Bouw- en sloopafval
Omschrijving Bouw- en sloopafval is een verzamelcategorie. Het bevat alle afvalstoffen die vrijkomen bij verschillende processen. Ze kunnen worden ingedeeld in drie groepen: • bouwen (10-20%); • renoveren (30-50%); • slopen (40-50%). Het bouw- en sloopafval kan ingedeeld worden in verschillende fracties. Voor 90% bestaat het uit een steenachtige fractie: asfalt (11%), beton (40%), metselwerk (39%). De resterende 10% bestaat uit afval van diverse oorsprong zoals hout, kunststoffen, metalen en bitumineus afval, enz… [1]. Op te merken valt dat de vermelde cijfers gebaseerd zijn op relatief oude schattingen. Als gevolg van evoluties inzake materialen, bouwtechnieken, levensduur, enz… is het mogelijk dat er verschuivingen zijn opgetreden in deze verdeling. De kwaliteit kan verschillen naargelang de herkomst. Een contaminatie is mogelijk door omstandigheden waaraan het puin heeft blootgestaan, zoals bijvoorbeeld in een benzinestation, de industrie, enz… In dit rapport worden volgende fracties van het bouw- en sloopafval belicht: • Inerte fractie; • Gips; • Hout. Voor de verwerkingsmogelijkheden van de restfractie “hout” in bouw- en sloopafval verwijzen we naar het onderdeel houtafval. Specifiek toepasselijke wetgeving Vlaams gewest Ø Het Uitvoeringsplan bouw- en sloopafval, 5 april 1995: Dit plan had als doel te komen tot kwalitatieve en kwantitatieve preventie en het bereiken van een hoogwaardige nuttige toepassing voor tenminste 75% van de massa tegen 2000. Het bevorderen en verbeteren van de afvoer naar de
bewerkingsinric htingen is één van de acties in het actieprogramma. Zodoende kan de recyclage van de grootste fractie, namelijk puin, worden verzekerd. Ø Het decreet betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen van 2 juli 1981, zoals gewijzigd op 20 april 1994 en op 19 april 1995 (het Afvalstoffendecreet): Het afvalstoffendecreet beschouwt bouw- en sloopafval als bijzondere bedrijfsafva lstoffen. Ø Het uitvoeringsbesluit van het Afvalstoffendecreet, namelijk het Besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 1997 houdende het “Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en –beheer” (VLAREA), dat in werking trad op 1 juni 1998: Onderafdeling 4.2.2 van VLAREA bevat de voorwaarden voor hergebruik van secundaire grondstoffen in of als bouwstof. Bijlage 4.1 van VLAREA geeft een overzicht van de afvalstoffen die kunnen gebruikt worden in, of als bouwstof. Het betreft onder andere uitgesorteerd en gebroken niet-verontreinigd beton- en/of metselwerkpuin afkomstig van de bouw, de afbraak, de herstelling en het onderhoud van gebouwen, wegen, constructies en kunstwerken. Ø Typebestek SB 250: In het Standaardbestek 250 worden de gebroken puingranulaten gedefinieerd en wordt het mogelijk gebruik ervan in openbare werken beschreven. Ø Lijst van als hinderlijk beschouwde inrichtingen tot vaststelling, overeenkomstig het bedoelde in artikel 3 van het Decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, VLAREM I: De opslag en sortering van bouw- en sloopafval is een vergunningplichtige activiteit volgens de lijst van de hinderlijke inrichtingen, ingedeeld onder rubriek 2.2.1.c. Het breken van bouw- en sloopafval is eveneens een vergunningsplichtige, ingedeeld onder rubriek 2.2.2. Ø Sectorale milieuvoorwaarden voor inrichtingen voor de verwerking van afvalstoffen, VLAREM II, hoofdstuk 5.2: Voor de uitbating van sloperijen gelden naast de algemene en eventuele bijzondere voorwaarden, de sectorale voorwaarden voor inrichtingen voor de verwerking van afvalstoffen, opgenomen in hoofdstuk 5.2 van VLAREM II. Europese Unie Op Europees niveau is momenteel geen specifieke wetgeving aanwezig rond bouw- en sloopafval. De verschillende EU- lidstaten gaan op verschillende manieren met bouw- en sloopafval om. Er wordt wel gewerkt aan een aanbeveling. Conc rete acties daarrond worden evenwel niet verwacht vóór 2002.
Eerst diende consensus bereikt te worden over de vraag of men bouw- en sloopafval, ondanks de aanwezigheid van verontreinigingen, per definitie als “inert afval” kan beschouwen [2]. Deze discussie is inmiddels beëindigd. Met name de aanwezigheid van sulfaten en de uitloging ervan heeft een zodanige invloed op de recyclageketen dat bouwen sloopafval niet zonder meer als inert wordt aangemerkt [9]. Door de Europese Commissie werd een voorstel van Richtlijn ingediend (COM (2002) 512 def. 20.09.2002, Publicatieblad 28.01.2003) getiteld “Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van criteria en procedures voor het aanvaarden van afvalstoffen op stortplaatsen …”. In deel 2 van de bijlage geeft het de criteria voor aanvaarding van afvalstoffen op de stortplaats voor inerte afvalstoffen1 . De volgende lijst afvalstoffen worden geacht te voldoen aan de criteria vermeld in de definitie van inerte afvalstoffen in art. 2 onder e), en de criteria genoemd onder 2.1.2 (grenswaarden voor uitloging en grenswaarden voor totaalgehalte): • 17 01 01 beton • 17 01 02 stenen • 17 01 03 tegels en keramische producten • 17 01 07 mengsels van beton, stenen, tegels en keramische producten, die geen gevaarlijke afvalstoffen bevatten Voor deze codes geldt de restrictie tot “alleen geselecteerd bouw- en sloopafval”, d.i. met lage concentraties van andere types materialen. De oorsprong van het afval moet gekend zijn. • 17 02 02 glas • 17 05 04 grond (uitgezonderd: teelaarde, turf, uitgezonderd grond en stenen afkomstig van vervuilde locaties) en stenen die geen gevaarlijke stoffen bevatten • 20 02 02 grond en stenen (met restrictie: alleen afkomstig van tuin- en parkafval, teelaarde en turf uitgezonderd) Ongesorteerd en gemengd bouw- en sloopafval wordt dus niet in zijn geheel als inert aanzien, maar bepaalde geselecteerde fracties van bouw- en sloopafval, die geen gevaarlijke stoffen bevatten, worden bij verstek als inert geklasseerd.
Hoeveelheden
1
Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen maakt onderscheid tussen 3 klassen stortplaatsen: 1.
stortplaatsen voor gevaarlijke afvalstoffen
2.
stortplaatsen voor niet-gevaarlijke afvalstoffen
3.
stortplaatsen voor inerte afvalstoffen.
Bouw- en sloopafval vertegenwoordigt in gewicht ongeveer 25% van de totale afvalproductie in Vlaanderen, namelijk 6,5 miljoen ton/jaar. Over dit getal bestaat echter nog discussie [1]. Indien wordt vertrokken van 6,5 miljoen ton als basisgegeven, wordt bouw- en sloopafval in België reeds voor 75% gerecycleerd. Toch wordt algemeen aangenomen dat nog een verbetering mogelijk is. Via containerparken werd in 1999 door de Vlaamse gemeenten en intercommunales 447.422 ton bouw- en sloopafval ingezameld. Dit omvat 21,9% van de selectief ingezamelde hoeveelheden huishoudelijke afvalstoffen in Vlaanderen voor 1999. De hoeveelheden bouw- en sloopafval, zoals gemeld aan OVAM, worden weergegeven in onderstaande tabel [3]. De cijfers zijn gebaseerd op een statistisch verantwoorde steekproef van meldingsgegevens van bedrijfsafvalstoffen en werden door OVAM geëxtrapoleerd (EXTR) op basis van RSZ-gegevens. Ook het 95% betrouwbaarheidsinterval wordt opgegeven (95% BI). De hoeveelheden blijken vrij constant te zijn. Een deel van het te verwerken bouw- en sloopafval is afkomstig uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waar geen breker actief is. De hoeveelheid puin uit Wallonië dat in Vlaanderen verwerkt wordt, is verwaarloosbaar. Bouw- en sloopafval Productiejaar 1996 1997 1998 1999
EXTR (ton) 6.463.987 5.919.218 6.655.870 6.572.695
95% BI (ton) 3.494.388 – 9.434.587 2.530.638 – 9.307.798 3.862.321 – 9.449.418 4.807.825 – 8.337.565
Van OVAM werden ook cijfers van in- en uitgevoerde hoeveelheden bouw- en sloopafval verkregen. Onderstaande tabel geeft de evolutie weer (1996-2000) van de inen uitvoer van bouw- en sloopafval voor Vlaanderen. De hoeveelheden zijn zeer beperkt tot nihil.
2000 101: Bouw- en sloopafval 102:
1999
Invoer (ton) 1998
1997
1996
300
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Wegenbouwafbraak, beton- en asfaltbrokken 103: Betonafval, cementspecie, betonspecie
0
2000 101: Bouw- en sloopafval 102: Wegenbouwafbraak, beton- en asfaltbrokken 103: Betonafval, cementspecie, betonspecie
0
1999
0
Uitvoer (ton) 1998
0
100
1997
1996
3000
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Inzameling Het bouw- en sloopafval wordt opgehaald door ophalers en/of sorteerders. Bij OVAM zijn 76 bedrijven bekend met als activiteit de opslag van bouw- en sloopafval bestemd voor recyclage. Deze lijst is beschikbaar op de website van OVAM. Het bouw- en sloopafval van particulieren komt via containerparken of rechtstreeks via de aannemer bij de sorteerder terecht. Voorbehandeling Gemengd bouw- en sloopafval wordt eerst naar een sorteerder afgevoerd. Deze maakt zuivere deelstromen van het aangeboden bouw- en sloopafval en biedt het vervolgens aan de verwerkende industrie. Een sorteerder combineert in vele gevallen het sorteren met een containerdienst voor het ophalen van het bouw- en sloopafval. De sorteerders zijn verenigd in de VSO, de Vlaamse Sorteerders Organisatie. De leden van de VSO hebben meestal zowel ophaal- als sorteeractiviteiten. Volgens VSO zijn in Vlaanderen 30 geautomatiseerde sorteerders en 30 manuele sorteerders actief. Deze laatste gaan echter meer en meer over tot geautomatiseerd sorteren, daar de stortkosten te hoog worden voor onvoldoende gesorteerd bouw- en sloopafval [4].
Recycleerbare deelstromen worden naar de verwerker/breker gebracht terwijl de restfractie wordt gestort op categorie 2 stortplaatsen of verbrand. Verwerking Puin Breekinstallaties De aanvoer bij puinbreekinstallaties gebeurt ofwel rechtstreeks door wegenbouwers, aannemers van sloopwerken ofwel via container- en sorteerbedrijven. De sloopaannemer selecteert op basis van ervaring het meest geschikte afvoerkanaal. Gemengd afval vervoert hij eerst naar een sorteerder. Zuiver puin wordt veelal rechtstreeks naar de breker afgevoerd. De verwerkende industrie is verenigd in de VVS, de Vereniging van Verwerkers van Slooppuin. Brekers maken voor het binnenkomend puin een scheiding tussen betonpuin, asfaltpuin en gemengd puin. Het metselwerk wordt bij het gemengd puin gevoegd. In Vlaanderen kan men 3 verschillende types breekinstallaties onderscheiden: • Vast professionele puinbreekinstallaties; • Mobiele puinbreekinstallaties; • Puinbreekinstallaties voor het bedrijfseigen puin. De investeringen in een puinbreekinstallatie bedragen typisch 1 tot 2,5 miljoen EURO. In Vlaanderen zijn 158 breekinstallaties vergund (zie OVAM- lijst: Recuperatie inerte materialen met breekinstallatie). Een aantal van deze bedrijven komen ook voor op de lijst van vergunde bedrijven voor opslag van bouw- en sloopafval. Volgens VSO bevat deze lijst echter ook alle ophalers en sorteerders in Vlaanderen en niet enkel de zuivere breekinstallaties. Daarnaast zijn er nog een aantal mobiele puinbreekinstallaties en puinbreekinstallaties die op een vaste locatie worden ingezet. Deze installaties zijn al dan niet vergund [5]. Er wordt naar gestreefd zo weinig mogelijk vervuild puin binnen te krijgen. Doordat bouw- en slooppuin een verzamelcategorie is en het onmogelijk is elke aangevoerde partij te controleren op samenstelling en uitloging, bouwt de breker een acceptatiebeleid uit op basis van herkomst. Er mogen bijvoorbeeld geen vrije asbestvezels- of stof in bouw- en sloopafval zitten dat bij een breker wordt afgeleverd. Om de kwaliteit van de puingranulaten te garanderen werd een COPROcertificatiesysteem uitgebouwd, dat alle voorwaarden vastlegt.
COPRO-certificaat De openbare instellingen en de vertegenwoordigers van de gebruikers van slooppuin hebben een globaal kwaliteitscontrolesysteem (COPRO) opgezet om de bouwtechnische, waaronder puingranulaten, asfaltmengsels, enz… te garanderen. Vo lgens VLAREA is dit COPRO-certificaat , of een vergelijkbaar kwaliteitssysteem, verplicht voor elke actieve breker. Een groot aantal van de brekers die voorkomen op de lijst van OVAM zijn COPRO-gecertificeerd of hun aanvraag is lopende. In de toekomst zal deze COPRO-certificatie mogelijk ook in VLAREM opgenomen worden. Certificatie is dus mogelijk in twee vormen [6]: • BENOR-certificatie : indien er een productnorm bestaat en indien er door het BIN een sectororganisme werd aangeduid; • COPRO-certificatie : indien er geen norm bestaat en/of nog geen sectororganisme werd aangeduid door het BIN. Een bedrijf ontvangt een COPRO-certificatie indien het voldoet aan een reeks voorwaarden. Een bewerkingsinstallatie bevat minstens volgende basiselementen: • Een voorafzeving; • Een breekinstallatie; • Een zeefinstallatie. Naargelang de aanwezigheid van ‘vreemde’ materialen moet de bewerkingsinstallatie worden uitgebreid met: • Een magneetband; • Inrichting voor afscheiden van onzuiverheden (windzifter, afzuiginstallatie, waterbak). Daarnaast worden ook nog eisen gesteld aan het acceptatiebeleid, het voorraadbeheer van het puin, de kwaliteit van de bekomen eindproducten (puingranulaten), de controle, enz.. [7]. Bovendien moeten de brekers een bijdrage, per ton productie, aan COPRO betalen. Dit bedrag, samen met de strenge kwaliteitseisen, is voor de brekers een grote rem op het aanvragen/verkrijgen van het COPRO-certificaat. Gips Momenteel wordt niet consequent gesorteerd op gips. De praktijk verschilt van bedrijf tot bedrijf.
Algemeen geldt dat mengpuin en metselwerkpuin dat meer dan 1% niet-steenachtige materialen, zoals bijvoorbeeld gips bevat, niet aanvaard wordt bij gecertificeerde bedrijven. VLAREA art 4.2.2.3 vermeldt voor betonpuin een maximumwaarde van 0,5 massa- en volume% voor hergebruik als bouwstof, waarbij opgemerkt dient te worden dat deze voorwaarde het eindproduct betreft. Gips beïnvloedt het verhardingsproces bij betonproductie en is dus een knelpunt bij de valorisatie van het afval [8]. Indien het niet hergebruikt wordt, moet het gips worden gestort op een klasse 1 stortplaats. Enkel overschotten van gips/gipsplaten die bij de initiële bouw als overschot worden beschouwd, worden in de praktijk hergebruikt [4]. Hergebruik Na bewerking en zuivering kan de steenfractie in aanmerking komen voor hergebruik. De puingranulaten en –producten kunnen hergebruikt worden voor ophogingen, onderfunderingen, steenslagfundering, met cement gestabiliseerde fundering, schraalbeton fundering of bitumineuze verhardingen [5]. Bijlage 4.2 van VLAREA geeft de lijst van afvalstoffen die in aanmerking komen voor gebruik in of als bouwstof. Een groot deel van deze afvalstoffen worden gerecycleerd uit bouw- en sloopafval. Bij asfaltpuin is een controle van het PAK-gehalte nodig, alvorens het kan worden hergebruikt. In dat kader legt VLAREA voor het hergebruik van asfalt een gebruikscertificaat op (VLAREA Bijlage 4.1). In de verwachte herwerking van VLAREA zal vermoedelijk enkel nog voor teerhoudend asfalt een gebruikscertificaat nodig zijn (zie ook ‘teerhoudend afval’). Momenteel hebben 6 bedrijven een gebruikscertificaat voor asfaltpuin. Deze worden opgelijst in onderstaande tabel. Onderneming A.O. Pierre Tilmans Abar Alcagro All Belgian Recycling De Coster recycling Desmedt Marc De WaeleGebroeders Gemeentebestuur Bornem Herco
Gebruikscertificaat geldig tot 09.08.05 06.08.05 31.03.03 03.11.07 31.03.06 04.02.06 12.05.07 11.11.06 05.06.05
COPRO-gekeurd Ja Ja In aanvraag
Ja
Hertsens Etienne Kumpen Wegenbouw Martens Beton Recycling Montefoire Recyc West Stadsbader-Flamand Wegeplant
12.05.07 13.07.05 24.05.05 29.03.05 20.10.07 08.06.05 12.05.07
Ja Ja
Evolutie Bouw- en sloopafval neemt een belangrijke plaats in in de totale afvalproductie in Vlaanderen. In de nabije toekomst wordt geen daling verwacht in deze hoeveelheid. Hergebruik van bouw- en sloopafval is in de jaren ’90 in Vlaanderen in een stroomversnelling geraakt. Aan deze ontwikkelingen hebben vooral de beperking van het aantal stortplaatsen, de hoge stortkosten alsook het sturende beleid van de overheid voor de afvalstromen bijgedragen. Het COPRO-certificaat is een goed instrument om de noodzakelijke eisen op te leggen aan het breken van bouw- en sloopafval, waardoor het zonder problemen kan hergebruikt worden. Om economische redenen wordt echter nog niet op alle afvalstromen die voorkomen in bouw- en sloopafval geselecteerd. De hoge stortkosten hebben als gevolg dat sorteerders meer en meer overgaan tot geautomatiseerd sorteren, zodat een zo groot mogelijk deel van het bouw- en sloopafval voor hergebruik in aanmerking komt. Toch staan sorteerders nog steeds in concurrentie met stortplaatsen, waar bouw- en sloopafval rechtstreeks wordt gestort, ondanks het invoeren van een milieuheffing en stortverboden voor een aantal materialen. Referenties 1. Uitvoeringsplan Bouw- en Sloopafval, Beleidsdocument afvalstoffen, rapport D/1995/5024/01, OVAM, mei 1995; 2. K. Van der Herten, OVAM, tel. 015 28.42.84, juni 2001; 3. Mike Van Acoleyen, Databanken bedrijfsafvalstoffengegevens en in- en uitvoergegevens, OVAM, tel. 015 28.42.84, juni 2001; 4. D. Eerland, Sorteerinstallaties in Vlaanderen, Vlaamse Sorteerders Organisatie (VSO), november 2000; 5. B. Simons, J. Van Dessel, Inplanting en problematiek van puinbreekinstallaties, WTCB, november 1997; 6. COPRO, www.vzwcoproasbl.be; 7. W. Goossens, Recyclage van bouw- en slooppuin: een permanente strijd voor kwaliteit, Vereniging van Verwerkers van Slooppuin (VVS), november 2000;
8. K. Vrancken, B. Laethem, Recycling options for gypsum from construction and demolition waste, VITO, 2000; 9. M. Bos, Vlaamse Sorteerders Organisatie (VSO), maart 2002.