BO3: KADEROPLEIDING EN BIJSCHOLING Verslag werkvergadering clubs beleidsplan 2013-2016 Dinsdag 8 januari 2013, 20u00 – 22u00, Beveren, kantine Beveren Lions
Aanwezigen:
Verontschuldigd :
Ben Verhaevert (Antwerp) Dirk De Cock (Chicaboos) John Hoirelbeke (Bears) Marcel De Sadeleer (Mortsel) Luc Denys (Merchtem) Chris Schoonheydt (Brasschaat) Jean Pierre Bosman (Beveren) Jo Van Der Herten (Beveren) Johan Verachtert (Borgerhout) Luc Van Hove (Spartans) Patrick Keunen (Zonhoven) Filip Van Royen (Briqueville) Sofie Geerts (VBSL) Filip Van Der Meiren (VBSL) Johnny Peerens (VBSL) Veerle Colpaert (VBSL) Serge Roofthoofd R. Greys Merksem Jean Paul Jacobs Rik Ruts Mark De Permentier Sander Gebuers
Ben begint met een korte inleiding rond dit thema van beleidsopdracht waarbij we met enkele externe partners rekening dienen te houden o.m. V.T.S (BLOSO). Hij geeft ook aan welke doelgroepen binnen deze BO kaderen. Luc stelt dat er toch een onderscheid moet gemaakt worden tussen iemand die de trainingen op zich neemt en iemand die instaat voor wedstrijdbegeleiding, zeer zeker wanneer we dit bekijken op jeugdniveau. Nu krijgt iemand een coachlicentie maar moet hij hiervoor een trainerscursus volgen. Vele ouders van nieuw aangesloten leden kunnen wel gevraagd worden om bij te springen bij een training om bepaalde taken op zich te nemen, maar zijn zeer onwennig bij de wedstrijdbegeleiding. Het ware daarom toch nuttig te overwegen deze beide taken uit elkaar te halen. Filip repliceert hierop dat de trainerscursus er vooral op gericht is om naast het sporttechnische ook een aantal didactische vaardigheden over te brengen. Vaak zien we oudere of ex spelers het trainerschap opnemen, zonder enige kennis van didactische principes. Het is ook belangrijk dat trainers de basis van didactiek hebben en dit is soms moeilijker dan het sporttechnische om onder de knie te krijgen voor deze groep. Men onderstreept dat het sporttechnische toch ook niet mag onderschat worden. Vaak hebben mensen reeds kennis van didactische principes door kennis van andere sporten of via hun privé of beroepsactiviteit. 1
Alles wordt in principe geconcentreerd op 1 jaar. Dan worden de initiator het vrije veld ingestuurd maar juist dan is er verdere nood aan begeleiding en opvolging. De nood aan bijscholing blijft bestaan. Initiatie is zeker belangrijk maar indien er nadien geen opvolging komt onder vorm van feedback of bijscholing heeft men vaak de indruk dat het oorspronkelijke enthousiasme afneemt en met mensen verliest. Aan deze noodzak wil het coach the coach project tegemoet komen door en soort “levenslang leren” op te zetten. Er wordt geopperd dat coaches ook open moeten staan om gecoacht te willen worden. Vaak staan ervaren coaches hier eerder negatief tegenover : “wat gaat die mij bijleren?” Het CtC project is, mits goed uitgewerkt en ondersteund, zeker een nuttige aanvulling. Het project rond BeeBall biedt een mogelijkheid om dit project verder vorm te geven vermits het heel geschikt is om beide componenten : speltechnisch en didactisch, goed in elkaar te laten overlopen. Door het aanbieden van BeeBall is er een minder intense begeleiding nodig omdat zeker op speltechnisch vlak een organisch overgang plaatsvindt tussen de verschillende onderdelen. Er is ook een duidelijk verschil tussen trainer/coach in 1BB (senioren in het algemeen) en jeugd. Beide zaken zijn niet steeds compatibel. De inhoudelijke kennis en kunde zowel speltechnisch als speltactisch ligt soms ver ut elkaar. Er moet de wil zijn bij een coach om zich te verbeteren. In het verleden werd er gepoogd om via aspirantinitiator de drempel te verlagen. We merkten snel dat de meesten afzakten tot het laagst niveau (weg van de minste weerstand) en dat weinige nadien de stap zetten naar en volledige cursus. Vandaar dat in samenspraak met VTS dit werd afgebouwd. Sedert een drietal jaren wordt het geheel nu in modules aangeboden met de mogelijkheid deze gespreid over enige jaren af te werken. De nadruk is nu ook zeer sterk op praktijk komen te leggen. We moeten er als clubs van overtuigd zijn dat betere begeleiding zal zorgen voor betere base en softball. Het is een taak voor de clubverantwoordelijken om dit binnen hun clubs bespreekbaar te maken en te promoten. Kan een hebben van een initiatordiploma verplicht gesteld worden om met jeugd bezig te zijn? Dit lijkt vrij moeilijk te liggen. Dirk haalt aan dat enige jaren geleden deze “verplichting” werd ingevoerd en er plots een aantal initiators gevormd werden die de cursus deden enkel om “een papiertje” te hebben. Het is inderdaad zo dat het behalen van het diploma initiator toch een tijdsinvestering vraagt van de mensen, hoewel deze zo beperkt mogelijk gehouden is? Het is niet steeds evident vrijwilligers, die zich al inzetten nog verder te gaan belasten. Moeten we daarom niet eerder pogen gedoseerd en via het “aanbieden van beperkte taken” (1 training komen helpen) deze mensen bij het spel te betrekken om te verhinderen dat we ze te snel opbranden. Het werven van vrijwilligers blijkt in de meeste clubs een probleem te zijn. Ideaal zouden we van bovenuit zo weinig mogelijk verplichtingen mogen/moeten opleggen om het geheel van onderuit meer te laten groeien. De vijver moet groter worden. Zolang dit niet gebeurt wordt het ook moeilijk een vervolgverhaal te schrijven met het inrichten van cursus trainer B en trainer A. Op dit ogenblik bestaat deze laatste cursus niet en is er ook geen gekwalificeerd lesgever. Willen we baseball een deel meer kwalitatief maken zullen we toch moeten gaan naar meer en beter opgeleide mensen. Daarom dat het initiatief genomen werd om in 2010 tabula rasa te maken met coachlicenties op basis van spelervaring maar resoluut te kiezen voor een opleiding. Inmiddels hebben reeds hel wat mensen deze cursus gevolgd. We zien echter ook dat heel wat van de gediplomeerden ofwel ut het wereldje verdwijnen ofwel niet langer actief zijn in een coach/trainersfunctie. 2
We moeten als clubs pogen onze jongere leden (16 - 20 jarigen) pogen hierin interesse te laten krijgen. In andere landen bestaat niet zoiets als VTS en staan de meeste federaties zelf in voor de opleidingstrajecten. We hebben wel een beperkte/grote vrijheid om de inhoud van de cursussen te bepalen. De vergadering is ervan overtuigd dat de instapdrempel zo laag mogelijk moet gehouden worden en pleit daarom indien mogelijk toch een “voortraject” tot initiator in te bouwen. Dit zou kunnen gebeuren door ter plekke bij de clubs een aantal vormingsmomenten te voorzien. De financiële drempel ligt reeds vrij laag en zou eigenlijk geen beletsel mogen vormen. Ouders die reeds meewerken zijn vaak bereid een beperkte vorming te volgen in functie van de begeleiding van hun kind. Deze zouden dan moeten gestimuleerd worden om hierin verder te groeien. Het CtC project moet dan dienen om deze mensen hierin te ondersteunen bij het volbrengen van dit voortraject zodat ze zich minder onwennig voelen om nadien in een cursus te stappen. Wanneer dan binnen de club deze mensen kunnen aangesproken worden voor het helpen in beperkte taken, is de kans groter dat ze niet over bevraagd worden en langer bij de club blijven. De vergadering roept op om toch te denken over een “begeleiderslicentie” waardoor mensen met een beperkte kennis en kunde toch in staat worden gesteld mee te werken als begeleider van een ploeg. We moeten pogen om deze begeleiders verder te ondersteunen. Dit betekent dat er nood is aan een aantal clubs om deze verder op te volgen. Wat verwachten de clubs van VBSL in deze? Er is de duidelijke wens van de clubs dat er meer zaken gebeuren te plekke bij de clubs. De begeleiding dient naar de clubs in de clubs te komen. Wanneer het gaat om een beperkt aantal personen die begeleiding nodig hebben, moeten kosten en baten ook worden afgewogen en moet de clusterwerking tussen de clubs worden aangemoedigd. Hoe kan dit in praktijk gerealiseerd worden? Elke club zal binnen zijn werking mensen moeten aanspreken om mee in dit project te stappen. Een introductie tot BeeBall vormt een mogelijke kapstok waaraan acties kunnen worden opgehangen. Op die manier worden mensen niet uit hu natuurlijk habitat gehaald en zijn ze waarschijnlijk meer bereid om iets meer initiatief te tonen. Dit zal uiteraard een organisatie en coördinatie vergen. Hiervoor wordt uitgekeken naar VBSL om dit te doen. Het project vergt naast financiële middelen ook mankracht. Op dit ogenblik zijn nog geen mensen/coaches bereid gevonden om in dit project in te stappen. Het zou een optie kunnen zijn om de buitenlandse spelers, die door heel wat clubs naar België gehaald worden en een beperkte tijdsbesteding in hun club hebben, binnen dit project in te schakelen. Er wordt meestal anders opgekeken naar Amerikaanse spelers die trainingen geven. Bovendien geeft dit ook een meerwaarde aan het project. We zouden dienen te komen tot een pool van buitenlandse en binnenlandse spelers die binnen dit project kunnen aangewend worden om ter plekke in de clubs een stuk coachbegeleiding mee op te nemen. Hiervoor dient een organisatie opgezet te worden in samenspraak en met hulp van de clubs. Er kan geen verplichting gemaakt worden maar VBSL zou met de clubs die over buitenlandse spelers beschikken een “gentlemen’s agreement” kunnen maken dat deze clubs hun buitenlandse speler 1 dag (of meer) per maand vrijstelt om mee in dit project te stappen. Op die manier beschik je over een aantal mogelijkheden de aan de clubs kunnen worden aangeboden. Dit project richt zich dan vooral naar de noodbehoevende clubs zijnde opstartende clubs en clubs met jeugdploegen met minder ervaren begeleiders. Indien dit werkt kan tijdens de vakantieperiode “VBSL jeugdkampen” georganiseerd worden die eveneens kaderen in dit project. 3
Ook voor startende ploegen en ploegen uit lagere reeksen moet dit project toegankelijk zijn. Dient dit project vraag of aanbod gestuurd te zijn? Is het vrije begeleiding of thematische begeleiding? Bij vrije geeft de trainer zijn training en gaat de begeleider een aantal tips geven rond die training, bij thematisch wordt er gedurende de ganse training gewerkt rond een bepaald aspect en is de inbreng van de begeleider groter. Beiden zijn uiteraard mogelijk. Wel dient erover gewaakt te worden dat het aanbod en wat aangeleerd wordt enigszins uniform gebeurt. Binnen de vergadering is men er niet dadelijk over uit wat de beste manier van werken is. Meesten willen de optie zo breed mogelijk houden. Het is voor iedereen duidelijk dat er geen dwang is naar de clubs toe om hierin mee te stappen. Er kan vanuit VBSL een aanbod komen waarop clubs ingaan of er kan de specifieke vraag van clubs komen waarop VBSL ingaat. Indien er naar de jeugd toe gewerkt wordt dient de nodige aandacht besteed te worden aan de “fundamentals” van de sport. Te vaak nog zijn deze niet gekend. Het zal ook belangrijk zijn om regelmatig met de deelnemende coaches samen te zitten om daar de meningen enigszins op een lijn te krijgen. De vergadering is echter stellig de mening toegedaan dat het uitwerken van dit project een beleidsoptie is dit VBSL in de komende 4 jaar moet opnemen, uitwerken en concretiseren zo mogelijk met inschakeling van buitenlandse spelers. Structureren en coördineren van dit project zijn kerntaken van VBSL. Wat betreft de regionale umpires worden deze cursussen georganiseerd op vraag van de clubs in de clubs zelf. De laatste jaren zijn heel wat regionale umpires opgeleid maar in praktijk zien we niet zoveel van deze umpires ook effectief wedstrijden roepen. Er dient gewerkt te worden aan een doorstroming van regionale umpires naar federale. Vaak haken deze umpires af wanneer er moet overgeschakeld worden naar hogere leeftijdscategorieën hoewel het roepen van wedstrijden dan juist makkelijker wordt. Zo het gedrag van coaches hier iets kunnen mee te maken hebben? Filip en Sofie geven aan dat de laatste tijd er wat fout liep met de aanvragen. Clubs regelden de zaken zelf met de lesgevers waardoor er een beetje een wildgroei ontstond en er niet echt een gecoördineerde actie meer was. Volgens de clubs dient hieraan paal en perk te worden gesteld. VBSL staat in voor organisatie en coördinatie van het geheel. Het zou nuttig zijn om in samenspraak met de lesgevers telkens 1 sessie in te plannen per maand, startende in oktober tot maart. Clubs kunnen dan inschrijven voor deze sessie welke in de clubs nog steeds gegeven wordt. Binnen VBSL kan dan rekening gehouden worden met en regionale spreiding van deze cursussen. Op deze manier kan ook het budget verder bewaakt worden. Is er een verdere opvolging voorzien voor deze regionale umpires? Wordt hen nog ooit feedback, bijscholing of advies gegeven? Op dit ogenblik niet hoewel er opmerkingen komen dat hier nood aan is. Dit zou opnieuw door VBSL dienen opgenomen te worden. Er gaan ook stemmen op om de regionale cursus iets zwaarder van inhoud te maken. Dit zou de overstap naar federaal niveau iets makkelijker maken. Het is meestal door het in praktijk te doen dat e regionale umpire zijn tekortkomingen vaststelt. Dan zou er e”en “hulpbaak” moeten kunnen zijn waardoor deze mensen zich gesteund weten en verder zin krijgen om meer te doen. Er is dus zeker een noodzaak aan bijscholing/opvolging van deze regionale umpires.
4
Johan meldt dat een nieuwe vereniging BABSO werd opgericht om de CUS te ondersteunen. Men wil door deze vereniging de stem van umpires en scoorders laten horen in de diverse organisaties. Verdere informatie hierover volgt nog. Jean Pierre geeft mee dat in hun club alle seniorenspelers minstens 1 jeugdwedstrijd moeten leiden. Dit heeft een zeer positieve invloed gehad in die zin dat de taak zeer beperkt is en dus met niet al te veel tegenzin wordt aanvaard. Bovendien leidde het ertoe dat jeugdwedstrijden vaak met 2 soms zelfs met 3 umpires werden gedaan. Mogelijk iets om over te nemen in andere clubs. Varia : Marcel vraagt of er een manier bestaat om indien de club de 100 € voor de initiatorcursus betaalt de coach ook gedurende een aantal jaren aan de club te binden. Hier bestaat geen echt wettelijk kader rond. Wel kan je de terugbetaling van het geld spreiden over een aantal jaren. Kan VBSL door clubs ingerichte bijscholingen ondersteunen door het uitschrijven van attesten? Dit kan indien de bijscholing open gesteld wordt voor alle clubs. Hoe zit het met opleidingen voor de staff VBSL? Deze hebben jaarlijks een verplicht aantal uren die ze aan bijkomende opleiding moeten spenderen. Hoe kunnen we er zeker van zijn dat clubs die nu niet opdagen, niet ineens de zesde vergadering stokken in de wielen komen steken door alles opnieuw in vraag te stellen? Dat kunnen we niet. We kunnen enkel als hier aanwezige clubs die dit project gerealiseerd hebben (en dat zijn er toch ongeveer de helft) een samenhorigheid demonstreren en niet toelaten dat dit de zesde vergadering gebeurt. Het is de bedoeling dat het resultaat van deze 6 vergadering leidt tot 1 beleidsnota waar iedereen die eraan meewerkte zich in herkent en er kan achterstaan. Op welke wijze gaan we komen tot een dergelijk document? In de meeste verslagen staan aanduidingen rond strategische doelstellingen. Ben zal uit de verslagen deze zaken bundelen en in een pre-beleidsplan gieten. We dienen dan enkel akkoord te gaan over deze strategische doelstellingen. De praktische doelstellingen welke hieraan gekoppeld worden zijn dan werk voor de nieuwe raad van bestuur die deze strategische doelstellingen zal moeten opzetten in praktische doelstellingen, deze faseren en van een prioriteit voorzien. Het is ook de bedoeling op de laatset vergadering hier een budget tegenover te zetten. De volgende vergadering rond BO 4 gaat door op 24 januari om 20 uur in de kantine van Merchtem Cats. Gezien de complexiteit en belang van deze BO zal de vergadering voorzien worden van 20 tot 23 uur. Ben Verhaevert Begeleider werkgroep beleidsplan
5
6