstallatie Een sprinklerinstallatie kan een eenmaal ontstane brand beheersen en/of blussen. Het is te verwachten dat een sprinklerinstallatie binnen vijf tot tien minuten geactiveerd wordt, waardoor het brandvermogen beperkt blijft. Hoewel het niet te verwachten is dat een auto volledig wordt geblust, is het wel te verwachten dat de brand onder controle blijft totdat de brandweer gearriveerd is. Door een sprinklerinstallatie zal de overslag naar andere auto’s worden voorkomen. Ook zal de constructie weinig tot geen schade ondervinden van de brand.
Schiphol - Hertzgarage10 Op 13 oktober 2002 werd brand gesticht in een personenauto in een bovengrondse parkeergarage op Schiphol Centrum. De melding werd om 4:47 uur gedaan door een voorbijganger die één auto in brand ziet staan. In de garage stonden personenwagens van verhuurbedrijven. Het pand bestaat uit drie bouwlagen, waarvan de derde bouwlaag een open parkeerdek is. De tweede en derde 17
bouwlaag zijn omsloten door geperforeerde metalen platen met een redelijk open structuur. De garage wordt op natuurlijke wijze geventileerd. Op de ochtend van de brand stond er nauwelijks wind. De bereikbaarheid van de parkeergarage is goed en de bluswatervoorzieningen zijn in orde. Vanwege de aard van het gebruik is de opstelling van de geparkeerde auto’s anders dan in reguliere parkeergarages. Er zijn geen lege parkeervakken tussen de auto’s in, er zijn vaak drie auto’s direct achter elkaar geparkeerd in symmetrisch verband. De tussenruimte tussen de auto’s is kleiner dan in gewone parkeergarages: 40 cm in deze garage ten opzichte van 50-70 cm elders. De auto’s zijn minder dan zes maanden oud en voorzien van een volle brandstoftank. De brand ontstond op de eerste verdieping en is overgeslagen naar de tweede verdieping en de begane grond. Een deel van de vloer van de tweede verdieping stortte in. In de garage stonden honderden auto’s geparkeerd. Het deel waar de brand is ontstaan was in gebruik door Hertz autoverhuur. De naastgelegen bebouwing bevond zich op ruime afstand. De brandweer was na acht minuten ter plaatse (4:55 uur). Er stonden toen tien tot vijftien auto’s in brand op de tweede bouwlaag. Om ongeveer 5:10 uur werd de eerste bluspoging door de brandweer ingezet, gericht op uitbreiding voorkomen naar de begane grond. Uit veiligheidsoverwegingen besloot de brandweer om geen offensieve binneninzet uit te voeren, maar te kiezen voor een offensieve buitenzet. Om 5:22 uur stonden naar schatting dertig auto’s tegelijkertijd in brand. Later stort een deel van de garage in. Om 6:30 uur werd het sein brand meester gegeven. Er zijn 51 auto’s uitgebrand, verdeeld over de eerste en tweede bouwlaag. Er waren op de eerste bouwlaag ongeveer vijftig auto’s met schade. Ongeveer een derde van de garage is door de brand beschadigd. Ook de bouwconstructie liep zware schade op. De totale directe brandschade bedroeg vijf miljoen euro.
18
De destijds aanwezige fatale combinatie van factoren (onderlinge afstand, nieuwe auto’s, volle brandstoftanks, geen afvoer van rook en hitte) was toen in een reguliere parkeergarage statistisch gezien niet snel aanwezig. Een combinatie van één of twee omstandigheden kon ook in 2002 makkelijk leiden tot een grotere brand dan verwacht. In de huidige situatie zijn die omstandigheden, alleen al door het gebruik van steeds meer kunststof auto-onderdelen, veel waarschijnlijker. De vraag rijst nu of in deze garage met de specifieke omstandigheden (kleine onderlinge afstand, nieuwe auto’s, volle brandstoftanks, geen afvoer van rook en hitte) brandbeveiligingsinstallaties een wezenlijke invloed op het verloop van de brand hadden kunnen hebben. Brandmeldinstallatie In een dergelijke parkeergarage is toezicht door middel van camera’s goed mogelijk en dat wordt ook vaak toegepast in verband met vandalisme en/of diefstal. Brand wordt mogelijk eerder ontdekt via camerabeelden. Er had vermoedelijk eerder gemeld kunnen worden dan in geval van de ontdekking door een toevallige voorbijganger. Camerabeelden geven echter geen garantie op een snelle ontdekking van brand. Afhankelijk van de plaats van de brandende auto wordt de brand mogelijk pas ontdekt als de brand al in een verder gevorderd stadium is. Volgens het normatief brandverloop zal dit mogelijk pas tussen vijf en tien minuten zijn. Volgens het uitgangspunt van het Bouwbesluit moet binnen vijftien minuten na het ontstaan van een brand, die brand zijn ontdekt en moeten de door de brand bedreigde personen en de brandweer zijn gealarmeerd. Een automatische brandmeldinstallatie had de brand mogelijk een paar minuten eerder kunnen ontdekken (op basis van temperatuurdetectie). De eerdere ontdekking (in plaats van de toevallige voorbijganger) zou de brandweer mogelijk meer kans hebben gegeven om de brand met beperkte inzet onder controle te krijgen.
19
Rookbeheersing Door het aanbrengen van een rook- en warmteafvoerinstallatie (RWA-installatie of stuwdrukventilatie) in een gebouw wordt de temperatuur van de rooklaag of de weggestuwde rook relatief koel gehouden. Zo’n installatie kan ook het voordeel hebben dat de brandweer een brand mogelijk toch (met zicht op de brand) kan benaderen. Een RWA-installatie voert rook af via het dak, een stuwdrukventilatie via speciaal aangelegde verticale kanalen. Voor een RWA-installatie is een hogere verdiepingshoogte nodig dan in parkeergarages in het algemeen aanwezig is. Er moet om de rook goed te kunnen afvoeren eerst een rooklaag gevormd worden. Stuwdrukventilatie wordt in veel garages toegepast, waardoor de brandweer mogelijk zelfs ‘met de wind’ in de rug de brand nog kan benaderen. Bij een natuurlijk geventileerde garage is het gedrag van stuwdrukventilatie echter moeilijk te voorspellen door gevelopeningen en winddruk. Het zou zelfs negatieve effecten kunnen hebben. Sprinklerinstallatie Een sprinklerinstallatie kan een eenmaal ontstane brand beheersen en/of blussen. Het is te verwachten dat een sprinklerinstallatie binnen vijf tot tien minuten geactiveerd wordt, waardoor het ontstaan van brandvermogen beperkt blijft. Hoewel het niet te verwachten is dat een auto volledig wordt geblust, is het wel te verwachten dat de brand onder controle blijft totdat de brandweer gearriveerd is. Door een sprinklerinstallatie was de overslag naar andere auto’s en andere verdiepingen voorkomen. Ook zou de constructie weinig tot geen schade hebben ondervonden van de brand.
20
2. Ventilatie Ventilatie in parkeergarages kan op verschillende wijzen uitgevoerd worden. Afvoer van uitlaatgassen moet in ieder geval gegarandeerd zijn. Indien dit door mechanische ventilatie gebeurt, dan kan dit systeem uitgebreid worden om rook weg te blazen of af te zuigen in geval van brand. Afhankelijk van het systeem is dit voor of na aankomst van de brandweer. Indien ventilatie en brandweeringangen op elkaar zijn afgestemd, kan wellicht zicht op de brand gecreëerd worden. Een en ander is beschreven in NEN6098. De NEN-norm is gebaseerd op brandproeven met voertuigen uit de jaren negentig6. De momenteel toegepaste materialen (meer kunststof) hebben een groter brandvermogen en meer rookvermogen. Het uitgangspunt van drie auto’s in brand na zeventien minuten is geen realistisch scenario meer. Het uitgangspunt van de richtlijn van het Landelijke Netwerk Brandpreventie (LNB-richtlijn)6 was dat verregaande aandacht werd besteed aan het eventueel moeten opereren in moeilijkere omstandigheden door hulpverlenende diensten waaronder de brandweer. Het is van groot belang dat de zoekacties, oriëntatie en beperkt ademluchtgebruik aan maximale (loop)afstanden gekoppeld zijn. Ook zal met name de bedoelde nazorg vragen om een minimale zichtlengte om deze taak adequaat te kunnen uitvoeren en de koppelingen naar het normatief brandverloop van parkeergarages te kunnen leggen, wat uiteindelijk het uitgangspunt is geweest van deze richtlijn. Op basis van de uitgangspunten van het Bouwbesluit moest een brand binnen het uur beheerst zijn. Daarom is het noodzakelijk dat de veiligheidsgraad aangaande ontvluchting, reddings- en bluswerkzaamheden alsmede nazorg werd verhoogd. Nadat de brand is geblust dient er tot nacontrole (nazorg) te worden overgegaan. Om dit op een adequate wijze en binnen beperkte tijd en zonder aanlijning te kunnen uitvoeren, dient voldoende zichtlengte aanwezig te zijn. Uit onderzoek en berekeningen (in samenwerking met de ventilatiebranche) is bepaald dat minimaal een tienvoudige ventilatie noodzakelijk is om het gestelde te realiseren. Veel garages zijn op dit principe ontworpen (stuwdruk in combinatie met brandweeroptreden), waardoor de indruk ontstaat dat hierdoor een brand in een parkeergarage altijd effectief geblust kan worden. Onderzoek van de Universiteit Gent laat echter zien dat hiervoor niet altijd aan de juiste voorwaarden wordt voldaan9.
21
Scenario brand in een geventileerde garage (voorbeeld) Brand zal zich verspreiden in het compartiment. De hitte zal intens zijn, mede door het lage plafond en de hoge vuurlast. Nadat de ventilatie is aangeschakeld, kan convectiewarmte weggeblazen worden, stralingshitte echter niet. Bij een conventioneel mechanisch ventilatiesysteem (volgens NEN2443, dus vóór NEN6098) heeft de brandweer waarschijnlijk geen zicht op de brand door de zware rookontwikkeling. Bij een ventilatiesysteem conform NEN6098 is dit mogelijk ook niet het geval, omdat de voertuigen tegenwoordig een grotere vuurlast hebben (dan de uitgangspunten volgens NEN6098) en garages ontworpen en getest kunnen zijn op basis van koude rook. De kans op desoriëntatie van brandweermensen is dus bij beide ventilatieontwerpen relatief groot. Het is niet waarschijnlijk dat de brandweermensen de brandhaard snel kunnen vinden. Omwille van de eigen veiligheid zal de brandweer waarschijnlijk niet snel kiezen voor een offensieve binneninzet, zeker niet als zij geen zicht op de brand heeft. Zij kiest er hoogstwaarschijnlijk voor het betreffende compartiment (dat groter kan zijn dan 1.000 m2) gecontroleerd uit te laten branden. Laten uitbranden is overigens niet altijd mogelijk in hoogstedelijk gebied, waarbij een langdurige brand en/of verzwakte bouwconstructie desastreuze gevolgen kan hebben voor de veiligheid in het algemeen of van aangrenzende gebouwen in het bijzonder. Er moet echter voorkomen worden dat de brandweer vanwege maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel onverantwoorde risico’s neemt om dergelijke schade te beperken. De eigenaar is verantwoordelijk voor waarborgen van het minimaal geaccepteerde niveau van het restrisico. Het is geen taak van de brandweer om dit af te dekken. De schade aan de bouwconstructie door een dergelijke brand is waarschijnlijk zeer groot. De kans op schade aan aangrenzende gebouwdelen is dus evenredig. De hersteltijd van de garage zal lang zijn en de kosten hoog. De garage en aangrenzende gebouwdelen zijn mogelijk langere tijd niet bruikbaar.
22
Brand in een garage met ventilatie voor uitlaatgassen Amsterdam - Markenhoven3 Op 8 januari 2013 ontstond rond 14:02 uur brand in parkeergarage Markenhoven in Amsterdam, toen een vrouw het bewonersgedeelte van de garage inreed met een rokende auto. De auto raakte even later in brand. De garage is gelegen in het centrum van Amsterdam, vlakbij de monding van de IJ-tunnel. De parkeergarage heeft twee bouwlagen ondergronds en biedt plaats aan honderden auto’s. Boven de garage bevinden zich winkels en daarboven appartementen in vier à vijf bouwlagen. De brandweer was snel ter plaatse (14:09 uur) door alarmering via de automatische brandmeldinstallatie (14:06 uur) en de korte afstand tot het object (zestig meter). Toch was de brand zeer snel overgeslagen naar andere auto’s. De brandweer had vanaf aankomst en lange tijd daarna geen zicht op de brand, ook niet met een warmtebeeldcamera. Het vinden van een geschikte ingang ten behoeve van de brandweerinzet leverde problemen op. De communicatie tussen de ingezette eenheden in de garage verliep moeizaam doordat de ploegen beneden geen verbinding hadden via C2000. De inzetdiepte werd te risicovol gevonden, waardoor de inzet diverse malen afgebroken is. Het ventilatiesysteem van de garage is ontworpen op de afvoer van uitlaatgassen en niet voor de afvoer van het veel grotere debiet rookgassen bij brand. Daarom werden overdrukventilatoren besteld. De brandhaard werd na meer dan een uur gevonden. Toen de blussing werd ingezet en de geforceerde extra ventilatie zijn werk begon te doen, werd de rook wat lichter. Om 17:15 uur werd het sein brand meester gegeven. Om 18:00 uur was de brand uit. De garage werd daarna bouwkundig onderzocht. De brand is opgeschaald naar zeer grote brand en GRIP1.
23
Over de mogelijk te volgen inzettactiek staat in het onderzoeksrapport ten aanzien van het brandweeroptreden: “Wat waren de opties? We kunnen hierbij het kwadrantenmodel gebruiken. Zowel de defensieve als offensieve buiteninzet is geen reële optie. Bij een dergelijk groot complex zal de omvang van de totale schade en de daaruit voortkomende overlast (complex, als het al overeind blijft staan, voor langere tijd onbruikbaar) enorm zijn. Volschuimen was bijvoorbeeld geen optie, gezien de afmetingen. Een optie zou kunnen zijn om het binnen het compartiment gecontroleerd uit laten branden. Oftewel de defensieve binneninzet. Daar is niet voor gekozen en dat lijkt ook logisch, gezien de bovenliggende bebouwing. Het is onduidelijk hoe groot de brand zal worden en hoe lang het zal branden. In het ergste geval zal (een deel van) de bouwconstructie dusdanig worden aangetast, dat instorting een reëel scenario wordt. Blijft over de offensieve binneninzet. En dat is dan ook gebeurd.” De brand is overgeslagen naar vijf auto’s op niveau -1. Er stonden op dat moment tientallen auto’s. Deze liepen rook- en roetschade op. De auto’s op -2 liepen geen schade op. Totaal werden ongeveer honderdvijftig bewoners ontruimd en opgevangen in het nabijgelegen stadhuis. Er zijn geen gewonden gevallen door de brand. De bewoners konden dezelfde avond rond 20:30 uur naar huis, nadat inspectie had uitgewezen dat de bouwconstructie stabiel genoeg was. Dit kwam mede doordat de schade aan de bouwconstructie niet onder de woonblokken was gelegen, maar net onder het plein tussen de woonblokken in. Er was schade ontstaan aan de hoofd-waterleiding van het appartementengebouw. Er was die avond dus geen stromend water in de appartementen. Er werden speciale drinkwatertanks bij het gebouw neergezet. De volgende dag was de waterleiding hersteld. Het verkeer in de omgeving ondervond veel last van de brand in de garage. Het verkeer naar de IJ-tunnel werd omgeleid. Vanaf 25 maart was het openbare deel en vanaf 26 april het bewonersgedeelte weer open. Het schadebedrag liep in de miljoenen.
24
Brand in een mechanisch geventileerde garage Haarlem - De Appelaar1 Op 26 oktober 2010 brak brand uit in parkeergarage De Appelaar in Haarlem. Het gaat om een ondergrondse parkeergarage met twee bouwlagen onder de grond. Per bouwlaag is de oppervlakte ongeveer 4.500 m2. De maximale loopafstand naar een trappenhuis is dertig meter vanuit elk punt in de garage. Bovenop de garage zijn diverse gebouwen, een weg en een plein geprojecteerd. De viervoudige ventilatie zoals voorgeschreven in de bouwvergunning is niet ter ondersteuning (veiligheid) van het repressief optreden, maar is ventilatie voor het dagelijks gebruik (CO-ventilatie). Uiteindelijk is een ventilatie gerealiseerd met een hoger ventilatievoud (tienvoudig). De brand ontstond in een auto op parkeerdek -2 en kwam om 19:50 uur via een automatische melding (brandmeldinstallatie met volledige bewaking) binnen bij de alarmcentrale. Conform procedure werden twee tankautospuiten en een Officier van Dienst gealarmeerd. De eenheden waren binnen de normtijd ter plaatse, na zeven minuten, en voerden een snelle verkenning uit. Er was niet meer te achterhalen welke rookmelder als eerste was aangesproken. Door omstandigheden (men ging af op informatie van een informant) ging men via een andere ingang naar binnen dan op het aanvalsplan was aangegeven. Op verdieping -2 was het zeer heet en dikke zwarte rook ontnam alle zicht. Door de dichte rook was de brand niet te lokaliseren (ook niet met een warmtebeeldcamera) en men besloot om veiligheidsredenen terug te trekken. Er is geprobeerd via de andere ingangen een beeld te krijgen van de brand. Er werden uiteindelijk waterkanonnen ingezet in de richting waar men de brand vermoedde. Een goede beeldvorming was tijdens het hele incident een probleem. Om circa 20:30 uur was duidelijk waar de brand zich ongeveer bevond. Om circa 21:30 uur 25
werd besloten over te gaan van een offensieve naar een defensieve inzetstrategie: de bouwconstructie zou volgens Bouw- en Woningtoezicht mogelijk te veel verzwakt zijn om over de vloeren te kunnen lopen. Niets doen in de vorm van gecontroleerd laten uitbranden van het compartiment werd niet als een reële optie gezien vanwege de bovenliggende bebouwing en infrastructuur. Blussen met schuim vond men evenmin een goede tactiek. Uiteindelijk (na middernacht) werden grote ventilatoren uit een buurregio aangevraagd, waarmee zicht op de brand moest worden gecreëerd. Deze werden om 1:45 uur daadwerkelijk aangezet. Om 2:30 uur was de brand uit. Er zijn twee geparkeerde auto’s gaan rijden tijdens de brand, vermoedelijk als gevolg van kortsluiting in de startmotor. Gezien het zeer slechte zicht had dit bij een binneninzet tot ongevallen kunnen leiden. Tijdens de brand zijn alle bovenliggende panden ontruimd (waaronder een muziekgebouw). Er zijn geen gewonden gevallen. In totaal zijn 26 auto’s in vlammen opgegaan.
Scenario brand in een garage met een actief blussysteem Nadat brand is uitgebroken zal de dichtstbijzijnde detector/smeltzekering het blussysteem aansturen. Eventuele elektrische oplaadpunten voor elektrische voertuigen kunnen met het aanspreken van het systeem worden afgeschakeld. Het systeem zal ervoor zorgen dat de brand beperkt blijft en beheerst wordt. De brand wordt hoogstwaarschijnlijk niet afgeblust, maar de hitte blijft beperkt, evenals de rookproductie. Hierdoor is er veel beter zicht op de brand, waardoor de brandweer de brandhaard sneller kan vinden. Hierdoor kan de brandweer makkelijker kiezen voor een offensieve binneninzet. De brand kan benaderd en afgeblust worden. Een nadeel van een sprinklerinstallatie zou kunnen zijn dat bij het smelten van de brandstoftank brandstof kan gaan vloeien over het water dat uit de sprinklerinstallatie is gekomen. Dit zal alleen voor problemen zorgen als er geen efficiënte water- of brandstofafvoer aanwezig is. Overigens blijkt maar uit één test14 dat het water van de sprinklers de brandende benzine verspreidde naar de auto’s ernaast. Bij alle overige testen blijkt dat zowel een sprinklerinstallatie als een watermistinstallatie de brandoverslag voorkomt en de brand beperkt blijft tot één auto. Bij een watermistinstallatie wordt weinig water gebruikt en zal de kans op het verspreiden van brandstof op een vloeistofplas nog kleiner zijn. Bij een brand zonder een sprinklerinstallatie komt het wel vaker voor dat een gescheurde brandstoftank zorgt voor branduitbreiding onderlangs.
3. Actief blussysteem/sprinklers Actieve blussystemen treden (plaatselijk) in werking als brand is ontstaan11, 12, 13. Het systeem wordt aangesproken door temperatuurverhoging en niet door rook (smeltzekering, geen rookmelder). Door de inwerkingtreding van een blussysteem wordt een brand beheerst. Voorbeelden van actieve blussystemen zijn sprinklers en watermist. Een actief blussysteem werkt zeer lokaal (alleen de sprinklerkoppen in de directe nabijheid van een brand worden aangesproken) en treedt alleen in werking als de temperatuur plaatselijk hoog is (door brand). Stoomvorming door de brand treedt nauwelijks op.
26
27
Door de lagere hittebelasting zal de schade aan de bouwconstructie veel kleiner zijn. De kans op schade in het brandcompartiment en aan aangrenzende gebouwdelen is minimaal en beperkt zich tot eventuele waterschade. De hersteltijd van de garage zal vele malen korter zijn dan bij eerder beschreven maatregelen en de kosten veel lager. Aangrenzende gebouwdelen kunnen hoogstwaarschijnlijk in gebruik blijven. De inkomstenderving voor de exploitant, door het buiten gebruik zijn van de garage, zal evenredig kleiner zijn.
Kosten Brandschade De directe brandschade in parkeergarages is vaak groot door de lage plafonds, waardoor de gebouwconstructie door de hitte snel wordt beschadigd. De indirecte kosten en overlast worden meestal onderschat en nauwelijks meegenomen bij de besluitvorming en het nemen van voorzorgsmaatregelen. Onder indirecte kosten wordt verstaan: ontwrichten van economische activiteiten, vervangende huisvesting voor gezinnen uit woningen die (tijdelijk) onbewoonbaar zijn, inkomstenderving van de exploitant van de garage, inkomstenderving van de winkeliers in de directe omgeving, achteruitgang van de bereikbaarheid van een centrum of evenement en dergelijke.
Aanlegkosten De aanlegkosten voor de verschillende maatregelen kunnen aanzienlijk uiteenlopen. Een actief blussysteem zoals een sprinklerinstallatie lijkt in eerste instantie duur, maar geeft mogelijkheden om te besparen op andere voorzieningen, zoals beperking van het aantal brandwerende scheidingen, het aantal uitgangen dat nodig is en vermindering van de brandwerende bescherming van de bouwconstructie. Bij de aanleg van een parkeergarage biedt een gedegen kostenbatenanalyse met alle hierboven genoemde kenmerken uitkomst.
28
‘Sprinkler Stops’ in parkeergarages12 Verenigde Staten Warren Barr Pavilion - Chicago Fire Department A fire sprinkler system contained a car fire in November 2012 that occurred in the lower-level parking garage of the ninestory rehab/nursing center in the Gold Coast neighborhood of Chicago. There were no reported injuries or transports to hospitals. (Chicago Sun-Times) Hyatt Regency - Parking Garage - Chicago Fire Department On the evening of October 25 2012 a car fire occurred in the parking garage of the East tower of the Hyatt Regency hotel in the Loop area of Chicago. Fire officials report that approximately two to three fire sprinklers activated to help keep the fire from spreading. Firefighters finished extinguishing the fire and ventilated the area. No evacuation was necessary and no injuries were reported. (Chicago Tribune) Enterprise Rent-A-Car - Villa Park Fire Department In April 2012 six sprinklers in the building’s garage activated and controlled a car fire, which also had set some gasoline in the garage on fire. No injuries were reported. (Lombard Spectator) Underground Garage - Darien-Woodridge Fire Protection District In October 2011 a single fire sprinkler held a fire check in the engine compartment of a car parked in the garage until fire crews arrived. No adjacent cars were damaged by the fire. “Had there been no fire sprinkler system, there certainly would have been more fire damage, and much more smoke damage in the building,” said Robert Morris, Director of the Fire Prevention Bureau at the Darien-Woodridge Fire Protection District. (Robert Morris, Director of Fire Prevention Bureau, Darien-Woodridge Fire Protection District) 29
Residential Garage - West Dundee Fire Department In February 2011 a single fire sprinkler contained a fire in a garage until fire crews arrived, keeping the fire from spreading to the attached residence and the other three adjoining residences. Only some of the contents in the garage were damaged and not the structure itself. A vehicle in the garage was also left undamaged and remained operable. The probable cause of the fire was improperly discarded smoking materials. “My time in the fire service clearly identifies that the situation and outcome would have been significantly different had the sprinkler system and alarm not been in place,” said Fire Chief Frank Buhrmann. “The possibility of families being displaced, significant structural damage, and personal injury would have been a reality. Residents in two of the homes visualized the positive effects of the residential fire sprinkler/suppression system and personally expressed their pleasure that the system is in place,” adds Buhrmann. (Frank Buhrmann, Fire Chief, West Dundee Fire Department)
Groot-Brittannië Underground Car park - London Two appliances from LFB attended this fire in an NCP car park of two floors and basement in Portman Square, London. The car park is situated underneath an 8 story hotel and smoke from the fire actuated a nearby hotel smokedetector with the concierge then investigating and raising the alarm. Three sprinkler heads actuated and contained the fire damage to the immediate area of origin. No persons evacuated as the car park was unoccupied. The cause of the fire is the accidental ignition of a bicycle (taxi) rickshaws’ lithium ion battery on charge from a 240v supply. Approximately 200 rickshaws are stored in the car park. (Internet research reveals one rickshaw can cost around £2000).
30
Afweging Aan de drie genoemde brandbeveiligingsmaatregelen in parkeergarages (compartimentering, ventilatie en actieve blussystemen) zijn uiteraard zowel voor- als nadelen verbonden. De belangrijkste afweging vóórdat een parkeergarage gebouwd gaat worden, moet echter gaan over het geaccepteerde restrisico: > Hoe groot mag de directe brandschade worden? > Hoe lang mag de garage buiten gebruik zijn? > Wat zijn de te verwachten cascade-effecten (domino-effecten) op de naastgelegen en bovenliggende bebouwing? > Hoe hoog zijn de kosten van de verschillende systemen in aanleg? > Hoe is de betrouwbaarheid van de verschillende systemen? > Wat zijn de onderhouds- en beheerkosten van de verschillende systemen? > Welke maatregelen mogen na installatie van een bepaald systeem eventueel vervallen/wijzigen? > Kan de brandweer naar verwachting effectief optreden? > Hoe is de veiligheid geregeld van de personen in aangrenzende gebouwen? > Hoe groot is naar verwachting de economische nevenschade (inkomstenderving exploitant, winkeliers)? > Hoe groot zijn naar verwachting de kosten voor vervangende woonruimte? > Hoe groot is naar verwachting de imagoschade? Gekoppeld aan de vragen: > Is dit acceptabel? > En zo niet: tegen welke investeringskosten wordt dit risico wel acceptabel? Nadat op advies van de NVBR (het huidige Brandweer Nederland) de praktijkrichtlijn van het LNB parkeergarages6 is ingetrokken, is de NEN6098 het uitgangspunt voor de advisering voor geventileerde parkeergarages geworden. Het ventilatiesysteem dient dan ter ondersteuning van de brandweerinzet, maar garandeert geen mogelijkheden voor effectief en veilig optreden door de brandweer. Voor wat betreft het beheersbaar houden van brand kunnen verder ook andere gelijkwaardige oplossingen zoals sprinklers worden meegenomen in de beoordeling of het advies. Sprinklers en andere actieve blussystemen bieden meer zekerheid op het beheersbaar houden van een brand. Het optreden van de brandweer wordt hierdoor zo goed mogelijk ondersteund. 31
Ventilatie (NEN 6098)
Voordelen > Bevordert het zicht (mits op juiste wijze gedimensioneerd). > Verlaagt de temperatuur door ventileren van convectiewarmte. Nadelen > Beperkt de brandomvang niet. > Beperkt stralingswarmte niet. > Brandbestrijding niet altijd eenvoudig (offensieve binneninzet niet zeker, de brandweer geeft geen resultaatsgarantie).
In de onderstaande tabel staan de beoordelingen van de twee varianten op de drie criteria. Criteria
Sprinklerinstallatie (incl. detectie en reguliere ventilatie)
Brandventilatie (incl. detectie)
Veiligheidsniveau (kans x gevolg)
Materiële schade € 50.000 Kans op immateriële schade lager dan bij ventilatie, omdat brandweer eerder zal ingrijpen.
Materiële schade € 1.250.000 Kans op immateriële schade hoger dan bij sprinklers, want brandweer zal mogelijk niet ingrijpen.
Kosten
Sprinklerinstallatie Reguliere ventilatie Noodaggregaat Civiele constructie* Totaal
Brandventilatie € 670.000 Branddetectie € 270.000 Noodaggregaat € 230.000 Civiele constructie € – Totaal € 1.170.000
Kwaliteit openbare ruimte
Mogelijk twee tot vier voetgangersentrees minder nodig, waardoor hogere ruimtelijke kwaliteit omliggende straten mogelijk is.
Actief blussysteem Voordelen > Beperkt brandomvang door blussing of onderdrukking (geen overslag). > Goede vluchtmogelijkheden, minder hitte en rookontwikkeling door kleinere brand. > Bevordert zicht door beperkt houden brand. > Verlaagt de temperatuur (zowel convectie- als stralingswarmte). > Veilige en makkelijke brandbestrijding (meestal offensieve binnenaanval mogelijk), waardoor minder directe en gevolgschade ontstaat. > Over het algemeen minder andere (bouwkundige) voorzieningen nodig. > Snel herstel na brand.
32
€ 1.210.000 € 400.000 € 90.000 € 1.000.000 – € 700.000
Negen voetgangersentrees blijven noodzakelijk waardoor lagere ruimtelijke kwaliteit omliggende straten.
* uitgaande van een besparing van twee uitgangen (conservatieve inschatting) De conclusie is dat de aanschafkosten voor een sprinklerinstallatie weliswaar hoger zijn, maar dat dit ruimschoots gecompenseerd wordt door de besparing op het aantal benodigde voetgangersentrees. Daarnaast zijn de voordelen voor wat betreft het veiligheidsniveau en openbare ruimte groot.
Nadelen > Hoge installatiekosten (voor het systeem).
33
Kosten-batenanalyse sprinklerinstallatie versus brandventilatie16 De gemeente Amsterdam is voornemens een parkeergarage te realiseren onder de Singelgracht. In januari 2013 vond hierover politieke besluitvorming plaats. De garage wordt aanbesteed op basis van een Design & Construct contract. Om bijtijds zicht te krijgen op de invulling van het brandveiligheidsconcept zijn eind 2012 de kosten inzichtelijk gemaakt voor verschillende concepten inclusief de voor- en nadelen daarvan. In het afwegingskader worden twee varianten vergeleken, namelijk: > sprinklerinstallatie (inclusief detectie en reguliere ventilatie) > brandventilatie (inclusief branddetectie). Een derde variant is het toepassen van uitsluitend brandcompartimentering. Deze wordt in het rapport zeer onwenselijk geacht, omdat de garage dan in ongeveer twintig compartimenten van maximaal 1.000 m2 moet worden opgedeeld. De beoordelingscriteria zijn als volgt bepaald: > Veiligheidsniveau Hiermee wordt bedoeld de kans op een brand x de te verwachten gevolgschade in materiële zin (voertuigen en de garage zelf) en immateriële zin (slachtoffers). > Kosten Dit zijn alle kosten die gemoeid zijn met het realiseren van het brandveiligheidsconcept, inclusief de eventueel benodigde civieltechnische aanpassingen of besparingen aan de garage ten opzichte van het toetsontwerp. > Kwaliteit openbare ruimte De varianten hebben gevolgen voor het aantal benodigde (nood)uitgangen. Hoe minder uitgangen, hoe hoger de ruimtelijke kwaliteit van de omliggende straten.
34
35
Uitgangspunten bij de beoordeling zijn de volgende. > Bij de beoordeling is uitgegaan van een garage met 800 parkeerplaatsen, maar de conclusies gelden ook voor andere aantallen parkeerplaatsen. > De kans op een brand tijdens de levensduur van de garage (veertig jaar) wordt geschat op 25%. De gevoeligheid van deze aanname is getest door ook situaties met 5% en 50% kans op brand door te rekenen. > De materiële schade bij een brand met sprinklers wordt geschat op € 200.000 (drie auto’s total loss en herstellen cosmetische schade aan het gebouw). > De materiële schade bij een gebouw met sprinklers is een factor 25 minder dan in een gebouw zonder sprinklerinstallatie17. Uitgangspunt is dat deze factor ook van toepassing is op parkeergarages. > De kosten voor een sprinklerinstallatie (bij nieuwbouw) liggen per m2 tussen de 25 en 30 euro15. Bij de beoordeling wordt uitgegaan van 50 euro per m2, omdat een ‘droog’ sprinklersysteem nodig is. > Bij uitvoering met een sprinklerinstallatie hoeven er waarschijnlijk twee tot vijf uitgangen minder te worden gerealiseerd, omdat de maximale loopafstanden van 30 naar 45 of zelfs 60 meter (afhankelijk van het totale concept van de garage) kunnen worden opgerekt met behoud van een gelijkwaardig brandveiligheidsniveau. De verwachte kostenbesparing bedraagt respectievelijk ongeveer 1 tot 2,5 miljoen euro18. Verdere detaillering van de sprinklerinstallatie zal uiteindelijk moeten uitwijzen hoe ver de loopafstanden kunnen worden opgerekt. Ook is het in sommige gevallen mogelijk de ruwbouwconstructie van de garage zelf lichter uit te voeren, omdat de kans op bezwijken door sprinklers wordt verkleind. Echter de verwachting is dat de sterkte van de bouwconstructie in de beschouwde garage niet maatgevend zal zijn op dit onderwerp.
36
Conclusie Het blussen van een brand in een parkeergarage heeft een grotere kans van slagen als de brandweer op de meest effectieve wijze door systemen ondersteund wordt. De brandweer Amsterdam schrijft naar aanleiding van de brand in Markenhoven: “Bij brand in parkeergarages zal de brandweer steeds minder vaak kiezen voor een binneninzet, omdat daarvoor de risico’s gewoonweg te groot zijn. Alleen in die gevallen dat er personen moeten worden gered, zal een gebouw worden betreden. De gebruiker of eigenaar moet zich realiseren dat zonder te investeren in preventie dit verstrekkende gevolgen kan hebben voor schadekosten en de omgeving.”3 De voordelen van een actief blussysteem wegen echter ruimschoots op tegen de nadelen als er brand uitbreekt in een parkeergarage. De afweging van de voor- en nadelen in relatie tot het te verwachten restrisico is de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever/ exploitant, de verzekeraar en het bevoegd gezag (in het kader van de beoordeling van de gelijkwaardigheid). Het is de verantwoordelijkheid van de brandweer om het te verwachten restrisico mee te nemen in de advisering van de aanvraag voor gelijkwaardigheid bij de ingediende aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, zodat een degelijke afweging mogelijk is. De brandweer adviseert om ten behoeve van de gelijkwaardigheids oplossing een goede risicoanalyse te maken, zodat aan de hand van verschillende scenario’s inzicht ontstaat in de (on)mogelijkheden van het operationele optreden van de brandweer. Zo kunnen alle betrokken partijen bij het ontwerp, vergunnen, realiseren en exploiteren van nieuwe en bestaande parkeergarages een afgewogen keuze maken.
37
Bronnen 1 NIFV (2011). Onderzoek naar het brandweeroptreden bij de brand in Parkeergarage De Appelaar. Arnhem: NIFV.
16 Gemeente Amsterdam Ingenieursbureau (2012). Afweging brandveiligheids concept Singelgrachtgarage Marnix.
2 Efectis Nederland BV (2007). Onderzoek brand parkeergarage Lloydstraat Rotterdam. Rijswijk: Efectis Nederland BV.
17 AquaSecurity Fire Protection Solutions, http://www.aquasecurity.be/ 18 Kostenraming IBA.
3 Brandweer Amsterdam-Amstelland (2013). Onderzoek naar het brandweeroptreden bij de brand in parkeergarage Markenhoven. Amsterdam: Brandweer Amsterdam-Amstelland. 4 Brandweer Nederland (2014). Kwadrantenmodel, versie 7.
Overige bronnen
5 Bouwbesluit 2012, www.bouwbesluitonline.nl
Nederlandse Organisatie voor Brandveiligheid (NVOB) (2012). Positionpaper Brandveiligheid van Parkeergarages. Zaltbommel: NOVB.
6 Landelijke Netwerk Brandpreventie van de NVBR (2002). Praktijkrichtlijn brandveiligheidseisen voor mechanisch geventileerde parkeergarages met een gebruiksoppervlakte groter dan 1.000 m2. NVBR/LNB.
TNO (2003). Brandveiligheid zorginstellingen en Bouwbesluit, rapportage 2003-CVB-R0062. Rijswijk: Centrum voor Brandveiligheid.
7 VEBON (2012). Praktische gebruikshandleiding – Hoe en wat over sprinkler, compartimentering en/of ventilatie in parkeergarages. Zoetermeer: VEBON. 8 NEN 6098: 2012 nl. Rookbeheersingssystemen voor mechanisch geventileerde parkeergarages, http://www.nen.nl/NEN-Shop/Norm/NEN-60982012-nl.htm 9 Tilley, N. & Merci, B. (2008). Relation Between Horizontal Ventilation Velocity and Backlayering Distance in Large Closed Car Parks. Gent: Universiteit Gent. 10 Gemeente Haarlemmermeer (2002). Onderzoeksrapportage parkeergarage brand te Schiphol. Haarlemmermeer: Gemeente Haarlemmermeer. 11 Fire Sprinkler Times, for the preservation of life and property, http://www.firesprinklerassocnewsletters.org/ 12 British Automatic Fire Sprinkler Association (Bafsa), http://www.bafsa.org.uk/news-events/sprinkler-news.php 13 London Fire Brigade. Think Sprinkler, http://www.london-fire.gov.uk/Documents/think_sprinkler_leaflet.pdf 14 Olthof, P. & Scheerder, R. (2011). ‘Brandscenario’s geparkeerd?’ Onderzoek naar brandscenario’s in ondergrondse parkeergarages. Afstudeerscriptie. 15 ISSO-publicatie 42 (2011). Ontwerpen en installeren van sprinklerinstallaties. Rotterdam: ISSO.
Colofon De inhoud van deze brochure is tot stand gekomen in samenwerking tussen de Brandweeracademie en praktijkdeskundigen van de brandweer. Fotografie: Gemeente Haarlem en Wikimedia: Rosemoon, M. Minderhoud, Dirk Ingo Franke, Wutsje, Natan Wert
38
39
40