BINDEND ADVIES Uitgebracht aan ANWB en Delta Lloyd $chadeverzekering Inzake het recht dat van toepassing is op de schadeafwikkeling van het verkeersongeval betreffende bet gezin X, Mayen-Koblenz (D) 28 juni 1998
Inleiding Bij brief van 21 januari 2009 (waarvan kopie als bijlage aan dit bindend advies is gehecht), met bijlagen, van Mr J. de Wit, senior medewerker schadebehandeling van de afdeling Rechtshulp van de ANWB, is ondergetekende door, enerzijds, de ANWB BV hierna ANWB - en, anderzijds, Delta Lloyd Schadeverzekering NV - hierna Delta Lloyd verzocht een beide partijen bindende uitspraak te doen over de vraag welk recht van toepassing is op de schadeafwikkeling inzake bovengenoemd verkeersongeval. De overeenkomst tussen par~ijen is neergelegd in een briefwisseling (brieven van Delta Lloyd d.d. 20 oktober 2005, 28 september 2007, 11 juni 2008 en 3 juli 2008, respectievelijk van ANWB d.d. 18 april 2006 en 27 juni 2008), die als bijlage bij de genoemde brief is gevoegd. In deze briefwisseling hebben partijen ook hun standpunt inzake het toepasselijk recht kenbaar gemaakt en toegelicht. Ten slotte omvatten de bijlagen het als "volledig" omschreven proces-verbaal met foto’s van het ongeval. De feiten De veer dit advies relevante feiten zijn in de genoemde brief als volgt omschreven: "Op 28 juni 1998 vend er in Duitsland een zeer ernstig verkeersongeval plaats. De bestuurder van een Nederlands gekentekend voertuig verleende geen voorrang aan een Duits voertuig. Van de inzittenden van bet Nederlandse voertuig kwamen er 2 om het leven en 3 anderen raakten zwaar gewond. De WA-verzekeraar van bet Nederlandse voertuig, Delta Lloyd heeft aansprakelijkheid erkend en ix bereid tot regeling van de schade van de slachtoffers. Er is evenwel discussie ontstaan over de vraag welk recht, Duits of Nederlands, van toepassing is op de schadeafwikkeling. "
Uit de stukken blijkt verder dat de inzittenden van het voertuig (persenenauto) met Nederlands kenteken bestond uit het volledige gezin X waarvan de op dat moment 37 jaar oude echtgenoot/vader, tevens bestuurder, en een 7 jaar oude zoen bij het ongeval om het leven zijn gekomen, en de 36-jarige echtgenote/moeder, gezeten naast de bestuurder en twee zonen, destijds 8 resp. 10 jaar oud, zwaar gewond raakten. Alle inzittenden hadden de Nederlandse nationaliteit en waren woonachtig te B. in Nederland. Het voertuig (bus) met Duits kenteken werd bestuurd door Y, ten tijde van het ongeval 61 jaar oud, van Duitse nationaliteit. Houder/eigenaar van de bus was de firma Z, gevestigd te G. in de Duitse Bondsrepubliek.
2
De vraagstelling De te beantwoorden vraag is door par~ijen als volgt geformuleerd: "Welk recht acht u in de onderhavige kwestie van toepassing voor de afwikkeling van de schade gelet op de omstandigheden en toedracht van her ongeval, met in achtneming van de nationale en internationale wet- en regelgeving? " De stellingen van partijen De ANWB stelt zich op het standpunt dat de schade dient te worden afgewikkeld volgens Duits recht; Delta Lloyd daarentegen betoogt dat Nederlands recht van toepassing is. Ter toelichting van haar stelling wijst Delta Lloyd erop dat "zowel de dader als de slachtoffers uit hetzelfde land komen, bij elkaar in de auto zaten en nota bene uit hetzelfde gezin komen (vader vs. zoon)". Noch de plaats van de aanrijding (Duitsland), noch de betrokkenheid van her Duitse voertuig leggen gewicht in de schaah "het gaat om de nationaliteit van de dader en de nationaliteit van het slachtoffer", en op de onderlinge verhoudingen is Nederlands recht van toepassing. "Bovendien doen alle gevolgen van het ongeval zich gelden in Nederland en behoren zodoende tot de rechtssfeer van Nederland (Zie Hof Den Haag: 10.06.1955, NJ 1955 -615)". Delta Lloyd stelt - primair - dat het Haags Verkeersongevallenverdrag van 4 mei 1971 in dit geval niet van toepassing is: weliswaar is Nederland partij bij dit verdrag, maar Duitsland is dit niet. Het verdrag heeft daarom geen werking "tussen de voertuigen", en bij gevolg ook niet op de inzit~enden van de personenauto. AIs al - subsidiair - wordt aangenomen dat het Verdrag wel van toepassing is, moet de Duitse betrokkene worden "weggedacht": deze had immers geen schuld aan het ongeval. De regel van artikel 4 aanhef en onder a) leidt tot toepassing van het Nederlandse recht. In elk geval is, zelfs al zou de vraag van de onrechtmatigheid naar Duits recht moeten worden beantwoord, op de vraag van de schadevergoeding Nederlands recht van toepassing. Ten slotte, zelfs als met een beroep op de lex loci delicti Duits recht in beginsel op de aansprakelijkheid 6n de omvang van de schade van toepassing zou zijn, dan hog zou, als uitzondering daarop, op de schadeloosstelling Nederlands recht van toepassing zijn. Dit volgt uit het COVA-arrest van de HR van 19 november 1993, NJ 1994, 662, nader gecodificeerd in artikel 3 lid 3 van de Wet Conflictenrecht Onrechtmatige Daad van 1 juli 2001. De ANWB betoogt dat in dit geval de hoofdregel van het Haags Verkeersongevallenverdrag, arLikel 3, van toepassing is, het recht van de plaats van het ongeval. De uitzonderingen van artikel 4 doen zich hier niet voor: er is geen sprake van een eenzijdig ongeval, waarbij slechts ~n voertuig is betrokken (lid a), noch van twee voertuigen die in dezelfde Staat geregistreerd zijn (lid b). Het Duitse voertuig kan niet worden "weggedacht", ook al is de bestuurder niet aansprakelijk. Het felt dat de aanrijding plaats had in een Staat die geen partij bij het Verdrag is, met een voertuig dat eveneens in die Staat is geregistreerd, is niet van belang, aangezien artikel 11 van het Verdrag "universele werking" heeft. Partijen zijn het erover eens dat uitsluitend de bestuurder van het voertuig met Nederlands kenteken (volledig) aansprakelijk is voor het ongeval. De vraag welk recht op de aansprakelijkheid van toepassing is niet ter beslissing voorgelegd!.
10verigens zal uit her hiernavolgende blijken dat eenzelfde recht de aansprakelijkheid en de schade (vergoeding) beheerst.
3
Overwegingen 1. Het toepasselijke internationaal privaatrecht
Partijen verschillen weliswaar van mening over de vraag welk materieel recht - Duits of Nederlands recht - moet worden toegepast, maar beiden gaan uit van de toepasselijkheid van her Nederlandse internationaal privaatrecht, meer specifiek van het Nederlandse conflicten-, collisie- of verwijzingsrecht, dat aanwijst of het interne Duitse of Nederlandse recht van toepassing is. Er is geen grond, mede in aanmerking genomen de in Nederland gelegen gewone verblijfplaats van de aangezochte bindend adviseur, van dit uitgangspunt af te wijken. Opmerking daarbij verdient nog, dat, zou het tot een procedure komen, de slachtoffers de in Nederland gevestigde verzekeraar, krachtens artikel 8 van de Verordening (EG) nr 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betrefffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Verordening, "Brussel I" ), zouden kunnen oproepen voor de Nederlandse rechter. Deze rechter zou dan het Nederlandse verwijzingsrecht toepassen. Het toepasselijke recht zal daarom langs de weg van het Nederlandse internationaal privaatrecht moeten worden opgespoord. Zoals zal blijken (zie hieronder 3-4) is voor deze zaak beslissend artikel 3 van het Haags Verkeersongevallenverdrag. Gelet op de uiteenlopende stellingen van partijen met betrekking tot de toepasselijkheid van dit Verdrag zal dit advies echter, onder 2, kort ingaan op het Nederlandse conflictenrecht inzake de onrechtmatige daad in het algemeen.
2. Bronnen van Nederlands conflictenrecht: de onrechtmatige daad in het algemeen 2.1. Het recht dat van toepassing is op de onrechtmatige daad in het algemeen: ongeschreven recht "Vanouds wordt naar Nederlands conflictenrecht een vordering uit onrechtmatige daad beheerst door het recht van het land waar de onrechtmatige daad heeft plaatsgevonden, de lex loci delicti. Dit recht beheerst zowel de vraag of de gedraging als onrechtmatig kan worden aangemerkt, als de vragen naar het causaal verband tussen feit en schade, de omvang en modaliteiten van de schadevergoeding, de kring van aansprakelijke personen enz. Het primaat van deze - ongeschreven - verwijzingsregel is door de Hoge Raad bevestigd in zijn uitspraak van 19 november 1993, NJ 1994, 622 (COVA). Tegelijk heeft de HR daarbij, zoals Delta Lloyd heeft opgemerkt, een uitzondering gemaakt voor de gevolgen van de onrechtmatige daad, namelijk "ingeval beide partijen zijn gevestigd in een ander land dan waar de onrechtmatige daad is gepleegd en de rechtsgevolgen van de daad zich geheel in dat andere land afspelen." 2.2. Het recht dat van toepassing is op de onrechtmatige daad in het algemeen: Wet Conflictenrecht Onrechtmatige Daad en Verordening Rome II
De ongeschreven hoofdregel - lex loci delicU - en de uitzondering die de HR daarop heeff gemaakt hebben een wettelijke basis en precisering gevonden in de Wet Conflictenrecht Onrechtmatige Daad (WCOD) van 11 april 2001, S.190, in werking getreden op 1 juni 2001 (derhalve n~ het onderhavige ongeval; de wet bevat 2 L. Strikwerda, Inleiding tot her Nederlandse internationaal privaatrecht (negende druk, 2008) p. 178.
4
overigens geen bepaling van overgangsrecht). Volgens artikel 3 lid 3 van deze wet wordt de lex loci delicti (zowel met betrekking tot de onrechtmatigheidsvraag als de vraag van de schadevergoeding) vervangen door het recht van het gevolgenland "indien dader en benadeelde in dezelfde Staat hun gewone verblijfplaats onderscheidenlijk plaats van vestiging hebben." De WCOD kent niet een afzonderiijke verwijzingsregel voor internationale verkeersongevallen. Intussen heeft deze wet met ingang van 11 januari 2009 plaats moeten maken voor de Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen ("Rome II"). Artikel 4 van deze communautaire Verordening stelt als hoofdregel (lid 1), dat op een onrechtmatige daad van toepassing is "het recht van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeu~enis zich heef~ voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen;" bepaalt dan (lid 2), analoog aan artikel 3 lid 3 WCOD: "Indien evenwel degene wiens aansprakelijkheid in her geding is, en degene die schade lijdt, beiden hun gewone verblijfplaats in hetzelfde land hebben op her tijdstip waarop de schade zich voordoet, is het recht van dat land van toepassing"; en maakt ten slotte (lid 3) een uitzondering voor gevallen waarin "uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de onrechtmatige daad een kennelijk nauwere band heeft met een ander dan her in de leden 1 en 2 bedoelde land", in welk geval her recht van dat andere land van toepassing is. Evenmin als de WCOD kent de Verordening een specifieke bepaling voor internationale verkeersongevallen. Overigens is "Rome II" alleen van toepassing op schadeveroorzakende gebeurtenissen die zich voordoen (of hebben voorgedaan) n~ 20 augustus 20073. 3. Het recht dat van toepassing is op verkeersongevallen: Haags Verkeersongevallenverdrag 1971 Het recht dat ingevolge het Nederlandse (en nu ook communautaire) conflictenrecht van toepassing is op de onrechtmatige daad in het algemeen is echter - nog daargelaten de hiervoor aangestipte aspecten van inter-temporeel of overgangsrecht - niet beslissend voor de te beantwoorden vraag. In het bijzonder voor twee categorie~n onrechtmatige darien gelden namelijk afzonderlijke verwijzingsregels: de aansprakelijkheid voor verkeersongevallen en de productaansprakelijkheid. Beide worden beheerst door verdragen waarbij Nederland partij is. Voor deze casus is van belang het Haags Verdrag inzake de wet welke van toepassing is op verkeerongevallen op de weg van 4 mei 1971, Trb.1971 nr.118, voor Nederland in werking getreden op 30 december 19784. Een tweetal kenmerken van deze regeling verdienen bijzondere aandacht. 3.1. Internationaal verdrag Het Haags Verkeersongevallenverdrag is een internationaal verdrag, waarvan de Grondwet de werking in de Nederlandse rechtsorde bepaalt. De verdragsbepalingen, die naar hun inhoud een ieder kunnen verbinden, hebben, na hun bekendmaking, verbindende kracht (artikel 93 GW). En: "binnen het Koninkrijk geldende wettelijke 3 Uit her samenspel van de Artikelen 31 en 32 volgt dat de Verordening, hoogst uitzonderlijk, een - beperkte terugwerkende kracht heeft: vanaf 11 januari 2009 dient de Verordening te worden toegepast op schadeveroo~akende gebeurtenissen die zich vanaf de officiele inwerkingtreding op 20 augustus 2007. Zie over deze merkwaardigheid, onder meer, M.Wilderspin, "The Rome II Regulation; Some policy observations," NIPR 2008, all.4, 408-413 (p.412); J.Meeusen, "Rome II: nieuw Europees conflictenrecht voor niet-contractuele verbintenissen", in Tijdschrift voor Belgisch Handelsrecht/Revue de droit commercial beige 2008/6, pp. 471-481 (nrs 8-11). 4 Behalve het Koninkrijk der Nederlanden zijn ook de volgende Staten par~ij bij het Verdrag: Belarus, Belgie, Bosnia-Herzegovina, Frankrijk, Kroati~, Letland, Litouwen, Luxemburg, Macedonia, Montenegro, Oostenrijk, Polen, Servia, SIoveni~, SIowakije, Spanje, Tsjechi~, Zwitserland (stand 15 mei 2009). Dat deze landen bij het Verdrag pari:ij zijn, en andere landen niet, maakt voor de toepassing ervan geen verschi!, zie hierna 3.2. Universele werkingsomvang.
regels vinden geen toepassing, indien deze toepassing niet verenigbaar is met" deze bepalingen (artikel 94 GW). Deze voorrang geldt zowel ten opzichte van her ongeschreven als het geschreven recht. De voorrang van het Verdrag boven de wet wordt uitdrukkelijk ge~erbiedigd door de WCOD, die in artikel 2 lid 1 bepaalt: Deze wet laat onverlet het op 4 rnei 1971 te ’s-Gravenhage tot stand gekornen Verdrag inzake de wet die van toepassing is op verkeersongevallen op de weg (Trb. 1971, 118) en het op 2 oktober 1973 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de wet welke van toepassing is op de aansprakelijkheid wegens producten (Trb. 1974, 84). Ook "Rome II" eerbiedigt de gelding van het Verkeersongevallenverdrag (en het Productaansprakelijkheidverdrag) in die landen, waaronder Nederland, waar dit verdrag van toepassing is. Volgens artikel 31 laat de Verordening de toepassing "onverlet [...] van internationale overeenkomsten waarbij ~n of rneer lidstaten op her tijdstip van de vaststelling van de verordening partij zijn en die regels bevatten inzake het toepasselijke recht op niet-contractuele verbintenissen." 3.2. Universele werkingsomvang De bepalingen van het Verkeersongevallenverdrag treden, voor zover het rnateri~le toepassingsgebied van het Verdrag reikt (waarover hierna meer in 4.1.), in de plaats van het anders toepasselijke verwijzingsrecht. Zoals het door het Nederlandse (en her cornmunautaire) conflictenrecht aangewezen recht van toepassing is ongeacht bet conflictenrecht van andere Staten, zo bepaalt ook het Verkeersongevallenverdrag dat zijn bepalingen van toepassing zijn, "onafhankelijk van enig vereiste van wederkerigheid" en "zelfs indien de van toepassing zijnde wet niet die van een Verdragsluitende Staat is" (artikel 11)5. Dit betekent dat de verdragsbepalingen autonoom moeten worden toegepast, en dat het niet uitrnaakt of het aangewezen recht het recht van een Verdragsstaat of, zoals in het onderhavige geval, van een niet-Verdragsstaat is: waarop het aankomt zijn de verwijzingsregels zoals her Verdrag die formuleert6.
4. De toepassing van her Verkeersongevallenverdrag op her onderhavige ongeval Uit het voorgaande volgt, dat Delta Lloyd niet kan worden gevolgd in haar stelling dat her Verkeersongevallenverdrag buiten toepassing rnoet blijven orndat Duitsland niet bij her verdrag is aangesloten. Het feit dat Duitsland geen partij is bij het verdrag staat geheel los van de vraag of de verdragsbepalingen Nederlands of Duits recht als toepasselijk aanwijzen. Die vraag kan en moet aan de hand van de verdragsbepalingen zelf worden beantwoord. 4,1. Materi~le werkingsomvang Het verdrag is volgens zijn artikel 1 van toepassing op de "burgerrechtelijke, nietcontractuele aansprakelijkheid voor ongevatlen in het wegverkeer...", waarbij onder ongeval in het wegverkeer wordt verstaan "een ongeval waarbij een of rneer 5 Zie E.W.Ess~n, Rapport explicatif, No 3.3, in Conference de La Haye de droit international privY, Actes et Documents de la Onzi~me Session, Tome III, Accidents de la circulation routi~re, 1970, pp 200-220 (pp. 202 en 215) en voorts, onder meer, A.P.M.J.Vonken, Verkeersongevallen (Praktijkreeks IPR, deel 17), 1996, Nr 11; Onrechtmatige Daad IX (P.Vlas), aant. 45.3. 6 Dit is overigens niet een bijzonder kenmerk van her Verkeersongevallenverdrag. Men treft de universe~e werking als regel aan in de Haagse verdragen over toepasselijk recht vanaf het Haags Testamentsvormenverdrag van 1961, en in navolging van de Haagse verdragen, zowel in de meeste verdragen van andere internationale organisaties als in communautaire regelgeving (met inbegrip van "Rome II", zie artikel 3 daarvan).
6 gemotoriseerde voertuigen zijn betrokken en dat verband houdt met verkeer op de openbare weg...". De neutrale term "betrokkenheid" is gekozen om zowel het geval te dekken dat her voertuig een actieve, als het geval waarin her een passieve rol heeft gespeeld. Zo kan ook een geparkeerde auto bij her ongeval "betrokken" zijn; zelfs schade geleden door een reservewiel kan "betrokkenheid" opleveren met het voertuig dat het reservewiel hee~ verloren7, In het onderhavige ongeval waren beide voer~uigen, de Nederlandse personenauto en de Duitse bus, zonder twijfel bij het ongeval betrokken. 4.2. Temporele werkingsomvang De verdragsregeling, inwerking getreden op 30 december 1978, was op de datum van het ongeval (28 juni 1998) daarop van toepassing. Het verdrag geldt ook thans onverminderd (en een vraag van overgangsrecht doet zich dus niet voor). 4.3. Hoofdregeh lex loci delicti De hoofdregel van het verdrag (artikel 3) is, dat van toepassing is "de interne wet van de Staat op welks grondgebied het ongeval heeft plaats gevonden ". Dit is in dit geval het Duitse recht. Op de hoofdregel laat het verdrag laat het verdrag een aantal uitzonderingen toe. Over de toepasselijkheid van artikel 4 aanhef en onder a) verschillen par~ijen van mening en deze bepaling verdient dus bespreking (in confesso is dat de gevallen onder 4 b) of c) zich hier niet voordoen). Voorts zal nog artikel 10 (openbare orde) worden aangestipt. 4.4. Artikel 4 aanhef en sub a) toepasselijk? Delta Lloyd stelt dat in dit geval, nu het gaat om de aansprakelijkheid van de bestuurder van de personenauto ten aanzien van de inzittenden, het ervoor moet worden gehouden dat het geval bedoeld in artikel 4 a) zich voordoet, namelijk dat slechts ~n enkel voertuig bij het ongeval is betrokken, met als consequentie dat de aansprakelijkheid van de bestuurder beheerst wordt door het interne recht de Staat van inschrijving van de personen auto, derhalve Nederlands recht. ANWB bestrijdt dit standpunt. Hiervoor (onder 4.1.) werd het begrip "betrokkenheid" at genoemd in het verband van artikel 1, waarin het een neutrale betekenis heeft. Hetzelfde geldt, naar algemeen wordt aangenomen, voor artikel 4 aanhef a) en b)8. Her begrip betrokkenheid heeft hier een objectieve, niet door (vermoede) aansprakelijkheid, gekleurde betekenis. Zou dit anders zijn, dan zou een vicieuze cirkel ontstaan omdat de aansprakelijkheidsvraag z~lf beheerst wordt door her toepasselijke recht. Bijgevolg "is dus niet slechts ~n voertuig bij het ongeval betrokken, als onbetwist vaststaat, dat een ander (tweede) bij het ongeval aanwezig voertuig niet aansprakelijk is"9. Dit geval doet zich hier voor: de Duitse bus was, objectief, bij her ongeval betrokken, ook al zijn partijen her erover eens dat, subjectief, noch de bestuurder, noch de houder/eigenaar van de bus aansprakelijkheid treft. Artikel 4 aanhef en onder a) is derhalve niet van toepassing: de hoofdregel van artikel 3 geldt onverkort. Duits recht is van toepassing.
7 Zie E.W.Ess~n, op. cit., p.204, en voor het voorbeeld, OGH 19 november 1986, ZfRV 1987, 291. 8 Zie E.W.Ess~n, op. cit, p.207 en A.P.M.J.Vonken, Verkeersongevallen (Praktijkreeks IPR, deel 17), 1996, Nrs 55 e.v. 9 Vonken, Ibid. Nr 58.
4.5. Werkingsomvang van her toepasselijke recht
De werkingomvang van her op grond van artiket 3 toepasselijke, hier Duitse recht, wordt door artikel 8 nader gepreciseerd: dit recht bepaalt, onder meer, zowel de voorwaarden, omvang, gronden voor uitsluiting, beperking en verdeling van aansprakelijkheid, als her bestaan en de aard van letsel of te vergoeden schade en de wijze en omvang van de schadevergoeding. De verdragsregeting voorziet dus niet in d~pe#age (splitsing) van het toepasselijke recht1°. In het bijzonder is niet een uitzondering voorzien voor de gevolgen van her ongeval. De ratio van dit "eenheidsstatuut" is her bevorderen van de hanteerbaarheid van het verdragsstelsel door te voorzien in eenzelfde aanknoping van nauw met elkaar verbonden vragen van onrechtmatigheid, toerekenbaarheid, causaliteit, schade en aard en wijze van schadevergoeding. Het Duitse recht beheerst dus in dit geval alle rechtsgevolgen van het ongeval, 66k de schade en de aard en wijze van schadevergoeding. 4.6. Terzijdestelling van her toepasselijke recht op grond van de openbare orde? Artikel 10 bepaalt nog dat het volgens het Verdrag toepasselijke recht slechts terzijde kan worden gesteld als de toepassing ervan "kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde". Onder "openbare orde" verstaat men de beginselen, waarden en normen die als fundamenteel voor de eigen rechtsorde worden aangemerkt. Zij kunnen zich in extreme gevallen verzetten tegen toepassing van het aangewezen recht (vandaar de woorden "kennelijk onverenigbaar"). Men denke aan een conflict dat door toepassing van het vreemde recht zou kunnen ontstaan met de fundamentele rechten van de mens als erkend in de Nederlandse rechtsorde. Een dergelijk geval doer zich hier echter niet voor: het geschilpunt betreft een vermogensrechtelijke vraag waarbij de fundamentele beginselen van de Nederlandse rechtsorde niet in het geding zijn. In het bijzonder is de "gevolgenuitzondering" niet een regel van openbare orde, De openbare orde verzet zich dus niet tegen de toepassing van Duits recht. Beslissing De voorgelegde vraag dient derhalve als volgt te worden beantwoord: op de afwikkeling van de schade veroorzaakt door her ongeval van 28 juni 1998 is, op toepassing.
Den Haag, 18 mei 2009
~ Mr J.H.A. van Loon
10 Wel moet ingevolge artikel 7 in al]e gevallen met locale verkeersvoorschriften rekening worden gehouden. In bet onderhavige geval worden deze door hetzelfde recht beheerst dat de voorwaarden van de aansprakelijkheid en de aard en wijze van de schadevergoeding bepaalt.