Biografie van Anna Maria Tauscher en beschrijving zaligverklaringsprocedure Anna Maria Tauscher werd op 19 juni 1855 geboren in Sandow, 26 kilometer ten oosten van Frankurt an der Oder. Sandow behoorde indertijd tot Duitsland en ligt nu in Polen. Anna Maria was de oudste dochter van de lutherse dominee Hermann Traugott Tauscher en Pauline van den Bosch, die zeer gelovig was en zich voor allerlei goede doelen inzette. Na Anna Maria volgden nog zeven kinderen, van wie er drie als kind overleden. Van de uit Haarlem afkomstige moeder leerden de kinderen bidden en het beoefenen van naastenliefde ten opzichte van de armen. Dominee Tauscher werd in 1862 benoemd in Arnswalde; drie jaar later werd hij overgeplaatst naar de Lucasgemeente in Berlijn. In het ouderlijk huis hadden de kinderen een mooie en geborgen jeugd, tot aan het overlijden van moeder Pauline in 1874. Als oudste dochter was het aan de amper 20 jaar oude Anna Maria om het huishouden te leiden en aan de conversaties aan tafel deel te nemen, waar vaak met de gasten politieke en kerkelijke thema's werden besproken. Op verzoek van haar vader las Anna Maria ook de toespraken van de afgevaardigden in de Rijksdag. Toen vader Tauscher in 1879 opnieuw in het huwelijk trad, was zijn oudste dochter van de verplichtingen in huis bevrijd en kon ze zich meer op gebed en bijbellezing toeleggen. De familie Tauscher woonde al ruim 19 jaar in Berlijn, toen dominee Tauscher de lutherse gemeente in Gusow aangeboden kreeg. Anna Maria was verheugd over de verhuizing naar landelijk gebied. Ze bezocht er armen en zieken en verzamelde een groep jonge meisjes om zich heen. Ze was dertig jaar toen ze God als bewijs van haar liefde voor Hem een groot offer wilde brengen. Ze solliciteerde naar de baan van hoofd van een krankzinnigengesticht. Met toestemming van haar vader verliet zij op 6 maart 1886 het ouderlijk huis en reisde ze naar het Rijnland. Het werk met de zieken kostte haar veel zelfoverwinning en bezorgde haar slapeloze nachten, maar ze nam niets van haar offer terug. In Keulen leerde ze veel van het katholieke geloof en maakte ze kennis met het meilof en de Heilig Hartverering. Uiteindelijk vond ze in de leer van de katholieke kerk juist datgene wat zij tot dan toe als haar 'eigen religie' beschouwde. Haar overgang naar het katholicisme op 30 oktober 1888 in de kerk van de Heilige Apostelen in Keulen leidde tot haar ontslag door de protestantse directeur van het instituut waar ze werkte en maakte het ook onmogelijk om terug te keren naar haar vader. Omdat de directeur tevens een negatief getuigschrift had geschreven, kon zij geen nieuwe baan vinden. In deze noodsituatie - werkeloos en dakloos - vond ze tijdelijk onderdak in een Augustinessenklooster in Keulen, waar ze voor het laagste huishoudelijke werk werd ingezet. Op 7 november 1889 kwam ze naar Berlijn, waar ze als gezelschapsdame en reisgenote van mevrouw Von Savigny functioneerde. Tijdens een reis naar het Beierse klooster Zangberg, waar een dochter van mevrouw Von Savigny kloosterlinge was, leerde Anna Maria Tauscher de heilige Teresia van Avila kennen. Bij het lezen van haar levensverhaal werd haar duidelijk dat zij in de Karmelorde thuishoorde, al wist zij nog niet hoe dat te verwezenlijken zou zijn. In Berlijn had ze de anonieme ellende van vele kinderen gezien die op de straten opgroeiden en via de lokale kranten weggegeven werden. Van binnen voelde Marie Tauscher de roepstem van God om deze dakloze kinderen een thuis te schenken. Zo ontstond in 1891 in de Berlijnse
Pappelallee het eerste St. Jozefhuis. Om ook de van de kerk vervreemde mensen weer bij God een thuis te laten vinden, begon ze in 1897 met de huismissie. Daardoor konden velen weer de weg terug naar de kerk en naar de sacramenten vinden. Toen kon nog niemand vermoeden dat hier een nieuwe twijg aan de Karmelboom zou ontstaan, want Moeder Maria-Teresa van de Heilige Jozef, zoals zij zich nu noemde, leidde met haar eerste gezellinnen in het verborgene een leven naar de Regel van de Karmel, verbonden met de boetedoening ter ere van het Heilig Hart van Jezus. Wat volgde waren vele jaren van strijd om de kerkelijke erkenning en de aansluiting bij de Karmelorde. Driemaal reisde de stichteres naar Rome, totdat zij in 1904 haar doel bereikte. In dat jaar kreeg de congregatie ook een naam, die nog altijd gevoerd wordt: 'Karmelitessen van het Goddelijk Hart van Jezus' of afgekort 'Karmel D.C.J.'. In deze jaren breidde de jonge gemeenschap zich snel in Europa uit: in Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Nederland, Engeland, Italië en Hongarije ontstonden St. Jozefhuizen, die dakloze kinderen een thuis boden. Van 1912 tot 1920 verbleef de stichteres in Amerika, om ook daar een nieuwe Karmeltwijg te planten. In de Nieuwe Wereld ontstond in 1917 het eerste bejaardenhuis van de congregatie, eveneens als antwoord op de nood in die tijd. In 1904 werd in Rocca di Papa in het bisdom Frascati het eerste Moederhuis en noviciaat (= opleiding) gesticht. Maar terwijl Anna Maria in Amerika verbleef woedde in Europa de Eerste Wereldoorlog. Het huis van de zusters werd als 'Duits eigendom' onteigend. Na de terugkeer van moeder Maria Teresa uit Amerika, zocht ze een nieuw Moederhuis. De keuze viel daarbij op Sittard, waar tot op vandaag het hart van de congregatie met een internationale gemeenschap is gevestigd. De congregatie kreeg op 9 mei 1910 van paus Pius X het 'decretum laudis' en in 1930 van paus Pius XI de uiteindelijke goedkeuring van de constituties. De stichteres en eerste generaal-overste bracht de laatste jaren van haar leven door in het Moederhuis in Sittard, waar zij op 20 september 1938 overleed. Haar rustplaats vond zij op het kloosterkerkhof, totdat haar stoffelijke resten in 1987 opgegraven werden en in een zijkapel van de kloosterkapel in het Moederhuis werden herbegraven.
Het zaligverklaringsproces Op 2 februari 1953 werd haar zaligverklaringproces in het bisdom Roermond ingeleid. In een vierjarig proces werden al haar geschriften verzameld. Ze had meer dan 3.000 brieven geschreven en vele andere schriftelijke zaken nagelaten. In oktober 1957 werden de documenten naar Rome gebracht, naar de Congregatie voor Zalig- en Heiligverklaringen. In 1972 werden haar geschriften goedgekeurd. Vervolgens werd haar leven op grond van getuigenverklaringen en schriftelijke documenten onderzocht op de heroïsche deugden. Sinds 1973 was pater Simeone als generaalpostulant van de Karmel OCD verantwoordelijk voor de voortgang van het proces. Na zijn emeritaat in 1997 nam pater Bonifatius Honings OCD deze taak van hem over. De zogeheten 'Positio', een groot dik boek waarin het hele proces beschreven wordt, werd in 1981 gedrukt. Daarbij werd het bezwaar gemaakt dat het leven van de Dienares Gods niet zonder leemten was weergegeven en daarom een aanvulling verlangde. Dit duurde wederom tien jaar, omdat documenten verzameld moesten worden die in archieven over de hele wereld bewaard werden. Dr. Kracht van het aartsbisdom Keulen was de zusters zeer behulpzaam om een volledige levensbeschrijving van de stichteres te maken. In 1992 werd de aanvullende
positio gedrukt. Vervolgens bleef het proces rusten, totdat een wonder zou geschieden, dat door artsen zou worden bevestigd. Wonder Er waren inmiddels al vele gebedsverhoringen en ook wonderbare genezingen, maar het ontbrak daarbij nog aan degelijke doktersverklaringen. Uiteindelijk gebeurde op 16 december 1996 het wonder, dat het zaligverklaringproces verder bracht. Mevrouw Pieters-Maas uit Heerlen leed al meer dan 25 jaar aan een voetschimmelziekte, die zeer pijnlijk was en waardoor ze maar moeilijk kon lopen. Ze had al talloze artsen bezocht, maar niemand kon haar helpen. Pater Honings kende het echtpaar Pieters goed, omdat ze regelmatig aan bezinningsdagen in Sittard deelnamen. Hij was het die hun aanraadde een noveen (= negendaags gebed) te bidden ter ere van de stichteres van de Sittardse zusters. En de twee echtelieden deden dat gezamenlijk. Na twee novenen was er nog altijd geen genezing bespeurbaar en dus begonnen ze aan een derde noveen. Tijdens die derde noveen hield de pijn daadwerkelijk plotseling op en mevrouw Pieters kon weer zonder problemen lopen. Dit voorval werd als 'wonderbare genezing' onderzocht, eerst in het bisdom Roermond en vervolgens in Rome en als zodanig erkend. Het zaligverklaringproces werd weer opgepakt en op 20 december 2002 werd het decreet over de heroïsche deugden feestelijk in Rome uitgesproken door paus Johannnes Paulus II. De ziekte en de dood van deze paus leidden echter tot vertraging. En vervolgens werd ook de procedure gewijzigd. Geen zaligverklaringen meer door de paus zelf, maar door een gedelegeerde vertegenwoordiger van hem en bovendien in de desbetreffende bisdommen. Na de bekrachtiging van het wonderdecreet werd de datum voor de zaligverklaring met bisschop Frans Wiertz van Roermond vastgesteld op 13 mei 2006. De zaligverklaring De zaligverklaring is de eerste stap op weg naar een heiligverklaring. Hiermee geeft de Kerk toestemming tot openlijke verering van een persoon in de lokale Kerk, binnen de congregatie waarmee zij verbonden was en op andere plekken waar daartoe toestemming is gegeven. Let op het verschil: een heilige wordt vereerd in de liturgie in de wereldkerk, maar een zalige mag uitsluitend in bepaalde plaatsen vereerd worden. Een wonder is een buitengewoon feit, dat wetenschappelijk onverklaarbaar is en in een zaligverklaringproces direct aan de voorspraak van de Dienaar God toegewezen wordt. Deze wonderen zijn gewoonlijk onverklaarbare genezingen, omdat deze eenvoudiger te documenteren zijn. Wonderen en gebedsverhoringen die na een gebed tot een Dienaar God gebeurd zijn, dienen als bewijs dat God zelf de oorsprong van de roep tot heiligheid van de betreffende persoon is. Met de feestelijke zaligverklaring, verklaart de Kerk dat: 1) het leven van Moeder Maria Teresa voorbeeldig was - niet alleen voor haar zusters, maar ook voor een verdere kring van personen - bovenal haar liefde tot God en naastenliefde betreffend; 2) zij als voorspreekster openlijk aangeroepen mag worden en de mensen er op mogen vertrouwen dat God hun gebeden hoort en verhoort. Deze feestelijke zaligverklaring vindt op zaterdag 13 mei 2006 plaats in de SintChristoffelkathedraal te Roermond, tijdens een eucharistieviering die om 11.00 uur begint. Hoofdcelebrant is Saraiva Kardinaal Martins, prefect van de Vaticaanse congregatie voor
Zalig- en Heiligverklaringen. Tussen het Kyrie en Gloria zal bisschop Wiertz het officiële verzoek doen aan deze vertegenwoordiger van de paus om Moeder Maria-Teresa zalig te verklaren. Deze spreekt vervolgens in naam van de Kerk de zaligverklaring uit. Daarna wordt een afbeelding van de nieuwe zalige onthuld. De nieuwe zalige In hoeverre kan de nieuwe zalige voor ons allen een voorbeeld zijn en is zij actueel? Haar leven is getekend door een drievoudige liefde: tot de Kerk, tot de Karmel en tot het kruis. 1) Liefde tot de Kerk: In een tijd waarin de herders van de Kerk harde kritiek te verduren hebben, zegt de nieuwe zalige tot ons, dat wij in hen God zelf zullen kunnen zien en horen: "De stem van een bisschop is de stem van God". De zorg om de priesters en het gebed tot hun heiliging heeft zij aan de zusters nagelaten. 2) Liefde tot de Karmel: Moeder Maria-Teresa was een begeesterde 'dochter' van de heilige Teresia van Avila, die zij als de "meest wijze Lerares" betitelde. Ze volgde haar niet alleen in geestelijke zaken, maar ook in het praktische, waaronder de kloosterstichtingen. 3) Liefde tot het kruis: Ziekte en lijden worden graag verdrongen. Maar niet in het leven van de nieuwe zalige. Ze zag in elk lijden een bewijs van de Liefde Gods. Ze kon daarmee gelijk worden aan de gekruisigde Jezus. Ze wist van de waarde van het lijden, dat uit liefde tot God gedragen wordt, en maakte het vruchtbaar voor de Kerk en de wereld. Moeder Maria- Teresa was ook een echte pionier in de opvoeding van kinderen. Reeds honderd jaar geleden voerde zij in de St. Jozefhuizen het familiesysteem in. Dat betekende toentertijd: niet meer dan 16 kinderen met één zuster en een medewerker in één groep, waarbij de zusters zo goed als mogelijk de opvoeding in de familie vervingen. De zuster was er 24 uur per dag voor de kinderen; alleen bij de gebedstijden werd zij vervangen. MariaTeresa stichtte ongeveer 50 kindertehuizen in meerdere landen in Europa en Amerika. In Nederland was de eerste stichting in Sittard, in Limburg, waar zij in 1898 op advies van een pater redemptorist uit Roermond naar toe trok. Dit huis is tegenwoordig het generale moederhuis van de hele congregatie. Verdere kindertehuizen ontstonden bij leven van de stichteres in Tilburg, Leiden, Amsterdam en Bloemendaal en later in Vogelenzang dat tot voor kort onderdak bood aan het priesterseminarie van het bisdom Haarlem. Overigens stamden de voorouders van Anna Maria Tauscher van moederszijde uit Haarlem. Cornelius van den Bosch ging in 1720 naar Pruisen om in dienst van Friedrich Wilhelm I te treden. Hij was groot van postuur (1.88 meter) en ook met zijn handen zeer begaafd. Vandaar dat hij betrokken was bij de bouw van de Hollandse huizen in Potsdam. Zijn zoon Christiaan Lodewijk van den Bosch is de bouwer van de beroemde historische windmolen van Slot Sanssouci. Van haar voorvaderen erfde Moeder Maria-Teresa niet alleen het bouwmeestertalent, maar ook de liefde voor Nederland. Toen zij in 1898 in Nederland aankwam voelde zij zich er meteen thuis. Moeder Maria-Teresa praktiseerde honderd jaar geleden ook reeds wat men nu 'nieuwe evangelisatie' noemt. Toen heette dat huismissie. Ze zag de nood van de mensen, die zich van de sacramenten van de Kerk hadden afgekeerd en droeg haar zusters op om hen weer terug in de Kerk te brengen. Ook op het gebied van zielzorg voor buitenlanders was zij haar tijd ver vooruit. Zo waren het in Berlijn de Italianen die niet meer naar de kerk gingen, omdat het hun
ontbrak aan een H. Mis in hun eigen taal. Ze vond een Italiaans sprekende priester en nodigde de mensen uit voor de H. Mis in de Pappelallee, die snel overvol zat. Toen nog niemand van oecumene sprak, onderhield zij vriendelijke contacten met de mensen van andere geloofsovertuigingen. Ze deed werken van naastenliefde voor hen en nam ook graag van hún hulp aan. Zij zei: "Wij zijn toch allemaal kinderen van één hemelse Vader!" De Karmelitessen van het Goddelijk Hart van Jezus De zusters zetten het werk van de stichteres in 53 huizen voort, die zich in 16 landen in Europa, Amerika en Afrika bevinden. Ze verenigen het beschouwelijke contemplatieve gebed met het actieve apostolaat. Oorspronkelijk waren het bijna overal kindertehuizen en een aantal bejaardentehuizen. In de loop der tijd hebben zich de werkzaamheden verlegd naar de noodzaak van die tijd. De bejaarden- en verpleegtehuizen worden steeds noodzakelijker, terwijl het aantal kinderen dat in kindertehuizen opgroeit, steeds kleiner wordt. Het is de tendens om voor deze kinderen pleeggezinnen te zoeken. Wel stijgt echter de vraag naar plaatsen in kinderdagverblijven, waar de kinderen goed opgevangen worden terwijl de ouders werken. Een stijgende noodzaak kent de catechese die de zusters in de vorm van godsdienstonderricht aan scholen en voorbereiding op de Eerste Heilige Communie en het sacrament van het Vormsel in de parochies geven. In de missielanden wordt ook de lichamelijke nood geledigd door keukens voor kinderen en doktersbehandelingen voor arme mensen. Maar bij al deze werkzaamheden gaat het erom de ziel van de mensen dichter bij God te brengen en deze activiteit wordt met gebed ondersteund. Zo worden vele mensen in heel de wereld bereikt. Op 1 februari 2006 telde de congregatie 423 geprofeste zusters en 29 novicen die in Kroatië, de Verenigde Staten, Brazilie en Nicaragua opgeleid worden. De gemiddelde leeftijd ligt wereldwijd zo ongeveer tussen 56 en 65 jaar. De aanwezigheid van de Karmelitessen DCJ in de wereld van vandaag Generale Moederhuis Sittard (NL) gesticht door de stichteres in 1898, sinds 1922 moederhuis van de congregatie en tegenwoordig Generalaat, Noviciaat, verzorgingshuis voor de zieke zusters en bezinningshuis 'Regina Carmeli'. IJsland (1) Filiaal van het Moederhuis in Sittard; op 23 mei 2001 gesticht in Akureyri. Nederland (1) In 1945 werd het kindertehuis van Haarlem overgeheveld naar Vogelenzang; sinds 1980 bezinningshuis, tot voor kort ook het onderkomen van het grootseminarie van het bisdom Haarlem; momenteel worden de leegstaande gebouwen aan een andere zustergemeenschap verhuurd. Duitsland (6) Berlin-Pappelallee: Eerste huis van de congregatie, door de stichteres zelf in 1891 begonnen, eerst als kindertehuis, later als vormingscentrum van verschillende bisdommen in de DDRtijd met daarbij een kinderdagverblijf, opleidingscentrum voor kleuterleidsters en bejaardentehuis; tegenwoordig verpleegtehuis.
Neuss: Gesticht in 1918; tot de Tweede Wereldoorlog kindertehuis, daarna bejaardentehuis. München: Gesticht in 1921 door de stichteres als kindertehuis; tegenwoordig slechts één groep intern en 120 kinderen in het dagverblijf. Kreuth: Gesticht in 1968 als vakantiehuis voor de kinderen van München; tegenwoordig vakantiehuis en sanatorium. Halberstadt: In 1920 werd met toestemming van de stichteres het oude Dominicanenklooster als kindertehuis ingericht; tegenwoordig tehuis voor gehandicapte kinderen en kinderdagverblijf. Ludwigsburg-Hoheneck: Gesticht in 1930 als kindertehuis; tegenwoordig rusthuis voor ouderen en met verschillende geestelijke programma's. Hongarije (1) Alle huizen van de Karmel DCJ die sinds 1907 in Hongarije werden gesticht, werden in 1950 door de staat onteigend, terwijl de zusters hun habijt moesten afleggen en gedwongen werden het klooster te verlaten. Pas in 1989 werd in Hongarije het religieuze leven weer toegestaan, waardoor de zusters op 15 oktober in Berhida konden terugkeren; na nieuwbouw werd op 25 maart 1993 in Gyenesdias een nieuw klooster ingezegend. Eén jonge Hongaarse zuster werkt momenteel in een kinderdagverblijf. Oostenrijk (1) Het huis in Wenen werd gesticht in 1911 door de stichteres als kindertehuis en was van 1922 tot 1928 tevens noviciaat; in 1939 werden de kinderen bij de zusters weggenomen door de nazi's waarna tot 1942 vervolgde Joden werden opgenomen; na de oorlog bejaardentehuis tot op heden en in de toekomst tevens kinderdagverblijf. Zie ook: www.jozefs-heim.at Italië (4) Rocca di Papa: Gesticht in 1904 door de stichteres zelf; eerste moederhuis van de Karmel DCJ; in 1915 onteigend als Duits eigendom; vervolgens kindertehuis en sinds 2002 tevens ook kinderdagverblijf. Cremona: Eerste huis in Italië, gesticht in 1903 door de stichteres zelf; tot 1983 kindertehuis, tegenwoordig bejaardentehuis. Rome: In 1944 als toevluchtsoord voor de zusters en kinderen van Rocca di Papa gesticht op de Monte Mario; in 1954 verhuisd naar het nieuwe kindertehuis dat in de Via Trionfale gebouwd werd; sinds 1955 voornamelijk in gebruik voor opvang van pelgrims; zie ook: www.villamontemario.com. Clusone: Aanvankelijk vakantiehuis voor de kinderen van Cremona; ingezegend op 19 juni 1952; wordt momenteel verbouwd tot vakantiewoningen. Kroatië (10) Zagreb: In 1917 door zuster Maria-Teresa van de heilige Petrus uit Tirol begonnen, toen Moeder-Stichteres Maria-Teresa van de heilige Jozef in Amerika was; in 1925 werd het huidige kindertehuis gekocht en tegenwoordig is het een tehuis voor intern en extern wonende kinderen; in 2001 werd het gerenoveerd tot retraitehuis, Provincialaat en Noviciaat. Leskovac: Door zuster Maria-Teresa van de heilige Petrus in 1920 gesticht; kindertehuis, kinderdagverblijf, catechese in de scholen. Prislin-Poredje: Gesticht in 1940. Punat: Gesticht in 1960. Belica: Inwijding 1968 Slavonski Brod: Gesticht in 1969 Strmec: Sinds 1974
Split: Gesticht in 1979 Gabela Polje (bij Medjugorje): Gesticht 1991 Bibinje Canada (4) Mississauga: Gesticht in 1952 Toronto: Gesticht door de stichteres in 1913 St. Catharines: Het in 1914 door de stichteres in Merriton gestichte huis verhuisde in 1920 naar St. Catharines. Medicine Hat: Gesticht in 1951 Verenigde Staten (10 huizen; 3 provincialaten); zie: www.carmelitedcj.org/html Milwaukee-Wauwatosa: in 1916 gesticht door de stichteres; Provincialaat voor USA-Noord; huidige activiteit: tehuis voor in straf gevallen jongeren Kenosha: In 1917 door de stichteres gesticht; eerste bejaardentehuis van de orde. East-Chicago: In 1913 door de stichteres gesticht; opvanghuis voor meisjes en voor baby's die door de politie binnengebracht worden. Grand Rapids: In 1951 gesticht. Kirkwood: In 1935 gesticht; Provincialaat voor USA-Midden. Owensboro: Gesticht in 1952. La Mesa: Gesticht in 1938. San Antonio: Gesticht in 1918. Corpus Christi: Gesticht in 1924. Nicaragua (5) Managua: Gesticht in 1979 San Marcos Tipitana: Sinds 1995 Bluefields: Sinds 1965 Puerto Cabezas: Eerste stichting in Nicaragua in 1947; omdat de zee het land dreigde te overspoelen, in 1978 door de zusters verlaten; door de Sandinisten als gevangenis gebruikt, waar de gevangenen gemarteld werden; toen aldaar een zuster verscheen, werden de soldaten bang en vertrokken; het bisdom renoveerde het gebouw en gaf de grond aan de zusters terug (de zee was geen gevaar meer) en de zusters keerden er op 4 december 2002 terug. Venezuela (1) Maracaibo: Gesticht in 1982. Brazilië (5) Jacarei: Gesticht in 1985 vanuit de Kroatische provincie. São José dos Campos: Gesticht in 1989. Palhoca: Noviciaat, gesticht in 1992. Ubatuba: Gesticht op 14 december 2001. Itaúna: Gesticht op 14 december 2002. Afrika (2) Tibati (Kameroen): Eerste stichting in Afrika, vanuit Sittardse Moederhuis, 22 januari 1995. Umuozu (Nigeria): Gesticht op 16 juli 2002. El Salvador
Op 1 januari 2005 begonnen met drie zusters, die het retraitehuis van de paters karmelieten beheren. Rusland: Jongste stichting van de congregatie, in augustus 2005 in Taganrog , nabij de stad Rostock. Bron: Dienst Pers en Communicatie van het bisdom Roermond. Kijk voor meer informatie ook op www.carmeldcj.nl.