BLOK 1: les 1 en 2 Het voorvoegsel be-, ge-, ver-, me-, te- in een woord hetkennen en het woord correct teschrijven (cat. 11c) REGEL: 11c: Wooden met een stomme e vooraan: In woorden die beginnen met be-, ge-, ver-, me-, te-, hoor je een u voornna, maar je schrijft een e Woorddictee 1 BLOK 1: les 3 en 4 De kinderen krijgen nogmaals de open lettergreep aangeboden (herhaling van stof uit groep 4) en leren de woorden correct te schrijven (cat. 14) REGEL: 14: Lange klanken aan het eind van een klankgroep: Hoor je aan het eind van een klankgroep een lange klank (aa, ee, oo, uu) dan schrijf je maar één a, e, o, u. Woorddictee 2 BLOK 1: les 5 en 6 De kinderen krijgen nogmaals de open lettergreep aangeboden (herhaling van stof uit groep 4) en leren de woorden correct te schrijven (cat. 14) woorddictee 3 BLOK 1: les 7 en 8 Herhaling lessen 1 t/m 6 Toetsdictee. Er wordt extra geoefend op de spellingcategorieën die het kind niet voldoende beheerst. BLOK 2: les 1 en 2 De kinderen krijgen nogmaals de open lettergreep aangeboden (herhaling van stof uit groep 4) en leren de woorden correct te schrijven (cat. 14) REGEL: 14: Lange klanken aan het eind van een klankgroep: Hoor je aan het eind van een klankgroep een lange klank (aa, ee, oo, uu) dan schrijf je maar één a, e, o, u. Woorddictee 1 BLOK 2: les 3 en 4 De kinderen leren lange klanken aan het eind van een woord te herkennen en het woord correct te schrijven (cat. 15) REGEL: 15: Lange klanken aan het eind van een woord: Hoor je aan het eind van een woord een lange klank (aa, oo, uu) dan schrijf je maar één a, o, u. Hoor je een ee dan schrijf je er twee Woorddictee 2 BLOK 2: les 5 en 6 De kinderen maken kennis met de gesloten lettergreep. Ze leren de verdubbelingsregel toe te passen en woorden met een gesloten lettergreep correct te schrijven (cat. 16) REGEL: 16: Korte klanken aan het eind van een klankgroep: Hoor je aan het eind van een klankgroep een korte klank (a,e, o, u) dan volgen er altijd twee medeklinkers Woorddictee 3 BLOK 2: les 7 en 8
Herhaling lessen 1 t/m 6 Toetsdictee. Er wordt extra geoefend op de spellingcategorieën die het kind niet voldoende beheerst. BLOK 3: les 1 en 2 De kinderen herhalen de strategie die hoort bij woorden met en korte klank aan het eind van een klankgroep (verdubbelingsregel) en leren de woorden correct te schrijven (cat. 16) REGEL: 16: Korte klanken aan het eind van een klankgroep: Hoor je aan het eind van een klankgroep een korte klank (a,e, o, u) dan volen er altijd twee medeklinkers Woorddictee 1 BLOK 3: les 3 en 4 De kinderen krijgen de verenkelings- en verdubbelingsregel door elkaar aangeboden. Ze moeten beide categorieën (cat. 14 en 16) onderscheiden, de regels (strategieën) toepassen en de woorden correct schrijven REGELS: 14: Lange klanken aan het eind van een klankgroep: Hoor je aan het eind van een klankgroep een lange klank (aa, ee, oo, uu) dan schrijf je maar één a, e, o, u. 16: Korte klanken aan het eind van een klankgroep: Hoor je aan het eind van een klankgroep een korte klank (a,e, o, u) dan volen er altijd twee medeklinkers Woorddictee 2 BLOK 3: les 5 en 6 De kinderen krijgen opnieuw de verenkelings- en verdubbelingsregel door elkaar aangeboden. Ze moeten beide categorieën (cat. 14 en 16) onderscheiden, de regels (strategieën) toepassen en de woorden correct schrijven REGELS: 14: Lange klanken aan het eind van een klankgroep: Hoor je aan het eind van een klankgroep een lange klank (aa, ee, oo, uu) dan schrijf je maar één a, e, o, u. 16: Korte klanken aan het eind van een klankgroep: Hoor je aan het eind van een klankgroep een korte klank (a,e, o, u) dan volen er altijd twee medeklinkers Woorddictee 3 BLOK 3: les 7 en 8 Herhaling lessen 1 t/m 6 Toetsdictee. Er wordt extra geoefend op de spellingcategorieën die het kind niet voldoende beheerst. BLOK 4: les 1 en 2 De kinderen maken kennis met ingewikkelde verkleinwoorden. Ze leren dat ook andere spellingsregels toegepast moeten worden en leren ingewikkelde verkleinwoorden correct te schrijven (cat 13b) REGEL: 13b: Ingewikkelde verkleinwoorden: In verkleinwoorden gelden ook nog andere regels. Denk eraan. Woorddictee 1 BLOK 4: les 3 en 4 De kinderen maken kennis met samengestelde woorden. Ze leren deze te analyseren
en te combineren en correct te schrijven (cat. 17a) REGELS: 17a: Samengestelde woorden: Deze woorden bestaan uit twee losse woorden. Let op elk woord apart, maar schrijf ze aan elkaar Woorddictee 2 BLOK 4: les 5 en 6 De kinderen maken kennis met samengestelde woorden waarbij de eindmedeklinker van het eerste woord dezelfde is als de beginmedeklinker van het tweede woors, of als assimilatie optreedt. Ze leren deze te analyseren en te combineren en correct te schrijven (cat. 17b) REGELS: 17b: Ingewikkelde samengestelde woorden: Deze woorden bestaan uit twee losse woorden. Let op elk woord apart, maar schrijf ze aan elkaar Woorddictee 3 BLOK 4: les 7 en 8 Herhaling lessen 1 t/m 6 Toetsdictee. Er wordt extra geoefend op de spellingcategorieën die het kind niet voldoende beheerst. BLOK 5: les 1 en 2 De kinderen maken kennis met samengestelde woorden, waarvan een van de delen een ei of au bevat. De strategie van ei/au wordt herhaald en de kinderen leren de samengestelde woorden correct te schrijven (cat. 5) REGEL: 5: woorden met ei, woorden met au: Je kunt niet horen met welke ei/ij of ou/au je een woord moet schrijven. Die woorden moet je onthouden. Woorddictee 1 BLOK 5: les 3 en 4 De kinderen ervaren dat bij verbuigingen een f vaak een v wordt en de s vaak een z. Ze oefenen met deze verbuigingen, ook in omgekeerde volgorde en leren woorden mer een f/v en s/z correct te schrijven (cat. 18) REGEL: 18: woorden met f/v en s/z: Als je een woord dat eindigt op een f of s langer maakt, wordt de f vaak een v en de s een z. Woorddictee 2 BLOK 5: les 5 en 6 De kinderen ervaren dat bij verbuigingen een f vaak een v wordt en de s vaak een z. Ze oefenen met deze verbuigingen, ook in omgekeerde volgorde en leren woorden mer een f/v en s/z correct te schrijven (cat. 18) REGEL: 18: woorden met f/v en s/z: Als je een woord dat eindigt op een f of s langer maakt, wordt de f vaak een v en de s een z. Woorddictee 3 BLOK 5: les 7 en 8 Herhaling lessen 1 t/m 6 Toetsdictee. Er wordt extra geoefend op de spellingcategorieën die het kind niet voldoende beheerst.
BLOK 6: les 1 en 2 De kinderen leren het begrip stam. Ze leren hoe die gevormd en correct geschreven wordt REGEL: Stam: Ik-vorm van een werkwoord in de t.t.: Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat je kunt doen. De stam van een werkwoord is de ik-vorm. Behalve –en eraf halen, moet je vaak nog meer regels toepassen. Woorddictee 1 BLOK 6: les 3 en 4 De kinderen leren het achtervoegsel –ig herkennen. Ze ervaren dat uitspraak en spelling (meestal) niet met elkaar overeenstemmen en leren de woorden met -ig correct te schrijven (cat. 19) REGEL: 19: woorden op -ig: Als je een aan het eind van een meerlettergrepig woord -ug hoort, schrijf je -ig. Woorddictee 2 BLOK 6: les 5 en 6 De kinderen leren het achtervoegsel –lijk herkennen. Ze ervaren dat uitspraak en spelling niet met elkaar overeenstemmen en leren de woorden met -lijk correct te schrijven (cat. 20) REGEL: 20: woorden op -lijk: Als je een aan het eind van een meerlettergrepig woord -luk hoort, schrijf je -lijk. Woorddictee 3 BLOK 6: les 7 en 8 Herhaling lessen 1 t/m 6 Toetsdictee. Er wordt extra geoefend op de spellingcategorieën die het kind niet voldoende beheerst. BLOK 7: les 1 en 2 De kinderen maken kennis met de ’s als meervoudsvorm en als voorvoegsel bij dag-, dagdeel en seizoenaanduidingen en leren de woorden met ’s correct te schrijven (cat. 21) REGEL: 21: Wooren met meervoud op ’s en woorden waar ’s vooraan staat.: Woorden met een lange klank achteraan krijgen in het meervoud een ‘s. Behalve de ee. Sommige woorden krijgen vooraan ‘s. Woorddictee 1 BLOK 7: les 3 en 4 De kinderen herhalen de strategieën bij open en gesloten lettergrepen en leren deze lettergrepen correct te schrijven (cat. 14 en 16) REGELS: 14: Lange klanken aan het eind van een klankgroep: Hoor je aan het eind van een klankgroep een lange klank (aa, ee, oo, uu) dan schrijf je maar één a, e, o, u. 16: Korte klanken aan het eind van een klankgroep: Hoor je aan het eind van een klankgroep een korte klank (a,e, o, u) dan volgen er altijd twee medeklinkers Woorddictee 2 BLOK 7: les 5 en 6 De kinderen maken kennis met de i als weergave van de klank ie. Ze mieten de
woorden met een i in plaats van een ie onthouden en correct leren schrijven (cat. 22) REGEL: 22: De i heet ie: Woorden met een i in plaats van een ie. Deze woorden moet je onthouden. Woorddictee 3 BLOK 7: les 7 en 8 Herhaling lessen 1 t/m 6 Toetsdictee. Er wordt extra geoefend op de spellingcategorieën die het kind niet voldoende beheerst. BLOK 8: les 1 en 2 De kinderen maken opnieuw kennis met de i als weergave van de klank ie. Ze mieten de woorden met een i in plaats van een ie onthouden en correct leren schrijven (cat. 22) REGEL: 22: De i heet ie: Woorden met een i in plaats van een ie. Deze woorden moet je onthouden. Woorddictee 1 BLOK 8: les 3 en 4 De kinderen moeten oefenen met een open lettergreep, gesloten lettergreep en i voor ie. Deze woorden worden door elkaar aangeboden. (cat. 14, 16 en 22) REGELS: 14: Lange klanken aan het eind van een klankgroep: Hoor je aan het eind van een klankgroep een lange klank (aa, ee, oo, uu) dan schrijf je maar één a, e, o, u. 16: Korte klanken aan het eind van een klankgroep: Hoor je aan het eind van een klankgroep een korte klank (a,e, o, u) dan volen er altijd twee medeklinkers 22: De i heet ie: Woorden met een i in plaats van een ie. Deze woorden moet je onthouden. Woorddictee 2 BLOK 8: les 5 en 6 De kinderen herhalen het begrip stam; ze herkennen de moeilijkheden die bij de vorming van de stam spelen en passen de daarbij behorende regels toe. REGEL: Stam: Ik-vorm van een werkwoord in de t.t.: Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat je kunt doen. De stam van een werkwoord is de ik-vorm. Behalve –en eraf halen, moet je vaak nog meer regels toepassen. Woorddictee 3 BLOK 8: les 7 en 8 Herhaling lessen 1 t/m 6 Toetsdictee. Er wordt extra geoefend op de spellingcategorieën die het kind niet voldoende beheerst.