(/BPR>
Hoge Raad 19 oktober 2012, nr' 1'1103143, LJN 8X0744 (mr. Van Buchem-Spapens, mr' Streefkerk, mr.
Loth) (Concl. A-G Wesseling-van Gent) Noot mr. M.R. van Zanten Conservatoir beslag. Sequestrat¡e. Afw¡iz¡ng vordering, Kostenveroordeling. Appeltermijn deelvonnis. Lozing van diisobu-tylketon. Helden. lRv art. 70, 237 lid 1,339 lid 1 l
Het tussenvonnis maakte uitdrukkeliik een einde aan een deel van het geding. Met betrekking tot dat deel was het dus een eindvonnis en diende van datvonnis binnen drie maanden hoger beroep te worden ingesteld. Het hof heeft ten onrechte de kosten voor beslag en sequestrat¡e toegewezen' De beslagen zijn niet gelegd op grond van de onbetaald gelaten huurpenningen, welke vordering door het hof ¡s toegewezen. De beslagen ziin ge' legd op de grond van een gepretendeerde vorde' ri n g tot schadeve rgoed¡ ng weg e ns m i I i euverontre¡' niging. Deze vorder¡ng is door het hof afgewezen, waardoor de grondslag aan het beslag en de se' questrat¡e is komen te vervallen' [Eßer] te [woonplaats], eiser
tot cassatie,
tegen [v erw eerder] te [woonplaats], Verweerder in cassatie, niet verschenen.
Conclusie Advocaat-Generaal (mr. Wesseling-van Gent)
Het gaat in deze zaak over tijdig appelleren van een deelvonnis, toewijzing van de vordering tot betaling van sequestratiekosten en de veroordeling in de proceskosten.
178
IutísptudentíeB\rgelijkProcesrecht
l6-05-2ol3,afl.2
Sdu Uîtgeters
(/BPR) l.
Feitent en procesuerloop2 1.1. Verweerder in cassatie, [verweerder], zocht omstreeks december 2006 een huurder voor zijn bedrijfsruimte met buitenperceel gelegen aan de [a-straat 1 ] te [plaats] (hierna: de loods). Eiser tot cassatie, [eiser], heeft in januari 2007 interesse getoond, de loods samen met [betrokkene 1] bezichtigd en [verweerder] daarover gesproken. Daarna hebben partijen nog verscheidene malen met elkaar gesproken. Bij één van deze gesprekken heeft [eiser] zijn paspoort getoond en heeft de echtgenote van [verweerder] daarvan een fotokopie gemaakt. Een door [verweerder] opgestelde huurovereenkomst, gedateer d 26 februari 2007
,
waarop [eiser] als huurder staat vermeld en waarop voorts is vermeld dat de loods per 1 maart 2007 wordt verhuurd, is niet ondertekend. L.2. Op 7 maart2007 heeft de gemeente Helden, naar aanleiding van klachten over geuroverlast, het terrein van de loods geïnspecteerd. Bij brief van 8 maart 2007 heeft de gemeente, kort samengevat, aan [verweerder] medegedeeld dat zij heeft geconstateerd dat een grote hoeveelheid van de stofDiisobutylketon is geloosd, dat de bodem en de riolering daardoor ernstig vervuild zijn geraakt, dat milieuvoorschriften zijn overtreden en dat bestuursdwang wordt toegepast. Op dezelfde dag heeft de gemeente een soortgelijke briefgestuurd aan [eiser] en aan Lp'asol Import & Export GmbH (hierna: Lyrasol). 1.3. Bij inleidende dagvaarding van 26 maaú 2007 heeft [verweerder] [eiser] gedagvaard voor de rechtbank te's-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Helmond. [Verweerder] heeft daarbij - kort samengevat gevorderd dat de kantonrechter, uitvoerbaar bii voorraad (l) de huurovereenkomst ter zake van de loods per 7 maart2007 ontbindt; voorts [eiser] veroordeelt (2) tot ontruiming van het huurobject en (3) tot betaling van huurpenningen alsmede (4) tot betaling van schadevergoeding voor alle door [verweerder] geleden schade ten gevolge van de door dan wel vanwege [eiser] veroorzaakte
1 2
Zierov.4.1,l-4.2 van het tussenarrest van het hofDen Bosch van 5 oktober 2010. Zie de tussenvonnissen van de rb. Den Bosch van 24 oktober 2007 en 9 juli 2008 en het eindvonnis van 10 december 2008. Zie voorts het tussenarrest van het hof Den Bosch van 5 oktober 2010 en het €indarrest van 5
april
20 1 1.
Srlu
Uítgevers
bodemverontreiniging in of rondom het gehuurde en (5) tot betaling van proceskosten, waaronder begrepen beslagkosten en kosten van sequestratie. 1.4. IVerweerder] heeft aan deze vorderingen ten grondslag gelegd dat hij met ingang van I maart 20û7 een huurovereenkomst met Ieiser] is aange-
gaan, dat in de periode van 1 tot 7 maart 2007 lossingen van milieubelastende stoffen in de bo-
dem van het gehuurde hebben plaatsgevonden, dat [verweerder] als eigenaar van het gehuurde
door de gemeente is aangesproken voor alle schade als gevolg van de lossingen en dat [eiser] aldus op ernstige wijze jegens [verweerder] is tekortgeschoten. Bovendien heeft hij de huurpenningen niet (tijdig) voldaan. 1.5. [Eiser] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Na verdere conclusiewisseling heeft de kantonrechter [eiser] bij tussenvonnis van 24 oktober 2007 toegelaten tot bewijs van de juistheid van zijn stelling dat [verweerder] de huurovereenkomst niet met hem, [eiser], is aangegaan, maar met de Duitse vennootschap Lyrasol, gevestigd te Nettetal-Lobberich. 1.6. Nadat op 24 januaú en 26 maart 2008 getuigenverhoren hebben plaatsgevonden en partijen daarop bij conclusies na (contra-)enquête hebben gereageerd, heeft de kantonrechter bij vonnis van 9 juli 2008 de vordering op de onderdelen 1, 2 en 3 afgewezen op de grond dat [eiser] is gesiaagd in het door hem te leveren bewijs (rov. 7). De kantonrechter heeft daarnaast onder aanhouding van iedere verdere beslissing de zaak naar de rol verwezen om [verweerder] de gelegenheid te geven zich - bij akte - uit te laten over de vraag ofhij omtrent onderdeel 4 van de vordering (schadevergoeding wegens milieuvervuiling) nog verder wenst te procederen. 1.7. Na aktewisseling heeft de kantonrechter in zijn vonnis van 10 december 2008 geconstateerd dat fverweerder] heeft laten weten niet verder te willen procede¡en en onderdeel 4 van de vordering daarentegen te willen intrekken en heeft de kantonrechter vervolgens de vordering op onderdeel 4 afgew ezen en [verweerder] veroordeeld in de kosten van het geding. 1.8. IVerweerder] is, onder aanvoering van zeven grieven, bij appeiexploot van 5 maart 2009 van de vonnissen van de kantonrechter van 9 juli 2008 en l0 december 2008 in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Hij heeft geconcludeerd tot vernietiging van deze vonnissen
JurisprurlentíeBwgelijkproces¡echt
l6-05-2013,af|,2
).79
(/BPR)) en
Een eindvonnis ofeindarrest houdt een beslissing in het dictum in over (een onderdeel van) hetgeen
ven.
is gevorderd en maakt (in zoverre) een einde aan de instantie. Dat is het geval als een vordering in
- zakelijk weergegeven - tot toewijzing van zijn vorderingen zoals in eerste aanleg omschrelEiser] heeft de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van de vonnissen. 1.9. Bij tussenarrest vân 5 oktober 2010 heeft het hof- naar de kern genomen en sterk vereenvoudigd weergegeven - geoordeeld dat het door (rov.4.3) [eiser] te leveren bewijs niet is geleverd en voorts dat de huurovereenkomst is gesloten met [eiser] in privé, maar dat dit niet betekent dat alle vorderingen van [verweerder] moeten worden toegewezen (rov. 4.8). Het hof heeft de zaakvervolgens naar de rol verwezen voor de in het arrest onder 4.8.2 tot en met 4.8.4 vermelde doeleinden. 1.10. Bij eindarrest van 5 april 201 I heeft het hof de vonnissen waarvan beroep vernietigd, en opnieuw rechtdoende, (i) de huurovereenl
Het hofheeft de veroordelingen tot betaling uitvoerbaar bij voorraad verldaard, [eiser] veroordeeld h de proceskosten inclusiefde beslagkosten en het meer ofanders gevorderde afgewezen. 1.11. [Eiser] heeft tegen de arresten3 van het hof tijdigl beroep in cassatie ingesteld. Tegen [verweerder] is verstek verleend. IEiser] heeft zijn standpunt vervolgens schriftelijk toegelicht. B espr eking'tt nn het cassatí emiddel 2.1. Het cassatiemiddel bestaat uit drie onderdelen
2.
(kiachten). Onderdeel I klaagt dat het hof lverweerder] ten onrechte ontvankelijk heeft verklaard in zijn bij appeldagvaarding van 5 maart 2009 ingestelde hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de
afwijzingvan de vorderingen onder I,2 het tussenvonnis van 9 juli 2008. 2.2. lHetonderdeel is terecht voorgesteld.
en3 in
de tekst van onderdeel I, eerste zin (p. 5) maak ik op dat ook tegen het oordeel van het hofin het tussenarrest wordt opgekomen. De cassatiedagvaarding is op 5 juli 201 I uilgebracht.
Uit
180
Iur¡sprudentie B\rgelijk P¡ocesfecht I 6-0 5-2013,
^fl.
2
het dictum (gedeeltelijk) wordt toegewezen of afgewezen.s
Het onder 1.6 vermelde vonnis van de kantonrechter van 9 juli 2008 is een deelvonnis waarin in het dictum een uitdrukkelijk einde aan een deel van het geding is gemaakt, te weten voor zover het de vorderingen 1-3 betreft doot afwiizingvan deze vorderingen. In zoverre is ditvonnis een eindvonnis. De tussenvonniscomponent betreft de verwijzingnaar de rol met het oog op de vordering onder 4.
Met betrekking tot de vorderingen 1-3 diende van het vonnis van 9 juli 2008 binnen drie maanden (art. 339 lid I Rv.) hoger beroep te worden ingesteld. Deze termijn was op 5 maart 2009 (datum appelexploot) ruimschoots verstreken. Aangezien beroepstermijnen van openbare orde ziin,6 had het hof fverweerder] ambtshalve niet-ontuankelijk dienen te verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit de afi,vijzing van de vorderingen onder 13 in het vonnis van 9 juli 2008 betreft. 2.3. Onderdeel II klaagt dat het hof [eiser] in zijn eindarrest ten onrechte heeft veroordeeld tot betaling van kosten van beslag en sequestratie, omda| deze oordelen innerlijk tegenstrijdig zijn met het oordeel van het hof in rechtsoverweging 8.7 van het eindarrest dat de vordering tot schade-
vergoeding wegens bodemverontreiniging als onvoldoende toegelícht zal worden afgewezen. Uit de beslagstukken vloeit voort dat de kosten van beslag en sequestratie zijn ontleend aan de beslagverloven die zijn gelegd op de grond van een gepretendeerde vordering tot schadevergoeding wegens milieuverontreiniging en niet (ook) met als grond de vorderingen onder l-3. Nu de vordering tot schadevergoeding wegens milieuverontreiniging is afgewezen, ontbreekt de grond voor toewijzing van deze kosten. 2.4. ]llet onderdeel slaagt.
Zie Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2009, nr. 35 onder venvijzing naar HR 10 oktober 2003, LIN 410309 (Nl 2003,709). Zie Snijders/Wendels, Civiel appel' 2009, nr. 43; Hugentholtz/Heemskerk, Hoofdlijnen van het Nederlands
burgerlijk procesrecht, 2009, nr.
sdu uítgevers
146.
De voorzieningenrechter te Roermond heeft de sequestratie toegestaan op het verzoek tot het leggen van conservatoir beslag met sequestratie op een vrachtauto die langs de openbare weg te Deurne stond geparkeerd.T In dit verzoek wordt vermeld dat [verweerder] een bedrag van € 50.000,= + P.M. van [eiser] heeft te vorderen ter zake van het veroorzaken door [eiser] van een ernstige bodemverontreiniging. Nu het hof de vordering tot het vergoeden van de schade als gevolg van de bodemverontreiniging heeft afgewezen, is de grondslag aan (het beslag op en) de sequestratie van de vrachtauto komen te ontvallen. Overigens slaagt het onderdeel ook indien de sequestratiekosten de vorderingen onder 1-3 als grondslag zouden hebben en wel in verband met het slagen van onderdeel L 2.5. Onderdeel III is gericht tegen de veroordeling van [eiser] in de proceskosten.s Gelet op de gegrondheid van de onderdelen I en II slaagt ook dit onderdeel. 2.6. Nu alle onderdeien slagen, dienen de bestreden arresten te worden vernietigd met uitzondering van de beslissing op de vordering onder (4). Uw Raad kan de zaak m.i. zelf afdoen door [verweerder] alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep tegen de afi,vijzing van de vorderingen 1-3 in het vonnis van 9 juli 2008, de vordering tot vergoeding van de kosten van sequestratie afte wijzen en [verweerder] te veroordelen in de kosten van het geding in drie instan-
a. de vonnissen
in de zaak 500372 van de kanton-
rechter te Helmond van 24 oktober 2007,9 2008 en 10 december 2008;
juli
HD 200.028.479 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 5 oktober b. de ar¡esten in de zaak 2010 en 5 april 2011. (...; red.) 2. Het geding in cassatie (...; red.) 3. Beoordeling yan het middel 3.1. In cassatie kan van het volgende worden
uit-
gegaan.
i. [Verweerderl,
eigenaar van een loods met buitenperceel, heeft begin 2007 gesprekken gevoerd
met [eiser] oververhuurvan de loods.
ii. [Verweerder] heeft
een
huurovereenkomst op-
gesteld, gedateerd 26 februari 2007,
waarin Ieiser]
vermeld als huurder en waarin voorts is vermeld dat de loods wordt verhuurd per I maart2007. De huurovereenkomst is niet ondertekend. iii. Bij brief van B maart 2007 heeft de gemeente Helden aan [verweerder] medegedeeld dat zij op 7 maarf2O07 heeft geconstateerd dat een grote hoeveelheid diisobutylketon is geloosd, dat het terrein waarop de loods zich bevindt en de rioleringen ernstig zijn venuild en dat bestuursdwang is
wordt toegepast.
iv. fVerweerder] heeft, na daartoe op
13 maart
2007 verkregen verlof, ten laste van [eiser] conser-
ties.
vatoir beslag gelegd op een vrachtauto. De auto is ter gerechtelijke bewaring afgegeven aan een
3. Conclusíe De conclusie strekt tot vernietiging van de arresten van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 5 oktober 2010 en 5 april 2011 en tot afdoening
bergingsbedrijf. 3.2.I. De vordering van [verweerder] strekt tot: 1) ontbinding van de huurovereenkomst, 2) ontruiming van het gehuurde, 3) betaling van huurpenningen, 4) vergoeding van de schade die het gevolg is van door Ieiser] veroorzaakte bodemverontreiniging, en 5) betaling van proceskosten, waaronder begrepen kosten van beslag en sequestratie. IVerweerder] heeft aan zijn vordering onder meer ten grondslag gelegd dat Ieiser] in de periode van 1 tot 7 maart2007 op het gehuurde milieubelastende stoffen heeft geloosd en dat hij, [verweerder], inverband daarmee door de gemeen-
als onder 2.6 vermeld.
Hoge Raad 1. Het geding in feitelijke instanties Voor het verloop van het geding in feitelijke in-
stanties vervrijst de Hoge Raad naar de navolgende
stukken:
7
8
Ziehefverzoekschrift conservatoir beslag roerende zaken met sequestratie, overgelegd als produktie D bij de inleidende dagvaarding, en het daaraan gehechte verlof van 13 maart2007. Zie ook st. [eiser] onder 23.
Sdu
Uitgevers
te is aangesproken.
De kantonrechter heeft [eiser] toegelaten tot het bewijs van zijn stelling dat de huurovereenkomst niet met hem, [eiser], is aangegaan, maa¡ met de Duitse vennootschap Lyrasol.
lurísprudentie Bwgelijk procesrecht I 6-0 s-2013, afl.2
181
(/BPR> Na getuigenverhoren heeft de kantonrechter bij vonnis van 9 juli 2008 de vordering onder 1, 2 en 3 afgewezenop de grond dat leiser] is geslaagd in het door hem te leveren bewijs. Bij dat vonnis heeft de kantonrechter voorts lverweerder] in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten ovel de vraag of hij wilde voortprocederen met betrekking tot de vordering onder 4. Nadat [verweerder] had medegedeeld dat hij deze vordering wenste in te trekken, heeft de kantonrechter in zijn vonnís van 10 december 2008 ook de vordering onder 4 afgewezen en [verweerder] veroordeeld in de kosten van het geding' 3.2.2. Hethof heeft in zijn tussenarrest geoordeeld dat [eiser] niet is geslaagd in het door hem te leveren bewijs. In zijn eindarrest heeft het hof, voor zover thans van belang, de huurovereenkomst ontbonden en Ieiser] veroordeeld tot betaling van achterstallige huurpenningen alsmede tot betaling van een bedrag van C 25.532,05 ter zake van de kosten van sequestrâtie. [eiser] is voorts veroordeeld in de proceskosten, de beslagkosten daaron-
men te ontvallen. Het hof heeft derhalve ten onrechte Ieiser] veroordeeld in de kosten van beslag en sequestratie. Onderdeel 3, dat is gericht tegen de veroordeling van [eiser] in de proceskosten, siaagt gelet op het
voorgaande eveneens. 3.4. Het hiervoor overwogene brengt mee dat de bestreden arresten dienen te worden vernietigd, met uitzondering van de besiissing op de vordering onder 4. De Hoge Raad kan zeif de zaak afdoen.
der begrepen. 3.3. 1. Onderdeel 1 klaagt dat het hof [verweerder] ten onrechte onrvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de afi,vijzing van de vordering onder 1, 2 en 3 in het tussenvonnis van 9 juli 200B. Het onderdeel is terecht voorgesteld. Genoemd tussenvonnis is een deelvonnis waarin in het dictum een uitdrukkelijk einde is gemaakt aan een deel van het geding, te weten voor zover het devordering onder 1,2 en 3 betreft. In zoverre is het vonnis van 9 juli 2008 een eindvonnis' Van dat vonnis diende derhalve met betrekking tot de vordering onder 1,2 en 3 binnen drie maanden hoger beroep te worden ingesteld. Deze termijn was op 5 maart 2009, de datum waarop het hoger beroep is ingesteld, ruimschoots verstreken. 3.3.2.Onderdeel2 is gericht tegen de veroordeling van [eiser] in de kosten van beslag en sequestratie. Ook deze klacht slaagt. [verweerder] heeft zijn verzoek tot het leggen van consewatoir beslag gebaseerd op zijn sielling dat hij van [eiser] € 50.000,-- te vorderen had in verband met door Ieiser] veroorzaakte bodemverontreiniging. Nu het hof de vordering onder 4, die strekte tot ver-
goeding van de schade wegens bodemverontreiniging, heeft afgewezen, is de grondslag aan het beslag op en de sequestratie van de vrachtauto ko-
182
lurísprudentieBurgelijkProces¡echt
16-05-2013,afl.2
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de arresten van het gerechtshof te 'sHertogenbosch van 5 oktober 2010 en 5 april 2011, behoudens voor zover in laatstgenoemd arrest de vordering ter zake van schade als gevolg van bodemverontreiniging is afgewezen; en, opnieuw rechtdoende,
verklaart fverweerder] alsnog niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de afiarijzing van de vordering onder 1, 2 en3 in het vonnis van 9 juli 2008;
wijst afde vordering tot vergoeding van de kosten van beslag en sequestratie;
veroordeelt lverweerder] in de kosten van het geding - in hoger bero ep aan de zijde van [eiser] begroot op €,2.578,-- in totaal; - in cassatie tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 88i,99 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris. NOOT
1. ln deze procedure gaat het om het antwoord op de vraag of tijdig hoger beroep is ingesteld tegen een tussenvonnis van de kantonrechter en of het hof terecht de kosten van beslag en sequestratie heeft loegewezen. 2. De door de Hoge Raad berechte zaak betreft een huurgeschil waarin een voor de beslagpraktijk aardige vraag is beantwoord' ln een door verweerder in cassatie ("Verhuurder") aan eiser in cassatie ("Huurder") verhuu rde bedrijfsruimte is door de gemeente vervuiling en overtreding van mi ieuvoorsch riften geco nstateerd. Verhu u rder heeft ten laste van Huurder conservatoir beslag gelegd op een vrachtauto en deze in bewaring afgegeven. Verhuurder vordert bij de I
Sdu Uitgeters
kantonrechter:1) ontbinding van de huurovereenkomst, 2) ontruiming van het gehuurde, 3) betaling van de huurpenningen.4) vergoeding van de schade als gevolg van de door de huurder veroorzaakte bodemverontreiniging en S) betaling van de proceskosten, de kosten van beslag en sequestrat¡e daaronder begrepen. De kantonrechter heeft de vordering onder 1, 2 en 3 bij vonnis van 9 juli 2008 afgewezen en Verhuurder in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten of hij wenst voort te procederen over de vordering onder 4. Dat wilde hij niet. Bij vonnis van 10 december 2008 wijst de kantonrechter vervolgens ook de vordering onder 4 af. Verhuurder komt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 maart 2009 in hoger beroep van de vonnissen van I juli 2008 en 10 december 2008. Het hof ontbindt na tussenarrest van b oktober 2010 (LJN 8Y3783) bij arrest van b april 2011 (LJN 8Y3786) de huurovereenkomst en veroordeelt Huurder tot betaling van de achterstallige huurpenningen. alsmede een bedrag van € 25.532,05 ter zake van de kosten van sequestrat¡e, alsmede de proceskosten, inclusief de kosten van beslag. In cassatie klaagt Huurder dat Verhuurder ten onrechte ontvankelijk is verklaard door het hof (onderdeel I van het cassatiemiddel). Onderdeel ll is gericht tegen de veroordeling tot betaling van de kosten van beslag en sequestratie. Onderdeel lll is gericht tegen de proceskostenveroordeling. Alle onderdelen slagen. De Hoge Raad verklaart Verhu urder alsnog niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de afwijzing van de vordering onder 1, 2 en 3, wijst de vordering tot vergoeding van de kosten van beslag en sequestratie af en veroordeelt Verhuurder in de
proceskosten. 3. Het oordeel met betrekking tot de niet-ontvan-
kelijkheid is weinig verrassend. Het tussenvonnis van de kantonrechter is een deelvonnis waarin in het dictum uitdrukkelijk een einde is gemaakt aan het geding met betrekking tot de vordering onder 1, 2 en 3. Verhuurder diende dan ook binnen drie maanden na hettussenvonnis hoger beroep in te stellen, wat niet is gebeurd. 4. De vraag met betrekking tot het beslag en de sequestrat¡e is interessanter, hoewel ook deze uitspraak, gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, niet verrassend is. Het hof was kennelijk van mening dat nu enige geldvordering werd toegewezen (namelijk de vordering ter zake
Sdu
Uítgevers
van de achterstallige huurpenningen) het beslag en de sequestratie rechtmatig waren en dat de Huurder in de kosten daarvan kon worden ver-
oordeeld. ln het arrest van het hof van E aoril wordt ter zake van de vordering onder b (r.o. 8.10) gesteld dat deze kosten voor toewijzing in aanmerking komen. Huurder had als verweer aangevoerd dat niet blijkt dat deze kosten door Verhuurder zijn gemaakt omdat de factuur van de bewaarder is gericht aan een derde. Het hof overweegt daÌ de facluur evenwel is gestuurd ter attentie van Verhuurder en dat het kenteken van de in bewaring genomen vrachtwagen overeenkomt met het verzoek toÌ conservatoir beslag van Verhuurder, het op naam van Verhuurder betekende exploot van de deurwaarder en de dienaangaande opgemaakte processen-verbaal. Uit deze slukken is het hof voldoende gebleken dat Verhuurder deze kosten heeft gemaakt. ln cassatie wordt het hof door A-G en Hoge Raad op de vingers getikt. De Hoge Raad overweegt (r.o. 3.3.2) dat Verhuurder zijn beslagrekest heeft gebaseerd op de stelling dat hij van Huurder een bedrag van € 50.000,= te vorderen heeft in verband met de door Huurder veroorzaakte bodemverontreiniging. De vordering sub 4 dus. Nu het hof deze vordering echter heeft afgewezen, is de grondslag aan het beslag op en de sequestratie van de vrachtauto komen te vervallen. 5. Op grond van art. 700 lid 3 Bv verleent de voorzieningenrechler. indien ten tijde van het verlof nog geen eis in de hoofdzaak is ingesteld, verlof tot het leggen van conservatoir beslag onder de voorwaarde dat het instellen van een dergelijke eis binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn moet worden ingesteld. ln de op het conservatoir beslag volgende procedure moet de vordering waarvoor beslag is gelegd worden beoordeeld. ln de zaak Ajax/Reule (HR 26 februar¡ 1999, /VJ 199gnn\ heeft de Hoge Raad overwogen: "(...) dat ook een vordering in kort geding, strekkende tot een voor tenu itvoerleggi ng vatba re veroordeling tot voldoening aan de vordering waarvoor het conservato¡r beslag is gelegd, kan gelden als eis in de hoofdzaak (cursivering MvZ)." ln de zaak Ontvanger/Heemhorst (HR 3 oktober 2003, (JBPr> 2004111, m.nt. A.W. Jongbloed) heeft de Hoge Raad overwogen dat ook "als eis in de hoofdzaak heeft te gelden de oplegging van de aanslag door de inspecteur ter verzekering van 2011
lurísprudentie Bvrgeli;k procesrecht t6-OS-2013, afl. 2
183
(/BPR))
12
de voldoening waarvan het door de ontvanger getegde beslag strel 201112, m.nt' M.R. van Zanten) heeft de A-G geconcludeerd: "Nu bepalend is dat in een procedure wordt beslist over de deugdelijkheid van de vordering waarvoor het conservatoir beslag is gelegd lcursivering MvZ) (.'.)Í lndien de eis in de hoofdzaak (te weten: de vordering waarvoor hel beslag is gelegdlwordt afgewezen, en deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, vervalt het beslag van rechtswege ex art.TO4lid 2 Bv' Met de afwijzing van de vordering onder 4 bij vonnis van 9 juli 2008, waartegen door de Verhuurder te laat hoger beroep is ingesteld, is het lol van het beslag op de vrachtauto en de sequestratie bezegeld' lndien de vordering waarvoor beslag is gelegd' wordt afgewezen, is, bijzondere omstand¡gheden daargelaten, de beslaglegger aansprakelijk uit onrechtmatige daad (HR 13 januari 1995, NJ 1997,366, Ontvanger/Bos)' Er is dan sprake van een onrechtmatig beslag. Op grond van art.706 Rv kunnen de proceskosten van beslag niet van de beslagene worden teruggevorderd indien het beslag onrechtmatig is. 6. Het oordeel van het hof dat de kosten van sequestratie voor toewijzing in aanmerking kwamen terwijl de vordering waarvoor beslag is gelegd en de vrachtwagen in bewaring is afgegeven, is afgewezen, is in strijd met hiervoor genoemde bepalingen en jurisprudentie. De Hoge Haad heeft het arresÏ van het hof dan ook terecht vernietigd. De beslaglegger kan niel aan de rechtsgevolgen van art'704lid 2 Rv en art' 706 Rv ontkomen door "vorderingshoppingí
dat wil zeggen door te stellen dat een andere (op geld waardeerbare) vordering, waarvoor het beslag niet is gelegd, wel is toegewezen' De vordering waarvoor beslag is gelegd, is duidelijk kenbaar uit het beslagrekest. Uitsluitend die vordering kan worden beschouwd als de eis in de hoofdzaak en uitslu¡tend de beoordeling van die vordering is relevant voor de beantwoording van de vraag of sprake ís van een rechtmatig gelegd beslag. M.R. van Zanten
advocaat b¡j CMS Derks Star Busmann NV te Am-
sterdam
184
lur¡sprudentie Bvtgeliik Procesrecht 16-05'2013, aÍl'. 2
Sdu Uitgevers