Bouwadvies Brandveilige Pluimveestallen Oktober 2011
In opdracht van: LTO/NOP-vakgroep Pluimvee
Uitgevoerd door: ZLTO Advies Ir. A.C.H.M. Commissaris Senior adviseur RO, Milieu en Bouwzaken 073-217 35 81
[email protected] www.zlto.nl
Bouwadvies brandveilige pluimveestallen 25-10-2011 Blad 2/ 8
Inhoudsopgave
1. 1.1 1.2
Inleiding .........................................................................................3 Aanleiding.................................................................................... 3 Wettelijke context ......................................................................... 3
2.
Oorzaken stalbranden.......................................................................4
3.
Voorkomen van brand ......................................................................5 3.1 Inleiding ...................................................................................... 5 3.2 Maatregelen voor nieuwbouw en/of bestaande gebouwen ................... 5 3.3 Knelpunten bij verbetering brandveiligheid ....................................... 8
Bouwadvies brandveilige pluimveestallen 25-10-2011 Blad 3/ 8
1. Inleiding
1.1
Aanleiding
In de verschillende pluimveesectoren wordt in het laatste kwartaal van 2011 nog druk gewerkt om te voldoen aan nieuwe wettelijke eisen. Voor de legpluimveesector gaat het met name om het omschakelen van kooihuisvesting naar alternatieve huisvesting. In de overige sectoren wordt het toepassen van emissiearme stalsystemen en het terugbrengen van de bezetting gecombineerd met nieuwbouw van stallen. Mede naar aanleiding van het rapport ‘Brand in Veestallen’ van juli 2010 (door M. Looije en M. Smit van Hogeschool Van Hall-Larenstein) is er politiek en maatschappelijk nadrukkelijk aandacht gevraagd voor het aanscherpen van regelgeving ten einde het omkomen van dieren te voorkomen. Vooralsnog is er qua wetgeving nog geen verandering gekomen. Voor de sector zelf, en zeker de individuele bedrijven, is het afbranden van stallen zeer ongewenst en dramatisch. Om die reden is op verzoek van de vakgroep pluimveehouderij van LTO/NOP dit rapport opgesteld, met daarin praktische tips die brand dienen te voorkomen en tevens het omkomen van dieren moet tegengaan. Het rapport is opgesteld vanuit praktische kennis, zoals die aanwezig is bij ZLTO Advies, team RO, Milieu en Bouwzaken. Daarnaast is er afstemming geweest met verzekeringsmaatschappij Achmea Agro en medewerkers risicobeheersing van de brandweer. Daarnaast is er ook inbreng geweest van pluimveehouders die door recente bouwactiviteiten, of aanvragen van vergunning of met brand op het bedrijf, zelf met het onderwerp van brandveiligheid te maken hadden. In hoofdstuk 2 wordt in het kort een samenvatting gegeven van de oorzaken van brand, zoals die gerapporteerd zijn in het rapport ‘Brand in veestallen’. Mede naar aanleiding daarvan zal in hoofdstuk 3 de preventieve maatregelen op een rij gezet worden.
1.2
Wettelijke context
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden regels ten aanzien brandveiligheid. Er wordt getoetst aan het Bouwbesluit (2003), waarin voor brandcompartimenten een maximale grootte is opgenomen van 1.000 m2. Indien aangetoond kan worden dat er sprake is van gelijkwaardigheid (in het kader van beheersbaarheid van brand), is het mogelijk om grotere brandcompartimenten voor stallen te realiseren. In de praktijk kunnen stallen tot 5.000 m2 voldoen aan het bouwbesluit. Op basis van de leidraad ‘beheersbaarheid van brand’ wordt specifiek voor dierenverblijven een bovengrens gesteld op 2.500 m2 met nog steeds het aantonen van gelijkwaardigheid als onderbouwing. Reden hiervoor was het kunnen redden van mens EN dier. Het redden van dieren is echter bij pluimveestallen niet mogelijk. Dit heeft te maken met het gedrag van de dieren en de wijze waarop de stallen gebouwd worden. In de praktijk wordt de leidraad ‘beheersbaarheid van brand’ door gemeenten op verschillende manieren toegepast en inmiddels is door Raad van State vastgesteld dat de leidraad geen wettelijk toetsingskader is. Bouwbesluit 2012 In het nieuwe bouwbesluit staan een aantal belangrijke wijzigingen, dit gaat o.a. ander over: Maximale compartimentgrootte van 1.000 m2 naar 2.500 m2 voor (lichte) industriefunctie. Dat betekent dat boven de 2.500 m2, gelijkwaardigheid aangetoond dient te worden. Eisen aan materialen nieuwbouw wordt gebaseerd op NEN-EN 13501-1, wat aansluit bij de systematiek van de Europese CE-markeringen. Het begrip rookcompartiment komt te vervallen, dit worden sub-brandcompartimenten. Dit kan gevolgen hebben voor de uitvoering van de wanden tussen de sub-brandcompartimenten (bij rookcompartiment voorheen geen brandwerendheid vereist en nu wel. De systematiek voor vluchtwegen is aangepast. De afstand is o.a. afhankelijk van bezettingsgraadklasse. Praktisch zal dit niet veel verschil geven. Wel kan er gevlucht worden naar een (ander) sub-brandcompartiment.
Bouwadvies brandveilige pluimveestallen 25-10-2011 Blad 4/ 8
2. Oorzaken stalbranden In het rapport wat aangehaald wordt in de inleiding, is onderstaande tabel opgenomen.
Bron: rapport Brand in Veestallen, juli 2010.
Hierin is te zien, dat een groot deel (ca. 33%) een onbekende oorzaak heeft, dus waarschijnlijk een van de overige categorieën betreft. Met name de categorie elektriciteit/kortsluiting vormt een grote groep en in het rapport worden verschillende oorzaken genoemd, die als maatregel terugkomen in hoofdstuk 3.
Bouwadvies brandveilige pluimveestallen 25-10-2011 Blad 5/ 8
3. Voorkomen van brand
3.1
Inleiding
Als het gaat om het voorkomen van stalbranden gaat het eigenlijk om twee zaken. Enerzijds dient getracht te worden een stalbrand te voorkomen en anderzijds is het streven om het aantal dieren dat omkomt bij een brand te minimaliseren. Bij nieuw te bouwen stallen kan er in het ontwerp en tijdens de bouw al heel wat gedaan worden op het gebied van brandveiligheid. Maar ook voor bestaande stallen/bedrijven kunnen maatregelen genomen. Tot slot gelden voor zowel nieuwbouw als verbouw nog bepaalde gedragsregels. Vanuit deze invalshoek zullen de aspecten ten aanzien van brandveiligheid worden behandeld. Voor wat betreft stallen waarin naast de dieren zelf en strooisel/mest ook stalinrichting aanwezig is in de vorm van volièrestellingen (met mestbanden), dient de nadruk te liggen op preventie. Het vuur zal immers zich snel verspreiden via die inrichting. Een brandveilig gebouw blijft echter wel het uitgangspunt.
3.2
Maatregelen voor nieuwbouw en/of bestaande gebouwen
In het vorige hoofdstuk is al omschreven wat de oorzaken zijn van het ontstaan van brand. Het ligt dan ook voor de hand dat juist die oorzaken tegen gegaan moeten worden. In onderstaande tabel zijn de maatregelen aangegeven en met een kruisje is in de laatste twee kolommen aangegeven of deze zowel voor nieuwbouw als bestaande stallen toepasbaar zijn. Met ja/nee wordt bedoeld dat het zou kunnen, maar dat dit moeilijk haalbaar is. Maatregel Zorg voor een deugdelijke elektrische installatie. Dat begint al bij de meterkast. Bekabeling in open kabelgoten, ongedierte krijgt minder kans en beschadigingen zijn eerder zichtbaar. Leidingen van elektriciteit en gas door de grond naar de verschillende stallen brengen Elektromotoren voorzien van een motorbeveiligingsschakelaar die o.a. bij een te warm geworden motor de stroomaanvoer uitschakelt. Laat werkzaamheden uitvoeren door of onder toezicht van een erkende installateur. Het zelfde geldt ook voor de aanleg en installatie van gasleidingen en installaties. Bij nieuwbouw bij oplevering vragen om de NEN 1010 elektraverklaring. Het is verstandig dit door een onafhankelijk bedrijf of instantie te laten doen. Na 5 jaar hercontrole. Bij bestaande gebouwen vraag een agro- inspectie of nog beter een NEN 3410 keuring aan voor de elektra Toepassen van verwarming met gesloten systemen (CV-installatie) i.p.v. gasheaters of heteluchtkanonnen Zorg op plaatsen waar kans is op warmteopbouw (bij motoren, bekabeling) voor voldoende ventilatie en vrije ruimte rondom deze warmtebron Er dienen voldoende blusmiddelen (schuimblussers) in een gebouw aanwezig moeten zijn om een beginnende brand te kunnen blussen Aanbrengen van brand/rookmelders met koppeling naar alarminstallatie stal. Dit kan ook door extra temperatuurvoelers in de technische ruimten en/of ventilatiekanalen met doormelding naar 3 personen. Kies voor brandwerende (dak) isolatiematerialen en overige materialen van minimaal brandklasse A of B. Dit betreft de zogenaamde Euroklasse. De volgende materialen behoren tot brandklasse A (A1 en A2): Steenwol, glaswol (rockwool en isover);
Nieuw bouw ja
bestaand
Ja
ja/nee
ja
ja
ja
ja
ja
n.v.t.
n.v.t.
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
nee
ja/nee
Bouwadvies brandveilige pluimveestallen 25-10-2011 Blad 6/ 8 Tot categorie B behoren o.a.: PIR-isolatie (Polyisocyranuraat), welke door verschillende fabrikanten op de markt wordt gebracht (Celotex, Xtratherm, Kingspan). Let hierbij op Euroklasse B erkenning (sommige materialen hebben een Belgische erkenning uit 1997 die met letters werkt). Het toepassen van dakisolatie met brandklasse A beperkt ook het gevaar van het overslaan van brand via het dak naar naastgelegen gebouwen. Maak een brandwerende scheidingsmuur ook echt brandwerend, dus uitvoeren met een dubbel spant aan weerszijden van een brandwand (anders wordt de brandmuur omver getrokken bij bezwijken staalconstructie). Of spant inpakken met brandwerend materiaal, zoals Promatect. Een brandwerende muur (60 minuten is meestal voldoende) kan worden opgetrokken met de volgende materialen: o Kalkzandsteen (100 mm is 90 minuten). o Beton (100 mm – 60 minuten) o Sandwichpanelen met kern van minerale wol o Speciale gipsplaten (montage vlgs, voorschriften fabrikant/constructeur) Bij doorvoeropeningen in een brandwerende muur voorzieningen treffen dat brand hierdoor zich niet kan verspreiden. Dit gaat bijvoorbeeld om doorvoeren van eierbanden, voerlijnen, mestafvoer, kabels e.d. Hier zijn technische voorzieningen mogelijk. Bijvoorbeeld bij een eierband kan aan een of beide kanten een watergordijn gecreëerd worden. Voor leidingen (ook voor leidingen van een voersilo naar buiten) zijn zogenaamde knelmanchetten beschikbaar die buis dichtknijpen en de opening afdichten met brandwerend materiaal. Plaats voersilo’s bij voorkeur niet tussen de gebouwen Deuren in een brandwerende muur, zelfsluitend uitvoeren met brandwerendheid van 60 minuten (ook aandacht voor kozijnen) Maak aparte brandwerende ruimtes (60 minuten) voor concentratie elektrische installaties, zoals voerkeuken, werkplaats, kantoor/kantine, opslagruimte, meterkast waar kans op ontstaan van een brand groot is (geen schakelkasten in stal of andere stoffige ruimtes Zorg er voor dat de stallen rondom goed bereikbaar zijn voor brandweervoertuigen en dat bij een opstelplaats een aansluiting op een secundaire bluswatervoorziening aanwezig is. Houd ook rekening met aanleg erfbeplanting. Bij een brand op een bedrijf kan het zo zijn dat door stroomuitval, ook de dieren die in andere stallen gehouden worden zouden op die manier door het uitvallen van ventilatie kunnen stikken. Dit is te voorkomen door het ventilatiedeel apart af te zekeren en uitgevoerd wordt met een aparte toevoerleiding. De aanwezigheid van een noodstroomaggregaat is eveneens noodzakelijk. Deze dient bij voorkeur met de hoofdmeterkast (verdeelkast bedrijf) in een aparte brandwerende ruimte worden gesitueerd. Bij stallen met licht-of luchtinlaat in de zijgevels hebben de wanden nooit een brandwerendheid van 60 minuten. Door de stallen op minimaal 5 m uit elkaar te bouwen, zorgt de afstand in de meeste gevallen voor voldoende weerstand tegen brandoverslag. Ruimere opzet bedrijfsgebouwen heeft de voorkeur ook i.v.m. benaderen door brandweer. Een andere manier om bij lucht-lichtinlaat in voldoende brandwerendheid te voorzien, is door brandwerende schuiven toe te passen in combinatie met smeltpatronen. Ook het plaatsen van een losse brandwerende muur tussen twee stallen is een optie.
ja
nee
ja
Ja
ja
ja
ja ja
ja/nee ja
ja
ja/nee
ja
ja/nee
ja
ja/nee
ja
ja/nee
ja
nee
Ja
Ja
Bouwadvies brandveilige pluimveestallen 25-10-2011 Blad 7/ 8
Aanleggen van secundaire bluswatervoorziening (60 – 90 m3/uur) voor het adequaat kunnen bestrijden van een brand en/of sparen naastgelegen gebouwen. Indien stallen naast elkaar gebouwd worden, met een centrale gang er voor, zorg dan voor brandwerende scheiding in deze gang. Ook scheiding van voorruimte van stal middels brandwerende muur. Indien mogelijk : kleinere stallen (compartimenten bouwen) Maak in overleg met brandweer een aanvalsplan en zorg dat plattegrond bedrijf met voorzieningen gas-elektra en nooduitgangen bij brandweer bekend is.
ja
ja
ja
ja/nee
ja ja
nee ja
Bouwadvies brandveilige pluimveestallen 25-10-2011 Blad 8/ 8 Naast de bouwkundige of installatietechnische voorzieningen, kunnen gedragsregels ook preventief werken. Dit geldt zowel voor nieuwbouw als voor bestaande stallen/bedrijven. De gedragsregels zijn hieronder weergegeven.
Werkzaamheden zoveel mogelijk buiten de stal uitvoeren. Indien dit niet mogelijk is dan zorgen voor voldoende blusmiddelen in de buurt. Gebruik geen verlengkabel op haspels (of in uiterste nood, rol deze geheel uit) maar zware verlengkabels. Gebruik deze niet als permanente oplossing Controleer kabelgoten op beschadigingen en reinig deze ook minimaal 1 keer per jaar. Dit geldt ook voor elektromotoren (ontdoen van stof). Laat ook bestaande installaties controleren door de installateur. Reinig en controleer (testen) van rookmelders/brandmelders. Zeker in stoffige omgevingen. Sla geen brandbare stoffen op in nabijheid van elektrische installaties (gebruik meterkast niet als opslagruimte bv.) Geef voor bezoekers en medewerkers aan welke regels gelden, bijvoorbeeld bordje met ‘verboden te roken’ Elektrische vliegenvangers op tijd leegmaken. Droge vliegen kunnen door vonkvorming makkelijk gaan brandden Zorg voor goed onderhoud van installaties, gebouwen, blusmiddelen. Daarbij is en dagelijks besef van brandveiligheid van belang. Vooroverleg Een pluimveehouder met bouwplannen doet er verstandig aan om in een vroeg stadium te overleggen met de preventist van de gemeentelijke of regionale brandweer en bovendien hebben de meeste verzekeringsmaatschappijen ook specialisten in dienst die u kunnen adviseren. Op die manier wordt voorkomen dat een nieuwe stal niet verzekerd kan worden.
Oplevering en controle De beschreven maatregelen en gedragsregels dienen gekoppeld te worden aan een opleveringscontrole voor ingebruikname van de stal, gevolgd door periodieke keuringen van installaties, waarbij vooral naar die onderdelen gekeken wordt waar kans op oververhitting of kortsluiting kan ontstaan. Deze opleveringscontrole geldt niet alleen voor de installatie, maar ook voor het gebouw. De brandweer toetst vooraf de aanvraag omgevingsvergunning en bijbehorende tekeningen. Deze toetsing zou tijdens of na afronding van de bouwfase wederom getoetst dienen te worden voor in gebruik name. Dit gebeurt tot op heden niet altijd.
3.3
Knelpunten bij verbetering brandveiligheid
Een deel van de maatregelen die genoemd worden in 3.2. zullen in de praktijk moeilijk toepasbaar zijn en dat heeft hoofdzakelijk te maken met bedrijfseconomische gronden en daarnaast met wettelijke kaders. In de Provincie Noord-Brabant is dit met name de beperking in de bouwblokken vanwege de Verordening Ruimte. Hierdoor wordt het ruimer opzetten van een bedrijf, met meer afstand tussen de gebouwen, een stuk moeilijker.